KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begripsbepalingen
Hoofdstuk 2 Bouw- En Gebruiksregels
Artikel 2 Algemene Bouw- En Gebruiksregels
Artikel 3 Archeologie
Artikel 4 Vrijwaringzone
Artikel 5 Overige Regels
Hoofdstuk 3 Overgangs- En Slotregels
Artikel 6 Overgangsrecht Bouwen
Artikel 7 Overgangsrecht Gebruik
Artikel 8 Inwerkingtreding
Artikel 9 Citeertitel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 De Beheersverordening
1.2 Ligging Verordeningsgebied
1.3 Vigerende Plannen
1.4 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Beschrijving Bestaande Situatie
Hoofdstuk 3 Beleid
Hoofdstuk 4 Milieu- En Omgevingsaspecten
4.1 Inleiding
4.2 Milieuzonering
4.3 Geluid
4.4 Externe Veiligheid
4.5 Luchtkwaliteit
4.6 Bodem
4.7 Water
4.8 Archeologie En Cultuurhistorie
4.9 Ecologie
4.10 Kabels, Leidingen En Zones
Hoofdstuk 5 Juridische Toelichting
5.1 Inleiding
5.2 Keuze Voor Beheersverordening
5.3 Uitleg Van De Regeling
5.4 Werkinstructie
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
6.1 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
6.2 Grondexploitatie En Economische Uitvoerbaarheid
Bijlage 1 Bestemmingsplan Buitengebied - Voorschriften
Bijlage 2 Bestemmingsplan Buitengebied - Plankaarten
Bijlage 3 Herziening Bestemmingsplan Buitengebied 2004 - Voorschriften
Bijlage 4 Herziening Bestemmingsplan Buitengebied 2004 - Plankaarten
Bijlage 5 Bestemmingsplan Buitengebied Partiele Herziening 2011
Bijlage 6 Wijzigingsplannen Bestemmingsplan Buitengebied
Bijlage 1 Toelichting Bestemmingsplan Buitengebied 2004

Buitengebied Zuid West 2017

Beheersverordening - gemeente De Fryske Marren

Vastgesteld op 26-09-2017 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 verordening

de beheersverordening Buitengebied Zuid West 2017 van de gemeente De Fryske Marren;

1.2 verordeningsgebied

het gebied waarop deze verordening van toepassing is, vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1940.BVBUI17ZUIDWEST17-VA01 met bijbehorende bestanden;

1.3 beperkt kwetsbaar object

een beperkt kwetsbaar object als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen;

1.4 bestaand

  1. a. bestaand gebruik: het gebruik van de gronden en bouwwerken dat aanwezig is op het tijdstip van de vaststelling van de verordening of zoals dat kan worden gebruikt krachtens een verleende omgevingsvergunning voor het gebruik, daaronder valt niet het gebruik dat reeds in strijd was met het daarvoor geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan;
  2. b. bestaande bouwwerken: bouwwerken die op het tijdstip van de vaststelling van de verordening aanwezig zijn of nog kunnen worden gebouwd krachtens een verleende omgevingsvergunning voor het bouwen, daaronder valt niet de bebouwing die reeds in strijd was met het daarvoor geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan;
  3. c. bestaande afmetingen: afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van de verordening tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

1.5 geluidsgevoelige objecten

gebouwen welke dienen ter bewoning of andere geluidsgevoelige objecten of terreinen, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;

1.6 hogere grenswaarde

een bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, die hoger is dan de voorkeurgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;

1.7 kwetsbaar object

een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde voor het risico c.q. een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, die in acht genomen moet worden;

1.8 risicovolle inrichting

een inrichting, waarbij volgens het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde of richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;

1.9 voorgevel

de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie dan wel gelet op uitstraling ervan als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt;

1.10 voorgevelrooilijn

een denkbeeldige lijn die strak loopt langs de naar de openbare weg gekeerde gevel(s) van een hoofdgebouw voor zover op dat deel van de openbare weg voorgevels zijn gericht;

1.11 voorkeurgrenswaarde

de bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;

1.12 vuurwerkbedrijf

een bedrijf dat is gericht op de vervaardiging of assemblage van vuurwerk of de (detail)handel in vuurwerk, niet bedoeld periodieke verkoop in consumentenvuurwerk, c.q. de opslag van vuurwerk en/of de daarvoor benodigde stoffen.

Hoofdstuk 2 Bouw- En Gebruiksregels

Artikel 2 Algemene Bouw- En Gebruiksregels

In het verordeningsgebied gelden de volgende regels:

  1. a. ten aanzien van het gebruik, het bouwen en het uitvoeren van werken en werkzaamheden geldt:
    1. 1. de regeling zoals opgenomen in bijlage Bestemmingsplan Buitengebied -Voorschriften en de daarbij behorende kaarten zoals opgenomen in bijlage Bestemmingsplan Buitengebied - Plankaarten - met inachtneming van het bepaalde in lid c, d en e;
    2. 2. de regeling zoals opgenomen in bijlage Herziening Bestemmingsplan Buitengebied2004 - Voorschriften en de daarbij behorende kaarten zoals opgenomen in bijlage Herziening Bestemmingsplan Buitengebied 2004 - Plankaarten - met inachtneming van het bepaalde in lid c, d en e;
    3. 3. de regeling zoals opgenomen in bijlage Bestemmingsplan Buitengebied partieleherziening 2011 - met inachtneming van het bepaalde in lid c, d en e;
  2. b. in aanvulling op het bepaalde in lid a, voorzover het betreft een vastgesteld wijzigingsplan mogen de gronden en bouwwerken worden gebruikt in overeenstemming met de wijzigingsplannen, zoals opgenomen in bijlage Wijzigingsplannen bestemmingsplan Buitengebied met inachtneming van het bepaalde in lid c, d en e ;
  3. c. in afwijking van het bepaalde in lid a en b, voorzover het betreft in de artikelen van de bijlagen bij deze regels genoemde leden of artikelen waarin nadere eisen, wijzigingsbevoegdheden, strafbepalingen, overgangsrecht en slotbepalingen zijn opgenomen, zijn deze niet van toepassing;
  4. d. in afwijking van het bepaalde in lid a en b, zijn uitsluitend bestaande risicovolle inrichtingen en vuurwerkbedrijven toegestaan;
  5. e. in afwijking van het bestaande in lid a en b, mag de afstand tussen geluidsgevoeligeobjecten en zoneplichtige wegen niet worden verkleind;
  6. f. in aanvulling op het bepaalde in lid a en b geldt, voor zover het bestaande gebruik (bouwen en gebruik) afwijkt van hetgeen in lid a en b is geregeld, het volgende:
    1. 1. de in het verordeningsgebied gelegen gronden en bestaande bouwwerken mogen worden gebruikt overeenkomstig het bestaande gebruik;
    2. 2. bestaande bouwwerken mogen worden vervangen door bouwwerken van dezelfde afmetingen en op dezelfde locatie;
  7. g. daar waar in de bijlagen bij deze regels 'aanlegvergunning of aanlegvergunningen' staat wordt gelezen: 'omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden';
  8. h. daar waar in de bijlagen bij deze regels 'vrijstelling verlenen' staat wordt gelezen: 'afwijken';
  9. i. daar waar in de bijlagen bij deze regels 'vrijstelling' staat wordt gelezen: 'afwijking'.

Artikel 3 Archeologie

Ter plaatse van het besluitvlak 'Archeologie' gelden de volgende regels:

3.1 Bouwregels

3.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 4 Vrijwaringzone

Ter plaatse van het besluitvlak 'Vrijwaringzone' gelden de volgende regels:

4.1 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde in artikel 2 mogen op/in deze gronden geen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan ten behoeve van de waterkering worden gebouwd.

4.2 Afwijken van de bouwregels

Er kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in lid 4.1 in die zin dat gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan ten behoeve van de waterkering worden gebouwd, mits:

  1. a. vooraf advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de waterkering;
  2. b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de bescherming, ophoging, verbreding en verbetering van het doelmatig en veilig functioneren van de nabijgelegen waterkering.

Artikel 5 Overige Regels

5.1 Voldoende parkeergelegenheid

  1. a. Een bouwwerk, waarvan een behoefte aan parkeergelegenheid wordt verwacht, kan niet worden gebouwd wanneer op het bouwperceel of in de omgeving daarvan niet in voldoende parkeergelegenheid is voorzien en in stand wordt gehouden.
  2. b. Bij een omgevingsvergunning wordt aan de hand van de op dat moment van toepassing zijnde CROW-normen bepaald of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid.
  3. c. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in sub a en worden toegestaan dat in minder dan voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien, mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie en dit niet leidt tot onevenredige parkeeroverlast in de omgeving.


Hoofdstuk 3 Overgangs- En Slotregels

Artikel 6 Overgangsrecht Bouwen

  1. a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in sub a met maximaal 10%.
  3. c. Het bepaalde in sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

Artikel 7 Overgangsrecht Gebruik

  1. a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. b. Het is verboden het met de beheersverordening strijdige gebruik, bedoeld in sub a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met de beheersverordening strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. c. Indien het gebruik, bedoeld in sub a, na het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. d. Het bepaalde in sub a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 8 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag na bekendmaking van het raadsbesluit.

Artikel 9 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als:

Beheersverordening Buitengebied Zuid West 2017

van de gemeente De Fryske Marren

Behorend bij het besluit van 26 september 2017.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 De Beheersverordening

De gemeente De Fryske Marren is bezig de geldende bestemmingsplannen te actualiseren. Een deel van de bestemmingsplannen is nog niet geactualiseerd, waaronder de bestemmingsplannen voor het buitengebied in het zuidwesten van de gemeente (het buitengebied van de voormalige gemeente Gaasterlân-Sleat).

De geldende bestemmingsplannen voor dit gebied zijn ouder dan 10 jaar. De gemeente is daarom bezig met de voorbereiding van het opstellen van een nieuw plan voor het buitengebied. Vooruitlopend op de Omgevingswet wordt gekozen voor het opstellen van een 'bestemmingsplan met verbrede reikwijdte' in de zin van de Crisis- en Herstelwet. Het opstellen van een 'bestemmingsplan met verbrede reikwijdte' vergt meer voorbereidingstijd dan een traditioneel bestemmingsplan in de zin van de Wet ruimtelijke ordening (Wro). Daardoor zou in dit geval niet aan de actualisatieverplichting van de wet kunnen worden voldaan, mede omdat het geldende bestemmingsplan niet op de website www.ruimtelijkeplannen.nl is gepubliceerd. Ter overbrugging wordt daarom de voorliggende beheersverordening opgesteld.

Dit instrument leent zich voor situaties waarbij redelijkerwijs geen ruimtelijke ontwikkelingen kunnen worden voorzien of waarbij onduidelijk is op welke termijn ruimtelijke relevante ontwikkelingen verwacht kunnen worden. Voor die situaties legt een beheersverordening de ruimtelijke mogelijkheden uit de vigerende bestemmingsplannen vast en blijven ook alle legale situaties toegestaan die van die vigerende plannen afwijken.

Gelet op de uitgangspunten dat:

  • er op korte termijn geen ruimtelijke relevante ontwikkelingen worden voorzien (die nog niet zijn geregeld in de vigerende bestemmingsplannen);
  • de fysieke en functionele structuur van het gebied behouden blijft;
  • de vigerende regelingen afdoende ruimte bieden voor kleinschalige ontwikkelingen op perceelsniveau;

kiest de gemeente voor het instrument 'beheersverordening' voor het buitengebied van de voormalige gemeente Gaasterlân-Sleat om aan de actualiseringsplicht en digitaliseringsplicht uit de Wro te voldoen. Een nadere toelichting op het instrument 'beheersverordening' en de keuze hiervoor is opgenomen in hoofdstuk 5.

1.2 Ligging Verordeningsgebied

Het volgende figuur geeft de begrenzing van het verordeningsgebied aan. De begrenzing komt grotendeels overeen met de begrenzing van het geldende bestemmingsplan met uitzondering van de bestemmingsplannen die sinds de inwerkingtreding van het geldende bestemmingsplan zijn vastgesteld. Deze zijn nog recent genoeg en zijn buiten de werking van de beheersverordening gelaten. De grens van het verordeningsgebied is hierop afgestemd. De dorpen in de voormalige gemeente zijn in (recente) afzonderlijke bestemmingsplannen geregeld en om die reden tevens niet opgenomen in deze beheersverordening.

afbeelding "i_NL.IMRO.1940.BVBUI17ZUIDWEST17-VA01_0001.jpg"

Ligging verordeningsgebied

Het verordeningsgebied sluit aan op de omliggende bestemmingsplannen.

1.3 Vigerende Plannen

In het verordeningsgebied zijn de volgende plannen van kracht:

  • Bestemmingsplan Buitengebied 2004 (vastgesteld op 26 april 2005, gedeeltelijk goedgekeurd op 13 december 2005 en gedeeltelijk vernietigd door de Raad van State op 7 februari 2007);
  • Bestemmingsplan Herziening Buitengebied 2004 (vastgesteld 9 februari 2010, gedeeltelijk vernietigd door de Raad van State op 20 juli 2011);
  • Bestemmingsplan Buitengebied 2004, partiële herziening 2011 (vastgesteld op 25 september 2012).

Op basis van het bestemmingsplan voor het buitengebied (het 'moederplan') en de herzieningen daarvan zijn diverse wijzigingsplannen opgesteld. Deze wijzigingsplannen zijn opgenomen in bijlage 6 van de regels. Na de vaststelling van deze wijzigingsplannen zijn ze deel uit gaan maken van het moederplan.

Deze plannen komen, zoals in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is bepaald, bij inwerkingtreding van de beheersverordening te vervallen.

1.4 Leeswijzer

De toelichting bij de verordening is als volgt opgebouwd:

  • in hoofdstuk 2 is de bestaande situatie van het verordeningsgebied beschreven;
  • in hoofdstuk 3 zijn de relevante beleidstukken samengevat en is beoordeeld in hoeverre de uitgangspunten van deze verordening binnen het geldende beleid passen;
  • in hoofdstuk 4 wordt stilgestaan bij de relevante milieu- en omgevingsaspecten;
  • hoofdstuk 5 geeft een toelichting op de juridische regeling van de verordening;
  • hoofdstuk 6 ten slotte bevat een korte beschrijving van de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid.

Hoofdstuk 2 Beschrijving Bestaande Situatie

Het buitengebied van de voormalige gemeente Gaasterlân-Sleat is gelegen in het zuidwesten van de gemeente en de provincie. Het landschap is uniek in vergelijking met andere landschappen langs de IJsselmeerkust. Het is een landschap met opvallende hoogteverschillen, dat bestaat uit keileem en dekzandruggen, omgeven door laaggelegen veengronden. Daar waar de keileemopduikingen grenzen aan het IJsselmeer is een klifachtige kust ontstaan.

Het verordeningsgebied maakt deel uit van een drietal landschappelijke hoofdgroepen. Centraal hierin ligt Gaasterland. Ten zuiden daarvan ligt de IJsselmeerkust en ten noordwesten ervan het meren- en veenweidegebied. Het centrale Gaasterland wordt in hoofdzaak bepaald door de keileem- en zandruggen die liggen tussen Koudum en Joure. De IJsselmeerkust wordt gekenmerkt door de buitendijkse gronden langs de kliffen en de dijken. Het meren- en veenweidegebied wordt gevormd door de laaggelegen polders en meren in Midden-Fryslân. Voor een uitgebreide beschrijving van de landschapstypen, wordt verwezen naar de toelichting van het bestemmingsplan uit 2004, dat als bijlage 1 is opgenomen.

Het grondgebruik bestaat voornamelijk uit cultuurgrond die gebruikt wordt als grasland en voor akkerbouw. Er zijn dan ook veel agrarische bedrijven aanwezig, maar ook verscheidene niet-agrarische bedrijvigheid en functies zoals wonen en recreatie.

Hoofdstuk 3 Beleid

Op verschillende niveaus gelden beleidsnota's die betrekking hebben op het verordeningsgebied. Op rijks- en provinciaal niveau zijn dit onder andere de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte en het Streekplan Fryslân 2007, die verder zijn uitgewerkt in respectievelijk het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening en de Verordening Romte Fryslân. Op zowel rijks- als provinciaal niveau zijn enkele natuurgebieden geregeld, zoals de Fluessen. Het huidige planologische regime dat met deze beheersverordening wordt voortgezet, beschermt de natuurlijke waarden hiervan. Er zijn geen ontwikkelingen aan de orde die de natuurwaarden in gevaar brengen. Ook wordt op rijks- en provinciaal niveau de waterkering langs het IJsselmeer beschermd. In het verordeningsgebied valt de vrijwaringszone van de waterkering. Hiervoor is een regeling in de beheersverordening opgenomen. Verder zijn uit de provinciale verordening enkele archeologisch waardevolle gebieden in het verordeningsgebied van toepassing. Ook hiervoor biedt de beheersverordening een regeling, paragraaf 4.8 gaat hier nader op in.

Verder zijn op basis van zowel rijks- als provinciaal beleid diverse thema's op het verordeningsgebied van toepassing. Hierbij worden uitsluitend regels gesteld ten aanzien van ontwikkelingen. Omdat met de beheersverordening de bestaande situatie wordt vastgelegd en er geen sprake is van nieuwe, ruimtelijk relevante ontwikkelingen, zijn deze thema's niet van belang. In algemene zin wordt gestreefd naar een voortzetting en verbetering van het bestaande kwaliteitsniveau. Dit geldt dan ook voor het verordeningsgebied.

Ook op gemeentelijk niveau gelden er diverse beleidsnota's. De gemeentelijke beleidsnota's geven voor het verordeningsgebied geen aandachtspunten die voor de beheersverordening van belang zijn. Net als op rijks- en provinciaal niveau wordt gestreefd naar voortzetting en verbetering van het bestaande kwaliteitsniveau.

Hoofdstuk 4 Milieu- En Omgevingsaspecten

4.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe rekening is gehouden met de in en rond het verordeningsgebied voorkomende relevante omgevingsaspecten. Omdat deze beheersverordening alleen de bestaande planologische situatie voortzet, is de onderzoeksopgave van beperkte omvang. Om die reden is de afweging per aspect beknopt weergegeven.

4.2 Milieuzonering

Ten behoeve van de milieuzonering is door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) het systeem 'Bedrijven en milieuzonering' ontwikkeld, in de vorm van een bedrijvenlijst, waarin de bedrijven zijn gecategoriseerd op hun milieueffecten. Afhankelijk van de mate waarin de in deze lijst opgenomen bedrijven milieuhinder (uitgaande van de gemiddelde bedrijfssituatie) kunnen veroorzaken, kent de lijst aan de bedrijven een milieucategorie toe. Naarmate de milieuhinder toeneemt, loopt de milieu-indeling op van 1 tot en met 6, met bijbehorende richtafstanden.

Deze beheersverordening legt de bestaande situatie vast. De bestaande milieuhygiënische situatie is en blijft gehandhaafd en een planologische verslechtering is niet mogelijk. Eventuele omgevingsvergunningen voor milieu van de bedrijven en voorzieningen zijn afgestemd op de aanwezigheid van de woningen in het verordeningsgebied, waarmee ze in het verordeningsgebied op de huidige locaties kunnen blijven functioneren. Daarnaast is het Activiteitenbesluit Wet Milieubeheer onverkort van toepassing. Naast de bestaande bedrijven zijn ook andere bedrijven uit de in de bestemmingsplannen toegelaten maximale milieucategorie toegestaan.

Vanuit milieuzonering gelden er geen belemmeringen voor het verordeningsgebied.

4.3 Geluid

De Wet geluidhinder (Wgh) stelt eisen met betrekking tot de geluidbelasting van geluidsgevoelige gebouwen en terreinen door drie verschillende geluidbronnen: wegverkeer, spoorwegverkeer en industrie. In en rondom het verordeningsgebied zijn geen spoorwegen aanwezig.

In de Wgh is bepaald dat met uitzondering van 30 km/uur-wegen elke weg een geluidzone heeft, waar aandacht aan geluidhinder moet worden besteed. In het verordeningsgebied zijn enkele wegen aanwezig die een nadrukkelijke verkeersfunctie hebben voor gebiedsontsluitend en doorgaand verkeer. Dit zijn bijvoorbeeld de N359 en de N928. Voor de wegen met een geluidzone biedt de beheersverordening een regeling dat een geluidsgevoelig gebouw niet dichter naar een zoneplichtige weg kan worden gebouwd. Het aantal geluidsgevoelige objecten binnen de wettelijke geluidzones rond deze wegen mag ook niet toenemen. Omdat er sprake is van een beheersverordening, is de realisatie van nieuwe geluidgevoelige objecten niet aan de orde.

In het verordeningsgebied zijn ook geen geluidzones ex artikel 41 van de Wgh voor industrielawaai van toepassing. De geluidzone bij de voormalige grasdrogerij bij Harich is met de herziening van het bestemmingplan ingetrokken en niet meer van toepassing.

Vanuit de Wgh zijn er geen belemmeringen voor de beheersverordening.

4.4 Externe Veiligheid

Op grond van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) en de daarop gebaseerdeRegeling externe veiligheid inrichtingen (Revi) gelden bepaalde normeringsafstanden tussen risicovolle en risicogevoelige functies. Daarbij wordt er onderscheid gemaakt tussen het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. In het Bevi wordt aangegeven hoe met het plaatsgebonden risico en het groepsgebonden risico moet worden omgegaan.

De risicovolle inrichtingen zijn op de risicokaart van de provincie Fryslân weergegeven. In het verordeningsgebied zijn geen risicovolle inrichtingen of transportroutes voor gevaarlijke stoffen aanwezig. In het verordeningsgebied is een gasleiding aanwezig bij Sloten en Wijckel. Het betreft een gasleiding met een diameter van 4,5 inch en een druk van 40 bar. Voor deze leiding geldt verder een bebouwingsvrije zone die al in het geldende bestemmingsplan is geregeld. De beheersverordening neemt deze regeling over. Volgens de risicokaart heeft deze gasleiding een plaatsgebonden risico van 0 meter. Omdat de beheersverordening een conserverende regeling betreft, wijzigt het groepsrisico van de leiding niet en wordt dit aanvaardbaar geacht.

Externe veiligheid is derhalve geen belemmering voor het verordeningsgebied.

4.5 Luchtkwaliteit

De Wet luchtkwaliteit is een onderdeel van de Wet milieubeheer. In de wet zijn normen opgenomen voor de luchtkwaliteit. De luchtkwaliteitseisen vormen onder andere geen belemmering voor ruimtelijke ontwikkeling als er geen sprake is van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde of als een project, al dan niet per saldo, niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit leidt. In het verordeningsgebied zijn geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk die nader luchtkwaliteitsonderzoek vereisen.

Luchtkwaliteit is daarmee geen belemmering voor het verordeningsgebied.

4.6 Bodem

Met betrekking tot de bodem wordt aangegeven dat in het verordeningsgebied geen nieuwe (grootschalige) ontwikkelingen worden toegestaan waarvoor op voorhand bodemonderzoek noodzakelijk is.

Vanuit het omgevingsaspect bodem zijn er dan ook geen belemmeringen voor het verordeningsgebied.

4.7 Water

Het verordeningsgebied valt onder het beheer van het Wetterskip Fryslân, dat zorg draagt voor de kwaliteit van het oppervlaktewater in het gebied en dat de grotere boezemwateren en sloten beheert, alsmede de waterkeringen, zoals geregeld in de Waterwet. Ook is het waterschap belast met het peilbeheer in het verordeningsgebied.

In het verordeningsgebied liggen enkele vrijwaringszones ten behoeve van de waterkering. Hiervoor is een besluitvlak op de verbeelding opgenomen, met daaraan gekoppeld een beschermende regeling.

Voor de watergangen en waterpartijen in het verordeningsgebied geldt dat de bestaande situatie wordt gecontinueerd. De kwaliteit- en kwantiteitsfunctie van het water in het verordeningsgebied is hiermee gewaarborgd.

Water is dan ook geen belemmering voor het verordeningsgebied.

4.8 Archeologie En Cultuurhistorie

Archeologie

Per 1 juli 2016 is de Monumentenwet 1988 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze in werking treedt. Dit geldt ook voor de verordeningen, bestemmingsplannen, vergunningen en ontheffingen op het gebied van archeologie. Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is.

De kern van de wet is dat wanneer de bodem wordt verstoord, archeologische resten intact moeten blijven. Als dit niet mogelijk is, is opgraving een optie. Om inzicht te krijgen in de kans op het aantreffen van archeologische resten in bepaalde gebieden zijn op basis van historisch onderzoek archeologische verwachtingskaarten opgesteld.

Hiervoor is de Friese Archeologische MonumentenKaart Extra (FAMKE) van de provincie Fryslân gebruikt. Op deze kaart is op basis van zowel de aanwezige archeologische monumenten als de te verwachten archeologische waarden een advies aangegeven. De FAMKE bestaat uit twee provinciedekkende advieskaarten, één voor de periode Steentijd - Bronstijd, en één voor de periode Ijzertijd - Middeleeuwen. Deze kaart is ook gekoppeld aan de provinciale ruimtelijke verordening.


Volgens deze kaarten zijn in het verordeningsgebied gebieden aanwezig waarvoor bodemingrepen groter dan 50 m2 alleen zijn toegestaan als een archeologisch veldonderzoek is uitgevoerd. Hiervoor biedt de beheersverordening door middel van besluitvlakken een beschermende regeling. Voor de rest van het verordeningsgebied geldt dat pas onderzoek noodzakelijk is bij ingrepen vanaf 500 m2 dan wel 5.000 m2. Deze beheersverordening maakt dergelijke grote ingrepen niet mogelijk. Nader onderzoek is dan ook niet noodzakelijk. Ook is het niet nodig om hiervoor een besluitvlak op te nemen.

Cultuurhistorie
Het verordeningsgebied bevat enkele cultuurhistorisch waardevolle gebieden, zoals de Tjaskermolen bij de Zandpoel, de brandtoren bij Oudemirdum, het Vredestempeltje te Rijs en de Tùnwallen. Ook zijn er enkele cultuurhistorisch waardevolle waterlopen en is een deel van het beschermde stadsgezicht van Sloten in het verordeningsgebied aanwezig. Deze zijn allen in de geldende bestemmingsplannen geregeld en daardoor beschermd. Door verlenging van deze regeling, hoeft deze beheersverordening hiervoor geen aanvullende regeling te bieden.

4.9 Ecologie

Het plangebied is getoetst aan de Wet natuurbescherming. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in gebiedsbescherming en soortenbescherming.


Wat betreft de gebiedsbescherming, zijn in het verordeningsgebied enkele Natura 2000-gebieden aanwezig en/of gebieden (zie hiervoor hoofdstuk 2) die vallen onder het regime van het Natuurnetwerk Nederland (NNN, voorheen Ecologische Hoofdstructuur). Voor deze natuurgebieden stelt de beheersverordening geen ontwikkelingen voor die een negatief effect hebben op deze gebieden. De beheersverordening maakt dus geen nieuwe (grootschalige) ontwikkelingen mogelijk die negatieve gevolgen kunnen hebben voor Natura 2000- of NNN-gebieden. Het verordeningsgebied betreft een bestaande situatie. Wat betreft de gebiedsbescherming, zijn er daarom geen belemmeringen te verwachten. Hetzelfde geldt voor de soortenbescherming.

4.10 Kabels, Leidingen En Zones

In het verordeningsgebied liggen verschillende nutsleidingen en een straalpad. Deze zijn geregeld in de bestemmingsplannen die als bijlage zijn opgenomen en door middel van de beheersverordening van overeenkomstige toepassing worden verklaard. De aanwezige kabels, leidingen en zonetracés vormen geen belemmering voor het verordeningsgebied.

Hoofdstuk 5 Juridische Toelichting

5.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt de keuze voor het instrument beheersverordening uiteengezet en een uitleg gegeven bij de planologische regeling.

5.2 Keuze Voor Beheersverordening

De Wro biedt gemeenten de mogelijkheid om in plaats van een bestemmingsplan een beheersverordening voor een gebied vast te stellen. Een beheersverordening vormt, net als het bestemmingsplan, het kader waaraan onder andere aanvragen om een omgevingsvergunning dan wel 'bouwaanvragen' worden getoetst en op basis waarvan de gemeente handhavend kan optreden op het moment dat in strijd met bepalingen uit de verordening wordt gehandeld (denk aan illegale gebruiksvormen of illegale bebouwing).


Een beheersverordening betreft een regeling voor het beheer van het gebied overeenkomstig het bestaande (legale) gebruik. Een beheersverordening is juridisch vergelijkbaar met een bestemmingsplan met een consoliderende inhoud. Onder beheerregeling wordt zowel een regeling voor de daadwerkelijk aanwezige situatie verstaan, als een regeling voor bestaande planologische ruimte.


Voor het verordeningsgebied geldt dat er binnenkort een nieuw bestemmingsplan met verbrede reikwijdte wordt opgestart. De procedure hiervan is echter op korte termijn nog niet afgerond. Om aan de zogenoemde actualiseringsplicht op grond van artikel 3.1 Wro te voldoen, dient de gemeente ervoor te zorgen dat het hele grondgebied is voorzien van bestemmingsplannen of beheersverordeningen die op de website www.ruimtelijkeplannen.nl beschikbaar zijn gepubliceerd. De gemeente wil voldoen aan de actualiseringsplicht en deze digitaliseringsverplichting en stelt daarom deze beheersverordening vast, die tot doel heeft de bestaande situatie te beheren.


Er wordt wel belang gehecht aan het uiteindelijk vaststellen van een nieuw bestemmingsplan. De actualisering hiervan wordt in gang gezet. In dit nieuwe 'bestemmingsplan met verbrede reikwijdte' worden naast de geldende planologische ook eventueel nieuwe ontwikkelingen opgenomen, daar waar dit in deze beheersverordening niet mogelijk is.


Er is, gelet op het vorenstaande, geen sprake van een gebied waar ruimtelijke ontwikkelingen zijn beoogd in de periode vanaf de vaststelling van de beheersverordening tot aan de vaststelling van een nieuw bestemmingsplan. Indien er zich onverhoopt ontwikkelingen voordoen, kan voor de betreffende ontwikkeling een andere planologische maatregel worden genomen, zoals het opstellen van een specifiek bestemmingsplan of een afwijkingsprocedure ingevolge de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).


Gelet op de typering van het verordeningsgebied, de beleidsuitgangspunten voor dit gebied, de verwachte ontwikkelingen en de daarmee samenhangende mogelijkheden die voor dit gebied blijven bestaan, is er sprake van beheer van de bestaande situatie voor de looptijd van deze verordening. De beheersverordening is om die reden een geschikt instrument voor dit gebied.


De regeling van de geldende bestemmingsplannen biedt nog voldoende mogelijkheden in de huidige situatie. Er is daarom voor gekozen uit te gaan van de huidige planologische mogelijkheden. Binnen de huidige regeling worden geen ongewenste ontwikkelingen en mogelijkheden geboden, waardoor de huidige bestemmingsplannen de basis vormen voor deze verordening. Uiteindelijk zal een nieuw bestemmingsplan de werking van de beheersverordening overnemen.

5.3 Uitleg Van De Regeling

De beheersverordening is gebaseerd op de volgende uitgangspunten:

  • beheer van de bestaande legale situatie (gebruik en bouwen);
  • (in principe) het behoud van de planologische ruimte zoals deze in de geldende plannen is opgenomen en in de in de tussentijd verleende vrijstellingen/afwijkingen.

Zowel het behoud van de bestaande situatie als het behoud van de planologische ruimte vormen de onderlegger voor de beheersverordening. Daartoe is de regeling uit de geldende bestemmingsplannen (met bijbehorende wijzigingsplannen) in deze verordening overgenomen door middel van een verwijzing.

In de regeling is expliciet bepaald dat indien de bestaande legale situatie afwijkt van hetgeen op het kaartbeeld en/of in de regels is bepaald, de bestaande legale situatie alsnog is toegestaan.

Met de inwerkingtreding van de Wabo is een aantal termen die gebruikt werden in de voorgaande bestemmingsplannen, niet meer actueel. In plaats van een aanlegvergunning, wordt nu gesproken over een 'omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden' en in plaats van een vrijstelling, is er nu sprake van een afwijking. De inhoud en de bedoeling van de regels wijzigen echter niet, er is sprake van een nieuwe naam van de vergunningen. In deze verordening is aangegeven hoe deze vergunningen nu moeten worden gelezen.

Bestemmingsplannen

De in paragraaf 1.3 genoemde bestemmingsplannen zijn de basisplannen die binnen het verordeningsgebied vigeren. De regelingen en bijbehorende kaarten zijn om die reden in de regels vastgelegd en opgenomen als bijlage bij de regels van de verordening. In de loop der jaren is enkele tientallen keren gebruik gemaakt van wijzigingsbevoegdheden die de basisplannen bevatten. De hiervoor vastgestelde wijzigingsplannen zijn tevens als bijlage bij de regels opgenomen.

Uitgesloten bepalingen

Wijzigingsbevoegdheden, uit te werken bestemmingen en nadere eisen uit het vigerende plan kunnen binnen een beheersverordening niet worden overgenomen, omdat de Wro daarvoor geen mogelijkheden biedt. Voor wijzigingsbevoegdheden en nadere uitwerkingen geldt dat deze ontwikkelingen mogelijk maken die afwijken van ofwel de bestaande ruimtelijke structuur ofwel de bestaande functionele structuur. Om die reden stroken deze regelingen niet met het doel van een beheersverordening als instrument.

Verder zijn de in de bijlage(n) opgenomen regelingen met betrekking tot het overgangsrecht, de strafbepaling en de slotbepaling niet meer van toepassing binnen het regiem van de beheersverordening, omdat de beheersverordening daar zelf in voorziet.

Al deze bepalingen in de betreffende bestemmingsplannen zijn dan ook buiten toepassing van de beheersregeling gelaten.

Overige legale situaties

Situaties die niet voldoen aan de ter plaatse geldende regeling, maar wel legaal tot stand gekomen zijn, blijven eveneens toegestaan. Het kan daarbij gaan om zowel bouw- als gebruiksmogelijkheden overeenkomstig een eerder doorlopen ruimtelijke procedure. Denk hier bijvoorbeeld aan verleende vergunningen op basis van artikel 19 van de oude Wet op de Ruimtelijke Ordening en meer recentere Wabo-procedures.

Archeologie
In delen van het verordeningsgebied kunnen archeologische waarden in de bodem aanwezig zijn. Deze worden beschermd door middel van een besluitvlak. Binnen dit besluitvlak is geregeld dat voor bouwwerken en bepaalde werken en werkzaamheden een omgevingsvergunning nodig is.

Waterkering

De vrijwaringszone van de waterkering valt binnen het verordeningsgebied. Hiervoor is een besluitvlak opgenomen. Binnen dit besluitvlak zijn regels gesteld ter bescherming van de vrijwaringszone.

Parkeernormen

Eind 2014 is de Woningwet gewijzigd waarbij is bepaald dat een groot deel van de bouwverordening uiterlijk op 1 juli 2018 van rechtswege komt te vervallen. Het gaat dan onder andere om de stedenbouwkundige bepalingen waaronder de parkeernormbepaling. Vóór 1 juli 2018 moeten alle bestemmingsplannen en beheersverordeningen op dit onderdeel zijn aangepast. Er kan dan niet meer verwezen worden naar stedenbouwkundige bepalingen voor de parkeernormen. Om deze reden is in de beheersverordening een nieuw artikel opgenomen waarin de parkeernormen worden geregeld.

5.4 Werkinstructie

Deze beheersverordening regelt in principe dat de regelingen die zijn opgenomen in de geldende bestemmingsplannen van kracht blijven, totdat een nieuw bestemmingsplan is vastgesteld. Bij aanvragen voor een omgevingsvergunning betekent dit concreet dat de bijlagen bij de verordening -via een verwijzing in de regels van de beheersverordening- gehanteerd kunnen worden als toetsingskader. In deze bijlagen is de regeling van de eerdere bestemmingsplannen en de wijzigingsplannen integraal overgenomen.

De bestemmingsplannen die recent genoeg zijn en niet geactualiseerd hoeven te worden, zijn buiten de werking van de beheersverordening gelaten. De grens van het verordeningsgebied is hier op afgestemd.

Door deze systematiek blijft het toetsingskader voor aanvragen voor een omgevingsvergunning in principe gelijk aan die vóór de inwerkingtreding van deze verordening. Wel moet erop worden gelet dat nadere eisen, uitwerkingsbevoegdheden en wijzigingsbevoegdheden die in de bijlagen voorkomen, niet kunnen worden toegepast. Dit zijn bevoegdheden die ontwikkelingen mogelijk maken, die niet onder het regiem van een beheersverordening mogen vallen. Hetzelfde geldt voor het overgangsrecht en de strafbepaling die niet relevant meer zijn, nu er een beheersverordening geldt. In de beheersverordening zijn deze bevoegdheden buiten toepassing verklaard.

De regels in de bijlage bij deze verordening voorzien in de bedrijfsbestemmingen niet expliciet in het weren van risicovolle inrichtingen (Bevi) en vuurwerkbedrijven (Vuurwerkbesluit). In het verordeningsgebied dient echter uitgesloten te zijn dat deze bedrijven zich mogen vestigen. Het uitsluiten van nieuwvestiging van deze bedrijven is daarom vastgelegd in de regels van de verordening zelf.

De in de bijlage opgenomen vrijstellingsbevoegdheden en aanlegvergunningen, kunnen, net als nu al gebeurt, worden beschouwd als respectievelijk afwijkingen en omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van een werk.

Op het moment dat er sprake is van een situatie waarbij bouw of gebruik niet in overeenstemming is met de in de bijlage opgenomen regeling, kan worden getoetst aan de planologische maatregel die hiervoor genomen is, zoals een verleende ontheffing, vrijstelling of afwijking. Binnen de kaders van die verleende vergunning kan een nieuwe aanvraag worden getoetst. Het mag vanzelf spreken dat illegale bouwwerken of illegaal gebruik niet gelegaliseerd worden onder het regiem van de beheersverordening.


Doordat de vigerende bestemmingsplannen worden vervangen door de beheersverordening met dezelfde regeling c.q bestemmingen verandert er voor de aanvrager c.q. burger in principe niets. Een aanvraag voor omgevingsvergunning wordt getoetst aan de bijlagen in de beheersverordening. Een voordeel ten opzichte van de voorheen geldende bestemmingsplannen is dat de regeling in de beheersverordening op internet raadpleegbaar is (via www.ruimtelijkeplannen.nl). De bijlagen (regels en plankaarten) die als toetsingskader worden gebruikt zijn daar in PDF-formaat beschikbaar. Voor de burger en voor bedrijven en instanties die over planologische informatie willen beschikken, betekent dit dat de regels makkelijker raadpleegbaar en beter toegankelijker zijn dan tot voorheen het geval was.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

De veranderingen die de beheersverordening mogelijk maakt zijn perceelsgebonden van aard en kleinschalig van karakter. Deze zijn ruimtelijk ondergeschikt. De beheersverordening voorziet niet in ingrijpende veranderingen waarbij particuliere belangen geschaad zouden kunnen worden. De situatie uit de geldende bestemmingsplannen wordt grotendeels voortgezet. De maatschappelijke uitvoerbaarheid is hiermee gewaarborgd.

De Wet ruimtelijke ordening (Wro) kent geen voorbereidingsprocedure voor de beheersverordening. De beheersverordening wordt door de gemeenteraad vastgesteld. Tegen het vaststellingsbesluit van een beheersverordening kan geen bezwaar of beroep worden aangetekend.

6.2 Grondexploitatie En Economische Uitvoerbaarheid

De economische uitvoerbaarheid van een ruimtelijke regeling wordt bepaald door de financiële haalbaarheid van daarin mogelijk gemaakte ontwikkelingen en de grondexploitatie.


Door middel van de grondexploitatieregeling in de Wro en het Bro beschikken gemeenten over mogelijkheden voor het verhalen van kosten. De vaststelling van een exploitatieplan is bij een beheersverordening niet mogelijk. De beheersverordening regelt immers het bestaande gebruik en maakt geen bouwplannen (Besluit ruimtelijke ordening) mogelijk. Hierdoor is geen sprake van gemeentelijke kosten voor bijvoorbeeld het opstellen van een plan of planschade. Het aantonen van de financiële haalbaarheid hierom is ook niet nodig.

Bijlage 1 Bestemmingsplan Buitengebied - Voorschriften

Bijlage 1 Bestemmingsplan Buitengebied - Voorschriften

Bijlage 2 Bestemmingsplan Buitengebied - Plankaarten

Bijlage 2 Bestemmingsplan Buitengebied - Plankaarten

Bijlage 3 Herziening Bestemmingsplan Buitengebied 2004 - Voorschriften

Bijlage 3 Herziening Bestemmingsplan Buitengebied 2004 - Voorschriften

Bijlage 4 Herziening Bestemmingsplan Buitengebied 2004 - Plankaarten

Bijlage 4 Herziening Bestemmingsplan Buitengebied 2004 - Plankaarten

Bijlage 5 Bestemmingsplan Buitengebied Partiele Herziening 2011

Bijlage 5 Bestemmingsplan Buitengebied partiele herziening 2011

Bijlage 6 Wijzigingsplannen Bestemmingsplan Buitengebied

Bijlage 6 Wijzigingsplannen bestemmingsplan Buitengebied

Bijlage 1 Toelichting Bestemmingsplan Buitengebied 2004

Bijlage 1 Toelichting bestemmingsplan Buitengebied 2004