KadastraleKaart.com

1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Reikwijdte
3 Algemene Regels
Artikel 4 Anti-dubbeltelregel
Artikel 5 Algemene Bouwregels
4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 6 Overgangsrecht
Artikel 7 Slotregel
1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Ligging Plangebied
1.3 Huidige Planologische Situatie
1.4 Leeswijzer
2 Het Initiatief
3 Beleidskader
3.1 Nationaal En Provinciaal Beleid
3.2 Gemeentelijk Beleid
4 Planbeschrijving
4.1 Algemeen
4.2 Artikelgewijze Toelichting
5 Uitvoerbaarheid
5.1 Economische Uitvoerbaarheid
5.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

Parapluplan kleine bouwplannen

Bestemmingsplan - Gemeente Gooise Meren

Ontwerp op 15-12-2023 - in voorbereiding

1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan Parapluplan kleine bouwplannen met identificatienummer NL.IMRO.1942.BPGMKleinebouwplan-ON01 van de gemeente Gooise Meren;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1942.BPGMKleinebouwplan-ON01 met de bijbehorende regels;

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 aan- en uitbouw:

een aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw;

1.6 achtererfgebied

erf aan de achterkant en de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1,0 m van de voorkant van het hoofdgebouw;

1.7 antenne-installatie:

installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie;

1.8 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.9 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.10 bestaand:

  • bij bouwwerken: bouwwerken die op het tijdstip van de ter inzage legging van het ontwerp van dit bestemmingsplan zijn of (mogen) worden gebouwd krachtens een rechtsgeldig verleende omgevingsvergunning voor het bouwen dan wel een bouwvergunning;
  • bij gebruik: het op het tijdstip van het in werking treden van het plan legaal aanwezige en/of vergunde gebruik;

1.11 bijbehorend bouwwerk:

hieronder worden begrepen:
  • aan- of uitbouw: een aan een hoofgebouw aangebouwd gebouw dat functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw is verbonden en door zijn verschijningsvorm een ondergeschikte bouwmassa vormt;
  • bijgebouw: een vrijstaand gebouw dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch en functioneel opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.12 bijgebouw:

een vrijstaand gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw;

1.13 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.14 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.15 dakkapel:

een constructie ter vergroting van een gebouw, welke zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst, achter de goothoogte.

1.16 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.17 installatie:

voor het functioneren van een bouwwerk of een gedeelte daarvan noodzakelijke voorziening van niet-bouwkundige aard;

1.18 kap:

een constructie van dakvlakken waarbij sprake is van ten minste twee hellende dakvlakken met een helling van minimaal 35° en maximaal 65°;

1.19 nutsvoorzieningen:

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen en apparatuur voor telecommunicatie;

1.20 overkapping:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak en maximaal twee wanden;

1.21 peil:

  1. voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van die weg;
  2. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het op de gevel aansluitende afgewerkte maaiveld, op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan;

1.22 voorerfgebied:

erf dat geen onderdeel is van het achtererfgebied;

1.23 voorgevel:

de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of uitstraling als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt;

1.24 woning:

een gebouw of gedeelte van een gebouw, geschikt en bestemd voor huisvesting van niet meer dan één huishouden;

1.25 woningtype:

  1. rijwoningen: woonbebouwing waarbij de hoofdgebouwen aan beide zijden in de perceelsgrens zijn gebouwd, met dien verstande dat de eindwoning slechts aan één zijde in de zijdelingse perceelsgrens hoeft te worden gebouwd;
  2. twee aaneen: een woning die onderdeel uitmaakt van een blok van twee aaneengebouwde woningen, al dan niet geschakeld door middel van een bijbehorend bouwwerk;
  3. vrijstaand: een woning die vrij staat van een andere woning.

1.26 zijdelingse perceelsgrenzen:

de grens of grenzen van een bouwperceel, niet zijnde de perceelgrens aan de voorzijde van het perceel, die niet wordt of kan worden aangemerkt als achterste perceelsgrens;

1.27 zijerf:

de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn aan de zijkant(en) van dat hoofdgebouw tussen de denkbeeldige lijnen in het verlengde van de voor- en achtergevel.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand

de afstand tussen bouwwerken onderling en de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.

2.2 bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.3 breedte, lengte en diepte van een bouwwerk

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren.

2.4 goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeiboord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel, waarbij een dakkapel niet voor een nieuwe goothoogte zorgt.

2.5 inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.6 oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Reikwijdte

Dit bestemmingsplan herziet op onderdelen de binnenplanse afwijkingsregels van alle vigerende bestemmingsplannen voor het gehele grondgebied van de gemeente Gooise Meren, in die zin dat:
  1. de regels uit dit plan een aanvulling vormen op de vigerende bestemmingplannen voor zover deze geen regels bevatten op de betreffende onderdelen uit dit plan;
  2. de overige regels van de vigerende bestemmingsplannen ongewijzigd blijven en onverminderd van kracht blijven.

3 Algemene Regels

Artikel 4 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 5 Algemene Bouwregels

5.1 Dakkappellen op het voordakvlak van een woning

Een dakkapel op het voordakvlak van een woning is toegestaan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. maximaal één dakkapel op een voordakvlak;
  2. voorzien van een plat dak;
  3. gemeten vanaf de voet van de dakkapel niet hoger dan 1,75 m;
  4. onderzijde meer dan 0,5 m en minder dan 1 m boven de dakvoet;
  5. bovenzijde meer dan 0,5 m onder de daknok;
  6. zijkanten meer dan 0,5 m van de zijkanten van het dakvlak;
  7. breedte niet meer dan 50% van de breedte van het dakvlak en tot een maximale breedte van 2,7 m.
Deze regeling is niet van toepassing bij panden die gelegen zijn in van Rijkswege beschermde dorpsgezichten of stadsgezichten en bij panden die zijn aangewezen als Rijksmonumenten, provinciale monumenten of gemeentelijke monumenten.

5.2 Fietsberging voor de voorgevel

  1. Fietsbergingen voor de voorgevel zijn toegestaan bij:
    1. rijwoningen met voortuinen dieper dan 5 meter;
    2. twee-aaneengebouwde woningen;
    3. vrijstaande woningen met zijtuinen van maximaal 5 meter breed;
  2. Fietsbergingen worden gesitueerd op minimaal 0,5 meter en maximaal 1 meter van de openbare weg (voorste perceelsgrens) en voldoen aan de navolgende maatvoering:
    1. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 2 meter;
    2. de breedte bedraagt niet meer dan:
      1. 1,5 meter bij rijwoningen;
      2. 2,0 meter bij twee-aaneengebouwde en vrijstaande woningen;
    3. de diepte bedraagt niet meer dan:
      1. 3 meter bij rijwoningen:
      2. 4 meter bij twee-aaneengebouwde en vrijstaande woningen;
  3. Maximaal één fietsenberging voor de voorgevel.
Deze regeling is niet van toepassing bij panden die gelegen zijn in van Rijkswege beschermde dorpsgezichten of stadsgezichten en bij panden die zijn aangewezen als Rijksmonumenten, provinciale monumenten of gemeentelijke monumenten.

5.3 Buitenunits

Buitenunits voor airco of warmtepomp aan de achtergevel en de niet naar openbaar toegankelijk gebied gerichte zijgevel zijn toegestaan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. de hoogte bedraagt niet meer dan 0,7 m;
  2. de breedte bedraagt niet meer dan 1,0 m;
  3. de diepte (gemeten vanaf de gevel) bedraagt niet meer dan 0,5 m.

5.4 Verhogen van platte daken

Het verhogen van platte daken van hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken met maximaal 30 cm is toegestaan, mits het verband houdt met maatregelen om een pand te verduurzamen.

5.5 Containerombouwen voor de voorgevel

Containerombouwen voor de voorgevel zijn toegestaan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 1,5 meter;
  2. de oppervlakte bedraagt niet meer dan 5 m².

5.6 Transparante erfafscheidingen

Transparante erfafscheidingen zijn toegestaan in het voorerfgebied, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. deze grotendeels bestaat uit grofmazig betongaas of een vergelijkbaar transparant materiaal;
  2. deze dient ter ondersteuning van planten;
  3. de totale bouwhoogte van de erfafscheiding niet meer bedraagt dan 1,5 meter.

5.7 Bouwen met een kleine afwijking van regels

Burgemeester en wethouders kunnen, voor zover geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen, een omgevingsvergunning verlenen voor:
  1. het afwijken van hoogtematen en bebouwingspercentages met maximaal 10% van deze maten en percentages, voor zover de afwijking niet leidt tot een extra bouwlaag;
  2. het afwijken van de regels voor het plaatsen van vlucht- of noodtrappen;
  3. het overschrijden van de maximale bouwhoogte van gebouwen met maximaal 1,5 meter voor het plaatsen van hekwerken of borstweringen voor dakterrassen;
  4. het afwijken van de regels voor het bouwen met een geringe afwijking van de plaats en richting van de bestemmingsgrenzen, als dit noodzakelijk is in verband met onnauwkeurigheden ten opzichte van de feitelijke situatie of in gevallen waar een rationele verkaveling van de gronden een kleine afwijking vraagt;
  5. het afwijken van de regels over de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor een bouwhoogte van maximaal 10 meter;
  6. het afwijken van de regels over de hoogte van bouwwerken voor een bouwhoogte van sirenemasten of masten voor mobiel dataverkeer tot maximaal 30 meter.

4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 6 Overgangsrecht

6.1 Overgangsrecht bouwwerken

Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:
  1. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
  2. het bevoegd gezag kan in afwijking van sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met maximaal 10%;
  3. dit lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

6.2 Overgangsrecht gebruik

Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:
  1. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  2. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  3. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  4. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 7 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Parapluplan kleine bouwplannen'.

1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De gemeente Gooise Meren is voornemens om vooruitlopend op de Omgevingswet, die naar verwachting op 1 januari 2024 in werking treedt, een eenduidige regeling te hebben voor zogenaamde ‘kleine bouwplannen’ die veelvuldig voorkomen en waaraan de gemeente -onder voorwaarden- medewerking wil kunnen verlenen. Het gaat om dakkapellen en fietsenbergingen aan de voorzijde, buitenunits, het verhogen van platte daken in verband met verduurzaming, transparante erfafscheidingen en kleine afwijkingen. Hiervoor zijn regelingen opgenomen in het voorliggende paraplubestemmingsplan. Omdat dit parapluplan straks onderdeel wordt van het tijdelijke omgevingsplan ('omgevingsplan van rechtswege'), is de regeling uit dit plan van kracht onder de Omgevingswet. Dit voorkomt dat voor deze kleine bouwplannen een uitgebreide inhoudelijke toetsing, zoals voorgeschreven in het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl), plaats moet vinden.

1.2 Ligging Plangebied

Het plangebied van dit paraplubestemmingsplan wordt gevormd door het gehele gemeentelijk grondgebied, zoals onderstaand weergegeven.
afbeelding
Begrenzing plangebied, rood omkaderd (bron: Google Earth)

1.3 Huidige Planologische Situatie

De gemeente heeft geen eigen afwijkingen beleid. Het huidige 'afwijkingenbeleid' van de gemeente is dan ook gebaseerd op de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), bijlage II, artikel 4, van het Besluit omgevingsrecht ('kruimelgevallenregeling') en de mogelijkheden van de geldende bestemmingsplannen.
De geldende bestemmingsplannen gaan straks automatisch over naar het tijdelijke omgevingsplan ('omgevingsplan van rechtswege'), waarna het op termijn vervangen wordt door één omgevingsplan voor de gehele gemeente. Afwijken van dit omgevingsplan blijft een wettelijke bevoegdheid. Deze procedure heet de Buitenplanse Omgevingsplanactiviteit (BOPA). Deze BOPA komt in de plaats van de activiteit ‘buitenplans afwijken’ in de Wabo. Bij een BOPA dient getoetst te worden of er sprake is van een evenwichtige toedeling van functies aan locaties.

1.4 Leeswijzer

Na dit inleidende hoofdstuk wordt in hoofdstuk 2 de gewenste situatie beschreven. In hoofdstuk 3 is een beschrijving van het relevante nationale, provinciale, en gemeentelijke beleid en de relevante wet- en regelgeving opgenomen. In hoofdstuk 4 wordt vervolgens een (juridische) planbeschrijving gegeven. In hoofdstuk 5 wordt ingegaan op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan.

2 Het Initiatief

Op 1 januari 2024 heeft de gemeente Gooise Meren direct een tijdelijk ‘omgevingsplan van rechtswege’. Dit wordt op termijn vervangen door het nieuwe omgevingsplan.
Het tijdelijk omgevingsplan bestaat uit:
  • alle vastgestelde bestemmingsplannen, uitwerkingsplannen, en andere vergelijkbare ruimtelijke besluiten, waaronder bepaalde ruimtelijke regels in de APV;
  • regels over bodemkwaliteit;
  • rijksregels die de wetgever overdraagt naar de gemeente, ook wel de ‘bruidsschat’ genoemd.
Als een initiatief in strijd is met het bestemmingsplan, is het in strijd met het (tijdelijk) omgevingsplan
Dit houdt in dat er voor een initiatief afgeweken moet worden middels de BOPA. Dit geldt voor zowel kleine als grote initiatieven. Voor een aanvraag voor een (strijdige) dakkapel geldt dezelfde procedure en inhoudelijke eisen als bij één of meerdere woningen. Hoewel in de praktijk de invulling van deze eisen zal verschillen, gaat het nog steeds om een tijdsintensieve en relatief zware procedure ten opzichte van de huidige systematiek. Dit geldt vooral voor de kleinere initiatieven.
Een aanvraag voor de BOPA moet voldoen aan strenge eisen
Het initiatief moet voldoen aan de eis van de ‘evenwichtige toedeling van functies aan locaties’ (ETFAL). Het gaat om de eisen die staan in hoofdstuk 5 van het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl). Deze zogenaamde ‘instructieregels’ gaan om bijvoorbeeld zaken als milieu, ruimtelijke ordening en verkeer. Dit moet de aanvrager aantonen, bijvoorbeeld door middel van een ruimtelijke onderbouwing. Dat is veel werk, vooral voor een inwoner of MKB-ondernemer. Grotere projecten hebben hier naar verwachting relatief minder last van, omdat men dan meestal toch al vast contact heeft met ruimtelijke adviesbureaus.
Het voornemen is om kleine initiatieven binnenplans te kunnen vergunnen. Dat betekent een eenvoudige procedure en geen zware onderbouwing voor de meest voorkomende initiatieven van inwoners. Het gaat in het voorliggende parapluplan specifiek om dakkapellen en fietsenbergingen aan de voorzijde, buitenunits, het verhogen van platte daken in verband met verduurzaming, transparante erfafscheidingen en kleine afwijkingen.

3 Beleidskader

3.1 Nationaal En Provinciaal Beleid

3.1.1 Omgevingswet

Met de Omgevingswet bundelt de Rijksoverheid de regels voor ruimtelijke projecten. Dit met het doel om ruimtelijke projecten eenvoudiger te kunnen starten. Naar verwachting treedt de wet op 1 januari 2024 in werking. Eén van de uitgangspunten van de wet is dat decentrale overheden al hun regels over de leefomgeving bijeenbrengen in één gebiedsdekkende regeling. Voor de gemeenten is dit het omgevingsplan. Dit plan biedt daarmee één integrale, inhoudelijk op elkaar afgestemde set van regels die van toepassing zijn op een locatie. Het omgevingsplan moet digitaal raadpleegbaar zijn.
Planspecifiek
De gemeente Gooise Meren loopt met het voorliggende parapluplan vooruit op de Omgevingswet, door voor enkele kleine bouwplannen een regeling op te nemen in het voorliggende paraplubestemmingsplan. Op deze manier kan ook bij de inwerkingtreding van de Omgevingswet gebruik worden gemaakt van deze regeling.

3.1.2 Overig nationaal en provinciaal beleid

De Nationale Omgevingsvisie, het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening, de Ladder voor duurzame verstedelijking, de Omgevingsvisie NH2050 en de Omgevingsverordening NH2020 zijn niet specifiek van toepassing op de mogelijkheden uit het voorliggende parapluplan. Om die reden wordt niet nader ingegaan op deze beleidsstukken.

3.2 Gemeentelijk Beleid

3.2.1 Omgevingsvisie Gooise Meren

In de 'Omgevingsvisie Gooise Meren - Samen wonen, werken, ondernemen en recreëren in een groen en historisch gebied' (vastgesteld d.d. 20 september 2023) wordt beschreven hoe er naar de toekomst van Gooise Meren wordt gekeken. De omgevingsvisie is één van de instrumenten van de Omgevingswet. De omgevingsvisie vervangt onder andere de structuurvisie en beschrijft: de kwaliteit van de leefomgeving; de gewenste ontwikkeling, het gebruik, het beheer, de bescherming en het behoud van de leefomgeving; en de hoofdzaken van het beleid voor de leefomgeving.
De doelen voor de toekomst van de leefomgeving heeft de gemeente samengebracht in de Schijf van Vijf. De Schijf van Vijf geeft richting aan een gezonde toekomst. De Schijf van Vijf bestaat uit vijf ambities:
  1. Samen werken en veilig op weg in de regio;
  2. Samen leven in buurt, wijk en gemeente;
  3. Natuur- en erfgoedparels;
  4. Verduurzaming als vliegwiel voor de toekomst;
  5. De leefomgeving (nog) mooier en gezonder maken.
Planspecifiek
Voorliggend parapluplan heeft geen impact op de ambities uit de Omgevingsvisie Gooise Meren. Er worden steeds voldoende ruimtelijke randvoorwaarden geformuleerd, waardoor de ruimtelijke kwaliteit niet onevenredig wordt aangetast. Verder is een regeling voor het ophogen van platte daken juist gericht op het verduurzamen. Ook wordt waar nodig rekening gehouden met de keuze uit de omgevingsvisie om bij beschermde gezichten en monumenten zorgvuldig om te gaan met nieuwe ontwikkelingen.
Gesteld kan worden dat voorliggend plan niet in strijd is met de Omgevingsvisie Gooise Meren.

3.2.2 Welstandsnota Gooise Meren 2019

Het welstandsbeleid van de voormalige gemeenten Bussum, Muiden en Naarden is samengevoegd en waar nodig geactualiseerd. In de Welstandsnota Gooise Meren 2019 zijn de beoordelingskaders opgenomen voor gebieden en objecten, die hun grondslag vinden in de samenhang van het bebouwingsbeeld en de historisch gegroeide structuren. Het doel van het welstandsbeleid is het behartigen van het publieke belang door de lokale overheid, waarbij de individuele vrijheid van de burger of ondernemer wordt afgewogen tegen het aanzien van hun omgeving als algemene waarde.
Planspecifiek
In de welstandsnota zijn onder andere criteria opgenomen voor kleine plannen. In het voorliggende parapluplan is daar op onderdelen bij aangesloten, zoals ten aanzien van de criteria voor 'dakkapellen en dakramen, '' installaties' en 'fietsenbergingen in voortuinen'. Ook bij de verdere uitwerkingen zal, voor zover relevant, worden aangesloten bij de welstandscriteria uit de Welstandsnota Gooise Meren 2019. Derhalve kan gesteld worden dat het voorliggende plan in lijn is met de Welstandsnota Gooise Meren 2019.

4 Planbeschrijving

4.1 Algemeen

Voor het bestemmingsplan is gebruik gemaakt van de in de Wet ruimtelijke ordening opgenomen standaardvorm van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingplannen 2012 (SVBP 2012).
Dit bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, planregels en een toelichting. De verbeelding en de planregels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Beide planonderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast.
De toelichting heeft geen rechtskracht, maar vormt niettemin een belangrijk onderdeel van het plan. De toelichting van dit bestemmingsplan geeft een weergave van de beweegredenen en de beleidsuitgangspunten die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen. Ook is de toelichting van belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het bestemmingsplan.
Voor de planregels is de gestandaardiseerde opbouw uit de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 gebruikt. In de planregels is een standaard hoofdstukindeling aangehouden die begint met 'Inleidende regels' (begrippen en wijze van meten), vervolgens met de 'Bestemmingsregels', de 'Algemene regels' en de 'Overgangs- en slotregels'.
Het voorliggende parapluplan heeft betrekking op de gehele gemeente: de verbeelding omvat dan ook het gehele gemeentelijke grondgebied.

4.2 Artikelgewijze Toelichting

4.2.1 Artikel 1. Begrippen

In artikel 1 zijn de begrippen opgenomen die nodig zijn om het parapluplan goed te kunnen begrijpen. Er is hierbij aansluiting gezocht bij recente bestemmingsplannen van de gemeente Gooise Meren.

4.2.2 Artikel 2. Wijze van meten

In artikel 2 is de Wijze van meten opgenomen. Hierbij is zoveel mogelijk aansluiting gezocht bij recente bestemmingsplannen van de gemeente Gooise Meren en SVBP 2012.

4.2.3 Artikel 3. Reikwijdte

Deze parapluherziening herziet op onderdelen de binnenplanse afwijkingsregels van alle vigerende bestemmingsplannen voor het gehele grondgebied van de gemeente Gooise Meren en vormt daarmee een aanvulling op de vigerende bestemmingplannen. De overige regels van de vigerende bestemmingsplannen blijven hierbij ongewijzigd en onverminderd van kracht.

4.2.4 Artikel 4. Anti-dubbeltelbepaling

In dit artikel is bepaald dat grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing blijft.

4.2.5 Artikel 5. Algemene bouwregels

In dit artikel zijn per onderwerp de mogelijkheden voor afwijking van de geldende bestemmingsplannen opgenomen, waarbij tevens algemene voorwaarden zijn opgenomen waar aan voldaan moet worden.
Navolgend zijn de regels van dit artikel kort beschreven.
Artikel 5.1. Dakkapellen aan de voorzijde van een woning
In dit lid zijn regels opgenomen voor het plaatsen van een dakkapel in het voordakvlak. Daarbij zijn eisen gesteld aan de plaatsing, afmetingen en het aantal, waarbij ook aangesloten is bij wat hiervoor in de Welstandsnota Gooise Meren 2019 is bepaald bij de criteria voor 'Dakkapellen en dakramen'.
Deze regeling is niet van toepassing bij panden die gelegen zijn in beschermde dorps- en stadsgezichten en bij panden die zijn aangewezen als Rijks-, provinciaal of gemeentelijk monument.
Artikel 5.2. Fietsenbergingen
In dit lid zijn regels opgenomen voor fietsenbergingen in de voortuin, waarbij aangesloten wordt bij de criteria van 'Fietsenberging in voortuin' in de Welstandsnota Gooise Meren 2019. Er zijn in dit verband voorwaarden gesteld aan plaatsing, afmetingen en aantal.
Deze regeling is niet van toepassing bij panden die gelegen zijn in beschermde dorps- en stadsgezichten en bij panden die zijn aangewezen als Rijks-, provinciaal of gemeentelijk monument.
Artikel 5.3. Buitenunits
In dit lid zijn regels opgenomen voor buitenunits voor airco's of warmtepompen. Deze zijn thans vergunningplichtig, doordat het als een installatie wordt opgevat die het bouwvolume vergroot. Daar wil de gemeente vanaf, door hiervoor een regeling op te nemen in dit parapluplan. Er worden eisen gesteld aan de plaatsing en omvang. Zo gaat het uitsluitend om buitenunits aan de achtergevel en aan de niet naar openbaar toegankelijk gebied gerichte zijgevel. Tevens is bepaald dat de hoogte en breedte maximaal resp. 0,7 m en 1,0 m mag bedragen en de diepte (gemeten vanaf de gevel) maximaal 0,5 m. Hierbij is aangesloten bij de welstandscriteria voor 'Installaties' uit de Welstandsnota Gooise Meren 2019.
Artikel 5.4. Verhogen van platte daken
De praktijk wijst uit dat bij het verduurzamen soms een grotere bouwhoogte wordt bereikt dan is toegestaan. Om het verduurzamen niet te blokkeren wordt in het voorliggende parapluplan een regeling opgenomen om de bouwhoogte van een plat dak bij woningen met 30 cm te verhogen.
Artikel 5.5. Containerombouwen
In dit lid is een regeling opgenomen voor containerombouwen in de voortuin. Deze zijn vergunningsvrij tot maximaal 1 m, maar dat is veelal te weinig voor kliko's e.d. Om die reden is een regeling opgesteld waarbij de maximale bouwhoogte 1,5 m mag bedragen. De oppervlakte mag niet meer zijn dan 5 m².
Artikel 5.6. Transparante erfafscheidingen
Dit lid bevat een regeling voor transparante erfafscheidingen in het voorerfgebied, waarbij een hogere maat (1,5 meter) wordt toegelaten dan regulier mogelijk is (1 meter). Voorwaarde is dat deze erfafscheiding grotendeels bestaat uit grofmazig betongaas of een vergelijkbaar transparant materiaal en dat deze dient ter ondersteuning van planten.
Artikel 5.7. Bouwen met een kleine afwijking van regels
In dit lid is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen voor kleine afwijkingen van hoogtematen en bebouwingspercentages, voor het plaatsen van vlucht- of noodtrappen, voor geringe afwijking van de plaats en richting van de bestemmingsgrenzen en voor de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde en van sirenemasten of masten voor mobiel dataverkeer. Daarbij is van belang dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen.

4.2.6 Artikel 6. Overgangsrecht

In artikel 6 is het overgangsrecht opgenomen, voor bouwwerken en gebruik.

4.2.7 Artikel 7. Slotregel

Artikel 7 bevat de slotregel hier staat dat de regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Parapluplan kleine bouwplannen'.

5 Uitvoerbaarheid

5.1 Economische Uitvoerbaarheid

Dit parapluplan voorziet in het planologisch-juridisch borgen van bouwmogelijkheden voor kleine bouwplannen. Aan dit parapluplan zijn, behoudens de (ambtelijke)kosten van het opstellen van het plan, geen kosten verbonden. De wijzigingen in de planregels die hiermee worden doorgevoerd, leiden niet tot een bouwplan als bedoeld in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening. Het is daarom niet nodig om een exploitatieplan conform artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening op te stellen.
Het voorliggende parapluplan is daarmee economisch uitvoerbaar.

5.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

Bij de voorbereiding van een (voor)ontwerpbestemmingsplan dient op grond van artikel 3.1.6 lid 1 Wro sub c overleg te worden gevoerd als bedoeld in artikel 3.1.1 Bro. Op basis van het eerste lid van dit artikel wordt overleg gevoerd met waterschappen en met die diensten van Rijk en provincie die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn. Voor wat kleinere plannen kan, in overleg, afgezien worden van dit overleg.
Een ontwerpbestemmingsplan dient conform afdeling 3.4 Awb gedurende 6 weken ter inzage gelegd worden. Hierbij is er de mogelijkheid voor een ieder om zienswijzen in te dienen op het plan. Na vaststelling door de gemeenteraad wordt het vaststellingsbesluit bekend gemaakt. Het bestemmingsplan ligt na bekendmaking 6 weken ter inzage. Gedurende deze termijn is er de mogelijkheid beroep in te dienen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Het bestemmingsplan treedt vervolgens daags na afloop van de tervisielegging in werking als er geen beroep is ingesteld. Is er wel beroep ingesteld dan treedt het bestemmingsplan ook in werking, tenzij naast het indienen van een beroepschrift ook om een voorlopige voorziening is gevraagd. De schorsing van de inwerkingtreding eindigt indien de voorlopige voorziening wordt afgewezen. De procedure eindigt met het besluit van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

5.2.1 Vooroverleg

Indien nodig wordt het parapluplan in het kader van het vooroverleg als bedoeld in artikel 3.1.1 Bro toegestuurd aan de relevante vooroverlegpartners. In dat geval wordt in deze paragraaf daarvan verslag gedaan.

5.2.2 Zienswijzen

Indien tijdens de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan zienswijzen worden ingediend worden deze hier samengevat en beantwoord.