KadastraleKaart.com

1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Van Toepassing Verklaring
2 Overgangs- En Slotregels
Artikel 3 Slotregel

Buitengebied Erp, wijziging Goordonksedijk 29

Wijzigingsplan - Gemeente Meierijstad

Vastgesteld op 05-09-2023 - geheel onherroepelijk in werking

Bestanden

Toelichting

1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan
het wijzigingsplan ‘Buitengebied Erp, wijziging Goordonksedijk 29’ van de gemeente Meierijstad, bestaande uit de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand met identificatienummer NL.IMRO.1948.BGV000BP0052022P-VG01, met de bijbehorende regels en bijlage.
1.2 dierenverblijf
gebouw voor het houden van landbouwhuisdieren, inclusief de daartoe behorende voorzieningen.
1.3 hokdierhouderij
veehouderij met uitzondering van nertsenhouderij, melkrundveehouderij en schapenhouderij.
1.4 stalderingsgebied
gebied waarbinnen het oprichten van een dierenverblijf voor een hokdierhouderij is gekoppeld aan de sanering van een bestaand dierenverblijf van een hokdierhouderij met als doel de regionale concentratie van vee te reguleren en verdere leegstand te voorkomen. Bij de toepassing van de regels van dit bestemmingsplan wordt de begrenzing van het stalderingsgebied bepaald door de begrenzing van het stalderingsgebied in de Interim Omgevingsverordening Noord-Brabant, zoals geldend op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke omgevingsvergunningaanvraag.
1.5 toename stikstofdepositie
er is sprake van een toename van stikstofdepositie wanneer de stikstofdepositie (mol/ha/jaar) als gevolg van de stikstofemissie van een (agrarisch) bedrijf op voor stikstof gevoelige habitats in een Natura 2000-gebied meer bedraagt dan de stikstofdepositie (mol/ha/jaar) die conformeert met een ten tijde van de vaststelling van het wijzigingsplan verleende en onherroepelijke vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 van 9 juli 2013 met kenmerk C2073350/3428163.
1.6 zorgvuldige veehouderij
veehouderij, die door het treffen van maatregelen, onder andere gericht op landschap, het verder sluiten van kringlopen op lokaal niveau, emissiebeperking en gezondheid voor mens en dier, ruimtelijk en maatschappelijk optimaal is ingepast in zijn omgeving. Er is sprake van een zorgvuldige veehouderij als is voldaan aan de ‘Nadere regels zorgvuldige veehouderij (versie 2.1)’ of vergelijkbare regels zoals geldend op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke omgevingsvergunningaanvraag.

Artikel 2 Van Toepassing Verklaring

Van toepassing verklaring - verbeelding
Dit wijzigingsplan wijzigt de verbeelding op de locatie Goordonksedijk 29 te Erp, behorende bij het bestemmingsplan ‘Buitengebied’ van de voormalige gemeente Veghel (identificatienummer NL.IMRO.0860.BU01aa000000BP2013-VG02), zoals vastgesteld op 22 oktober 2015, overeenkomstig de wijze, zoals vervat in de verbeelding behorende bij onderhavig wijzigingsplan.
Van toepassing verklaring - regels
Op dit wijzigingsplan zijn de regels van het op 22 oktober 2015 vastgestelde bestemmingsplan ‘Buitengebied’ van de voormalige gemeente Veghel (identificatienummer NL.IMRO.0860.BU01aa000000BP2013-VG02) van toepassing,
welke worden aangevuld met de volgende bepalingen:
2.1. Bouwregels
Aan de bouwregels in artikel 3.2 wordt de volgende bepaling toegevoegd:
3.2.7 Bouwen ten behoeve van dierenverblijven
Een toename van de oppervlakte dierenverblijf binnen een bouwvlak is alleen toegestaan als:
  1. maatregelen worden getroffen en in stand gehouden die invulling geven aan een zorgvuldige veehouderij;
  2. de ontwikkeling vanuit een goede omgevingskwaliteit met een veilige, gezonde leefomgeving inpasbaar is in de omgeving;
  3. is aangetoond dat de kans op cumulatieve geurhinder (achtergrondbelasting) op geurgevoelige objecten, in de bebouwde kom niet hoger is dan 12% en in het buitengebied niet hoger is dan 20%, tenzij er - indien blijkt dat de achtergrondbelasting hoger is dan voornoemde percentages - maatregelen worden getroffen door de veehouderij die tot een daling leiden van de achtergrondbelasting, welke ten minste de eigen bijdrage aan de overschrijding van de achtergrondbelasting compenseert;
  4. een zorgvuldige dialoog is gevoerd, gericht op het betrekken van de belangen van de omgeving in de planontwikkeling;
  5. indien sprake is van een toename van de oppervlakte dierenverblijf voor hokdieren bewijs is overlegd dat:
    1. binnen het stalderingsgebied dierenverblijf van een hokdierhouderij is gesaneerd door sloop of herbestemming waarbij het gebruik als dierenverblijf juridisch en feitelijk is beëindigd;
    2. de te saneren oppervlakte dierenverblijf voor hokdieren bedraagt;
      1. ingeval van sloop, tenminste 120% van de oppervlakte die wordt opgericht of in gebruik wordt genomen;
      2. ingeval van herbestemming, ten minste 200% van de oppervlakte die wordt opgericht of in gebruik wordt genomen;
    3. voor de sanering geen gebruik is gemaakt van een provinciale saneringsregeling.
2.2. Specifieke gebruiksregels
Aan de regels van artikel 3.4.1 ‘Strijdig gebruik’ worden aan de opsomming de volgende bepalingen toegevoegd:
  1. een gebruikswijziging van een (deel van een) gebouw, waarbij sprake is van een toename van de oppervlakte dierenverblijf binnen een bouwvlak
  2. handelingen en/of activiteiten waarbij sprake is van een toename van stikstofdepositie (mol/ha/jaar).
Na artikel 3.4.2. worden de volgende specifieke gebruiksregels toegevoegd:
3.4.3 Gebruik van gebouwen ten behoeve van dierenverblijven
In afwijking van het bepaalde in artikel 3.4.1 onder e. is een gebruikswijziging van een (deel van een) gebouw, waarbij sprake is van een toename van de oppervlakte dierenverblijf binnen een bouwvlak, toegestaan, als:
  1. maatregelen worden getroffen en in stand gehouden die invulling geven aan een zorgvuldige veehouderij;
  2. de ontwikkeling vanuit een goede omgevingskwaliteit met een veilige, gezonde leefomgeving inpasbaar is in de omgeving;
  3. is aangetoond dat de kans op cumulatieve geurhinder (achtergrondbelasting) op geurgevoelige objecten, in de bebouwde kom niet hoger is dan 12% en in het buitengebied niet hoger is dan 20%, tenzij er - indien blijkt dat de achtergrondbelasting hoger is dan voornoemde percentages - maatregelen worden getroffen door de veehouderij die tot een daling leiden van de achtergrondbelasting, welke ten minste de eigen bijdrage aan de overschrijding van de achtergrondbelasting compenseert;
  4. een zorgvuldige dialoog is gevoerd, gericht op het betrekken van de belangen van de omgeving in de planontwikkeling;
  5. indien sprake is van een toename van de oppervlakte dierenverblijf voor hokdieren bewijs is overlegd dat:
    1. binnen het stalderingsgebied dierenverblijf van een hokdierhouderij is gesaneerd door sloop of herbestemming waarbij het gebruik als dierenverblijf juridisch en feitelijk is beëindigd;
    2. de te saneren oppervlakte dierenverblijf voor hokdieren bedraagt;
      1. ingeval van sloop, tenminste 120% van de oppervlakte die wordt opgericht of in gebruik wordt genomen;
      2. ingeval van herbestemming, ten minste 200% van de oppervlakte die wordt opgericht of in gebruik wordt genomen;
    3. voor de sanering geen gebruik is gemaakt van een provinciale saneringsregeling.
3.4.4 Voorwaardelijke verplichting - landschappelijke inpassing
Het gebruiken en (doen) laten gebruiken van nieuwe bebouwing conform de in lid 3.1 opgenomen bestemmingsomschrijving is alleen toegestaan als ter plaatse de landschappelijke inpassing overeenkomstig het landschappelijk inpassingsplan, zoals opgenomen in bijlage 1, of een kwalitatief daarmee vergelijkbaar plan dat door het college van burgemeester en wethouders is geaccordeerd, binnen 12 maanden na het onherroepelijk worden van de betreffende omgevingsvergunning is uitgevoerd en vervolgens duurzaam wordt beheerd en in stand wordt gehouden.
3.4.5 Voorwaardelijke verplichting - bodemkwaliteit
Het slopen van bestaande bebouwing en het gebruiken en (doen) laten gebruiken van nieuwe bebouwing conform de in lid 3.1 opgenomen bestemmingsomschrijving is alleen toegestaan indien uit een verkennend bodemonderzoek en asbestonderzoek (druppelzones en bovengrond, indien sprake is van asbestverdachte omstandigheden) blijkt dat de bodemkwaliteit geschikt is voor het beoogde gebruik of, indien dit niet het geval is, de bodemkwaliteit geschikt wordt gemaakt voor het beoogde gebruik door middel van bodemsanering en het bevoegd gezag haar goedkeuring heeft verleend ten aanzien van de uitgevoerde bodemsanering.
2.3. Afwijken gebruiksregels
Aan de afwijkingsregels voor het gebruik (artikel 3.5) wordt de volgende bepaling toegevoegd:
3.5.3 Omgevingsvergunning toename stikstofdepositie
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.4.1 onder f. en handelingen en/of activiteiten, waarbij sprake is van een toename van stikstofdepositie (mol/ha/jaar), toestaan, indien:
  1. toename van stikstofdepositie op Natura 2000-gebied(en) niet leidt tot een overschrijding van de kritische depositiewaarde van de habitats ter plaatse, of;
  2. toename van stikstofdepositie op Natura 2000-gebied(en) wordt gesaldeerd door een in ieder geval gelijkwaardige afname van depositie op het gebied uit andere bronnen;
  3. toename van stikstofdepositie op Natura 2000-gebied(en) niet de natuurlijke kenmerken van het gebied aantast. Deze kenmerken worden niet aangetast als op grond van de Wet natuurbescherming een vergunning is verleend dan wel deze op grond van de Wet natuurbescherming niet noodzakelijk is.
2.4. Wijzigingsbevoegdheden
Aan de wijzigingsbevoegdheden zoals opgenomen in de artikelen 3.7.1 tot en met 3.7.16. wordt de volgende bepaling toegevoegd:
  • de wijziging leidt niet tot een toename van stikstofdepositie.

2 Overgangs- En Slotregels

Artikel 3 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het wijzigingsplan ‘Buitengebied Erp, wijziging Goordonksedijk 29’ van de gemeente Meierijstad.