Sportpark De Neul Sint-Oedenrode
Bestemmingsplan - Gemeente Meierijstad
Vastgesteld op 17-02-2022 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 plan:
het bestemmingsplan 'Sportpark De Neul' van de gemeente Meierijstad.
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1948.OED001BP0022021P-VG01 met de bijbehorende regels en bijlagen.
1.3 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.4 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
1.5 bebouwingspercentage:
een in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van een bouwperceel c.q. bouwvlak of bestemmingsvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd met bijgebouwen en overkappingen; hierbij worden ondergrondse bouwwerken die zichtbaar zijn boven peil meegerekend, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen.
1.6 bedrijf:
een inrichting voor de uitoefening van een bepaalde tak van industrie of handel.
1.7 bestaand bouwwerk:
een bouwwerk, dat:
- op het moment van het ter inzage leggen van het ontwerp van dit plan bestaat of in uitvoering is;
- na dat tijdstip is of mag worden gebouwd krachtens of bij de Woningwet.
1.8 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak.
1.9 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.10 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.11 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak.
1.12 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolgde de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.13 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
1.14 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.15 carport:
een overkapping, vrijstaand of aangebouwd aan een gebouw, ondersteund door palen of kolommen, dat één of meerdere al dan niet eigen wanden kent, bestemd om te dienen als overdekte stalling voor motorrijtuigen.
1.16 cultuurhistorische waarde:
de aaneen bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt.
1.17 dagrecreatieve voorzieningen:
voorzieningen ten behoeve van vormen van recreatie, die in principe plaatsvinden tussen zonsopgang en zonsondergang en niet gericht zijn op het verstrekken van nachtverblijf.
1.18 evenement:
een één- of meerdaagse voor het publiek toegankelijke verrichting van vermaak.
1.19 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt, met dien verstande dat een carport als gebouw wordt aangemerkt.
1.20 horeca:
het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf en/of ter plaatse nuttigen van voedsel en dranken en/of het exploiteren van zaalaccommodatie, een en ander gepaard gaande met dienstverlening.
1.21 landschappelijke waarden
de aan een gebied toegekende waarden in verband met de waarneembare verschijningsvorm van dat gebied.
1.22 nutsvoorziening:
een (openbare) voorziening ten nutte van het publiek (zoals centrale antenne, gas, water, elektriciteit, telefoon, riolering).
1.23 ondergeschikt bouwdeel:
- een buiten de gevel of dakvlakken uitstekend ondergeschikt deel van een bouwwerk en/of;
- ondergeschikte delen van een ondergronds bouwwerk die zichtbaar zijn boven peil.
1.24 ondergeschikte horeca:
wanneer men in een zaak die geen (planologische) hoofdbestemming horeca heeft iets kan consumeren en men daarvoor moet betalen.
1.25 ondergrondse werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden:
werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden die onder peil plaatsvinden.
1.26 ondergronds bouwwerk:
een (gedeelte van een) bouwwerk, waarvan de vloer is gelegen onder peil.
1.27 parkeervoorzieningen:
elke al dan niet overdekte stallingsgelegenheid ten behoeve van gemotoriseerd verkeer;
- a. openbare parkeerplaatsen:
parkeerplaatsen die in beginsel openbaar (voor iedereen) toegankelijk zijn;
- b. particuliere parkeerplaatsen:
parkeerplaatsen die in beginsel niet (voor iedereen) openbaar toegankelijk zijn, zoals parkeerplaatsen op eigen terrein, voor eigen werknemers.
1.28 sportvoorziening
een voorziening, welke gelegenheid biedt tot het beoefenen van sport en lichamelijke opvoeding.
1.29 straatmeubilair:
openbare voorzieningen van geringe afmetingen, zoals banken, bloem- en plantenbakken, gedenktekens, speeltoestellen, straatverlichting, wegbebakening en -bewijzering en andere, hiermee gelijk te stellen bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
1.30 weg:
alle voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande wegen of paden, daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de wegen of paden behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de wegen liggende en als zodanig aangeduide parkeerterreinen.
1.31 wet/wettelijke regelingen:
indien en voor zover in deze regels wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, dienen deze regelingen te worden gelezen, zoals die luiden op het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpplan.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
2.2 de goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.3 de inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van onderschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.5 de oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
2.6 afstand tot de bouwperceelsgrens
tussen de grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is;
2.7 ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk
vanaf het bouwkundig peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend.
2.8 afstand tussen gebouwen
de kortste afstand van de loodrechte horizontale projecties van de gebouwen;
2.9 lengte, breedte en diepte van een bouwwerk
tussen (de lijnen getrokken door) de buitenwerkse gevelvlakken en/of harten van scheidsmuren.
2.10 brutovloeroppervlak van een gebouw
gemeten (op alle bouwlagen) op vloerniveau langs de buitenomtrek van de opgaande scheidingsconstructies, of tot het hart van de desbetreffende scheidingsconstructie, indien de binnenruimte van het gebouw grenst aan de binnenruimte van een ander gebouw;
2.11 oppervlak van een bouwperceel
de maten van het kadastrale perceel, dan wel, wanneer er geen sprake is van een gedeeld kadastraal perceel, de feitelijke oppervlakte van het perceel behorend bij het hoofdgebouw.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Sport
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. sportvoorzieningen;
- b. dagrecreatieve voorzieningen;
met daaraan ondergeschikt:
- c. aan sub a en b ondergeschikte horecavoorzieningen;
met daarbij behorende:
- d. parkeervoorzieningen;
- e. groenvoorzieningen;
- f. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
- g. (open) erven, in- en uitritten, paden/wegen
3.2 Bouwregels
3.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:
- a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
- b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
- c. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
- d. ter waarborging van de sociale veiligheid;
- e. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.
Artikel 4 Verkeer - Verblijfsgebied
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer – Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegen, straten en paden, inclusief straatmeubilair, met hoofdzakelijk een verblijfsfunctie;
- b. speelvoorzieningen, niet zijnde een jongerenontmoetingsplaats;
- c. kunstwerken;
- d. parkeervoorzieningen;
- e. groenvoorzieningen;
- f. hondenuitlaatplaatsen;
- g. waterhuishoudkundige voorzieningen;
- h. oeververbindingen zoals bruggen;
- i. nutsvoorzieningen;
- j. evenementen;
4.2 Bouwregels
4.3 Specifieke gebruiksregels
4.4 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van het bepaalde in 4.1 sub b, ten behoeve van de realisering van een jongerenontmoetingsplaats, met dien verstande dat:
- a. de bouwhoogte van het bouwwerk niet meer mag bedragen dan 3 meter en het te herbouwen oppervlak niet meer mag bedragen dan 15 m2;
- b. de locatie waar de betreffende bouwwerk wordt gerealiseerd eenvoudig bereikbaar is vanaf de openbare weg;
- c. de directe omgeving van het bouwwerk voorzien is van voldoende openbare verlichting;
- d. de plaatsing van het bouwwerk geen hinder of gevaar voor het verkeer oplevert;
- e. de plaatsing van het bouwwerk een onevenredige afbreuk doet aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
Artikel 5 Waarde - Archeologie 4
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:
- a. het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.
5.2 Bouwregels
- a. Waar een hoofdbestemming samenvalt met een medebestemming geldt primair het bepaalde ten aanzien van de medebestemming. De bepalingen met betrekking tot de hoofdbestemming zijn alsdan uitsluitend van toepassing voor zover deze niet strijdig zijn met het bepaalde ten aanzien van de medebestemming.
- b. Binnen voor 'Waarde – Archeologie 4' aangewezen gronden is het niet toegestaan te bouwen, met uitzondering van verbouw en/of nieuwbouw van bestaande gebouwen, voor zover bij de bouw de bestaande oppervlakte van het gebouw met niet meer dan 100 m² wordt vergroot of ruimtelijk gewijzigd en voor zover bij de bouw geen grondwerkzaamheden worden uitgevoerd dieper dan 0,5 meter ten opzichte van het maaiveld.
- c. Voor zover de betreffende bouwwerken toelaatbaar zijn volgens de overigens voor deze gronden geldende bepalingen, kan de vergunning worden verleend, indien aan de vergunning de volgende regels worden verbonden:
- 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
- 2. de verplichting tot het doen van opgravingen, of;
- 3. de verplichting de uitvoering van de bouwwerken te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
- a. De bouwvergunning wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.
5.3 Omgevingsvergunning
5.4 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Waarde - Archeologie 4' geheel of gedeeltelijk wordt verwijderd, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat in het aangewezen gebied geen archeologische waarden zijn aangetroffen.
Artikel 6 Leiding - Riool
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Leiding - Riool’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
- a. de aanleg, instandhouding en/of bescherming van ondergrondse rioolwatertransportleiding.
6.2 Bouwregels
In afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald ten aanzien van het bouwen krachtens de overige bestemmingen van deze gronden, mogen op of in deze bestemming begrepen gronden uitsluitend worden gebouwd:
- a. bouwwerken voor de aanleg en instandhouding van de ondergrondse rioolwater-transportleidingen tot een maximale bouwhoogte van 3 m.
6.3 Ontheffing van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen:
- a. van het bepaalde in 16.2 voor het bouwen ten behoeve van de overige bestemmingen van deze gronden, met dien verstande dat:
- 1. het behoud van een veilige ligging en de continuïteit van de rioolwatertransportvoorzieningen zijn gewaarborgd;
- 2. burgemeester en wethouders schriftelijk advies dienen te hebben ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder.
6.4 Omgevingsvergunning
Artikel 7 Waterstaat - Reserveringsgebied Waterberging
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Waterstaat – Reserveringsgebied waterberging’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
- a. De tijdelijke opvang van water
7.2 Bouwregels
7.3 Omgevingsvergunning
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 8 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij de verlening van een bouwvergunning, waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 9 Algemene Bouwregels
9.1 Bestaande afwijkende maatvoering
In die gevallen, dat de goothoogte, bouwhoogte, de oppervlakte, de inhoud, een bebouwingspercentage en/of de afstand tot de weg of perceelsgrenzen, en andere maten, voor zover in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet tot stand gekomen, op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van het plan minder dan wel meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven respectievelijk toegestaan, geldt die bestaande maatvoering in afwijking daarvan als minimaal respectievelijk maximaal toegestaan.
9.2 Ondergeschikte bouwdelen
Bouwgrenzen mogen worden overschreden door ondergeschikte bouwdelen tot maximaal 1 meter alsmede door liftkokers, trappenhuizen en galerijen.
9.3 Ondergrondse werken en werkzaamheden
Voor het uitvoeren van ondergrondse werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden gelden, behoudens de in de navolgende regels opgenomen afwijkingen, geen beperkingen.
9.4 Ondergronds bouwen
Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden, behoudens de elders in deze regeling opgenomen afwijkingen, de volgende bepalingen:
- a. Ondergrondse bouwwerken welke tevens zichtbaar zijn boven peil zijn uitsluitend toegestaan binnen de bouwvlakken, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen die ook buiten bouwvlakken zijn toegestaan.
- b. De ondergrondse bouwdiepte van ondergrondse bouwwerken bedraagt maximaal 3 meter onder peil.
- c. Bij het berekenen van het in deze regels maximaal te bebouwen oppervlak, wordt de oppervlakte van ondergrondse gebouwen mede in aanmerking genomen.
9.5 Nadere eisen
- a. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd krachtens het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening nadere eisen te stellen ten aanzien van:
- 1. de situering van bouwwerken;
- 2. de afmetingen van bouwwerken;
- 3. de bebouwingsdichtheid;
- 4. de kapvorm van gebouwen;
- 5. de situering van in- en uitritten;
- 6. voor zover in de bestemmingsregels in hoofdstuk 2 hieromtrent basiseisen zijn opgenomen.
- b. De nadere eisenregeling wordt toegepast met het oog op:
- 1. het straat- en bebouwingsbeeld:
- voor een verantwoorde, samenhangende en evenwichtige stedenbouwkundige inpassing, en ter waarborging van de stedenbouwkundige (beeld)kwaliteit.
- 2. de gebruiksmogelijkheden:
- ter voorkoming van een onevenredige aantasting van gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en de zich daarop bevindende bouwwerken;
- in verband met gewenste parkeer-, laad- en losruimte van voldoende omvang op eigen terrein.
- 3. de woonsituatie:
- het in stand houden c.q. garanderen van een goede woonsituatie binnen deze en andere bestemmingen, in het bijzonder met het oog op:
- a. lichttoetreding/bezonning ten opzichte van (bebouwing op) aangrenzende gronden;
- b. uitzicht;
- c. de aanwezigheid van voldoende privacy.
- 4. de verkeersveiligheid:
- ter waarborging en ter voorkoming van een ruimtelijke situatie die uit een oogpunt van verkeersveiligheid rondom hoeken van wegen, bochten en in- en uitritten niet gewenst is.
- 5. de milieusituatie:
- ter waarborging en ter voorkoming van een ruimtelijke situatie die uit een oogpunt van milieuaspecten c.q. de belasting van het milieu, zoals hinder voor omwonenden en verkeersaantrekkende werking, niet gewenst is, dient rekening gehouden te worden met het waarborgen, in stand houden c.q. tot stand brengen van een situatie waarbij rekening wordt gehouden met:
- a. de toegelaten gebruiksmogelijkheden in de bestemmingen;
- b. strijdigheid met de regels, voortvloeiende uit wettelijke bepalingen zoals de Wet milieubeheer dan wel een AMvB op grond van de Wet milieubeheer;
- c. de belasting van het milieu.
- 6. de sociale veiligheid:
- ter waarborging en ter voorkoming van een ruimtelijke situatie die onoverzichtelijk, onherkenbaar en niet-sociaal controleerbaar is.
- 7. de brandveiligheid:
- ter waarborging en ter verkrijging van een ruimtelijke situatie, die uit een oogpunt van brandveiligheid, c.q. brand- en rampenbestrijding niet gewenst is, dient rekening gehouden te worden met het waarborgen, in stand houden c.q. tot stand brengen van een brandveilige situatie en goede bereikbaarheid.
- 1. het straat- en bebouwingsbeeld:
Artikel 10 Algemene Ontheffingsregels
Indien niet op grond van een andere bepaling van deze regels ontheffing kan worden verleend, geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken, zijn burgemeester en wethouders bevoegd ontheffing te verlenen van de desbetreffende bepalingen van het plan voor:
- a. het afwijken van de in het bestemmingsplan voorgeschreven bouwhoogte, nokhoogte en oppervlaktematen met ten hoogste 10%, indien zulks in verband met de realisering van een bouwplan noodzakelijk is;
- b. het aanbrengen van geringe wijzigingen in de plaats, richting en/of afmetingen van bouwgrenzen, mits het wijzigingen betreft ten behoeve van de praktische uitvoering van het plan, dan wel ter correctie van afwijkingen of onnauwkeurigheden op de verbeelding, met dien verstande dat geen sprake mag zijn van onevenredige aantasting van belangen;
- c. overschrijdingen van de krachtens de bepalingen in dit plan toegelaten hoogte van bouwwerken, voor de bouw van dakopbouwen voor technische installaties, zoals liftinstallaties, luchtbehandelingsinstallaties, ventilatiesystemen, afzuigsystemen en soortgelijke bouwwerken, die anders hun functie niet kunnen vervullen;
- d. het oprichten van voorzieningen ten dienste van het ontvangen en zenden van radio- en televisiesignalen, voor zover deze voorzieningen een doorsnede hebben van ten hoogste 2 meter en de bouwhoogte niet meer bedraagt dan maximaal 15 meter voor antennes voor privé gebruik en maximaal 30 m voor antennes voor gemeenschappelijk gebruik;
- e. het oprichten van antenne-installaties ten dienste van (tele)communicatiedoeleinden, met inachtneming van de volgende bepalingen:
- 1. De aanvrager dient aan te tonen dat:
- de installatie op de gekozen locatie onmisbaar is voor de realisering van een adequaat dekkend netwerk;
- de mogelijkheden van site sharing van de te plaatsen installatie voldoende zijn gewaarborgd of benut.
- 2. De installatie dient van geringe horizontale afmetingen te zijn.
- 3. Om horizonvervuiling zoveel mogelijk te beperken, wordt gestreefd naar het beperken van het aantal antenne-installaties en het optimaal benutten van site sharing.
- 4. Er moet zoveel mogelijk gebruik worden gemaakt van bestaande bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals reclamemasten en hoogspanningsmasten;
- 5. De bouwhoogte van een nieuwe mast ten behoeve van de antenne-installatie mag maximaal 50 meter bedragen.
- 6. De installatie moet ruimtelijk en landschappelijk worden ingepast.
- 1. De aanvrager dient aan te tonen dat:
- f. het bouwen van ondergrondse bouwwerken met een ondergrondse bouwdiepte van maximaal 8 meter onder peil, onder de voorwaarden dat:
- 1. de waterhuishouding niet onevenredig wordt verstoord/aangetast, dan wel voldoende maatregelen worden getroffen in het belang van de gewenste waterhuishouding ter plaatse en in de directe omgeving;
- 2. geen onevenredig afbreuk wordt gedaan aan de archeologische waarden ter plaatse.
- g. de bouw van parkeergarages met dien verstande dat:
- 1. de ondergrondse bouwdiepte maximaal 8 meter onder peil bedraagt;
- 2. de waterhuishouding niet onevenredig wordt verstoord/aangetast, dan wel voldoende maatregelen worden getroffen in het belang van de gewenste waterhuishouding ter plaatse en in de directe omgeving;
- 3. er vooraf advies wordt ingewonnen bij het Waterschap;
- 4. tevoren is aangetoond dat door deze wijziging (eventueel) aanwezige waarden op het gebied van archeologie, niet of althans niet in betekenende mate worden aangetast.
- h. Burgemeester en wethouders kunnen bij de verlening van ontheffing voorwaarden ten aanzien van de situering van voorzieningen als bedoeld in sub d en sub e stellen teneinde een ruimtelijk verantwoorde plaatsing van de voorzieningen ten opzichte van de omgeving te waarborgen.
Artikel 11 Algemene Wijzigingsregels
- a. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, het plan te wijzigen door het aanbrengen van wijzigingen betrekking hebbende op een enigszins andere situering van de bestemmingsgrenzen, indien bij de uitvoering van het plan mocht blijken, dat verschuivingen nodig zijn in verband met de aanleg van een weg of ingekomen bouwaanvragen ter uitvoering van een bouwplan, dan wel ter correctie van afwijkingen of onnauwkeurigheden op de verbeelding, met dien verstande dat de verschuiving niet meer dan 6 meter mag bedragen, en het wijzigingen betreft waarbij geen sprake is van een onevenredige aantasting van belangen.
Artikel 12 Algemene Procedureregels
- a. Met betrekking tot de voorbereiding van de wijziging en/of uitwerking of ontheffing, dan wel een intrekking van een ontheffing, van het plan ingevolge artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening door Burgemeester en wethouders, is Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.
- b. Met betrekking tot de toepassing van de nadere eisenregeling is de in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht opgenomen procedure van toepassing.
- c. Bij het verlenen van een omgevingsvergunning geldt de procedure zoals vervat in de artikelen 3.16 en verder van de Wet ruimtelijke ordening.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 13 Overgangsrecht
13.1 Overgangsrecht gebruik
- a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- c. Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
13.2 Hardheidsclausule
Voor zover toepassing van het overgangsrecht gebruik leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard voor een of meer natuurlijke personen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan grond en opstallen gebruiken in strijd met het voordien geldende bestemmingsplan kan het bevoegd gezag ten behoeve van die persoon of personen van dat overgangsrecht afwijken.
Artikel 14 Slotregel
Dit bestemmingsplan kan worden aangehaald onder de titel:
Bestemmingsplan Sportpark De Neul van de gemeente Meierijstad
Bijlage 1 Onderbouwing, Afwatering De Neul
Bijlage 1 Onderbouwing, afwatering De Neul
Bijlage 2 Advies Uitwerking Compensatie Nnb Gebieden
Bijlage 2 Advies uitwerking compensatie NNB gebieden
Bijlage 3 Nader Onderzoek St. Oedenrode In Het Kader Van De Wet Natuurbescherming
Bijlage 3 Nader onderzoek St. Oedenrode in het kader van de Wet Natuurbescherming
Bijlage 4 Bureauonderzoek En Cultuurhistorische Quickscan
Bijlage 4 Bureauonderzoek en cultuurhistorische quickscan
Bijlage 5 M.e.r.-beoordelingsnotitie Klimaatrobuust Beekdal Sint-oedenrode
Bijlage 5 M.e.r.-beoordelingsnotitie Klimaatrobuust Beekdal Sint-Oedenrode
Bijlage 6 M.e.r.-beoordelingsbesluit Klimaatrobuust Beekdal Sint-oedenrode
Bijlage 6 M.e.r.-beoordelingsbesluit Klimaatrobuust Beekdal Sint-Oedenrode