Paraplubestemmingsplan parkeren
Bestemmingsplan - Gemeente Meierijstad
Vastgesteld op 31-01-2019 - deels onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan
het bestemmingsplan 'Paraplubestemmingsplan parkeren' van de gemeente Meierijstad;
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met identificatienummer NL.IMRO.1948.PAR000BP0012018-VG02 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen);
1.3 beleidsregel parkeren
een beleidsregel die voor de uitoefening van de in het plan opgenomen regels uitleg geeft met betrekking tot het aspect parkeren, als bedoeld in artikel 3.1.2, lid 2 onder 'a.' van het Besluit ruimtelijke ordening;
1.4 bevoegd gezag
bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning.
1.5 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.6 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.7 bouwperceelsgrens
de grens van een bouwperceel;
1.8 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde zijn toegestaan;
1.9 pand
de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 2 Normstelling Parkeren
- a. Bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen of uitbreiden van een gebouw en/of voor het veranderen van de functie van een bouwperceel, dient voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein of op openbaar gebied aanwezig te zijn of gerealiseerd te worden, dan wel in stand te worden gehouden.
- b. Voor de in lid a genoemde voldoende parkeergelegenheid dienen de normen zoals bedoeld in de beleidsregel 'Nota Parkeernormen Meierijstad 2018' als vastgesteld op 18 december 2018, in acht genomen te worden.
- c. Indien deze beleidsregels e/of de bijlagen gedurende worden gewijzigd door het bevoegd gezag, dient rekening gehouden te worden met deze wijziging. De parkeernormen uit de beleidsregels en/of bijlagen zoals die gelden ten tijde van de ontvangst van de aanvraag worden toegepast.
Artikel 3 Manoevreerruimte En Ruimte Voor Laden En Lossen Bij Parkeren
- a. Er dient voldoende manoeuvreerruimte beschikbaar te zijn voor het kunnen functioneren van de parkeerplaatsen;
- b. Een omgevingsvergunning voor het bouwen of uitbreiden van een gebouw en/of voor het veranderen van de functie van een bouwperceel waarbij een behoefte bestaat voor ruimte voor het laden of lossen van goederen wordt slechts verleend, indien is aangetoond dat op het betreffende bouwperceel in voldoende mate ruimte voor het laden of lossen van goederen is of zal worden aangebracht.
Artikel 4 Afwijkingsmogelijkheid
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in Artikel 2 of Artikel 3 indien:
- a. er in voldoende parkeer- of stallingruimte, dan wel laad- of losruimte wordt voorzien op een andere wijze; of;
- b. het ruimtelijk gezien niet wenselijk is de nodige parkeer- of stallingruimte, dan wel laad- of losruimte op eigen terrein te voorzien; en;
- c. er voldoende openbare parkeerplaatsen binnen een acceptabele afstand aanwezig zijn; en;
- d. er een parkeertelling aanwezig is die aantoont dat er voldoende parkeerplaatsen in de openbare ruimte aanwezig zijn die benut kunnen worden, of;
- e. aangetoond kan worden dat volstaan kan worden met een lagere parkeernorm.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 5 Van Toepassing Verklaren / Uitzonderingen
- a. dit bestemmingsplan is van toepassing op alle bestemmingsplannen, wijzigingsplannen en uitwerkingsplannen van de gemeente Meierijstad die op het moment van de inwerkingtreding van dit plan in werking zijn getreden.
Artikel 6 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 7 Algemene Gebruiksregels
7.1 Verbod
Het is verboden de gronden en bouwwerken in strijd met de bestemming of in strijd met een gebruik waarvoor ingevolge de bepalingen van dit plan een omgevingsvergunning is verleend te (doen of te laten) gebruiken.
7.2 Strijdig gebruik
Onder een strijdig gebruik als bedoeld in 7.1 wordt in ieder geval verstaan:
- a. het niet-instandhouden van de verplichte parkeervoorzieningen, behoudens als daarvoor een omgevingsvergunning verleend is op grond van Artikel 4.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 8 Overgangsrecht
8.1 Overgangsrecht bouwwerken
- a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
- c. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
8.2 Overgangsrecht gebruik
- a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde in sub a te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- c. Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik, dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
8.3 Overgangsrecht lopende procedures en vergunningen
- 1.
Op aanvragen om omgevingsvergunning die vóór de inwerkingtreding van'Paraplubestemmingsplan parkeren' ingediend zijn, zijn de parkeernormen zoals die goldenvóór de inwerkingtreding van 'Paraplubestemmingsplan parkeren' van toepassing; - 2.
Indien de aanvrager binnen 1 jaar na de afloop van de tervisieleggingstermijn van hetontwerpbestemmingsplan 'Paraplubestemmingsplan parkeren' een omgevingsvergunningaanvraagt, zijn op die aanvraag de parkeernormen zoals die golden vóór de inwerkingtredingvan 'Paraplubestemmingsplan parkeren' van toepassing, mits:- a.
het ontwerpbestemmingplan of ontwerp-planologische afwijking waaraan de aanvraaggetoetst wordt als ontwerp ter inzage heeft gelegen voor de terinzagelegging van hetontwerpbestemmingsplan 'Paraplubestemmingsplan parkeren' (17-10-2018); - b.
de inwerkingtreding van het onder a. genoemde plan of besluit plaats heeft gevondenbinnen 1 jaar na de afloop van de tervisieleggingstermijn van het ontwerpbestemmingsplan'Paraplubestemmingsplan parkeren'.
- a.
[Dit onderdeel van het bestemmingsplan is vernietigd door de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State in de uitspraak van 24 maart 2021, ECLI:NL:RVS:2021:632, https://www.raadvanstate.nl/uitspraken/@124817/201903084-1-r2/ ]
8.4 Hardheidsclausule
Voor zover toepassing van het overgangsrecht gebruik leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard voor een of meer natuurlijke personen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan grond en opstallen gebruiken in strijd met het voordien geldende bestemmingsplan kan het bevoegd gezag ten behoeve van die persoon of personen van dat overgangsrecht afwijken.
Artikel 9 Slotregel
Dit bestemmingsplan kan worden aangehaald onder de titel:
bestemmingsplan 'Paraplubestemmingsplan parkeren' van de gemeente Meierijstad.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
Vanaf 1 juli 2018 komen de stedenbouwkundige voorschriften uit de Bouwverordening te vervallen. Eén van de consequenties van het vervallen van de stedenbouwkundige voorschriften is dat vanaf dat moment bij het verlenen van een omgevingsvergunning niet meer op basis van de Bouwverordening getoetst kan worden aan de gemeentelijke parkeernormen. De wetgever heeft het mogelijk gemaakt om via het bestemmingsplan regels te stellen over parkeernormen.
1.2 Doel Van Het Plan
De gemeente Meierijstad is voornemens om valle huidige bestemmingsplannen aan te laten sluiten bij de doelstellingen van deze wetswijziging. Dit betekent dat de parkeernormen bij (bouw)plantoetsing nu aan de bestemmingsplannen gekoppeld gaan worden.
1.3 Begrenzing Van Het Plangebied
Het plangebied van dit bestemmingsplan bestaat uit het gehele grondgebied van de gemeente Meierijstad.
Hoofdstuk 2 Beleidskader
2.1 Rijksbeleid
2.1.1 Reparatiewet Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK)
Als sluitstuk van de wijzigingen die met de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening op 1 juli 2008 zijn doorgevoerd, is op 29 november 2014 de Reparatiewet Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) van kracht geworden. Hierin is opgenomen dat artikel 8, vijfde lid van de Woningwet komt te vervallen. Dat artikel maakte het mogelijk dat stedenbouwkundige voorschriften, zoals de parkeernormen, in een gemeentelijke bouwverordening werden opgenomen.
Dit heeft tot gevolg dat voor gebieden die vallen binnen bestemmingsplannen die na 29 november 2014 zijn vastgesteld geen rekening meer gehouden kan worden met de stedenbouwkundige regels uit de bouwverordening. Plannen van voor die datum vallen onder het overgangsrecht tot 1 juli 2018. Deze wetswijziging heeft tot gevolg dat het parkeervraagstuk op een andere wijze vastgelegd moet gaan worden. Gezien de ruimtevraag die parkeren met zich meebrengt, is het wenselijk dat dit ook op een goede wijze vastgelegd wordt. Het bestemmingsplan is hiervoor het aangewezen instrument.
Sinds 1 november 2014 is artikel 3.1.2 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) aangepast. Er is een onderdeel aan het Bro toegevoegd op grond waarvan het mogelijk is om zogenaamde 'wet-interpreterende' regels op te nemen in het bestemmingsplan. Geregeld is dat ten behoeve van de goede ruimtelijke ordening in een bestemmingsplan regels kunnen worden opgenomen, waarvan de uitleg bij de uitoefening van een daarbij aangegeven bevoegdheid afhankelijk wordt gesteld van beleidsregels.
Hiermee is het mogelijk gemaakt om een regeling voor het parkeren op te nemen in een bestemmingsplan, zonder de parkeernormen concreet vast te leggen. De normen zelf worden vastgelegd in een 'beleidsregel parkeren', het paraplubestemmingsplan voorziet in een uniforme regeling voor de toetsing van omgevingsvergunningen aan deze parkeernormen voor de gehele gemeente Meierijstad.
2.2 Gemeentelijk Beleid
2.2.1 Rapport Parkeernormen (gemeente Uden en Veghel, 24 oktober 2006)
In 2005 heeft de gemeenteraad de Parkeernota Veghel-centrum 2005-2015 vastgesteld. In die nota is een visie opgenomen voor korte en lange termijnmaatregelen voor parkeren. De raad van de voormalige gemeente Veghel heeft de parkeernota en de bijlage parkeernormen ('Nota Parkeernormen Veghel') vastgesteld op 14 december 2006. Deze komen te vervallen.
Hoofdstuk 3 Juridische Opzet Van Het Plan
3.1 Inleiding
Dit bestemmingsplan betreft een zogenaamd ‘paraplubestemmingsplan’. Dit houdt in dat meerdere vigerende bestemmingsplannen tegelijkertijd worden herzien op een specifiek onderdeel. Dit betekent dat de vigerende bestemmingsplannen voor alle overige onderdelen van kracht blijven en alleen de bepalingen met betrekking tot een specifiek onderwerp worden herzien of toegevoegd. In het geval van dit bestemmingsplan betreft het één onderdeel, namelijk regels over parkeren. Dit bestemmingsplan stelt de andere bestemmingsplannen ten aanzien van dit onderwerp buiten werking of vult de regels aan en bepaalt daarmee voor het gehele grondgebied van de gemeente Meierijstad het te volgen beleid met betrekking tot parkeren.
3.2 Methodiek
De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken, waarin achtereenvolgens de inleidende regels, de bestemmingsregels, de algemene regels en de overgangs- en slotregels aan de orde komen. Voor de systematiek is aangesloten op de Standaard voor Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP 2012).
3.3 Planregeling
Het 'paraplubestemmingsplan parkeren' heeft tot doelstelling om voor de bestemmingsplannen van de gemeente Meierijstad die daar nog niet in voorzien, de juridische link te leggen met “geldend parkeerbeleid” waar gemeentelijke parkeernormen onderdeel vanuit maken. In bestemmingsplannen dient daartoe een bepaling te worden voorgeschreven waarmee wordt geregeld dat een omgevingsvergunning slechts kan worden verleend indien voldaan wordt aan het gemeentelijk parkeerbeleid.
In navolging van de voorheen geldende werkwijze onder de werking van de stedenbouwkundige bepalingen van de bouwverordening, wordt het maken van een aan parkeerbeleid gerelateerde afweging met voorliggend parapluplan gekoppeld aan de besluitvorming over omgevingsvergunningen voor het bouwen van gebouwen of functiewijzigingen.
Geldende bestemmingsplannen die in de regels reeds verwijzen naar het parkeerbeleid en/of waarvoor geldt dat in de regels reeds parkeernormen zijn opgenomen, hoeven strikt genomen niet te worden herzien, maar het kan wel. Voor de uniformiteit is ervoor gekozen om de normen op alle ruimtelijke plannen van toepassing te verklaren.
Het plan bevat daarnaast een mogelijkheid voor het bevoegd gezag om bij een omgevingsvergunning af te wijken van de normen, mits aangetoond wordt dat dit niet zal leiden tot onvoldoende parkeergelegenheid. Het niet instandhouden van parkeerplaatsen wordt bovendien aangemerkt als zijnde strijdig met het bestemmingsplan.