KadastraleKaart.com

1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Tuin
Artikel 4 Wonen
3 Algemene Regels
Artikel 5 Anti-dubbeltelregel
Artikel 6 Algemene Bouwregels
Artikel 7 Algemene Gebruiksregels
Artikel 8 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 9 Algemene Wijzigingsregels
4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 10 Overgangsrecht
Artikel 11 Slotregel

Hulzebraak III, Parallelweg ong. te Schijndel

Wijzigingsplan - gemeente Meierijstad

Vastgesteld op 19-12-2017 - geheel onherroepelijk in werking

Bestanden

Toelichting

1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.2 aaneengebouwde woning
een woning die onderdeel uitmaakt van een blok van meer dan twee-aaneen gebouwde woningen, niet zijnde gestapelde woningen;
1.3 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
1.4 bedrijf
een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden beroepen daaronder niet begrepen;
1.5 bedrijf aan huis
het door de bewoner van de woning bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijgebouwen met behoud van de woonfunctie, in ruimtelijke en visuele zin, kan worden uitgeoefend, niet zijnde detailhandel, behoudens de beperkte verkoop van artikelen verband houdende met de activiteiten;
1.6 beroep aan huis
een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, vastgesteldtechnisch, uiterlijke verzorgings of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, in ruimtelijke en visuele zin, kan worden uitgeoefend;
1.7 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.8 bijgebouw
een met het hoofdgebouw verbonden of daarvan vrijstaand niet voor bewoning bestemd gebouw, dat door zijn ligging, constructie of afmeting ondergeschikt is aan dat hoofdgebouw;
1.9 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
1.10 bouwgrens
de grens van een bouwvlak;
1.11 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.12 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;
1.13 bouwwerk
elke bouwconstructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.14 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.15 erfbebouwing
gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, die door de ligging, constructie of afmeting ondergeschikt zijn aan dat hoofdgebouw, waaronder in ieder geval begrepen aangebouwde gedeelten van het hoofdgebouw, niet voor bewoning bestemde bijgebouwen, carports en overkappingen;
1.16 escortbedrijf
het bedrijfsmatig - of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was - aanbieden van prostitutie die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend;
1.17 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met (minimaal 2) wanden omsloten ruimte vormt;
1.18 gevellijn
de als zodanig aangegeven lijn waar de voorgevel van een hoofdgebouw op moet zijn georiënteerd dan wel in moet worden gebouwd (in de regels is dit nader aangegeven);
1.19 hoofdgebouw
een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken;
1.20 mantelzorg
het bieden van hulp bij het dagelijks functioneren, die vrijwillig en onbetaald, buiten organisatorisch verband, wordt verleend aan personen uit het sociale netwerk die - door welke oorzaak dan ook - vrij ernstige fysieke, verstandelijke of psychische beperkingen hebben;
1.21 seksinrichting
de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotische pornografische aard plaatsvinden of worden aangeboden. onder een seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar. onder een seksinrichting wordt niet verstaan: een sekswinkel;
1.22 sekswinkel
de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin hoofdzakelijk goederen van erotischpornografische aard aan particulieren plegen te worden verkocht of verhuurd;
1.23 verbeelding
  1. analoge verbeelding van het wijzigingsplan "Hulzebraak III, Parallelweg ong. te Schijndel " van de gemeente Meierijstad;
  2. de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1948.SCH001WP0032017W-VG01, met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen);
1.24 voorgevel
de naar de openbare weg gekeerde, meest evenwijdig daaraan liggende gevel van een hoofdgebouw;
1.25 voorgevellijn
de denkbeeldige lijn die strak loopt langs de voorgevel van een gebouw tot aan de perceelsgrenzen;
1.26 voorzieningen van algemeen nut
voorzieningen ten behoeve van het op het openbare net aangesloten nutsvoorziening, het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer;
1.27 weg
verkeersweg, inclusief parkeerstroken en parkeerhavens, rijwiel- en voet-paden, alsmede bermstroken, taluds en beplantingen;
1.28 woning
een complex van besloten ruimten, dat, al dan niet tezamen met een of meer andere ruimten, uitsluitend bestemd is voor de bewoning van één huishouden;

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.2 de inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.3 de bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van onderschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.4 de oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
2.5 bebouwingspercentage
een op de verbeelding aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van een bestemmingsvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd;
2.6 gevelbreedte
de maat, gemeten tussen de hoofdzijgevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren;
2.7 peil
  • voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang grenst aan de weg, is dat de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  • voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet grenst aan de weg is dat de hoogte van het afgewerkte terrein, na voltooiing van de bouw, ter plaatse van de hoofdtoegang;
2.8 afstand tot de perceelsgrens:
de afstand van enig punt van een bouwwerk tot de perceelsgrens;

2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Tuin

3.1 Bestemmingsomschrijving
De gronden met de bestemming ‘Tuin’ zijn bestemd voor:
  1. tuin en dan wel groenvoorzieningen;
  2. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
3.2 Bouwregels 3.2.1 Gebouwen
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
3.2.3 Aanbouwen, overkappingen en carports
Binnen deze bestemming mag uitsluitend een aanbouw en overkapping aan de gevel van een hoofdgebouw, gelegen op hetzelfde perceel, worden gebouwd, waarbij moet worden voldaan aan de volgende bepalingen:
  1. De bouw- en goothoogte van de aanbouw en overkapping mag niet meer bedragen dan 3,25 m.
  2. De breedte van de aanbouw mag niet meer bedragen dan 50% van de voorgevel van het hoofdgebouw.
  3. De breedte van een aanbouw in combinatie met een overkapping mag niet meer bedragen dan 75% van de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw, met dien verstande dat de breedte van de aanbouw niet meer dan 50% van de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw bedraagt.
  4. De diepte van een aanbouw of overkapping mag niet meer bedragen dan 1 m uit de voorgevel van het hoofdgebouw binnen de aangrenzende bestemming.
  5. De afstand van de aanbouw of overkapping tot de voorste perceelgrens moet tenminste 1 m bedragen.
  6. Een carport dient tenminste 1 m achter de voorgevellijn te zijn gesitueerd en is afgedekt met een plat dak met een hoogte van niet meer dan 3 m. De oppervlakte telt mee bij de totale oppervlakte aan erfbebouwing zoals dat geldt voor de aangrenzende bestemming.
3.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
De hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 1 m.
3.3 Nadere eisen 3.3.1 Algemeen
Het bevoegd gezag kan ten behoeve van een goede woonsituatie, de beeldkwaliteit, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en/of de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden nadere eisen stellen aan:
  1. de situering en de afmetingen van de bebouwing;
  2. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen ten aanzien van het erf grenzend aan de openbare weg of openbaar groen.
3.4 Afwijken van de bouwregels 3.4.1 Hoogte erfafscheidingen
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid
3.2.4 ten behoeve van een erfafscheiding met een hoogte van niet meer dan 2 m aan de naar de weg gekeerde zijkant van een hoekwoning, indien naar het oordeel van burgemeester en wethouders wordt voldaan aan de volgende bepalingen:
  1. De erfafscheiding heeft een open karakter (gaaswerk of iets dergelijks), die uitsluitend in combinatie met beplanting een dicht karakter mag hebben.
  2. De erfafscheiding moet passen binnen de beeldkwaliteit in de naaste omgeving.
  3. De erfafscheiding mag niet tot een verslechtering van de verkeersveiligheid leiden.
  4. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de afstand van de erfafscheiding tot het openbaar gebied.
3.5 Specifieke gebruiksregels 3.5.1 Parkeervoorzieningen
Behoudens op de oprit voor een carport of garage mogen binnen de bestemming ‘Tuin’
tussen het verlengde van de zijgevellijnen van het hoofdgebouw geen parkeervoorzieningen worden aangelegd, tenzij:
  1. de breedte van het bouwperceel ten minste 10 m bedraagt;
  2. de afstand tussen hoofdgebouw en de bestemming ‘Verkeer’ ten minste 5 m bedraagt;
  3. de aanleg van de parkeervoorziening niet ten koste gaat van parkeerruimte in de openbare ruimte.
3.5.2 Strijdig gebruik
Als gebruik strijdig met de bestemming wordt in ieder geval aangemerkt:
  1. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor enigerlei vorm van erotische dienstverlening;
  2. het gebruik van gronden en bouwwerken voor detailhandel;
  3. het gebruik van gronden en bouwwerken voor horeca;
  4. het opslaan van verpakte en onverpakte stoffen, materialen en goederen;
  5. het gebruik van gronden voor het stallen van aanhangers, tenten, campers, caravans, voer- en vaartuigen en andere verblijfsmiddelen.

Artikel 4 Wonen

4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. wonen; met daarbij behorende:
  2. praktijk- en kantoorruimte ten behoeve van een beroep aan huis;
  3. aanbouw aan de voorgevel;
  4. erfbebouwing;
  5. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  6. erven en tuinen voor zover de gronden onbebouwd blijven;
  7. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  8. ter plaatse van de aanduiding 'doorgang' een optionele onderdoorgang.
4.2 Bouwregels 4.2.1 Hoofdgebouwen
Bij de bouw van hoofdgebouwen dienen de volgende bepalingen in acht te worden genomen:
  1. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  2. binnen het bouwvlak, ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand', zijn uitsluitend vrijstaande woningen toegestaan;
  3. de voorgevel van een hoofdgebouw dient in de naar de weg gekeerde bouwgrens te worden gebouwd, uitgezonderd het bepaalde in sub d;
  4. ter plaatse van de aangeduide gevellijn mag de voorgevel van het hoofdgebouw in of maximaal 3 meter uit de bouwgrens worden gebouwd;
  5. op de gronden mag maximaal één woning per bouwperceel (dus niet twee of meer hoofdgebouwen boven elkaar en geen woningen achter elkaar) worden opgericht;
  6. de maximale bouwdiepte van een hoofdgebouw bedaagt 10 meter;
  7. de minimale gevelbreedte van een hoofdgebouw bedraagt 6 meter, met uitzondering van vrijstaande hoofdgebouwen waarvan de minimale gevelbreedte 7 meter bedraagt;
  8. ten aanzien van de maximale goothoogte gelden de aanduidingen op de verbeelding;
  9. ten aanzien van de maximale bouwhoogte gelden de aanduidingen op de verbeelding;
  10. ter plaaste van de aanduiding 'doorgang' dient de afstand tussen het peil en de onderzijde van het bovenliggende bouwdeel minimaal 4 meter te bedragen;
  11. de minimale afstand van een hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt 3 meter aan beide zijden;
4.2.2 Erfbebouwing
Voor het bouwen van erfbebouwing dienen de volgende bepalingen in acht te worden genomen:
  1. de maximale oppervlakte aan erfbebouwing bedraagt ten hoogste 40% met een maximum van 100 m² van het met de bestemming Wonen bestemde gedeelte van het perceel, gelegen buiten het bouwvlak;
  2. erfbebouwing is toegestaan zowel binnen als buiten het bouwvlak, waarbij de oppervlakte aan erfbebouwing gelegen binnen het bouwvlak niet wordt meegerekend bij de maximale oppervlakte genoemd in lid a;
  3. erfbebouwing dient op tenminste 3 meter achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw te worden gesitueerd;
  4. de goothoogte mag maximaal 3,25 meter bedragen;
  5. de bouwhoogte mag maximaal 5 meter bedragen;
  6. erfbebouwing is slechts toegestaan aan een zijde van een hoofdgebouw;
  7. in afwijking van het bepaalde in sub f is bij vrijstaande woningen aan de andere zijgevel een aanbouw mogelijk, mits aan de volgende bepalingen wordt voldaan:
    • de breedte van de aanbouw bedraagt maximaal 50% van de zijgevel van de hoofdmassa;
    • de diepte van de aanbouw bedraagt maximaal 2 meter;
    • de afstand tussen de aanbouw en de (zijdelingse) perceelsgrens bedraagt minimaal 3 meter;
    • de bouw- en goothoogte bedragen maximaal 3 meter.
4.2.3 Carport
Bij de bouw van een carport dienen de volgende bepalingen in acht te worden genomen:
  1. het bebouwd oppervlak van een (vergunningplichtige) carport wordt meegenomen bij de bepaling van het maximale bebouwingspercentage zoals genoemd in artikel 4.2.2 sub b;
  2. de goot- en bouwhoogte bedragen maximaal 3,25 meter;
  3. de carport dient minimaal 1 meter achter het verlengde van de voorgevel te worden gebouwd;
  4. de carport dient voorzien te zijn van platte afdekking.
4.2.4 Aanbouw aan de voorgevel
Bij het oprichten van een aanbouw aan de voorgevel van een hoofdgebouw, dienen de volgende bepalingen in acht te worden genomen:
  1. de goot- en bouwhoogte mogen maximaal 3,25 meter bedragen;
  2. de breedte mag ten hoogste 50% van de voorgevel van het hoofdgebouw bedragen;
  3. de breedte van de uitbouw in combinatie met een overkapping mag niet meer bedragen dan 75% van de voorgevel van het hoofdgebouw, waarbij de breedte van de uitbouw niet meer mag bedragen dan 50% van de voorgevel van het hoofdgebouw;
  4. de diepte mag maximaal 1 meter uit de voorgevel van het hoofdgebouw bedragen.
4.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde dienen de volgende bepalingen in acht te worden genomen:
  1. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voorzover gelegen op minimaal 3 meter achter de voorgevellijn, mag maximaal 2 meter bedragen, met in achtneming van het bepaalde sub c;
  2. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voorzover gelegen tot 3 meter achter de voorgevellijn mag maximaal 1 meter bedragen.
  3. indien het bouwwerk, geen gebouw zijnde, een erfafscheiding betreft dient dat deel van de erfafscheiding dat hoger is dan 1 meter transparant te zijn; dat wil zeggen dat de erfafscheiding hoger dan 1 meter voor minimaal 80% open dient te zijn.
4.3 Afwijken van de bouwregels 4.3.1 Dakconstructie en bouwhoogte carport
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van het bepaalde in 4.2.3 sub b en sub d voor de dakconstructie en bouwhoogte van een carport, indien:
  1. de aansluitende bebouwing een hellend dak heeft en de architectuur van de woning een hellend vlak vereist;
  2. de carport wordt uitgevoerd in een hellend dak;
  3. de maximale goot- en bouwhoogte respectievelijk 3,25 en 5 meter bedragen.

3 Algemene Regels

Artikel 5 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 6 Algemene Bouwregels

Bouwwerken, gebouwd met inachtneming van het bepaalde in of krachtens de Woningwet, welke bestaan ten tijde van de terinzagelegging van het vastgesteldbestemmingsplan en welke niet in overeenstemming zijn met de bepalingen in dat plan, worden geacht te voldoen aan het plan.

Artikel 7 Algemene Gebruiksregels

7.1 (Onbebouwde) gronden
Voor (onbebouwde) gronden wordt onder niet toegestaan gebruik, als bedoeld in artikel 7.10 Wro, in ieder geval verstaan:
  1. de opslag van bagger, grondspecie, oude en nieuwe bouwmaterialen, afval, puin, zand, grind, brandstoffen en dergelijke; b. de opslag-, stort- of bergplaats van voorwerpen, stoffen of producten; al dan niet voor gebruik geschikte werktuigen, (motor)voertuigen, aanhangwagens, machines of onderdelen daarvan;
  2. het gebruik ten behoeve van handels-, detailhandel-, bedrijfs- of industriële doeleinden;
  3. de plaatsing van toer- en stacaravans, woonwagens, tenthuisjes en soortgelijke verblijfsmiddelen;
  4. tenzij het betreft vormen van gebruik die noodzakelijk zijn ter realisering van het ingevolge de bestemmingen toegelaten gebruik.
7.2 Gebouwen en/of gronden
Voor gebouwen en/of gronden wordt onder niet toegestaan gebruik, als bedoeld in artikel 7.10 Wro, in ieder geval verstaan het gebruik:
  1. ten behoeve van handels-, detailhandel-, bedrijfs- of industriële doeleinden;
  2. van niet voor bewoning bestemde opstallen voor woondoeleinden;
  3. van gronden en/of gebouwen ten behoeve van het exploiteren van een seksinrichting of een escortbedrijf;
tenzij het betreft vormen van gebruik die noodzakelijk zijn ter realisering van het ingevolge de bestemmingen toegelaten gebruik.
7.3 Overeenstemming met de bestemming
Onder gebruik in overeenstemming met de bestemming
  1. wordt in elk geval aangemerkt het gebruik van een gedeelte van een woning voor de uitoefening van een beroep aan huis, indien:
    • het gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie;
    • de oppervlakte benodigd voor het gebruik niet meer bedraagt dan 25% van het bebouwde oppervlak van de woning met een maximum van 25 m²;
    • degene, die het bedrijf of beroep uitoefent zijn hoofdverblijf in de woning heeft;
    • er geen sprake is van een bedrijf dat valt onder de werkingssfeer van de Wet Milieubeheer of enige op die wet gebaseerde algemene maatregel van bestuur;
    • het gebruik geen onevenredige hinder voor de woonomgeving oplevert en geen onevenredige afbreuk doet aan het woonkarakter van de wijk;
    • het gebruik geen verkeersaantrekkende activiteiten omvat, die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van het verkeer, dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;
    • de beroepsactiviteiten mogen geen hogere geluidbelasting dan 48 dB / (etmaalwaarde), ter plaatse van woningen van derde(n), produceren;
    • er wordt geen detailhandel uitgeoefend, met uitzondering van detailhandel die ondergeschikt is aan en verband houdt met de ter plekke uitgeoefende kleinschalige beroepsmatige activiteiten;
    • er worden geen horeca-activiteiten uitgeoefend;
  2. wordt in elk geval aangemerkt het gebruik van een bijgebouw voor de uitoefening van een beroep aan huis, indien:
    • het gebruik plaats vindt in een bijgebouw dat geheel of gedeeltelijk binnen een afstand van 10 meter vanaf de woning is gesitueerd;
    • de ontsluiting van dat bijgebouw dezelfde is als die van de woning;
    • wordt voldaan aan de bepalingen onder sub a welke onverminderd van kracht blijven;
  3. is buitenopslag ten behoeve van het aan bedrijf aan huis niet toegestaan;
  4. zijn burgemeester en wethouders bevoegd aanvullende voorwaarden te stellen.

Artikel 8 Algemene Afwijkingsregels

  1. Van de in dit artikel genoemde afwijkingsmogelijkheden mag slechts gebruik worden gemaakt indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
  2. Burgemeester en wethouders kunnen omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van de planregels voor het bouwen van kleine niet voor bewoning bestemde gebouwen ten openbare nutte, zoals gasregelstations, pompgebouwtjes en transformatorhuisjes, met een bebouwde oppervlakte van ten hoogste 15 m² en een goothoogte van ten hoogste 3 meter, mits bij de wijziging kan worden zorggedragen voor een zodanige situering van deze gebouwen, dat daarvan geen onevenredige invloed uitgaat op de omgeving.
  3. Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in artikel 7.2 sub b van deze regels voor een daarbij te bepalen periode en toestaan dat een niet voor bewoning bestemd gebouw tijdelijk wordt gebruikt voor woondoeleinden, indien:
    1. het gebruik van het gebouw voor woondoeleinden noodzakelijk is vanuit het oogpunt van een aantoonbare noodzaak tot mantelzorg van de bewoner. Deze noodzaak dient aangetoond te worden door een door burgemeester en wethouders aangewezen onafhankelijk deskundige;
    2. onverminderd wordt voldaan aan de regels van de toepasselijke bestemming;
    3. onverminderd het bepaalde in sub 2, het gebouw een oppervlakte heeft van maximaal 80 m²;
    4. het gebruik van het gebouw voor woondoeleinden niet leidt tot onevenredige aantasting van belangen van omwonenden, waaronder begrepen (agrarische) bedrijven.
    5. Burgemeester en wethouders trekken de omgevingsvergunning, bedoeld in sub 1 t/m 4, in, indien de noodzaak tot mantelzorg niet meer aanwezig is.
  4. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd omgevingsvergunning te verlenen voor het afwijken van de in deze regels voorgeschreven maten met ten hoogste 10%. Deze afwijkingsbevoegdheid wordt slechts verleend indien:
    1. dit niet leidt tot een onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat;
    2. deze om esthetische en/of bouwtechnische redenen noodzakelijk is en;
    3. de toepasselijke bestemmingsplanregel zelf geen mogelijkheid tot afwijken biedt.

Artikel 9 Algemene Wijzigingsregels

  1. Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen ingevolge artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening teneinde overschrijdingen van de op de verbeelding aangegeven begrenzingen toe te staan, mits:
    1. de plantoelichting in acht wordt genomen;
    2. de overschrijding niet meer bedraagt dan 5 meter.
  2. Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen ingevolge artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening voor het bouwen van kleine, niet voor bewoning bestemde gebouwen ten behoeve van algemeen nut, zoals gasregelstations, pompgebouwtjes en transformatorhuisjes, met een bebouwde oppervlakte van ten hoogste 50 m² en een goothoogte van ten hoogste 3,5 meter, mits bij de wijziging kan worden zorg gedragen voor een zodanige situering van deze gebouwen, dat daarvan geen onevenredige invloed uitgaat op de omgeving.

4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 10 Overgangsrecht

10.1 Overgangsrecht bouwwerken
  1. Een bouwwerk, dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig ontheffing verlenen van het bepaalde onder a voor het vergroten van de inhoud van het bouwwerk als bedoeld in het bepaalde onder a met maximaal 10%.
  3. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken, die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
10.2 Overgangsrecht gebruik
  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde in sub a te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik, dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
10.3 Hardheidsclausule
Voor zover toepassing van het overgangsrecht gebruik leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard voor een of meer natuurlijke personen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan grond en opstallen gebruiken in strijd met het voordien geldende bestemmingsplan kunnen burgemeester en wethouders ten behoeve van die persoon of personen van dat overgangsrecht ontheffing verlenen.

Artikel 11 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan "Hulzebraak III, Parallelweg ong. te Schijndel"