KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Wonen - 2
Artikel 4 Waarde - Archeologie
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 5 Normstelling Parkeren
Artikel 6 Manoevreerruimte Bij Parkeren
Artikel 7 Afwijkingsmogelijkheid
Artikel 8 Antidubbeltelregel
Artikel 9 Algemene Bouwregels
Artikel 10 Algemene Gebruiksregels
Artikel 11 Uitsluiting Aanvullende Werking Bouwverordening
Artikel 12 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 13 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 14 Overgangsrecht
Artikel 15 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Ligging En Begrenzing Plangebied
1.3 Doel Van Het Wijzigingsplan
1.4 Vigerende Bestemmingsplan
1.5 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Planopzet
2.1 Huidige Situatie
2.2 Toekomstige Situatie
Hoofdstuk 3 Verantwoording
3.1 Inleiding
3.2 Milieuhygiënische Aspecten
Hoofdstuk 4 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
4.1 Inleiding
4.2 Vooroverleg
4.3 Vaststellingsprocedure
Hoofdstuk 5 Economische Uitvoerbaarheid

Veghels Buiten, wijzigingsplan De Stad 7

Wijzigingsplan - gemeente Meierijstad

Vastgesteld op 20-08-2019 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan Veghels Buiten, wijzigingsplan De Stad 7 van de gemeente Veghel.

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1948.VHL004WP0012019W-VG01 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen).

1.3 aan- en uitbouw

een aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw.

1.4 aan-huis-gebonden beroep

een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend;

1.5 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.6 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.7 bebouwing

een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.8 achtererf

de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn achter de achtergevel van het hoofdgebouw of achter een denkbeeldige lijn in het verlengde daarvan.

1.9 achtererfgebied

erf achter de lijn die het hoofdgebouw doorkruist op 1m achter de voorkant en van daaruit evenwijdig loopt met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied, zonder het hoofdgebouw opnieuw te doorkruisen of in het erf achter het hoofdgebouw te komen.

1.10 bebouwingsgebied

achtererfgebied alsmede de grond onder het hoofdgebouw, uitgezonderd de grond onder het oorspronkelijke hoofdgebouw.

1.11 bestaande afstands-, hoogte-, inhouds-, en oppervlaktematen

afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet.

1.12 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.13 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.14 bevoegd gezag

bevoegd gezag, zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.15 bijgebouw

een gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.

1.16 boomkwekerij/hoveniersbedrijf

bedrijf dat is gericht op het kweken van planten, bomen en siergewassen en/of het inrichten van tuinen en plantsoenen.

1.17 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.18 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.19 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.20 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel.

1.21 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.22 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.23 dakkapel

een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst.

1.24 dakopbouw

een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich boven de dakgoot bevindt, waarbij deze constructie (deels) boven de oorspronkelijke nok uitkomt en de onderzijden van de constructie in één of beide dakvlak(ken) is (zijn) geplaatst.

1.25 dove gevel

een bouwkundige constructie die een ruimte in een gebouw scheidt van de buitenlucht, waarin geen te openen delen aanwezig zijn en met een karakteristieke geluidswering - conform NEN5077 - die ten minste gelijk is aan het verschil tussen de geluidsbelasting van die constructie en 33 dB (ingeval van wegverkeerslawaai) en 35 dB(A) (ingeval van industrielawaai), alsmede een bouwkundige constructie waarin alleen bij wijze van uitzondering te openen delen aanwezig zijn, mits die delen niet direct grenzen aan een geluidsgevoelige ruimte, zoals omschreven in artikel 1 van de Wet geluidhinder.

1.26 extensieve dagrecreatie

niet-gemotoriseerde recreatieve activiteiten, zoals wandelen, fietsen, skaten, spelen, paardrijden, vissen, zwemmen, natuurobservatie, dierenweides, heemtuinen en beeldentuinen.

1.27 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.28 hoofdgebouw

een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen of functie als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.

1.29 hoofdwoongebouw

het woongebouw binnen een bestemmingsvlak dat het dichtstbij de verkeersontsluiting van het bestemmingsvlak is gelegen.

1.30 huisvesting in verband met mantelzorg

huisvesting in of bij een woning van één huishouden van maximaal twee personen, van wie ten minste één persoon mantelzorg verleent aan of ontvangt van een bewoner van de woning.

1.31 kap

een constructie van één of meer dakvlakken met een dakhelling van meer dan 15°.

1.32 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

het door de bewoner van de woning bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijgebouwen met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend, niet zijnde detailhandel, behoudens de beperkte verkoop van artikelen verband houdende met de activiteiten;

1.33 kleinschalig kamperen

Kamperen in de vorm van recreatief medegebruik op gronden met een andere hoofdfunctie, voor maximaal 30 kampeermiddelen, geen chalets, trekkershutten of stacaravans zijnde, tijdens het kampeerseizoen van 15 maart tot 31 oktober.

1.34 kunstobject

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, of onderdelen van bouwwerken die worden aangemerkt als uitingen van één van de beeldende kunsten.

1.35 mantelzorg

intensieve zorg of ondersteuning, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende, ten behoeve van zelfredzaamheid of participatie, rechtstreeks voortvloeiend uit een tussen personen bestaande sociale relatie, die de gebruikelijke hulp van huisgenoten voor elkaar overstijgt, en waarvan de behoefte met een verklaring van een huisarts, wijkverpleegkundige of andere door de gemeente aangewezen sociaal-medische adviseur kan worden aangetoond.

1.36 nevengebouw

andere gebouwen dan een hoofdwoongebouw binnen hetzelfde bouwvlak.

1.37 peil

  1. a. voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van de kruin van die weg;
  2. b. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.

1.38 platte afdekking

een horizontaal vlak, ter afdekking van een gebouw, dat meer dan tweederde van de grondoppervlakte van het gebouw beslaat.

1.39 schuilgelegenheid

een bouwwerk dat aan dieren de gelegenheid biedt te schuilen tegen weersinvloeden, waarbij dieren in en uit kunnen lopen;

1.40 tuinbouwkas

agrarisch bedrijfsgebouw waarvan de wanden en het dek voornamelijk bestaan uit glas of een ander lichtdoorlatend materiaal en dienend voor de productie van gewassen onder geconditioneerde klimaatomstandigheden waaronder mede begrepen een schuurkas of een permanente tunnel- of boogkas hoger dan 1,5 meter;

1.41 tuincentrum

Een bedrijf dat binnen een ruimte of op een terrein, al dan niet overdekt, planten en een volledig assortiment aan tuinartikelen uit voorraad aan particulieren aanbiedt alsmede daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen en/of diensten. Tuinartikelen zijn artikelen die dienen voor de aanleg, de inrichting en het onderhoud van en het verblijf in tuinen. Onder volledig assortiment wordt begrepen:

  1. a. basisassortiment: direct voor de aanleg, inrichting en onderhoud van tuinen benodigde artikelen;
  2. b. randassortiment: indirect voor de aanleg, inrichting en onderhoud van huis en tuin en benodigde artikelen, alsmede dieren, dierenbenodigdheden en -voeding, decoratie en woonaccessoires binnenshuis, dierenservice (trim mogelijkheid, medische- en preventieve zorg, advies), tuin- en waxkleding, buitenspeelgoed, (buiten)koken en accessoires en streekproducten;
  3. c. gelegenheidsassortiment: artikelen ten behoeve van bepaalde festiviteiten, zoals bijvoorbeeld Pasen, Kerstmis en Nieuwjaar (vuurwerk);
  4. d. artikelen die niet direct tot het specifieke assortiment van de betreffende branche of soort winkel behoren tot een maximum van 200 m²;
  5. e. verhuur van kleine, geen geluidsoverlast veroorzakende machines, gereedschappen en aanhangers, het aanbieden van activiteiten op het gebied van tuinarchitectuur en tuinlease.

1.42 volkstuinen

gronden waarop voor particulier gebruik op recreatieve wijze voedings- en siergewassen worden geteeld.

1.43 voorgevelrooilijn

de lijn waarin de voorgevel van een woongebouw of een hoofdgebouw is gebouwd.

1.44 woning

een gebouw of een gedeelte van een gebouw, bestemd voor de huisvesting van één huishouden.

1.45 woongebouw

een gebouw bestaande uit een of meer woningen.

1.46 zijerf

de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn aan de zijkant(en) van dat hoofdgebouw tussen de denkbeeldige lijnen in het verlengde van de voor- en achtergevel.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand

de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstand het kleinst zijn.

2.2 bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.3 breedte, lengte en diepte van een bouwwerk

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren.

2.4 dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.5 goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot/de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.6 oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.7 inhoud van een bouwwerk

  1. a. de oppervlakte gemeten tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, nederwaarts geprojecteerd op het gemiddelde horizontale niveau van het aansluitende en afgewerkte terrein ter plaatse van het bouwwerk;
  2. b. bij de bepaling van de grenslijn van de bebouwde oppervlakte blijft een incidentele nis of uitsparing en een incidenteel uitspringend bouwdeel buiten beschouwing, indien het grondvlak daarvan kleiner is dan 0,5 m²;
  3. c. de vloeroppervlakte van een overdekte buitenruimte, die niet of slechts gedeeltelijk omsloten is en daardoor geen vaste buitenbegrenzing heeft, is gelijk aan de verticale projectie van het overdekkende bouwdeel; bij kolommen wordt de meest naar buiten gelegen zijde als plaats van het (fictieve) buitenwerks gevelvlak aangemerkt;
  4. d. indien de breedte van de verticale projectie van een overdekkende bouwdeel op het horizontale vlak minder is dan 0,75 m, gemeten ten opzichte van het (fictieve) buitenwerkse gevelvlak, of de breedte ook minder bedraagt dan de helft van de hoogte tot het maaiveld, wordt de geprojecteerde oppervlakte niet meegerekend bij de bepaling van de bruto vloeroppervlakte. Indien aan beide voorwaarden niet voldaan wordt, telt het bouwdeel mee bij de oppervlakte.

afbeelding "i_NL.IMRO.1948.VHL004WP0012019W-VG01_0003.png"

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Wonen - 2

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen-2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. het wonen daaronder begrepen aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten, voor het in lid 3.2.1 onder s aangegeven maximum aantal woningen;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'wonen uitgesloten', zijn woningen uitgesloten;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting', tevens een ontsluitingsweg ten behoeve van de paardensport;
  4. d. bij het wonen behorende parkeervoorzieningen, waarbij geldt dat ten hoogste 0,4 parkeerplaats per woning onoverdekt is;
  5. e. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, nutsvoorzieningen, tuinen, voet- en fietspaden, groen en water.

3.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

3.3 Afwijken van de bouwregels

  1. a. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregel in artikel 3.2.1 onder 's' die stelt dat de verticale afstand van de gootlijn tot de nok bij gebouwen groter dient te zijn dan de goothoogte is, indien het de langsgevel van parkeerschuren aan de inrijdzijde betreft en mits de parkeerschuur een open veldschuur betreft waarin aan de langsgevel wordt binnengereden;
  2. b. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het maximale bebouwingspercentage van 30% uit artikel 3.2.1 onder 'd', indien de beoogde stedenbouwkundige kwaliteit daartoe aanleiding geeft.
  3. c. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 3.2.2 en aan- of uitbouwen toestaan bij hoofdwoongebouwen en nevengebouwen;
  4. d. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 3.2.3 en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toestaan met een bouwhoogte van ten hoogste 5 m;
  5. e. Afwijken zoals bedoeld in lid c of d van dit artikel kan worden toegestaan indien het bouwplan niet leidt tot een onevenredige aantasting van het stedenbouwkundige beeld.

3.4 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering van gebouwen binnen het bouwvlak ten behoeve van het stedenbouwkundig beeld, mits de nadere eisen niet leiden tot een beperking van in lid 3.2 aangegeven maximum bouwmogelijkheden of tot een onevenredige beperking van de gebruiksmogelijkheden van het perceel.

3.5 Specifieke gebruiksregels

  1. a. Ten aanzien van het gebruik van de gronden ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen en bedrijven gelden de volgende regels:
    1. 1. in het kader van de aan-huis-gebonden beroepen en bedrijven is geen horeca en detailhandel toegestaan uitgezonderd horeca en detailhandel ondergeschikt en gelieerd aan het aan-huis-gebonden beroep;
    2. 2. aan-huis-gebonden beroepen en bedrijven zijn toegestaan indien er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het woon- en leefmilieu in de omgeving;
    3. 3. ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen en bedrijven wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid op het perceel;
    4. 4. het gebruik voor aan-huis-gebonden beroepen en bedrijven heeft geen nadelige invloed op de normale afwikkeling van het verkeer;
    5. 5. één van de bewoners van het hoofdgebouw dient eigenaar/bedrijfsleider te zijn van het aan-huis-gebonden beroep of bedrijf;
  2. b. het is niet toegestaan vrijstaande bijgebouwen of bedrijfsbebouwing te gebruiken als woning.
  3. c. Het bevoegd gezag kan beleidsregels conform artikel 3.1.2, tweede lid, van het Besluit ruimtelijke ordening vaststellen voor de te hanteren parkeernormen, mocht daar aanleiding toe bestaan;

3.6 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.5 onder b voor het gebruik van een aan- of bijgebouw of een gedeelte van een hoofd- of bedrijfsgebouw of bijgebouwen bij (bedrijfs)woning als afhankelijke woonruimte (inwoning), met dien verstande, dat:

  1. a. een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit het oogpunt van mantelzorg, hetgeen aangetoond dient te worden door een verklaring van een terzake deskundige commissie/instantie;
  2. b. op het perceel een (bedrijfs)woning aanwezig dient te zijn;
  3. c. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en nabijgelegen bedrijven;
  4. d. per woning maximaal één omgevingsvergunning ten behoeve van inwoning voor mantelzorg mag worden verleend;
  5. e. alle ruimten dienen te voldoen aan de geldende eisen van het Bouwbesluit en bouwverordening;
  6. f. inwoning in beginsel dient plaats te vinden bij, in of direct aansluitend aan de woning, waarbij de afhankelijke woonruimte een onderlinge verbinding met de woning dient te hebben;
  7. g. het gebruik van een vrijstaand bijgebouw als afhankelijke woonruimte is uitsluitend toegestaan indien realisering van de inwoning in of aan het hoofdgebouw voor de inwoner of andere bewoner(s) aantoonbaar onredelijk bezwarend is;
  8. h. ten behoeve van de inwoning geen aparte aansluiting op de nutsvoorzieningen mag worden aangelegd. Er dient gebruik gemaakt te worden van de bestaande aansluiting;
  9. i. maximaal 80 m² van hoofdgebouw en/of bijgebouwen mag worden gebruikt ten behoeve van de inwoning;
  10. j. geen eigen in-/uitrit mag worden aangelegd voor de afhankelijke woonruimte;
  11. k. een vrijstaand bijgebouw dat gebruikt wordt voor inwoning op niet meer dan 50 meter van de (bedrijfs)woning is gelegen;
  12. l. er op basis van een akoestisch onderzoek wordt aangetoond dat wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarden zoals vastgelegd in de Wet geluidhinder;
  13. m. er geen milieuhygiënische belemmeringen zijn;
  14. n. indien de bij het verlenen van de omgevingsvergunning bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is, de houder van de omgevingsvergunning het bevoegd gezag daarvan binnen drie maanden schriftelijk in kennis stelt.

Artikel 4 Waarde - Archeologie

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

4.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 4.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 2 m;
  2. b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
    1. 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld;
    2. 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
  3. c. het bepaalde in dit lid onder b.1 en b.2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
    1. 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
    2. 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 100 m²;
    3. 3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 30 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.

4.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 5 Normstelling Parkeren

  1. a. Bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen of uitbreiden van een gebouw en/of voor het veranderen van de functie van een bouwperceel, dient voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein of op openbaar gebied aanwezig te zijn of gerealiseerd te worden, dan wel in stand te worden gehouden.
  2. b. Voor de in lid a genoemde voldoende parkeergelegenheid dienen de normen zoals bedoeld in de beleidsregel 'Nota Parkeernormen Meierijstad 2018' als vastgesteld op 18 december 2018, in acht genomen te worden.
  3. c. Indien deze beleidsregel en/of de bijlagen worden gewijzigd door het bevoegd gezag, dient rekening gehouden te worden met deze wijziging. De parkeernormen uit de beleidsregels en/of bijlagen zoals die gelden ten tijde van de ontvangst van de aanvraag worden toegepast.

Artikel 6 Manoevreerruimte Bij Parkeren

  1. a. Er dient voldoende manoeuvreerruimte beschikbaar te zijn voor het kunnen functioneren van de parkeerplaatsen.

Artikel 7 Afwijkingsmogelijkheid

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in Artikel 5 indien:

  1. a. er in voldoende parkeer- of stallingruimte wordt voorzien op een andere wijze; of;
  2. b. het ruimtelijk gezien niet wenselijk is de nodige parkeer- of stallingruimte op eigen terrein te voorzien; en;
  3. c. er voldoende openbare parkeerplaatsen binnen een acceptabele afstand aanwezig zijn; en;
  4. d. er een parkeertelling aanwezig is die aantoont dat er voldoende parkeerplaatsen in de openbare ruimte aanwezig zijn die benut kunnen worden, of;
  5. e. aangetoond kan worden dat volstaan kan worden met een lagere parkeernorm.

Artikel 8 Antidubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 9 Algemene Bouwregels

De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van aanduidingsgrenzen, aanduidingen en bestemmingsregels worden overschreden door:

  1. a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding ten hoogste 2,5 m bedraagt;
  2. b. tot gebouwen behorende erkers en serres, mits de overschrijding ten hoogste 2 m bedraagt;
  3. c. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding ten hoogste 1,5 m bedraagt.

Artikel 10 Algemene Gebruiksregels

10.1 Verbod

Het is verboden de gronden en bouwwerken in strijd met de bestemming of in strijd met een gebruik waarvoor ingevolge de bepalingen van dit plan een omgevingsvergunnning is verleend te (doen of te laten) gebruiken.

10.2 Strijdig gebruik onbebouwde gronden

Onder een strijdig gebruik, als bedoeld in 10.1, wordt in ieder geval verstaan een gebruik van de onbebouwde gronden als:

  1. a. opslagplaats voor vaten, kisten, al dan niet voor gebruik geschikte werktuigen en machines of onderdelen daarvan, oude en nieuwe bouwmaterialen, afval, puin, grind en brandstoffen;
  2. b. uitstallings- of opslagplaats voor al dan niet voor gebruik geschikte voer- of vaartuigen of onderdelen daarvan;
  3. c. uitstallings- of opslagplaats dan wel staan- of ligplaats voor onderkomens.

10.3 Strijdig gebruik

Onder een strijdig gebruik als bedoeld in 10.1 wordt in ieder geval verstaan (een):

  1. a. gebruik van woningen voor enige vorm van detailhandel en/of horeca;
  2. b. gebruik van gronden en/of bouwwerken ten behoeve van seksinrichtingen;
  3. c. prostitutie;
  4. d. het gebruik van een woning in strijd met het begrip woning;
  5. e. het niet-instandhouden van de verplichte sloten, groenvoorzieningen of gebouwde overdekte parkeervoorzieningen.

10.4 Uitzondering

Onder strijdig gebruik als bedoeld in 10.2 valt niet het opslaan van nieuwe bouwmaterialen en puin en andere bouwmaterialen op gronden waarop of waarin onderhouds-, herstel- of sloopwerkzaamheden worden uitgeoefend, mits deze zaken voor de uit te voeren werkzaamheden nodig zijn of van het bouwwerk dat hersteld of gesloopt wordt afkomstig zijn.

Artikel 11 Uitsluiting Aanvullende Werking Bouwverordening

De regels van stedenbouwkundige aard en de bereikbaarheidseisen van paragraaf 2.5 van de bouwverordening zijn uitsluitend van toepassing, voor zover het betreft:

  1. a. bereikbaarheid van bouwwerken voor wegverkeer, brandblusvoorzieningen;
  2. b. brandweeringang;
  3. c. bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
  4. d. de ruimte tussen bouwwerken;
  5. e. parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden bij of in gebouwen.

Artikel 12 Algemene Afwijkingsregels

  1. a. Het bevoegd gezag kan - tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds omgevingsvergunning kan worden verleend - bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels voor overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bouwvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.
  2. b. Afwijken kan worden toegestaan, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

Artikel 13 Overige Regels

13.1 Werking wettelijke regelingen

De wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 14 Overgangsrecht

14.1 Overgangsrecht bouwwerken

Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:

  1. a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. b. Het bevoegd gezag kan eenmalig ontheffing verlenen van het bepaalde onder lid a voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  3. c. het onder lid a bepaalde is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

14.2 Overgangsrecht gebruik

Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:

  1. a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  2. b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  3. c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  4. d. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregeling van dat plan.

Artikel 15 Slotregel

Deze regels worden aangehaald onder de naam 'Regels van het bestemmingsplan Veghels Buiten, wijzigingsplan De Stad 7'.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Op 18 juni 2015 is het bestemmingsplan 'Veghels Buiten - Oude Ontginning 2015' vastgesteld. Het bestemmingsplan maakt de bouw van woningen binnen het deelgebied 'Oude Ontginning' van het woningbouwproject 'Veghels Buiten' mogelijk. Voor enkele locaties waar woningbouw is voorzien, is nog een bouwbeperking opgenomen. Een van deze locaties betreft de woningbouwlocatie naast De Stad 7. Deze beperking ligt erop omdat er nog een actief agrarisch bedrijf aanwezig was op De Stad 7a.

Het bestemmingsplan bevat een mogelijkheid om dit bouwverbod op te heffen middels een wijzigingsplan, indien de hinder weggenomen is en er een goed woon- en leefklimaat kan worden gegarandeerd.

1.2 Ligging En Begrenzing Plangebied

Het betreft een deel van het woningbouwproject 'Veghels Buiten' bij de kern Veghel in de gemeente Meierijstad. Het wijzigingsplan beperkt zich tot het verwijderen van de contour van het bouwverbod dat aanwezig is op de verbeelding van bestemmingsplan 'Veghels Buiten - Oude Ontginning 2015' naast de bestaande woning De Stad 7 met de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 140'.

1.3 Doel Van Het Wijzigingsplan

Doel van het wijzigingsplan is het verwijderen van het bouwverbod ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 140', zodat de bouw van één woning daar mogelijk is.

1.4 Vigerende Bestemmingsplan

In het plangebied geldt bestemmingsplan 'Veghels Buiten - Oude Ontginning 2015' , vastgesteld 18 juni 2015, onherroepelijk geworden op 20 augustus 2015. De geldende bestemming betreft 'Wonen - 2' met de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding 140' en de dubbelbestemming 'waarde - archeologie'. Er is een gebiedsaanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied - 2' aanwezig die er voor zorgt dat woningbouw pas mogelijk wordt als er vanuit de bedrijfsvoering op De Stad 7a/7b geen belemmering meer bestaan voor woningbouw.

1.5 Leeswijzer

In hoofdstuk 2 wordt een beschrijving gegeven van de huidige en toekomstige situatie. In hoofdstuk 3 gaat nader in op de milieuaspecten die betrekking hebben op het wijzigingsplan. In hoofdstuk 4 wordt aangegeven hoe (voor)overleg en vaststelling van het plan plaatsvindt.

Hoofdstuk 2 Planopzet

2.1 Huidige Situatie

In de huidige situatie is het gehele plangebied 'Veghels Buiten, wijzigingsplan De Stad 7' in gebruik als tuin bij de woning De Stad 7.

afbeelding "i_NL.IMRO.1948.VHL004WP0012019W-VG01_0001.png"

Figuur 1: het plangebied op dit moment

2.2 Toekomstige Situatie

Beoogd wordt om woningbouw te plegen in de vorm van 1 woning.

afbeelding "i_NL.IMRO.1948.VHL004WP0012019W-VG01_0002.png"

Figuur 2: indicatieve opzet van de woningbouw

Hoofdstuk 3 Verantwoording

3.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe de beperkingen door de agrarische bedrijfsvoering, waarbij geur maatgevend is, opgeheven worden waardoor woningbouw mogelijk wordt.

3.2 Milieuhygiënische Aspecten

Bouwverbod

Het agrarische bedrijf aan De Stad 7a betrof een bedrijf met 24 stuks vrouwelijk jongvee. Voor een dergelijk bedrijf geldt op basis van artikel 4 en 5 van de Wet geurhinder en veehouderij een vaste afstand van ten minste 50 meter van een dierenverblijf tot een geurgevoelig object binnen de bebouwde kom. Zo lang er dieren gehouden werden, was het daarom niet mogelijk om een woning te bouwen naast De Stad 7. Om die reden is in de regels in artikel 10.7 onder 'a' opgenomen dat het aantal woningen binnen de gebiedsaanduiding niet mag toenemen.

Wijzigingsbevoegdheid

In het bestemmingsplan 'Veghels Buiten - Oude Ontginning 2015' is in artikel 10.7 onder 'b' van de regels een bevoegdheid opgenomen is om het bouwverbod op te heffen middels een wijzigingsplan. Een wijzigingsbevoegdheid is een bevoegdheid die de gemeenteraad aan het college van burgemeester en wethouders geeft, om zelf het plan aan te kunnen passen. Aan het vaststellen van het wijzigingsplan zijn de volgende voorwaarden verbonden:

1. de geurhinderveroorzakende activiteit is beëindigd, of;

2. verwijderen van de aanduiding niet in strijd is met geurverordening of de Wet geurhinder en veehouderij;

In 2015 een nieuwe melding op grond van het Activiteitenbesluit geaccepteerd voor De Stad 7b, van een bedrijf dat op ambachtelijke wijze keukens maakt (in werking 15-6-2017), en is er ander planologisch gebruik toegestaan middels een vergunning met afwijking van het bestemmingsplan (OV-2017-0079, 12 juni 2017, gemeente Meierijstad). Daarmee is de veehouderij in feitelijke zin beëindigd en hoeft er niet meer getoetst te worden aan de vaste afstanden van de Wet geurhinder en veehouderij. De wijzigingsbevoegdheid kan derhalve toegepast worden om de beperking op te heffen.

3. er vanuit het oogpunt van geurhinder een goed woon- en leefklimaat kan worden gegarandeerd;

De nieuwe activiteit, het op ambachtelijke wijze vervaardige van keukens en aanverwante detailhandel, valt onder de milieuregels van 'Mechanische bewerkingen van hout of kurk dan wel van houten, kurken of houtachtige voorwerpen' van het Activiteitenbesluit. Geur is daarbij niet of nauwelijks aanwezig, waarmee voor dat aspect een goed woon- en leefklimaat kan worden gegarandeerd.

Bedrijven en milieuzonering

Voor de planologische richtafstanden van bedrijfsmatige activiteiten ten opzichte van milieugevoelige functies wordt gebruik gemaakt van de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering'. In die publicatie worden richtafstandentabellen gebruikt op grond van de Standaard Bedrijf Indeling (SBI) die door de Kamer van Koophandel gebruikt wordt. Het ambachtelijk vervaardigen van keukens valt binnen SBI 31.02 Keukenmeubelindustrie. De algemene milieucategorie voor meubelfabrieken is 3.2.. De grootste indicatieve afstand die voor meubelfabrieken geldt is 100 meter, voor het aspect geluid.

Gezien het ambachtelijke karakter en beperkte omvang van het bedrijf (een werkplaats van 97,4 m2, een garage behorende bij het timmerbedrijf van 54,8 m2, een entree van 13,5 m2, dus in totaal 165,7 m2) , valt te motiveren dat het bedrijf niet te beschouwen valt als een categorie 3.2 bedrijf, maar eerder gezien moet worden als een categorie 3.1 bedrijf. In het geval er sprake is van een gebied waar er geen sprake is van een 'rustige woonwijk', maar van een 'gemengd gebied' zoals Veghels Buiten, dan kan er een verdere reductie van de richtafstand toegepast worden. De richtafstand zal dan van 100m voor een cat. 3.2 bedrijf, naar 50m voor een cat. 3.1 bedrijf, naar 30m voor 'gemengd gebied' gaan. De beoogde woning zal op ongeveer 40 meter afstand van de werkplaats gebouwd worden en bovendien staat er een groot bijgebouw behorende bij De Stad 7 tussen de werkplaats en de woning. Daarmee is een acceptabel woon- en leefklimaat voor de nieuwe woning gegarandaard.

Er zijn geen andere bedrijven in de omgeving met een richtafstand die van invloed is op het plangebied Veghels Buiten, wijzigingsplan De Stad 7.

Conclusie

Er zijn vanuit het aspect 'Bedrijven en milieuzonering' geen belemmeringen voor de uitvoering van het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 4 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

4.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe het formele vooroverleg met de instanties en de procedure plaatsvindt.

4.2 Vooroverleg

Het vooroverleg is beperkt tot de wettelijk verplichte instanties: het waterschap en de provincie Noord-Brabant (via e-formulier geformaliseerde toets). Gezien de aard van het wijzigingsplan verandert er niets in de totaalopzet van het plan 'Veghels Buiten - Oude Ontginning 2015'.

4.3 Vaststellingsprocedure

Het wijzigingsplan heeft gedurende zes weken van 30 april 2019 tot en met 10 juni 2019 ter inzage gelegen. Gedurende deze termijn konden belanghebbenden een zienswijze indienen op het wijzigingsplan. Er is gedurende de zienswijzentermijn één zienswijze ingediend. Een (geanonimiseerde) samenvatting van de zienswijze en een beantwoording door het college, is opgenomen in de 'Notitie beantwoording zienswijzen' (Bijlage 1). De zienswijzen geven geen aanleiding tot een gewijzigde vaststelling van de regels en verbeelding van het wijzigingsplan.

Hoofdstuk 5 Economische Uitvoerbaarheid

Voor de exploitatie van Veghels Buiten is een grondexploitatie opgesteld. In deze grondexploitatie is rekening gehouden met onder andere de kosten van grondverwerving, de plankosten, planschade, de aanleg van wegen, nutsvoorzieningen, bouw- en woonrijp maken, rentelasten en de inrichting van de groene mal. De baten betreffen de opbrengsten uit de verkoop van bouwgrond, zowel voor woningbouw als voor voorzieningen. De grondexploitatie voor het totale plangebied Veghels Buiten, waaronder ook het plangebied Veghels Buiten, wijzigingsplan De Stad 7, kent een positief resultaat. Op grond hiervan wordt geconcludeerd dat het bestemmingsplan economisch uitvoerbaar is.

Op 11 oktober 2010 heeft de grondeigenaar een anterieure overeenkomst gesloten met de voormalige gemeente Veghel. In deze overeenkomst is bepaald dat initiatiefnemer geen exploitatiebijdrage verschuldigd is voor de bouw van de woning. Eventuele kosten zijn verrekend in de grondexploitatie van Veghels Buiten en daarmee anderszins verzekerd. Er hoeft op grond van artikel 6:12 lid 2 van de Wet ruimtelijke ordening geen exploitatieplan vastgesteld te worden.