KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Wonen - 1
Artikel 4 Waarde - Archeologie 1
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 5 Anti-dubbeltelregel
Artikel 6 Algemene Afwijkingsregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 7 Overgangsrecht
Artikel 8 Slotregel
Hoofdstuk 1 Planbeschrijving
1.1 Aanleiding En Ligging Plangebied
1.2 Huidig Juridisch-planologisch Regime
1.3 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Beleidskader
2.1 Beleidsoverzicht
2.2 Relevantie
Hoofdstuk 3 Verantwoording Van Omgevingsaspecten
3.1 Cultuurhistorie
3.2 Archeologie
3.3 Externe Veiligheid
3.4 Bodem
3.5 Geluidhinder
3.6 Luchtkwaliteit
3.7 Ecologie
3.8 Water
3.9 Milieuzonering En Bedrijvenhinder
Hoofdstuk 4 Juridische Vormgeving
4.1 Plansystematiek
4.2 Toelichting Op De Bestemmingen
4.3 Overige Aspecten
4.4 Planprocedure
Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid
5.1 Economische Uitvoerbaarheid
5.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Bijlage 1 Wateradvies
Bijlage 2 Samenvatting Indiening Watertoets

Bestemmingsplan Partiële Herziening Berltsum – Bedrijventerrein West, Tichelersdyk 22 en 24

Bestemmingsplan - gemeente Waadhoeke

Vastgesteld op 23-05-2019 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 het plan:

het bestemmingsplan Partiële Herziening Berltsum - Bedrijventerrein West, Tichelersdyk 22 en 24, van de gemeente Waadhoeke;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1949.BPBERbedrwestPH-VA01 met de bijbehorende regels;

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.6 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.7 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.8 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen van een standplaats;

1.9 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.10 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.11 bouwperceelsgrens:

een grens van een bouwperceel;

1.12 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;

1.13 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.14 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.15 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.16 kampeermiddel:

een mobiel en/of demontabel kampeermiddel en/of vast kampeermiddel dan wel enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;

1.17 mobiel kampeermiddel:

een tent, tentwagen, kampeerauto, toercaravan of enig ander onderkomen met de bedoeling deze te plaatsen op een kleinschalig kampeerterrein gedurende ten hoogste 3 aansluitende maanden per kampeerseizoen;

1.18 peil:

  1. 1. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst, de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  2. 2. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst, de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;

1.19 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.20 seksinrichting:

een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.21 standplaats:

een afgebakend terrein van beperkte omvang waarop ten hoogste één kampeermiddel en twee bijzettentjes voor een bij elkaar horende groep personen kunnen worden geplaatst;

1.22 vast kampeermiddel:

een stacaravan, trekkershut of ander recreatief verblijf op een kampeerterrein, welke naar aard en inrichting bestemd is om duurzaam ter plaatse te blijven en al dan niet direct steun vindt in of op de grond (plaatsgebonden) en daardoor als bouwwerk is aan te merken;

1.23 woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.2 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.3 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen van bouwwerken worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 1 m bedraagt.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Wonen - 1

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. aan- en uitbouwen en bijgebouwen;
  2. b. tuinen en erven;
  3. c. groenvoorzieningen;
  4. d. verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
  5. e. openbare nutsvoorzieningen;
  6. f. waterberging en waterhuishouding.

3.2 Bouwregels

  1. a. Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
    1. 1. Als hoofdgebouw mogen uitsluitend woningen worden gebouwd;
    2. 2. Op of in deze gronden mogen geen hoofdgebouwen worden gebouwd.
  1. b. Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen gelden de volgende regels:
    1. 1. aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
    2. 2. de bouwhoogte van aan-, uit- en bijgebouwen met een platte afdekking bedraagt niet meer dan 3,5 m, terwijl bij afdekking met een kap de goot- en bouwhoogte niet meer bedraagt dan respectievelijk 3,5 m en 5,5 m.
  1. c. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:
    1. 1. de bouwhoogte van terrein- en erfafscheidingen bedraagt niet meer dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van terrein- en erfafscheidingen vóór (het verlengde van) de naar de weg gekeerde gevel(s) niet meer bedraagt dan 1 m;
    2. 2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt niet meer dan 5 m.

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:

  1. a. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  2. b. het landschappelijk beeld;
  3. c. de milieusituatie;
  4. d. de verkeersveiligheid,

nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van bouwwerken.

3.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:

  • het gebruiken of laten gebruiken van gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
  • het gebruiken of laten gebruiken van bijgebouwen ten behoeve van bewoning;
  • het gebruiken of laten gebruiken van gebouwen voor huisvesting van seizoensmigranten;
  • het gebruiken of laten gebruiken van gronden ten behoeve van seksinrichtingen.

Artikel 4 Waarde - Archeologie 1

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 1' aangewezen gronden zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen (basisbestemming) tevens bestemd voor de bescherming en het behoud van archeologische waarden.

4.2 Bouwregels

Aanvullend op de bouwregels in de andere voor de betreffende gronden aangewezen bestemmingen gelden de volgende bouwregels:

  1. a. voor bouwwerken moet alvorens een omgevingsvergunning voor bouwen wordt verleend, door de aanvrager een archeologisch onderzoek worden overgelegd op grond waarvan kan worden vastgesteld of en zo ja, in hoeverre archeologische waarden worden verstoord;
  1. b. indien uit het in lid 4.2 onder a genoemde archeologische onderzoek blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen kunnen worden verstoord, verbindt het bevoegd gezag één of meer van de volgende voorwaarden aan de omgevingsvergunning:
    1. 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    2. 2. de verplichting tot het doen van opgravingen in de zin van artikel 1, onder h, van de Monumentenwet 1988;
    3. 3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door Gedeputeerde Staten bij de vergunning te stellen kwalificaties;
  1. c. de verplichting onder a geldt niet voor bouwplannen die betrekking hebben op het vervangen van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte met niet meer dan 500 m2 wordt vergroot.

4.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

  1. a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
    1. 1. het ontgronden, afgraven, egaliseren, mengen, diepploegen en ontginnen van gronden met dien verstande dat het werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden betreft met een oppervlakte groter dan 500 m2 en dieper dan 30 cm;
    2. 2. het graven van watergangen;
    3. 3. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en drainage en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur dieper dan 30 cm;
    4. 4. het verlagen van het waterpeil.
  1. b. Een omgevingsvergunning als bedoeld onder a wordt slechts verleend indien:
    1. 1. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat geen archeologische waarden aanwezig zijn;
    2. 2. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden niet onevenredig worden geschaad:
    3. 3. de volgende voorwaarden in acht worden genomen, wanneer op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden kunnen worden verstoord:
      1. a. een verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden; of
      2. b. een verplichting tot het doen van opgravingen; of
      3. c. een verplichting de uitvoering van de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.
  1. c. Indien Burgemeester en Wethouders voornemens zijn om aan de omgevingsvergunning voorwaarden te verbinden als bedoeld in sub b, onder 3 wordt de provinciaal archeoloog om advies gevraagd. Bij een negatief advies wordt de vergunning niet verleend.
  1. d. Wanneer op grond van de hoofdbestemming eveneens een omgevingsvergunning vereist is voor activiteiten als bedoeld onder a gelden de volgende aanvullende regels:
    1. 1. voor de op grond van de bestemmingen omgevingsvergunningplichtige activiteiten wordt één omgevingsvergunning afgegeven;
    2. 2. bij de beoordeling van de omgevingsvergunningplichtige activiteiten krijgen archeologische belangen voorrang boven de belangen die het omgevingsvergunningstelsel van de hoofdbestemming beoogt te beschermen.
  1. e. Het verbod als bedoeld onder a is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:
    1. 1. reeds in uitvoering zijn ten tijde van het van kracht worden van het plan;
    2. 2. het normale onderhoud betreffen. Onder normaal onderhoud van drainage wordt in ieder geval verstaan het vervangen van drainage in inmiddels gedraineerde percelen;
    3. 3. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning;
    4. 4. op archeologisch onderzoek gericht zijn.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 5 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 6 Algemene Afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen ten behoeve van afwijking van:

  1. a. de in het plan gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
  1. b. de bestemmingsregels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
  1. c. de bestemmingsregels ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten, wordt vergroot tot niet meer dan 40 m. Deze omgevingsvergunning zal pas worden verleend indien na beoordeling door het Ministerie van Defensie is gebleken dat hiertegen uit het oogpunt van vliegveiligheid en functioneren van radar- en telecommunicatievoorzieningen van de Koninklijke Luchtmacht geen bezwaar bestaat;
  1. d. de onder a t/m c bedoelde omgevingsvergunningen mogen niet leiden tot een onevenredige aantasting van:
    1. 1. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
    2. 2. het bebouwingsbeeld;
    3. 3. de verkeersveiligheid.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 7 Overgangsrecht

7.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in sublid a. een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het sublid a. met maximaal 10%.
  3. c. Sublid a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

7.2 Overgangsrecht gebruik

  1. a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in sublid a., te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. c. Indien het gebruik, bedoeld in sublid a., na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. d. Sublid a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 8 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Partiële Herziening Berltsum - Bedrijventerrein West, Tichelersdyk 22 en 24.

Hoofdstuk 1 Planbeschrijving

1.1 Aanleiding En Ligging Plangebied

In 2016 is door de voormalige gemeente Menameradiel een deel van de groenstrook gelegen achter de percelen Tichelersdyk 22 en 24 als snippergroen ten behoeve van het gebruik als tuin/erf verkocht aan de aangrenzende bewoners. Het gaat om de kadastrale percelen 1848 (omvang: 96 m2) bij Tichelersdyk 22 en 1788 (omvang: 118 m2) en 538 (omvang: 23 m2) bij Tichelersdyk 24 als getoond op onderstaand kaartfragment (sectie E, kadastrale gemeentecode BLK00).

De percelen aan de Tichelersdyk hebben reeds een woonbestemming, terwijl de aangekochte gronden een groenbestemming kennen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1949.BPBERbedrwestPH-VA01_0001.jpg"

Figuur 1. Fragment kadastrale kaart, plangebied betreft kadastrale percelen 1848, 1788 en 538

(bron: PDOK-viewer, 15-11-2018)

In de koopovereenkomst zijn door de toenmalige gemeente Menameradiel bij de overdracht privaatrechtelijke afspraken gemaakt waarbij in eerste aanleg ongewenste ontwikkelingen ten behoeve van het wonen ter plaatse van de overgedragen groenstrook zijn afgedicht. Niettemin is het wenselijk om afspraken over de fysieke woon- en leefomgeving ook bestuursrechtelijk vast te leggen.

Doorgaans vindt reparatie op enig moment bij het opstellen van een actualisatieplan plaats. Aangezien het bestemmingsplan Berltsum - Bedrijventerrein West relatief nieuw is, en vanwege het afschaffen van de actualisatieplicht, ligt een algehele herziening op afzienbare termijn niet in het verschiet. Hierom is nu voorliggende partiële herziening van het geldende bestemmingsplan voor de betrokken percelen opgesteld. De totale omvang van de functiewijziging is beperkt en betreft 237 m2.

1.2 Huidig Juridisch-planologisch Regime

Ter plaatse is het geldende bestemmingsplan Berltsum - Bedrijventerrein West van kracht, als vastgesteld op 28 februari 2013 door de raad van de toenmalige gemeente Menameradiel. In dit bestemmingsplan is ter plaatse van de met voorliggende partiële herziening betrokken gronden sprake van een bestemming 'Groen' zonder bouwmogelijkheden en een dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 1'.

afbeelding "i_NL.IMRO.1949.BPBERbedrwestPH-VA01_0002.jpg"

Figuur 2. Fragment geldend bestemmingsplan

(bron: Ruimtelijkeplannen.nl, 04-12-2018)

De groenbestemming wordt met deze partiële herziening omgezet in een bestemming 'Wonen - 1' waarbij geen nieuwe bouwmogelijkheden worden opgenomen maar uitsluitend de nu bestaande gebruiks- en bebouwingssituatie in het plangebied wordt toegestaan.

afbeelding "i_NL.IMRO.1949.BPBERbedrwestPH-VA01_0003.jpg"

Figuur 3. Luchtfoto huidige situatie plangebied en omgeving

(bron: Provinsje Fryslân, 04-12-2018)

De bestemming 'Waarde - Archeologie 1' ziet verder toe op de bescherming en het behoud van archeologische waarden. Omgevingsvergunningsplichtig zijn in dat geval alle grondwerkzaamheden groter dan 500 m2 en dieper dan 30 cm, het graven van watergangen, aanbrengen van leidingen en installaties en dergelijke dieper dan 30 cm en het verlagen van het waterpeil. De archeologische beschermingsregeling wordt met deze partiële herziening gecontinueerd.

1.3 Leeswijzer

Na dit inleidende hoofdstuk is het geldende beleidskader in hoofdstuk 2 benoemd. Een korte verantwoording van de omgevingsaspecten betreffende de planologische en milieukundige randvoorwaarden is in hoofdstuk 3 opgenomen. Hoofdstuk 4 betreft de toelichting op de juridische vormgeving van deze partiële herziening en de hiervoor te volgen procedure. Tot slot is in hoofdstuk 5 de (economische en maatschappelijke) uitvoerbaarheid uiteengezet.

Hoofdstuk 2 Beleidskader

2.1 Beleidsoverzicht

Op deze partiële herziening van het bestemmingsplan Berltsum - Bedrijventerrein West zijn de hierna opgenomen beleidskaders van toepassing:

Rijksbeleid

  • Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR, 2012);
  • Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro, 2011).

Provinciaal beleid

  • Streekplan Fryslân 2007;
  • Verordening Romte Fryslân.

2.2 Relevantie

Het Rijk laat de ruimtelijke ordening steeds meer over aan lagere overheden en kiest voor een selectieve inzet van het Rijksbeleid. Wat betreft voorliggend plan kan worden geconstateerd dat dit dusdanig kleinschalig van aard is dat er geen specifiek beleid op grond van het SVIR en het Barro bestaat.

Ten aanzien van het beleid van Provinsje Fryslân mag deze partiële herziening verder worden beschouwd in overeenstemming te zijn met het streekplan en de naderhand in de provinciale verordening vastgelegde beleidsregels.

Er is verder geen lokaal gevoerd ruimtelijk beleid, van de voormalige gemeente Menameradiel dan wel de nieuwe gemeente Waadhoeke, op deze partiële herziening van toepassing.

Hoofdstuk 3 Verantwoording Van Omgevingsaspecten

Om duidelijk te maken dat een plan uitvoerbaar is, moet volgens de geldende wet- en regelgeving een aantal onderzoeken naar omgevingsaspecten worden uitgevoerd. Omdat het voorliggende plan evenwel zeer beperkt van aard en schaal is, waarbij de te herbestemmen gronden van 'Groen' naar 'Wonen' reeds in gebruik zijn bij de aangrenzende woningen, is diepgaand planologisch en milieukundig onderzoek niet aan de orde.

Over de omgevingsaspecten kan het volgende worden geconcludeerd:

3.1 Cultuurhistorie

Op de Cultuurhistorische Kaart Fryslân 2 (CHK2) van de Provinsje Fryslân is informatie opgenomen over cultuurhistorische waarden. Uit deze kaart blijkt dat het pakhuis aan Tichelersdyk 24 ("Pakhuis Berlikum") van waarde is als voorbeeld van de jongere bouwkunst uit de periode 1850-1940. Voorliggend plan ziet echter alleen toe op de achterliggende strook grond die bij de woningen op nummer 22 en 24 zijn getrokken. In voorliggend plangebied zijn dan verder ook geen cultuurhistorische aspecten van belang.

3.2 Archeologie

De van toepassing zijnde archeologische beschermingsregeling wordt met dit bestemmingsplan gecontinueerd.Het plangebied is met een oppervlakte van 237 m2 van dusdanig kleine omvang dat de geldende onderzoeksgrenzen van de provinciale Friese Archeologische Monumenten Kaart Extra (FAMKE) niet worden overschreden.

3.3 Externe Veiligheid

Er liggen geen risicovolle inrichtingen of leidingen in de directe nabijheid van het plangebied. Er zijn geen risicozones of invloedsgebieden op het plangebied van toepassing. Externe veiligheid speelt derhalve geen rol.

3.4 Bodem

Vanwege voorliggend plan is het bodemloket geraadpleegd. Hieruit blijkt geen verdenking van bodemverontreiniging voor de betrokken gronden. Planologisch gezien is voorliggende partiële herziening dan ook uitvoerbaar voor wat betreft de milieuhygiënische bodemkwaliteit.

3.5 Geluidhinder

Indien binnen een geluidzone nieuwe geluidgevoelige objecten, zoals woningen, worden gerealiseerd, moet door middel van akoestisch onderzoek worden vastgesteld of aan de grenswaarden van de Wet geluidhinder wordt voldaan. Met voorliggend plan wordt niet voorzien in het oprichten van een nieuw geluidgevoelig object. Akoestisch onderzoek uit oogpunt van bijvoorbeeld wegverkeerslawaai of industrielawaai is dan ook niet aan de orde.

3.6 Luchtkwaliteit

Omdat er in het kader van deze partiële herziening geen sprake is van een nieuwe ontwikkeling die leidt tot extra verkeer, is er ook geen sprake van een verminderde luchtkwaliteit. De uitvoerbaarheid van dit plan wordt derhalve niet belemmerd door onaanvaardbaar nadelige gevolgen voor de luchtkwaliteit.

3.7 Ecologie

Omdat met voorliggend plan reeds sprake is van een bestaande gebruiks- en bebouwingssituatie die gelegaliseerd wordt en geen nieuwe bouwontwikkelingen mogelijk worden gemaakt, kan op voorhand in redelijkheid worden gesteld dat natuurwet en -regelgeving de uitvoerbaarheid van het ruimtelijke plan niet in de weg zal staan.

3.8 Water

Het plan gaat uitsluitend over een functiewijziging, zonder fysieke aanpassing van bebouwing en ruimte. Daarnaast is het plangebied van beperkte omvang. Dit betekent dat het plan geen invloed heeft op het watersysteem en de waterketen. De uitkomst van de watertoets heeft geleid tot de conclusie dat er 'geen waterschapsbelang' is. Zie bijlagen.

3.9 Milieuzonering En Bedrijvenhinder

Wet- en regelgeving

Ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening, zoals die uitgangspunt is van de Wet ruimtelijke ordening (Wro), geldt eveneens de noodzakelijkheid tot een voldoende ruimtelijk-functionele afstemming tussen bedrijfsactiviteiten, voorzieningen en hindergevoelige functies (waaronder woningen). Daarnaast zijn bedrijven en instellingen op grond van de Wet milieubeheer (Wm) verplicht te voldoen aan de eisen van een AMvB, dan wel een milieuvergunning te hebben voor de exploitatie van het bedrijf, waarbij rekening gehouden dient te worden met de omliggende woonbebouwing. Door middel van deze milieuwet- en regelgeving wordt (milieu)hinder vanwege geluid, geur, stof, gevaar en dergelijke door bedrijven en instellingen op hindergevoelige functies zo veel mogelijk voorkomen.

Er dient te worden aangetoond dat een plan geen belemmeringen ondervindt van of tot belemmeringen leidt voor nabijgelegen functies.

Toetsing

Met voorliggende partiële herziening wordt de huidige groenbestemming omgezet naar een bestemming ten behoeve van de woonfunctie. Hiermee vindt herbestemming naar een gevoeliger functie plaats, nabij bedrijventerrein. De omzetting naar een woonbestemming met deze partiële herziening gaat echter niet uit van voor woonverblijf te bebouwen gronden. Er is derhalve geen sprake van het mogelijk maken van nieuwe voor milieuhinder gevoelige bebouwing. Hoofdgebouwen ten behoeve van woningen kunnen namelijk niet met voorliggend plan worden gerealiseerd. Hierdoor neemt de beperkende werking ten aanzien van de nabijgelegen bedrijfsfuncties niet toe.

Conclusie

Voorliggend plan mag wat betreft milieuzonering en bedrijvenhinder uitvoerbaar worden geacht.

Hoofdstuk 4 Juridische Vormgeving

4.1 Plansystematiek

Dit bestemmingsplan is zodanig vormgegeven dat het voldoet aan de vereisten voortkomend uit de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Bij de vormgeving van de regels en de verbeelding is aangesloten op de meest recente regeling Ruimtelijke Standaarden ruimtelijke ordening en is de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2012 (SVBP2012) toegepast. Het bestemmingsplan voldoet daarmee aan de digitale verplichtingen zoals die per 01-01-2010 van kracht zijn.

De SVBP2012 bevat een aantal juridische regels die moeten worden opgevolgd. Voor de planregels betekent dit dat er sprake is van een aantal dwingend voorgeschreven begripsbepalingen, die worden neergelegd in artikel 1 aangaande de begrippen. Ook schrijft de SVBP2012 voor op welke wijze er invulling moet worden gegeven aan artikel 2 betreffende de wijze van meten. Vanwege het Bro geldt verder een formulering die ten aanzien van de anti-dubbeltelregel en het overgangsrecht eveneens in de planregels moet worden overgenomen.

De regels zijn zo opgesteld dat deze gebruikt kunnen worden in een analoog alsook in een digitaal bestemmingsplan. Op basis van de Wro is het digitaal vastgestelde bestemmingsplan leidend. Als er een verschil bestaat tussen het analoge en digitale bestemmingsplan, is het digitale bestemmingsplan bepalend qua vormgeving en inhoud.

4.2 Toelichting Op De Bestemmingen

Bestemming 'Wonen - 1'

De beide bij de percelen Tichelersdyk 22 en 24 te betrekken gronden zijn van één bestemming 'Wonen - 1' zonder nieuwe bouwmogelijkheden voorzien.

De momenteel bestaande gebruiks- en bebouwingssituatie is met voorliggende partiële herziening mogelijk gemaakt. Dit houdt in dat beide deels op de groenstrook gesitueerde bouwwerken van een strak bouwvlak ten behoeve van aan-/uit- dan wel bijgebouwen zijn voorzien. Deze bestaande bebouwingssituatie wordt derhalve met voorliggende partiële herziening gelegaliseerd, aangezien er in de eedere groenbestemming geen bouwmogelijkheden bestonden voor het realiseren van gebouwen.

Binnen het bouwvlak in de woonbestemming wordt de bijgebouwenregeling van kracht zoals die ook elders in de woonbestemming in het bestemmingsplan Berltsum - Bedrijventerrein West van toepassing is, waaronder de naastgelegen gronden aan Tichelersdyk 22 en 24.

Dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 1'

De dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 1' zorgt ervoor dat er ten behoeve van de bescherming van de mogelijke archeologische waarde in het plangebied, eerst archeologisch onderzoek wordt verricht om te verkennen of archeologische waarden aanwezig zijn. Daarbij is de aanbeveling van de provincie in deze als richtsnoer voor de regels opgenomen.

4.3 Overige Aspecten

Additionele voorzieningen

In het bestemmingsplan zijn de al dan niet in directe relatie met een bestemming staande voorzieningen, zoals ondergrondse leidingen, verhardingen, bermen, geluidswerende voorzieningen, centrale installaties ten behoeve van de energievoorziening, voorzieningen ten behoeve van de waterbeheersing in de vorm van watergangen, duikers, waterkeringen en dergelijke bij de bestemming inbegrepen zonder dat dit uitdrukkelijk wordt vermeld.

Handhaving

Het bestemmingsplan geeft de gewenste planologische situatie voor het plangebied aan. Bestemmingsplannen zijn bindend voor de overheid en de burger. Enerzijds kan de overheid naleving van bestemmingsplannen afdwingen, anderzijds vormt het bestemmingsplan een juridisch kader voor burgers waaruit deze kan afleiden wat de bouw- en gebruiksmogelijkheden zijn, op de in eigendom zijnde dan wel de naastgelegen buurpercelen, in de directe woon- en leefomgeving.

4.4 Planprocedure

De procedure om tot de gewenste herziening van het geldende bestemmingsplan te komen, bestaat uit twee fasen waarbij invloed op het plan kan worden uitgeoefend, te weten:

1. Vaststellingsfase

Na aankondiging in de Staatscourant, het Gemeenteblad en de website www.ruimtelijkeplannen.nl, wordt het ontwerpbestemmingsplan voor een periode van 6 weken ter inzage gelegd. Tijdens deze periode kan een ieder zienswijzen indienen op de inhoud van voorliggend plan. Na de zienswijzenprocedure neemt de gemeenteraad een besluit over het vaststellen van het plan. Zowel tijdens de tervisielegging als na vaststelling wordt het bestemmingsplan op het landelijke portaal voor ruimtelijke plannen geplaatst en is het voor iedereen in te zien.

2. Beroepsfase

Het besluit waarin het bestemmingsplan is vastgesteld, wordt door de gemeenteraad bekend gemaakt. Het vastgestelde bestemmingsplan wordt ter inzage gelegd. Binnen 6 weken na het bekendmaken van het vaststellingsbesluit kan er beroep worden ingesteld bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS). Er kan een beroep worden ingesteld door mensen die in de vaststellingsfase een zienswijze hebben ingediend of mensen die kunnen aantonen dat ze daar redelijkerwijs niet toe in staat waren. Wanneer de gemeenteraad het plan gewijzigd vaststelt, kunnen alle belanghebbenden tegen de wijzigingen beroep instellen.

Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid

5.1 Economische Uitvoerbaarheid

Op grond van artikel 6.12 Wet ruimtelijke ordening (Wro) stelt de gemeenteraad een exploitatieplan vast voor gronden waarop een bouwplan is voorgenomen. Wat onder een bouwplan moet worden verstaan, is in artikel 6.2.1 Besluit ruimtelijke ordening (Bro) aangegeven. Hieruit blijkt dat voorliggend plan voor de bestemmingswijziging van een strook grond van een groenbestemming naar een woonbestemming, zonder nieuwe bouwmogelijkheden, niet als bouwplan wordt aangemerkt. Er hoeft dan ook geen exploitatieplan te worden opgesteld. De economische uitvoerbaarheid van het plan is dan ook niet in het geding.

5.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

Overleg en inspraak

In het kader van het bestuurlijk vooroverleg op grond van artikel 3.1.1 Bro is dit bestemmingsplan aan verschillende maatschappelijke instanties aangeboden die daarmee in de gelegenheid zijn gesteld om een overlegreactie op het plan in te dienen. Gedurende deze periode zijn geen overlegreacties ontvangen.

Tervisielegging ontwerp

Na het stadium van overleg en inspraak wordt het plan als ontwerp ter visie gelegd. Binnen de termijn kan door een ieder zienswijzen op de partiële herziening van het bestemmingsplan naar voren worden gebracht. Hiervan wordt vervolgens afzonderlijk van deze toelichting verslag gedaan.

Bijlage 1 Wateradvies

Bijlage 1 Wateradvies

Bijlage 2 Samenvatting Indiening Watertoets

Bijlage 2 Samenvatting indiening watertoets