Franeker - Lutje Lollumerweg 19
Bestemmingsplan - Gemeente Waadhoeke
Vastgesteld op 28-05-2020 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 het plan:
het Bestemmingsplan Franeker - Lutje Lollumerweg 19 met identificatienummer NL.IMRO.1949.BPFraLLollumerw19-VAS1 van de gemeente Waadhoeke;
1.2 het bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;
1.3 aan-huis-verbonden beroep:
de in bijlage 1 genoemde beroepen, waarvan de activiteiten in hoofdzaak niet publieksaantrekkend zijn en die op kleine schaal in een (bedrijfs)woning en/of de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken wordt uitgeoefend, waarbij de (bedrijfs)woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende activiteit een ruimtelijk uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie;
1.4 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.5 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.6 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
1.7 bebouwingsbeeld:
de waarde van een gebied in stedenbouwkundige zin, die wordt bepaald door de mate van samenhang in aanwezige bebouwing, daarbij in het bijzonder gelet op een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte, een goede hoogte- en breedteverhouding tussen de bebouwing onderling en de samenhang in bouwvorm en ligging tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar is georiënteerd;
1.8 bebouwingspercentage:
een in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van een terrein, bouwvlak of bestemmingsvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd;
1.9 bedrijfsvloeroppervlakte:
de totale vloeroppervlakte van de ruimte binnen gebouwen of behorende bij een functie (deels) buiten gebouwen die wordt gebruikt voor een bedrijf, een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;
1.10 bestaand:
- a. bestaand gebruik: het gebruik van de gronden en bouwwerken dat aanwezig is dan wel krachtens een omgevingsvergunning kan worden uitgevoerd, daaronder valt niet het gebruik dat reeds in strijd was met het daarvoor geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan;
- b. bestaande bouwwerken: bouwwerken die:
- 1. op het tijdstip van het van kracht worden van het bestemmingsplan aanwezig zijn, daaronder vallen niet de bouwwerken, die reeds in strijd waren met het daarvoor geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan;
- 2. gebouwd worden of kunnen worden krachtens een voor het van kracht worden van het bestemmingsplan verleende omgevingsvergunning (al dan niet in afwijking van het voorgaande bestemmingsplan);
- c. bestaande afmetingen: afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van het van kracht worden van het bestemmingsplan tot stand zijn gekomen;
1.11 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
1.12 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.13 bijbehorend bouwwerk:
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;
1.14 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
1.15 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
1.16 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.17 bouwperceelgrens:
een grens van een bouwperceel;
1.18 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, zijn toegelaten;
1.19 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.20 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.21 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.22 gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden:
de mogelijkheden om gronden en daarop toegelaten bouwwerken overeenkomstig de daaraan toegekende bestemming te gebruiken, gelet op het gebruik van de in de nabijheid gelegen gronden;
1.23 hoofdgebouw:
een gebouw dat, gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt;
1.24 huishouden:
een zelfstandig(e) dan wel samenwonend persoon of groep van personen met een zekere mate van onderlinge verbondenheid die binnen een complex van ruimte gebruik maken van dezelfde voorzieningen zoals een keuken, sanitaire voorzieningen en de entree;
1.25 inwoning:
het wonen, niet zijnde logeren, bij anderen;
1.26 kamerverhuur:
het bedrijfsmatig (nacht)verblijf aanbieden, waarbij het kenmerk is dat de kamerhuurder ter plaatse het hoofdverblijf heeft;
1.27 kampeermiddel:
een tent, een tentwagen, een kampeerauto, een caravan of een stacaravan, dan wel enig ander daarmee vergelijkbaar voertuig of onderkomen, dat geheel of ten dele is bestemd of opgericht dan wel wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;
1.28 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten:
de in bijlage 1 genoemde bedrijvigheid, dan wel naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen bedrijvigheid, die door zijn beperkte omvang in of bij een woonhuis met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend door de bewoner en de aan de bedrijvigheid bij woningen gebonden medewerkers;
1.29 milieusituatie:
de situatie, waarbij milieuaspecten dienen te worden beoordeeld, zoals hinder voor omwonenden, externe veiligheid en een verkeersaantrekkende werking. In het bijzonder dient er bij de situering en omvang van milieubelastende functies (o.a. bedrijven) op te worden gelet dat de uitbreiding of nieuwvestiging van milieugevoelige functies (o.a. woningen) zo weinig mogelijk wordt beperkt. Omgekeerd dient er bij uitbreiding of nieuwvestiging van milieugevoelige functies op te worden gelet dat bestaande milieubelastende functies zo weinig mogelijk in hun functioneren worden beperkt;
1.30 nutsvoorzieningen:
voorzieningen voor algemeen nut, zoals afvalinzameling, elektriciteit, gas, (tele)communicatie en dataverkeer, openbaar vervoer en water. Het gaat hierbij om andere bouwwerken zoals antennes, bakken, borden, containers, hekken, kastjes, palen, zuilen en wat met deze bouwwerken te vergelijken is. Onder nutsvoorziening wordt ook verstaan een schakelstation, een rioolwaterzuiveringsinstallatie, een telecommunicatiestation en een transformatorstation;
1.31 overkapping:
een bijbehorend bouwwerk dat een overdekte ruimte vormt zonder wanden dan wel met ten hoogste één wand;
1.32 peil:
- a. indien op het land wordt gebouwd:
- 1. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
- 2. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
- b. indien op of in het water wordt gebouwd: het Fries Zomerpeil;
- c. in het geval de hoogte van het terrein op een perceel grote verschillen vertoont: de door Burgemeester en Wethouders bepaalde hoogte;
1.33 seksinrichting:
een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht. of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een sekstheater, een seksautomatenhal, of een parenclub, of een daarmee gelijk te stellen bedrijf, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.34 verkeersveiligheid:
de veiligheid voor het verkeer die wordt bepaald door de mate van overzichtelijkheid en vrij uitzicht (met name bij kruisingen van wegen en uitritten) en de (mogelijke) effecten van bebouwing en overige inrichtingselementen op de gedragingen van verkeersdeelnemers;
1.35 woning:
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden, niet zijnde kamerverhuur;
1.36 woonhuis:
een gebouw, dat één woning omvat, dan wel twee of meer naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;
1.37 (goede) woonsituatie:
een situatie waarbij, mede door de situering van om de woonfunctie liggende functies en bebouwing, in ieder geval sprake is van een redelijke daglichttoetreding, een redelijke mate van uitzicht en voldoende privacy, alsmede van afwezigheid van hinder;
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
2.2 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel, ondergeschikte bouwdelen als goten van dakkapellen niet meegerekend;
2.3 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
2.6 de oppervlakte van een overkapping:
tussen de buitenwerkse constructiedelen, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.7 de afstand tot de zijdelingse perceelgrens:
de kortste afstand vanaf enig punt van een (hoofd)gebouw tot de zijdelingse perceelgrens;
2.8 bedrijfsvloeroppervlakte:
de totale vloeroppervlakte van kantoren, winkels of bedrijven met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen, trappenhuizen, gangen en overige dienstruimten;
2.9 de bouwhoogte van een windturbine:
vanaf het peil tot aan de (rotor)as van de windturbine.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Wonen - 1
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. woonhuizen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep c.q. kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
- b. bijbehorende bouwwerken;
met daaraan ondergeschikt:
- c. wegen, woonstraten en paden;
- d. parkeervoorzieningen;
- e. groenvoorzieningen;
- f. speelvoorzieningen;
- g. water;
met de daarbijbehorende:
- h. tuinen, erven en terreinen;
- i. bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde.
3.2 Bouwregels
3.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. de woonsituatie;
- b. de milieusituatie;
- c. de verkeerssituatie;
- d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
3.4 Afwijken van de bouwregels
Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid, de milieusituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met omgevingsvergunning worden afgeweken van:
- a. het bepaalde in lid 3.2.1 sub b in die zin dat een hoofdgebouw gedeeltelijk buiten het bouwvlak wordt gebouwd;
- b. het bepaalde in lid 3.2.2 sub a in die zin dat een bijbehorend bouwwerk minder dan 1,00 m achter, dan wel vóór de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw wordt gebouwd.
3.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning;
- b. het gebruik van gedeelten van een woning, inclusief aangebouwde bijbehorend bouwwerk bij de woning, voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, indien:
- 1. het beroep of bedrijf niet wordt uitgeoefend door één van de bewoners van de woning, waarbij één andere arbeidskracht ter plekke werkzaam mag zijn;
- 2. de beroeps-/bedrijfsvloeroppervlakte in de woning meer bedraagt dan 30% van het vloeroppervlak van de woning;
- 3. de beroeps-/bedrijfsvloeroppervlakte meer dan 50 m² bedraagt;
- 4. parkeren niet op eigen erf plaatsvindt dan wel de parkeerdruk in de naaste omgeving als gevolg van de activiteit onevenredig toeneemt;
- 5. detailhandel plaatsvindt anders dan productiegebonden detailhandel;
- c. het gebruik van gronden en bouwwerken voor de uitoefening van detailhandel.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 4 Anti-dubbeltelregel
Grond welke eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 5 Algemene Bouwregels
5.1 Aanvullende bouwregels
Er mogen geen windturbines worden gebouwd.
5.2 Overschrijding bouwgrenzen
De bouwgrenzen mogen in afwijking van de verbeelding en de bestemmingen in deze regels uitsluitend worden overschreden door:
- a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, erkers, serres, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1,50 m;
- b. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1,00 m.
Artikel 6 Algemene Gebruiksregels
6.1 Strijdig gebruik
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met enige bestemming wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
- b. het gebruik van de gronden voor de opslag van aan het oorspronkelijk verkeer onttrokken voer-, vaar- of vliegtuigen, anders dan in het kader van de bedrijfsvoering;
- c. het gebruik van de gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, grond, bodemspecie en puin en voor het storten van vuil, anders dan in het kader van de bedrijfsvoering dan wel de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden.
Artikel 7 Algemene Afwijkingsregels
Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, kan worden afgeweken van:
- a. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen en percentages, met uitzondering van de oppervlaktematen, tot ten hoogste 10% van die maten, afmetingen en percentages, met dien verstande dat windturbines van deze regeling zijn uitgesloten;
- b. de regels, ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, in die zin dat de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, wordt vergroot tot ten hoogste 10,00 m;
- c. de regels ten aanzien van de maximale bouwhoogte van gebouwen in die zin dat de (bouw)bouwhoogte van de gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen wordt vergroot, mits:
- 1. de maximale oppervlakte van de plaatselijke verhoging ten hoogste 10% van het betreffende bouwvlak mag bedragen;
- 2. de vergroting ten hoogste 1,25 maal de maximale (bouw)hoogte van het betreffende gebouw bedraagt;
- d. het bepaalde ten aanzien van het bouwen van gebouwen binnen het bouw- c.q. bestemmingsvlak in die zin dat de grenzen van het bouw- c.q. bestemmingsvlak naar de buitenzijde worden overschreden door:
- 1. trappen, trappenhuizen en galerijen;
- 2. entreeportalen, luifels, veranda's en balkons;
- 3. overstekende daken;
mits de bouwgrens met niet meer dan 1,50 m overschrijdend;
- 1. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de bouwgrens met niet meer dan 1,00 m overschrijdend.
Artikel 8 Overige Regels
8.1 Voldoende parkeergelegenheid
- a. Een bouwwerk, waarvan een behoefte aan parkeergelegenheid wordt verwacht, kan niet worden gebouwd of gebruikt wanneer op het bouwperceel of in de omgeving daarvan niet in voldoende parkeergelegenheid is voorzien en in stand wordt gehouden.
- b. Bij een omgevingsvergunning wordt aan de hand van de specifieke omstandigheden van de situatie, en op basis van de door de CROW vastgestelde richtlijnen, bepaald of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid.
- c. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in sub a en worden toegestaan dat in minder dan voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien, mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 9 Overgangsrecht
9.1 Overgangsrecht bouwwerken
- a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
- c. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
9.2 Overgangsrecht gebruik
- a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
- a. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- b. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- c. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 10 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplanFraneker - Lutje Lollumerweg 19
van de gemeente Waadhoeke.
Behorend bij het besluit van 28 mei 2020.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
De initiatiefnemer heeft het voornemen om op het agrarische perceel ten oosten van de Lutje Lollumerweg 17 een vrijstaande woning te realiseren. Dit is echter niet mogelijk op basis van de geldende planologische regeling uit het bestemmingsplan Buitengebied 2013. De voorgenomen woning past niet binnen de geldende agrarische bestemming.
Om de ontwikkeling juridisch-planologisch toch te kunnen regelen is het opstellen van een nieuw bestemmingsplan noodzakelijk. Daarbij hoort een onderbouwing van een goede ruimtelijke ordening. Het voorliggende plan voorziet hierin.
1.2 Ligging Plangebied
Het plangebied grenst aan een bebouwingslint ten zuidoosten van de kern van Franeker. De ligging van het plangebied is weergegeven in figuur 1.1.
Figuur 1.1 Ligging van het plangebied
1.3 Planologische Regeling
Het plangebied is momenteel geregeld in het bestemmingsplan Buitengebied 2013, vastgesteld op 25 juni 2015 door de voormalige gemeente Franekeradeel. Een uitsnede van het bestemmingsplan ter plaatse van het plangebied is weergegeven in figuur 1.2.
Figuur 1.2 Uitsnede geldende bestemmingsplan Buitengebied 2013
In het geldende bestemmingsplan is het plangebied bestemd als 'Agrarisch' zonder bouwvlak. Daarnaast geldt ook de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - radarverstoringsgebied'.
Binnen de bestemming 'Agrarisch' zijn de gronden bestemd voor agrarisch grondgebruik met daaraan ondergeschikt doeleinden van natuurontwikkeling en agrarisch natuurbeheer, kleinschalige duurzame, energieopwekking, nutsvoorzieningen, extensief dagrecreatief medegebruik, ontsluitingswegen, agrarische kavelpaden, openbare fiets- en wandelpaden en waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder waterberging. Binnen de bestemming zijn reguliere woningen niet toegestaan, waardoor het voornemen strijdig is met de geldende regeling.
Daarnaast geldt de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - radarverstoringsgebied'. Ter plaatse zijn de gronden mede bestemd voor het vrijhouden voor goed radarbeeld voor het luchtruim.
1.4 Leeswijzer
Na deze inleiding, wordt in hoofdstuk 2 ingegaan op de huidige situatie en het voorgenomen plan. Dit wordt in de hoofdstukken 3 en 4 getoetst aan het beleid en de milieu- en omgevingsaspecten. Hoofdstuk 5 geeft een uitleg aan de juridische regeling van het bestemmingsplan, hoofdstuk 6 gaat tenslotte in op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.
Hoofdstuk 2 Planbeschrijving
Het mogelijk maken van de beoogde ontwikkeling (het initiatief) is het belangrijkste uitgangspunt voor dit bestemmingsplan en wordt in dit hoofdstuk beschreven. De ontwikkeling moet op een goede manier worden ingepast in de huidige situatie. Een beschrijving van de huidige situatie is om die reden ook in dit hoofdstuk opgenomen. De inpassing in de huidige situatie wordt ook behandeld.
2.1 De Bestaande Situatie
Het plangebied betreft het driehoekige perceel ten oosten van de Lutje Lollumerweg 17. In de huidige situatie is het perceel ingericht met agrarische gronden. De gronden zijn onbebouwd en ingericht met grasland.
Ten westen van het plangebied is een bebouwingslint met vrijstaande woningen, bestaande uit één laag met kap aanwezig. Voor het overige wordt het perceel omringd door agrarische gronden. Ten noordwesten ligt op korte afstand de kern van Franeker. Het perceel grenst aan de achterzijde aan het tracé van de voormalige provinciale weg. De contouren hiervan zijn nog duidelijk zichtbaar. Echter, sinds de komst van de nieuwe zuidwestelijke rondweg bij Franeker is deze weg alleen nog in gebruik ten behoeve van bestemmingsverkeer. In figuur 2.1 is een luchtfoto weergegeven van de huidige situatie. In figuur 2.2 is een vooraanzicht van het perceel weergegeven.
Figuur 2.1 Luchtfoto van de bestaande situatie
Figuur 2.2 Vooraanzicht van de bestaande situatie, vanaf de Lutje Lollumerweg
2.2 Voorgenomen Situatie
Het voornemen is om in het plangebied een woonperceel te ontwikkelen dat ruimte biedt aan het realiseren van één vrijstaande woning. Er zijn nog geen ontwerpen van de woning beschikbaar, deze worden op basis van de nieuwe planologische mogelijkheden opgesteld.
Voor het perceel zal dezelfde planologische regeling gelden als voor de naastgelegen woningen in het aansluitende woonlint volgens de standaarden van de gemeente. Dit houdt in dat de voorgenomen woning zal bestaan uit één bouwlaag met een kap. De goothoogte wordt maximaal 4 meter en de bouwhoogte maximaal 10 meter. Er wordt maximaal 100 m² oppervlakte aan bijgebouwen toegestaan.
Ruimtelijke inpassing
Het plangebied betreft het meest oostelijke perceel aan de noordzijde van de Lutje Lollumerweg. De overige percelen ten westen van het plangebied betreffen allemaal woonpercelen, waarop vrijstaande woningen aanwezig zijn. Door in het plangebied een vrijstaande woning te realiseren die moet voldoen aan dezelfde bouwregels als de overige woningen, wordt zowel functioneel als ruimtelijk aangesloten bij het bestaande lint. De ontwikkeling zorgt voor een passende afronding van het woonlint aan de noordzijde van de Lutje Lollumerweg. Daarmee is het voornemen ruimtelijk passend in de omgeving.
Verkeer en parkeren
Verkeersstructuur
Het plangebied wordt via een oprit ontsloten op de Lutje Lollumerweg. De Lutje Lollumerweg is alleen toegankelijk voor bestemmingsverkeer. Deze weg sluit in westelijke richting aan op de Tzummerweg, via waar Franeker en de omliggende kernen bereikt kan worden. In zuidoostelijke richting sluit de weg aan op de provinciale weg N384 die richting Winsum loopt. Op die manier is het perceel goed bereikbaar en ontsloten.
Verkeersgeneratie
De verkeersgeneratie bedraagt, op basis van de CROW publicatie 381, 9 motorvoertuigbewegingen per etmaal. Dit geringe aandeel extra verkeer wikkelt zich af over de bovengenoemde wegen en zal niet leiden tot problemen in de verkeersafwikkeling.
Parkeren
De parkeerbehoefte bedraagt, op basis van CROW publicatie 381, 2 parkeerplaatsen. Hiervoor is voldoende ruimte beschikbaar in het plangebied. Daarmee wordt op eigen terrein voorzien in de parkeerbehoefte.
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Rijksbeleid
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 door de minister vastgesteld. Met de Structuurvisie zet het kabinet het roer om in het nationale ruimtelijke beleid. Om de verantwoordelijkheden te leggen waar deze het beste passen brengt het Rijk de ruimtelijke ordening meer over aan gemeenten en provincies. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 14 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 14 belangen hebben decentrale overheden beleidsruimte voor het faciliteren van ontwikkelingen.
Besluit algemene regels ruimtelijke ordening
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) is op 30 december 2011 in werking getreden. Het Barro stelt regels omtrent de 14 aangewezen nationale belangen zoals genoemd in de SVIR.
Eén van de aspecten die is opgenomen, betreft de zones rond radarstations. Door het plangebied loopt een radarverstoringsgebied. Er geldt hierbij een verbod op bouwwerken met een bepaalde hoogte. Met dit bestemmingsplan worden dergelijke bouwwerken niet mogelijk gemaakt.
Daarnaast zijn de beleidsregels met betrekking tot de Waddenzee relevant. Bij nieuwe bestemmingsplannen die betrekking hebben op de Waddenzee en het Waddengebied moet een beoordeling plaatsvinden van de mogelijke gevolgen voor de landschappelijke en cultuurhistorische waarden in het gebied. Deze waarden zijn in de verordening benoemd. Nieuwe bebouwing of verandering van het gebruik is niet toegestaan als dit leidt tot significante aantasting van de waarden in het gebied.
Het plangebied grenst aan het bestaand stedelijk gebied van Franeker. Een agrarisch perceel wordt ontwikkeld tot een locatie voor woningbouw. Dit gebeurt aansluitend op een bestaand woonlint. Het perceel betreft het uiterste perceel in het lint langs de noordzijde van de Lutje Lollumerweg. Daarmee leidt het initiatief niet tot aantasting van de kernkwaliteit van het Barro die betrekking hebben op het Waddengebied. Het voornemen is daarom niet in strijd met het gestelde in de SVIR en het Barro.
Ladder voor Duurzame verstedelijking
In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is 'de ladder voor duurzame verstedelijking' geïntroduceerd. De ladder is per 1 oktober 2012 ook als procesvereiste opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). In 2017 is de Ladder herzien. In de Ladder voor duurzame verstedelijking is opgenomen dat de toelichting van een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, een beschrijving bevat van de behoefte aan de voorgenomen stedelijke ontwikkeling. Indien blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied kan worden voorzien, bevat de toelichting een motivering daarvan en een beschrijving van de mogelijkheid om in die behoefte te voorzien op de gekozen locatie buiten het bestaand stedelijk gebied.
Toepassing ladder voor duurzame verstedelijking
De ontwikkeling van slechts één woning betreft geen stedelijke ontwikkeling in het kader van de ladder voor duurzame verstedelijking. Daarom is het niet noodzakelijk om het voornemen te toetsen aan de ladder.
3.2 Provinciaal Beleid
Het provinciale beleid is uiteengezet in het Streekplan 'Om de kwaliteit van de romte' (structuurvisie). De belangrijkste uitgangspunten uit het provinciale beleid zijn vastgelegd in de Verordening Romte Fryslân. Hierin zijn voor de provinciale belangen regels opgenomen, waar in bestemmingsplannen rekening mee gehouden moet worden.
Streekplan Fryslân
Het ruimtelijk beleid van de provincie vormt een belangrijk kader voor het gemeentelijk (bestemmingsplan)beleid. Dit is onder meer neergelegd in het Streekplan Fryslân, vastgesteld op 13 december 2006.
In het Streekplan geeft de provincie aan dat nieuwe woningen zoveel mogelijk in het bestaande bebouwde gebied van kernen worden opgevangen. Door dit gebied optimaal te gebruiken, wordt bijgedragen aan een efficiënt gebruik van de ruimte. Het benutten van ruimtewinst in bestaand bebouwd gebied is geen doel op zich. Het is een manier om de ruimtelijke kwaliteit te verhogen. Het gaat erom iedere plek functioneel zo goed mogelijk te benutten. Niet de hoeveelheid steen per vierkante meter telt, maar de hoeveelheid functie. Dit geldt ook voor nieuwe uitbreidingslocaties. Het bestaande bebouwde gebied heeft geen vaste harde grens, maar deze schuift mee met nieuwe gerealiseerde uitbreidingen. Buiten de bundelingsgebieden biedt de provincie ruimte voor woningbouw die qua aard en schaal inpasbaar is in de ruimtelijke karakteristiek van de kernen.
Toetsing
Met dit plan wordt, grenzend aan het bestaand stedelijk gebied, één vrijstaande woning ontwikkeld die qua aard en schaal past in de omgeving. De woning sluit qua afmetingen en omvang aan op het bestaande woonlint aan de Lutje Lollumerweg. Het plangebied betreft het laatste open perceel aan de noordzijde van de Lutje Lollumerweg. Hiermee wordt het woonlint aan de noordzijde van de Lutje Lollumerweg afgerond en wordt de ruimtelijke kwaliteit van het plangebied verhoogd binnen de bestaande landschappelijke contouren. Daarmee is het plan in overeenstemming met het Streekplan Fryslân. In paragraaf 3.3 wordt gemotiveerd dat dit in overeenstemming met de prestatieafspraken van de gemeente Waadhoeke is. Daarmee is het plan in overeenstemming met het provinciaal beleid.
Verordening Romte 2014
In de provinciale verordening is het beleid uit het streekplan vertaald in regels. Ruimtelijke ontwikkelingen dienen aan deze regels getoetst te worden. In artikel 3.1 is opgenomen dat een ruimtelijk plan mogelijkheden kan bevatten voor woningbouw indien de aantallen en de kwaliteit van de woningbouw in overeenstemming zijn met een woonplan dat de schriftelijke instemming van Gedeputeerde Staten heeft. In afwijking hiervan kan een ruimtelijk plan een woningbouwproject bevatten dat niet is opgenomen in het woonplan indien het woningbouwproject niet meer dan drie woningen bevat.
In dit geval wordt slechts één woning ontwikkeld. Dit past binnen het provinciaal beleid.
Conform de kaart Weidevogelgebieden behorend bij de verordening, ligt het plangebied in weidevogelkansgebied. In artikel 7.2 is opgenomen dat een ruimtelijk plan voor landelijk gebied dat betrekking heeft op gronden die gelegen zijn in of grenzen aan gebieden die op de kaart Weidevogelgebieden zijn aangewezen als weidevogelkansgebieden of weidevogelparels, voorziet in een regeling waarmee voldoende openheid en rust van die gebieden wordt gehandhaafd.
In dit geval gaat het slechts om de realisering van één woning, aansluitend op een bestaand woonlint en liggend aan een bestaande weg. De bouwmogelijkheden op het perceel worden beperkt door het bouwvlak. De impact op de openheid van het gebied is dusdanig beperkt dat er nauwelijks sprake zal zijn van invloed op het weidevogelkansgebied. De openheid en rust van de gebieden blijft voldoende gehandhaafd.
3.3 Gemeentelijk Beleid
Structuurvisie Stad Franeker 2015-2025
De Structuurvisie Stad Franeker 2015-2025 bevat de hoofdlijnen voor de voorgenomen ontwikkeling van de stad Franeker en de hoofdzaken van het door de gemeente te voeren ruimtelijk beleid. De structuurvisie gaat daarnaast in op de wijze waarop de gemeenteraad zich voorstelt die voorgenomen ontwikkelingen te realiseren dan wel te faciliteren.
In de structuurvisie is opgenomen dat Franeker een grote diversiteit aan woonmilieus heeft te bieden. De ruimtelijke opgave in Franeker betreft het behouden en creëren van een zo aantrekkelijk mogelijk woon- en leefklimaat door het aanbieden van een brede diversiteit aan woonmilieus. Hierbij is het uitgangspunt dat herstructurering voorop staat en inbreiding voor uitbreiding gaat.
In dit geval gaat het om de realisatie van één woning, aansluitend op een bestaand woonlint. De parkeerbehoefte wordt op eigen terrein voorzien. Daarmee wordt aangesloten op het bestaande woonlint aan de Lutje Lollumerweg. Het voornemen is in overeenstemming met de Structuurvisie Stad Franeker.
Gemeentelijk woonbeleid
De gemeenten zijn in regionaal verband bezig met de voorbereiding van nieuwe woningbouwafspraken met de provincie Fryslân. Daarmee is in 2019 gestart. De verwachting is dat deze regionale woningbouwafspraken begin 2020 worden gemaakt. Het ambtelijk voorstel, ingediend eind 2019 wacht op provinciale instemming. Pas na instemming wordt bezien hoe deze ontwikkeling mogelijk kan worden gemaakt. Voorheen gold voor het voormalige grondgebied van Franekeradeel een maximum woningbouwprogramma op buitenstedelijke uitbreiding van 462 woningen. Het toevoegen van de woning die met dit plan mogelijk wordt gemaakt in de overgangsfase naar de nieuwe woningbouw afspraken past binnen dat aantal. De verwachting is redelijkerwijs dat het gevraagde aantal van één woning binnen de woningbouwafspraken kan worden geformaliseerd.
Welstandsnota
Het welstandsbeleid, vastgesteld op 6 december 2012, geeft de gemeente de mogelijkheid om de cultuurhistorische, stedenbouwkundige en architectonische waarden, die in een bepaald gebied aanwezig zijn, te benoemen en een rol te laten spelen bij de ontwikkeling en de beoordeling van bouwplannen. Door deze gebiedsgerichte aanpak wil de gemeente de belangrijke karakteristieken van de bebouwing beschermen en zorgen dat nieuwe ontwikkelingen daarop voortbouwen. De gebiedsgerichte aanpak zal eveneens een bijdrage kunnen leveren aan een bewustere omgang met de gebouwde omgeving.
Het bestemmingsplan regelt onder meer de functie en het ruimtebeslag van bouwwerken. Bouwmogelijkheden die het bestemmingsplan geeft, kunnen niet door welstandscriteria (of een beeldkwaliteitsplan) worden tenietgedaan. De architectonische vormgeving wordt exclusief door de welstandsnota geregeld. Het welstandsadvies kan zich richten op de gekozen invulling binnen de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt. In een situatie waarin een bouwplan in overeenstemming is met het bestemmingsplan, kan toch een negatief welstandsadvies worden gegeven als de gekozen architectonische oplossing te sterk afbreuk doet aan de ruimtelijke beleving van het betreffende gebied. Uiteraard moet in zo'n geval de welstandsnota daartoe de argumentatie leveren.
Door het opstellen van welstandsbeleid wil de gemeente een helder, controleerbaar en klantgericht welstandstoezicht inrichten. Burgers, ondernemers en ontwerpers kunnen in de toekomst in een vroeg stadium worden geïnformeerd over de criteria die bij de welstandsbeoordeling een rol spelen.
Bij (bouw)projecten in het plangebied dient rekening gehouden te worden met de criteria uit de welstandsnota om te komen tot een positief welstandsadvies. In dit geval valt het plangebied in het buitengebied en zijn de welstandscriteria voor het buitengebied van toepassing. Wanneer bouwplannen voor de woning beschikbaar zijn zullen deze getoetst worden aan het welstandsbeleid. De gemeente is overigens momenteel bezig met het actualiseren van de welstandsnota.
Hoofdstuk 4 Milieu- En Omgevingsaspecten
4.1 Bedrijven En Milieuzonering
Toetsingskader
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is ruimtelijke afstemming tussen bedrijfsactiviteiten, voorzieningen en gevoelige functies (woningen) noodzakelijk. Bij deze afstemming kan gebruik worden gemaakt van de richtafstanden uit de basiszoneringslijst van de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering' (2009). Een richtafstand kan worden beschouwd als de afstand waarbij onaanvaardbare milieuhinder als gevolg van bedrijfsactiviteiten redelijkerwijs kan worden uitgesloten. In geval van een gemengd gebied kan worden gewerkt met een verkleinde richtafstand.
Toetsing
Het plangebied ligt in het buitengebied, ten zuidoosten van Franeker. Direct ten westen van het plangebied staat een lint aan vrijstaande woningen. Aan de overige zijden liggen agrarische gronden. Bedrijven liggen op ruime afstand van het plangebied.
De dichtstbijzijnde bedrijfslocatie ligt op circa 400 meter ten noordwesten van het plangebied. Ter plaatse zijn bedrijven tot en met milieucategorie 2 toegestaan. Voor dergelijke bedrijven geldt een richtafstand van 30 meter, waar ruimschoots aan wordt voldaan.
Voor het overige is geen sprake van bedrijven die een belemmering vormen voor de ontwikkeling, dan wel die belemmerd worden door de ontwikkeling.
4.2 Ecologie
Toetsingskader
Met de Wet natuurbescherming (Wnb) zijn alle bepalingen met betrekkingen tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn in de Nederlandse wetgeving. In de Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen gebiedsbescherming en soortenbescherming.
Gebiedsbescherming
De Wnb kent diverse soorten natuurgebieden. De Natura 2000-gebieden zijn door de Minister van Economische Zaken aangewezen gebieden die deel uitmaken van het Europese netwerk van natuurgebieden. Daarnaast bestaat het Natuur Netwerk Nederland (NNN) uit gebieden die worden aangewezen in de provinciale verordening. Binnen de NNN-gebieden mogen in beginsel geen ruimtelijke ontwikkelingen plaatsvinden.
Toetsing
Het plangebied maakt geen deel uit van beschermde gebieden als Natura 2000 en Natuur Netwerk Nederland. Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied is de Waddenzee op circa 8,4 kilometer afstand tot het plangebied. Het plangebied grenst direct aan bestaand stedelijk gebied. Binnen het plangebied wordt slechts één woning gerealiseerd. Omdat het slechts om één woning gaat zal de verkeersgeneratie als gevolg hiervan zeer beperkt zijn. Daarom kan redelijkerwijs gesteld worden dat de ontwikkeling in het plangebied geen significante gevolgen heeft voor omringende beschermde natuurgebieden.
Natura 2000-gebieden: stikstofdepositie
In Nederland staan veel Natura 2000-gebieden onder druk door een overbelasting van stikstofdepositie. Voor kleine plannen waarvan op voorhand (en goed gemotiveerd) kan worden onderbouwd dat deze - vanwege bijvoorbeeld de grote afstand tot Natura 2000-gebieden - geen negatieve gevolgen kunnen hebben voor de relevante Natura 2000-gebieden, kan een passende beoordeling van de stikstofdepositie achterwege blijven. Hiermee geeft het ministerie ruimte voor een kwalitatieve onderbouwing voor kleine (woningbouw)projecten.
In dit geval ligt het plangebied op circa 8 kilometer afstand van een stikstofgevoelig Natura 2000-gebied. Bij kleine stedelijke ontwikkelingsprojecten, zoals dit woningbouwplan geldt dat er in de gebruiksfase alleen vanuit verkeer enige stikstofemissie is te verwachten, aangezien er gasloos gebouwd moet worden. Effecten van stikstof vanwege wegverkeer hebben een beperkt bereik. Dergelijke bronnen zijn namelijk dicht bij de grond geplaatst, waardoor de stikstof snel neerslaat.
De potentiële effecten van onderhavig plan zijn hoofdzakelijk het gevolg van verkeer en tijdelijke werkzaamheden in de aanlegfase. Vanwege de aard van de emissie hiervan (beperkt in hoeveelheid en laag bij de grond) en op basis van honderden uitgevoerde AERIUS-berekeningen geldt dat er geen toename van de stikstofdepositie zal optreden op stikstofgevoelige Natura 2000 gebieden.
Door de kleinschaligheid van de aanvraag, gaat in de 'gebruiksfase' om een afname van verkeersbewegingen ten opzichte van de huidige situatie. Deze verkeersbewegingen gaan op in het grotere aantal verkeersbewegingen van de omliggende ontsluitingswegen(Rijksweg). Het is daarom op voorhand duidelijk dat deze verkeersbewegingen in redelijkheid, gelet op de instandhoudingsdoelstellingen voor een Natura 2000-gebied, de kwaliteit van de natuurlijke habitats of de habitats van soorten in dat gebied niet kunnen verslechteren of een significant verstorend effect kunnen hebben op de soorten waarvoor dat gebied is aangewezen.
Omdat het slechts om zeer tijdelijke aanlegfase gaat, kan vanwege de aard van de emissie hiervan (beperkt in hoeveelheid en laag bij de grond) geconcludeerd worden dat het plan niet zal leiden tot een toename van de stikstofdepositie in de kritische gebieden.
Daarom hoeft voor dit plan geen vergunning op grond van de Wnb te worden aangevraagd.
Soortenbescherming
In de Wnb wordt onderscheid gemaakt tussen soorten die worden beschermd in de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn en daarnaast de overige soorten. De Wnb bevat onder andere verbodsbepalingen ten aanzien van het opzettelijk vernielen of beschadigen van nesten, als bedoeld in artikel 1 van de Vogelrichtlijn.
Toetsing
In het plangebied wordt een bestaand agrarisch perceel ontwikkeld tot een woonperceel. Op dit moment is er slechts sprake van een stuk grasland. Het gebied biedt geen bijzondere kenmerken voor beschermde soorten om zich hierop te houden. Bovendien is vrijwel uitsluitend agrarische gronden aanwezig. Het naastgelegen perceel betreft een woonperceel dat intensief in gebruik is. De kans dat zich hier beschermde soorten ophouden is vrijwel nihil waardoor geen onderzoek noodzakelijk is.
Er kunnen enkele meer algemene soorten voorkomen in het plangebied waarvoor een vrijstelling geldt in geval van schade aan deze soorten. Op deze soorten is wel de zorgplicht van toepassing. Deze kan tot uiting worden gebracht door zo te werken dat dieren de kans krijgen om te vluchten naar habitat buiten de invloedsfeer van de werkzaamheden of dieren naar een dergelijke habitat te verplaatsen.
4.3 Bodem
Toetsingskader
Met het oog op een goede ruimtelijke ordening, moet in geval van ruimtelijke ontwikkelingen worden aangetoond dat de bodem geschikt is voor het beoogde functiegebruik. Ter plaatse van locaties die verdacht worden van bodemverontreiniging, moet ten minste verkennend bodemonderzoek worden uitgevoerd. In geval van verontreinigingen is de Wet bodembescherming van toepassing. In de wet is geregeld dat als ter plaatse van een plangebied ernstige verontreinigingen worden aangetroffen, er sprake is van een saneringsgeval.
Toetsing
Het plangebied is in de huidige situatie in gebruik als agrarische gronden en is ingericht als grasland. Er worden verder geen activiteiten uitgevoerd. Het is niet aannemelijk dat de bodem in dit gebied verontreinigd is. Ook is op het bodemloket geen informatie bekend over mogelijk verontreinigde activiteiten in het verleden. Daarom kan worden aangenomen, op basis van de huidige bestemming en het feit dat zich hier geen verontreinigde activiteiten hebben voorgedaan, dat de bodem geschikt is voor het voorgenomen gebruik. In het kader van de aanvraag omgevingsvergunning voor de bouw van de woning zal uiteindelijk nog een bodemonderzoek uitgevoerd worden.
4.4 Geluid
Toetsingskader
Op grond van de Wet geluidhinder geldt rond wegen met een maximumsnelheid hoger dan 30 km/uur, spoorwegen en inrichtingen die 'in belangrijke mate geluidhinder veroorzaken', een geluidzone. Bij de ontwikkeling van nieuwe geluidsgevoelige objecten binnen deze geluidzones moet akoestisch onderzoek worden uitgevoerd om aan te tonen dat de ontwikkeling voldoet aan de voorkeursgrenswaarden die in de wet zijn vastgelegd. Voor de geluidsbelasting aan de buitengevels van woningen en andere geluidgevoelige bestemmingen binnen de wettelijke geluidzone van een weg geldt een voorkeursgrenswaarde van 48 dB.
Toetsing
Het plangebied ligt in buitenstedelijk gebied en binnen de zone van de Lutje Lollumerweg en de Tzummerweg. Voor beide geldt een maximale snelheid van 60 km/uur. De voorkeursgrenswaarde op basis van de Wet geluidhinder bedraagt Lden= 48 dB. De maximale ontheffingswaarde bedraagt Lden = 53 dB. Om te onderzoeken wat de geluidsbelasting ter plaatse van de nieuwe woning is, is een akoestisch onderzoek naar wegverkeerslawaai uitgevoerd. Dit onderzoek is opgenomen als bijlage 1.
Uit het onderzoek komt naar voren dat de Lden = 48 dB-contour vanwege de Lutje Lollumerweg globaal langs de rooilijn van de bestaande woningen loopt. Dit betekent dat het aspect wegverkeerslawaai geen belemmering vormt voor de ontwikkeling. Het geluid vanwege de Tzummerweg is lager en niet relevant voor het plangebied. Daarmee is een hogere waarde-procedure niet noodzakelijk en vormt het aspect geluid geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.
4.5 Water
Toetsingskader
Van groot belang voor de ruimtelijke ordeningspraktijk is de wettelijk verplichte 'watertoets'. De watertoets kan worden gezien als een procesinstrument dat moet waarborgen dat gevolgen van ruimtelijke ontwikkelingen voor de waterhuishouding meer expliciet worden afgewogen. Belangrijk onderdeel van de watertoets is het vroegtijdig afstemmen van ontwikkelingen met de betrokken waterbeheerder. Het onderhavige plangebied ligt in het beheersgebied van Wetterskip Fryslân.
Toetsing
Het plan is via de digitale watertoets kenbaar gemaakt bij het Wetterskip Fryslân (kenmerk: 20191120-2-21844). De uitkomst van deze toets is dat de normale procedure moet worden gevolgd. Dit houdt in dat de aanwezige wateraspecten van invloed zijn op het plan. Hiermee wordt rekening gehouden tijdens de uitvoering van de plannen. Het resultaat van de watertoets is opgenomen als bijlage 2.
Waterkwantiteit
In de huidige situatie is het plangebied geheel onverhard en ingericht als agrarische gronden. In de toekomstige situatie wordt een woning met bijgebouwen gerealiseerd, wat neer komt op circa 300 m² aan verharding. Omdat het perceel in het buitengebied ligt hoeft hiervoor geen watercompensatie plaats te vinden.
Afvalwaterketen en riolering
Conform de Leidraad Riolering en vigerend waterschapsbeleid is het voor nieuwbouw gewenst een gescheiden rioleringsstelsel aan te leggen zodat schoon hemelwater niet bij een rioolzuiveringsinstallatie terecht komt. Afvalwater wordt aangesloten op de bestaande gemeentelijke riolering. Voor hemelwater wordt de volgende voorkeursvolgorde aangehouden:
- hemelwater vasthouden voor benutting,
- (in-) filtratie van afstromend hemelwater,
- afstromend hemelwater afvoeren naar oppervlaktewater,
- afstromend hemelwater afvoeren naar RWZI.
In dit geval wordt aangesloten op de bestaande riolering aan de Lutje Lollumerweg. Het hemelwater wordt zoveel mogelijk geïnfiltreerd. Overtollig water wordt eventueel afgevoerd naar naastgelegen oppervlaktewater.
Watersysteemkwaliteit en ecologie
Ter voorkoming van diffuse verontreinigingen van water en bodem is het van belang om duurzame, niet-uitloogbare materialen te gebruiken, zowel gedurende de bouw- als de gebruiksfase. Hier wordt in de uitvoeringsfase rekening mee gehouden.
Veiligheid en waterkeringen
De ontwikkeling heeft geen invloed op de waterveiligheid in de omgeving.
Waterbeheer
Voor aanpassingen aan het bestaande watersysteem dient bij het waterschap vergunning te worden aangevraagd op grond van de "Keur". Dit geldt dus bijvoorbeeld voor het graven van nieuwe watergangen, het aanbrengen van een stuw of het afvoeren van hemelwater naar het oppervlaktewater. In de Keur is ook geregeld dat een beschermingszone voor watergangen en waterkeringen in acht dient te worden genomen. Dit betekent dat binnen de beschermingszone niet zonder ontheffing van het waterschap gebouwd, geplant of opgeslagen mag worden.
Ten oosten van het plangebied loopt een hoofdwatergang waarvoor geldt dat aan weerszijden van de watergang een beschermingszone geldt van 5 meter. Een zeer klein deel van de oostelijke punt van het plangebied valt hier binnen. Dit deel blijft onbebouwd, waarmee voldoende rekening wordt gehouden met deze beschermingszone.
4.6 Luchtkwaliteit
Toetsingskader
In hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer zijn de grenswaarden op het gebied van de luchtkwaliteit vastgelegd. Daarbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk met name de grenswaarden voor stikstofdioxide (NO2) en fijnstof (PM10) van belang. Projecten die slechts in zeer beperkte mate bijdragen aan de luchtverontreiniging zijn op grond van de algemene maatregel van bestuur 'Niet in betekenende mate bijdragen' (Besluit NIBM) vrijgesteld van toetsing aan de grenswaarden. Tevens moet worden bekeken of de luchtkwaliteit ter plaatse voldoende is voor de voorgenomen functie.
Toetsing
Volgens de Grootschalige Concentratie- en Depositiekaarten Nederland (2015) is er in de directe omgeving van het plangebied sprake van een goede luchtkwaliteit. Dit vormt geen belemmering voor de uitvoering van dit plan.
In het plangebied wordt één woning gerealiseerd. Dit aantal is dusdanig klein, dat op voorhand gesteld kan worden dat dit niet in betekenende mate bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Het project valt ook onder de NIBM-regeling.
4.7 Archeologie
Toetsingskader
Per 1 juli 2016 is de Monumentenwet 1988 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze in 2019 in werking treedt. Dit geldt ook voor de verordeningen, bestemmingsplannen, vergunningen en ontheffingen op het gebied van archeologie. Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is. De kern van de wet is dat wanneer de bodem wordt verstoord, archeologische resten intact moeten blijven. Als dit niet mogelijk is, is opgraving een optie.
FAMKE
Voor een globaal inzicht in mogelijke waarden heeft de provincie de Friese Archeologische Monumentenkaart Extra (FAMKE) gepubliceerd. De FAMKE bestaat uit twee advieskaarten, één voor de periode steentijd-bronstijd (300.000 - 800 v Chr.), en één voor de periode ijzertijd - middeleeuwen (800 v Chr. - 1500 n Chr.).
Toetsing
Conform zowel de steentijd-bronstijd advieskaart als de ijzertijd-middeleeuwen advieskaart is geen onderzoek noodzakelijk, ongeacht de grootte van de ontwikkeling. Daarmee vormt het aspect archeologie geen belemmering voor deze ontwikkeling.
4.8 Cultuurhistorie
Toetsingskader
Goede ruimtelijke ordening betekent dat er een integrale afweging plaatsvindt van alle belangen die effect hebben op de kwaliteit van de ruimte. Een van die belangen is de cultuurhistorie. Per 1 januari 2012 is in het kader van de modernisering van de monumentenzorg (MOMO) in het Besluit ruimtelijke ordening van het rijk opgenomen dat gemeenten bij het maken van bestemmingsplannen rekening moeten houden met cultuurhistorische waarden.
Toetsing
Om te onderzoeken of sprake is van cultuurhistorische waarden is gebruik gemaakt van de Cultuurhistorische Kaart Fryslân. Hieruit komt naar voren dat geen sprake is van specifieke cultuurhistorische waarden binnen het plangebied.
4.9 Externe Veiligheid
Toetsingskader
Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's die ontstaan voor de omgeving bij het gebruik, de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen, zoals vuurwerk, LPG en munitie. Sinds een aantal jaren is er wetgeving over 'externe veiligheid' om de burger niet onnodig aan te hoge risico's bloot te stellen. De normen voor externe veiligheid zijn vastgelegd in onder andere het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), Besluit externe veiligheid transportroutes (BEVT) en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).
Het externe veiligheidsbeleid heeft vorm gekregen in de risicobenadering. Er wordt getoetst aan twee verschillende normen: het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Ten aanzien van het plaatsgebonden risico geldt een kans van 10-6 als grenswaarde. Dit betekent dat binnen de zogenaamde PR 10-6-contour geen nieuwe kwetsbare objecten mogen worden toegestaan. Voor ontwikkeling van nieuwe beperkt kwetsbare objecten, geldt deze norm als streefwaarde. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het onderscheid tussen kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten is vastgelegd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen.
Toetsing
In het kader van het aspect externe veiligheid is de risicokaart geraadpleegd. In de nabijheid is geen sprake van risicovolle inrichtingen en transportroutes. Wel loopt ten zuiden van het plangebied op circa 260 meter een buisleiding. Dit betreft een aardgasleiding NEN-3650 leiding met een maximale werkdruk van 0,89 bar en een diameter van 6 inch. Hiervoor geldt een inventarisatieafstand van minder dan 70 meter. Daar wordt ruimschoots aan voldaan. Daarom is geen nader onderzoek noodzakelijk.
4.10 Kabels En Leidingen
Toetsingskader
In (de omgeving van) het plangebied kunnen kabels en leidingen aanwezig zijn die beperkingen opleggen voor de bouwmogelijkheden in het plangebied. Hierbij valt te denken aan hoogspanningsverbindingen, waterleidingen en straalpaden. Bij leidingen, zoals gas-, water- en rioolpersleidingen, volgen deze belemmeringen uit het zakelijk recht. Bij hoogspanningsverbindingen gaat het om veiligheid en gezondheid. De beperkingen bij straalpaden zijn van belang voor het goed functioneren van de straalpaden.
Toetsing
Binnen het plangebied is geen sprake van kabels en leidingen waar rekening mee gehouden dient te worden. Het aspect kabels en leidingen vormt daarom geen belemmering voor dit plan.
Hoofdstuk 5 Juridische Toelichting
5.1 Het Juridisch Systeem
Het bestemmingsplan voldoet aan alle vereisten die zijn opgenomen in de Wet ruimtelijke ordening (Wro), het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Inherent hieraan is de toepassing van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2012. De SVBP maakt het mogelijk om bestemmingsplannen te maken die op vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op eenzelfde manier worden verbeeld. De SVBP 2012 is toegespitst op de regels die voorschrijven hoe bestemmingsplannen conform de Wro en het Bro moeten worden gemaakt. De SVBP geeft bindende standaarden voor de opbouw en de verbeelding van het bestemmingsplan, digitaal en analoog. De regels van dit bestemmingsplan zijn opgesteld conform deze standaarden.
Het bestemmingsplan regelt de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de gronden in het plangebied. De juridische regeling is vervat in een verbeelding en bijbehorende regels. Op de verbeelding zijn de verschillende bestemmingen vastgelegd, in de regels (per bestemming) de bouw- en gebruiksmogelijkheden.
5.2 Toelichting Op De Bestemmingen
In het voorliggende bestemmingsplan wordt de beoogde situatie vastgelegd. Het plangebied in dit plan heeft één bestemming gekregen.
Wonen - 1
Het plangebied is in dit bestemmingsplan voorzien van de bestemming Wonen - 1. Hiermee wordt aangesloten bij de regeling die wordt geboden aan de overige woningen die aan de noordzijde van de Lutje Lollumerweg zijn gevestigd. Dit houdt in dat de woning uit één bouwlaag met een kap moet bestaan. Er is maximaal 100 m² oppervlakte aan bijgebouwen toegestaan. Er is een ruim bouwvlak opgenomen omdat nog niet helemaal bekend is waar op het perceel de woning wordt geplaatst. Om te voorkomen dat meerdere woningen in het bouwvlak worden gebouwd is in de regeling opgenomen dat maximaal één hoofdgebouw mag worden gebouwd.
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
6.1 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Inspraak en overleg
Het bestemmingsplan is eerst als voorontwerp aan overlegpartners en belanghebbenden toegezonden. Tevens zijn de direct omwonenden nauw betrokken in de totstandkoming van de planvorming. Hierop is een reactie ingediend door de provincie Fryslân. De reactie is opgenomen als bijlage 3.
Als gevolg van de reactie zijn in het bestemmingsplan twee wijzigingen doorgevoerd:
- in de regels is opgenomen dat de oppervlakte van het hoofdgebouw maximaal 200 m2 mag bedragen;
- de motivering ten aanzien van het gemeentelijk woonbeleid is aangepast in paragraaf 3.3;
- er is een motivering ten aanzien van weidevogels opgenomen in paragraaf 3.2;
- de motivering ten aanzien van stikstofdepositie in paragraaf 4.2 is aangepast;
- de motivering ten aanzien van soortenbescherming in paragraaf 4.2 is aangepast.
Voor het overige leidt de overlegreactie van de provincie niet tot aanpassingen in het plan.
Daarnaast heeft Brandweer Fryslân in een reactie laten weten geen noodzaak te zien tot het maken van opmerkingen. Dit leidt dan ook niet tot wijzigingen in het plan. De reactie van de brandweer is opgenomen als bijlage 4.
Zienswijze
Vervolgens wordt het ontwerpbestemmingsplan gedurende zes weken ter inzage gelegd. Tijdens deze periode wordt een ieder in de gelegenheid gesteld om een zienswijze in te dienen (artikel 3.8 Wro). De uitkomsten hiervan kunnen nieuwe niet voorziene uitgangspunten voor het bestemmingsplan geven.
Vaststelling
Het bestemmingsplan wordt vervolgens, al dan niet gewijzigd, vastgesteld. Het besluit tot vaststelling wordt gepubliceerd en het bestemmingsplan ligt zes weken ter inzage. Tijdens die periode bestaat voor belanghebbenden die eerder een zienswijze hebben ingediend de mogelijkheid beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in te dienen tegen het besluit en het plan.
6.2 Economische Uitvoerbaarheid
Voor de uitvoerbaarheid van het plan is het van belang te weten of het economisch uitvoerbaar is. De economische uitvoerbaarheid wordt enerzijds bepaald door de exploitatie van het plan (financiële haalbaarheid) en anderzijds door de wijze van kostenverhaal van de gemeente (grondexploitatie).
Financiële haalbaarheid
Het bestemmingsplan vormt het toetsingskader voor een particuliere ontwikkeling. De initiatiefnemer heeft aannemelijk gemaakt dat het plan financieel haalbaar is.
Grondexploitatie
Doel van de in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) opgenomen grondexploitatieregeling is het bieden van ruimere mogelijkheden voor het kostenverhaal en het creëren van meer sturingsmogelijkheden. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen de publiekrechtelijke weg via een exploitatieplan en de privaatrechtelijke weg in de vorm van overeenkomsten. In het geval van een exploitatieplan kan de gemeente eisen en regels stellen voor de desbetreffende gronden, (woning)bouwcategorieën en fasering. Bij de privaatrechtelijke weg worden dergelijke afspraken in een (anterieure) overeenkomst vastgelegd.
Tussen de gemeente en initiatiefnemer is een anterieure overeenkomst gesloten waarmee de kosten voldoende zijn verzekerd. Daarnaast wordt een planschadeovereenkomst gesloten.
Bijlage 1 Lijst Met Kleinschalige Beroeps- En Bedrijfsmatige Activiteiten
LIJST VAN TOEGESTANE BEROEPEN EN BEDRIJVEN BIJ WONINGEN
Uitoefening van (para-)medische beroepen, waaronder:
individuele praktijk voor huisarts, psychiater, psycholoog, fysiotherapie of bewegingsleer, voedingsleer, mondhygiëne, tandheelkunde, logopedie, enz.
individuele praktijk dierenarts
Kledingmakerij
(maat)kledingmakerij en kledingverstelbedrijf
woningstoffeerderij
Kantoorfunctie ten behoeve van bedrijvigheid die elders wordt uitgeoefend, zoals:
schoonmaakbedrijf, schoorsteenveegbedrijf, glazenwasserij, maar ook ten behoeve van bijvoorbeeld een groothandelsbedrijf
Reparatiebedrijfjes, waaronder:
schoen-/lederwarenreparatiebedrijf
uurwerkreparatiebedrijf
goud- en zilverwerkreparatiebedrijf
reparatie van kleine (elektrische) gebruiksgoederen
reparatie van muziekinstrumenten
In ieder geval zijn autoreparatiebedrijven uitgezonderd
Advies- en ontwerpbureaus, waaronder individuele praktijk voor:
reclame ontwerp
grafisch ontwerp
architect
(Zakelijke) dienstverlening, waaronder individuele praktijk voor:
notaris
advocaat
accountant
assurantie-/verzekeringsbemiddeling
exploitatie en handel in onroerende zaken
Overige dienstverlening
kappersbedrijf
schoonheidssalon
kinderdagopvang
gastouderschap
Onderwijs
autorijschool
onderwijs niet in te delen naar specificatie, mits zonder werkplaats of laboratorium
Overig
Atelier
dan wel met voorgenoemde bedrijvigheid naar de aard en de invloed op de omgeving gelijk te stellen bedrijvigheid.
Bijlage 1 Akoestisch Onderzoek Wegverkeerslawaai
Bijlage 1 Akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai
Bijlage 2 Watertoets
Bijlage 3 Vooroverlegreactie Provincie Fryslân
Bijlage 3 Vooroverlegreactie provincie Fryslân