Franeker - Linthorst Homanstraat 50
Bestemmingsplan - Gemeente Waadhoeke
Vastgesteld op 24-09-2020 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 het plan:
het bestemmingsplan Franeker - Linthorst Homanstraat 50 met identificatienummer NL.IMRO.1949.BPFraLinHomanstr50-VAS1 van de gemeente Waadhoeke;
1.2 het bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en bijlagen;
1.3 aan-huis-verbonden beroep:
de in bijlage 1 genoemde beroepen, waarvan de activiteiten in hoofdzaak niet publieksaantrekkend zijn en die op kleine schaal in een (bedrijfs)woning en/of de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken wordt uitgeoefend, waarbij de (bedrijfs)woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende activiteit een ruimtelijk uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie;
1.4 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.5 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.6 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
1.7 bebouwingsbeeld:
de waarde van een gebied in stedenbouwkundige zin, die wordt bepaald door de mate van samenhang in aanwezige bebouwing, daarbij in het bijzonder gelet op een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte, een goede hoogte- en breedteverhouding tussen de bebouwing onderling en de samenhang in bouwvorm en ligging tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar is georiënteerd;
1.8 bebouwingspercentage:
een in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van een terrein, bouwvlak of bestemmingsvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd;
1.9 bedrijfsvloeroppervlakte:
de totale vloeroppervlakte van de ruimte binnen gebouwen of behorende bij een functie (deels) buiten gebouwen die wordt gebruikt voor een bedrijf, een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;
1.10 bestaand:
- a. bestaand gebruik: het gebruik van de gronden en bouwwerken dat aanwezig is dan wel krachtens een omgevingsvergunning kan worden uitgevoerd, daaronder valt niet het gebruik dat reeds in strijd was met het daarvoor geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan;
- b. bestaande bouwwerken: bouwwerken die:
- 1. op het tijdstip van het van kracht worden van het bestemmingsplan aanwezig zijn, daaronder vallen niet de bouwwerken, die reeds in strijd waren met het daarvoor geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan;
- 2. gebouwd worden of kunnen worden krachtens een voor het van kracht worden van het bestemmingsplan verleende omgevingsvergunning (al dan niet in afwijking van het voorgaande bestemmingsplan);
- c. bestaande afmetingen: afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van het van kracht worden van het bestemmingsplan tot stand zijn gekomen;
1.11 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
1.12 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.13 bijbehorend bouwwerk:
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;
1.14 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
1.15 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
1.16 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.17 bouwperceelgrens:
een grens van een bouwperceel;
1.18 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, zijn toegelaten;
1.19 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.20 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.21 dienstverlening:
werkzaamheden die bestaan uit het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, alsook ondergeschikte productiegebonden detailhandel dan wel productiegerelateerde detailhandel ten dienste van deze voorzieningen;
1.22 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.23 gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden:
de mogelijkheden om gronden en daarop toegelaten bouwwerken overeenkomstig de daaraan toegekende bestemming te gebruiken, gelet op het gebruik van de in de nabijheid gelegen gronden;
1.24 hoofdgebouw:
een gebouw dat, gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt;
1.25 huishouden:
een zelfstandig(e) dan wel samenwonend persoon of groep van personen met een zekere mate van onderlinge verbondenheid die binnen een complex van ruimte gebruik maken van dezelfde voorzieningen zoals een keuken, sanitaire voorzieningen en de entree;
1.26 inwoning:
het wonen, niet zijnde logeren, bij anderen;
1.27 kamerverhuur:
het bedrijfsmatig (nacht)verblijf aanbieden, waarbij het kenmerk is dat de kamerhuurder ter plaatse het hoofdverblijf heeft;
1.28 kampeermiddel:
een tent, een tentwagen, een kampeerauto, een caravan of een stacaravan, dan wel enig ander daarmee vergelijkbaar voertuig of onderkomen, dat geheel of ten dele is bestemd of opgericht dan wel wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;
1.29 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten:
de in bijlage 1 genoemde bedrijvigheid, dan wel naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen bedrijvigheid, die door zijn beperkte omvang in of bij een woonhuis met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend door de bewoner en de aan de bedrijvigheid bij woningen gebonden medewerkers;
1.30 milieusituatie:
de situatie, waarbij milieuaspecten dienen te worden beoordeeld, zoals hinder voor omwonenden, externe veiligheid en een verkeersaantrekkende werking. In het bijzonder dient er bij de situering en omvang van milieubelastende functies (o.a. bedrijven) op te worden gelet dat de uitbreiding of nieuwvestiging van milieugevoelige functies (o.a. woningen) zo weinig mogelijk wordt beperkt. Omgekeerd dient er bij uitbreiding of nieuwvestiging van milieugevoelige functies op te worden gelet dat bestaande milieubelastende functies zo weinig mogelijk in hun functioneren worden beperkt;
1.31 nutsvoorzieningen:
voorzieningen voor algemeen nut, zoals afvalinzameling, elektriciteit, gas, (tele)communicatie en dataverkeer, openbaar vervoer en water. Het gaat hierbij om andere bouwwerken zoals antennes, bakken, borden, containers, hekken, kastjes, palen, zuilen en wat met deze bouwwerken te vergelijken is. Onder nutsvoorziening wordt ook verstaan een schakelstation, een rioolwaterzuiveringsinstallatie, een telecommunicatiestation en een transformatorstation;
1.32 overkapping:
een bijbehorend bouwwerk dat een overdekte ruimte vormt zonder wanden dan wel met ten hoogste één wand;
1.33 peil:
- a. indien op het land wordt gebouwd:
- 1. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
- 2. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
- b. indien op of in het water wordt gebouwd: het Fries Zomerpeil;
- c. in het geval de hoogte van het terrein op een perceel grote verschillen vertoont: de door Burgemeester en Wethouders bepaalde hoogte;
1.34 seksinrichting:
een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht. of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een sekstheater, een seksautomatenhal, of een parenclub, of een daarmee gelijk te stellen bedrijf, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.35 verkeersveiligheid:
de veiligheid voor het verkeer die wordt bepaald door de mate van overzichtelijkheid en vrij uitzicht (met name bij kruisingen van wegen en uitritten) en de (mogelijke) effecten van bebouwing en overige inrichtingselementen op de gedragingen van verkeersdeelnemers;
1.36 woning:
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden, niet zijnde kamerverhuur;
1.37 woning:
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden, niet zijnde kamerverhuur;
1.38 woonhuis:
een gebouw, dat één woning omvat, dan wel twee of meer naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;
1.39 woonhuis:
een gebouw, dat één woning omvat, dan wel twee of meer naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;
1.40 woonsituatie:
een situatie waarbij, mede door de situering van om de woonfunctie liggende functies en bebouwing, in ieder geval sprake is van een redelijke daglichttoetreding, een redelijke mate van uitzicht en voldoende privacy, alsmede van afwezigheid van hinder;
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
2.2 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel, ondergeschikte bouwdelen als goten van dakkapellen niet meegerekend;
2.3 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
2.6 de oppervlakte van een overkapping:
tussen de buitenwerkse constructiedelen, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.7 de afstand tot de zijdelingse perceelgrens:
de kortste afstand vanaf enig punt van een (hoofd)gebouw tot de zijdelingse perceelgrens;
2.8 bedrijfsvloeroppervlakte:
de totale vloeroppervlakte van kantoren, winkels of bedrijven met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen, trappenhuizen, gangen en overige dienstruimten;
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Verkeer
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegen en straten;
- b. fiets- en voetpaden;
- c. sloten, bermen en beplanting;
waarbij gestreefd wordt naar een inrichting hoofdzakelijk gericht op de afwikkeling van het verkeer;
met daaraan ondergeschikt:
- d. parkeervoorzieningen;
- e. groenvoorzieningen;
- f. nutsvoorzieningen;
- g. tuinen, erven en terreinen;
- h. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
met de daarbijbehorende:
- i. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
3.2 Bouwregels
3.3 Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. de verkeersveiligheid;
- b. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
Artikel 4 Wonen - 2
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. tuinen, erven en terreinen;
met daaraan ondergeschikt:
- b. wegen, woonstraten en paden;
- c. parkeervoorzieningen;
- d. groenvoorzieningen;
- e. speelvoorzieningen;
- f. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
met de daarbijbehorende:
- g. bijbehorende bouwwerken bij woonhuizen;
- h. garageboxen, ter plaatse van de aanduiding 'garagebox';
- i. bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde.
4.2 Bouwregels
4.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. de woonsituatie;
- b. de milieusituatie;
- c. de verkeerssituatie;
- d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
4.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
- het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning.
Artikel 5 Wonen - Woongebouw
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - Woongebouw' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. woongebouwen al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan huis verbonden beroep c.q. kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
met de daarbij behorende:
- b. tuinen, erven en terreinen;
- c. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- d. groen;
- e. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
5.2 Bouwregels
5.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. de woonsituatie;
- b. de milieusituatie;
- c. de verkeerssituatie;
- d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
5.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van gedeelten van een woning, inclusief aangebouwde bijbehorend bouwwerk bij de woning, voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, indien:
- 1. het beroep of bedrijf niet wordt uitgeoefend door één van de bewoners van de bedrijfswoning, waarbij één andere arbeidskracht ter plekke werkzaam mag zijn;
- 2. de beroeps-/bedrijfsvloeroppervlakte in de bedrijfswoning meer bedraagt dan 30% van het vloeroppervlak van de woning;
- 3. de beroeps-/bedrijfsvloeroppervlakte meer dan 50 m² bedraagt;
- 4. parkeren niet op eigen erf plaatsvindt dan wel de parkeerdruk in de naaste omgeving als gevolg van de activiteit onevenredig toeneemt;
- 5. detailhandel plaatsvindt anders dan productiegebonden detailhandel;
- b. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor verblijfsrecreatieve doeleinden.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 6 Anti-dubbeltelregel
Grond welke eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 7 Algemene Bouwregels
7.1 Aanvullende bouwregels
Er mogen geen windturbines worden gebouwd.
7.2 Bestaande maatvoeringen
Daar waar bestaande afstanden meer of minder bedragen dan ingevolge de bouwregels is voorgeschreven, worden de bestaande afstanden als ten hoogste respectievelijk ten minste toelaatbaar aangehouden.
In die gevallen dat bestaande percentages, dakhellingen, kapvormen, hoogten, inhoud, oppervlakten en/of gevelindelingen afwijken van de bouwregels, worden de bestaande maatvoeringen als toelaatbaar aangehouden.
7.3 Overschrijding bouwgrenzen
De bouwgrenzen mogen in afwijking van de verbeelding en de bestemmingen in deze regels uitsluitend worden overschreden door:
- a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, erkers, serres, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1,50 m;
- b. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1,00 m.
Artikel 8 Algemene Gebruiksregels
8.1 Strijdig gebruik
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met enige bestemming wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
- b. het gebruik van de gronden voor de opslag van aan het oorspronkelijk verkeer onttrokken voer-, vaar- of vliegtuigen, anders dan in het kader van de bedrijfsvoering;
- c. het gebruik van de gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, grond, bodemspecie en puin en voor het storten van vuil, anders dan in het kader van de bedrijfsvoering dan wel de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden.
Artikel 9 Algemene Afwijkingsregels
Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, kan worden afgeweken van:
- a. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen en percentages, met uitzondering van de oppervlaktematen, tot ten hoogste 10% van die maten, afmetingen en percentages, met dien verstande dat windturbines van deze regeling zijn uitgesloten;
- b. de bestemmingsregels in die zin dat de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde, ten behoeve van zend-, ontvangst-, sirene- en antennemasten wordt vergroot, mits:
- 1. de antenne niet geplaatst kan worden op een bestaand bouwwerk, zoals een hoogspanningsmast, een windturbine, een reclamemast of een daarmee gelijk te stellen bouwwerk;
- 2. de mast radiografisch noodzakelijk is;
- 3. de bouwhoogte van de mast ten hoogste 40,00 m zal bedragen;
- c. de regels in die zin dat het beloop of profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geeft;
- d. de regels in die zin dat gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen, openbaar vervoer, bediening van kunstwerken en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes worden gebouwd, mits:
- 1. de oppervlakte per gebouwtje ten hoogste 50 m² mag bedragen;
- 2. de bouwhoogte van een gebouwtje ten hoogste 3,00 m mag bedragen;
- e. de regels, ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, in die zin dat de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, wordt vergroot tot ten hoogste 10,00 m;
- f. de regels ten aanzien van de maximale bouwhoogte van gebouwen in die zin dat de (bouw)bouwhoogte van de gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen wordt vergroot, mits:
- 1. de maximale oppervlakte van de plaatselijke verhoging ten hoogste 10% van het betreffende bouwvlak mag bedragen;
- 2. de vergroting ten hoogste 1,25 maal de maximale (bouw)hoogte van het betreffende gebouw bedraagt;
- g. het bepaalde ten aanzien van het bouwen van gebouwen binnen het bouw- c.q. bestemmingsvlak in die zin dat de grenzen van het bouw- c.q. bestemmingsvlak naar de buitenzijde worden overschreden door:
- 1. trappen, trappenhuizen en galerijen;
- 2. entreeportalen, luifels, veranda's en balkons;
- 3. overstekende daken;
mits de bouwgrens met niet meer dan 1,50 m overschrijdend;
- 1. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de bouwgrens met niet meer dan 1,00 m overschrijdend.
Artikel 10 Overige Regels
10.1 Voldoende parkeergelegenheid
- a. Een bouwwerk, waarvan een behoefte aan parkeergelegenheid wordt verwacht, kan niet worden gebouwd of gebruikt wanneer op het bouwperceel of in de omgeving daarvan niet in voldoende parkeergelegenheid is voorzien en in stand wordt gehouden.
- b. Bij een omgevingsvergunning wordt aan de hand van de specifieke omstandigheden van de situatie, en op basis van de door de CROW vastgestelde richtlijnen, bepaald of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid.
- c. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in sub a en worden toegestaan dat in minder dan voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien, mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 11 Overgangsrecht
11.1 Overgangsrecht bouwwerken
- a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
- c. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
11.2 Overgangsrecht gebruik
- a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- c. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- d. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 12 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplanFraneker - Linthorst Homanstraat 50
van de gemeente Waadhoeke.
Behorend bij het besluit van 24 september 2020.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
Aan de Linthorst Homanstraat 50 in Franeker is een pand aanwezig waar tot voor kort een autodealer in was gevestigd. De bedrijfsvoering is hier beëindigd, waardoor de locatie niet meer als zodanig in gebruik is. De initiatiefnemer heeft daarop het voornemen om de bebouwing te slopen en de locatie te herontwikkelen tot woonlocatie. Hierbij is het voornemen een appartementengebouw bestaande uit 12 appartementen te ontwikkelen, met bijbehorende bergingen en parkeerterrein. Ook is het voornemen om de Linthorst Homanstraat ter hoogte van het plangebied te verleggen, zodat ten westen hiervan ruimte ontstaat voor het voorgenomen appartementengebouw.
Deze ontwikkeling is niet mogelijk op basis van de geldende planologische regeling uit het bestemmingsplan Franeker - Noord en Oost. De voorgenomen woningen passen niet binnen de bestaande bouwvlakken. Om de ontwikkeling juridisch-planologisch toch te kunnen regelen is het opstellen van een nieuw bestemmingsplan noodzakelijk. Daarbij hoort een onderbouwing van een goede ruimtelijke ordening. Het voorliggende plan voorziet hierin.
1.2 Ligging Plangebied
Het plangebied ligt in het noordoosten van de bebouwde kom van Franeker. De ligging van het plangebied is weergegeven in figuur 1.1.
Figuur 1.1 Ligging van het plangebied
1.3 Planologische Regeling
Het plangebied is momenteel geregeld in het bestemmingsplan Franeker - Noord en Oost, vastgesteld op 25 april 2019 door de gemeente Waadhoeke. Een uitsnede van het bestemmingsplan ter plaatse van het plangebied is weergegeven in figuur 1.2.
Figuur 1.2 Uitsnede geldende bestemmingsplan Franeker- Noord en Oost
In het geldende bestemmingsplan heeft het plangebied drie bestemmingen. Het oostelijke deel van het plangebied is bestemd als 'Bedrijf'. Binnen deze bestemming zijn de gronden bestemd voor gebouwen en overkappingen ten behoeve van bedrijven uit milieucategorie 1 en 2 en dienstverlening. In dit geval geldt eveneens de functieaanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - autohandel', waardoor detailhandel in auto's is toegestaan. Ondergeschikt zijn wegen, straten en paden, parkeer-, groen en nutsvoorzieningen, erven en terreinen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan. Hoofdgebouwen en overkappingen moeten binnen het bouwvlak worden gebouwd. Hier geldt een maximale bouwhoogte van zes meter.
De bestemming 'Groen' komt in het oosten van het plangebied voor. Ter plaatse zijn de gronden bestemd voor groenvoorzieningen, bebossing, wegen en paden en speelvoorzieningen. Ondergeschikt zijn tuinen, erven en terreinen, in- en uitritten, parkeervoorzieningen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen en nutsvoorzieningen toegestaan met de daarbij behorende overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Er mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd binnen deze bestemming.
Tussen de bestemmingen 'Bedrijf' en 'Groen' ligt de bestemming 'Verkeer'. Ter plaatse van de bestemming 'Verkeer' zijn de gronden bestemd voor wegen en straten, fiets- en voetpaden, sloten, bermen en beplanting. Daaraan ondergeschikt zijn parkeer-, groen- en nutsvoorzieningen, tuinen, erven en terreinen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen toegestaan. Er mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.
Omdat de voorgenomen woonfunctie en de bouw van het appartementengebouw niet binnen de geldende bestemmingen passen, past het voornemen niet binnen de geldende regeling.
1.4 Leeswijzer
Na deze inleiding, wordt in hoofdstuk 2 ingegaan op de huidige situatie en het voorgenomen plan. Dit wordt in de hoofdstukken 3 en 4 getoetst aan het beleid en de milieu- en omgevingsaspecten. Hoofdstuk 5 geeft een uitleg aan de juridische regeling van het bestemmingsplan, hoofdstuk 6 gaat tenslotte in op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.
Hoofdstuk 2 Planbeschrijving
Het mogelijk maken van de beoogde ontwikkeling (het initiatief) is het belangrijkste uitgangspunt voor dit bestemmingsplan en wordt in dit hoofdstuk beschreven. De ontwikkeling wordt met dit plan op een goede manier ingepast in de huidige situatie. Een beschrijving van de huidige situatie is om die reden ook in dit hoofdstuk opgenomen. De inpassing in de huidige situatie wordt ook behandeld.
2.1 De Bestaande Situatie
Het plangebied bevindt zich aan de Linthorst Homanstraat 50 te Franeker en betreft tevens gronden ten westen hiervan. In de huidige situatie is op het perceel Linthorst Homanstraat 50 een pand van een voormalige autodealer aanwezig. De bebouwing bestaat uit een showroom, kantoren en een garage. Het gehele terrein rondom de bebouwing is verhard. Hier stonden auto's uitgestald voor de verkoop. De bebouwing mag conform de regeling maximaal zes meter hoog gebouwd worden. Ten westen hiervan loopt de Linthorst Homanstraat. Deze sluit hier aan de noordzijde aan op de A. van Voorthuijsenweg. Ten oosten van deze weg is een groenvoorziening aanwezig. Deze bestaat uit een grasveld met verspreid verschillende bomen. De huidige inrichting van het plangebied is weergegeven in figuur 2.1 en figuur 2.2.
Figuur 2.1 Luchtfoto van de bestaande situatie
Figuur 2.2 Vooraanzicht van de bestaande situatie, vanaf de noordzijde
Het plangebied maakt deel uit van de woonwijk Arkens, in het noordoosten van Franeker. Ten noorden, oosten en zuiden van het plangebied is voornamelijk sprake van woningen met tussengelegen woonstraten en groen- en speelvoorzieningen. Ten westen van het plangebied ligt de Burgemeester J. Dijkstraweg, de ringweg van Franeker. Aan de overzijde, ten zuidwesten van het plangebied zijn Zwembad, Recreatiepark en Sportcentrum Bloemketerp gevestigd.
2.2 Beeldkwaliteitplan
Voor het plangebied heeft de gemeente Waadhoeke vanuit de welstandsnota geen regels die toegepast kunnen worden op dit gebied. Om deze reden is een specifiek beeldkwaliteitsplan opgesteld voor de ontwikkeling. In dit beeldkwaliteitsplan zijn de criteria opgenomen waar het appartementencomplex aan moet voldoen. In de uitwerking van de plannen wordt hier rekening mee gehouden. Het beeldkwaliteitsplan is opgenomen als bijlage 1 en wordt door de gemeenteraad vastgesteld.
2.3 Voorgenomen Situatie
In de voorgenomen situatie wordt de bebouwing van de autodealer uit het gebied verwijderd. In plaats daarvan krijgt het hele plangebied een nieuwe inrichting. In het westen van het plangebied wordt een appartementengebouw gerealiseerd. De gronden direct rondom het appartementengebouw worden merendeels als groenvoorziening ingericht. Ten oosten van het appartementengebouw wordt de Linthorst Homanstraat verschoven in oostelijke richting. Daarnaast wordt een parkeerterrein ingericht, waar ook garageboxen (uitgevoerd in één bouwlaag zonder kap) gerealiseerd worden. In figuur 2.3 is de voorgenomen inrichting van het plangebied weergegeven.
Figuur 2.3 Voorgenomen inrichting van het plangebied
Door de sloop van het gebouw ontstaat tevens ruimte om de achtertuinen van de woningen aan de A. van Voorthuisenweg uit te breiden. Het appartementengebouw zal bestaan uit vier bouwlagen met een kap en wordt ruim 13 tot 14 meter hoog. In het gebouw worden twaalf appartementen gerealiseerd, wat neerkomt op drie appartementen per bouwlaag. Alle appartementen worden voorzien van een balkon. In figuur 2.4 zijn impressies van het gebouw weergegeven.
Figuur 2.4 Impressies van het appartementengebouw
Ruimtelijke inpassing
De voorgenomen woningen sluiten functioneel aan op de woonfunctie die in de directe omgeving aanwezig is. Het voormalige bedrijf paste hier veel minder goed bij, waardoor functioneel een verbetering ontstaat. Omdat sprake is van een nieuw soort bouwwerk in dit gebied, waar nu uitsluitend sprake is van grondgebonden woningen, is een nieuw beeldkwaliteitplan opgesteld. Het voornemen moet passen binnen de kaders van dit beeldkwaliteitplan. Daarmee wordt een goede ruimtelijke inpassing gewaarborgd.
Verkeer en parkeren
Het voorgenomen appartementengebouw en het bijbehorende parkeerterrein worden ontsloten op de Linthorst Homanstraat. Deze weg doet zowel in de huidige als in de toekomstige situatie dienst als erfontsluitingsweg en maakt deel uit van het 30 km/uur-gebied. De straat sluit in noordelijke richting aan op de A. van Voorthuijsenweg, die in westelijke richting aansluit op de ringweg van Franeker, de Burgemeester J. Dijkstraweg. Op deze manier is het plangebied op een goede wijze ontsloten.
De verkeersgeneratie als gevolg van de realisatie van het appartementengebouw bedraagt 75 motorvoertuigen per etmaal op basis van publicatie 381 van het CROW. Omdat de voormalige autodealer uit het plangebied verdwijnt neemt de verkeersgeneratie per saldo niet toe. Het plan zorgt daarmee niet voor belemmeringen in de verkeerssituatie.
Op basis van publicatie 381 van het CROW geldt een parkeerbehoefte van 18 parkeerplaatsen voor twaalf appartementen. Hierbij, eveneens als bij de berekening van de verkeersgeneratie, is uitgegaan van de stedelijkheidsgraad 'weinig stedelijk' en de ligging 'rest bebouwde kom'. Op het parkeerterrein dat bij het appartementengebouw wordt aangelegd is voldoende ruimte om te voorzien in deze 18 parkeerplaatsen.
Conclusie
De ontsluiting van het plangebied is goed. De nieuwe ontwikkeling zal niet leiden tot problemen in de verkeersafwikkeling en parkeren.
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Rijksbeleid
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 door de minister vastgesteld. Met de Structuurvisie zet het kabinet het roer om in het nationale ruimtelijke beleid. Om de verantwoordelijkheden te leggen waar deze het beste passen, kiest het Rijk voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 14 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 14 belangen hebben decentrale overheden beleidsruimte voor het faciliteren van ontwikkelingen.
Besluit algemene regels ruimtelijke ordening
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) is op 30 december 2011 in werking getreden. Het Barro stelt regels omtrent de 14 aangewezen nationale belangen zoals genoemd in de SVIR. Voor het bestemmingsplan zijn geen nationale belangen van belang.
Wel zijn de beleidsregels met betrekking tot de Waddenzee relevant. Bij nieuwe bestemmingsplannen die betrekking hebben op de Waddenzee en het Waddengebied moet een beoordeling plaatsvinden van de mogelijke gevolgen voor de landschappelijke en cultuurhistorische waarden in het gebied. Deze waarden zijn in de verordening benoemd. Nieuwe bebouwing of verandering van het gebruik is niet toegestaan als dit leidt tot significante aantasting van de waarden in het gebied.
Het plangebied ligt in het bestaand stedelijk gebied van Franeker. Een bedrijfslocatie wordt herontwikkeld tot locatie voor woningbouw. Dit gebeurt binnen een bestaande woonwijk, op reeds ontwikkelde gronden. Daarmee leidt het initiatief niet tot aantasting van de kernkwaliteit van het Barro die betrekking hebben op het Waddengebied. Het voornemen is daarom niet in strijd met het gestelde in de SVIR en het Barro.
Ladder voor Duurzame verstedelijking
In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is 'de ladder voor duurzame verstedelijking' geïntroduceerd. De ladder is per 1 oktober 2012 ook als procesvereiste opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). In 2017 is de Ladder herzien. In de Ladder voor duurzame verstedelijking is opgenomen dat de toelichting van een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, een beschrijving bevat van de behoefte aan de voorgenomen stedelijke ontwikkeling. Indien blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied kan worden voorzien, bevat de toelichting een motivering daarvan en een beschrijving van de mogelijkheid om in die behoefte te voorzien op de gekozen locatie buiten het bestaand stedelijk gebied.
Toepassing ladder voor duurzame verstedelijking
De ontwikkeling vindt plaats in bestaand stedelijk gebied. Voor dit gebied heeft de gemeente afspraken gemaakt met de provincie, waarin is bepaald dat binnenstedelijk plafondloos mag worden gebouwd. In dit geval worden twaalf appartementen in het middensegment gerealiseerd. Er is reeds sprake van veel vraag naar deze woningen bij de initiatiefnemer omdat in Franeker en omstreken een aanbod van appartementen ontbreekt.
3.2 Provinciaal Beleid
Het provinciale beleid is uiteengezet in het Streekplan 'Om de kwaliteit van de romte' (structuurvisie). De belangrijkste uitgangspunten uit het provinciale beleid zijn vastgelegd in de Verordening Romte Fryslân. Hierin zijn voor de provinciale belangen regels opgenomen, waar in bestemmingsplannen rekening mee gehouden moet worden.
Streekplan Fryslân
Het ruimtelijk beleid van de provincie vormt een belangrijk kader voor het gemeentelijk (bestemmingsplan)beleid. Dit is onder meer neergelegd in het Streekplan Fryslân, vastgesteld op 13 december 2006.
In het Streekplan geeft de provincie aan dat nieuwe woningen zoveel mogelijk in het bestaande bebouwde gebied van kernen worden opgevangen. Door dit gebied optimaal te gebruiken wordt benutten wordt bijgedragen aan een efficiënt gebruik van de ruimte. Het benutten van ruimtewinst in bestaand bebouwd gebied is geen doel op zich. Het is een manier om de ruimtelijke kwaliteit te verhogen. Het gaat erom iedere plek functioneel zo goed mogelijk te benutten. Niet de hoeveelheid steen per vierkante meter telt, maar de hoeveelheid functie. Dit geldt ook voor nieuwe uitbreidingslocaties. Het bestaande bebouwde gebied heeft geen vaste harde grens, maar deze schuift mee met nieuwe gerealiseerde uitbreidingen.
Toetsing
Met dit plan wordt binnen bestaand bebouwd gebied een herstructurering mogelijk gemaakt. Een bestaand pand van een voormalig garagebedrijf wordt verwijderd uit het gebied en vervangen door een woongebouw met twaalf appartementen. Hiermee wordt de ruimtelijke kwaliteit van het plangebied verhoogd. Daarmee is het plan in overeenstemming met het Streekplan Fryslân. In paragraaf 3.3 wordt gemotiveerd dat dit in overeenstemming met de prestatieafspraken van de gemeente Waadhoeke is. Daarmee is het plan in overeenstemming met het provinciaal beleid.
3.3 Gemeentelijk Beleid
Het gemeentebestuur is bezig met de voorbereiding van haar Woonvisie. Daarom wordt in het kader van de toetsing aan het gemeentelijk beleid teruggegrepen naar het woonbeleid van de voormalige gemeente Franekeradeel.
Woonplan Gemeente Franekeradeel 2015-2018
Het gemeentelijke woonplan van de voormalige gemeente Franekeradeel is vastgesteld op 15 oktober 2015. Door de verwachte krimp van de bevolking staat de kwaliteit van de woningbouw voorop. De vitaliteit van het woningbestand en de lokale vraag naar woningen staat de komende jaren centraal. De volkshuisvestelijke opgave bestaat hierbij voornamelijk uit sloop/nieuwbouw, waarbij meer wordt gesloopt dan wordt teruggebouwd. Het vitaal houden van de bestaande voorraad woningen krijgt daardoor meer accent en wijk- en dorpsvernieuwingsprojecten zullen nodig zijn om de leefbaarheid in stand te houden.
Toetsing
Met het herontwikkelen van een bedrijfslocatie tot een woongebouw met twaalf appartementen en een parkeerterrein wordt beter aangesloten op de woonfunctie in de omgeving. De ontwikkeling is in overeenstemming met het woonplan. De gemeente Waadhoeke heeft een nieuwe woonvisie in voorbereiding. In deze visie wordt rekening gehouden met deze ontwikkeling.
Structuurvisie Stad Franeker 2015-2025
De Structuurvisie Stad Franeker 2015-2025 bevat de hoofdlijnen voor de voorgenomen ontwikkeling van de stad Franeker en de hoofdzaken van het door de gemeente te voeren ruimtelijk beleid. De structuurvisie gaat daarnaast in op de wijze waarop de gemeenteraad zich voorstelt die voorgenomen ontwikkelingen te realiseren dan wel te faciliteren.
In de structuurvisie is opgenomen dat Franeker een grote diversiteit aan woonmilieus heeft te bieden. De ruimtelijke opgave in Franeker betreft het behouden en creëren van een zo aantrekkelijk mogelijk woon- en leefklimaat door het aanbieden van een brede diversiteit aan woonmilieus. Hierbij is het uitgangspunt dat herstructurering voorop staat en inbreiding voor uitbreiding gaat.
Toetsing
In dit geval gaat het om de herstructurering van een bestaand bedrijfsperceel naar een woningbouwlocatie. Er worden twaalf appartementen met voldoende parkeergelegenheid gerealiseerd. Daarmee wordt aangesloten op de woonfunctie in de omgeving van het plangebied. Bovendien wordt een nieuwe woonvorm in dit deel van de stad gerealiseerd door een appartementengebouw hier te plaatsen. Het voornemen is in overeenstemming met de Structuurvisie Stad Franeker.
Hoofdstuk 4 Milieu- En Omgevingsaspecten
4.1 Bedrijven En Milieuzonering
Toetsingskader
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is ruimtelijke afstemming tussen bedrijfsactiviteiten, voorzieningen en gevoelige functies (woningen) noodzakelijk. Bij deze afstemming kan gebruik worden gemaakt van de richtafstanden uit de basiszoneringslijst van de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering' (2009). Een richtafstand kan worden beschouwd als de afstand waarbij onaanvaardbare milieuhinder als gevolg van bedrijfsactiviteiten redelijkerwijs kan worden uitgesloten. In geval van een gemengd gebied kan worden gewerkt met een verkleinde richtafstand.
Toetsing
Het plangebied maakt deel uit van een woonwijk. Direct rondom het plangebied is dan ook uitsluitend sprake van woningen. De appartementen die in het plangebied worden gerealiseerd sluiten op deze functie aan.
Ten westen en zuidwesten van het plangebied, aan de overzijde van de Burgemeester J. Dijkstraweg, zijn wel andere niet woon-functies aanwezig. Hier zijn een zwembad, recreatiepark en een sporthal met bowlingbaan en een fitnesscentrum gevestigd.
Voor een overdekt zwembad geldt conform de VNG-brochure een richtafstand van 50 meter ten opzichte van bedrijfshindergevoelige objecten. Het plangebied ligt op circa 80 meter afstand van het zwembad, waardoor aan deze richtafstand wordt voldaan. Voor een recreatiepark geldt eveneens een richtafstand van 50 meter. Ook voor deze inrichting geldt dat een afstand van circa 80 meter tot het plangebied geldt. Ook voor het recreatiepark wordt voldaan aan de richtafstand. Voor het sportcentrum geldt tot slot ook een richtafstand van 50 meter. Het sportcentrum ligt op een afstand van circa 135 meter, waarmee wordt voldaan aan de richtafstand.
Ten zuidwesten van het plangebied, aan de Burgemeester J. Dijkstraweg is een LPG-tankstation aanwezig. Voor dit tankstation geldt een vergunde jaardoorzet van minder dan 500 m3 LPG. Conform de VNG-brochure geldt daarvoor een richtafstand van 50 meter. Het tankstation staat op meer dan 150 meter afstand van het plangebied. Daarmee ligt het plangebied buiten de richtafstand. Paragraaf 4.9 gaat nader in op de motivatie voor LPG ten aanzien van de externe veiligheid.
Omdat het plangebied buiten de richtafstanden van de omgelegen inrichtingen ligt is geen nader onderzoek noodzakelijk in het kader van de milieuzonering. Het aspect bedrijven en milieuzonering vormt geen belemmering voor dit plan. Per saldo ontstaat er voor de omliggende woningen een verbetering in de milieuzonering door het verdwijnen van het garagebedrijf.
4.2 Ecologie
Toetsingskader
Met de Wet natuurbescherming (Wnb) zijn alle bepalingen met betrekkingen tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn in de Nederlandse wetgeving. In de Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen gebiedsbescherming en soortenbescherming.
Gebiedsbescherming
De Wnb kent diverse soorten natuurgebieden. De Natura 2000-gebieden zijn door de Minister van Economische Zaken aangewezen gebieden die deel uitmaken van het Europese netwerk van natuurgebieden. Daarnaast bestaat het Natuur Netwerk Nederland (NNN) uit gebieden die worden aangewezen in de provinciale verordening. Binnen de NNN-gebieden mogen in beginsel geen ruimtelijke ontwikkelingen plaatsvinden.
Toetsing
Het plangebied maakt geen deel uit van beschermde gebieden als Natura 2000 en Natuur Netwerk Nederland. Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied is de Waddenzee op circa 7,8 kilometer afstand tot het plangebied. Het plangebied is gelegen binnen bestaand stedelijk gebied. Binnen het plangebied wordt een bedrijfslocatie verwijderd en worden twaalf appartementen gerealiseerd. Gezien deze functiewijziging en het lage aantal woningen neemt het aantal verkeersbewegingen van en naar het plangebied niet toe. Daarom kan redelijkerwijs gesteld worden dat de ontwikkeling in het plangebied geen significante gevolgen heeft voor omringende beschermde natuurgebieden.
Natura 2000-gebieden: stikstofdepositie
In het kader van dit bestemmingsplan is een stikstofdepositieberekening uitgevoerd, om na te gaan of sprake is van significante stikstofdepositie ter plaatse van stikstofgevoelige Natura 2000-gebieden. Uit deze stikstofdepositieberekening is naar voren gekomen dat de stikstofdepositie als gevolg van zowel de sloop van de huidige bebouwing en de aanleg- en gebruiksfase van de voorgenomen bebouwing nergens hoger is dan afgerond 0,00 mol/ha/jaar. Derhalve is geen sprake van relevant effect op stikstofgevoelige gebieden. Daarom hoeft voor dit plan geen vergunning op grond van de Wnb te worden aangevraagd.
Soortenbescherming
In de Wnb wordt onderscheid gemaakt tussen soorten die worden beschermd in de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn en daarnaast de overige soorten. De Wnb bevat onder andere verbodsbepalingen ten aanzien van het opzettelijk vernielen of beschadigen van nesten, als bedoeld in artikel 1 van de Vogelrichtlijn.
Toetsing
In het plangebied wordt de bestaande bedrijfsbebouwing gesloopt en wordt een aantal groen opstanden gekapt. Om te onderzoeken of sprake is van beschermde soorten in het plangebied waar met de sloop rekening mee gehouden moet worden, is een quickscan flora en fauna uitgevoerd. Deze quickscan is opgenomen als bijlage 3. Hieruit zijn de volgende resultaten naar voren gekomen:
Algemene broedvogels
Binnen de invloedssfeer van de werkzaamheden kunnen vogels tot broeden komen waarvan de nesten alleen tijdens de broedtijd beschermd zijn. Daarom wordt geadviseerd om de werkzaamheden buiten het broedseizoen uit te voeren.
Huismus
De aanwezigheid van verblijfplaatsen van de huismus binnen het plangebied kan niet op voorhand worden uitgesloten. Daarom is een nader onderzoek noodzakelijk om de aanwezigheid van de huismus vast te stellen, dan wel uit te sluiten. Wanneer er verblijfplaatsen van de huismus binnen de invloedssfeer van de werkzaamheden worden vastgesteld, dient er voor deze soort een ontheffing te worden aangevraagd, welke in de regel wordt afgegeven onder de voorwaarde dat er mitigerende- en compenserende maatregelen worden uitgevoerd.
Vleermuizen
De aanwezigheid van verblijfplaatsen van vleermuizen in het gebouw van de garage/autodealer kan niet op voorhand worden uitgesloten. Daarom is een nader onderzoek naar vleermuizen noodzakelijk. Indien er verblijfplaatsen van vleermuizen worden vastgesteld, dient er voor deze soort een ontheffing te worden aangevraagd, welke in de regel wordt afgegeven onder de voorwaarde dat er mitigerende- en compenserende maatregelen worden uitgevoerd.
Zorgplicht
Er kunnen enkele meer algemene soorten voorkomen in het plangebied waarvoor een vrijstelling geldt in geval van schade aan deze soorten. Op deze soorten is wel de zorgplicht van toepassing. Deze kan tot uiting worden gebracht door zo te werken dat de dieren de kans krijgen om te vluchten naar habitat buiten de invloedssfeer van de werkzaamheden of dieren naar een dergelijke habitat te verplaatsen.
Als gevolg van de resultaten uit de quickscan flora en fauna is een nader onderzoek naar de aanwezigheid van huismussen en vleermuizen in het plangebied uitgezet. De resultaten van dit onderzoek zijn ten tijde van de vaststelling van dit bestemmingsplan nog niet bekend. Daarom is besloten om in de regels van dit bestemmingsplan een voorwaardelijke verplichting op te nemen, waarin is vastgelegd dat ten aanzien van de sloop van de huidige bebouwing de Wet natuurbescherming in acht moeten worden genomen en dat aanbevelingen en mitigerende maatregelen voortvloeiende uit de benodigde onderzoeken moeten worden nageleefd. Wanneer uit het nader onderzoek naar voren komt dat er daadwerkelijk beschermde soorten aanwezig zijn in het plangebied, kan bijvoorbeeld gedacht worden aan het plaatsen van alternatieve leefplaatsen (bijvoorbeeld vleermuiskasten) en het geschikt maken van het plangebied voor leefplaatsen van beschermde soorten in de toekomstige situatie. Welke maatregelen daadwerkelijk genomen zullen moeten worden, zal blijken uit het onderzoek.
4.3 Bodem
Toetsingskader
Met het oog op een goede ruimtelijke ordening, moet in geval van ruimtelijke ontwikkelingen worden aangetoond dat de bodem geschikt is voor het beoogde functiegebruik. Ter plaatse van locaties die verdacht worden van bodemverontreiniging, moet ten minste verkennend bodemonderzoek worden uitgevoerd. In geval van verontreinigingen is de Wet bodembescherming van toepassing. In de wet is geregeld dat als ter plaatse van een plangebied ernstige verontreinigingen worden aangetroffen, er sprake is van een saneringsgeval.
Toetsing
Het plangebied is in de huidige situatie in gebruik ten behoeve van een bedrijfsfunctie. Omdat in de voorgenomen situatie woningen in het plangebied worden gerealiseerd, is een verkennend bodemonderzoek noodzakelijk om aan te tonen of de bodem van voldoende kwaliteit is voor deze functie.
Voor het voormalige bedrijfsperceel is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd, dat is opgenomen als bijlage 4. De belangrijkste bevindingen uit het onderzoek zijn:
- tijdens het veldonderzoek zijn in de zandige bovengrond (tot 0,8 m - mv) zwakke bijmengingen met aardewerk en resten bot aangetroffen;
- zintuiglijk is op het maaiveld en in de grond geen asbestverdacht materiaal waargenomen;
- uit de toetsing blijkt dat in de boven- en ondergrond van de bodem (tot 1,2 m - mv) maximaal lichte verhoogde gehalten aan lood, koper en kwik zijn aangetoond;
- in het grondwater zijn geen verhoogde concentraties aangetroffen.
De licht verhoogde gehalten met lood, koper en kwik in de bodem geven geen indicatie voor de aanwezigheid van een (geval van) bodemverontreiniging. De milieuhygiënische kwaliteit van de bodem ter plaatse van het voormalige bedrijfsperceel is voldoende inzichtelijk geworden. De aangetoonde lichte verontreinigingen leveren vanuit milieuhygiënisch oogpunt geen belemmeringen op voor dit bestemmingsplan.
Ter plaatse van de voorgenomen locatie van het appartementengebouw, die ten westen van de voormalige bedrijfslocatie wordt gerealiseerd is in een later stadium eveneens een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. Hieruit zijn de volgende belangrijkste bevindingen naar voren gekomen:
- tijdens het veldonderzoek is in de kleiige bovengrond (0,0 - 0,5 m -mv) plaatselijk een zwakke bijmenging met baksteen waargenomen. Er zijn geen asbestverdachte materialen of voor asbest verdachte (puin)bijmengingen waargenomen;
- in de bovengrond (0,0 - 0,5 m -mv) zijn maximaal licht verhoogde gehaltes zware metalen gevonden;
- in het grondwater zijn geen verhoogde concentraties waargenomen.
De licht verhoogde gehalten geven echter geen indicatie voor de aanwezigheid van een (geval van) bodemverontreiniging. De milieuhygiënisch kwaliteit van de grond is voldoende inzichtelijk geworden en hoeft niet nader te worden onderzocht.
4.4 Geluid
Toetsingskader
Op grond van de Wet geluidhinder geldt rond wegen met een maximumsnelheid hoger dan 30 km/uur, spoorwegen en inrichtingen die 'in belangrijke mate geluidhinder veroorzaken', een geluidzone. Bij de ontwikkeling van nieuwe geluidsgevoelige objecten binnen deze geluidzones moet akoestisch onderzoek worden uitgevoerd om aan te tonen dat de ontwikkeling voldoet aan de voorkeursgrenswaarden die in de wet zijn vastgelegd. Voor de geluidsbelasting aan de buitengevels van woningen en andere geluidgevoelige bestemmingen binnen de wettelijke geluidzone van een weg geldt een voorkeursgrenswaarde van 48 dB.
Toetsing
Het plangebied ligt ten oosten van de Burgemeester J. Dijkstraweg, de rondweg van Franeker. Hier geldt een maximumsnelheid van 70 km/uur. Het plangebied valt binnen de geluidzone van deze weg. De wegen direct rondom het plangebied zijn 30 km/uur-wegen. Om aan te tonen of wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde uit de Wet geluidhinder is een akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai uitgevoerd. Dit onderzoek is opgenomen als bijlage 6.
Uit het onderzoek is naar voren gekomen dat de berekende geluidsbelasting afkomstig van de Burgemeester J. Dijkstraweg ten hoogste Lden = 57 dB bedraagt op de westgevel van het gebouw. Dit is hoger dan de voorkeursgrenswaarde, maar de maximale grenswaarde van Lden = 63 dB wordt niet overschreden.
Voor de 30 km/uur-wegen geldt eveneens dat de (als richtwaarden) te beschouwen grenswaarde van Lden = 63 dB niet wordt overschreden.
De totale cumulatieve geluidbelasting exclusief aftrek 110g Wgh bedraagt ten hoogste Lden 60 dB aan de westzijde van het gebouw. Een akoestisch aanvaardbaar binnenklimaat kan worden gerealiseerd door voldoende geluidwering te realiseren. Door bij het dimensioneren van de geluidwering rekening te houden met de cumulatieve geluidbelasting exclusief aftrek art. 110g Wgh wordt hieraan voldaan.
De geluidbelasting op de bestaande woning aan de Linthorst Homanstraat bedraagt na het verleggen van de Linthorst Homanstraat niet meer dan Lden = 45 dB. Dit betekent dat het verleggen van de Linthorst Homanstraat geen onaanvaardbare akoestische gevolgen heeft. De Wet geluidhinder is niet van toepassing omdat het een 30- km/uur-weg betreft.
Concluderend wordt op basis van het onderzoek gesteld dat geen nader onderzoek noodzakelijk is en dat voor het appartementengebouw een hogere waarde wordt vastgesteld. Daarvoor is het nodig dat voorafgaande aan de vaststelling van dit plan een procedure hogere waarde wordt gevoerd.
4.5 Water
Toetsingskader
Van groot belang voor de ruimtelijke ordeningspraktijk is de wettelijk verplichte 'watertoets'. De watertoets kan worden gezien als een procesinstrument dat moet waarborgen dat gevolgen van ruimtelijke ontwikkelingen voor de waterhuishouding meer expliciet worden afgewogen. Belangrijk onderdeel van de watertoets is het vroegtijdig afstemmen van ontwikkelingen met de betrokken waterbeheerder. Het onderhavige plangebied ligt in het beheersgebied van Wetterskip Fryslân.
Toetsing
Het plan is via de digitale watertoets kenbaar gemaakt bij het Wetterskip Fryslân (kenmerk: 20191029-2-21670). De uitkomst van deze toets is dat de korte procedure moet worden gevolgd. Het plan heeft een beperkte invloed op de wateraspecten die van belang kunnen zijn bij ruimtelijke plannen. Dit betekent dat de beperkte invloed van het plan kan worden opgevangen met standaard maatregelen die vermeld staan in de leidraad watertoets. Hiermee wordt rekening gehouden tijdens de uitvoering van de plannen. Het resultaat van de watertoets is opgenomen als bijlage 7.
Waterkwantiteit
In de huidige situatie is vrijwel het gehele plangebied verhard door de aanwezigheid van de Linthorst Homanstraat en het verharde terrein van het perceel Linthorst Homanstraat 50. In de toekomstige situatie wordt in het plangebied per saldo meer groen toegevoegd en neemt het verhard oppervlakte daarmee af. Daarom is het niet noodzakelijk om watercompensatie uit te voeren.
Afvalwaterketen en riolering
Conform de Leidraad Riolering en vigerend waterschapsbeleid is het voor nieuwbouw gewenst een gescheiden rioleringsstelsel aan te leggen zodat schoon hemelwater niet bij een rioolzuiveringsinstallatie terecht komt. Afvalwater wordt aangesloten op de bestaande gemeentelijke riolering. Voor hemelwater wordt de volgende voorkeursvolgorde aangehouden:
- hemelwater vasthouden voor benutting,
- (in-) filtratie van afstromend hemelwater,
- afstromend hemelwater afvoeren naar oppervlaktewater,
- afstromend hemelwater afvoeren naar RWZI.
In dit geval wordt aangesloten op de bestaande riolering. Het hemelwater wordt zoveel mogelijk geïnfiltreerd. Overtollig water wordt eventueel afgevoerd naar naastgelegen oppervlaktewater.
Watersysteemkwaliteit en ecologie
Ter voorkoming van diffuse verontreinigingen van water en bodem is het van belang om duurzame, niet-uitloogbare materialen te gebruiken, zowel gedurende de bouw- als de gebruiksfase. Hier wordt in de uitvoeringsfase rekening mee gehouden.
Veiligheid en waterkeringen
De ontwikkeling heeft geen invloed op de waterveiligheid in de omgeving.
Waterbeheer
Voor aanpassingen aan het bestaande watersysteem dient bij het waterschap vergunning te worden aangevraagd op grond van de "Keur". Dit geldt dus bijvoorbeeld voor het graven van nieuwe watergangen, het aanbrengen van een stuw of het afvoeren van hemelwater naar het oppervlaktewater. In de Keur is ook geregeld dat een beschermingszone voor watergangen en waterkeringen in acht dient te worden genomen. Dit betekent dat binnen de beschermingszone niet zonder ontheffing van het waterschap gebouwd, geplant of opgeslagen mag worden. Het plangebied valt niet onder een beschermingszone.
4.6 Luchtkwaliteit
Toetsingskader
In hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer zijn de grenswaarden op het gebied van de luchtkwaliteit vastgelegd. Daarbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk met name de grenswaarden voor stikstofdioxide (NO2) en fijnstof (PM10) van belang. Projecten die slechts in zeer beperkte mate bijdragen aan de luchtverontreiniging zijn op grond van de algemene maatregel van bestuur 'Niet in betekenende mate bijdragen' (Besluit NIBM) vrijgesteld van toetsing aan de grenswaarden. Tevens moet worden bekeken of de luchtkwaliteit ter plaatse voldoende is voor de voorgenomen functie.
Toetsing
Volgens de Grootschalige Concentratie- en Depositiekaarten Nederland (2015) is er in de directe omgeving van het plangebied sprake van een goede luchtkwaliteit. Dit vormt geen belemmering voor de uitvoering van dit plan.
In het plangebied wordt een bedrijfsfunctie verwijderd uit het plangebied. Daarvoor in de plaats worden twaalf appartementen ontwikkeld. Dit aantal is dusdanig klein, dat op voorhand gesteld kan worden dat dit niet in betekenende mate bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Het project valt ook onder de NIBM-regeling.
4.7 Archeologie
Toetsingskader
Per 1 juli 2016 is de Monumentenwet 1988 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze in 2019 in werking treedt. Dit geldt ook voor de verordeningen, bestemmingsplannen, vergunningen en ontheffingen op het gebied van archeologie. Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is. De kern van de wet is dat wanneer de bodem wordt verstoord, archeologische resten intact moeten blijven. Als dit niet mogelijk is, is opgraving een optie.
FAMKE
Voor een globaal inzicht in mogelijke waarden heeft de provincie de Friese Archeologische Monumentenkaart Extra (FAMKE) gepubliceerd. De FAMKE bestaat uit twee advieskaarten, één voor de periode steentijd-bronstijd (300.000 - 800 v Chr.), en één voor de periode ijzertijd - middeleeuwen (800 v Chr. - 1500 n Chr.).
Conform de steentijd-bronstijd advieskaart is geen onderzoek noodzakelijk, ongeacht de grootte van de ontwikkeling. Conform de ijzertijd-middeleeuwen advieskaart valt het plangebied binnen het gebied 'karterend onderzoek 1', waar voor ontwikkelingen met een minimale oppervlakte van 500 m² archeologisch onderzoek noodzakelijk is.
Toetsing
In dit geval wordt een appartementengebouw gerealiseerd met een oppervlakte die onder de 500 m2 blijft. Echter moeten ook infrastructuur en aansluitingen worden gerealiseerd, waardoor de grenswaarde naar verwachting wel wordt overschreden. Daarom is een archeologisch onderzoek uitgevoerd, dat is opgenomen als bijlage 8 bij dit bestemmingsplan. Uit het onderzoek is naar voren gekomen dat er geen nader onderzoek noodzakelijk is en dat er geen sprake is van archeologische waarden in het plangebied waar rekening mee gehouden dient te worden.
4.8 Cultuurhistorie
Toetsingskader
Goede ruimtelijke ordening betekent dat er een integrale afweging plaatsvindt van alle belangen die effect hebben op de kwaliteit van de ruimte. Een van die belangen is de cultuurhistorie. Per 1 januari 2012 is in het kader van de modernisering van de monumentenzorg (MOMO) in het Besluit ruimtelijke ordening van het rijk opgenomen dat gemeenten bij het maken van bestemmingsplannen rekening moeten houden met cultuurhistorische waarden.
Toetsing
Om te onderzoeken of sprake is van cultuurhistorische waarden is gebruik gemaakt van de Cultuurhistorische Kaart Fryslân. Hieruit komt naar voren dat geen sprake is van specifieke cultuurhistorische waarden binnen het plangebied.
4.9 Externe Veiligheid
Toetsingskader
Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's die ontstaan voor de omgeving bij het gebruik, de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen, zoals vuurwerk, LPG en munitie. Sinds een aantal jaren is er wetgeving over 'externe veiligheid' om de burger niet onnodig aan te hoge risico's bloot te stellen. De normen voor externe veiligheid zijn vastgelegd in onder andere het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), Besluit externe veiligheid transportroutes (BEVT) en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).
Het externe veiligheidsbeleid heeft vorm gekregen in de risicobenadering. Er wordt getoetst aan twee verschillende normen: het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Ten aanzien van het plaatsgebonden risico geldt een kans van 10-6 als grenswaarde. Dit betekent dat binnen de zogenaamde PR 10-6-contour geen nieuwe kwetsbare objecten mogen worden toegestaan. Voor ontwikkeling van nieuwe beperkt kwetsbare objecten, geldt deze norm als streefwaarde. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het onderscheid tussen kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten is vastgelegd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen.
Toetsing
In het kader van het aspect externe veiligheid is de risicokaart geraadpleegd. In de nabijheid is geen sprake van risicovolle buisleidingen en transportroutes. Wel is ten zuidwesten van het plangebied een aan de Burgemeester J. Dijkstraweg een LPG-tankstation aanwezig. Voor deze inrichting geldt een plaatsgebonden risicoafstand van 25 meter voor het LPG-vulpunt en het LPG-reservoir. Er geldt daarnaast een afstand voor verantwoording van het groepsrisico van 150 meter.
Omdat het plangebied op meer dan 150 meter is gelegen van het LPG-tankstation wordt voldaan aan bovengenoemde afstanden. Daarom is geen nader onderzoek noodzakelijk. Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor dit plan.
4.10 Kabels En Leidingen
Toetsingskader
In (de omgeving van) het plangebied kunnen kabels en leidingen aanwezig zijn die beperkingen opleggen voor de bouwmogelijkheden in het plangebied. Hierbij valt te denken aan hoogspanningsverbindingen, waterleidingen en straalpaden. Bij leidingen, zoals gas-, water- en rioolpersleidingen, volgen deze belemmeringen uit het zakelijk recht. Bij hoogspanningsverbindingen gaat het om veiligheid en gezondheid. De beperkingen bij straalpaden zijn van belang voor het goed functioneren van de straalpaden.
Toetsing
Binnen het plangebied is geen sprake van kabels en leidingen waar rekening mee gehouden dient te worden. Het aspect kabels en leidingen vormt daarom geen belemmering voor dit plan.
4.11 Vormvrije M.e.r.-beoordeling
Toetsingskader
In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het omgevingsvergunning plan-m.e.r.-plichtig, project-m.e.r.-plichtig of m.e.r.-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Indien een activiteit onder de drempelwaarden blijft, dient alsnog een vormvrije m.e.r.-beoordeling uitgevoerd te worden, waarbij onderzocht dient te worden of de activiteit belangrijke nadelige gevolgen heeft voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële (milieu)effecten.
Per 16 mei 2017 is de regelgeving voor de MER en m.e.r.-beoordeling gewijzigd met daarin een nieuwe procedure voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling.
- Voor de ontwerp-bestemmingsplanfase moet een m.e.r-beoordelingsbeslissing worden genomen, waarin wordt aangegeven of wel of geen MER nodig is, gelet op de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële (milieu)effecten en mogelijke mitigerende maatregelen. Deze beslissing wordt als bijlage bij het bestemmingsplan opgenomen.
- Voor elke aanvraag waarbij een vormvrije m.e.r.-beoordeling aan de orde komt moet de initiatiefnemer een aanmeldingsnotitie opstellen, waarbij ook mitigerende maatregelen mogen worden meegenomen. Het bevoegd gezag dient binnen zes weken na indienen een m.e.r.-beoordelingsbesluit af te geven. Een vormvrije m.e.r.-beoordelingsbeslissing hoeft echter niet gepubliceerd te worden.
Toetsing
Voorafgaand aan de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan is door het bevoegd gezag op basis van een vormvrije m.e.r.-notitie het besluit genomen dat in het kader van dit plan geen MER noodzakelijk is.
Hoofdstuk 5 Juridische Toelichting
5.1 Het Juridisch Systeem
Het bestemmingsplan voldoet aan alle vereisten die zijn opgenomen in de Wet ruimtelijke ordening (Wro), het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Inherent hieraan is de toepassing van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2012. De SVBP maakt het mogelijk om bestemmingsplannen te maken die op vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op eenzelfde manier worden verbeeld. De SVBP 2012 is toegespitst op de regels die voorschrijven hoe bestemmingsplannen conform de Wro en het Bro moeten worden gemaakt. De SVBP geeft bindende standaarden voor de opbouw en de verbeelding van het bestemmingsplan, digitaal en analoog. De regels van dit bestemmingsplan zijn opgesteld conform deze standaarden.
Het bestemmingsplan regelt de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de gronden in het plangebied. De juridische regeling is vervat in een verbeelding en bijbehorende regels. Op de verbeelding zijn de verschillende bestemmingen vastgelegd, in de regels (per bestemming) de bouw- en gebruiksmogelijkheden.
5.2 Toelichting Op De Bestemmingen
In het voorliggende bestemmingsplan wordt de beoogde situatie vastgelegd. Het plangebied in dit plan heeft drie bestemmingen gekregen.
Verkeer
In het plangebied wordt de Linthorst Homanstraat verlegd om de plaatsing van het woongebouw mogelijk te maken. De gronden ter plaatse van de nieuwe ligging van de straat krijgen, in overeenstemming met het geldende bestemmingsplan, de bestemming 'Verkeer'. Hier mogen geen gebouwen worden gebouwd en zijn de gronden primair bestemd voor wegen en paden.
Wonen - 2
De gronden ter plaatse van het voorgenomen parkeerterrein zijn, overeenkomstig met de omringende woningen, bestemd als 'Wonen - 2'. Binnen deze bestemming zijn geen hoofdgebouwen toegestaan, maar uitsluitend bijgebouwen en garageboxen (in één bouwlaag zonder kap).
Wonen - Woongebouw
Het nieuwe appartementengebouw is bestemd als 'Wonen - Woongebouw'. Ter plaatse geldt een bouwhoogte van maximaal 14 meter, waardoor de voorgenomen vier bouwlagen kunnen worden gerealiseerd. Omdat de gronden rondom het appartementengebouw groen worden ingericht zijn ook groenvoorzieningen, waterpartijen en tuinen en erven toegestaan binnen deze bestemming.
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
6.1 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Inspraak en overleg
Het bestemmingsplan is eerst als voorontwerp aan overlegpartners en belanghebbenden ter inzage gelegd. Tevens worden de direct omwonenden nauw betrokken in de totstandkoming van de planvorming.
Hierop zijn twee vooroverlegreacties binnen gekomen op het plan, van Brandweer Fryslân en de Provincie Fryslân.
Brandweer Fryslân
Brandweer Fryslân geeft in haar reactie aan dat er geen belemmeringen spelen op het gebied van externe veiligheid. Daarnaast adviseert Brandweer Fryslân om de appartementen te voorzien van minimaal twee onafhankelijke vluchtmogelijkheden voor alle bewoners. Daarnaast wordt geadviseerd om in het kader van de bereikbaarheid in overleg met Brandweer Fryslân te komen tot een geschikte opstelplaats voor een redvoertuig. In de uitvoering zal rekening worden gehouden met beide adviezen.
Provincie Fryslân
Provincie Fryslân heeft eveneens een vooroverlegreactie ingediend. Deze heeft betrekking op drie aspecten.
Archeologie
De provincie stelt dat op grond van het FAMKE bij ontwikkelingen met een oppervlakte van 500 m2 of meer, archeologisch onderzoek noodzakelijk is. In dit geval wordt in het bestemmingsplan ruimte geboden om een grotere oppervlakte te roeren dan deze grenswaarde, waardoor de provincie een archeologisch onderzoek noodzakelijk acht. Naar aanleiding hiervan is inmiddels een archeologisch onderzoek in uitvoering. De resultaten hiervan zullen voor vaststelling worden verwerkt in het bestemmingsplan.
Ecologie
De provincie wijst erop dat in het bestemmingsplan wordt vermeld dat een quickscan flora en fauna nog wordt uitgevoerd en ervan uit te gaan dat deze in het ontwerpbestemmingsplan verwerkt zit. Dit is juist en in dit ontwerp-bestemmingsplan is inmiddels een quickscan flora en fauna verwerkt. Naar aanleiding hiervan wordt een vervolgonderzoek uitgevoerd. De resultaten hiervan worden verwerkt in de vaststellingsfase.
Stikstof
De provincie adviseert om een Aerius-berekening uit te voeren als onderdeel van het bestemmingsplan. Dit onderzoek is inmiddels uitgevoerd en toegevoegd aan het bestemmingsplan.
Hiermee zijn alle aspecten uit de vooroverlegreactie van de Provincie Fryslân inmiddels behandeld, dan wel in behandeling.
Zienswijze
Vervolgens is het ontwerpbestemmingsplan gedurende zes weken ter inzage gelegd. Tijdens deze periode werd eenieder in de gelegenheid gesteld om een zienswijze in te dienen (artikel 3.8 Wro). Hierop zijn vier zienswijzen ingediend, waarvan één van de Provincie Fryslân en drie van omwonenden. In bijlage 9 is de reactienota zienswijzen opgenomen. Hierin zijn de zienswijzen samengevat en voorzien van een gemeentelijke reactie. Twee van de vier zienswijzen leiden tot wijzigingen in het bestemmingsplan. De overige zienswijzen zijn ongegrond verklaard.
Vaststelling
Het bestemmingsplan is vervolgens gewijzigd door de raad vastgesteld. Het besluit tot vaststelling is gepubliceerd en het bestemmingsplan ligt zes weken ter inzage. Tijdens die periode bestaat de mogelijkheid voor belanghebbenden die ook een zienswijze hebben ingediend om beroep in te dienen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State tegen het besluit en het plan.
6.2 Economische Uitvoerbaarheid
Voor de uitvoerbaarheid van het plan is het van belang te weten of het economisch uitvoerbaar is. De economische uitvoerbaarheid wordt enerzijds bepaald door de exploitatie van het plan (financiële haalbaarheid) en anderzijds door de wijze van kostenverhaal van de gemeente (grondexploitatie).
Financiële haalbaarheid
Het bestemmingsplan vormt het toetsingskader voor een particuliere ontwikkeling. De initiatiefnemer heeft aannemelijk gemaakt dat het plan financieel haalbaar is.
Grondexploitatie
Doel van de in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) opgenomen grondexploitatieregeling is het bieden van ruimere mogelijkheden voor het kostenverhaal en het creëren van meer sturingsmogelijkheden. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen de publiekrechtelijke weg via een exploitatieplan en de privaatrechtelijke weg in de vorm van overeenkomsten. In het geval van een exploitatieplan kan de gemeente eisen en regels stellen voor de desbetreffende gronden, (woning)bouwcategorieën en fasering. Bij de privaatrechtelijke weg worden dergelijke afspraken in een (anterieure) overeenkomst vastgelegd.
Tussen gemeente en initiatiefnemer is een anterieure overeenkomst gesloten. Ook is een planschadeverhaalsovereenkomst gesloten. Op grond hiervan is de economische uitvoerbaarheid geborgd.
Bijlage 1 Lijst Met Kleinschalige Beroeps- En Bedrijfsmatige Activiteiten
LIJST VAN TOEGESTANE BEROEPEN EN BEDRIJVEN BIJ WONINGEN
Uitoefening van (para-)medische beroepen, waaronder:
individuele praktijk voor huisarts, psychiater, psycholoog, fysiotherapie of bewegingsleer, voedingsleer, mondhygiëne, tandheelkunde, logopedie, enz.
individuele praktijk dierenarts
Kledingmakerij
(maat)kledingmakerij en kledingverstelbedrijf
woningstoffeerderij
Kantoorfunctie ten behoeve van bedrijvigheid die elders wordt uitgeoefend, zoals:
schoonmaakbedrijf, schoorsteenveegbedrijf, glazenwasserij, maar ook ten behoeve van bijvoorbeeld een groothandelsbedrijf
Reparatiebedrijfjes, waaronder:
schoen-/lederwarenreparatiebedrijf
uurwerkreparatiebedrijf
goud- en zilverwerkreparatiebedrijf
reparatie van kleine (elektrische) gebruiksgoederen
reparatie van muziekinstrumenten
In ieder geval zijn autoreparatiebedrijven uitgezonderd
Advies- en ontwerpbureaus, waaronder individuele praktijk voor:
reclame ontwerp
grafisch ontwerp
architect
(Zakelijke) dienstverlening, waaronder individuele praktijk voor:
notaris
advocaat
accountant
assurantie-/verzekeringsbemiddeling
exploitatie en handel in onroerende zaken
Overige dienstverlening
kappersbedrijf
schoonheidssalon
kinderdagopvang
gastouderschap
Onderwijs
autorijschool
onderwijs niet in te delen naar specificatie, mits zonder werkplaats of laboratorium
Overig
Atelier
dan wel met voorgenoemde bedrijvigheid naar de aard en de invloed op de omgeving gelijk te stellen bedrijvigheid.
Bijlage 1 Beeldkwaliteitplan
Bijlage 2 Stikstofdepositieberekening
Bijlage 2 Stikstofdepositieberekening
Bijlage 3 Quickscan Flora En Fauna
Bijlage 3 Quickscan flora en fauna
Bijlage 4 Verkennend Bodemonderzoek Voormalig Bedrijfsperceel
Bijlage 4 Verkennend bodemonderzoek voormalig bedrijfsperceel
Bijlage 5 Verkennend Bodemonderzoek Ter Plaatse Van Appartementengebouw
Bijlage 5 Verkennend bodemonderzoek ter plaatse van appartementengebouw
Bijlage 6 Akoestisch Onderzoek Wegverkeerslawaai
Bijlage 6 Akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai
Bijlage 7 Watertoets
Bijlage 8 Archeologisch Onderzoek
Bijlage 8 Archeologisch onderzoek