KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 2 Wonen - 2 (Artikel 29)
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 3 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregel
Artikel 4 Overgangsregels
Artikel 5 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Ligging Plangebied
1.3 Planologische Regeling
1.4 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Planbeschrijving
2.1 De Bestaande Situatie
2.2 Voorgenomen Situatie
2.3 Toetsing Aan De Wijzigingscriteria
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Rijksbeleid
3.2 Provinciaal Beleid
3.3 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 4 Milieu- En Omgevingsaspecten
4.1 Bedrijven En Milieuzonering
4.2 Ecologie
4.3 Bodem
4.4 Geluid
4.5 Water
4.6 Luchtkwaliteit
4.7 Archeologie
4.8 Cultuurhistorie
4.9 Externe Veiligheid
4.10 Kabels En Leidingen
4.11 Vormvrije M.e.r.-beoordeling
Hoofdstuk 5 Juridische Toelichting
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
6.1 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
6.2 Economische Uitvoerbaarheid
Bijlage 1 Bodemonderzoek
Bijlage 2 Watertoets

Franeker - Dr Jelle Bangastraat 2c

Wijzigingsplan - Gemeente Waadhoeke

Vastgesteld op 06-12-2022 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 Plan

Het wijzigingsplan Franeker - Dr Jelle Bangastraat 2C, met identificatienummer NL.IMRO.1949.WPFraDrJBangastr2c-VAS1 van de gemeente Waadhoeke.

1.2 Wijzigingsplan

De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels.

De begrippen, voor zover relevant voor dit wijzigingsplan, van het bestemmingsplan Franeker - Noord en Oost, zoals vastgesteld op 25 april 2019 door de raad van de gemeente Waadhoeke, zijn van overeenkomstige toepassing.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 2 Wonen - 2 (Artikel 29)

De regels voor de bestemming 'Wonen - 2', voor zover relevant voor dit wijzigingsplan, van het bestemmingsplan Franeker - Noord en Oost, zoals vastgesteld op 25 april 2019 door de Raad van de gemeente Waadhoeke, zijn van overeenkomstige toepassing.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 3 Overige Regels

4.1 Voldoende parkeergelegenheid

  1. a. Een bouwwerk, waarvan een behoefte aan parkeergelegenheid wordt verwacht, kan niet worden gebouwd of gebruikt wanneer op het bouwperceel of in de omgeving daarvan niet in voldoende parkeergelegenheid is voorzien en in stand wordt gehouden
  2. b. Bij een omgevingsvergunning wordt aan de hand van de Nota Parkeernormen Gemeente Waadhoeke november 2020, of het meeste actuele gemeentelijke parkeerbeleid zoals deze geldt ten tijde van de aanvraag, bepaald of sprake is van voldoende parkeergelegenheid.
  3. c. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in sub a en worden toegestaan dat in minder dan voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien, mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie.

4.2 Voldoende laad- en losruimte

  1. a. Indien het beoogde gebruik van een bouwwerk aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen, wordt een omgevingsvergunning voor het bouwen uitsluitend verleend indien aan of in dat bouwwerk dan wel op het onbebouwde terrein bij het bouwwerk wordt voorzien in die ruimte. Deze bepaling geldt niet:

1. voor bestaand gebruik, waarbij de herbouw van een bouwwerk zonder functiewijziging wordt beschouwd als bestaand gebruik;

2. voor zover op andere wijze in de nodige laad- of losruimte wordt voorzien.

3. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in sub a en worden toegestaan dat in minder dan voldoende laad- en losgelegenheid wordt voorzien indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregel

Artikel 4 Overgangsregels

Voor de overgangsregels wordt verwezen naar het bestemmingsplan Franeker - Noord en Oost, zoals vastgesteld op 25 april 2019 door de raad van de gemeente Waadhoeke. Deze overgangsregels zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 5 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als

Regels van het wijzigingsplan Franeker - Dr Jelle Bangastraat 2C van de gemeente Waadhoeke.

Behorende bij het besluit van 6 december 2022.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Op het perceel Dr Jelle Bangastraat 2C staat een bedrijfspand dat niet meer in gebruik is. De initiatiefnemer wil dit pand transformeren tot een reguliere woning en het perceel voor woondoeleinden in gebruik nemen.

Deze ontwikkeling is niet mogelijk op basis van de geldende planologische regeling uit het bestemmingsplan Franeker - Noord en Oost omdat de huidige bedrijfsbestemming geen mogelijkheid biedt tot wonen. Om de ontwikkeling juridisch-planologisch toch te kunnen regelen, kan gebruik worden gemaakt van een wijzigingsbevoegdheid die is opgenomen in het plan om de bedrijfsbestemming te veranderen in een woonbestemming. Daarbij is het opstellen van een wijzigingsplan noodzakelijk, waarbij een onderbouwing van een goede ruimtelijke ordening hoort. Het voorliggende plan voorziet hierin.

1.2 Ligging Plangebied

Het plangebied ligt in het oosten van de bebouwde kom van Franeker. De ligging van het plangebied is weergegeven in figuur 1.1.

afbeelding "i_NL.IMRO.1949.WPFraDrJBangastr2c-VAS1_0001.jpg"

Figuur 1.1 Ligging van het plangebied

1.3 Planologische Regeling

Het plangebied is momenteel geregeld in het bestemmingsplan Franeker - Noord en Oost, vastgesteld op 25 april 2019 door de gemeente Waadhoeke. Een uitsnede van het bestemmingsplan ter plaatse van het plangebied is weergegeven in figuur 1.2.

afbeelding "i_NL.IMRO.1949.WPFraDrJBangastr2c-VAS1_0002.jpg"

Figuur 1.2 Uitsnede geldende bestemmingsplan Franeker - Noord en Oost

In het geldende bestemmingsplan heeft het plangebied de bestemming 'Bedrijf'.

Ter plaatse van de bestemming 'Bedrijf' zijn de gronden bestemd voor gebouwen en overkappingen ten behoeve van bedrijven uit milieucategorieën 1 en 2. Reguliere woningen zijn alleen toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'wonen'. Hier mag ten hoogste één woning worden gebouwd en hier is in het plangebied geen sprake van. Verder zijn de hierbij behorende wegen, straten en paden, parkeer-, groen- en nutsvoorzieningen, water- en waterhuishoudkundige voorzieningen, erven en terreinen en overige gebouwen, geen gebouwen zijnde op de bestemming mogelijk. Een gebouw of overkapping moet binnen een bouwvlak worden gebouwd.

De bouwhoogte van een gebouw of overkapping mag maximaal 11 meter bedragen. De goothoogte mag maximaal 8 meter bedragen.

1.4 Leeswijzer

Na deze inleiding wordt in hoofdstuk 2 ingegaan op de huidige situatie en het voorgenomen plan. Dit wordt in de hoofdstukken 3 en 4 getoetst aan het beleid en de milieu- en omgevingsaspecten. Hoofdstuk 5 geeft een uitleg over de juridische regeling van het wijzigingsplan, hoofdstuk 6 gaat tenslotte in op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het wijzigingsplan.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

Het mogelijk maken van de beoogde ontwikkeling (het initiatief) is het belangrijkste uitgangspunt voor dit wijzigingsplan en wordt in dit hoofdstuk nader beschreven. De ontwikkeling wordt met dit plan op een goede manier ingepast in de huidige situatie. Een beschrijving van de huidige situatie is om die reden ook in dit hoofdstuk opgenomen. De inpassing in de huidige situatie wordt ook behandeld.

2.1 De Bestaande Situatie

Het plangebied bevindt zich aan de Dr Jelle Bangastraat 2C. In de huidige situatie staat hier een voormalig bedrijfsgebouw centraal op het perceel. Hier was ooit een houtconserveringsbedrijf gevestigd en dit heeft enige tijd leeg gestaan. Sindsdien wordt het pand als opslag gebruikt. Dit bedrijfsgebouw bestaat uit twee bouwlagen met een puntdak. Het terrein rondom het gebouw is vrijwel geheel verhard. In figuur 2.1 is een luchtfoto van de huidige situatie weergegeven, in figuur 2.2 een aanzichtfoto.

afbeelding "i_NL.IMRO.1949.WPFraDrJBangastr2c-VAS1_0003.jpg"

Figuur 2.1 Luchtfoto van de huidige situatie

afbeelding "i_NL.IMRO.1949.WPFraDrJBangastr2c-VAS1_0004.png"

Figuur 2.2 Aanzicht bestaande situatie (bron: Google Streetview)

Het plangebied ligt in het oosten van Franeker, aan de Dr Jelle Bangastraat, in het gebied tussen de Alde Trekfeart en het Van Harinxmakanaal in. In dit gebied zijn overwegend woningen aanwezig, maar op enkele plekken ook lichte bedrijfsfuncties. De initiatiefnemer is voornemens om het huidige pand te behouden en deze als reguliere woning in gebruik te nemen, waarbij er sprake is van een interne verbouwing.

2.2 Voorgenomen Situatie

In de voorgenomen situatie wordt het bestaande (voormalige) bedrijfspand getransformeerd tot een reguliere woning, waarbij de bedrijfsbestemming wordt gewijzigd in een woonbestemming. Ten behoeve hiervan wordt het gebouw verbouwd, waarbij de hoofdvorm van het pand behouden blijft. De woning zal daarmee (blijven) bestaan uit twee bouwlagen met een kap. De gronden rondom het gebouw worden als erf bij de woning betrokken.

Ruimtelijke inpassing

Het pand blijft in zijn huidige vorm gehandhaafd. Om deze reden is een toelichting op de ruimtelijke inpassing niet aan de orde.

Verkeer en parkeren

De voorgenomen woning wordt ontsloten op de Dr Jelle Bangastraat, die via de Klaarkampstraat aansluit op de Leeuwarderweg en via het Oud Kaatsveld op de binnenstad van Franeker. Via deze routes wordt de ringweg van Franeker bereikt en zo kan uiteindelijk de Rijksweg A31 en het centrum van de stad worden bereikt. Daarmee is het plangebied op een goede wijze ontsloten.

De verkeersgeneratie als gevolg van de realisatie van één woning bedraagt 9 mvt/etmaal. Dit aandeel verkeer gaat op in het huidige verkeersbeeld. Bovendien is het in de huidige situatie mogelijk een bedrijf in het plangebied te vestigen, waarbij de verkeersgeneratie hoger zou liggen. De verkeersbewegingen als gevolg van de functiewijziging tot een woning zullen daarom niet leiden tot belemmeringen in de verkeerssituatie.

Op basis van de Nota Parkeernormen van gemeente Waadhoeke geldt een parkeerbehoefte van 2 parkeerplaatsen voor een woning. Ten opzichte van de huidige bedrijfsbestemming is deze verkeersgeneratie lager. In de omgeving van het plangebied zijn voldoende mogelijkheden om te parkeren.

Conclusie

De ontsluiting van het plangebied is goed. De nieuwe ontwikkeling zal niet leiden tot problemen in de verkeersafwikkeling en parkeren.

2.3 Toetsing Aan De Wijzigingscriteria

Om de voorgenomen situatie juridisch-planologisch te kunnen regelen, wordt gebruik gemaakt van de wijzigingsbevoegdheid die is opgenomen in artikel 42 onder sub c van het geldende bestemmingsplan Franeker Noord en Oost. In deze wijzigingsbevoegdheid is opgenomen dat:

De bestemming 'Bedrijf', 'Detailhandel', 'Dienstverlening', 'Gemengd - 2', 'Horeca', 'Kantoor' of 'Maatschappelijk' kan worden gewijzigd in de bestemming 'Wonen - 1', 'Wonen - 2', 'Wonen - Woongebouw', 'Verkeer - Verblijfsgebied' en/of 'Groen'.

In dit geval wordt van deze wijzigingsbevoegdheid gebruik gemaakt om de bestemming 'Bedrijf' te wijzigen in 'Wonen - 2'. Om toepassing te geven aan de wijzigingsbevoegdheid dient te worden voldaan aan een aantal criteria. Onderstaand is de toetsing opgenomen.

Na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid voor de betreffende gronden dienen de regels van de artikelen 28, 29, 33, 26 en/of 15 van toepassing zijn.

In de regels van dit wijzigingsplan zijn de regels van artikel 29 'Wonen - 2' van overeenkomstige toepassing verklaard.

Er mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan de ontwikkelingsmogelijkheden van functies in de omgeving.

Hier is geen sprake van. Dit is nader onderbouwd in paragraaf 4.1.

De geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten mag niet hoger zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een vastgestelde hogere grenswaarde.

De onderbouwing aan dit criterium is gegeven in paragraaf 4.4.

Deze wijzigingsbevoegdheid dient primair te worden toegepast voor hergebruik van de bestaande gebouwen. Indien een woonfunctie in de bestaande bebouwing redelijkerwijs niet mogelijk is, mag herinvulling plaatsvinden.

Hier is in het plangebied sprake van door aan een bestaand pand een woonbestemming te geven.

De aantallen en de kwaliteit van de woningbouw in overeenstemming zijn met een woonplan, dat de schriftelijke instemming van Gedeputeerde Staten heeft.

Dit is nader onderbouwd in paragraaf 3.3.

Uit de toetsing blijkt dat aan alle wijzigingscriteria wordt voldaan.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

Nationale Omgevingsvisie (NOVI)

Op 11 september 2020 is de Nationale Omgevingsvisie (hierna: NOVI) vastgesteld. De NOVI is de langetermijnvisie van het Rijk op de toekomstige inrichting en ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland. De NOVI geeft richting en helpt bij het kiezen voor slimme combinaties van functies en bij het vaststellen van specifieke kenmerken en kwaliteiten van gebieden. De NOVI helpt om hier nu mee aan de slag te gaan en beslissingen niet uit te stellen of door te schuiven. Het versterken van de omgevingskwaliteit staat in de NOVI centraal, wat zeggen wil dat alle plannen met oog voor de natuur, gezondheid, milieu en duurzaamheid, gemaakt moeten worden. Bij de NOVI hoort een Uitvoeringsagenda. Hierin staat hoe uitvoering wordt gegeven aan de NOVI.

Binnen de NOVI zijn 8 voorlopige aandachtsgebieden geformuleerd als een zogeheten NOVI-gebied. In een NOVI-gebied krijgt een aantal concrete vraagstukken extra prioriteit. Dit helpt om grote veranderingen en ruimtelijke opgaven in een regio beter te realiseren.

Opgaven

Nederland heeft een aantal dringende maatschappelijke opgaven. Deze opgaven kunnen niet apart van elkaar worden opgelost en moeten in samenhang worden bekeken. Ze grijpen in elkaar en vragen meer ruimte dan beschikbaar is in Nederland. Niet alles kan, niet alles kan overal. Op het niveau van nationale belangen wil het Rijk sturen en richting geven aan de omgeving in Nederland, verwoord in vier opgaven:

  • Ruimte maken voor klimaatverandering en energietransitie.
  • De economie van Nederland verduurzamen en het groeipotentieel behouden.
  • Steden en regio's sterker en leefbaarder maken.
  • Toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied mogelijk maken.

Uitvoering

De NOVI gaat vergezeld met een uitvoeringsagenda, waarin staat aangegeven hoe het Rijk invulling geeft aan zijn rol bij de uitvoering van de NOVI. In de Uitvoeringsagenda zijn onder andere een overzicht van instrumenten en (gebiedsgerichte) programma's op de verschillende beleidsterreinen te vinden. De Uitvoeringsagenda zal, indien nodig, jaarlijks worden geactualiseerd.

De ontwikkeling in het plangebied raakt geen opgaven die zijn opgenomen in de NOVI en draagt bij aan de opgave om de regio sterker en leefbaarder te maken.

Ladder voor Duurzame verstedelijking

De ladder voor duurzame verstedelijking is als procesvereiste opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Hierin is opgenomen dat de toelichting op een ruimtelijk plan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, een beschrijving bevat van de behoefte aan de voorgenomen stedelijke ontwikkeling. Indien blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied kan worden voorzien, bevat de toelichting een motivering daarop en een beschrijving van de mogelijkheid om in die behoefte te voorzien op de gekozen locatie buiten het bestaand stedelijk gebied.

De ontwikkeling vindt plaats in bestaand stedelijk gebied. Omdat slechts één woning mogelijk wordt gemaakt, is geen sprake van een stedelijke ontwikkeling als bedoeld in het kader van de ladder voor duurzame verstedelijking. Toetsing is dan ook niet noodzakelijk.

Conclusie

Het wijzigingsplan is in overeenstemming met het Rijksbeleid.

3.2 Provinciaal Beleid

Het provinciale beleid is uiteengezet in de Omgevingsvisie Provincie Fryslân. De belangrijkste uitgangspunten uit het provinciale beleid zijn in de regelgeving vastgelegd in de Verordening Romte Fryslân. De nieuwe omgevingsverordening is nog niet vastgesteld.

Omgevingsvisie Provincie Fryslân 'De romte diele'

De hoofdambitie van de provincie voor de Friese leefomgeving is brede welvaart in een vitaal, veerkrachtig, karakteristiek en gezond Fryslân. In de Omgevingsvisie werkt de provincie de provinciale ambities, opgaven, doelen en werkwijze voor de komende jaren uit. De werkwijze is gestoeld op negen principes:

Inhoudelijke principes

  • Zuinig ruimtegebruik;
  • Omgevingskwaliteit als ontwerpbasis;
  • Koppelen van ambities;
  • Gezond en veilig.

Samenwerkingsprincipes

  • Rolbewust;
  • Decentraal wat kan;
  • Ja, mits;
  • Aansluiting zoeken;
  • Sturen op proces, ruimer op inhoud.

Dit is vertaald naar vier urgente opgaven die de provincie wil aanpakken:

  • Fryslân houdt de leefomgeving vitaal, leefbaar en bereikbaar;
  • Fryslân zet de energietransitie met kracht voort;
  • Fryslân wordt klimaat-adaptief ingericht;
  • Fryslân versterkt de biodiversiteit.

Toetsing

De opgave ''Fryslân houdt de leefomgeving vitaal, leefbaar en bereikbaar'', bestaat onder meer uit het grootschalig opknappen van bestaande bebouwing en het aanbod van woningen afstemmen op de bevolking. De provincie stimuleert dit. Daarnaast zet de provincie in op zorgvuldig ruimtegebruik en gaat inbreiding boven uitbreiding. Benutting van bestaande locaties en bestaande capaciteit staat voorop. Wanneer in het bestaand gebied niet aan de behoefte kan worden voldaan, wordt pas naar uitbreiding gekeken. De provincie voert periodiek prognoses uit naar de behoefte aan woningbouw en ondersteunt gemeenten met het toepassen van de Ladder voor Duurzame verstedelijking.

In onderhavig plan wordt woningbouw gerealiseerd op een voormalig bedrijfsperceel in Franeker. Hierbij is sprake van het opknappen van een bestaand perceel en zorgvuldig ruimtegebruik. In paragraaf 3.3 is gemotiveerd waarom de woningaantallen passen bij de behoefte. Daarmee is het voornemen in overeenstemming met de provinciale omgevingsvisie.

Verordening Romte Provincie Fryslân

In 2014 is de Verordening Romte Fryslân vastgesteld en deze is in 2018 partieel herzien. In deze verordening is het beleid, zoals verwoord in het Streekplan, vertaald naar regels voor ruimtelijke plannen.

Het plangebied maakt wat betreft de woonpercelen deel uit van bestaand stedelijk gebied als gedefinieerd in de Verordening Romte. De beoogde ontwikkeling van het realiseren van woningen wordt beschouwd als stedelijke ontwikkeling. In de Verordening Romte is een aantal regels van toepassing op het plangebied.

Met betrekking tot het thema Wonen, gelden vanuit de verordening de volgende regels:

  • Een ruimtelijk plan kan mogelijkheden voor woningbouw bevatten indien de aantallen en de kwaliteit van de woningbouw in overeenstemming zijn met een woonplan, dat schriftelijke instemming van Gedeputeerde Staten heeft.
  • In afwijking van het eerste lid kan een ruimtelijk plan een woningbouwproject bevatten dat niet is opgenomen in een woonplan, indien:

1. Het woningbouwproject niet meer dan 3 woningen bevat dan wel, voor zover gelegen binnen het bestaand stedelijk gebied, niet meer dan 11 woningen bevat, en

2. In de plantoelichting is gemotiveerd dat en hoe overschrijding van het woningbouwprogramma kan worden voorkomen door uitwisseling of fasering van projecten.

In paragraaf 3.3 is uiteengezet dat dit past in het gemeentelijk woningbouwprogramma, dat in regionaal verband door de provincie is geaccordeerd. Daarmee is het plan in overeenstemming met het gestelde in de Verordening Romte Fryslân.

3.3 Gemeentelijk Beleid

Woonvisie Waadhoeke 2020-2030

In de Woonvisie Waadhoeke 2020-2030 is het gemeentelijk beleid ten aanzien van wonen en woningbouw geformuleerd. De hoofdlijnen van de woonvisie gelden voor een periode van 10 jaar. Deze hoofdlijnen zijn bedoeld om projecten in gang te zetten die bijdragen aan het langetermijndoel. Jaarlijks actualiseert de gemeente de Uitvoeringsagenda en wordt overwogen of de woonvisie aangepast dient te worden.

De woonvisie is gebaseerd op een regionaal woningmarktonderzoek, waarin cijfers en kennis over wonen van organisaties als makelaars, corporaties, huurdersorganisaties en zorgpartijen, bijeen zijn gebracht.

Tot 2025 is nog een groei in het aantal huishoudens te verwachten van enkele tientallen woningen. Lokaal verschilt dit: in kernen waar de bereikbaarheid en het voorzieningenniveau bovengemiddeld zijn, is vaak genoeg instroom om nog groei te kunnen verwachten. Elders zullen minder courante woningen steeds vaker overtollig raken. Eerst vooral in de sociale huurvoorraad, daarna ook in de koopvoorraad. Per kern is in de woonvisie de woningbehoefte bekeken. In Franeker is volgens het marktonderzoek, dat ten grondslag aan de woonvisie ligt, ruimte voor een toevoeging van 55 tot 75 woningen tot 2030. Ook is ruimte voor meer binnenstedelijke plannen, gemengd grondgebonden en gestapeld, huur en koop, herinvulling van panden, plekken of voor vervanging van woningen.

Alhoewel het project in het plangebied niet concreet is genoemd, voldoet het project in kwalitatieve zin aan het beleid van de woonvisie.

Structuurvisie Stad Franeker 2015-2025

De Structuurvisie Stad Franeker 2015-2025 bevat de hoofdlijnen van de voorgenomen ontwikkeling voor de stad Franeker en de hoofdzaken van het door de gemeente te voeren ruimtelijk beleid. De structuurvisie gaat daarnaast in op de wijze waarop de gemeenteraad zich voorstelt die voorgenomen ontwikkelingen te realiseren dan wel te faciliteren.

In de structuurvisie is opgenomen dat Franeker een grote diversiteit aan woonmilieus heeft te bieden. De ruimtelijke opgave in Franeker betreft het behouden en creëren van een zo aantrekkelijk mogelijk woon- en leefklimaat middels het aanbieden van een diversiteit aan woonmilieus. Hierbij is het uitgangspunt dat herstructurering voorop staat en inbreiding voor uitbreiding gaat.

Toetsing

In dit geval gaat het om de herstructurering van een perceel met een bedrijfsfunctie naar een woonperceel. Daarmee wordt aangesloten op de bestaande woonfunctie in de omgeving en de visie die de gemeente voor dit gebied heeft. Het voornemen is in overeenstemming met de Structuurvisie Stad Franeker.

Welstandsnota

De gemeente heeft haar welstandsbeleid vastgelegd in de Welstandsnota die op 1 juli 2021 is gewijzigd. Voor het plangebied geldt het welstandsregime '19e eeuwse uitbreiding (bijzonder)'. In dit welstandsregime is de bebouwingsdichtheid vrij hoog. Woningen dienen zorgvuldig gedetailleerd te zijn, maar ook sober. Kleur- en materiaalgebruik is over het algemeen traditioneel. De welstandsambitie voor deze gebieden is gericht op het behoud en waar mogelijk het versterken van de bestaande en/of gewenste kwaliteit. De klemtoon ligt op handhaven en respecteren. De voorgenomen woning past binnen het welstandsregime.

Conclusie

Het wijzigingsplan is in overeenstemming met het gemeentelijk beleid.

Hoofdstuk 4 Milieu- En Omgevingsaspecten

4.1 Bedrijven En Milieuzonering

Toetsingskader

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is ruimtelijke afstemming tussen bedrijfsactiviteiten, voorzieningen en gevoelige functies (woningen) noodzakelijk. Bij deze afstemming kan gebruik worden gemaakt van de richtafstanden uit de basiszoneringslijst van de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering' (2009). Een richtafstand kan worden beschouwd als de afstand waarbij onaanvaardbare milieuhinder als gevolg van bedrijfsactiviteiten redelijkerwijs kan worden uitgesloten. In geval van een gemengd gebied kan worden gewerkt met een verkleinde richtafstand.

Toetsing

Het plangebied maakt deel uit van een gemengd gebied waarin (met name aan het begin van de Dr Jelle Bangastraat en het Oud Kaatsveld) zowel bedrijfsfuncties als de woonfunctie voorkomt. Omdat sprake is van een gemengd gebied, kan bij de richtafstanden uit de VNG-brochure één stap terug worden gedaan.

Op basis van het geldende bestemmingsplan zijn in de directe omgeving van het plangebied enkele bedrijven toegestaan tot en met milieucategorie 2. In gemengd gebied geldt hiervoor een richtafstand van 10 meter. Aan deze afstand wordt voldaan omdat het dichtstbijzijnde bedrijfsperceel op circa 20 meter van het plangebied is gelegen. Het wijzigen van een bedrijfsbestemming in een woonbestemming levert qua milieuzonering een verbetering op voor de naburige percelen, die ook een woonbestemming hebben.

4.2 Ecologie

Toetsingskader

Met de Wet natuurbescherming (Wnb) zijn alle bepalingen met betrekkingen tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn in de Nederlandse wetgeving. In de Wnb wordt onderscheid gemaakt tussen gebiedsbescherming en soortenbescherming.

Gebiedsbescherming

De Wnb kent diverse soorten natuurgebieden. De Natura 2000-gebieden zijn door de Minister van Economische Zaken aangewezen gebieden die deel uitmaken van het Europese netwerk van natuurgebieden. Daarnaast bestaat het Natuur Netwerk Nederland (NNN) uit gebieden die worden aangewezen in de provinciale verordening. Binnen de NNN-gebieden mogen in beginsel geen ruimtelijke ontwikkelingen plaatsvinden.

Toetsing

Het plangebied maakt geen deel uit van beschermde gebieden als Natura 2000 en Natuur Netwerk Nederland. Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied is de Waddenzee op circa 8,5 kilometer afstand tot het plangebied. Het plangebied is gelegen binnen bestaand stedelijk gebied. Binnen het plangebied wordt een bedrijfslocatie getransformeerd tot een woonperceel. Gezien deze functiewijziging en het lage aantal woningen neemt het aantal verkeersbewegingen van en naar het plangebied niet toe. Daarom kan redelijkerwijs gesteld worden dat de ontwikkeling in het plangebied geen significante gevolgen heeft voor omringende beschermde natuurgebieden.

Natura 2000-gebieden: stikstofdepositie

Het dichtstbijzijnde stikstofgevoelige Natura 2000-gebied ligt op meer dan 8 kilometer afstand tot het plangebied. In het plangebied wordt een bedrijfslocatie getransformeerd tot een woonperceel. In de huidige situatie is, ten aanzien van het bedrijfsperceel, de verkeersgeneratie hoger dan in de toekomstige situatie. Per saldo zal er in de toekomstige situatie dus sprake zijn van een verlaging van stikstofuitstoot.


Soortenbescherming

In de Wnb wordt onderscheid gemaakt tussen soorten die worden beschermd in de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn en daarnaast de overige soorten. De Wnb bevat onder andere verbodsbepalingen ten aanzien van het opzettelijk vernielen of beschadigen van nesten, als bedoeld in artikel 1 van de Vogelrichtlijn.

Toetsing

Er vinden geen sloop-, kap- of dempingswerkzaamheden plaats binnen het plangebied. Het bestaande gebouw wordt slechts verbouwd tot woning. Op voorhand kan daarom worden ingeschat dat er geen beschermde soorten zullen worden aangetast. Ecologisch onderzoek is hier daarom niet aan de orde.

Wel geldt te allen tijde de zorgplicht. Er kunnen enkele meer algemene soorten voorkomen in het plangebied waarvoor een vrijstelling geldt in geval van schade aan deze soorten. Aan de zorgplicht kan worden voldaan door zo te werk te gaan dat dieren de kans krijgen om te vluchten naar habitat buiten de invloedssfeer van de werkzaamheden of door dieren naar dergelijke habitat te verplaatsen.

4.3 Bodem

Toetsingskader

Met het oog op een goede ruimtelijke ordening moet bij ruimtelijke ontwikkelingen worden aangetoond dat de bodem geschikt is voor het beoogde functiegebruik. Ter plaatse van locaties die verdacht worden van bodemverontreiniging, moet ten minste verkennend bodemonderzoek worden uitgevoerd. In geval van verontreinigingen is de Wet bodembescherming van toepassing. In de wet is geregeld dat als ter plaatse van een plangebied ernstige verontreinigingen worden aangetroffen, er sprake is van een saneringsgeval.

Toetsing

De gronden zijn in de huidige situatie bestemd voor gemengde doeleinden. Ter plaatse heeft voorheen een bedrijf gezeten. Dit was een houtconserveringsbedrijf. In 1999 heeft de Gemeente verkennend onderzoek uitgevoerd dat heeft geresulteerd in een onderzoeksrapport. In dit geval krijgt de bedrijfsbestemming een woonbestemming en kan niet zonder meer worden gezegd dat de grond hier geschikt voor is. Hier is onderzoek naar gedaan, dat is opgenomen uit bijlage 1. Uit het onderzoek wordt geconcludeerd dat de verwachting is dat ter plaatse van onderzoekslocatie geen of nauwelijks bodemverontreiniging aanwezig is. De wijziging van de bedrijfs- naar de woonbestemming levert vanuit 'bodem' geen belemmeringen op.

4.4 Geluid

Toetsingskader

Op grond van de Wet geluidhinder geldt rond wegen met een maximumsnelheid hoger dan 30 km/uur en bij spoorwegen en inrichtingen die 'in belangrijke mate geluidhinder veroorzaken', een geluidzone. Bij de ontwikkeling van nieuwe geluidsgevoelige objecten binnen deze geluidzones, moet in principe akoestisch onderzoek worden uitgevoerd om aan te tonen dat de ontwikkeling voldoet aan de voorkeursgrenswaarden die in de wet zijn vastgelegd. Voor de geluidsbelasting aan de buitengevels van woningen en andere geluidsgevoelige bestemmingen binnen de wettelijke geluidzone van een weg, geldt een voorkeursgrenswaarde van 48 dB.

Toetsing

Het plangebied ligt niet binnen een geluidzone van een spoorlijn of industrieterrein. Het plangebied ligt aan de Dr Jelle Bangastraat. Hier geldt een maximaal toegestane snelheid van 30 km/uur. Omdat het plangebied in een 30 km/uur-gebied ligt, is geen sprake van een geluidszone langs een weg. Daarom kan zonder onderzoek worden aangenomen dat geen sprake is van wegverkeerslawaai ter plaatste van de voorgenomen woning. Ten aanzien van de Wet geluidhinder zijn geen belemmeringen voor het wijzigingsplan te verwachten.

4.5 Water

Toetsingskader

Van groot belang voor de ruimtelijke ordeningspraktijk is de wettelijk verplichte 'watertoets'. De watertoets kan worden gezien als een procesinstrument dat moet waarborgen dat gevolgen van ruimtelijke ontwikkelingen voor de waterhuishouding meer expliciet worden afgewogen. Belangrijk onderdeel van de watertoets is het vroegtijdig afstemmen van ontwikkelingen met de betrokken waterbeheerder. Het onderhavige plangebied ligt in het beheersgebied van Wetterskip Fryslân.

Toetsing

Het project is via de digitale watertoets kenbaar gemaakt bij Wetterskip Fryslân. In Bijlage 2 is de watertoets opgenomen. Hieruit blijkt dat er geen waterschapsbelang geldt voor dit plan, omdat uitsluitend sprake is van een functiewijziging en de bestaande bebouwing behouden blijft.

Waterkwantiteit

In de huidige situatie is het plangebied vrijwel volledig verhard. Het bestaande bedrijfsgebouw wordt getransformeerd tot woning. De gronden rondom de woning gaan dienstdoen als tuin. De verwachting is dat een deel van de gronden in de toekomstige situatie niet meer is verhard. Omdat in de huidige situatie alles verhard is, kan de verharding niet toenemen en is de verwachting dat deze afneemt. Er is geen watercompensatie noodzakelijk.

4.6 Luchtkwaliteit

Toetsingskader

In hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer zijn de grenswaarden op het gebied van de luchtkwaliteit vastgelegd. Daarbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk met name de grenswaarden voor stikstofdioxide (NO2) en fijnstof (PM10) van belang. Projecten die slechts in zeer beperkte mate bijdragen aan de luchtverontreiniging zijn op grond van de algemene maatregel van bestuur 'Niet in betekenende mate bijdragen' (Besluit NIBM) vrijgesteld van toetsing aan de grenswaarden. Tevens moet worden bekeken of de luchtkwaliteit ter plaatse voldoende is voor de voorgenomen functie.

Toetsing

Volgens de Grootschalige Concentratie- en Depositiekaarten Nederland is er in de directe omgeving van het plangebied sprake van een goede luchtkwaliteit. Dit vormt geen belemmering voor de uitvoering van dit plan.

In het plangebied wordt slechts één woning gerealiseerd. Dit aantal is dusdanig klein, dat op voorhand gesteld kan worden dat dit niet in betekenende mate bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Het project valt ook onder de NIBM-regeling.

4.7 Archeologie

Toetsingskader

Per 1 juli 2016 is de Monumentenwet 1988 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan in de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over in de Omgevingswet wanneer deze in werking treedt. Dit geldt ook voor de verordeningen, ruimtelijke plannen, vergunningen en ontheffingen op het gebied van archeologie. Vooruitlopend op de datum van de inwerkingtreding van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is. De kern van de wet is dat wanneer de bodem wordt verstoord, archeologische resten intact moeten blijven. Als dit niet mogelijk is, is opgraving een optie.

FAMKE

Voor een globaal inzicht in mogelijke waarden heeft de provincie de Friese Archeologische Monumentenkaart Extra (FAMKE) gepubliceerd. De FAMKE bestaat uit twee advieskaarten, één voor de periode steentijd-bronstijd (300.000 - 800 v.Chr.), en één voor de periode ijzertijd-middeleeuwen (800 v.Chr. - 1500 n.Chr.).

Conform de steentijd-bronstijd advieskaart is geen onderzoek noodzakelijk, ongeacht de grootte van de ontwikkeling. Conform de ijzertijd-middeleeuwen advieskaart valt het plangebied binnen het gebied 'karterend onderzoek 1', waar voor ontwikkelingen met een minimale oppervlakte van 500 m² archeologisch onderzoek noodzakelijk is.

Toetsing

In dit geval wordt het bestaande bedrijfsgebouw getransformeerd tot een woning. Hiervoor worden niet of nauwelijks extra gronden geroerd. De grenswaarde van 500 m2 wordt hoe dan ook niet overschreden. Bovendien zijn mogelijke archeologische waarden in het plangebied reeds aangetast ten tijde van de bouw van het huidige gebouw.

Omdat de grenswaarde niet wordt overschreden en mogelijk archeologische waarden reeds verstoord zijn, is geen nader archeologisch onderzoek noodzakelijk.

4.8 Cultuurhistorie

Toetsingskader

Goede ruimtelijke ordening betekent een integrale afweging van alle belangen die een effect hebben op de kwaliteit van de ruimte. Een van die belangen is cultuurhistorie. Per 1 januari 2012 is in het kader van de modernisering van de monumentenzorg (MOMO) in het Besluit ruimtelijke ordening van het Rijk opgenomen dat gemeenten bij het maken van ruimtelijke plannen rekening moeten houden met cultuurhistorische waarden.

Toetsing

Om te onderzoeken of sprake is van cultuurhistorische waarden is gebruikgemaakt van de Cultuurhistorische Kaart Fryslân. Hieruit komt naar voren dat geen sprake is van specifieke cultuurhistorische waarden binnen het plangebied.

4.9 Externe Veiligheid

Toetsingskader

Externe veiligheid gaat over het beheersen van risico's die ontstaan voor de omgeving bij het gebruik, de opslag en het vervoeren van gevaarlijke stoffen, zoals vuurwerk, LPG en munitie. Sinds een aantal jaren is er wetgeving over externe veiligheid om de burger niet onnodig aan te hoge risico's bloot te stellen. De normen voor externe veiligheid zijn vastgelegd in onder andere het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), het Besluit externe veiligheid transportroutes (BEVT) en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).

Het externe veiligheidsbeleid heeft vorm gekregen in de risicobenadering. Er wordt getoetst aan twee verschillende normen: het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Ten aanzien van het plaatsgebonden risico geldt een kans van 10-6 als grenswaarde. Dit betekent dat binnen de zogenaamde PR 10-6-contour geen nieuwe kwetsbare objecten mogen worden toegestaan. Voor ontwikkeling van nieuwe beperkt kwetsbare objecten geldt deze norm als streefwaarde. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het onderscheid tussen kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten is vastgelegd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

Toetsing

De dichtstbijzijnde risicocontour van een risicovolle inrichting ligt op circa 1.100 meter afstand tot het plangebied. Het gaat om het bedrijf Sijtsma & Zn. Dit bedrijf verhuurt onder andere aardappelrooiers. Door de grote afstand tot de risicocontour heeft de aanwezigheid van dit bedrijf geen gevolgen voor de beoogde ontwikkeling. De risicovolle inrichting die daaropvolgend het dichtstbijzijnd gevestigd is, is Vuurwerkgigant Franeker. De risicocontour van deze inrichting ligt op circa 1.500 meter afstand tot het plangebied. Ook deze inrichting heeft dus geen invloed op het plangebied.

In nabijheid van het plangebied bevinden zich geen transportroutes die worden gebruikt voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. Daarnaast ligt de dichtstbijzijnde buisleiding op circa 1000 meter van het plangebied. Het invloedsgebied van deze buisleiding reikt niet verder dan 100 meter. Dit heeft dus geen invloed op het plangebied.

Er is geen sprake van belemmeringen voor de ontwikkeling van het plangebied door risicovolle inrichtingen, transportroutes en buisleidingen. Ook wordt in het plangebied geen risicovolle inrichting mogelijk gemaakt. Het aspect externe veiligheid staat de beoogde ontwikkeling daarom niet in de weg.

4.10 Kabels En Leidingen

Toetsingskader

In (de omgeving van) het plangebied kunnen kabels en leidingen aanwezig zijn die beperkingen opleggen voor de bouwmogelijkheden in het plangebied. Hierbij valt te denken aan hoogspanningsverbindingen, waterleidingen en straalpaden. Bij leidingen, zoals gas-, water- en rioolpersleidingen, volgen deze belemmeringen uit het zakelijk recht. Bij hoogspanningsverbindingen gaat het om veiligheid en gezondheid. De beperkingen bij straalpaden zijn van belang voor het goed functioneren van de straalpaden.

Toetsing

Binnen het plangebied is geen sprake van kabels en leidingen waar rekening mee gehouden dient te worden. Het aspect kabels en leidingen vormt daarmee geen belemmering voor dit wijzigingsplan.

4.11 Vormvrije M.e.r.-beoordeling

Toetsingskader

In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het omgevingsvergunningsplan m.e.r.-plichtig, project-m.e.r.-plichtig of m.e.r.-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r.-drempelwaarden opgenomen. Indien een activiteit onder de drempelwaarden blijft dient alsnog een vormvrije m.e.r.-beoordeling uitgevoerd te worden, waarbij onderzocht dient te worden of de activiteit belangrijke nadelige gevolgen heeft voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële (milieu)effecten.

Toetsing

In dit geval is slechts sprake van een perceelsgebonden ontwikkeling, waarbij een vrijstaande woning wordt gerealiseerd. Er is geen sprake van aanleg van infrastructuur of andere voorzieningen ten behoeve van de woningbouw. Daarmee is geen sprake van een stedelijke ontwikkeling in het kader van het Besluit m.e.r. Het is daarom dan ook niet noodzakelijk om een vormvrije m.e.r.-notitie op te stellen.

Hoofdstuk 5 Juridische Toelichting

Verbeelding

Een bijbehorende verbeelding maakt deel uit van dit wijzigingsplan Na het onherroepelijk worden van het wijzigingsplan maakt de verbeelding deel uit van het bestemmingsplan Franeker - Noord en Oost.

Op de verbeelding zijn de gronden 'Wonen - 2' bestemd conform de standaardregeling van de gemeente. De bouw- en bestemmingsvlakken in het plangebied zijn afgestemd op de begrenzing van het perceel en de standaarden van de gemeente zoals ook toegepast op de omliggende percelen.

Regels

De regels die deel uitmaken van het bestemmingsplan Franeker - Noord en Oost zijn onverkort van toepassing op dit wijzigingsplan. De bestemmingsregels die van toepassing zijn op het plangebied van het wijzigingsplan betreffen in dit geval die van de bestemming 'Wonen - 2'.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

Vooroverleg

In het kader van het vooroverleg ex artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is het wijzigingsplan eerst voorgelegd aan de betrokken overleginstanties.

Reactie Provincie Fryslân

Provincie Fryslân heeft gebruik gemaakt van het vooroverleg door een reactie in te dienen. De reactie gaat in op twee punten:

Ten eerste geeft de provincie Fryslân aan dat in de toelichting is omschreven dat een quickscan flora en fauna niet noodzakelijk is, omdat het slechts om een interne verbouwing van het pand gaat. De provincie wijst er echter op dat wanneer de dakopbouw gewijzigd wordt, er wel degelijk een quickscan naar beschermde soorten noodzakelijk is.

Daarnaast adviseert de Provincie Fryslân om een archeologische dubbelbestemming in het plan toe te passen, overeenkomstig met de regeling van het FAMKE dat bij ingrepen met een minimale oppervlakte van 500 m2 een archeologisch onderzoek noodzakelijk is.

Reactie gemeente

De gemeente geeft aan dat er geen sprake is van verbouwwerkzaamheden in de dakconstructie. Een quickscan flora en fauna is dus niet noodzakelijk. Bovendien zijn eventuele verbouwwerkzaamheden ook al mogelijk op basis van de huidige planologische mogelijkheden en geldt te allen tijde de zorgplicht. Daarnaast acht de gemeente het niet noodzakelijk om een archeologische dubbelbestemming toe te passen in het plan. De oppervlakte van het plangebied blijft ruim onder de grenswaarde. Eventuele vertaling van het FAMKE in de plannen zal worden gedaan in het kader van het nieuwe omgevingsplan wanneer deze wordt opgesteld.

Ontwerpfase en zienswijzen

Het ontwerpwijzigingsplan heeft vervolgens gedurende zes weken ter inzage gelegd. Gedurende deze zes weken is een ieder in de gelegenheid gesteld zijn zienswijze voor het ontwerpwijzigingsplan kenbaar te maken. Hiervan is geen gebruik gemaakt.

Vaststelling

Het wijzigingsplan is vervolgens, door het college op 6 december 2022 vastgesteld. Het besluit tot vaststelling wordt gepubliceerd en het wijzigingsplan ligt zes weken ter inzage. Tijdens die periode bestaat de mogelijkheid om beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State tegen het besluit en het plan.

6.2 Economische Uitvoerbaarheid

Voor de uitvoerbaarheid van het plan is het van belang te weten of het economisch uitvoerbaar is. De economische uitvoerbaarheid wordt enerzijds bepaald door de exploitatie van het plan (financiële haalbaarheid) en anderzijds door de wijze van kostenverhaal van de gemeente (grondexploitatie).

Financiële haalbaarheid

Het wijzigingsplan vormt het toetsingskader voor een particuliere ontwikkeling. De initiatiefnemer heeft aannemelijk gemaakt dat het plan financieel haalbaar is.

Grondexploitatie

Doel van de in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) opgenomen grondexploitatieregeling is het bieden van ruimere mogelijkheden voor het kostenverhaal en het creëren van meer sturingsmogelijkheden. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen de publiekrechtelijke weg via een exploitatieplan en de privaatrechtelijke weg in de vorm van overeenkomsten. In het geval van een exploitatieplan kan de gemeente eisen en regels stellen voor de desbetreffende gronden, (woning)bouwcategorieën en fasering. Bij de privaatrechtelijke weg worden dergelijke afspraken in een (anterieure) overeenkomst vastgelegd.

Tussen gemeente en initiatiefnemer is een anterieure overeenkomst gesloten. Ook is een planschadeverhaalsovereenkomst gesloten. Op grond hiervan is de economische uitvoerbaarheid geborgd.

Bijlage 1 Bodemonderzoek

Bijlage 1 Bodemonderzoek

Bijlage 2 Watertoets

Bijlage 2 Watertoets