KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch - Agrarisch Bedrijf
Artikel 4 Waarde - Archeologie
Artikel 5 Waarde - Beschermd Dorpsgezicht
Artikel 6 Waarde - Open Gebied
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 7 Anti-dubbeltelregel
Artikel 8 Algemene Gebruiksregels
Artikel 9 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 10 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 11 Overgangsrecht
Artikel 12 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Ligging Plangebied
1.3 Planologische Regeling
1.4 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Huidige En Toekomstige Situatie
2.1 Huidige Situatie
2.2 Voorgenomen Initiatief
2.3 Verkeer En Parkeren
2.4 Ruimtelijke Inpassing
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Rijksbeleid
3.2 Provinciaal Beleid
3.3 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 4 Milieu- En Omgevingsaspecten
4.1 Milieuzonering
4.2 Geluid
4.3 Water
4.4 Bodem
4.5 Archeologie
4.6 Cultuurhistorie
4.7 Ecologie
4.8 Externe Veiligheid
4.9 Luchtkwaliteit
4.10 Kabels, Leidingen En Zoneringen
Hoofdstuk 5 Juridische Regeling
5.1 Algemeen
5.2 Toelichting Op De Bestemmingen En Aanduidingen
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
6.1 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
6.2 Economische Uitvoerbaarheid En Grondexploitatie
Bijlage 1 Erfinrichtings- En Beplantingsplan Dijkwal 1 En 2
Bijlage 1 Landschappelijk Inpassingsplan
Bijlage 2 Definitieve Uitgangspuntennotitie Waterschap
Bijlage 3 Geluidsonderzoek 11-3-2021
Bijlage 4 Geluidsmemo 8-3-2022
Bijlage 5 Stikstofonderzoek 25-11-2020
Bijlage 6 Memo Stikstofberekening 22-2-2022
Bijlage 7 Stikstofberekening 21-2-2022
Bijlage 8 Notitie Effecten Op Akker- En Weidevogels
Bijlage 9 Vooroverlegreactie Provincie
Bijlage 10 Vooroverlegreactie Waterschap
Bijlage 11 Verslag Hoorcommissie (D.d. 23-08-2021)
Bijlage 12 Zienswijzennota

Oudeschans, Dijkwal 1 en 2

Bestemmingsplan - Gemeente Westerwolde

Vastgesteld op 22-06-2022 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen


In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan:

het bestemmingsplan Oudeschans, Dijkwal 1 en 2 met identificatienummer NL.IMRO.1950.BP2006-vs02 van de gemeente Westerwolde;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aanbouw:

een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is aangebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.4 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.5 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.6 agrarisch bedrijf:

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren;

1.7 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.8 bebouwingspercentage:

een in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van het terrein aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd met gebouwen en bijbehorende bouwwerken;

1.9 bedrijfsgebouw:

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

1.10 bedrijfswoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;

1.11 bestaand:

  1. a. bebouwing die op het tijdstip van terinzagelegging van het bestemmingsplan als ontwerp, aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouw- of omgevingsvergunning met uitzondering van bebouwing die gebouwd is zonder bouw- of omgevingsvergunning en in strijd is met het op dat tijdstip geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat bestemmingsplan;
  2. b. gebruik van gronden en bebouwing dat op het tijdstip van het van kracht worden van het gebruiksverbod bestond, met uitzondering van gebruik dat in strijd is met het op dat tijdstip geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat bestemmingsplan;

1.12 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.13 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.14 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.15 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.16 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.17 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel;

1.18 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;

1.19 bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.20 bijgebouw:

een opzichzelfstaand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.21 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.22 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.23 grondgebonden agrarische bedrijfsvoering:

een agrarische bedrijfsvoering die hoofdzakelijk niet in gebouwen plaatsvindt, waarbij het gebruik van agrarische gronden noodzakelijk is voor het functioneren van het bedrijf;

1.24 huishouden:

een of meer personen in een woning of een woonruimte, waaronder mede begrepen de inwoning, al dan niet bij wijze van mantelzorg, met eigen voorzieningen van verwanten of andere personen en met een gezin gelijk te stellen samenlevingsvormen;

1.25 intensief veehouderijbedrijf:

een bedrijf met een in hoofdzaak niet grondgebonden agrarische bedrijfsvoering die is gericht op het houden van dieren, zoals een rundveemesterij (exclusief vetweiderij), varkens-, vleeskalver-, pluimvee-, of pelsdierhouderij, of een combinatie van deze bedrijfsvormen, alsmede naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijfsvormen;

1.26 kampeermiddel:

een tent, een tentwagen, een kampeerauto, een caravan of een stacaravan, dan wel enig ander daarmee vergelijkbaar voertuig of onderkomen, dat geheel of ten dele is bestemd of opgericht dan wel wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;

1.27 landschappelijke waarden:

de cultuurhistorische en de visuele waarden van het landschap;

1.28 niet-grondgebonden agrarische bedrijfsvoering:

een agrarische bedrijfsvoering die hoofdzakelijk in gebouwen plaats vindt en die als zodanig niet afhankelijk is van agrarische gronden als productiemiddel;

1.29 nutsvoorziening:

een voorziening ten behoeve van de telecommunicatie en de gas-, water- en elektriciteitsdistributie alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen en zendmasten;

1.30 overkapping:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder wanden dan wel met ten hoogste één wand;

1.31 peil:

  1. a. indien op het land wordt gebouwd:
    1. 1. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:

de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;

    1. 1. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst:

de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;

  1. b. indien op of in het water wordt gebouwd: het Normaal Amsterdams Peil;

1.32 productiegebonden detailhandel:

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, geteeld, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;

1.33 woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

Artikel 2 Wijze Van Meten


Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.2 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals goten van dakkapellen en verbindingen tussen gebouwen;

2.3 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch - Agrarisch Bedrijf

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. gebouwen en overkappingen ten behoeve van:
    1. 1. agrarische bedrijven met een in hoofdzaak grondgebonden agrarische bedrijfsvoering;
    2. 2. bedrijfswoningen;
  2. b. aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij een bedrijfswoning;
  3. c. tuinen, erven en terreinen;
  4. d. een ontsluitingsweg, ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting'

met daaraan ondergeschikt:

  1. e. dijklichamen en wallen;
  2. f. groenvoorzieningen;
  3. g. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  4. h. nutsvoorzieningen;

met de daarbijbehorende:

  1. i. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

3.2 Bouwregels

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen, ten behoeve van een goede woonsituatie, de milieusituatie, de sociale veiligheid, de verkeersveiligheid, een goede landschappelijke inpassing en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing.

3.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een intensief veehouderijbedrijf.
  2. b. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, anders dan de verkoop van eigen en streekeigen producten;
  3. c. het gebruik van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting' anders dan voor ontsluitingsweg, met dien verstande dat uitsluitend deze weg uitsluitend gebruikt mag worden voor de afwikkeling van het verkeer ten behoeve van de bedrijfsvoering van het (aangrenzende) agrarische bedrijf;

3.5 Voorwaardelijke verplichting

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van nieuw op te richten gebouwen zonder realisatie en instandhouding van de landschappelijke inpassing, conform het in bijlage 1 bij de regels opgenomen erfinrichtings- en beplantingsplan Dijkwal 1 en 2.
  2. b. in afwijking van het bepaalde onder a mag een nieuw op te richten bedrijfswoning op het perceel Dijkwal 2 overeenkomstig de in lid 3.1 opgenomen bestemmingsomschrijving worden gebruikt, uitsluitend indien en voor zover binnen een jaar na gereedmelding van dit gebouw uitvoering wordt gegeven aan de aanleg en instandhouding van de bij die fase behorende landschapsmaatregelen;
  3. c. in afwijking van het bepaalde onder a mogen nieuw op te richten bedrijfsgebouwen overeenkomstig de in lid 3.1 opgenomen bestemmingsomschrijving worden gebruikt, uitsluitend indien en voor zover binnen een jaar na gereedmelding van een van de gebouwen uitvoering wordt gegeven aan de aanleg en instandhouding van de bij die fase behorende landschapsmaatregelen.

Artikel 4 Waarde - Archeologie

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud, herstel en de ontwikkeling van de archeologisch waarden.

4.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 5 Waarde - Beschermd Dorpsgezicht

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Beschermd dorpsgezicht' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud, herstel en de uitbouw van de in paragraaf 2.1 van de toelichting aangegeven cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het gebied en zijn bebouwing.

5.2 Bouwregels

5.3 Afwijken van de bouwregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de in paragraaf 2.1 van de toelichting aangegeven cultuurhistorische ruimtelijke waarden van het gebied en zijn bebouwing, kan met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  1. a. het bepaalde in lid 5.2.1 sub a in die zin dat een hoofdgebouw gedeeltelijk wordt voorzien van een plat dak;
  2. b. het bepaalde in lid 5.2 in die zin dat wordt afgeweken het in die regels genoemde kleur- en materiaalgebruik,

5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 6 Waarde - Open Gebied

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waarde - Open gebied’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en) mede bestemd voor het behoud, herstel en ontwikkeling van het open gebied.

6.2 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in elk geval wordt begrepen:

  1. a. het gebruik van de gronden voor nieuwe houtteelt;
  2. b. het gebruik van de gronden voor de aanleg van bossen en boomgaarden.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 7 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 8 Algemene Gebruiksregels

8.1 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met de bestemmingen, wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
  2. b. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een prostitutie;
  3. c. het gebruik van de gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden;
  4. d. het storten van puin en afvalstoffen;
  5. e. de stalling en opslag van aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken voer-, vaar- of vliegtuigen;
  6. f. het gebruik van de gronden voor het plaatsen en/of aanbrengen van niet-perceelsgebonden handelsreclame en of reclame voor ideële doeleinden of overtuigingen.

Artikel 9 Algemene Afwijkingsregels

Met een omgevingsvergunning kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de milieusituatie, de sociale veiligheid, de verkeersveiligheid, een goede landschappelijke inpassing en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, worden afgeweken van:

  1. a. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen en percentages, met uitzondering van de oppervlaktematen, tot ten hoogste 10% van die maten, afmetingen en percentages;
  2. b. de bestemmingsregels en toestaan dat het beloop of profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geeft;
  3. c. de bestemmingsregels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
  4. d. de bestemmingsregels en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van zend-, ontvang-, sirene- en/of antennemasten wordt vergroot tot ten hoogste 15,00 m;
  5. e. de regels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot ten hoogste 10,00 m, met uitzondering van reclamemasten, welke ten hoogste 6,00 m mogen bedragen;
  6. f. het bepaalde ten aanzien van het bouwen van gebouwen binnen het bouwvlak en toestaan dat de grenzen van het bouwvlak naar de buitenzijde met ten hoogste 1,50 m worden overschreden door:
    1. 1. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen en schoorstenen;
    2. 2. uithangborden;
    3. 3. gevel- en kroonlijsten en overstekende daken;
    4. 4. erkers over maximaal de halve gevelbreedte, ingangspartijen, luifels, balkons en galerijen.

Artikel 10 Overige Regels

10.1 Voldoende parkeergelegenheid

  1. a. Een bouwwerk, waarvan een behoefte aan parkeergelegenheid wordt verwacht, kan niet worden gebouwd of gebruikt wanneer op het bouwperceel of in de omgeving daarvan niet in voldoende parkeergelegenheid is voorzien en in stand wordt gehouden.
  2. b. De omgevingsvergunning voor het bouwwerk wordt beoordeeld aan de hand van de parkeernormen in de CROW-uitgave 2018 ‘Toekomstbestendig parkeren. Van parkeerkencijfers naar parkeernormen’ (publicatie 381), met dien verstande dat indien voornoemde uitgave gedurende de planperiode worden gewijzigd, rekening wordt gehouden met die wijziging.
  3. c. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in sub a en worden toegestaan dat in minder dan voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien, mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 11 Overgangsrecht

11.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. b. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig ontheffing verlenen van sublid a. voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het sublid a. met maximaal 10 %.
  3. c. Sublid a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

11.2 Overgangsrecht gebruik

  1. a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in sublid a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. c. Indien het gebruik, bedoeld in sublid a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. d. Sublid a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 12 Slotregel

Deze regels kunnen worden aangehaald onder de titel:

Regels deel uitmakende van het bestemmingsplan Oudeschans, Dijkwal 1 en 2 van de gemeente Westerwolde.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Aan de Dijkwal 1 en 2 te Oudeschans is een akkerbouwbedrijf gevestigd. Het bedrijf houdt zich bezig met het telen van pootaardappelen. De eigenaren hebben het voornemen om hun bedrijfsactiviteiten te verplaatsen. Hiervoor willen zij een tweetal nieuwe opslagloodsen direct ten oosten van de bestaande loods bouwen.

Daarnaast is op het perceel Dijkwal 2 in de zomer van 2020 de bedrijfsloods inclusief bedrijfswoning afgebrand. Het voornemen is om de afgebrande bedrijfswoning te vervangen door een nieuwe bedrijfswoning. Tot slot is het de bedoeling een nieuwe ontsluitingsweg voor het bedrijf aan te leggen aan de oostzijde van het plangebied die vervolgens in oostelijke richting aansluit op de Oudeschanskerweg.

Voor de totstandkoming van de toekomstige erfinrichting hebben de eigenaren samen met de gemeente en Libau een erfinrichtingsplan opgesteld waarbij de maatwerkmethode is toegepast onder begeleiding van een onafhankelijke deskundige op het gebied van stedenbouw en landschapsarchitectuur.

Planologisch gezien is op het bouwperceel al enige uitbreidingsmogelijkheid om de ontwikkeling binnen het bouwvlak te realiseren. Het bouwvlak ligt nu zowel op het perceel Dijkwal 1 als het perceel Dijkwal 2. Dit betekent dat er verspreid over het plangebied bedrijfsgebouwen gerealiseerd kunnen worden, hetgeen kan leiden tot een onevenwichtige ordening van de bedrijfsgebouwen. Vandaar dat de bouw van de nieuwe loodsen zijn voorzien aan de oostzijde van de bestaande loods. Ook vanuit landschappelijk én cultuurhistorisch oogpunt levert dit een kwaliteitsverbetering op. Dit betekent wel dat de situering van de bouwvlakken gewijzigd dienen te worden. Het gaat nadrukkelijk niet om de uitbreiding van een agrarisch bedrijf. Er wordt beoogd om het bouwvlak geconcentreerder en qua oppervlakte kleiner op het perceel te situeren.

De beoogde ontwikkeling is op basis van het geldende bestemmingsplan niet mogelijk (zie ook paragraaf 1.3). De gemeente Westerwolde wil medewerking verlenen aan het mogelijk maken van het initiatief. Dit bestemmingsplan vormt het juridisch-planologisch kader waarbinnen de ontwikkeling en mogelijk worden gemaakt. Met dit bestemmingsplan ontstaat een agrarisch bouwperceel tot een omvang van 1,263 hectare. In de huidige situatie is sprake van een agrarisch bouwperceel met een omvang van 1,44 hectare. Er is derhalve sprake van een planologische afname qua bouwmogelijkheden.

1.2 Ligging Plangebied

Het plangebied van dit bestemmingsplan omvat de bestaande bedrijfskavels van het bedrijf en een kavel akkerbouwgrond waarop de ontwikkeling plaatsvindt. Dit perceel, gelegen aan de Dijkwal 1 en 2, ligt in het buitengebied van de gemeente Westerwolde even ten zuiden van de historische kern van Oudeschans. De nieuwe erfontsluitingsweg maakt tevens deel uit van het plangebied.

De ligging en begrenzing van het plangebied is weergegeven in figuur 1.1.

afbeelding "i_NL.IMRO.1950.BP2006-vs02_0001.png"

Figuur 1.1 De ligging van het plangebied

1.3 Planologische Regeling

Het plangebied is geregeld in twee verschillende bestemmingsplannen. Deze worden hierna beschreven.

Bestemmingplan 'Oudeschans'

Het grootste gedeelte van het plangebied is gelegen in het bestemmingplan 'Oudeschans', dat door de voormalige gemeenteraad van Bellingwolde op 17 april 2003 is vastgesteld.

Het plangebied is hierin bestemd als 'Agrarische bedrijven'. Binnen de bestemming zijn agrarische bedrijven met in hoofdzaak een grondgebonden agrarische bedrijfsvoering toegestaan. Het aantal bedrijfswoningen bedraagt niet meer dan één bedrijfswoning per agrarisch bedrijf. Dit betekent dat er planologisch gezien twee bedrijfswoningen zijn toegestaan aangezien het plangebied uit twee agrarische percelen bestaat. De bebouwing dient binnen het aangeven 'bouwvlak' gebouwd te worden.

Daarnaast ligt het plangebied binnen de dubbelbestemming 'Beschermd dorpsgezicht'. Deze bestemming is bedoeld voor het behoud, herstel en de uitbouw van de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het gebied en zijn omgeving. Paragraaf 4.6 gaat hier nader op in.

De beoogde ontwikkeling van de twee bedrijfsgebouwen vallen gedeeltelijk binnen de bestemming 'Agrarische bedrijven'. Echter geldt dat er ter plaatse geen sprake is van een bouwvlak, waardoor de ontwikkeling van de loodsen in strijd zijn met het geldende bestemmingsplan 'Oudeschans'.

Daarnaast ligt in het geldende bestemmingsplan een bouwvlak rondom de bouwcontouren van de voormalige bedrijfswoning aan de Dijkwal 2. De exacte locatie van de nieuw te bouwen bedrijfswoning, ter vervanging van de afgebrande bedrijfswoning, staat echter nog niet vast en zijn in de toekomstige situatie geen bedrijfsgebouwen voorzien op deze locatie. De bouwmogelijkheden worden daarom verplaatst naar de locatie aan de Dijkwal 1. Wel is ter plaatse nog een bouwvlak nodig voor de bouw van een bedrijfswoning.

Figuur 1.2 geeft een uitsnede van de plankaart behorende bij het geldende bestemmingsplan weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.1950.BP2006-vs02_0002.png"

Figuur 1.2 Uitsnede geldend bestemmingsplan 'Oudeschans'

Bestemmingsplan Buitengebied

De gronden van de oostkant en westkant van het plangebied zijn gelegen in het bestemmingsplan 'Buitengebied 1998' dat door de voormalige gemeenteraad van Bellingwolde op 9 juli 1998 is vastgesteld. Figuur 1.3 geeft een uitsnede van de plankaart behorende bij het geldende bestemmingsplan weer.

Het plangebied is hierin bestemd als 'Agrarisch gebied met een open landschap'. Binnen de bestemming zijn agrarische bedrijven toegestaan. Tevens is de aanduiding 'geen bedrijfswoning toegestaan' van toepassing. Dit betekent dat er ter plaatse geen bedrijfswoningen zijn toegestaan. De bebouwing dient binnen het aangeven 'agrarisch bouwperceel' gebouwd te worden. In figuur 1.4 zijn de bouwvlakken van bestemmingsplan 1998 schematisch weergegeven ten opzichte van de huidige bebouwing. Binnen het aanduidingsvlak bedraagt het bebouwingspercentage 70%. Dit komt neer op circa 3.500 m2 per aanduidingsvlak en betekent concreet dat de twee bedrijfsgebouwen van elk 2.000 m2 op basis van het geldende bestemmingsplan 'Buitengebied 1998' zijn toegestaan.

Met de uitwerking van dit bestemmingsplan is echter aan de westkant van het plangebied geen bebouwing voorzien. Het is daarom niet meer noodzakelijk hier nieuwe bebouwing mogelijk te maken. Met dit bestemmingsplan wordt voorgesteld de bouwmogelijkheden te verplaatsen naar het perceel Dijkwal 1.

Verder is in het bestemmingsplan een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om maximaal 1.000 m2 aan gebouwen gedeeltelijk buiten het bouwperceel te kunnen oprichten indien hier een bedrijfstechnische noodzaak voor is. Tevens dient hierbij sprake te zijn van een goede landschappelijke inpassing. De bevoegdheid kan alleen worden toegepast als er zicht is op langdurige vergroting van de productieomvang. Omdat de omvang van de twee bedrijfsgebouwen circa 4.000 m2 bedraagt en de nieuwe gebouwen voor meer dan 1.000 m2 buiten het aangeven aanduidingsvlak 'agrarisch bouwperceel' gebouwd worden, kan geen gebruik worden gemaakt van de wijzigingsbevoegdheid en is dus een nieuw bestemmingsplan nodig.

afbeelding "i_NL.IMRO.1950.BP2006-vs02_0003.png"

Figuur 1.3 Uitsnede geldend bestemmingsplan 'Oudeschans'

afbeelding "i_NL.IMRO.1950.BP2006-vs02_0004.png"

Figuur 1.4 Bouwmogelijkheden vigerend bestemmingsplan 'Buitengebied 1998'

Verleende omgevingsvergunning uit 2013

In 2013 is voor de meest recent gebouwde bedrijfsloods (in afwijking van het bestemmingsplan) een omgevingsvergunning verleend. Dit betreft de aardappelloods zoals weergeven in figuur 2.1.

1.4 Leeswijzer

Na dit hoofdstuk wordt in hoofdstuk 2 een beschrijving van het plan gegeven. Daarbij wordt ingegaan op de gewenste ontwikkeling en op de ruimtelijke inpassing daarvan in de bestaande structuur. Hoofdstuk 3 geeft een beschrijving van het van belang zijnde beleidskader, waarna in hoofdstuk 4 een toetsing aan de milieuaspecten volgt. In hoofdstuk 5 volgt een toelichting op de werking van het bestemmingsplan en de daarin opgenomen regeling. Het laatste hoofdstuk gaat in op de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan, waarbij aandacht wordt besteed aan de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid.

Hoofdstuk 2 Huidige En Toekomstige Situatie

2.1 Huidige Situatie

Een luchtfoto van het plangebied en de directe omgeving is weergegeven in figuur 2.1 en 2.2 en foto's van enkele aanzichten in figuur 2.3 (huidige situatie Dijkwal 1) en Figuur 2.4 (voormalige situatie Dijkwal 2).

Het plangebied is gelegen aan de Dijkwal 1 en Dijkwal 2 In Oudeschans. Dit dorp ken een rijke geschiedenis. In de 16e eeuw is het dorp als een schans ontstaan. De schans lag aan de dijk aan de Dollard en beschermde een sluis (zijl) in de Westerwoldse Aa. Dit riviertje liep toen nog door de schans. Bovendien lag de schans aan één van de wegen tussen de stad Groningen en Duitsland. Halverwege de 17e eeuw werd de schans uitgebreid tot een vesting. In diezelfde tijd is de Westerwoldse Aa om het dorp heen gelegd en de oostelijke tak van de Dollard droog gelegd. In het begin van de 19e eeuw is de vesting ontmanteld. Het oude stratenpatroon van de vesting is bewaard gebleven en nog altijd zichtbaar. In de loop van de 20e eeuw is een deel van de vestingwerken en grachten weer aangelegd. In 1991 is het dorp aangewezen als beschermd dorpsgezicht.

Het plangebied ligt aan de zuidkant van het dorp, even buiten de vestingwerken. De boerderij maakt wel deel uit van het beschermd dorpsgezicht. De toelichting van het beschermd dorpsgezicht zegt het volgende over de boerderij:

Een tweetal boerderijcomplexen, waarvan de meest zuidelijke met een bijzondere situering in een bocht van de Aa, liggen aan de buitenzijde van deze structuur. Door hun ligging in directe aansluiting op het zwaar beplante erf van de boerderij ten noorden de Aa vormen zij echter zowel structureel als visueel een onderdeel van het dorpsgezicht, en vormen hiermee een eenheid, welke zich als een markant herkenningspunt in het grootschalig herverkavelde open landschap manifesteert.

Het plangebied ligt verder in het zeeklei- en dijkenlandschap. Voor een uitgebreide landschaps- en cultuurhistorische analyse wordt verwezen naar het erfinrichtingsplan wat voor de ontwikkeling gemaakt is. Deze is als bijlage 1 aan de regels toegevoegd. De belangrijkste kenmerken van het landschap waarin het plangebied is gelegen zijn:

  • zeer open, grootschalig landschap met duidelijke overgangen naar geconcentreerde dorpsbebouwing;
  • voormalige dijken zoals ook rond Oudeschans en langs het restant van de Oude Westerwoldse Aa;
  • daarlangs liggende karakteristieke boerderijen, waaronder plaatselijk die van het Oldambt-type, zoals in Oudeschans het boerderijpand Poortweg 1 en de boerderij "Aalands heem");
  • soms zware erfbeplanting op de overgang van het dorpsgebied en het buitengebied;
  • van oorsprong opstrekkende verkaveling, in het kader van de ruilverkaveling overwegend vervangen door regelmatige blokverkaveling;
  • voornamelijk akkerbouw als grondgebruik, recent ook meer grasland.

Binnen het plangebied ligt het bedrijfsperceel van een akkerbouwbedrijf. Het bedrijf houdt zich bezig met het telen van pootaardappelen. Het bedrijf was tot voor kort opgesplitst in een bedrijfsvoering aan de Dijkwal 1 en Dijkwal 2.

De bebouwing op de locatie Dijkwal 2 in de zomer van 2020 afgebrand. Ter plaatse is geen bebouwing meer aanwezig. De verkeersbewegingen van het bedrijf vinden in de huidige situatie plaats door het dorp zelf. Vanwege de groei van het bedrijf is het vrachtvervoer de laatste jaren toegenomen en zal dit in de toekomst nog verder toenemen. Op het moment is er geen alternatieve route naar het bedrijf. Een overzicht van de huidige verkeersroute is weergeven in figuur 2.5.

Op de locatie aan de Dijkwal 1 bevinden zich een drietal bedrijfsgebouwen inclusief een bedrijfswoning. Het meest recente bedrijfsgebouw is in 2013 gebouwd. De omvang is ongeveer 30 meter bij 66 meter.

De omvang van de huidige bouwvlakken bedraagt circa 1,44 hectare. Dit betreft de totale oppervlakte van de agrarische bouwvlakken, inclusief de bouwvlakken waar nog uitbreidingsruimte is.

Bestemmingsplan Oudeschans
Dijkwal 1 (boerderij) 1.267 m2
Dijkwal 1 (schuur) 1.025 m2
Dijkwal 2 1.754 m2
Totaal 4.046 m2
Bestemmingsplan Buitengebied 1998
Bouwvlak tpv Dijkwal 1 5.480 m2
Bouwvlak tpv Dijkwal 2 4.913 m2
Totaal 10.393 m2

afbeelding "i_NL.IMRO.1950.BP2006-vs02_0005.png"

Figuur 2.1 Luchtfoto plangebied (de boerderij t.h.v. Dijkwal 2 is inmiddels niet meer aanwezig)

afbeelding "i_NL.IMRO.1950.BP2006-vs02_0006.png"

Figuur 2.2 Luchtfoto plangebied en omgeving

afbeelding "i_NL.IMRO.1950.BP2006-vs02_0007.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.1950.BP2006-vs02_0008.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.1950.BP2006-vs02_0009.png"

Figuur 2.3 Overzicht huidige situatie Dijkwal 1

afbeelding "i_NL.IMRO.1950.BP2006-vs02_0010.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.1950.BP2006-vs02_0011.png"

Figuur 2.4 Overzicht voormalige situatie Dijkwal 2

afbeelding "i_NL.IMRO.1950.BP2006-vs02_0012.png"

Figuur 2.5 Overzicht huidige verkeersroute

2.2 Voorgenomen Initiatief

De laatste jaren is het productieareaal van het bedrijf gegroeid. Hierdoor is de opslag en verwerking voor met name de pootaardappelen en ook zaaiuien al jaren aan de krappe kant.

De eigenaren hebben het voornemen om de bedrijfsvoering uit te breiden. Hiervoor is een groter oppervlakte aan bedrijfsgebouwen nodig. Het voornemen is om een tweetal nieuwe opslagloodsen van circa 2.000 m2 direct ten oosten van de bestaande loods te bouwen. Door deze ontwikkeling ontstaat een bouwvlak van circa 1,263 hectare. Het gaat nadrukkelijk niet om de uitbreiding van een agrarisch bedrijf. Er wordt beoogd om het bouwvlak geconcentreerder en qua oppervlakte kleiner op het perceel te situeren.

Met de nieuwe loodsen wordt voldoende opslagruimte gecreëerd. Logistiek is het wenselijk de loodsen op de voorgestane wijze met elkaar te verbinden. Planologisch gezien is verspreid over het plangebied voldoende uitbreidingsmogelijkheid om de ontwikkeling binnen het bouwvlak te realiseren. Het verspreid bouwen bedrijfsgebouwen is niet wenselijk en zal daarnaast leiden tot een onevenwichtige ordening van de bedrijfsgebouwen. Tevens zorgt het realiseren op de gronden ten westen van de Dijkwal 2 voor een verstoring van het landschap. Tevens zijn deze gronden ook intensief agrarisch in gebruik.

Om het principe van het clusteren van bebouwing te volgen, het open landschap te behouden en de intensief in gebruik zijnde akkerbouwgronden als zodanig te behouden, is gekozen om de loodsen op de locatie ten oosten van de bestaande loods te bouwen. Daarmee wordt bedrijfstechnisch en logistiek gezien de meest gunstige oplossing gekozen.

De nieuwe loodsen bestaan uit één bouwlaag met een kap en hebben een diepte van 65,5 meter en een breedte van 30 meter. De goot- en bouwhoogte van de loods is respectievelijk maximaal 8,5 en 14 meter. In figuur 2.6 is een overzicht van de gewenste situatie weergeven.

Daarnaast wordt op de locatie Dijkwal 2 een nieuwe bedrijfswoning gerealiseerd ter vervanging van de afgebrande bedrijfswoning. Nieuwe extra bedrijfswoningen worden met dit bestemmingsplan niet mogelijk gemaakt. Het aantal bedrijfswoningen bedraagt maximaal twee bedrijfswoningen. Het is ook niet de bedoeling dat hier nieuwe bedrijfsgebouwen worden gerealiseerd.

Op grond van de provinciale verordening is er per agrarisch bedrijf maximaal 1 bedrijfswoning is toegestaan. Dit is ook zo geborgd in het bestemmingsplan Oudeschans 2003. Een blik op de verbeelding leert dat er planologisch sprake was van twee bedrijven. Immers, er is geen relatieteken gelegd tussen Dijkwal 1 en 2, terwijl er wel een relatieteken gelegd is tussen de bedrijfswoning Dijkwal 1 en de bijbehorende schuur. Beide perceel waren planologisch van elkaar gescheiden en er mochten dus ook twee bedrijfswoningen toegestaan. Er zijn geen ruimtelijke gronden om een van de beide weg te bestemmen. Bovendien worden beide woningen door de maatschap gebruikt.

Met dit bestemmingsplan ontstaat een agrarisch bouwperceel tot een omvang van 1,263 hectare. In de huidige situatie is sprake van een agrarisch bouwperceel met een omvang van 1,44 hectare. Er is derhalve sprake van een planologische afname qua bouwmogelijkheden.

afbeelding "i_NL.IMRO.1950.BP2006-vs02_0013.png"

Figuur 2.6 Overzicht toekomstige situatie

2.3 Verkeer En Parkeren

De vesting Oudeschans wordt ontsloten via de Molenweg en de Voorstraat op de Oudeschanskerweg. Daarnaast is het aan de westzijde toegankelijk via de Poortweg. Het feit dat de Oudeschanskerweg een doorgaande weg is en een route vormt naar de snelweg A7, is dit de belangrijkste entree tot Oudeschans. Ten behoeve van de bedrijfsvoering gaat er in de huidige situatie veel zwaar verkeer (vrachtvervoer) via de vesting en de historische brug en smalle toegangsweg aan de westzijde naar het perceel Dijkwal 1. Vanwege de groei van het bedrijf is het vrachtvervoer de laatste jaren toegenomen en zal dit in de toekomst nog verder toenemen. Op het moment is er geen alternatieve route naar het bedrijf.

Naast nieuwe bedrijfsbebouwing wordt in de toekomstige situatie een nieuwe, privé ontsluiting aangelegd. Enerzijds wordt hierdoor de bereikbaarheid van het bedrijf voor grote voertuigen verbeterd. Anderzijds biedt deze nieuwe ontsluiting ook een verbetering voor het dorp. Vrachtverkeer hoeft niet meer door het dorp en niet meer over de historische brug, maar kan eenvoudig het bedrijf bereiken vanaf de doorgaande Oudeschanskerweg. De locatie van de nieuwe erfontsluitingsweg is weergeven in figuur 2.6. Het parkeren vindt plaats op het bestaande terrein.

De ontsluitingsweg volgt de richting van het akkers en buigt na de watergang af naar noordelijke richting om daar aan te sluiten op de Oudeschanskerweg. De weg krijgt een informeel uiterlijk en wordt vrijgehouden van beplanting. Doordat de weg de richting van het open landschap (akkerland) volgt en er geen beplanting aanwezig is doet het geen afbreuk aan de contouren en beleving van de vesting. De kleurstelling en materialisering van de ontsluitingsweg dient aan te sluiten bij het landschap, zodat de weg onderdeel van het landschap is en het geen confrontatie aangaat met de contouren van de vesting.

afbeelding "i_NL.IMRO.1950.BP2006-vs02_0014.png"

Figuur 2.7 Locatie nieuwe ontsluitingsweg

2.4 Ruimtelijke Inpassing

Een belangrijke voorwaarde voor ontwikkelingen in het landelijk gebied is een verantwoorde inpassing in het landschap. Hierbij geldt het betreffende landschapstype met de daarbij behorende kernkwaliteiten als uitgangspunt. In het kader van de ontwikkeling is een landschappelijk inpassingsplan opgesteld. Hierbij is de provinciale maatwerkmethode gevolgd en hebben zowel gemeente, provincie als ook de initiatiefnemer ingestemd. Het landschappelijk inpassingsplan is opgenomen in bijlage 1 bij de toelichting. Vervolgens heeft een nadere uitwerking plaatsgevonden in de vorm van een erfinrichtingsplan. Deze is als bijlage 1 bij de regels toegevoegd. In de regels van dit bestemmingsplan is een voorwaardelijke verplichting opgenomen voor de aanleg en instandhouding van de groenstructuur die voortvloeit uit het landschappelijk erfinrichtingsplan.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte en Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 in werking getreden. Met de Structuurvisie zet het kabinet het roer om in het nationale ruimtelijke beleid. De nieuwe Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte vervangt verschillende bestaande nota's zoals de Nota Ruimte, de agenda Landschap en de agenda Vitaal Platteland. Het Rijk laat de ruimtelijke ordening meer over aan gemeenten en provincies en kiest voor een selectieve inzet van rijksbeleid op 14 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk voor de resultaten. Buiten deze 14 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) stelt regels omtrent de 14 aangewezen nationale belangen zoals genoemd in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). Dit bestemmingsplan raakt geen rijksbelangen zoals deze genoemd zijn in het Barro.

In de SVIR is 'de ladder voor duurzame verstedelijking' geïntroduceerd. De ladder is ook als procesvereiste opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Als een bestemmingsplan verstedelijking mogelijk maakt, dan moet eerste beoordeeld worden of hiervoor een regionale behoefte is en vervolgens of deze behoefte opgevangen kan worden in het bestaande stedelijk gebied. Als dat niet het geval is, dan moet een locatie worden gekozen die passend multimodaal kan worden ontsloten.

Dit bestemmingsplan maakt in dit kader geen nieuwe verstedelijking mogelijk in de zin van de ladder.

3.2 Provinciaal Beleid

Omgevingsvisie 2016-2020

Op 1 juni 2016 hebben Provinciale Staten de Omgevingsvisie 2016-2020 vastgesteld (geconsolideerd op 2019-02-20). De Omgevingsvisie bevat de integrale lange termijnvisie van de provincie op de fysieke leefomgeving. Deze is in de plaats van het Provinciaal Omgevingsplan (POP) gekomen. Uit de Omgevingsvisie vloeien richtlijnen en voorschriften voort, die zijn vastgelegd in de provinciale Omgevingsverordening.


In de Omgevingsvisie heeft de provincie al het provinciale beleid dat op een of andere manier raakt aan de fysieke leefomgeving geformuleerd en geordend in vijf samenhangende thema's en elf provinciale 'belangen'. Voor de ontwikkeling is het thema 'ruimte' met het daar bijbehorende belang 'ruimtelijke kwaliteit' van belang.

De provincie streeft naar een zo hoog mogelijke ruimtelijke kwaliteit. Ruimtelijke kwaliteit wordt bepaald door de mate waarin binnen een gebied de gebruikswaarde, de belevingswaarde en de toekomstwaarde in onderlinge verhouding geoptimaliseerd zijn. In het beleid wordt onderscheid gemaakt tussen stedelijk gebied en buitengebied. Onderhavig plangebied ligt in het buitengebied. Onder het buitengebied verstaat de provincie die gebieden die buiten stedelijke gebieden liggen en een overwegend agrarische-, natuur- en recreatieve functie hebben. De inrichting van het buitengebied dient zowel vitaal als duurzaam te zijn. Daarnaast is zuinig ruimtegebruik een belangrijk uitgangspunt.

Agrarische bedrijven die zich verder willen ontwikkelen door schaalvergroting, hebben vaak behoefte aan uitbreiding van de bedrijfsgebouwen en vergroting van het bouwvlak. De mogelijkheden voor een goede inpassing van agrarische bedrijfsbebouwing zijn sterk afhankelijk van het landschap. De provincie wil daarom nadrukkelijk betrokken zijn bij de planvorming van schaalvergroting. De mogelijkheden voor een goede inpassing van agrarische bedrijfsbebouwing zijn sterk afhankelijk van het landschap. Daarom is maatwerk vereist. De landschappelijke inpassing geschiedt op dezelfde wijze als de huidige landschappelijke inpassing (zie paragraaf 2.4). De beoogde landschappelijke inrichting voldoet aan de provinciale richtlijn.

Omgevingsverordening Provincie Groningen 2016 geconsolideerd (2019-02-20)

De Omgevingsverordening is één van de instrumenten om de doelstellingen van de provincie Groningen te realiseren. De verordening bevat regels ten aanzien van gemeentelijke ruimtelijke plannen.

Voor dit bestemmingsplan zijn de artikelen 2.26.1 (Concentratie van bebouwing binnen bouwperceel), 2.26.3 (Uitbreiding van agrarische bouwpercelen tot 2 hectare) en 2.26.6 (Borging uitvoering erfinrichtingsplan) van belang.

Het gaat in dit bestemmingsplan nadrukkelijk niet om de uitbreiding van een agrarisch bedrijf. Er wordt beoogd om het bouwvlak geconcentreerder en qua oppervlakte kleiner op het perceel te situeren. In dit bestemmingsplan wordt concentratie van bebouwing (artikel 2.26.1) in de regels gewaarborgd en verder voorziet het bestemmingsplan niet in uitbreiding van een agrarisch bouwperceel tot een omvang groter dan 2 hectare (artikel 2.26.3). Ingevolge de omgevingsverordening mag een bestemmingsplan alleen in uitbreiding van een agrarisch bouwperceel tot een oppervlakte tussen de 1 en 2 hectare voorzien als:

  1. 1. de maatwerkmethode is toegepast onder begeleiding van een onafhankelijke of een bij de gemeente werkzame deskundige op het gebied van stedenbouw en landschapsarchitectuur.
  2. 2. een erfinrichtingsplan is opgesteld waarbij in ieder geval rekening is gehouden met achtereenvolgens:
    1. a. de historisch gegroeide landschapsstructuur;
    2. b. de afstand tot andere ruimtelijke elementen;
    3. c. een evenwichtige ordening en in de omgeving passende maatvoering en vormgeving van de bedrijfsgebouwen;
    4. d. het uitgangspunt dat voor de bedrijfsvoering niet meer in gebruik zijnde opstallen, met uitzondering van monumentale of karakteristieke gebouwen op het bouwperceel worden gesloopt;
    5. e. het woon- en leefklimaat van direct omwonenden;
    6. f. het aspect nachtelijke lichtuitstraling.

Aan de genoemde voorwaarden wordt voldaan. Ten eerste is voor de ontwikkeling de maatwerkmethode toegepast. Dit heeft geresulteerd in het erfinrichtingsplan zoals is opgenomen in bijlage 1 bij de regels. In dit plan is rekening gehouden met de historisch gegroeide landschapsstructuur. Ten aanzien van de totstandkoming van het erfinrichtingsplan zijn gesprekken geweest met Team Ruimtelijke Kwaliteit (TRK) van Libau. Hierbij is tevens onderzoek gedaan naar een andere locatie voor de beoogde ontwikkeling. Wegens bedrijfstechnische redenen en wegens nauwe verbondenheid met Oudeschans is het echter wenselijk om op de huidige locatie te gaan uitbreiden.

Daaropvolgend is een inpassingsplan gemaakt. TRK heeft hierop het volgende geadviseerd. TRK geeft wel aan dat als de gemeente besluit uit haar moverende overwegingen planologisch in te stemmen met de voorgestelde uitbreiding in volume, locatie en ontsluiting, dan nog de volgende opmerkingen belangrijk zijn:

  • de architectuur van de gebouwen: hiervoor lijkt de snelste en meest praktische route die van de normale welstandsadviseringsprocedure;
  • de ontsluiting met de nieuwe ontsluitingsweg: binnen de gegeven context is het voorstel een landschappelijk kwalitatief goede oplossing;
  • verdere landschappelijke inpassing (erfinrichting/groen): ook hierin wordt een landschappelijke kwalitatief goede oplossing geschetst.

TRK geeft tevens aan dat er dan geen nieuwe keukentafelgesprekken hoeven plaats te vinden, hierover hebben zij de gemeente planologisch gezien voldoende geïnformeerd. De gemeente Westerwolde is in principe ook positief over de locatie. Voor de overige aspecten wordt hierna een toelichting gegeven:

ad b. Afstand tot andere ruimtelijke elementen

Er moet voldoende afstand worden aangehouden tot andere ruimtelijke elementen. Door de landschappelijke inpassing presenteert het bedrijfsperceel zich met de omliggende bebouwing als samenhangend geheel in het landschap. De afstand tot andere ruimtelijke elementen blijft ongewijzigd.

ad c. Evenwichtige ordening

Er moet sprake zijn van een evenwichtige ordening, maatvoering en vormgeving van de bedrijfsgebouwen. De bebouwing sluit qua situering en vormgeving aan bij de bestaande bebouwing. Het huidige voorkomen van het bedrijf is in overleg met stichting Libau tot stand gekomen. Deze stichting verzorgt tevens de welstandsbeoordeling. Aan de hand hiervan kan worden gesteld dat er sprake is van een evenwichtige ordening.

ad d Sloop overtollige bebouwing

Het uitgangspunt is dat gebouwen die niet meer worden gebruikt worden gesloopt. Monumentale en karakteristieke gebouwen zijn hiervan uitgesloten. Op het bedrijfsperceel zijn geen ongebruikte gebouwen meer aanwezig.

ad e Het woon- en leefklimaat

Het woon- en leefklimaat wordt bij de omgevingsaspecten behandeld in hoofdstuk 4. Geconcludeerd wordt dat er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden, de archeologische waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden. De waterbeheerder is om advies is gevraagd in verband met de waterhuishoudkundige situatie. Paragraaf 4.3 gaat hier nader op in.

ad f. Nachtelijke lichtuitstraling

De gebouwen zijn gesloten en veroorzaken geen relevante nachtelijke lichtuitstraling.

Artikel 2.51 Grootschalig open landschap

Een bestemmingsplan dat betrekking heeft op het op kaart 7 als grootschalig open landschap aangegeven gebied, bevat regels gericht op bescherming van de landschappelijke openheid. Deze regels bevatten in elk geval een verbod op nieuwe houtteelt en op de aanleg van nieuw bos en boomgaarden.

Het plangebied ligt in het grootschalig open landschap. Met de uitwerking van de landschappelijke inpassing is rekening gehouden met het grootschalig open landschap. Verder wordt in de regels van het bestemmingsplan een regeling opgenomen waardoor nieuwe houtteelt en de aanleg van nieuw bos en boomgaarden verboden is.

Conclusie

Geconcludeerd wordt dat dit bestemmingsplan in overeenstemming is met de regels uit de Omgevingsverordening. De aanleg en instandhouding van het erfinrichtingsplan wordt geborgd in de vorm van een voorwaardelijke verplichting in het bestemmingsplan.

3.3 Gemeentelijk Beleid

Bestemmingsplan Oudeschans en Buitengebied

Het plangebied is geregeld in het bestemmingsplan Oudeschans en Buitengebied. Zie hiervoor ook paragraaf 1.3. Het plangebied heeft in beide bestemmingsplan een agrarische bestemming. Functioneel gezien is het bedrijf derhalve al toegestaan. Doordat een gedeelte van de bedrijfsgebouwen buiten het bouwvlak gesitueerd zijn, is de ontwikkeling in strijd met het geldende bestemmingsplan. Met onderhavig bestemmingsplan worden de bestaande bouwvlakken samengevoegd. Op basis van de geldende regeling zijn de twee beoogde bedrijfsgebouwen al in het plangebied toegestaan, alsook de bouw van twee bedrijfswoningen. Daarnaast wordt de beoogde situatie landschappelijk ingepast. Zie hiervoor paragraaf 2.4. Met dit bestemmingsplan ontstaat een agrarisch bouwperceel tot een omvang van 1,263 hectare. In de huidige situatie is sprake van een agrarisch bouwperceel met een omvang van 1,44 hectare. Er is derhalve sprake van een planologische afname qua bouwmogelijkheden.

Hoofdstuk 4 Milieu- En Omgevingsaspecten

4.1 Milieuzonering

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is ruimtelijke afstemming tussen bedrijfsactiviteiten, voorzieningen en gevoelige functies (zoals woningen) noodzakelijk. In de basiszoneringslijst van de VNG-brochure “Bedrijven en milieuzonering” (2009) zijn richtafstanden tussen bedrijfsactiviteiten en woningen opgenomen. Een richtafstand kan worden beschouwd als de afstand waarbij onaanvaardbare milieuhinder als gevolg van bedrijfsactiviteiten redelijkerwijs kan worden uitgesloten. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen een rustige woonomgeving en een gemengd gebied. Het lint waarin het plangebied ligt betreft een rustig gebied.

De werkzaamheden van het akkerbouwbedrijf vallen binnen milieucategorie 2. Hiervoor geldt een richtafstand van 30 meter ten opzichte van milieugevoelige functies. De dichtstbijzijnde milieugevoelige functie betreft een woning die op circa 100 meter afstand staat. Daarmee is er sprake van een verantwoorde milieuzonering. Bovendien verandert er met de ontwikkeling niets aan de bedrijfsactiviteiten en komt het bedrijf niet dichter bij woningen van derden. Er is dus geen sprake van een toename van milieubelasting.

Volledigheidshalve is voor de ontwikkeling een geluidsonderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek is als bijlage 3 toegevoegd. In dit onderzoek wordt geconcludeerd dat aan de grenswaarden van het Activiteitenbesluit wordt voldaan. Vervolgens zijn op dit onderzoek opmerkingen gemaakt waarin wordt veronderstelt dat niet aan de grenswaarden van het Activiteitenbesluit voldaan wordt. Door het geluidsbureau zijn deze opmerkingen weerlegd in een aparte memo. Deze memo is als bijlage toegevoegd. De gemaakte opmerkingen hebben niet tot gewijzigde conclusies geleid. De conclusie blijft dat aan de grenswaarden van het Activiteitenbesluit wordt voldaan.

4.2 Geluid

Het aspect 'geluid' gaat over geluidhinder op geluidsgevoelige objecten als gevolg van verkeer en industrie. De Wet geluidhinder (Wgh) is hiervoor het toetsingskader. Rondom wegen met een maximumsnelheid van meer dan 30 km/uur, spoorwegen en aangewezen bedrijven(terreinen) zijn geluidszones van toepassing. Als er geluidsgevoelige objecten, zoals woningen, binnen deze zones worden toegevoegd, dan moet geluidsbelasting op de gevels hiervan worden bepaald en getoetst aan de normen.

Voor dit bestemmingsplan zijn alleen geluidzones van de aangrenzende wegen relevant. Omdat er geen nieuwe geluidsgevoelige objecten mogelijk worden gemaakt, is het niet nodig om aan deze zones te toetsen.

4.3 Water

Deze 'waterparagraaf' gaat in op de watertoets. Hierin wordt beoordeeld wat de effecten van het bestemmingsplan op de waterhuishouding zijn en of er waterschapsbelangen spelen. De belangrijkste thema's zijn waterveiligheid, de afvoer van schoon hemelwater en afvalwater en de waterkwaliteit.

Het plangebied ligt in het beheersgebied van het waterschap Hunze en Aa's. Het plan is via de digitale watertoets kenbaar gemaakt bij het waterschap. Op het plan is de normale watertoetsprocedure van toepassing. Reden hiervoor is de verhardingstoename. Hiervoor heeft het waterschap een uitgangspuntennotitie opgesteld. Deze is als bijlage 2 toegevoegd.

Compenserende waterberging

Door de toename verhard oppervlak dient er compensatie in het watersysteem te worden gerealiseerd. De gemeente dient hiervoor, in afstemming met de initiatiefnemer, in de waterparagraaf aan te geven op welke wijze de benodigde hoeveelheid compenserende waterberging (opgave) zal worden ingepast en onderdeel zal zijn van het plan. Het waterschap kan in het vooroverleg nader advies geven.

Compenserende maatregelen kunnen op meerdere manieren en in combinatie met elkaar worden gerealiseerd. Naast uitbreiding van het bestaande oppervlaktewater (ruimte)kan bijvoorbeeld worden gedacht aan vertraagde afvoer in/op het bouwoppervlak via een groen dak, een waterdak en opvang hemelwater voor hergebruik. Indien de locatie hiervoor geschikt is kan infiltratie overwogen worden, zoals; een grindkoffer, infiltratiekratten, een infiltratieriool en/of een zaksloot. Indien infiltratie wordt overwogen, is in de meeste gevallen aanvullend onderzoek nodig over de toepasbaarheid en eventuele effecten naar de omgeving.

Met de ontwikkeling is sprake van een extra verhard oppervlak van circa 11.048 m2. Extra verhard oppervlakte moet gecompenseerd worden. Het mag op de eigen kavel maar ook elders in het peilgebied worden gerealiseerd. In dit geval voorziet de vijver in het plangebied nog in voldoende capaciteit om het water afkomstig van de verharding te kunnen opvangen. Deze sloot wordt gebruikt om tijdelijke hemelwater op te vangen. Met het waterschap is verder afgesproken dat in het voorjaar van 2021 onderzocht gaat worden of de bergingscapaciteit van de vijver voldoet aan de compensatie toename verhard oppervlak en deze gegevens zal overhandigen/voorleggen aan het waterschap. Voldoet de capaciteit, dan zijn geen aanvullende maatregelen noodzakelijk. Voldoet de capaciteit niet, dan zullen aanvullende maatregelen gerealiseerd moeten worden in de vorm van bv. een knijpconstructie die de maatgevende landbouwkundige afvoer t.p.v. de overloop regelt en/of vergroten van het bergend volume van de vijver en/of afvoerende sloot.

Waterveiligheid

Waterveiligheid betreft het voorkomen, zo mogelijk uitsluiten, van levensbedreigende overstromingsrisico's voor mens en dier en het voorkomen van schade aan have en goed. Risico's die met name zullen optreden bij het doorbreken van een zeekering (primaire kering) of boezemkade (secundaire kering). Binnen dit thema zijn, indien van toepassing, alle waterschapsbelangen beschreven die vanwege de waterveiligheid extra bescherming genieten of anderzijds van belang zijn voor de waterveiligheid.

Overstromingsgevoeligheid

Voor het beheersgebied van het waterschap Hunze en Aa's is onderzocht welke gebieden overstromingsgevoelig zijn vanuit de boezem. Het plangebied ligt (deels) in een overstromingsgevoelig gebied. Nieuwe woningen, bedrijven en andere infrastructuur worden bij voorkeur op de hogere locaties gebouwd. Als er toch voor wordt gekozen om in deze lagere delen te bouwen, is het raadzaam om overstromingsbestendig te bouwen. Dit kan bijvoorbeeld door het bouwpeil te verhogen (verhoogd te bouwen) en/of kaden aan te leggen. Gemeenten dragen zorg voor het waarborgen van vluchtroutes bij de inrichting van bouwlocaties in overstromingsgevoelige gebieden. Dit kan bijvoorbeeld door vluchtroutes op voldoende hoogte aan te leggen (Beheerprogramma 2016-2021).

Hoofdwatergang

Binnen het plangebied zijn hoofdwatergangen van het waterschap aanwezig. Aan weerszijden van alle hoofdwatergangen ligt een beschermingszone van 5 meter breed, gerekend vanaf de insteek talud. Een zone van 4 meter vanaf de insteek langs hoofdwatergangen moet vrij blijven (onderhoudspad/maaipad) van ieder obstakel, zoals: heggen, afrastering, bomen, schuttingen, opstallen en/of verharde paden.

Zoals is vastgesteld in de Keur van het waterschap, geldt voor maatregelen binnen deze beschermingszone (en voor maatregelen in de hoofdwatergang zelf) een meldingsplicht (Algemene Regels) en is veelal een watervergunning vereist.

Bij de uitvoering van de plannen wordt hiermee rekening gehouden. De ontsluitingsweg heeft een afstand van minimaal 5 meter vanaf de insteek van de sloot.

Schouwsloten

Binnen het plangebied liggen schouwsloten. Schouwsloten zijn sloten die niet in eigendom zijn van het waterschap, maar een belangrijke lokale functie vervullen voor de afwatering van een groter gebied, meerdere eigenaren en/of belangen van derden. Vanwege deze afwateringsfunctie is het van belang dat een schouwsloot goed onderhoud heeft. De eigenaren van schouwsloten zijn verplicht het benodigde

doorstroomprofiel jaarlijks schoon te houden en het waterschap ziet hierop toe via de schouw. Het profiel van een schouwsloot mag niet zonder toestemming van het waterschap gewijzigd worden (Keur Waterschap Hunze en Aa's).

Bij de uitvoering van de plannen wordt hiermee rekening gehouden.

Grondwaterstand en ontwateringsdiepte

Om grondwateroverlast te voorkomen is een minimale ontwateringsdiepte (de afstand tussen het maaiveld en de grondwaterstand) nodig. In het plangebied is de Gemiddeld Hoogste Grondwaterstand (GHG) (plaatselijk) relatief hoog, waardoor de kans op overlast toeneemt. De voor het plan noodzakelijke ontwateringsnorm wordt mogelijk niet in het hele plangebied gehaald. Voor primaire wegen is de ontwateringsnorm 1,0 m-mv, voor woningen met kruipruimtes, industrieterreinen en secundaire wegen is dit 0,7 m-mv, voor tuinen en plantsoenen is dit 0,5 m-mv, en voor woningen zonder kruipruimte is de norm 0,3 m-mv. Mocht de beoogde functie van het ingediende plan overlast kunnen ondervinden door onvoldoende ontwateringsdiepte, is het te adviseren om hier rekening mee te houden in het ontwerp en bij de inrichting.

Bij de uitvoering van de plannen wordt hiermee rekening gehouden.

Riolering

Het uitgangspunt is om regenwater en rioolwater zoveel mogelijk gescheiden af te voeren. In dit geval wordt afvalwater op het bestaande rioleringssysteem afgevoerd. Schoon hemelwater vanaf de verhardingen wordt afgekoppeld.

Vervuiling verhard oppervlak

Het is alleen mogelijk om verhard oppervlak, aangemerkt als schoon, af te koppelen. Dit wordt in overleg met waterschap Hunze en Aa's bepaald.

Het hemelwater afkomstig van de daken en de erfverharding komt niet in aanraking met bedrijfsprocessen, en is schoon en vrij van bedrijfsafvalwater. Dit kan zodoende worden afgekoppeld en direct afgevoerd op de watergangen rondom het plangebied.

Verder wordt toepassing van uitlogende materialen zoveel mogelijk beperkt en om vervuiling door bedrijfsmatige activiteiten te voorkomen.

Veenoxidatie

In het beheergebied van het waterschap worden aandachtsgebieden voor veenoxidatie onderscheiden, waar direct onder de bouwvoor of tot in het maaiveld nog dikkere veenlagen aanwezig zijn. Veen en moerige gronden, in contact met zuurstof, oxideren en daarmee tot bodemdaling leiden. Het plangebied ligt in een aandachtsgebied voor veenoxidatie, waar in lengte van jaren nog bodemdaling door veenoxidatie kan optreden. Het waterschap hanteert een stand-still beginsel bij aandachtsgebieden met veenoxidatie. Dit houdt in dat niet zondermeer waterpeilen worden verlaagd om aan de droogleggingsnorm te blijven voldoen. Bij het verlagen van waterpeilen zal nog aanwezig veen wederom in aanraking komen met zuurstof en opnieuw tot oxidatie en hernieuwde bodemdaling leiden. Het waterschap streeft duurzame maatregelen na, die deze vicieuze cirkel kan doorbreken en in de toekomst niet zal leiden tot extra maatregelen in het watersysteem.

De schuren worden volledig onderheid met heipalen. Onder het erf voor de schuren komt een fundering van hydraulisch menggranulaat met wegenbouwdoek daaronder. In het beton komt stalen bewapening. Dit alles zal er voor zorgen dat als er verzakking is van veenoxidatie dat dit geen hinder oplevert voor het scheefzakken van het erf.

Proces

Het voorontwerpbestemmingsplan is aan het waterschap voorgelegd en is daarbij onder voorwaarden akkoord gegaan met plan, welke verwoord worden in de Maatschappelijkeuitvoerbaarheid. Bij de uitvoering van de plannen wordt rekening gehouden met de uitgangspunten zoals beschreven in deze paragraaf.

4.4 Bodem

Bij het aspect 'bodem' staat de vraag centraal of de bodemkwaliteit toereikend is voor het nieuwe gebruik. De bodem kan door eerdere (bedrijfs)activiteiten verontreinigd zijn. Voor de ruimtelijke procedure is het van het belang dat verdachte locaties worden gesignaleerd.

Het bouwlocatie van de nieuwe loodsen zijn momenteel in gebruik als akkerbouwgrond. Aangenomen wordt dat deze grond schoon is. Er is geen sprake van een verdachte locatie.

In het kader van de aanvraag van de omgevingsvergunning is een verkennend bodemonderzoek niet noodzakelijk omdat in een opslagloods niet langdurig op dezelfde plek mensen verblijven. Indien in de loods bodembedreigende activiteiten plaatsvinden, dient op basis van milieuwetgeving de bodemkwaliteit bij deze activiteiten wel te worden vastgesteld. Doel van dit onderzoek is om in de toekomst bij een bedrijfsbeëindiging te kunnen vaststellen of de activiteiten ook daadwerkelijk de bodem hebben verontreinigd.

Het aspect bodem vormt geen belemmering voor het bestemmingsplan.

4.5 Archeologie

Per 1 juli 2016 is de Monumentenwet 1988 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze in werking treedt. Dit geldt ook voor de verordeningen, bestemmingsplannen, vergunningen en ontheffingen op het gebied van archeologie. Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is.

De kern van de wet is dat wanneer de bodem wordt verstoord, archeologische resten intact moeten blijven. Als dit niet mogelijk is, is opgraving een optie. Om inzicht te krijgen in de kans op het aantreffen van archeologische resten in bepaalde gebieden zijn op basis van historisch onderzoek archeologische verwachtingskaarten opgesteld.

In de geldende bestemmingsplannen 'Oudeschans' en 'Buitengebied' zijn de archeologische verwachtingen onderzocht. Op basis hiervan zijn de gronden waar mogelijk archeologische waarden voorkomen beschermd middels een archeologisch dubbelbestemming. De gronden ter hoogte van de toekomstige loodsen zijn niet voorzien van een archeologische dubbelbestemming en kennen op basis van de IKAW een lage verwachtingswaarde. De schuren worden gefundeerd door middel van palen. Deze worden met elkaar verbonden door een ringbalk. Deze ringbalk komt niet op het oorpsronkelijke maaiveld te liggen, doordat de grond ter plekke is opgehoogd. Het uitvoeren van archeologisch onderzoek is daarom niet nodig. Als bij de bodemingrepen toch archeologische resten worden aangetroffen geldt op grond van de Erfgoedweteen meldingsplicht.

4.6 Cultuurhistorie

In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is bepaald dat in een ruimtelijk plan een beschrijving opgenomen moet worden van de manier waarop met de aanwezige cultuurhistorische waarden rekening is gehouden.

Met de cultuurhistorische waarden is rekening gehouden met de planvorming. Het perceel waar de huidige boerderij deel van uitmaakt, is onderdeel van het beschermd dorpsgezicht van Oudeschans. Gezien de ligging van het perceel, is er daarom tussen de gemeente Westerwolde, Libau en de initiatiefnemer overleg gevoerd over de plaatsing van de gebouwen. Op de ruimtelijke inpassing is in hoofdstuk 2 ingegaan.

In het landschappelijke inpassingsplan (bijlage 1 bij de toelichting) is een beschrijving opgenomen van de manier waarop met de aanwezige cultuurhistorische waarden in het plangebied rekening is gehouden. Bij deze analyse van het plangebied in relatie tot de directe omgeving, zijn de aanwezige cultuurhistorische waarden op een volwaardige manier geanalyseerd en beschreven. Dit heeft uiteindelijk geleid tot een gedegen beoordeling van het plan met inachtneming van de hoge waarde van de omgeving. Dit is vervolgens vastgelegd in het erfinrichtings- en beplantingsplan dat als bijlage 1 bij de regels is opgenomen.

4.7 Ecologie

Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening gehouden worden met de natuurwaarden van de omgeving en met beschermde plant- en diersoorten. De Wet natuurbescherming regelt de bescherming van natuurgebieden. Dit gaat om op Europees niveau aangewezen Natura 2000-gebieden. In de provinciale verordening worden gebieden die van belang zijn voor het Natuurnetwerk Nederland (NNN, voorheen de Ecologische Hoofdstructuur) beschermd. De bescherming van soorten en hun verblijfplaatsen is geregeld in de Wet natuurbescherming.

Gebiedsbescherming

Het plangebied ligt niet in een beschermd natuurgebied. Het dichtstbijzijnde gebied dat is beschermd onder de Wet natuurbescherming is de Waddenzee. Het dichtstbijzijnde NNN-gebied ligt op 3,5 kilometer afstand.

Gelet op de afstand van het plangebied tot het dichtstbijzijnde Natura - 2000 gebied is er geen sprake van directe invloed (versnippering, verstoring en dergelijke). Er is mogelijk wel een indirecte invloed in de vorm van stikstofdepositie (bijdrage aan verzuring en vermesting). Door middel van Aerius-berekeningen is dit in beeld gebracht. Deze berekeningen zijn als bijlage 5 opgenomen en zijn in 2020 uitgevoerd. Op basis van de nieuwe inzichten zijn in 2022 nieuwe berekeningen uitgevoerd. De hiervoor gehanteerde uitgangspunten zijn verwoord in een memo. Zie hiervoor bijlage 6. De daadwerkelijke berekening is als bijlage 7 toegevoegd.

Uit de berekeningen blijkt dat de stikstofdepositie op de dichtstbijzijnde Natura 2000-gebieden niet boven de 0,00 mol N/ha/jaar uit komt. Hiermee is aangetoond dat het project, gelet op de instandhoudingsdoelstellingen voor de Natura 2000-gebieden, de kwaliteit van de natuurlijke habitats of de habitats van soorten in dat gebied niet kunnen verslechteren of een significant verstorend effect kunnen hebben op de soorten waarvoor dat gebied is aangewezen.

Verder bevindt het plangebied zich in de nabijheid van een gebied waar potentieel akker- en weidevogels kunnen voorkomen. Voor de ontwikkeling is door Altenburg & Wymenga onderzocht om na te gaan in hoeverre het gebied rondom het agrarisch bedrijf de uitvoering van de plannen aan de Dijkwal 1 effecten heeft op akker- en weidevogels. Daarnaast is onderzocht om na te gaan of het bedrijf en de omgeving kunnen worden beschouwd als een goed weidevogel- en akkergebied. De resultaten van dit onderzoek zijn vastgelegd in bijlage 8.

De waarde van het plangebied en de directe omgeving daarvan voor weide- en akkervogels is gering. Om deze reden kan het plangebied en de omgeving niet worden beschouwd als een jaarrond beschermde nestlocatie. Door uitvoering van de plannen wordt geen aantasting van de huidige staat van instandhouding van weide- en akkervogels verwacht. Ook is er geen aantasting van een jaarrond beschermde nestlocatie. Er ontstaat daarom geen conflict met de Wet natuurbescherming ten aanzien van weide- en akkervogels. Wel moeten de werkzaamheden zodanig worden uitgevoerd dat in gebruik zijnde vogelnesten niet worden verstoord en/of aangetast.

De ontwikkeling heeft, mede gelet op de aard en omvang van de ontwikkeling, geen negatieve effecten op natuurwaarden die op grotere afstand liggen.

Soortenbescherming

Het is niet aannemelijk dat het plangebied een waardevol habitat vormt voor beschermde soorten. Er worden geen grote ingrepen aan beplantingen en watergangen voorgesteld. De bestaande bebouwing is gesloopt. In dit kader is een sloopmelding gedaan waarbij rekening wordt gehouden met de flora- en fauna. Aantasting van beschermde soorten en strijdigheid met de Wet natuurbescherming wordt daardoor uitgesloten.

Voor alle soorten blijft de algemene zorgplicht van kracht. Bij verstoring van dieren moeten deze de gelegenheid krijgen te vluchten naar een nieuwe leefomgeving.

4.8 Externe Veiligheid

Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's voor de omgeving bij gebruik, opslag en vervoer van gevaarlijke stoffen. De normen voor externe veiligheid zijn vastgelegd in onder andere het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), het Besluit externe veiligheid transportroutes en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).

Risico's zijn inzichtelijk gemaakt op de risicokaart die per provincie wordt bijgehouden. Uit de risicokaart blijkt dat nabij het plangebied geen risicobronnen aanwezig zijn. Ook is het bedrijf zelf niet aangewezen als risicovolle inrichting. Vanuit dit aspect bestaan dus geen belemmeringen voor het bestemmingsplan.

4.9 Luchtkwaliteit

Een onderdeel van de Wet milieubeheer betreft luchtkwaliteit. De wet is bedoeld om de negatieve effecten op de volksgezondheid, als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging, aan te pakken.

Overschrijdingen van de grenswaarden voor luchtkwaliteit zijn veelal het gevolg van het aantal verkeersbewegingen in een gebied. Een ontwikkeling dat slechts in zeer beperkte mate bijdraagt aan luchtverontreiniging is op grond van het besluit 'niet in betekenende mate' (NIBM) vrijgesteld van toetsing aan de grenswaarden. Een plan komt hiervoor in aanmerking als het voor minder dan 3% van de grenswaarden voor NO2 en PM10 bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit.

Alleen bij een toename van enkele honderden verkeersbewegingen per dag wordt hier niet aan voldaan. De beoogde activiteiten op het perceel hebben een dergelijke toename niet tot gevolg. Het plan betreft slechts een ontwikkeling in de vorm van een tweetal nieuwe loodsen, ten opzichte van de huidige situatie is de verkeersaantrekkende werking zeer beperkt. Aanvullend onderzoek naar het aspect luchtkwaliteit is dan ook niet noodzakelijk.

4.10 Kabels, Leidingen En Zoneringen

Bij de uitvoering van ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening worden gehouden met de aanwezigheid van elektriciteit- en communicatiekabels en nutsleidingen in de grond. Hier gelden beperkingen voor ingrepen in de bodem. Daarnaast zijn zones, bijvoorbeeld rondom hoogspanningsverbindingen, straalpaden en radarsystemen van belang. Deze vragen vaak om het beperken van gevoelige functies of van de hoogte van bouwwerken. Voor ruimtelijke plannen zijn alleen de hoofdleidingen van belang. De kleinere, lokale leidingen worden bij de uitvoering door middel van een Klic-melding in kaart gebracht.

In of nabij het plangebied lopen geen hoofdleidingen of -kabels. Ook liggen er geen relevante zones over het plangebied.

Hoofdstuk 5 Juridische Regeling

5.1 Algemeen

Het bestemmingsplan voldoet aan alle vereisten die zijn opgenomen in de Wet ruimtelijke ordening (Wro), het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Het voldoet aan de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2012.

Het bestemmingsplan regelt de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de gronden in het plangebied. De juridische regeling is vervat in een verbeelding en bijbehorende regels. Op de verbeelding zijn de verschillende bestemmingen vastgelegd, in de regels (per bestemming) de bouw- en gebruiksmogelijkheden.

5.2 Toelichting Op De Bestemmingen En Aanduidingen

Algemeen

Het belangrijkste uitgangspunt voor dit bestemmingsplan zijn het bieden van een juridisch-planologisch kader waarbinnen de ontwikkeling ten gunste van het akkerbouwbedrijf mogelijk is. Het geldende provinciaal beleid voor het buitengebied alsmede het geldende bestemmingsplan 'Oudeschans' vormt de basis voor de juridische regeling, zowel voor de functionele aspecten als voor de bouwmogelijkheden in ruimtelijke zin.

Functionele gebruiksmogelijkheden

In het plangebied wordt een agrarisch bedrijf in de vorm van een akkerbouwbedrijf toegestaan. Ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting' is het verplichte gebruik als ontsluitingsweg voor de bedrijfsvoering vastgelegd.

Bouwmogelijkheden

De bebouwingsmogelijkheden sluiten aan op de provinciale regeling voor het buitengebied.

De gebouwen moeten binnen het bouwvlak worden gebouwd. Buiten het bouwvlak bestaan beperkte mogelijkheden voor bouwwerken, niet zijnde gebouwen.

Voorwaardelijke verplichting

In het bestemmingsplan is een voorwaardelijke verplichting opgenomen voor het waarborgen van de landschappelijke inpassing.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

Wettelijk bestaat de verplichting om inzicht te geven in de uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan. In dat verband wordt een onderscheid gemaakt tussen de maatschappelijke en de economische uitvoerbaarheid.

6.1 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

Ruimtelijke ordening is voor een groot deel een belangenafweging. Uit deze belangenafweging blijkt de maatschappelijke uitvoerbaarheid. Om dit aan te tonen doorloopt het bestemmingsplan de in de wet vastgelegde bestemmingsplanprocedure:

Overleg

Dit bestemmingsplan doorloopt de wettelijk vastgelegde procedure. Daarbij heeft overleg (artikel 3.1.1. Bro) plaatsvinden met diensten van Rijk en Provincie en met betrokken maatschappelijke organisaties. In dit kader hebben de provincie en het waterschap een overlegreactie gegeven. De overlegreacties zijn als bijlage 9 en 10 aan de toelichting toegevoegd. De overlegreacties hebben geleid tot de volgende aanpassingen:

Na aanleiding van reactie van de provincie:

  1. 1. is artikel 3.2.1 verwijderd en is een nieuwe gebruiksregel (artikel 3.4 lid d) toegevoegd. In dit artikel is opgenomen het gebruik van de gronden en bebouwing conform de bestemmingsomschrijving alleen is toegestaan indien binnen een jaar na de gereedmaken van de bouw van de nieuwe gebouwen er sprake is van realisatie en instandhouding van de landschappelijke inpassing;
  2. 2. in paragraaf 3.2 is artikel 2.51 uit de provinciale verordening nader toegelicht en in de regels van dit bestemmingsplan is een nadere regeling hiervoor opgenomen. Dit betreft de dubbelbestemming 'Waarde - Open gebied';
  3. 3. paragraaf 4.7 is een aanvulling opgenomen ten aanzien van kwetsbare akker- en weidevogels.

Na aanleiding van reactie van het waterschap

  1. 1. Het waterschap vraagt op welke wijze en waar het watersysteem feitelijk rekening zal houden met de berging en afvoer van hemelwater. In paragraaf 4.3 is deze nader uitwerking opgenomen.
  2. 2. Verder wordt ten aanzien van de nieuwe ontsluitingsweg rekening gehouden met de keurzonering van 5 meter.
  3. 3. Tot slot is paragraaf 4.3 nader uitgewerkt met betrekking tot het aspect veenoxidatie.

Zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan is vervolgens gedurende zes weken ter inzage gelegd. Tijdens deze periode is eenieder in de gelegenheid gesteld om zienswijzen kenbaar te maken (artikel 3.8 Wro). Op het ontwerp bestemmingsplan zijn 70 zienswijzen ingediend. Ook heeft er een gesprek met de openbare hoorcommissie plaatsgevonden. Het verslag hiervan is als bijlage 11 opgenomen.

De zienswijzen zijn vervolgens door de gemeente samengevat en beantwoord. De zienswijzenota is als bijlage 12 toegevoegd. De zienswijzen hebben niet tot een wijziging in het bestemmingsplan geleid. Wel heeft een ambtshalve wijziging plaatsgevonden om de uitwerking van de ontsluitingsweg planologisch afdwingbaar te maken en dat deze uitsluitend gebruikt mag worden voor de afwikkeling van het verkeer ten behoeve van de bedrijfsvoering van het (aangrenzende) agrarisch bedrijf. Zie hiervoor ook de toevoeging bij de bestemmingsomschrijving in artikel 3.1 en 3.4 lid c.

Vaststelling

Het bestemmingsplan 'Oudeschans, Dijkwal 1 en 2' is op 10 november 2021 door de gemeente Westerwolde vastgesteld. Onder andere Stichting Vesting Oudeschans heeft tegen dit bestemmingsplan beroep ingesteld. De gemeente heeft meerdere malen het proces en het vastgestelde bestemmingsplan kritisch tegen het licht gehouden en ook heeft de gemeente de bezwaren wederom zorgvuldig nagelopen. Op basis van de analyses hebben wij moeten constateren dat het bestemmingsplan enkele onbedoelde omissies bevat en op punten verduidelijking behoeft.

De gemeenteraad heeft vervolgens op 22 juni 2022 een herstelbesluit genomen. Het herstelbesluit heeft als doel om de geconstateerde omissies te herstellen. In grote lijnen wordt het bestemmingsplan uit 2021 op de volgende punten aangepast:

  1. 1. Maximale bebouwingsoppervlakte Dijkwal 2

Er wordt een bebouwingsoppervlakte opgenomen voor de bedrijfswoning Dijkwal 2. Nu kan theoretisch het gehele bouwvlak van ongeveer 2000 m2 gebruikt worden voor de woning en bijgebouw. Door de gezamenlijke oppervlakte van de toegestane gebouwen te bepalen op 300 m2, zoals gebruikelijk is, kan het bouwplan gerealiseerd worden, maar wordt voorkomen dat het gehele bouwvlak wordt bebouwd. In de toelichting wordt nog aanvullend opgenomen en onderbouwd dat het gaat om de vervanging van de tweede bedrijfswoning.

  1. 2. Bouwvlak kolk

De kolk achter de schuren was voorheen niet voorzien van een bouwvlak. Dat is per abuis nu wel gedaan, terwijl hier niet gebouwd wordt. Het bouwvlak wordt hier dus verkleind.

  1. 3. Toetsingskader archeologie

Er is een dubbelbestemming voor de archeologische verwachtingswaarde opgenomen. Deze regeling is een rechtstreekse kopie van het plan Oudeschans 2003. Echter, ontbreekt er een toetsingskader waaraan de aanvraag om aanlegvergunning wordt getoetst. Er wordt een toetsingskader opgenomen, waardoor het mogelijk is om ook archeologische onderzoeken te verlangen, zodat inzicht wordt gegeven over de mogelijke verstoring van archeologische waarden.

  1. 4. Borging landschappelijk inpassingsplan

In het bestemmingsplan is een voorwaardelijke verplichting opgenomen om de uitvoering van de maatregelen uit het landschappelijk inpassingsplan te borgen. Deze wordt aangepast aan de huidige stand van zaken met betrekking tot vergunningverlening. Er komt een fasering in de uit te voeren maatregelen. Fase 1 is gericht op de bouw van de loodsen en fase 2 op de bouw van de vervangende tweede bedrijfswoning.

  1. 5. Stikstof- en geluidsrapport

Een van de appellanten heeft tegenrapporten overgelegd over de stikstofberekening en het uitgevoerde geluidsonderzoek. Op basis van deze twee rapporten hebben wij de beide rapport nogmaals kritisch tegen het licht gehouden. Op basis van meest nauwkeurige gegevens en de nieuwe AERIUS Calculator is een nieuwe stikstofberekening opgesteld. Op grond van de Wet natuurbescherming voor het onderdeel Natura 2000-gebieden zijn er qua stikstofdepositie geen belemmeringen voor de uitvoerbaarheid van dit plan. Het geactualiseerde rapport leidt niet tot een ander inzicht. Dit memo is toegevoegd aan de toelichting bij het bestemmingsplan. Ten aanzien van geluid merken wij op dat de gemaakte opmerkingen op het geluidsonderzoek slechts ten dele relevant zijn. De overige punten worden gemotiveerd weerlegd. De gemaakte opmerkingen geven aanleiding om te veronderstellen dat het bedrijf niet aan de grenswaarden van het Activiteitenbesluit voldoet. Ook deze opmerkingen leiden niet tot een ander standpunt. Ook dit memo is toegevoegd aan de toelichting bij het bestemmingsplan.

Het opnieuw vastgestelde bestemmingsplan bestaat uit de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML bestand met IMRO code NL.IMRO.1950BP2006-vs02 en bijbehorende bestanden.

6.2 Economische Uitvoerbaarheid En Grondexploitatie

Doel van de in de Wro opgenomen grondexploitatieregeling is het bieden van ruimere mogelijkheden voor het kostenverhaal en het creëren van meer sturingsmogelijkheden. Er wordt uitgegaan van kostenverhaal via de publiekrechtelijke weg: in een exploitatieplan. Daarnaast kan de gemeente in een exploitatieplan eisen en regels stellen ten aanzien van de desbetreffende gronden, woningbouwcategorieën en fasering. In het voorliggende plan is er op basis van artikel 6.2.1 Bro sprake van een bouwplan. In beginsel dient daarom een grondexploitatieplan te worden opgesteld.

Dit bestemmingsplan heeft betrekking op een particulier initiatief waarmee de gemeente geen directe financiële bemoeienis heeft. De uitvoeringskosten worden gedragen door de initiatiefnemer. Dit geldt ook voor de kosten met betrekking tot het opstellen van het bestemmingsplan en daaraan verwante kosten. De procedurekosten worden op de initiatiefnemer verhaald via de leges van de gemeente. Ten aanzien van eventuele planschade wordt een planschadeovereenkomst gesloten met de initiatiefnemer. Hiermee is de economische haalbaarheid voldoende gewaarborgd en uitvoerbaar geacht.

Er is sprake van een particulier initiatief. Hierbij spelen geen bovenplanse kosten en ook is geen sturing in fasering en dergelijke nodig. Daarom besluit de gemeente om geen grondexploitatieplan vast te stellen.

Bijlage 1 Erfinrichtings- En Beplantingsplan Dijkwal 1 En 2

Bijlage 1 Erfinrichtings- en beplantingsplan Dijkwal 1 en 2

Bijlage 1 Landschappelijk Inpassingsplan

Bijlage 1 Landschappelijk inpassingsplan

Bijlage 2 Definitieve Uitgangspuntennotitie Waterschap

Bijlage 2 Definitieve Uitgangspuntennotitie waterschap

Bijlage 3 Geluidsonderzoek 11-3-2021

Bijlage 3 Geluidsonderzoek 11-3-2021

Bijlage 4 Geluidsmemo 8-3-2022

Bijlage 4 Geluidsmemo 8-3-2022

Bijlage 5 Stikstofonderzoek 25-11-2020

Bijlage 5 Stikstofonderzoek 25-11-2020

Bijlage 6 Memo Stikstofberekening 22-2-2022

Bijlage 6 Memo stikstofberekening 22-2-2022

Bijlage 7 Stikstofberekening 21-2-2022

Bijlage 7 Stikstofberekening 21-2-2022

Bijlage 8 Notitie Effecten Op Akker- En Weidevogels

Bijlage 8 Notitie Effecten op akker- en weidevogels

Bijlage 9 Vooroverlegreactie Provincie

Bijlage 9 Vooroverlegreactie provincie

Bijlage 10 Vooroverlegreactie Waterschap

Bijlage 10 Vooroverlegreactie waterschap

Bijlage 11 Verslag Hoorcommissie (D.d. 23-08-2021)

Bijlage 11 Verslag hoorcommissie (d.d. 23-08-2021)

Bijlage 12 Zienswijzennota

Bijlage 12 Zienswijzennota