TAM-omgevingsplan Sellingerstraat 21 te Ter Apel
Bestemmingsplan - Gemeente Westerwolde
Ontwerp op 13-03-2025 - in voorbereiding
Bestanden
1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begripsbepalingen
Begripsbepalingen die zijn opgenomen in bijlage I van het omgevingsplan, bijlage I bij het Besluit activiteiten leefomgeving, bijlage I bij het Besluit bouwwerken leefomgeving, bijlage I bij het Besluit kwaliteit leefomgeving, bijlage I bij het Omgevingsbesluit en bijlage I bij de Omgevingsregeling, zijn van toepassing op dit hoofdstuk.
Artikel 2 Aanvullende Begripsbepalingen
Voor de toepassing van dit hoofdstuk gelden aanvullend de volgende begripsbepalingen:
2.1 TAM-omgevingsplan
TAM-omgevingsplan Hoofdstuk 22n, “Westerwolde, Sellingerstraat 21”;
2.2 Omgevingsplan
Het omgevingsplan van de gemeente Westerwolde;
2.3 Omgevingsplanactiviteit bouwwerken
omgevingsplanactiviteit bestaande uit:
- een bouwactiviteit;
- het in stand houden van een bouwwerk; en
- het gebruiken van het te bouwen bouwwerk.
2.4 Verbeelding
De verbeelding van het TAM-omgevingsplan Hoofdstuk 22n “Westerwolde, Sellingerstraat 21”;
2.5 Woning
Een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden of maximaal vier personen die geen huishouden vormen.
Artikel 3 Toepassingsbereik
- Het besluit als bedoeld in artikel 4.6, eerste lid, onder g, van de Invoeringswet Omgevingswet op de locatie, bedoeld in het derde lid, is niet van toepassing;
- De regels in afdeling 22.2, met uitzondering van paragraaf 22.2.7.3, en afdeling 22.3 zijn niet van toepassing voor zover die regels in strijd zijn met regels in dit hoofdstuk;
- De regels in dit hoofdstuk zijn van toepassing op de locatie kadastraal bekend gemeente Vlagtwedde, sectie R, nummer 409, waarvan de geometrische bepaalde planobjecten zijn vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1950.TO2502-on01.
Artikel 4 Meet- En Rekenbepalingen
De meet- en rekenbepalingen uit artikel 22.24 van het omgevingsplan zijn van overeenkomstige toepassing op het meten van de waarden die in dit hoofdstuk in m, m2 of m3 zijn uitgedrukt, voor zover hiervan niet is afgeweken in het bepaalde in 4.1 tot en met 4.5.
4.1 Afstanden
De kortste afstand tussen bouwwerken onderling alsmede van bouwwerken tot de perceelsgrens, gemeten vanaf elk deel van het bouwwerk.
4.2 Bouwhoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers, lichtkappen, antennes, technische installaties en naar de aard en omvang daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
4.3 Breedte, lengte en diepte van een bouwwerk
Tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de scheidsmuren.
4.4 Goothoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel. Daar waar een gevellijn staat aangegeven op de verbeelding wordt de goothoogte gemeten in de gevellijn.
4.5 Overschrijding van de bouw-, c.q. functiegrenzen
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, technische installaties, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw- c.q. functiegrenzen niet meer dan 0,75 meter bedraagt.
Artikel 5 Aanvraagvereisten
De aanvraagvereisten, bedoeld in paragraaf 22.5.2, zijn van overeenkomstige toepassing op een omgevingsvergunning die is vereist op grond van dit hoofdstuk.
Artikel 6 Algemeen Gebruiksverbod
Het is verboden om gronden of bouwwerken te gebruiken anders dan overeenkomstig de aan de locatie toegedeelde functies.
2 Functies
Artikel 7 Wonen
7.1 Toepassingsbereik
a. De regels in dit artikel zijn van toepassing op gronden met de functie ‘Wonen’.
7.2 Functieomschrijving
Gronden en bouwwerken binnen de functie 'Wonen' mogen worden gebruikt voor:
- woonhuizen al dan niet met ruimte voor:
- een aan-huis-verbonden beroep;
- een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, zoals genoemd in bijlage 1;
- mantelzorg.
- bijbehorende bouwwerken;
met de daarbijbehorende:
- tuinen, erven en terreinen;
- waterhuishoudkundige voorzieningen;
- bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
7.3 Bouwregels
7.3.1 Hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken
- Voor het bouwen van hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken geldt dat de gezamenlijke oppervlakte van een hoofdgebouw met de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken ten hoogste 425 m² zal bedragen, dan wel de bestaande oppervlakte indien dit meer is;
- er mag niet worden gebouwd indien dit leidt tot woningsplitsing.
7.3.2 Hoofdgebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
- als hoofdgebouw mogen uitsluitend woonhuizen worden gebouwd;
- per bestemmingsvlak zal ten hoogste één hoofdgebouw worden gebouwd;
- de afstand van een hoofdgebouw ten opzichte van de weg zal ten minste de bestaande afstand bedragen, tenzij sprake is van het verplaatsen van de voorgevel waarbij aangesloten wordt bij de bestaande bebouwingskarakteristiek;
- de afstand van een hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens zal tenminste 3 m bedragen;
- de goothoogte van een hoofdgebouw zal ten hoogste 4,50 m bedragen;
- de dakhelling van een hoofdgebouw zal ten minste 30° bedragen;
- de dakhelling van een hoofdgebouw zal ten hoogste 60° bedragen.
7.3.3 Bijbehorende bouwwerken
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:
- de bijbehorende bouwwerken zullen tenminste 3,00 m achter de naar de weg(en) gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw dan wel het verlengde daarvan worden gebouwd;
- de goothoogte van een bijbehorend bouwwerk zal ten hoogste 3,50 m bedragen;
- de dakhelling van een bijbehorend bouwwerk zal ten hoogste 60° bedragen.
7.3.4 Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
- de hoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw dan wel verlengde daarvan, ten hoogste 2,00 m zal bedragen;
- er zullen geen windmolens worden gebouwd;
- de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
7.4 Afwijken van de bouwregels
Met een omgevingsvergunning mag worden afgeweken van het bepaalde in lid 7.2.1, onder b., in die zin dat wordt gebouwd ten behoeve van woningsplitsing, mits:
- wordt voldaan aan de woningbouwprogrammering wanneer sprake is van een toename van het aantal woningen;
- geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
- het straat- en bebouwingsbeeld;
- het woon- en leefklimaat;
- de milieusituatie;
- de verkeersveiligheid;
- de parkeersituatie;
- de cultuurhistorische waarden;
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- tevens een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 7.5 lid 1 kan worden verleend.
7.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze functie wordt in ieder geval gerekend:
- het gebruik van woonhuizen in combinatie met beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten anders dan genoemd in artikel 7.1.
- het gebruik van gedeelten van een woonhuis, bijbehorende bouwwerken, voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, indien:
- het beroep of bedrijf niet wordt uitgeoefend door één van de bewoners van het woonhuis;
- de beroeps-/bedrijfsvloeroppervlakte meer dan 90 m² bedraagt, met dien verstande dat delen van hoofdgebouwen en/of bijbehorende bouwwerken die op het moment van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan niet worden gebruikt voor het wonen ook mogen worden gebruikt voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit;
- parkeren niet op eigen erf plaatsvindt;
- detailhandel plaatsvindt, tenzij het detailhandel betreft bij een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, in welk geval detailhandel is toegestaan die als nevenactiviteit beperkt blijft tot de verkoop van producten die een directe relatie hebben met het beroep of de activiteit of producten die binnen het beroep of de activiteit vervaardigd worden;
- het gebruik van een woonhuis voor meer dan één woning;
- het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken als zelfstandige woning;
- het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden, anders dan logiesverstrekking in het woonhuis en de bijbehorende bouwwerken, waarbij niet meer dan 3 of, in geval van deelname aan het project 'Sprong over het veen', 6 logieseenheden per woonhuis mogen worden gevestigd;logieseenheden per woonhuis mogen worden gevestigd;
- het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel;
- het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van agrarische bedrijfsactiviteiten.
7.6 Ontheffing van de gebruiksregels
Burgemeester en Wethouders kunnen ontheffing verlenen van:
- het bepaalde in lid 7.3. onder c en toestaan dat een woonhuis, al dan niet in samenhang met inpandige bouwactiviteiten, wordt gebruikt voor meer dan één woning, mits de nieuwe woning moet passen binnen de door de provincie vastgestelde nieuwbouwruimte, dan wel binnen de daarvoor in de plaats komende intergemeentelijke afspraken over woningbouw- capaciteit.
Artikel 8 Waarde - Archeologie 6
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 6' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende functie(s), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de (te verwachten) archeologische waarden van de gronden.
8.2 Bouwregels
8.2.1 Omgevingsvergunning voor het bouwen
Voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 1000 m2 waarbij de bodem dieper dan 30 centimeter onder maaiveld wordt geroerd, moet alvorens een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt verleend, door de aanvrager een rapport worden overgelegd waarin:
- de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld; en
- in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.
8.2.2 Voorwaarden omgevingsvergunning voor het bouwen
Indien uit het in lid 8.2.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen zullen worden verstoord, kunnen één of meerdere van de volgende voorwaarden worden verbonden aan de omgevingsvergunning voor het bouwen:
- een verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
- een verplichting tot het doen van opgravingen;
- een verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan bij de vergunning te stellen kwalificaties.
8.2.3 Uitzondering onderzoeksplicht
Het bepaalde in lid 8.2.1 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de
volgende activiteiten of bouwwerken:
- vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
- een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 1000 m2;
- een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 30 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.
8.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
8.3.1 Vergunningsplichtige werken en werkzaamheden
Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:
- het ontgronden, afgraven (onder andere saneren), afplaggen, egaliseren, verlagen en ophogen van gronden;
- het woelen, mengen, diepploegen of ontginnen van gronden en/of het anderszins ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur;
- het dempen, graven, verdiepen of verbreden van watergangen en waterpartijen;
- het uitvoeren van werkzaamheden aan oevers en kaden;
- het verwijderen en/of aanbrengen van bomen en diepwortelende beplanting;
- het aanleggen van ondergrondse energie-, transport- en of communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
- verlagingen van het grondwaterpeil.
8.3.2 Uitzondering
Het bepaalde in lid 8.3.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:
- normaal onderhoud betreffen;
- reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
- in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen en ten behoeve van het treffen van maatregelen om de archeologische waarden in de bodem te behouden worden uitgevoerd, mits verricht door een daartoe bevoegde instantie;
- niet dieper gaan dan 0,30 m beneden het maaiveld of een oppervlakte kleiner dan 1000 m2 beslaan.
8.3.3 Onderzoeksplicht
Een omgevingsvergunning kan pas worden verleend nadat door de aanvrager een rapport is overgelegd waarin:
- de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld; en
- in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.
8.3.4 Beoordelingscriteria
De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de archeologische waarden van de gronden. Alvorens de omgevingsvergunning wordt verleend moet er ten behoeve van de beoordeling van het rapport advies worden ingewonnen bij een ter zake deskundige.
8.3.5 Voorwaarden omgevingsvergunning
Indien uit het in lid 8.3.3 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het uitvoeren van werken of werkzaamheden zullen worden verstoord, kunnen één of meerdere van de volgende voorwaarden worden verbonden aan de omgevingsvergunning:
- een verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
- een verplichting tot het doen van opgravingen;
- een verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan bij de vergunning te stellen kwalificaties.
8.4 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Waarde - Archeologie 6' wordt verwijderd, indien uit deskundig archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse geen sprake is van behoudenswaardige archeologische waarden.
3 Algemene Regels Voor Activiteiten
Artikel 9 Algemene Aanduidingsregels
9.1 Parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden
- Bij de verlening van een omgevingsvergunning voor bouwen of een omgevingsvergunning voor een gebruiksverandering moet, indien de omvang of de functie van een gebouw daartoe aanleiding geeft, ten behoeve van het parkeren of stallen van auto's, (motor)fietsen of andere voertuigen in voldoende mate ruimte zijn aangebracht in, op of onder het gebouw, dan wel op of onder het bijbehorend bouwperceel. Dit betekent dat moet worden voldaan aan de parkeerkencijfers in de CROW-publicatie 382 en dat, indien deze beleidsregels worden gewijzigd, rekening wordt gehouden met de wijziging.
- Indien de functie van een gebouw aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen, moet in deze behoefte in voldoende mate zijn voorzien aan, in of onder dat gebouw, dan wel op of onder het bijbehorend bouwperceel.
- Gerealiseerde voorzieningen als bedoeld in sub a en b, moeten na de realisering in stand worden gehouden.
- Het college van burgemeester en wethouders kan afwijken van het bepaalde in sub a en b:
- indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit; of
- voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingruimte, dan wel laad- of losruimte wordt voorzien.
9.2 Veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen
9.2.1 Aanduidingsomschrijving
De voor 'veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen' aangeduide gronden zijn mede bestemd voor het tegengaan van de bouw van nieuwe objecten en het gebruik van bestaande objecten ten behoeve van minder zelfredzame personen.
9.2.2 Bouwregels
In afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald, gelden op of in de gronden ter plaatse van de aanduiding “veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen” de volgende regels:
- er mogen geen kwetsbare objecten worden gebouwd;
- de bouw van beperkt kwetsbare objecten is toegestaan, mits:
- er sprake is van zwaarwegende maatschappelijke, economische en/of planologische redenen;
- is aangetoond dat er hierdoor geen afbreuk wordt gedaan aan de veiligheid van personen;
- de leidingbeheerder om advies is gevraagd.
9.2.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze gebiedsaanduiding wordt in ieder geval gerekend:
- het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van minder zelfredzame personen.
9.3 Vrijwaringszone molenbiotoop
9.3.1 Bebouwingsregels
Op of in deze gronden mag, in afwijking van het bepaalde in de andere daar ter plaatse voorkomende functies, niet hoger worden gebouwd dan:
- binnen een afstand van 100 m van de molen: de hoogte die gelijk is aan de hoogte van de onderste punt van de verticaal staande wiek van de molen;
- binnen een afstand van 100 m tot 400 m van de molen: de hoogte genoemd onder a vermeerderd met 1/30 van de afstand tussen het bouwwerk en de molen.
9.3.2 Ontheffing van de Bouwregels
Burgemeester en Wethouders kunnen ontheffing verlenen van:
- het bepaalde in lid 9.3.1. en toestaan dat in de andere daar ter plaatse voorkomende functies gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits:
- vooraf advies wordt ingewonnen van de beheerder van de molen.
9.3.3 Aanlegvergunningen
- Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
- het ophogen van gronden hoger dan de op grond van de in lid 9.3.1 maximaal toelaatbare hoogte voor bouwwerken;
- het beplanten met bomen, heesters en andere opgaande beplanting hoger dan de op grond van de in lid 9.3.1. maximaal toelaatbare hoogte voor bouwwerken;
- het aanbrengen van bovengrondse constructies, installaties en apparatuur hoger dan de op grond van de in lid 9.3.1 maximaal toelaatbare hoogte voor bouwwerken.
- Het in lid 9.3.3 onder a vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden, die:
- het normale onderhoud betreffen;
- reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
- De in lid 9.3.3 onder a genoemde vergunning kan slechts worden verleend met inachtneming van het huidige en/of het toekomstig functioneren van de molen als werktuig door windbelemmering en/of de waarde van de molen als landschapselement, dan wel dat door het stellen van voorwaarden hieraan voldoende tegemoet gekomen kan worden. Voorafgaand moet advies worden ingewonnen bij de beheerder van de molen.
4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 10 Overgangsrecht Bouwwerken
10.1 Overgangsrecht bouwwerken
- Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van dit 'TAM-omgevingsplan Hoofdstuk [22n]' aanwezig of in uitvoering is, of gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van dit 'TAM-omgevingsplan Hoofdstuk [22n]', mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
- gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag om een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk met maximaal 20%.
- Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van dit 'TAM-omgevingsplan Hoofdstuk [22n]', maar zijn gebouwd zonder omgevingsvergunning en in strijd met het daarvoor geldende omgevingsplan van rechtswege, daaronder begrepen de overgangsbepalingen.
10.2 Overgangsrecht functioneel gebruik
- Het gebruik van gronden en bouwwerken ten dienste van de functie (of andere gebiedsaanwijzing) als bedoeld in hoofdstuk 2 dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van dit 'TAM-omgevingsplan Hoofdstuk [22n]' en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- Het is verboden het met dit 'TAM-omgevingsplan Hoofdstuk [22n]' strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dit 'TAM-omgevingsplan Hoofdstuk [22n]' strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van dit 'TAM-omgevingsplan Hoofdstuk [22n]' voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik, dat al in strijd was met het voorheen geldende omgevingsplan van rechtswege voor die locatie, daaronder begrepen de overgangsbepalingen.
Artikel 11 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
'Regels van het TAM-Omgevingsplan Westerwolde, Sellingerstraat 21 van de gemeente Westerwolde.'