KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Toepassingsregel
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch - 1
Artikel 4 Wonen
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 5 Algemene Aanduidingsregels
Hoofdstuk 4 Slotregel
Artikel 6 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Ligging En Begrenzing Plangebied
1.3 Huidige Planologische Regeling
1.4 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Planologische Regeling
2.1 Planbeschrijving
2.2 Toetsing Aan Wijzigingscriteria
Hoofdstuk 3 Omgevingsaspecten
3.1 Ecologie
3.2 Milieuzonering
3.3 Geluid
3.4 Luchtkwaliteit
3.5 Bodem
3.6 Water
3.7 Archeologie
3.8 Cultuurhistorie
3.9 Externe Veiligheid
3.10 Kabels En Leidingen
Hoofdstuk 4 Uitvoerbaarheid
4.1 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
4.2 Economische Uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 5 Juridische Regeling
Bijlage 1 Watertoets

Buitengebied 2009 Wedderstraat 82

Wijzigingsplan - Gemeente Westerwolde

Vastgesteld op 17-04-2018 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan:

het wijzigingsplan Buitengebied 2009 Wedderstraat 82, met identificatienummer NL.IMRO.1950.WZ1802-vs01 van de gemeente Westerwolde;

1.2 wijzigingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels.

Artikel 2 Toepassingsregel

Dit wijzigingsplan ziet alleen op een aanpassing van de verbeelding van het bestemmingsplan 'Buitengebied 2009' van de gemeente Westerwolde, zoals vastgesteld op 22 september 2009, gedeeltelijk gewijzigd bij besluit van 27 oktober 2015 en hervastgesteld bij besluit van 22 maart 2016.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch - 1

De regels van de bestemming 'Agrarisch - 1' van het bestemmingsplan 'Buitengebied 2009', zoals vastgesteld op 22 september 2009 en gedeeltelijk gewijzigd bij besluit van de gemeenteraad van de Gemeente Vlagtwedde op 27 oktober 2015 van de gemeente Vlagtwedde, zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 4 Wonen

De regels van de bestemming 'Wonen' van het bestemmingsplan 'Buitengebied 2009', zoals vastgesteld op 22 september 2009 en gedeeltelijk gewijzigd bij besluit van de gemeenteraad van de gemeente Vlagtwedde op 27 oktober 2015, zijn van overeenkomstige toepassing , met dien verstande dat in aanvulling op deze regels ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - oorspronkelijke hoofdvorm' de volgende bouwregels gelden:

  • oppervlakte, goothoogte en dakhelling van een oorspronkelijke hoofdvorm zal ten minste en ten hoogste voldoen aan de bestaande hoofdvorm dan wel een daarmee minimaal gelijkwaardige hoofdvorm voor wat betreft de streekeigen vormgeving waarbij deels buiten de aanduidingsgrenzen mag worden gebouwd.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 5 Algemene Aanduidingsregels

De relevante regels van de gebiedsaanduiding 'veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen' van het bestemmingsplan 'Buitengebied 2009', zoals vastgesteld op 22 september 2009 en gedeeltelijk gewijzigd bij besluit van de gemeenteraad van de gemeente Vlagtwedde op 27 oktober 2015, zijn van overeenkomstige toepassing.

Hoofdstuk 4 Slotregel

Artikel 6 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:


Regels van het wijzigingsplanBuitengebied 2009 Wedderstraat 82

van de gemeente Westerwolde.


Behorende bij het besluit van 17 april 2018.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Op het perceel Wedderstraat 82 te Vlagtwedde was een agrarisch bedrijf gevestigd. De bedrijfsvoering van dit bedrijf is onlangs beëindigd. Het voornemen is om de bestaande bebouwing te gaan gebruiken ten behoeve van reguliere bewoning.

De gemeente Vlagtwedde heeft aangegeven medewerking te willen verlenen aan de voorgenomen ontwikkeling. Het beoogde gebruik is niet mogelijk op basis van het geldende bestemmingsplan Buitengebied 2009. Wonen is namelijk alleen toegestaan ten behoeve van de bedrijfsvoering.

Het plan kent echter een wijzigingsbevoegdheid die het mogelijk maakt om de bestemming te wijzigen naar een woonbestemming. Het voorliggende wijzigingsplan voorziet in de uitvoering van de wijzigingsprocedure.

1.2 Ligging En Begrenzing Plangebied

Het plangebied ligt in het buitengebied van de gemeente Vlagtwedde ten noorden van Vlagtwedde en ten zuiden van Wedde. De ligging van het plangebied is weergegeven in figuur 1. De begrenzing van het plangebied betreft de voormalige agrarische bedrijfskavel.

afbeelding "i_NL.IMRO.1950.WZ1802-vs01_0001.png"

Figuur 1. Ligging van het plangebied (bron: Bing Maps)

1.3 Huidige Planologische Regeling

Het plangebied maakt deel uit van het op 22 september 2009 vastgestelde bestemmingplan Buitengebied 2009 en zoals nadien gewijzigd bij besluit van 22 oktober 2015. Figuur 1 geeft een uitsnede van het geldend bestemmingsplan weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.1950.WZ1802-vs01_0002.png"

Figuur 2. Uitsnede verbeelding geconsolideerde versie "Buitengebied 2009, gedeeltelijke herziening 2015".

In dit bestemmingsplan heeft het plangebied de bestemming 'Agrarisch - 1'. Op de kavel is een (agrarisch) bouwperceel aangegeven met de aanduiding specifieke vorm van agrarisch - bouwperceel. Binnen het bouwperceel is een ter plaatse de uitoefening van een grondgebonden agrarisch bedrijf toegestaan en bewoning ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering.

In artikel 3.8 lid g van de regels is de mogelijkheid opgenomen om de bestemming te wijzigen in die zin dat de bestemming 'Agrarisch - 1' wordt gewijzigd in de bestemming 'Wonen' door het verwijderen van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - bouwperceel' , met inbegrip van een daarbinnen gelegen bouwvlak, ten behoeve van een functieverandering van een bouwperceel, mits:

  • na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid respectievelijk de regels van artikel 30 'Wonen -1' van overeenkomstige toepassing zijn;
  • deze wijzigingsbevoegdheid uitsluitend wordt toegepast ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - bouwperceel';
  • met name rekening zal worden gehouden met het gestelde in bijlage 1 onder 1.18. en 1.24 van de regels van het geldende bestemmingsplan.

In bijlage 1 is onder 1.18 (voor zover hier van toepassing) aangegeven dat:

  • Hervestiging van grondgebonden agrarisch bedrijf niet mogelijk is;
  • Functiewijziging uitsluitend is toegestaan in de voormalige boerderijpanden;
  • Nagegaan wordt of gebruik ten behoeve van een gebiedseigen functie mogelijk is zoals als beheers- of bedrijfsgebouw voor de functies natuur en landschap;
  • Zijn dergelijke gebiedseigen functies niet mogelijk dan bestaat de voorkeur voor een woonfunctie in bestaande gebouwen;
  • De functieverandering mag niet leiden tot onevenredige afbreuk van de agrarische bedrijfsfunctie in de nabijheid in die zin dat naburige bedrijven er door in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • Bij de functieverandering wordt er naar gestreefd het voormalige boerderijpand als landschappelijke verschijningsvorm te handhaven.

In 1.24 van de Bijlage 1 wordt aangegeven dat rekening dient te worden gehouden met algemene toetsingscriteria ten aanzien van:

  • Het in stand houden of tot stand brengen van een samenhangend bebouwingsbeeld;
  • Voldoende uitzicht en privacy;
  • Verkeersveiligheid;
  • Voorkomen van onoverzichtelijk situatie in het kader van de sociale veiligheid;
  • Het voldoende rekening houden met milieuaspecten;
  • het doelmatig en veilig functioneren van nutsleidingen;
  • de gebruiksmogelijkheden van gebruiksmogelijkheden van andere bestemmingen;
  • behoud of herstel van landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische en archeologische waarden.

Aan deze toetsingscriteria wordt in paragraaf 2.2 toepassing gegeven.

1.4 Leeswijzer

In hoofdstuk 2 wordt de gewenste ontwikkeling nader beschreven en wordt getoetst aan de voorwaarden voor het wijzigen van het bestemmingsplan. Vervolgens wordt in hoofdstuk 3 ingegaan op het beleidskader dat relevant is voor de ontwikkeling. In hoofdstuk 4 worden vervolgens de milieu- en omgevingsaspecten beschreven. In hoofdstuk 5 wordt de juridische planbeschrijving gegeven. In hoofdstuk 6 wordt de uitvoerbaarheid van de ontwikkeling behandeld.

Hoofdstuk 2 Planologische Regeling

2.1 Planbeschrijving

Op het perceel Wedderstraat 82 te Vlagtwedde is een voormalig agrarisch bedrijf aanwezig. De opstallen worden niet meer bedrijfsmatig gebruikt. De oorspronkelijke bedrijfswoning wordt alleen nog bewoond. Het is de bedoeling dat het perceel een woonbestemming krijgt die recht doet aan het huidige gebruik en de bebouwing. Het perceel wordt verder omringd door middel van houtsingels en zijn de gronden rondom de gebouwen ingericht als tuin.

Er is dan ook slechts sprake van een functiewijziging. Met deze bestemming kunnen het voormalige boerderijpand en de bestaande opstallen gehandhaafd blijven, maar wordt de bestemming in overeenstemming gebracht met het feitelijke gebruik. Het perceel blijft na de wijziging intact. Er vindt dan ook geen afbreuk van het landschap plaats. De bestaande landschappelijke inpassing blijft gehandhaafd.

2.2 Toetsing Aan Wijzigingscriteria

Toetsing wijzigingscriteria artikel 3, lid 8, sub g

Voor de gewenste planologische situatie kan gebruik worden gemaakt van de wijzigingsbevoegdheid in artikel 3 van het bestemmingsplan. Hiermee wordt de bestemming gewijzigd in de bestemming 'Wonen -1'. Hierna wordt het plan getoetst aan de wijzigingscriteria die hiervoor gelden.

  • na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid respectievelijk de regels van artikel 30 'Wonen -1' van overeenkomstige toepassing zijn.

Na de vaststelling van dit wijzigingsplan zijn de regels van artikel 30 'Wonen -1' uit het geldende bestemmingsplan van overeenkomstige toepassing.

  • deze wijzigingsbevoegdheid uitsluitend wordt toegepast ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - bouwperceel niet-grondgebonden agrarisch bedrijf.

De gronden van het plangebied hebben in de huidige planologische regeling de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - bouwperceel niet-grondgebonden agrarisch bedrijf.

  • met name rekening zal worden gehouden met het gestelde in bijlage 1 onder 1.18. en 1.24 van de regels van het geldende bestemmingsplan.

Toetsing bijlage 1 onder 1.18

Het pand is een voormalige boerderij waarvan de bijbehorende langbouwgrond inmiddels is overgedragen aan andere akkerbouwbedrijven. Het bedrijfsgedeelte voldoet niet meer aan de hedendaagse eisen voor een modern akkerbouwbedrijf en de bedrijfsactiviteiten vanuit dit pand zijn al geruime tijd geleden gestaakt. Hervestiging van een agrarisch bedrijf zal dan ook niet meer aan de orde zijn.

Er is slechts op zeer beperkte schaal behoefte aan beheers- of bedrijfsgebouwen voor gebiedseigen functies. Daarin is binnen het NNN-gebied in ruime mate voorzien en op deze locatie is een dergelijke functie dan ook volstrekt niet aan de orde.

Op grond van de toetsingscriteria is vervolgens de voorkeur voor een woonbestemming aan de orde. Daarvoor is belangstelling en met het geven van deze nieuwe functie is het behoud van het voormalige boerderijpand geregeld. De woonfunctie zal worden uitgeoefend in de voormalige bedrijfswoning (hoofdgebouw), waarbij sprake is van één woning.

De afstand tot omliggende agrarische bedrijven is voldoende om geen beperkingen voor de agrarische bedrijfsvoering met zich mee te brengen. Hier wordt in paragraaf 3.2 nader op ingegaan.

Er is tot slot slechts sprake van een functiewijziging. Het perceel blijft naar de wijziging intact. Er vindt dan ook geen afbreuk aan het landschap plaats. De bestaande landschappelijke inpassing blijft gehandhaafd.

Toetsing bijlage 1 onder 1.24

De toetsingscriteria als genoemd onder 1.24 van Bijlage 1 geven een algemeen kader om te kunnen beoordelen of een wijziging niet leidt tot ingrijpende veranderingen. De boerderij werd in het verleden gebruikt als bedrijfswoning met gedeeltelijk inpandige agrarische bedrijfsruimte. Er is geen verschil in functie en uitstraling tussen het gebruik als bedrijfswoning of als woning. Bij het vervallen van de agrarische functie wordt het voormalige bedrijfsgedeelte en de bijbehorende schuur hobbymatig gebruikt. Deze gebruiksverandering heeft geen invloed op de rangorde, het bebouwingsbeeld, uitzicht en privacy, verkeers- en sociale veiligheid, het functioneren van nutsleidingen en de landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische en archeologische waarden. Aan de criteria als genoemd in de bijlage is voldaan.

Hoofdstuk 3 Omgevingsaspecten

3.1 Ecologie

Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening gehouden worden met de natuurwaarden van de omgeving en met beschermde plant- en diersoorten. De Wet natuurbescherming regelt de bescherming van natuurgebieden. Dit gaat om op Europees niveau aangewezen Natura 2000-gebieden. In de provinciale verordening worden gebieden die van belang zijn voor het Natuurnetwerk Nederland (NNN, voorheen de Ecologische Hoofdstructuur) beschermd. De bescherming van soorten en hun verblijfplaatsen is geregeld in de Wet natuurbescherming.

Gebiedsbescherming

De bescherming van Natura 2000-gebieden en Beschermde Natuurmonumenten is geregeld in de Wet Natuurbescherming. Indien ontwikkelingen (mogelijk) leiden tot aantasting van de natuurwaarden binnen deze gebieden, moet een vergunning worden aangevraagd. Daarnaast moet rekening worden gehouden met het rijksbeleid voor de Natuur Netwerk Nederland (NNN) (voorheen Ecologisch Hoofdstructuur).

In de omgeving van het plangebied is geen sprake van Natura 2000-gebieden en/of een NNN-gebied. Gezien de aard en de schaal van de ontwikkeling in het plangebied treden geen nadelige effecten op.

Soortenbescherming

De gewenste situatie die de initiatiefnemers voor ogen hebben voorziet niet in het kappen van bomen, het dempen van sloten, en/of het slopen van gebouwen. Aantasting van beschermde soorten en strijdigheid met de Wet natuurbescherming wordt daardoor uitgesloten.

Voor alle soorten blijft de algemene zorgplicht van kracht. Bij verstoring van dieren moeten deze de gelegenheid krijgen te vluchten naar een nieuwe leefomgeving.

3.2 Milieuzonering

Beleid en Normstelling

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de realisatie van woningen nabij bedrijven of vise versa;

  • ter plaatse van de woningen een goed woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd;
  • rekening wordt gehouden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de betreffende bedrijven.


Om in de bestemmingsregeling de belangenafweging tussen bedrijvigheid en nieuwe woningen in voldoende mate mee te nemen, wordt in dit plan gebruikgemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009). In deze publicatie is een lijst opgenomen waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gerangschikt naar mate van milieubelasting. Voor elke bedrijfsactiviteit is de maximale richtafstand ten opzichte van milieugevoelige functies aangegeven op grond waarvan de categorie-indeling heeft plaatsgevonden.


Onderzoek
De omgeving van het plangebied kan omschreven worden als 'gemengd gebied'. Het plangebied ligt namelijk langs een bebouwingslint met afwisselend woon- en (agrarische) bedrijfsfuncties. De afstanden uit de brochure kunnen daarom met één afstandstap worden verminderd.


Fijn stof en geluid
Ten noorden van het plangebied is een grondgebonden agrarisch bedrijf toegestaan waar ook grondgebonden dieren gehouden mogen worden. Ten aanzien van fijn stof en geluid is de maatgevende richtafstand 10 meter in gemengd gebied. De afstand van de beoogde woonbestemming tot het noordelijk gelegen bedrijf is meer dan 25 meter waarmee wordt voldaan aan de richtafstanden uit de VNG publuicatie.Ten zuiden van het plangebied is een pluimveebedrijf gelegen. De maatgevende richtafstand voor fijn stof en geluid is 30 meter in gemengd gebied. De afstand van de beoogde woonbestemming tot de rand van het dichtstbijzijnde dierenverblijf is ca 48 meter.

Er wordt voldaan aan de richtafstanden voor fijn stof en geluid uit de VNG publicatie.


Geur
Omdat er in de omgeving veehouderijbedrijven zijn gelegen is voor het aspect geur de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) van toepassing. Ten noorden van het plangebied is een akkerbouwbedrijf gevestigd waar ook grondgebonden dieren gehouden mogen worden. Ter plaatse worden echter geen dieren gehouden waardoor wordt voldaan aan de Wgv. Ten zuiden van het plangebied is een pluimveebedrijf gevestigd (Wedderstraat 80). Voor dieren met een geuremissiefactor gelden ook afstandseisen. De afstand van de buitenzijde van een dierenverblijf (onafhankelijk van de diersoort die er gehouden wordt) moet minimaal 25 meter bedragen tot een geurgevoelig object buiten de bebouwde kom. Zoals hierboven beschreven wordt aan deze afstand ruim voldaan.

In de omgeving van de beoogde woonbestemming zijn zeer weinig intensieve veehouderijbedrijven (bedrijven met geur uitstoot) gelegen waardoor de achtergrond geurbelasting laag is. Hierdoor is er sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat ten aanzien van het aspect geur.


Het pluimveebedrijf wordt in de bestaande situatie al beperkt door de (bedrijfs) woning aan de Wedderstraat 82. Een agrarische bedrijfswoning bij een akkerbouwbedrijf heeft dezelfde mate van milieubescherming als een burgerwoning. Het pluimveebedrijf dient in de huidige situatie al te voldoen aan de geurnorm die geldt voor de woning aan de Wedderstraat 82. Omzetten van een agrarische bedrijfswoning naar een woonbestemming levert daardoor geen extra belemmering voor het pluimveebedrijf op. Tevens biedt de bestemming 'Wonen' ook geen extra bouwmogelijkheden in de richting van het bedrijf.

In de huidige planologische regeling is een bedrijfswoning van 150 m2 toegestaan, tenzij de bedrijfswoning inpandig is gevestigd in het oorspronkelijke boerderijpand, in welk geval de oppervlakte van de bedrijfswoning ten hoogste gelijk is aan de oppervlakte van het oorspronkelijke boerderijpand. In onderhavig geval is sprake van een inpandige bedrijfswoning in het oorspronkelijke boerderijpand. Op basis het geldende bestemmingsplan is het dus mogelijk om in de bebouwing aan de zuidkant, en daarmee richting het pluimveebedrijf, van het perceel woonfuncties te realiseren. Met dit wijzigingsplan worden geen extra bouwmogelijkheden mogelijk gemaakt. Deze worden tevens extra beperkt door de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - oorspronkelijke hoofdvorm'. Hiermee is in artikel 30.2.2 lid k gewaarborgd dat de toekomstige woonfunctie in het oorspronkelijke woonboerderij plaatsvindt. Hier staat dat een gebouw met waardevolle ruimtelijk relevante kenmerken voor wat betreft de streekeigen vormgeving binnen het gebied ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - oorspronkelijke hoofdvorm" wordt gebouwd.

Conclusie
Geconcludeerd wordt dat ter plaatse van de beoogde woonbestemming sprake zal zijn van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat en dat er in de omgeving geen bedrijven aanwezig zijn die door de voorgenomen ontwikkeling extra in hun bedrijfsvoering worden beperkt. Er wordt voldaan aan de richtafstanden uit de VNG en Wgv. Het aspect milieuzonering staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg.

3.3 Geluid

Op grond van de Wet geluidhinder geldt rond wegen met een maximumsnelheid hoger dan 30 km/uur, spoorwegen en inrichtingen die 'in belangrijke mate geluidhinder veroorzaken', een geluidzone. Bij de ontwikkeling van nieuwe geluidsgevoelige objecten binnen deze geluidzones moet akoestisch onderzoek worden uitgevoerd om aan te tonen dat de ontwikkeling voldoet aan de voorkeursgrenswaarden die in de wet zijn vastgelegd. Voor de geluidsbelasting aan de buitengevels van woningen en andere geluidgevoelige bestemmingen binnen de wettelijke geluidzone van een weg geldt een voorkeursgrenswaarde van 48 dB.

Er is geen sprake van een nieuwe situatie in de zin van de Wet geluidhinder. De woonfunctie in de voormalige bedrijfswoning houdt deze functie en er worden geen woningen toegevoegd. Op basis van art. 76 lid 3 Wgh hoeft de geluidbelasting van een aanwezige weg (waar geen wijzigingen optreden) op bestaande woningen niet getoetst te worden aan de grenswaarden. Een akoestisch onderzoek is daarom niet nodig. Het wegverkeerslawaai is daarmee geen belemmering voor de uitvoering van dit wijzigingsplan.

3.4 Luchtkwaliteit

In hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer zijn de grenswaarden op het gebied van de luchtkwaliteit vastgelegd. Daarbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk met name de grenswaarden voor stikstofdioxide (NO2) en fijnstof (PM10) van belang. Projecten die slechts in zeer beperkte mate bijdragen aan de luchtverontreiniging zijn op grond van de algemene maatregel van bestuur 'Niet in betekenende mate bijdragen' (Besluit NIBM) vrijgesteld van toetsing aan de grenswaarden.

De concentraties luchtverontreinigende stoffen liggen in de gemeente Vlagtwedde ruimschoots onder grenswaarden. Door de functiewijziging van een agrarisch bedrijf (met een bedrijfswoning) naar een woning zal het aantal verkeersbewegingen eerder af- dan toenemen.


De wijziging van de bestemming zal derhalve niet leiden tot een significante toename van de concentraties luchtverontreinigende stoffen. Dit plan kan worden aangemerkt als een project dat niet in betekende mate zal bijdragen aan de wijziging van de luchtkwaliteit. Er is geen aanleiding om aan te nemen dat de grenswaarden van de Wet luchtkwaliteit worden overschreden.

3.5 Bodem

Met het oog op een goede ruimtelijke ordening, moet in geval van ruimtelijke ontwikkelingen worden aangetoond dat de bodem geschikt is voor het beoogde functie gebruik. Ter plaatse van locaties die verdacht worden van bodemverontreiniging, moet ten minste verkennend bodemonderzoek worden uitgevoerd. In geval van verontreinigingen is de Wet bodembescherming van toepassing. In de wet is geregeld dat als ter plaatse van een plangebied ernstige verontreinigingen worden aangetroffen, er sprake is van een saneringsgeval.

Verdachte plekken met betrekking tot de kwaliteit van de bodem dienen in het kader van de Wet bodembescherming bij ruimtelijke plannen te worden gesignaleerd vanuit een goede ruimtelijke ordening. De ontwikkeling heeft weliswaar betrekking op uitvoering voor milieugevoelige functie (wonen), maar de situatie is reeds bestaand. In milieuhygiënische zin verandert het gebruik niet. De ontwikkeling vormt op dit punt geen belemmeringen. In het kader van dit wijzigingsplan kan het uitvoeren van een bodemonderzoek achterwege worden gelaten.

3.6 Water

Vanwege het grote belang van het water in de ruimtelijke ordening, wordt van waterschappen een vroege en intensieve betrokkenheid bij het opstellen van ruimtelijke plannen verwacht. De watertoets is een verplicht onderdeel in de bestemmingsplanprocedure. De ontwikkeling is via de digitale watertoets voorgelegd aan het Waterschap Hunze en Aa's. De watertoets is in bijlage 1 bij de toelichting opgenomen.

Bij dit plan treedt alleen een functieverandering op en is er daarom geen waterschapsbelang. Overleg met het waterschap is niet nodig. Wel wijst het waterschap op de verwerking van afvalwater. Met dit plan vinden geen wijzigingen op de manier van het verwerken van het afvalwater op.

3.7 Archeologie

Per 1 juli 2016 is de Monumentenwet 1988 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze naar verwachting in 2019 in werking treedt. Dit geldt ook voor de verordeningen, bestemmingsplannen, vergunningen en ontheffingen op het gebied van archeologie. Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is.

Binnen het vigerende bestemmingsplan is een bouwvlak aanwezig in het plangebied op basis waarvan bouwactiviteiten al zijn toegestaan. Met dit wijzigingsplan worden geen ruimere bouwmogelijkheden mogelijk gemaakt, het voorziet slechts in een functiewijziging. Deze leidt er toe dat de bouwmogelijkheden afnemen. Daarnaast wordt met dit wijzigingsplan geen bodemingrepen voorzien. De bestaande bebouwing blijft gehandhaafd. Archeologisch onderzoek is derhalve niet noodzakelijk.

3.8 Cultuurhistorie

De rol van cultuurhistorie in de ruimtelijke ordening is de laatste jaren sterk toegenomen. Bij het opstellen van plannen moeten cultuurhistorische waarden tijdig in beeld worden gebracht. Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) stelt in dat verband specifieke eisen aan het opstellen van bestemmingsplannen. Waar mogelijk moeten cultuurhistorische waarden worden behouden of versterkt. Cultuurhistorie is daarmee veelal een sturend onderdeel geworden in de ruimtelijke ordening.

Binnen het projectgebied is geen sprake van specifieke cultuurhistorische waarden. Het is niet noodzakelijk om regels op te nemen ter bescherming van cultuurhistorische waarden.

3.9 Externe Veiligheid

Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's die ontstaan voor de omgeving bij het gebruik, de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen, zoals vuurwerk, LPG en munitie. Sinds een aantal jaren is er wetgeving over 'externe veiligheid' om de burger niet onnodig aan te hoge risico's bloot te stellen. De normen voor externe veiligheid zijn vastgelegd in onder andere het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), Besluit externe veiligheid transportroutes (BEVT) en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).

Binnen het plangebied of in de directe omgeving zijn geen risicovolle inrichtingen aanwezig waarop het Besluit externe veiligheid inrichtingen van toepassing is. In of nabij het plangebied liggen evenmin (hogedruk)aardgastransportleidingen. Wel maakt Provincialeweg (N368) deel uit van het provinciale basisnet waarover vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. De Omgevingsverordening geeft aan dat langs wegen die deel uit maken van het provinciale basisnet moet worden voorkomen dat in een zone van 30 meter nieuwe objecten voor minder zelfredzame personen worden gerealiseerd.


In onderhavige wijzigingsplan worden geen nieuwe objecten voor minder zelfredzame personen gerealiseerd. Het is en blijft één woning. In de herziening van het bestemmingsplan Buitengebied 2009, gedeeltelijke herziening 2015 is de gebiedsaanduiding 'veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen' opgenomen die het voorgaande regelt. In dit wijzigingsplan wordt de aanduiding tevens overgenomen.


Het aspect externe veiligheid heeft geen gevolgen voor de uitvoering van dit bestemmingsplan.

3.10 Kabels En Leidingen

In (de omgeving van) het plangebied kunnen kabels en leidingen aanwezig zijn die beperkingen opleggen voor de bouwmogelijkheden in het plangebied. Hierbij valt te denken aan hoogspanningsverbindingen, waterleidingen en straalpaden. Bij leidingen, zoals gas-, water- en rioolpersleidingen, volgen deze belemmeringen uit het zakelijk recht. Bij hoogspanningsverbindingen gaat het om veiligheid en gezondheid. De beperkingen bij straalpaden zijn van belang voor het goed functioneren van de straalpaden.

In en rond het plangebied zijn geen kabels of leidingen aanwezig waarmee met dit wijzigingsplan rekening gehouden dient te worden.

Hoofdstuk 4 Uitvoerbaarheid

Wettelijk bestaat de verplichting om inzicht te geven in de uitvoerbaarheid van een wijzigingsplan. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt in de maatschappelijke en de economische uitvoerbaarheid.

4.1 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

Het wijzigingsplan doorloopt de in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) opgenomen procedure. Door het voeren van de genoemde procedure, met de daarbij horende zienswijzen-, c.q. beroepsprocedure, worden belanghebbenden betrokken bij het plan. In dat kader is het concept-ontwerpwijzigingsplan voorgelegd aan de overlegpartneres in het kader van het vooroverleg. Hierop zijn geen inhoudelijke reacties naar voren gekomen. De overlegpartners kunnen instemmen met het wijzigingsplan.

Het ontwerpwijzigingsplan heeft vervolgens voor zes weken ter inzage gelegen (artikel 3.8 Wro). Tijdens deze periode is een ieder in de gelegenheid gesteld om zienswijzen tegen het wijzigingsplan kenbaar te maken (artikel 3.8 Wro). Hier is geen gebruik van gemaakt. Er zijn geen zienswijzen binnengekomen.

Vervolgens is het wijzigingsplan op 17 april 2018 door het College van Burgemeester en Wethouders vastgesteld. Tegen het besluit is beroep mogelijk bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

4.2 Economische Uitvoerbaarheid

Voor de uitvoerbaarheid van dit plan is het van belang te weten of het economisch uitvoerbaar is. De economische uitvoerbaarheid wordt enerzijds bepaald door de exploitatie van de plannen (financiële haalbaarheid) en anderzijds door de wijze van kostenverhaal van de gemeente (grondexploitatie).

4.2.1 Financiële haalbaarheid

Dit wijzigingsplan heeft betrekking op een particulier initiatief waarmee de gemeente geen directe financiële bemoeienis heeft. De uitvoeringskosten worden gedragen door de initiatiefnemer. Voor de locatie is een anterieure overeenkomst gesloten. Eventuele planschade komt voor rekening van de initiatiefnemer. Hiervoor wordt dan een planschadeovereenkomst gesloten met de initiatiefnemer.

Hiermee is de economische haalbaarheid voldoende gewaarborgd en uitvoerbaar geacht.

4.2.2 Grondexploitatie

Bij wijzigingsplannen die bouwplannen mogelijk maken, is de grondexploitatieregeling uit de Wet ruimtelijke ordening van toepassing. Via dit wijzigingsplan wordt niet een bouwplan, zoals genoemd in het Besluit ruimtelijke ordening, mogelijk gemaakt. De vaststelling van een exploitatieplan bij dit wijzigingsplan is daarom niet verplicht. Bij dit wijzigingsplan is de vaststelling van een exploitatieplan niet nodig.

Hoofdstuk 5 Juridische Regeling

Verbeelding

Het Wijzigingsplan Buitengebied 2009, Wedderstraat 82 gaat vergezeld van een verbeelding. Na onherroepelijk worden van het wijzigingsplan maakt de verbeelding deel uit van het bestemmingsplan Buitengebied 2009.

Regels

De regels die deel uitmaken van het Buitengebied 2009 zijn onverkort van toepassing op dit wijzigingsplan.

De bestemmings- en aanduidingsregels die van toepassing zijn op het plangebied van het wijzigingsplan (in dit geval de bestemmingen 'Wonen - 1' en de gebiedsaanduiding "Veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen") zijn onverkort van toepassing. In de regels is een koppeling gelegd met deze bestemming en gebiedsaanduiding. In aanvulling daarop is de de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - oorspronkelijke hoofdvorm' opgenomen. Hiermee is gewaarborgd dat de toekomstige woonfunctie in het oorspronkelijke woonboerderij plaatsvindt.

Bijlage 1 Watertoets

Bijlage 1 Watertoets