Wijzigingsplan Wedderbergen / Wedderveer, Hoofdweg Wedderveer 61
Wijzigingsplan - gemeente
Vastgesteld op 02-06-2022 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan:
het wijzigingsplan Wijzigingsplan Wedderbergen / Wedderveer, Hoofdweg Wedderveer 61 met identificatienummer NL.IMRO.1950.WZ2108-vs01 van de gemeente Westerwolde;
1.2 De plankaart
de plankaart van het wijzigingsplan Wijzigingsplan Wedderbergen / Wedderveer, Hoofdweg Wedderveer 61 met identificatienummer NL.IMRO.1950.WZ2108-vs01;
1.3 wijzigingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;
1.4 verbeelding:
de verbeelding van het wijzigingsplan 'Wijzigingsplan Wedderbergen / Wedderveer, Hoofdweg Wedderveer 61, bestaande uit kaart met identificatienummer NL.IMRO.1950.WZ2108-vs01;
1.5 aanbouw
een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is aangebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
1.6 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.7 aan-huis-verbonden-beroep
een beroep dat in of bij een woonhuis met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend en dat is gericht op het verlenen van diensten;
1.8 agrarisch bedrijf
een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen, houtteelt daaronder begrepen, of het houden van dieren;
1.9 archeologisch waardevol terrein
een terrein waarin zich voorwerpen of bewoningssporen van vroegere samenlevingen bevinden, die ter plaatse behouden dienen te worden;
1.10 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
1.11 bedrijfsgebouw
een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;
1.12 bedrijfsvloeroppervlakte
de brutovloeroppervlakte van bedrijfsgebouwen die wordt gebruikt voor bedrijfsdoeleinden;
1.13 bestaand
- a. ten aanzien van de bij of krachtens de Woningwet aanwezige bouwwerken, en de werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden:
- 1. bestaand ten tijde van de eerste terinzagelegging van dit plan;
- b. ten aanzien van het overige gebruik:
- 1. bestaand ten tijde van het van kracht worden van dit plan;
1.14 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak;
1.15 bestemmingsvlak
een op de plankaart aangegeven vlak met eenzelfde bestemming;
1.16 bijgebouw
een opzichzelfstaand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
1.17 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
1.18 bouwgrens
de grens van een bouwvlak;
1.19 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.20 bouwvlak
een op de plankaart aangegeven vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid, waarop gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;
1.21 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.22 dak
iedere bovenbeëindiging van een gebouw;
1.23 (dag)recreatief medegebruik
een (dag)recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan;
1.24 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.25 erf
het binnen de (woon)bestemming gelegen gedeelte van het bouwperceel;
1.26 gebouw
elk bouwwerk, dat voor een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.27 geluidsbelasting
de geluidsbelasting vanwege een weg, een industrieterrein en/of een spoorweg;
1.28 geluidgevoelige objecten
gebouwen welke dienen ter bewoning of andere geluidsgevoelige objecten of terreinen, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en/of het Besluit Geluidhinder;
1.29 hoofdgebouw
een gebouw dat, gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt;
1.30 horecabedrijf en/of -instelling
een bedrijf of instelling waar bedrijfsmatig dranken en etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;
1.31 hogere grenswaarde
een bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder en/of het Besluit Geluidhinder;
1.32 houtteelt
de bedrijfsmatige uitoefening van uitsluitend het kweken van bomen ten behoeve van de houtproductie op gronden die hier in principe tijdelijk voor worden gebruikt en waarvoor daartoe ontheffing is verleend van de meldings- en herplantplicht ex artikel 2 en 3 van de Boswet;
1.33 kampeermiddel
een tent, een tentwagen, een kampeerauto, een caravan of een stacaravan, dan wel enig ander voertuig of onderkomen, dat geheel of ten dele is bestemd of opgericht dan wel wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf, en geen bouwwerk is waarvoor ingevolge de Woningwet een bouwvergunning is vereist;
1.34 kampeerplaats
een standplaats voor toeristische kampeermiddelen, zoals tenten en toercaravans;
1.35 kampeerterrein
een terrein ter beschikking gesteld voor het plaatsen, dan wel geplaatst houden van kampeermiddelen;
1.36 kas
een gebouw, waarvan de wanden en het dak geheel of grotendeels bestaan uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal, dienend tot het kweken van vruchten, bloemen of planten;
1.37 landschappelijke waarden
de essentiële elementen en kenmerken van landschappen, fysiek van aard;
1.38 landschapsbouw
inrichtingsmaatregelen gericht op de versterking van de kenmerken van het ter plaatse aanwezige landschap;
1.39 landschapselement
elementen in het landschap in de vorm van bomen, bosschages, poelen en/of andere natte elementen en weg- en laanbeplanting;
1.40 mini-camping
een kleinschalig kampeerterrein voor ten hoogste vijftien kampeermiddelen;
1.41 Natuurlijke waarden
de aan een gebied toegekende waarden in verband met de geologische, bodemkundige en biologische elementen voorkomende in dat gebied;
1.42 overkapping
elk bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder dan wel met ten hoogste één wand;
1.43 peil
- a. indien op het land wordt gebouwd:
- 1. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:
- de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
- 2. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst:
- de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
- 1. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:
- b. indien in het water wordt gebouwd:
- 1. het Normaal Amsterdams Peil.
1.44 productiegebonden detailhandel
detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, geteeld, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;
1.45 prostitutie
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
1.46 seksinrichting
een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden.
Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.47 straat- en bebouwingsbeeld
de waarde van een gebied in stedenbouwkundige zin, die wordt bepaald door de mate van samenhang in aanwezige bebouwing, daarbij in het bijzonder gelet op een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte, een goede hoogte- en breedteverhouding tussen de bebouwing onderling en de samenhang in bouwvorm en ligging tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar is georiënteerd;
1.48 uitbouw
een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
1.49 voorkeursgrenswaarde
de bij een bestemmingplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidgevoelige objecten, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;
1.50 woning
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;
1.51 woonsituatie
de waarde van een gebied voor de woonfunctie, die wordt bepaald door de situering van om die woonfunctie liggende functies en bebouwing, daarbij in het bijzonder gelet op de daglichttoetreding, het uitzicht, de mate van privacy en het voorkomen of beperken van hinder.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij de toepassing van de voorschriften wordt als volgt gemeten:
2.1 de afstand tot de (zijdelingse) grens van een bouwperceel
de kortste afstand vanaf enig punt van een bouwwerk tot de (zijdelingse) (bouw)perceelgrens;
2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.3 de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
2.4 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.5 de hoogte van een molen
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van de kap van de molen;
2.6 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.7 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch - Gesloten Landschap
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Agrarisch - Gesloten landschap aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. de uitoefening van een agrarisch bedrijf;
- b. waterhuishoudkundige doeleinden;
- c. kassen;
met daaraan ondergeschikt:
- d. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijk waarden van het gesloten landschap, zoals houtwallen, houtsingels en bosschages;
- e. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de natuurlijke waarden;
- f. openbare nutsvoorzieningen;
- g. recreatief medegebruik;
- h. infrastructurele voorzieningen;
met de daarbijbehorende:
- i. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
3.2 Bouwregels
3.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van een goede woonsituatie, de milieusituatie, de sociale veiligheid, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing.
3.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
- a. het permanent opslaan van mest;
- b. het opslaan van mest en/of andere landbouwproducten buiten het bouwperceel, met uitzondering van tijdelijke opslag van akkerbouwproducten, alsmede tijdelijke opslag van mest, onder voorwaarde dat de mestopslag niet langer dan zes maanden duurt en de mestopslag niet gedurende twee opeenvolgende jaren op dezelfde locatie plaats heeft;
- c. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel.
3.5 Ontheffing van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, ontheffing verlenen van:
- het bepaalde in lid 3.4. sub a. en toestaan dat de gronden worden gebruikt voor het opslaan van mest.
3.6 Aanlegvergunning
Artikel 4 Wonen
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. woonhuizen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep c.q. een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit zoals genoemd in Bijlage 1;
- b. woonhuizen, met daaraan ondergeschikt:
- 1. recreatieve dienstverlenende bedrijven, ambachtelijke bedrijvigheid, kunstnijverheidsbedrijven en bezoekerstuinen, die zijn genoemd in Bijlage 2;
- 2. logiesverstrekking;
- 3. complementaire daghorecabedrijven;
- 4. productiegebonden detailhandel
voorzover het bouwpercelen met een oppervlakte van ten minste 1.500 m² betreft
- c. aan- en uitbouwen en bijgebouwen;
- d. tuinen en erven;
- e. de bescherming van de functie van de in het aanliggende gebied gesitueerde molen als werktuig en zijn waarde als landschapsbepalend element, ter plaatse van de aanduiding ‘vrijwaringszone - molenbiotoop’;
en in beperkte mate voor;
- f. woonstraten en paden;
- g. parkeervoorzieningen;
- h. groenvoorzieningen;
- i. water;
met daarbijbehorende
- j. bouwwerken, geen gebouwen zijnde
4.2 Bouwregels
4.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van een goede woonsituatie, de milieusituatie, de sociale veiligheid, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing.
4.4 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, ontheffing verlenen van:
- a. het bepaalde in lid 4.2.1 sub a. en toestaan dat de gebouwen gedeeltelijk buiten het bouwvlak worden gebouwd, mits:
- de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;
- de totale oppervlakte van de gebouwen niet groter is dan de oppervlakte van het bouwvlak.
4.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van bijgebouwen voor bewoning;
- b. het gebruik van gronden en gebouwen ten behoeve van detailhandel, anders dan in de vorm van productiegebonden detailhandel;
- c. het gebruik van gebouwen ten behoeve van een in lid 4.1 sub a. en b. genoemde functie, zodanig dat de bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan 40% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel;
- d. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen.
4.6 Afwijken van de specifieke gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, ontheffing verlenen van:
- a. het bepaalde in lid 4.5 sub d en toestaan dat de gronden worden gebruikt ten behoeve van een minicamping, mits:
- 1. het gaat om kleinschalige vormen van kamperen (mini-camping), met ten hoogste 15 kampeerplaatsen;
- 2. er een goede landschappelijke inpassing van het kampeerterrein wordt gewaarborgd. Het kamperen dient zoveel mogelijk achter de gebouwen (woningen, boerderijpanden) plaats te vinden;
- 3. er uitsluitend in de periode van 1 maart tot 1 oktober gekampeerd wordt;
- 4. het betreffende perceel goed bereikbaar is;
- 5. er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het landschappelijk karakter van het aangrenzende agrarische gebied;
- 6. het een perceel betreft met een grootte van ten minste 1.500 m².
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 5 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 6 Algemene Gebruiksregels
6.1 Tot een gebruik, strijdig met de gegeven bestemmingen, wordt in ieder geval gerekend
- a. het gebruik van de gronden voor de opslag van (aan het oorspronkelijk verkeer onttrokken) voer-, vaar- of vliegtuigen, anders dan in het kader van de bedrijfsvoering;
- b. het gebruik van de gronden voor opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, grond bodemspecie en puin en voor het storten van vuil, anders dan in het kader van de bedrijfsvoering;
- c. het storten van afval;
- d. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van seksinrichtingen;
- e. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen, tenzij de gronden die zijn bestemd als Wonen, voorzover de afwijking als bedoeld in4.5 is verleend.
6.2 Tot een gebruik, strijdig met de gegeven bestemmingen, wordt in ieder geval niet gerekend:
Het tijdelijk, al dan niet periodiek gebruik van de gronden als evenementenhallen.
Artikel 7 Algemene Aanduidingsregels
7.1 Vrijwaringszone - molenbiotoop
7.2 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en Wethouders kunnen ontheffing verlenen van:
- a. het bepaalde in lid 7.1.1. onder a en toestaan dat ter plaatse van de aanduiding ‘vrijwaringszone - molenbiotoop’ de in de bestemming genoemde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits vooraf advies wordt ingewonnen van de beheerder van de molen.
Artikel 8 Algemene Afwijkingsregels
Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, ontheffing verlenen van:
- a. de bij recht in het plan gegeven maten, afmetingen en percentages tot ten hoogste 10% van die maten, afmetingen en percentages;
- b. de bestemmingsregels en toestaan dat het beloop of profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geeft;
- c. de bestemmingsregels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
- d. de bestemmingsregels en toestaan dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen voor de naar de weg gekeerde gevel(s) wordt verhoogd tot ten hoogste 2,00 m;
- e. de bestemmingsregels en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van zend-, ontvang-, sirene- en/of antennemasten wordt vergroot tot ten hoogste 25,00 m;
- f. de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot ten hoogste 10,00 m, met uitzondering van reclamemasten, welke ten hoogste 6,00 m mogen bedragen;
- g. de bestemmingsregels en toestaan dat de bouwhoogte van gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, liftschachten, luchtkokers en lichtkappen wordt vergroot, mits:
- 1. deze vergroting niet meer dan 20 m² per plaatselijke verhoging bedraagt;
- 2. de vergroting leidt tot een bouwhoogte welke ten hoogste 1,25 maal de maximale bouwhoogte van het betreffende gebouw bedraagt;
- h. het bepaalde ten aanzien van het bouwen van gebouwen binnen het bouwvlak en toestaan dat de grenzen van het bouwvlak naar de buitenzijde worden overschreden door:
- 1. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen en schoorstenen;
- 2. uithangborden;
- 3. gevel- en kroonlijsten en overstekende daken;
- 4. erkers over maximaal de halve gevelbreedte, ingangspartijen, luifels, balkons en galerijen;
mits de bouwgrens met niet meer dan 1,50 m overschrijdend;
- i. de bestemmingsregels en toestaan dat gebouwen worden gebouwd, uitgebreid, veranderd of vernieuwd voor kleinschalige milieuvoorzieningen van algemeen belang, zoals riolering en een bergbezinkbassin, mits:
- 1. de bouwhoogte van de gebouwen ten hoogste 3,50 m zal bedragen;
- 2. de oppervlakte van de gebouwen ten hoogste 25 m² zal bedragen;
- j. de bestemmingsregels en toestaan dat gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden opgericht ten behoeve van de waterhuishouding, natuurbeheer of het recreatief (mede)gebruik van het water of aansluitende gronden, zoals brugwachtershuisjes, sanitaire voorzieningen, afrasteringen en plankieren, mits:
- 1. de bouwhoogte van gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste 3,50 m zal bedragen;
- 2. de oppervlakte van gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste 15 m² zal bedragen.
Hoofdstuk 4 Overgangs-en Slotregels
Artikel 9 Overgangsrecht
9.1 Overgangsrecht ten aanzien van bouwwerken
- a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van sublid a. een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het sublid a. met maximaal 10 %.
- c. Sublid a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
9.2 Overgangsrecht ten aanzien van het gebruik
- a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het sublid a., te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- c. Indien het gebruik, bedoeld in sublid a., na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- d. Sublid a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 10 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het wijzigingsplan 'Wijzigingsplan Wedderbergen / Wedderveer, Hoofdweg Wedderveer 61' van de gemeente Westerwolde.
Bijlage 1 Lijst Met Kleinschalige Bedrijfsmatige Activiteiten
Bijlage 1 Lijst met kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten
Bijlage 2 Lijst Met Toelaatbare Vormen Van Bedrijvigheid Bij De Bestemming 'Wonen'
Bijlage 2 Lijst met toelaatbare vormen van bedrijvigheid bij de bestemming 'Wonen'