Wijzigingsplan Buitengebied 2009, Scheferweg 14
Wijzigingsplan - Gemeente Westerwolde
Vastgesteld op 14-04-2023 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 moederplan
Het bestemmingsplan "Buitengebied 2009, gedeeltelijke herziening 2015, geconsolideerde versie, mei 2016", zoals vastgesteld op 22-03-2016 met nummer NL.IMRO.0048.BP1602-gc01 en het bestemmingsplan "Buitengebied 2009, gedeeltelijke herziening 2015", zoals vastgesteld op 31-01-2017 met nummer NL.IMRO.0048.BP1401-vs04 door de voormalige gemeente Vlagtwedde (opgegaan in de gemeente Westerwolde)
1.2 verbeelding
de plankaart met daarop aangegeven het plangebied en de bestemmingen, met het nummer NL.IMRO.1950.WZ2301-on01 van het wijzigingsplan "Wijzigingsplan Buitengebied 2009, Scheferweg 14" van de gemeente Westerwolde.
1.3 wijzigingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1950.WZ2301-vs01 met bijbehorende regels en bijlagen;
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 2 Van Toepassing Verklaring
De verbeelding behorende bij het moederplan voor het perceel Scheferweg 14 te Veele is als volgt gewijzigd:
- Het gebruik van de tweede agarische bedrijfswoning is gewijzigd naar agrarische plattelandswoning. Door deze wijziging is een tweede bedrijfswoning niet meer bij recht mogelijk. Een en ander is aangegeven op de bij dit plan behorende verbeelding met nummer NL.IMRO.1950.WZ2301-vs01.
- Voor het overige blijven de regels behorende bij het moederplan en de regels van het "Paraplubestemmingsplan Geitenhouderijen 2020", zoals vastgesteld op 16-12-2020 met nummer NL.IMRO.1950.BP2002-vs01; en het "Facetbestemmingsplan Parkeren Westerwolde", zoals vastgesteld op 2-11-2022 met nummer NL.IMRO.1950.BP2201-vs01 door de gemeente Westerwolde voor zover relevant onverkort van toepassing.
Hoofdstuk 3 Overgangs- En Slotregels
Artikel 3 Overgangsrecht
3.1 Overgangsrecht bouwwerken
- a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
- c. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
3.2 Overgangsrecht gebruik
- a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet, behoudens voor zover uit de Richtlijn 79/409/EEG en 92/43/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand onderscheidenlijk van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna beperkingen voortvloeien ten aanzien van ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaand gebruik.
- b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- c. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- d. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 4 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het wijzigingsplan 'Wijzigingsplan Buitengebied 2009, Scheferweg 14'.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding Voor Het Bestemmingsplan
Aan de Scheferweg 14 in Veele staat op dit moment een voormalige bedrijfswoning. Aangezien een plattelandswoning nu planologisch niet is toegestaan, dient het bestemmingsplan hierop aangepast te worden.
1.2 Ligging Plangebied
Het plangebied ligt aan de Scheferweg.
Afbeelding 1.1 Plangebied Scheferweg 14
1.3 Geldend Bestemmingsplan
Het plangebied ligt in het bestemmingsplan ‘Buitengebied 2009, gedeeltelijke herziening 2015, geconsolideerde versie, mei 2016’. Dit bestemmingsplan is op 22 maart 2016 vastgesteld. Het plangebied heeft in het geldende bestemmingsplan de bestemming ‘Agrarisch - 2'. Bebouwing dient in het op de verbeelding aangegeven bouwvlak opgericht te worden. Ook gelden de functieaanduidingen 'specifieke vorm van agrarisch - bouwperceel' en 'specifieke vorm van agrarisch - twee bedrijfswoningen toegestaan'.
Verder gelden nog de facetbestemmingsplannen Parkeren en Geitenhouderijen.
Afbeelding 1.2 Geldende bestemmingen ter plaatse van het plangebied Scheferweg 14
1.4 Leeswijzer
Dit bestemmingsplan bestaat uit 5 hoofdstukken. Na een inleidend hoofdstuk wordt in hoofdstuk 2 toegelicht hoe de huidige en toekomstige situatie er uit komt te zien. In hoofdstuk 3 wordt het algemeen geldende Rijks-, provinciaal en gemeentelijk beleid samengevat. Alleen het beleid wat van toepassing is op het voorliggende initiatief wordt in dit hoofdstuk benoemd. Specifiek beleid (Rijk, provincie en gemeente) voor omgevingsaspecten zoals archeologie en natuur wordt in hoofdstuk 4 besproken. Tenslotte wordt in hoofdstuk 5 ingegaan op zowel de maatschappelijke als economische uitvoerbaarheid.
Hoofdstuk 2 Huidige En Toekomstige Situatie
2.1 Huidige Situatie
Op dit moment wordt de voormalige bedrijfswoning al als zelfstandige woning gebruikt. Beide percelen hebben een eigen oprit. Op het perceel is voldoende ruimte om te kunnen parkeren.
Afbeelding 2.1 en 2.2 Huidige situatie plangebied (bron Google maps)
2.2 Toekomstige Situatie
Ten opzichte van de huidige situatie verandert er niets. Enkel het gebruik wordt planologisch veranderd van tweede bedrijfswoning naar plattelandswoning. Het toevoegen van een tweede bedrijfswoning wordt door het wijzigen van het gebruik niet meer mogelijk gemaakt.
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Rijksbeleid
Een plattelandswoning is een voormalige agrarische bedrijfswoning die door derden, die geen functionele binding hebben met het bedrijf, mag worden bewoond. Dit is juridisch-planologisch mogelijk omdat aan de plattelandswoning een lager beschermingsniveau wordt toegekend dan aan een burgerwoning.
Een plattelandswoning is geen geurgevoelig object. Volgens de Wabo en het Activiteitenbesluit maken plattelandswoningen deel uit van de inrichting en zijn daardoor voor het agrarisch bedrijf waarvan de voormalige bedrijfswoning deel uit maakte geen niet geluidsgevoelig object. De aspecten luchtkwaliteit en externe veiligheid zijn wel van toepassing op plattelandswoningen. In hoofdstuk 4 wordt nader ingegaan op deze asepecten.
Overige Rijksbeleid is op dit wijzigingsplan niet van toepassing. Met dit wijzingplan wordt alleen het gebruik van een voormalige bedrijfswoning gewijzigd naar het gebruik als plattelandswoning. Er worden geen woningen toegevoegd.
3.2 Provinciaal Beleid
Op dit wijzigingsplan is het provinciale beleid niet van toepassing. Met dit plan wordt alleen het gebruik van een voormalige bedrijfswoning gewijzigd naar het gebruik als plattelandswoning. Er worden geen woningen toegevoegd. Het mogelijk maken van een plattelandswoning gaat via een wijzigingsbevoegdheid die in het huidige bestemmingsplan is opgenomen. Voorafgaand aan het vaststellen van het huidige bestemmingsplan heeft de provincie Groningen niet aangegeven dat het mogelijk maken van een plattelandswoning strijdig is met provinciaal beleid. Na de vaststelling van het bestemmingsplan is het provinciaal beleid op dit onderdeel niet aangepast.
3.3 Gemeentelijk Beleid
In het huidige bestemmingsplan is het via een algemene wijzigingsbevoegdheid mogelijk gemaakt dat een (voormalige) bedrijfswoning gewijzigd kan worden naar een plattelandswoning, mits:
- 1. deze wijzigingsbevoegdheid uitsluitend wordt toegepast indien een bedrijfswoning als plattelandswoning in gebruik wordt genomen;
- 2. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
- 3. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Gelet op de ligging van de plattelandswoning kan het perceel als zelfstandig perceel functioneren. Met dit wijzigingsplan wordt enkel het het gebruik van een voormalige bedrijfswoning gewijzigd. Ten opzichte van de huidige situatie verandert er niets.
In Hoofdstuk 4 wordt de ontwikkeling aan de hand van de verschillende omgevingsaspecten beoordeeld.
Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten
4.1 Archeologie
Op 1 juli 2016 is de nieuwe Erfgoedwet in werking getreden. Deze wet vervangt onder meer de Monumentenwet 1988. In artikel 9.1 van de Erfgoedwet is echter bepaald dat tot het tijdstip waarop de nieuwe Omgevingswet in werking is getreden de bepalingen uit de Monumentenwet 1988 met betrekking tot archeologie van toepassing blijven. Ter implementatie van het Verdrag van Malta, is de Monumentenwet 1988 gewijzigd. De kern van de Monumentenwet 1988 is dat, wanneer de bodem wordt verstoord, archeologische resten intact moeten blijven (in situ). Wanneer dit niet mogelijk is, worden archeologische resten opgegraven en elders bewaard (ex situ). Op welke plaatsen archeologisch onderzoek aan de orde is, wordt op grond van gemeentelijk of provinciaal beleid bepaald.
Het voorliggende plan gaat enkel om een functiewijziging, waarbij de grond niet wordt geroerd. Nader onderzoek kan daarom achterwege blijven. Op basis van de (concept) archeologische waarden- en verwachtingenkaart wordt geconcludeerd dat het wijzigingsplan niet in strijd is met de regelgeving omtrent archeologie.
4.2 Ecologie
In het kader van een goede ruimtelijke ordening moet worden getoetst of er sprake is van negatieve effecten op de (mogelijke) natuurwaarden. Daartoe wordt onderscheid gemaakt in:
- 1. gebiedsbescherming (inclusief stikstof);
- 2. soortenbescherming.
Gebiedsbescherming
Per 1 januari 2017 is de nieuwe Wet natuurbescherming (Wnb) in werking getreden. De Wnb richt zich op de bescherming van Natura 2000-gebieden (Vogelrichtlijn- en Habitatrichtlijngebieden). Activiteiten en ontwikkelingen die kunnen leiden tot negatieve effecten op de instandhoudingsdoelen van Natura 2000-gebieden zijn in beginsel niet toegestaan, tenzij hiervoor een vergunning op grond van de Wnb is verkregen.
Het plangebied maakt geen onderdeel uit van een Natura 2000-gebied. het behoort ook niet tot het Natuurnetwerk Nederland (NNN). Vanwege de ligging buiten het NNN, hoeft het initiatief niet getoetst te worden aan beleidsregels voor de bescherming van het NNN, omdat de bescherming van het NNN geen externe werking kent.
Het plangebied ligt wel in het door de provincie aangewezen leefgebied voor akkervogels. Aangezien met dit wijzigingsplan alleen het gebruik van de bestaande woning gewijzigd wordt is er geen strijdigheid met het beleid ten aanzien van bescherming van akkervogels.
Stikstof
Het huidige gebruik als woning verandert niet nadat de bestemming is aangepast. Met dit wijzigingsplan wordt geen bouwplan mogelijk gemaakt die in strijd is met het huidige bestemmingsplan. Er is daardoor geen sprake van een te berekenen aanleg-/bouwfase. De Wnb is niet van toepassing op dit wijzigingsplan.
Soortenbescherming
De soortenbescherming is eveneens geregeld in de Wnb. Het doel van de Wnb is het in stand houden en beschermen van in het wild voorkomende planten- en diersoorten. De Wnb kent zowel een zorgplicht als verbodsbepalingen. De zorgplicht geldt te allen tijde voor alle in het wild levende dieren en planten en hun leefomgeving. De verbodsbepalingen zijn gebaseerd op het 'nee, tenzij'-principe. Alle schadelijke handelingen ten aanzien van beschermde planten- en diersoorten zijn in principe verboden. Gedeputeerde Staten kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen Provinciale Staten vrijstelling verlenen van dit verbod. In de provinciale verordening dient deze mogelijkheden dan wel opgenomen te zijn. Bij nieuwe ontwikkelingen moet worden nagegaan/onderbouwd, of zich in het betreffende gebied beschermde soorten bevinden.
Ook voor soortenbescherming geldt dat de Wnb niet van toepassing is op dit wijzingsplan. Met dit plan wordt bestaand gebruik voortgezet. Er is geen sprake van sloop en nieuwbouw waardoor beschermende dieren en soorten verstoord kunnen worden.
Het wijzigingsplan is niet in strijd met de regelgeving omtrent natuurbehoud.
4.3 Milieu
4.3.1 Bodem
Feitelijk treden er ten opzichte van de huidige functies geen veranderingen op. De bedrijfswoning blijft een woning die nu door derden mag worden bewoond. Daarnaast wordt de grond als gevolg van de planologische wijziging ook niet geroerd. De bodem in het plangebied is dan ook geschikt voor de beoogde functie (wonen).
4.3.2 Externe veiligheid
Externe veiligheid gaat over de beheersing van activiteiten met gevaarlijke stoffen. Die activiteiten kunnen bestaan uit het opslaan, verwerken of transporteren van gevaarlijke stoffen. Deze activiteiten kunnen een risico veroorzaken voor de leefomgeving. Daarnaast worden de risico's van het opstijgen en landen op vliegvelden ook onder het thema externe veiligheid gevangen. De risico's worden uitgedrukt in twee risicomaten; het plaatsgebonden (hierna: PR) en het groepsrisico (hierna: GR).
Voor de beoordeling van een ruimtelijk plan moet voor externe veiligheid worden vastgesteld of dit plan is gelegen binnen het invloedsgebied van een inrichting die valt onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). Daarnaast wordt gekeken of het plan ligt binnen het invloedsgebied van de transportroute (weg, spoor, water of buisleiding) waarover gevaarlijke stoffen, waaronder LPG en benzine worden vervoerd. Dit is beide niet het geval.
Het wijzigingsplan is niet in strijd met de regelgeving omtrent externe veiligheid.
4.3.3 Geluid wegverkeer
De Wet geluidhinder (Wgh) biedt het toetsingskader voor het geluidniveau van wegen, spoorwegen en gezoneerde industrieterreinen op de gevels van geluidgevoelige gebouwen en terreinen (geluidsgevoelige functies). Een bedrijfswoning is een geluidsgevoelige bestemming waarop de Wgh van toepassing is. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan hoeven bestaande geluidsgevoelige bestemmingen gelegen in een geluidszone van bestaande wegen niet getoetst te worden (artikel 76 lid 3 Wgh). Met dit wijzigingsplan wordt enkel het gebruik van een bestaande bedrijfswoning gewijzigd naar plattelandswoning. Voor dit wijzigingsplan hoeft dus geen akoestisch onderzoek inzake de geluidbelasting ten gevolge van wegverkeer te worden uitgevoerd. De beoogde ontwikkeling heeft geen toevoeging van geluidgevoelige bestemmingen tot gevolg.
Het wijzigingsplan is niet in strijd met de regelgeving omtrent verkeersgeluid.
4.3.4 Lucht
De Wet luchtkwaliteit is bedoeld om de negatieve effecten op de volksgezondheid aan te pakken, als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging. Anderzijds heeft de wet tot doel mogelijkheden te creëren voor ruimtelijke ontwikkeling. Volgens de nieuwe regeling vormt luchtkwaliteit in beginsel geen belemmering voor het uitoefenen van een ruimtelijk project als aan minimaal één van de volgende voorwaarden wordt voldaan:
- 1. er is geen sprake van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde;
- 2. een project leidt, al dan niet per saldo, niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit;
- 3. een project draagt 'niet in betekenende mate' (NIMB) bij aan de luchtverontreiniging;
- 4. een project past binnen het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) of binnen een regionaal programma van maatregelen.
Toets luchtkwaliteit
In het Besluit nibm is het begrip „niet in betekenende mate" nader uitgewerkt. Wanneer de bijdrage van het project aan de concentraties van fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2) niet groter is dan 3% van de wettelijke grenswaarden voor die stoffen, draagt het project niet in betekenende mate bij aan een verslechtering van de luchtkwaliteit.
Het wijzigen van het gebruik van een voormalige bedrijfswoning naar een plattelandswoning leidt niet tot een feitelijke of dreigende overschrijding van de voor luchtkwaliteit vastgelegde grenswaarde. Ten opzichte van de huidige situatie verandert er qua uitstoot van fijnstof niets.
Voor bepaalde landbouwinrichtingen wordt op voorhand al aangenomen dat zij niet in betekenende mate zullen bijdragen aan de luchtkwaliteit. Deze zijn opgenomen in een ministeriële regeling (Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteit)). Een akkerbouwbedrijf is als zodanig aangemerkt (artikel 2, eerste lid van de Regeling niet in betekenende mate), zodat voor deze plattelandwoning geen luchtkwaliteitstoets behoeft te worden uitgevoerd.
Het wijzigingsplan is niet in strijd met de regelgeving omtrent luchtkwaliteit.
4.4 Verkeer
Onderdeel van goede ruimtelijke ordening is het effect van een beoogd nieuw project op de verkeersstructuur. Met dit wijzigingsplan wordt geen toename van verkeer mogelijk gemaakt. Een bestaande woning krijgt enkel een andere bestemming.
Het wijzigingsplan is niet in strijd met de regelgeving omtrent verkeersintensiteit.
4.5 Water
Met dit wijzigingsplan wordt alleen de functie van de bestaande woning gewijzigd. Het totale verharde oppervlakte verandert niet. Ook worden er geen fysieke veranderingen aan het oppervlaktesysteem doorgevoerd, verandert de afvoer van het hemelwater niet en wordt het waterpeil niet aangepast. Hierdoor is er geen sprake is van een waterschapsbelang.
Het wijzigingsplan is niet in strijd met de regelgeving omtrent water.
4.6 M.e.r. -Beoordeling
In het Besluit m.e.r. is bepaald wanneer er voor een plan of een project een milieueffectrapportage moet worden opgesteld. De milieueffectrapportage (m.e.r)-procedure is bedoeld om het milieubelang volwaardig en vroegtijdig in de plan- en besluitvorming in te brengen. Met dit wijzigingsplan wordt geen stedelijke ontwikkeling mogelijk gemaakt. Ten opzichte van de huidige situatie verandert er niets. Er wordt geen woning toegevoegd en ook worden er geen extra verkeersbewegingen door de wijziging van de bestemming mogelijk gemaakt. Op dit wijzigingsplan is het Besluit m.e.r. dus niet van toeapssing.
Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid
5.1 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Met dit wijzigingsplan wordt de bestaande situatie bestemd. Gelet op de beperkte planologische afwijking is een vooroverleg niet nodig.
Het ontwerp bestemmingsplan is gedurende zes weken ter inzage gelegd. Gedurende deze termijn zijn er geen zienswijzen tegen dit wijzigingsplan ingediend.
5.2 Economische Uitvoerbaarheid
De toepassing voor het afdwingbare kostenverhaal richt zich op bouwplannen. De definitie van wat onder een bouwplan wordt verstaan, is opgenomen in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Uit dit artikel blijkt dat het wijzigen van een bestemming waarbij er geen sprake is van toevoegen van een woning of van een grote uitbreiding van een gebouw niet wordt aangemerkt als bouwplan. Het opstellen van een grondexploitatie behorende bij dit wijzigingsplan is daardoor niet van toepassing. Met de aanvrager is een planschadeverhaalsovereenkomst afgesloten, waarmee eventuele planschade kan worden verhaald.