KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijventerrein
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 4 Anti-dubbeltelregel
Artikel 5 Algemene Gebruiksregels
Artikel 6 Algemene Bouwregels
Artikel 7 Algemene Afwijkingsregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 8 Overgangsrecht
Artikel 9 Slotregel
Bijlagen
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten Lijst 1
Bijlage 2 Staat Van Bedrijfsactiviteiten Lijst 2
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Inleiding En Doel
1.2 Vigerend Bestemmingsplan
1.3 Bij Het Plan Behorende Stukken
1.4 Situatie
1.5 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Planbeschrijving
2.1 Beesd
2.2 Locatie
2.3 Dorpsgezicht
2.4 Verkeer
2.5 Water
2.6 Werkgelegenheid
2.7 Kavel Op Maat
Hoofdstuk 3 Beleid
3.1 Rijk
3.2 Provinciaal Beleid
3.3 Regionaal Beleid
3.4 Beleid Waterschap
3.5 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 4 Planologische- En Milieuaspecten
4.1 Archeologie
4.2 Bodem
4.3 Waterbodem
4.4 Water
4.5 Externe Veiligheid
4.6 Flora En Fauna
4.7 Geluid
4.8 Luchtkwaliteit
4.9 Bedrijven En Milieuzonering
4.10 Duurzaam Bouwen
4.11 Welstand
4.12 Beeldkwaliteitsplan
Hoofdstuk 5 Toelichting Op De Regels
5.1 Algemeen
5.2 Verbeelding
5.3 Regels
Hoofdstuk 6 Economische En Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
6.1 Economische Uitvoerbaarheid
6.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
6.3 Ontwerpwijzigingsplan
Bijlage 1 Advies Rap
Bijlage 2 Natuur Notitie
Bijlage 3 Stikstofberekening
Bijlage 4 Template Water Voor Bewoners
Bijlage 5 Template Water Voor Professional
Bijlage 6 Ontwerpbesluit Verlening Omgevingsvergunning Uitgebreid 20220511
Bijlage 7 Tekeningset 2020212 Beesd Homburg 11
Bijlage 8 Omgevingsvergunning

Homburg 11 Beesd

Wijzigingsplan - Gemeente West Betuwe

Vastgesteld op 14-02-2023 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

Voor de begrippen wordt verwezen naar artikel 1 van bestemmingsplan 'Homburg Noord, Beesd ', zoals op vastgesteld op 28 juni 2016 door de raad van de voormalige gemeente Geldermalsen.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Voor de wijze van meten wordt verwezen naar artikel 2 van bestemmingsplan 'Homburg Noord, Beesd', zoals vastgesteld bij raadsbesluit d.d. 28 juni 2016.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijventerrein

3.1 Bestemmingsomschrijving

3.2 Bouwregels

3.3 Afwijken van de bouwregels

3.4 Specifieke gebruiksregels

3.5 Afwijken van de gebruiksregels

a. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

lid 3.1onder a voor de vestiging van bedrijven van categorie 4 zoals opgenomen in de bij deze regels behorende bijlage Staat van Bedrijfsactiviteiten.

b. Het bevoegd gezag houdt bij het toepassen van de bevoegdheid tot het verlenen van een omgevingsvergunning rekening met de volgende voorwaarden:

  1. 1. de omgevingsvergunning mag geen onevenredige aantasting veroorzaken van:
    1. a. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
    2. b. de verkeersveiligheid;
    3. c. de woonsituatie;
    4. d. de milieusituatie;
  2. 2. de bedrijven dienen, gelet op hun specifieke werkwijze of verschijningsvorm, naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar zijn met toegelaten bedrijven;
  3. 3. de beoordeling van de onder 1 en 2 benoemde aspecten vindt plaats aan de hand van een door het betrokken bedrijf opgesteld milieurapport;
  4. 4. voor zover noodzakelijk worden aan de omgevingsvergunning voorschriften verbonden om zeker te stellen dat de beoordeelde situatie in stand blijft.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 4 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 5 Algemene Gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met een bestemming, zoals bedoeld in artikel 2.1 Wabo, wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van de gronden en van de daarop voorkomende bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting of prostitutie.

Artikel 6 Algemene Bouwregels

6.1 Algemene bepaling m.b.t. ondergronds bouwen

6.2 Ondergeschikte bouwdelen

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, uitbouwen, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt.

Artikel 7 Algemene Afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het volgende:

  1. a. de bestemmingsregels en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, waaronder de aanleg van rotondes en kruisingen en dergelijke is inbegrepen, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit of de praktische uitvoerbaarheid daartoe aanleiding geeft;
  2. b. de bestemmingsregels en toestaan dat het bouwvlak in geringe mate wordt overschreden indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
  3. c. het bouwen van kleine niet voor bewoning bestemde bouwwerken van openbaar nut en voor religieuze doeleinden zoals wachthuisjes, transformatorhuisjes, schakelhuisjes, gemaalgebouwtjes, (glas)containers, monumenten, kapellen, wegkruisen en naar aard en omvang daarmee gelijk te stellen bouwwerken, mits:
    1. 1. de oppervlakte niet meer dan 15 m³ bedraagt;
    2. 2. de goothoogte niet meer dan 3 meter bedraagt;
    3. 3. de bouwwerken naar aard en afmetingen passen in het plan, met dien verstande, dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde niet meer dan 10 meter mag bedragen;
    4. 4. uit een bodemonderzoek is gebleken dat de bodem geschikt is voor het beoogde gebruik;
  4. d. ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, de hoogte tot niet meer dan 8 meter;
  5. e. ten behoeve van waarschuwings- en/of communicatiemasten de hoogte tot niet meer dan 50 meter;
  6. f. ten behoeve van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, de hoogte tot niet meer dan 10 meter.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 8 Overgangsrecht

8.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. b. Het onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

8.2 Overgangsrecht gebruik

  1. a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet tot het moment van ter inzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan.
  2. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. c. Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik, dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

8.3 Persoonsgebonden overgangsrecht

Voor de bestaande woning geldt het volgende:

  1. a. dit gebouw is in strijd met het bestemmingsplan als woning, niet zijnde bedrijfswoning. Dit gebruik mag worden voortgezet door diegene die het gebouw gebruiken als woning, niet zijnde bedrijfswoning, ten tijde van het ter inzage leggen van het ontwerp van dit bestemmingsplan. Zodra het gebruik als woning, niet zijnde bedrijfswoning, door de bestaande gebruikers wordt beëindigd vervalt het recht op gebruik van deze gebouwen als woning, niet zijnde bedrijfswoning;
  2. b. als bestaande gebruiker wordt aangemerkt de persoon/personen die op het moment van het van kracht worden van deze regels volgens de gemeentelijke basisadministratie van de gemeente Geldermalsen als hoofdbewoner staan ingeschreven op het betreffende adres;
  3. c. artikel 8.2 is op dit gebruik niet van toepassing.

Artikel 9 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: 'Regels van het bestemmingsplan "Homburg 11 Beesd".

Bijlagen

Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten Lijst 1

Bijlage 2 Staat Van Bedrijfsactiviteiten Lijst 2

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Inleiding En Doel

In 2015 is het bestemmingsplan 'Homburg Noord, Beesd' vastgesteld. Het plangebied heeft in dit bestemmingsplan de bestemming 'Agrarisch' met een gebiedsaanduiding 'Wetgevingzone - wijzigingsgebied'. Hierdoor kunnen Burgemeester en wethouders onder bepaalde voorwaarden, de bestemming wijzigen naar de bestemming 'Bedrijventerrein'.

Initiatiefnemer heeft een verzoek ingediend om van deze wijzigingsbevoegdheid gebruik te willen maken om aangrenzend aan zijn bedrijf Homburg 13 het garage bedrijf uit te kunnen breiden.

De gemeente heeft in het kader van Regionaal Programma Bedrijventerreinen intergemeentelijke afstemming gehad over de uitgifte van dit nieuwe stukje bedrijventerreinen. Het resultaat van deze intergemeentelijke afstemming is dat men een positief besluit heeft genomen en akkoord gaat met de wijziging van dit perceel naar de bestemming 'Bedrijventerrein'.

Om dit mogelijk te maken wordt dit wijzigingsplan opgesteld.

1.2 Vigerend Bestemmingsplan

Het plangebied ligt in het bestemmingsplan "Homburg Noord, Beesd" welke door de gemeenteraad van de voormalige gemeente Geldermalsen is vastgesteld d.d. 28 juni 2016.

afbeelding "i_NL.IMRO.1960.BSDwphomburg11-VSG1_0001.jpg"

Vigerend bestemmingsplan

afbeelding "i_NL.IMRO.1960.BSDwphomburg11-VSG1_0002.jpg"

Uitsnede vigerend bestemmingsplan

In dit bestemmingsplan heeft het plangebied de bestemmingen "Agrarisch" en de gebiedsaanduiding "Wetgevingzone - wijzigingsgebied" (art. 3.7).

Deze wijzigingsbevoegdheid houdt het volgende in:

Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin, dat de geldende bestemmingen ter plaatse van de aanduiding 'Wetgevingszones - wijzigingsgebied' geheel, gedeeltelijk en/of gefaseerd kunnen worden gewijzigd in de bestemming Bedrijventerrein als bedoeld in Artikel 4. Van deze wijzigingsbevoegdheid mag uitsluitend gebruik worden gemaakt voor zover de gronden die het betreft zijn opgenomen in het Regionaal Programma Bedrijventerreinen of de opvolger hiervan waarmee intergemeentelijke afstemming van de uitgifte van nieuwe bedrijventerreinen wordt gemonitord.

Na gebruik van de wijzigingsbevoegdheid de regels van Artikel 4 overeenkomstig van toepassing zijn, met dien verstande dat de maximale hoogte van gebouwen op het perceel tussen de Homburg en de Parkweg niet meer mag bedragen dan 7,20 meter. Tevens dient te worden voldaan aan de bepalingen in artikel 3.2.2.

Om de wijziging van 'Agrarisch' naar de bestemming 'Bedrijventerrein' mogelijk te maken wordt dit wijzigingsplan opgesteld.

1.3 Bij Het Plan Behorende Stukken

Het bestemmingsplan "Homburg 11 Beesd" bestaat uit de volgende stukken:

  • verbeelding, schaal 1 : 1.000 tekening nummer: NL.IMRO.1960.BSDwphomburg11-VSG1;
  • regels;
  • toelichting.

Op de verbeelding zijn de bestemmingen van de in het plangebied begrepen gronden en opstallen aangegeven.

In de regels zijn bepalingen opgenomen teneinde de uitgangspunten van het plan zeker te stellen. Het plan gaat vergezeld van deze toelichting, waarin nader wordt ingegaan op:

  • de planbeschrijving;
  • het beleid;
  • de planologische/ en milieuaspecten;
  • toelichting op de regels;
  • uitvoerbaarheid.

1.4 Situatie

Het plangebied bevindt zich aan de noordzijde van Beesd en wordt begrenst door bedrijventerrein Homburg, bedrijventerrein Homburg Noord en door de Parkweg.

afbeelding "i_NL.IMRO.1960.BSDwphomburg11-VSG1_0003.jpg"Ligging plangebied (bron Google Earth)

Het plan is gelegen in de strook tussen de Parkweg en de Homburg.

afbeelding "i_NL.IMRO.1960.BSDwphomburg11-VSG1_0004.jpg"

Ligging plangebied op bedrijventerrein (bron: Google earth)

De locatie is zeer goed bereikbaar: vanuit noordelijke en zuidelijke richting via de A2 en vanuit het oosten en westen via de Rijksweg A15. Behalve via snelwegen is Beesd ook uitstekend bereikbaar met openbaar vervoer. Op nog geen tien minuten loopafstand bevind zich station Beesd.

1.5 Leeswijzer

In hoofdstuk 2 wordt ingegaan op de voorgenomen plannen. Hoofdstuk 3 geeft een beschrijving van het rijks-, provinciaal en gemeentelijk beleid. Om tot een gedegen planontwikkeling te komen zijn diverse onderzoeken uitgevoerd, die inzicht geven in de ontwikkelingsmogelijkheid van het gebied. Hoofdstuk 4 geeft een samenvatting van deze onderzoeken. Hoofdstuk 5 gaat in op de bijbehorende planologisch-juridische regeling en hoofdstuk 6 gaat tot slot in op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Beesd

Beesd is een pittoresk dorp in de Betuwe, gelegen aan de rivier de Linge. Het dorp maakt deel uit van de gemeente West betuwe en is met ongeveer 3.500 inwoners de op twee na grootste kern van de gemeente.

In 2016 is gestart met de bouw van bedrijventerrein Homburg Noord.

2.2 Locatie

De herontwikkeling van bedrijventerrein Homburg - Noord richt zich op de nog niet bebouwde gronden tussen het bestaande bedrijventerrein en de op- en afrit van Rijksweg A2. De locatie is voor verkeer goed bereikbaar en ook goed bereikbaar met het openbaar vervoer. Treinstation Beesd bevindt zich op tien minuten loopafstand van bedrijventerrein Homburg.

2.3 Dorpsgezicht

Bedrijventerrein Homburg Noord is direct zichtbaar als men Beesd via de noordelijke zijde binnen komt. Het aanzicht van het nieuwe bedrijventerrein krijgt een representatieve uitstraling. Door het nieuwe bedrijventerrein Homburg Noord is de ruimtelijke kwaliteit verbeterd.

2.4 Verkeer

De locatie is voor verkeer goed bereikbaar en geschiedt op eigen terrein.

2.5 Water

Waterafvoer en waterberging zijn belangrijke thema’s geweest in de uitbreiding van bedrijventerrein Homburg - Noord.

Binnen het plangebied van Homburg Noord is tevens een belangrijke verbinding gerealiseerd voor het verwerken van hemelwater dat moet worden afgevoerd vanuit het bestaande dorp Beesd.

Op het grondgebied van het bedrijventerrein is een retentievijver aangelegd, waarop de nieuwe bedrijven hun regenwater kunnen afvoeren. Ook het nieuwe perceel gaat het hemelwater afvoeren naar de retentievijver.

De gemeente heeft voor het aspect water een template voor bewoners en een template voor professiols, welke respectievelijk als Bijlage 4 Template water voor bewoners en Bijlage 5 Template water voorprofessional zijn toegevoegd aan dit plan.

2.6 Werkgelegenheid

Bedrijventerrein Homburg biedt ruimte aan grotendeels lokale ondernemers. Door de revitalisering van het bestaande bedrijventerrein Homburg, het in ontwikkeling zijnde bedrijventerrein "Homburg Noord" en het nieuwe perceel ontstaat een aantrekkelijk bedrijventerrein voor bestaande en nieuwe ondernemingen. Hierdoor wordt een economische impuls aan het dorp Beesd gegeven.

2.7 Kavel Op Maat

Bedrijventerrein Homburg is ingedeeld in drie zones. De kavels per zone verschillen in maat en oriëntatie. Het plangebied is gelegen in het verlengde van zone Kavel Type 02.

Kavel Type 02 is gericht op de Parkweg, de toegangsweg tot het dorp; de kavels staan haaks op de weg en voegen zich qua maat naar de bebouwing van het dorp.

afbeelding "i_NL.IMRO.1960.BSDwphomburg11-VSG1_0005.jpg"

Het pand wordt duurzaam gebouwd volgens de technische mogelijkheden met een groot accent op energie neutrale gebouwen. De bouwhoogte van deze kavel is lager dan de aangrenzende bedrijfsgebouwen waardoor een overgang wordt bewerkstelligd naar de bestaande woning aan de Parkstraat 20 . De maximum bouwhoogte bedraagt circa 7,2 meter.

Hierna volgen de gevels

afbeelding "i_NL.IMRO.1960.BSDwphomburg11-VSG1_0006.jpg"Kleuren en materialen

Onderdeel Materiaal Kleur
Gevel Parkweg Staal Antraciet
Gevel Homburg Staal Zilver
Gevelplint Beton Antraciet
Kozijnen Aluminium Antraciet
Deuren Aluminium Antraciet
Ramen Aluminium Antraciet
Overheaddeur Staal Lichtgrijs
Omrandingen Trespa Ochre
Dakrand Staal Donkergrijs
Dak Kunststof Grijs

afbeelding "i_NL.IMRO.1960.BSDwphomburg11-VSG1_0007.png"

Indicatieve voorgevel, met op de achtergrond het nieuwe gebouw

Parkeren

Voor het plangebied is 'Paraplubestemmingsplan Parkeren' van toepassing. Hieruit blijkt dat de locatie valt onder niet stedelijk / rest bebouwde kom.

afbeelding "i_NL.IMRO.1960.BSDwphomburg11-VSG1_0008.jpg"

Uitsnede gebiedsindeling 'Paraplubestemmingsplan Parkeren'

De berekening voor de parkeerplaatsen wordt:

Functie m2 Norm aantal benodigde parkeerplaatsen
Kantoor BG 86 2,8/100 m2 2,408
Bergruimte BG (loods) 360 1,3/100 m2 4.680
Kantoor VERD 94 2,8/100 m2 2,632
Bergruimte VERD (loods) 181 1,3/100 m2 2,353
Totaal afgerond 12

In totaal zijn er 12 parkeerplaatsen nodig,

Op de navolgende afbeelding is te zien dat er 16 parkeerplaatsen worden aangelegd waardoor aan de norm wordt voldaan.

afbeelding "i_NL.IMRO.1960.BSDwphomburg11-VSG1_0009.jpg"

Afbeelding: Situering 16 parkeerplaatsen

Hoofdstuk 3 Beleid

3.1 Rijk

3.1.1 Nationale omgevingsvisie

De Nationale Omgevingsvisie (NOVI) biedt een duurzaam perspectief voor de Nederlandse leefomgeving. Hiermee moet ingespeeld worden op de grote uitdagingen die te wachten staan. De NOVI biedt een kader, geeft richting en maakt keuzes waar dat kan. Tegelijkertijd is er ruimte voor regionaal maatwerk en gebiedsgerichte uitwerking. Omdat de verantwoordelijkheid voor het omgevingsbeleid voor een groot deel bij provincies, gemeenten en waterschappen ligt, kunnen inhoudelijke keuzes in veel gevallen het beste op regionaal niveau worden gemaakt. Met de NOVI zet de Rijksoverheid een proces in gang waarmee keuzes voor onze leefomgeving sneller en beter gemaakt kunnen worden.

Aan de hand van een toekomstperspectief op 2050 brengt de NOVI de langetermijnvisie in beeld. In de NOVI benoemt het Rijk 21 nationale belangen voor het omgevingsbeleid, inclusief de opgaven en de rol van het Rijk in het realiseren van deze opgaven. Deze opgaven komen samen in vier prioriteiten:

  • Ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie;
  • Duurzaam economisch groeipotentieel;
  • Sterke en gezonde steden en regio's;
  • Toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied.

De druk op de fysieke leefomgeving in Nederland is zo groot, dat belangen soms botsen. Het streven vanuit de NOVI is om combinaties te maken en win-win situaties te creëren.In sommige gevallen moeten belangen worden afgewogen en scherper keuzes worden gemaakt. Hiertoe gebruikt de NOVI drie afwegingsprincipes:

  • Combinaties van functies gaan voor enkelvoudige functies: In het verleden is scheiding van functies vaak te rigide gehanteerd. Met de NOVI wordt gezocht naar maximale combinatiemogelijkheden tussen functies, gericht op een efficiënt en zorgvuldig gebruik van de ruimte;
  • Kenmerken en identiteit van een gebied staan centraal: wat de optimale balans is tussen bescherming en ontwikkeling, tussen concurrentiekracht en leefbaarheid, verschilt van gebied tot gebied. Sommige opgaven en belangen wegen in het ene gebied zwaarder dan in het andere;
  • Afwentelen wordt voorkomen: het is van belang dat de leefomgeving zoveel mogelijk voorziet in mogelijkheden en behoeften van de huidige generatie van inwoners zonder dat dit ten koste gaat van die van toekomstige generaties.

Doorwerking in het onderhavige plan en conclusie

In dit geval is sprake van een lokale ontwikkeling waarmee geen Rijksbelangen zijn gemoeid. Er is dan ook geen sprake van strijd met het Rijksbeleid zoals verwoord in de NOVI.

3.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) geeft richtlijnen voor de inhoud van bestemmingsplannen voor zover het gaat om ruimtelijke ontwikkelingen van nationaal belang. Deze vorm van normstelling sluit aan op de vroegere planologische kernbeslissingen (pkb's) met concrete beleidsbeslissingen en beslissingen van wezenlijk belang die ook van betekenis waren voor de lagere overheden.

De normering uit het Barro werkt zoveel mogelijk direct door op het niveau van de lokale besluitvorming. Bij besluitvorming over bestemmingsplannen moeten de regels worden gerespecteerd. Het merendeel van de regels legt beperkingen op, daarin is een gradatie te onderkennen. Deze zijn geformuleerd als een 'ja-mits', een 'ja, voor zover', een 'nee-tenzij', een 'nee-als' of een stringente 'nee' bepaling.

Doorwerking in het onderhavige plan en conclusie

Het Barro bevat geen regels die van toepassing zijn voor het onderhavige plan. Het Barro heeft dan ook geen invloed op dit bestemmingsplan.

3.1.3 Ladder voor duurzame verstedelijking

De Ladder voor duurzame verstedelijking is per 1 juli 2017 gewijzigd.

De Laddertoets moet worden uitgevoerd wanneer er sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. In artikel 1.1.1 onder i van het Bro is een nadere omschrijving van het begrip stedelijke ontwikkeling vastgelegd. Als stedelijke ontwikkeling wordt genoemd:

'ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.'

In het Bro is geen ondergrens voor de minimale omvang vastgelegd. Of er sprake is van een stedelijke ontwikkeling wordt bepaald door de aard en omvang van de ontwikkeling in relatie tot de omgeving.

Het voorliggende wijzigingsplan maakt de uitbreiding van het naastgelegen garage bedrijf mogelijk, aangrenzend aan een bestaand bedrijventerrein. In dit plan is daarom geen sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling in de zin van het Bro.

Conclusie

Toetsing aan de ladder van duurzame verstedelijking is voor dit plan niet aan de orde.

3.2 Provinciaal Beleid

3.2.1 Omgevingsvisie Gaaf Gelderland

De Omgevingsvisie Gaaf Nederland is vastgesteld op 19 december 2018. In de Omgevingsvisie staat een gezond, veilig, schoon en welvarend Gelderland centraal. De provincie Gelderland legt bij de uitoefening van haar taken de focus op een duurzaam, verbonden en economisch krachtig Gelderland. Met behulp van zeven ambities – op het terrein van energietransitie, klimaatadaptatie, circulaire economie, biodiversiteit, bereikbaarheid, economisch vestigingsklimaat en op het woon- en leefklimaat – wordt daaraan richting gegeven.

De Omgevingsvisie Gaaf Gelderland bevat thematische visieschetsen. De schetsen zijn een grove schets van in het oog springende bestaande en nieuwe initiatieven, kansen, mogelijkheden en ontwikkelingen. De ambities die hieruit volgen zijn:

  1. 1. Energietransitie: van fossiel naar duurzaam.
  2. 2. Klimaatadaptatie: omgaan met veranderend weer.
  3. 3. Circulaire economie: sluiten van kringlopen.
  4. 4. Biodiversiteit: werken met de natuur.
  5. 5. Bereikbaarheid: duurzaam verbonden.
  6. 6. Vestigingsklimaat: Een krachtige, duurzame topregio!
  7. 7. Woon- en leefomgeving: dynamisch, divers, duurzaam.

Planspecifiek

De beoogde ontwikkeling op het braakliggende terrein zorgt voor een kwaliteitsimpuls van het plangebied. Er is sprake van een dynamische, diverse en duurzame leefomgeving.

3.2.2 Omgevingsverordening Gelderland

De Omgevingsverordening Gelderland is door Provinciale staten vastgesteld op 24 september 2014 en voor het laatst geactualiseerd op 31 maart 2021. De Omgevingsverordening is één van de instrumenten die de provincie Gelderland gebruikt om haar ambities te realiseren. De verordening voorziet ten opzichte van de Omgevingsvisie niet tot nieuw beleid en is daarmee dus beleidsneutraal.

De Omgevingsverordening is daarentegen gericht op de regels op het gebied van ruimtelijke ordening, milieu, water, verkeer en bodem. Dit betekent ook dat vrijwel alle regels omtrent de fysieke leefomgeving opgenomen zijn in de Omgevingsverordening.

Planspecifiek

Het plangebied is via een wijzigingsbevoegdheid in het vigerende bestemmingsplan al mogelijk gemaakt en is dus niet in strijd met het provinciale beleid. Het plangebied is ook niet gelegen binnen invloedssferen van de Omgevingsverordening Gelderland. De Omgevingsverordening Gelderland levert hiermee, gelet op de passendheid van het voornemen binnen regionaal en gemeentelijk woonbeleid, geen belemmeringen op voor het planvoornemen.

3.3 Regionaal Beleid

3.3.1 Regionaal Programma Bedrijventerreinen Rivierenland

De regio wordt omringd door enkele grote stedelijke gebieden. Hierdoor kent Regio Rivierenland een sterke maar versnipperde, externe oriëntatie. Mede door die ligging is de druk op commerciële en maatschappelijke voorzieningen groot en is er sprake van een zeer dynamische arbeidsmarkt.

Het Regionaal Programma Bedrijventerreinen (RPB) biedt het kader voor concrete werk- en projectafspraken tussen de regiogemeenten en provincie Gelderland; zij zijn waar het gaat om afspraken over bedrijventerreinen nauw betrokken. Dit RPB is:

  • het regionale afsprakenkader over planning en programmering van bedrijventerreinen tussen Regio Rivierenland en provincie Gelderland;
  • de vertaling en uitwerking van de gemeentelijke, regionale en provinciale doelstellingen op het gebied van bedrijventerreinen;
  • het toetsingskader voor de ontwikkeling van bedrijventerreinen in de regio.

Opname van de extra m2 bedrijventerrein in het RPB is een voorwaarde om de wijzigingsbevoegdheid te mogen gebruiken. Voor wijzigingen in het RPB geldt de volgende procedure:

afbeelding "i_NL.IMRO.1960.BSDwphomburg11-VSG1_0010.jpg"

Op 4 september heeft de gemeente bericht ontvangen dat het RAP positief staat t.o.v. het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid van 1.450 m2 (zie Bijlage 1 Advies RAP).

Bij de vorming van het advies zijn de volgende afwegingen gemaakt:

  • Het betreft hier een kleine toevoeging aan het bedrijventerrein areaal van 1.450 m2
  • Door deze toevoeging wordt de kavel circa 2.274 m2 groot
  • De kavel blijft dus onder de lokale bedrijfsterreinenmaat van 5.000 m2
  • Er is een reeds een wijzigingsbevoegdheid opgenomen in het bestemmingsplan voor deze locatie tot een max van 5.000 m2
  • Er is een "lokale" klant die interesse in de kavel heeft.

3.4 Beleid Waterschap

3.4.1 KRW

In 2000 hebben de EU-lidstaten de Kaderrichtlijn Water (KRW) vastgesteld. De belangrijkste doelen van de KRW zijn de algemene bescherming en verbetering van de kwaliteit van grond- en oppervlaktewateren, van de grondwaterkwantiteit, de specifieke bescherming en verbetering van beschermde gebieden, met als drijfveer het duurzaam gebruik van water. Om deze doelen te bereiken is een systematiek opgesteld die alle Europese lidstaten in de nationale wetgeving moeten implementeren en uitvoeren.

Het maatregelenprogramma bestaat in Nederland uit de optelsom van alle maatregelen voor de uitvoering van de KRW die zijn opgenomen in de waterplannen op grond van de Waterwet: het Nationale Waterplan, het Beheer- en Ontwikkelplan voor de Rijkswateren, de regionale waterplannen en de beheerplannen voor de regionale wateren. Het Rijk voert de regie op hoofdlijnen en is verantwoordelijk voor het vastleggen van doelen en maatregelen voor de rijkswateren.

De voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling heeft betrekking op de uitbreiding van een bouwperceel zodat een bedrijfspand gerealiseerd. Het plan heeft geen effect op oppervlaktewater en grondwater. Het voornemen leidt daarmee niet tot strijdigheid met de EU kaderrichtlijn Water.

3.4.2 Waterbeheerprogramma 2022-2027 ‘Versterken, verbinden, vergroenen’

Het waterbeheerprogramma 2022-2027 beschrijft wat het waterschap Rivierenland in de planperiode 2022-2027 wil bereiken, met wie, hoe men dat wil gaan doen en waarom. In het waterbeheerplan zijn de kaders voor het waterbeheer gegeven en de opgaven gedefinieerd. De visie van het waterschap Rivierenland is vertaald in 8 hoofd thema’s:

  • bescherming tegen overstromingen;
  • water eerlijk verdelen;
  • voorbereiden op extreem weer;
  • streven naar schoon water van een goede biologische kwaliteit;
  • bijdragen aan een fijne leefomgeving voor mens en natuur;
  • kwaliteitsverbetering zwemwater;
  • toewerken naar klimaat- en energieneutraliteit;
  • toewerken naar circulariteit.

3.4.3 Keur Waterschap Rivierenland 2014

De Keur Waterschap Rivierenland 2014 is vastgesteld op 1 januari 2015 en vervolgens enkele malen gewijzigd. Hierin zijn regels opgenomen om te voorkomen dat dijken en oevers beschadigen. Ook zijn er regels voor het onderhoud van sloten, beken, rivieren en andere waterlopen om de waterafvoer in dit oppervlaktewater te waarborgen. Op de leggers staan de oppervlaktewateren en dijken aangegeven die in beheer zijn het bij waterschap en waarop de keur van toepassing is.

3.4.4 Waterplan

Waterschap Rivierenland en voormalig gemeente Neerijnen hebben eind 2010 het waterplan vastgesteld. Dit waterplan bevat een visie, maar daarnaast ook een uitvoeringsprogramma met maatregelen in de onderzoeks- en planvormingssfeer en concrete uitvoeringsmaatregelen. Aanvullend, en als uitwerking van een aantal planvormingsmaatregelen, is een streefbeeldenrapport met bijpassende beheer en onderhoud- en inrichtingsvoorstellen opgesteld.

Hierin zijn de waterplanknelpunten, de wateropgave en waterkwaliteit/ ecologie meegenomen. De komende jaren staan de waterbergingsmaatregelen voor de kernen Opijnen, Waardenburg, Ophemert en Haaften op het programma.

3.4.5 Conclusie water

Bij onderhavig initiatief vindt er een toename van verhard oppervlak plaats. Deze toename wordt getoetst in de waterparagraaf welke opgenomen is in paragraaf 4.4 van onderhavige ruimtelijke onderbouwing

3.5 Gemeentelijk Beleid

3.5.1 Lekker leven langs de Linge

Structuurvisie Gemeente Geldermalsen 2009 - 2015

In de raadsvergadering van de voormalige gemeente Geldermalsen is op 23 februari 2010 de Structuurvisie Gemeente Geldermalsen 2009 - 2015: "Lekker leven langs de Linge" vastgesteld. Deze structuurvisie vormt het ruimtelijk kader voor de gemeente Geldermalsen voor de periode tot 2015, waarin ontwikkelingen en ambities voor de korte en lange termijn in zowel kwantitatieve als kwalitatieve zin zijn opgenomen. Het dient als opmaat voor nieuwe bestemmingsplannen, en biedt via een uitvoeringsparagraaf de mogelijkheid voor kostenverhaal zoals bedoeld in de Wro. Inhoudelijk is er geen sprake geweest van grote beleidswijzigingen ten opzichte van eerdere ruimtelijke visiedocumenten en sectorale beleidsdocumenten. Volstaan is met een actualisatie van het reeds in 2005 ingezette beleid ("Wikken en Wegen"). Voor de bedrijventerreinen is vooral de knooppuntkwaliteit van belang.

Deze kwaliteit zorgt voor economische en infrastructurele ontwikkeling. De knooppuntkwaliteit geeft Geldermalsen een sterke economische basis. Niet voor niets hebben enkele grote bedrijven zich de afgelopen decennia in Geldermalsen gevestigd. In tegenstelling tot veel andere plaatsen in Nederland beschikt Geldermalsen nog over voldoende ruimte om nieuwe economische impulsen te accommoderen op eigen grondgebied. In het hoofdstuk 'Bedrijven en werkgelegenheid' worden de nieuwe bedrijventerreinen 'Hondsgemet' en 'Beesd-Noord' omschreven.

In de structuurvisie wordt de locatie Beesd-Noord benoemd als locatie voor nieuwe bedrijvigheid. De ruimtelijke visie voor bedrijvigheid in Beesd-Noord gaat uit van maximaal 4 hectare bedrijvigheid.

3.5.2 Beleidsnotitie bedrijventerreinen 2011 - 2030

De gemeenteraad van de voormalige gemeente Geldermalsen heeft op 27 september 2011 de 'Beleidsnotitie bedrijventerreinen 2011 - 2030' vastgesteld. De gemeente West Betuwe zet in op een goede ruimtelijke kwaliteit op bedrijventerreinen. Zo is de gemeente begonnen om gezamenlijk met ondernemers de eerste bedrijventerreinen te herstructureren / revitaliseren. Op nieuw te ontwikkelen terreinen is veel aandacht voor duurzaamheid en beeldkwaliteit. Ook voor bedrijventerreinen die herstructurering ondergaan wordt ingezet op het stimuleren van parkmanagement. Draagvlak en financiële daadkracht van de plaatselijke ondernemers is daarbij van groot belang. Het beleid gaat verder onder andere uit van segmentering van de bedrijventerreinen. Dit betekent dat wordt gedifferentieerd in de toegestane bedrijfszwaarte en functies, waaronder volumineuze detailhandel. Voorts dient er aandacht te bestaan voor locaties waar de combinatie wonen en werken wordt toegestaan. Op veel bestaande bedrijventerreinen zijn (bedrijfs)woningen aanwezig. Daarnaast wordt voor sommige situaties een transformatie naar passender functies voorgestaan.

Waar mogelijk wordt gekeken naar het intensiveren van bebouwing op bestaande bedrijventerreinen. Dit is met name mogelijk op bedrijventerreinen met een laag bebouwingspercentage ofwel door het toestaan van een hoger bebouwingspercentage, ofwel door het toestaan van een hogere bouwhoogte. Daarnaast kan worden gekeken naar intensiever gebruik van bestaande gebouwen. Uiteraard dient hierbij rekening te worden gehouden met bereikbaarheid, ontsluiting, landschappelijke waarden en afstemming met nabije functies.

Uit de beleidsnotitie blijkt dat het bestaande bedrijventerrein in Beesd slecht bereikbaar is en onvoldoende uitbreidingsmogelijkheden heeft.

Op het gebied van duurzaamheid wordt gestreefd naar goede afkoppeling van regenwater en in het kader van uitstraling, meer water op het bedrijventerrein.

Op het bedrijventerrein in Beesd wordt met het uitbreidingsplan Homburg-Noord in eerste instantie ingezet op de verplaatsingsbehoefte van bedrijven uit het centrum.

Dit wijzigingsplan is ten behoeve van de uitbreiding van het naast gelegen autogaragebedrijf en voldoet dus aan bovenstaand.

3.5.3 Welstandsbeleid

De gemeenteraad heeft op 24 november 2021 het geharmoniseerde welstandsbeleid voor West-Betuwe vastgesteld. Dit is een technische harmonisatie. Inhoudelijk is het beleid ten opzichte van het eerdere beleid van de voormalige gemeente Geldermalsen niet noemenswaardig gewijzigd. In het Welstandsbeleid is vastgelegd hoe het welstandstoezicht in de gemeente is geregeld. Tevens geeft deze notauitgangspunten en criteria voor het welstandsoordeel.

In Gelderland treffen wij een rijke verzameling van gebieden aan die zijn ontstaan vanuit verschillend agrarisch grondgebruik. Diverse methoden van akkerbouw en veeteelt zijn in de loop der eeuwen in de vorming van het landschap tot uitdrukking gekomen en worden nu als cultuurhistorische waardevolle gebieden beschermd. Denk hierbij aan het rivierengebied.

De laatste jaren vindt er een ingrijpende schaalvergroting plaats in de agrarische bebouwing. De oudere, bakstenen schuren maken plaats voor damwand loodsen. Deze verhouden zich vaak moeizaam met de van oudsher aanwezige bebouwing en de schaal van het landschap. Bij nieuwbouw is het wenselijk hier zorgvuldig mee om te gaan.

Bedrijventerreinen zijn opgezet met het doel om bedrijfsactiviteiten uit te oefenen. Ze worden gekenmerkt door een rationele verkaveling en individuele bedrijfsgebouwen met een wisselende schaal, een functioneel karakter en een sobere uitstraling. Het terrein is veelal verhard. Hekwerken, buitenopslag en reclame-uitingen bepalen mede het beeld. Bebouwing op zichtlocaties heeft vaker een opvallende architectonische uitstraling met als doel de aandacht te trekken van de voor bijganger. Bebouwing op plaatselijke bedrijventerreinen bestaat daarentegen uit eenvoudige hallen of loodsen met eventueel een klein kantoor-, kantinegedeelte of een woning aan de straatzijde. Er is over het algemeen weinig samenhang in materialisering, detaillering en kleurgebruik tussen de bedrijven onderling.

Ambities

  • Verandering en handhaving van het (bebouwings)beeld zijn beide mogelijk, zowel naar structuur als naar architectuur, maar altijd met behoud van stedenbouwkundige en/of landschappelijke waarden.
  • Bouwmassa’s voegen zich binnen uitersten van de omgeving.
  • Er is aandacht voor een meer representatieve uitstraling van bebouwing langs de doorgaande wegen en langs dorpsranden.
  • Herontwikkelingen op bestaande en verouderde bedrijfslocaties dragen bij aan de revitalisering van het betreffende bedrijventerrein.
  • Buitenopslag bevindt zich uit zicht vanaf de openbare weg.
  • Er is een duidelijk onderscheid in bouwmassa en materialisatie tussen hal en kantoorgedeelte.
  • De representatieve gevel is naar de weg gekeerd.

De welstandscommissie heeft op 10 februari 2021 een Positief advies gegeven en motiveert dit als volgt:

Het plan voldoet aan de uitgangspunten van het beeldkwaliteitsplan en is bovendien afgestemd op naastgelegen bedrijfsgebouw. Er kan daarom positief worden geadviseerd.

Hoofdstuk 4 Planologische- En Milieuaspecten

4.1 Archeologie

4.1.1 Inleiding

Het Europees Verdrag inzake de bescherming van archeologisch erfgoed (het verdrag van Valletta, kortweg Malta genoemd) is in 1992 door twintig Europese staten, waaronder Nederland, getekend en werd in 1998 met een goedkeuringswet bekrachtigd. Vervolgens werd het verdrag op 1 september 2007 in de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd. Het Verdrag van Valletta (Malta) gaat uit van het in de bodem bewaren van archeologische waarden op de locatie zelf ('in situ'). De achterliggende gedachte is dat de bodem zich nog steeds als de beste bewaarplaats bewezen heeft. Een andere gedachte, die hierbij speelt, is het gegeven dat latere generaties mogelijk over betere technieken van opgraven kunnen beschikken. Malta wil verder bevorderen dat in een zo vroeg mogelijk stadium van ruimtelijke ordening al rekening wordt gehouden met archeologische waarden. Tenslotte gaat het verdrag uit van het beginsel 'de veroorzaker betaalt'. Dat wil zeggen dat degene die de bodem wil verstoren het archeologisch (voor)onderzoek en de eventuele opgraving zelf moet betalen.

4.1.2 Onderzoek

In het kader van bestemmingsplan 'Homburg Noord, Beesd' is onderzoek gedaan naar archeologie.

Het bestemmingsplan 'Homburg Noord, Beesd' is te bekijken op www.ruimtelijkeplannen.nl met plan ID nummer: NL.IMRO.0236.BSDhomburgnoord-VSG1.

Uit het uitgevoerde archeologisch onderzoek blijkt dat er voor het wijzigingsgebied geen archeologische verwachting is. Aangezien er in de tussenliggende tijd geen wijzigingen of ander gebruik heeft plaatsgevonden, is het niet noodzakelijk om een nieuw onderzoek uit te voeren.

4.1.3 Conclusie

Archeologie vormt geen belemmering voor de realisatie van de plannen.

Ook voor vrijgegeven plangebieden bestaat altijd de mogelijkheid dat er tijdens graafwerkzaamheden toch losse sporen en/of vondsten worden aangetroffen. Op grond van artikel 53 van de Monumentenwet 1988, laatste wijziging van 1 september 2007, dient zo spoedig mogelijk melding te worden gemaakt van de vondst bij de gemeente, provincie of de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed.

4.2 Bodem

4.2.1 Inleiding

De bodem wordt op vele manieren gebruikt, voor bijvoorbeeld woningbouw, landbouw, aanleg van wegen en winning van grondstoffen. Om te zorgen dat dit nu en in de toekomst mogelijk blijft, is een duurzaam beheer van de bodem belangrijk. Doordat mensen al vele eeuwen gebruik maakt van de bodem heeft zij overal sporen achtergelaten. Deze sporen zijn terug te zien in het landschap en te vinden op en in de bodem. Door bodemsanering worden de ernstige chemische verontreiniging van de bodem aangepakt. Bescherming van de bodem betekent bovendien het voorkomen dat schone grond verontreinigd raakt en het rekening houden met de eigenschappen van de bodem.

Het doel van de bodemtoets bij ruimtelijke plannen is de bescherming van de bodem. Een bodemonderzoek moeten worden uitgevoerd om te kunnen beoordelen of de bodem geschikt is voor de geplande functie en of sprake is van een eventuele saneringsnoodzaak.

In artikel 9 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is bepaald dat in het bestemmingsplan rekening gehouden moet worden met de bodemkwaliteit ter plaatse. De reden hiervoor is dat eventueel aanwezige bodemverontreiniging van groot belang kan zijn voor de keuze van bepaalde bestemmingen en/of voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan. De bodemtoets moet worden uitgevoerd bij het wijzigen of opstellen van een bestemmingsplan.

4.2.2 Onderzoek

In het kader van bestemmingsplan 'Homburg Noord, Beesd' is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd.

Het bestemmingsplan 'Homburg Noord, Beesd' is te bekijken op www.ruimtelijkeplannen.nl met plan ID nummer: NL.IMRO.0236.BSDhomburgnoord-VSG1.

Uit het uitgevoerde bodemonderzoek blijkt dat er voor het wijzigingsgebied geen belemmeringen aanwezig zijn. Aangezien er in de tussenliggende tijd geen wijzigingen of ander gebruik heeft plaatsgevonden, is het niet aannemelijk dat de kwaliteit van de bodem is verslechtert en is een nieuw bodemonderzoek niet noodzakelijk.

Wel blijven de algemene bodemvoorwaarden bij omgevingsvergunningen aanleg en bouwen gelden, te weten:

  1. 1. Wanneer tijdens graafwerkzaamheden onverwacht zintuiglijke afwijkingen worden waargenomen dient het werk direct gestaakt te worden en de Omgevingsdienst Rivierenland te worden geïnformeerd. In overleg wordt dan besloten hoe het werk vervolgd kan worden. Het is niet uitgesloten dat hiervoor eerst het uitvoeren van een bodemonderzoek noodzakelijk is.
  2. 2. Wanneer grondwater wordt onttrokken en geloosd behoort vooraf toestemming te worden gegeven door het betreffende bevoegd gezag.
  3. 3. Bij de bouw/graafwerkzaamheden vrijkomende grond mag worden hergebruikt binnen het bouwperceel/grondverzetsperceel van deze omgevingsvergunning. Als bij de bouw/graafwerkzaamheden vrijkomende grond buiten het bouwperceel/grondverzetsperceel wordt hergebruikt moet gehandeld worden conform de bepalingen in het Besluit en de Regeling bodemkwaliteit.

4.2.3 Conclusie

Bodem vormt geen belemmering voor de realisatie van de plannen.

4.3 Waterbodem

4.3.1 Inleiding

Het doel van het verkennend waterbodemonderzoek is het bepalen van de milieuhygiënische kwaliteit van de sliblaag en onderliggende vaste waterbodem in het kader van de voorgenomen demping.

4.3.2 Onderzoek

In het kader van bestemmingsplan 'Homburg Noord, Beesd' is een verkennend waterbodemonderzoek uitgevoerd.

Het bestemmingsplan 'Homburg Noord, Beesd' is te bekijken op www.ruimtelijkeplannen.nl met plan ID nummer: NL.IMRO.0236.BSDhomburgnoord-VSG1.

Aangezien er in de tussenliggende tijd geen wijzigingen of ander gebruik heeft plaatsgevonden, is het niet noodzakelijk om een nieuw onderzoek uit te voeren.

4.3.3 Conclusie

Uit het onderzoek blijkt dat er vanuit dit aspect, geen belemmering is voor de ontwikkeling van het perceel.

4.4 Water

4.4.1 Inleiding

De Watertoets is het resultaat van één van de acties uit de Startovereenkomst 'Waterbeleid 21e eeuw', die op 14 februari 2001 is ondertekend door het Rijk, het Interprovinciaal Overlegorgaan, de Vereniging van Nederlandse Gemeenten en de Unie van Waterschappen. In de Startovereenkomst is vastgelegd dat de Watertoets vanaf het moment van ondertekening zal worden toegepast.

De Watertoets wordt uitgevoerd bij ruimtelijke ontwikkelingen, wat als gevolg heeft dat in alle ruimtelijke plannen - en dus ook het bestemmingsplan - een zogeheten waterparagraaf moet zijn opgenomen. De waterparagraaf omvat het advies van de waterbeheerder en een gemotiveerd besluit ten aanzien van de wateraspecten. Eventuele afwijkingen van het advies van de waterbeheerder worden gemotiveerd. Daarbij moet door de initiatiefnemer worden aangegeven hoe met die afwijking wordt omgegaan. In laatste instantie kan worden teruggegrepen op het nemen van verzachtende maatregelen of compensatie inclusief afspraken over financiering en uitvoering.

4.4.2 Onderzoek

In het kader van de watertoets is ten behoeve van bestemmingsplan Homburg Noord overleg gevoerd en heeft afstemming plaatsgevonden met de betrokken waterbeheerders (Waterschap Rivierenland).

Het bestemmingsplan 'Homburg Noord, Beesd' is te bekijken op www.ruimtelijkeplannen.nl met plan ID nummer: NL.IMRO.0236.BSDhomburgnoord-VSG1.

Uit het uitgevoerde onderzoek blijkt dat er een ´overschot´ is van 111 m2.

Het ‘overschot’ kan toenemen door waterdoorlatende verharding toe te passen en als meer dan de minimum eis van 10% groen wordt gerealiseerd.

Bij de uitwerking van het bouwplan wordt rekening gehouden met het aspect water door het bouwpeil voldoende hoog te leggen. Ook wordt bij de omgevingsaanvraag aangetoond dat hemelwater op eigen perceel wordt geïnfiltreerd.

4.4.3 Conclusie

Het aspect water is geen belemmering voor de realisatie van de plannen.

4.5 Externe Veiligheid

4.5.1 Inleiding

Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het verminderen en beheersen van risico's van zware ongevallen met gevaarlijke stoffen in inrichtingen en tijdens het transport ervan. Op basis van de criteria zoals onder andere gesteld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) worden bedrijven en activiteiten geselecteerd die een risico op zware ongevallen met zich mee (kunnen) brengen. Daarbij gaat het vooral om de grote chemische bedrijven, maar ook om kleinere bedrijven als LPG-tankstations en opslagen van bestrijdingsmiddelen. Daarnaast zijn (hoofd)transportassen voor gevaarlijke stoffen, zoals buisleidingen, spoor-, auto-, en waterwegen, ook als potentiële gevarenbron aangemerkt.

Het externe veiligheidsbeleid heeft tot doel zowel individuele burgers als groepen burgers een minimum beschermingsniveau te bieden tegen een ongeval met gevaarlijke stoffen. Om dit doel te bereiken zijn gemeenten en provincies verplicht om bij besluitvorming in het kader van de Wet milieubeheer en de Wet op de ruimtelijke ordening de invloed van een risicobron op zijn omgeving te beoordelen. Daartoe wordt binnen het werkveld van de externe veiligheid veelal het plaatsgebonden risico en het groepsrisico gehanteerd.

Het plaatsgebonden risico (PR) is de kans dat een persoon die zich gedurende een jaar onafgebroken onbeschermd op een bepaalde plaats bevindt, overlijdt als gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Dit risico wordt per bedrijf en transportas vastgelegd in contouren. Er geldt een contour waarbinnen deze kans 1x10-6 (één op de miljoen) bedraagt.

Het groepsrisico (GR) is een berekening van de kans dat een groep personen binnen een bepaald gebied overlijdt ten gevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen. De oriëntatiewaarde geeft hierbij de indicatie van een aanvaardbaar groepsrisico. Indien een ontwikkeling is gepland in de nabijheid van een risicobron geldt afhankelijk van de ontwikkeling een verantwoordingsplicht voor het toelaten van gevoelige functies.

Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi)

Voor bepaalde risicovolle bedrijven geldt het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). Hierin zijn de risiconormen voor externe veiligheid met betrekking tot bedrijven met gevaarlijke stoffen wettelijk vastgelegd.

Transport van gevaarlijke stoffen (water, spoor, weg)

Voor de beoordeling van de risico's vanwege transport van gevaarlijke stoffen geldt het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt), met als uitvloeisel het zogeheten Basisnet en de bijbehorende regeling Basisnet.

Transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen

Voor de beoordeling van de risico's van transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen geldt het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb). Naast de toetsing aan het plaatsgebonden risico en het groepsrisico is hierin vastgelegd dat aan weerszijden van een buisleiding een bebouwingsvrije afstand moet worden aangehouden voor beheer en onderhoud aan de buisleidingen.

4.5.2 Onderzoek

Risicovolle bedrijven

Binnen de beoogde bestemming "Bedrijventerrein" worden geen risicovolle activiteiten, zoals Bevi-activiteiten, voorzien. De vestiging van een Bevi-inrichting binnen het plangebied is daarmee uitgesloten.

Uit de regionale signaleringskaart externe veiligheid blijkt dat het plangebied niet ligt binnen het invloedsgebied van een Bevi-inrichting of de veiligheidsafstanden van andere stationaire risicobronnen. Hierdoor is geen verantwoording van het groepsrisico nodig vanwege risicovolle inrichtingen.

Vervoer gevaarlijke stoffen

Uit de regionale signaleringskaart externe veiligheid blijkt dat het aspect externe veiligheid relevant is vanwege het vervoer van gevaarlijke stoffen over de A2. Het plangebied ligt namelijk binnen het invloedsgebied van deze transportroute, waarbij personen kunnen overlijden als rechtstreeks gevolg van een zwaar ongeval met toxische en brandbare stoffen. Het plangebied ligt echter buiten een veiligheidszone, een plasbrandaandachtsgebied en de meest relevante zones voor het groepsrisico (de 200 meter zones).

Op grond van artikel 7 van het Bevt moet in dergelijke gevallen worden ingegaan op de mogelijkheden voor:

  • de bestrijdbaarheid van een zwaar ongeval op deze transportroute en
  • de zelfredzaamheid met betrekking tot nog niet aanwezige (beperkt) kwetsbare objecten binnen het plangebied.

Volgens artikel 9 van het Bevt moet de veiligheidsregio in de gelegenheid worden gesteld om hierover een advies uit te brengen.

Veiligheidsregio Gelderland-Zuid heeft op 12 juli 2021 aangegeven dat in dit geval sprake is van een standaardsituatie, waarvoor onderstaande verantwoordingstekst kan worden gehanteerd. Relevant hierbij is ook dat het ruimtelijke besluit geen betrekking heeft op het mogelijk maken van een (nog niet aanwezig) "zeer kwetsbaar gebouw", bestemd voor verminderd zelfredzame personen.

Bestrijdbaarheid van de omvang van een ramp of zwaar ongeval

Bij een calamiteit ten gevolge van het vrijkomen van toxische en/of brandbare stoffen zal de brandweer inzetten op het beperken of voorkomen van effecten. Deze inzet zal voornamelijk plaatsvinden bij de bron. De brandweer richt zich dan niet direct op het bestrijden van effecten in of nabij het plangebied. Eventuele secundaire branden in het plangebied kunnen met behulp van adequate bluswatervoorzieningen (conform het Bouwbesluit) door de brandweer worden bestreden. De mogelijkheden voor bestrijdbaarheid worden daarom niet verder in beschouwing genomen.

Mogelijkheden tot zelfredzaamheid

Bij een calamiteit, waarbij toxische en/of brandbare stoffen (kunnen) vrijkomen, is het belangrijk dat de aanwezigen in het plangebied worden geïnformeerd hoe te handelen bij dat incident. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van de zogenaamde waarschuwings- en alarmeringspalen (WAS-palen) of NL-alert. Bij een toxisch scenario is het advies om te schuilen in een gebouw en de ramen, deuren en ventilatieopeningen te sluiten. Bij een scenario, waarbij brandbare stoffen (kunnen) vrijkomen, is het advies om te vluchten van de risicobron af, maar ook schuilen in een gebouw biedt in eerste instantie voldoende bescherming voor personen in het plangebied. In het plangebied zijn voldoende mogelijkheden aanwezig om relevante adviezen tijdig op te volgen.

Buisleidingen

Uit de regionale signaleringskaart externe veiligheid blijkt dat het plangebieden niet is gelegen binnen het invloedsgebied van relevante buisleidingen voor aardgas en vloeibare brandstoffen. Hierdoor is geen verantwoording van het groepsrisico nodig vanwege buisleidingen.

4.5.3 Conclusie

Het aspect externe veiligheid is alleen relevant vanwege het vervoer van gevaarlijke stoffen over de A2. Gelet op de hiervoor genoemde overwegingen zijn er in het plangebied voldoende mogelijkheden voor de zelfredzaamheid bij een zwaar ongeval op deze transportroute. Dit betekent dat geen nadere eisen aan het plan gesteld hoeven te worden in het kader van het aspect externe veiligheid.

4.6 Flora En Fauna

4.6.1 Inleiding

Wet natuurbescherming

De natuurwetgeving voor Nederland is per 1 januari 2017 vastgelegd in de Wet natuurbescherming. Binnen de wet zijn de beschermingsregimes voor Natura 2000-gebieden, soortbescherming en houtopstanden opgenomen als afzonderlijke hoofdstukken, waardoor de wet via duidelijke en eenvoudige regels voorziet in een heldere implementatie van de Europese natuurbeschermingsrichtlijnen. Naast de Wet natuurbescherming bestaat in Nederland het Natuur Netwerk Nederland (NNN), waarvoor de provincies beleid maken.

Natura 2000

De wetgeving met betrekking tot Natura 2000-gebieden is vastgelegd in Hoofdstuk 2 van de Wet Natuurbescherming. Natura 2000-is de overkoepelende naam voor gebieden die op Europees niveau worden beschermd vanuit de Vogel- en Habitatrichtlijn. Vanuit deze richtlijnen worden specifieke diersoorten en hun habitat beschermd om de biodiversiteit te behouden, te herstellen of uit te breiden. Het ondernemen van projecten, plannen of activiteiten in en in de omgeving van een Natura 2000-gebied kan mogelijkerwijs leiden tot (significant) negatieve effecten op de instandhoudingsdoelstellingen. Indien het niet mogelijk is om negatieve effecten op voorhand uit te sluiten, dan is er sprake van een vergunningsplicht en moet een habitattoets uitgevoerd worden. In een habitattoets worden de projecten, plannen of activiteiten getoetst op hun invloed op de instandhoudingsdoelstellingen en of (onder bepaalde voorwaarden) toestemming voor de uitvoering kan worden verleend.

Soortbescherming

De Wet natuurbescherming kent naast het beschermingsregime voor Natura 2000-gebieden drie beschermingscategorieën onder het hoofdstuk 'soortbescherming':

  1. 1. Alle van nature in Nederland in het wild levende vogels op grond van de Vogelrichtlijn (art 3.1).
  2. 2. Soorten beschermd op grond van de Habitatrichtlijn, het Verdrag van Bern en het Verdrag van Bonn (art. 3.5).
  3. 3. Nationaal beschermde 'andere soorten' (art.3.10) als vermeld in Bijlage A van de Wet Natuurbescherming alsmede alle de vaatplanten van de soorten genoemd in bijlage B van de Wet Natuurbescherming.

De Soortbescherming is alleen (met uitzondering van de zorgplicht) van toepassing op soorten genoemd onder deze drie beschermingscategorieën.

Natuurnetwerk Nederland (NNN)

Naast de Wet natuurbescherming bestaat in Nederland het Natuur Netwerk Nederland (NNN), waarvoor de provincies beleid maken. Het NNN is ruimtelijk in de Provinciale Structuurvisie vastgelegd. Het vormt een robuust netwerk van natuurgebieden en tussenliggende verbindingszones. Dit netwerk bestaat uit bestaande natuurgebieden, nieuw aan te leggen natuur en verbindingszones tussen deze gebieden.

Ook de beheersgebieden voor agrarisch natuurbeheer behoren tot het NNN. De planologische verankering van het NNN vindt plaats in (gemeentelijke) bestemmingsplannen. Wanneer bij ruimtelijke ontwikkelingen een bestemmingsplan wijziging moet worden doorgevoerd dient altijd een 'Nee, tenzij'- toets te worden uitgevoerd. Hierin wordt beoordeeld of er als gevolg van de voorgenomen maatregelen significante effecten op de wezenlijke waarden en kenmerken van het netwerk optreden.

4.6.2 Onderzoek

In het kader van bestemmingsplan 'Homburg Noord, Beesd' is een quickscan Flora en fauna uitgevoerd

Het bestemmingsplan 'Homburg Noord, Beesd' is te bekijken op www.ruimtelijkeplannen.nl met plan ID nummer: NL.IMRO.0236.BSDhomburgnoord-VSG1.

In december 2020 is voor de locatie een natuur notitie opgesteld (zie Bijlage 2 Natuur notitie) waaruit blijkt dat het perceel alleen bestaat uit gras, welk regelmatig wordt gemaaid. Ook zijn de Natura 2000-gebieden en Natuurnetwerk Nederland geen belemmering voor het plan.

afbeelding "i_NL.IMRO.1960.BSDwphomburg11-VSG1_0011.jpg"

Er zijn in het plangebied door het regelmatig maaien geen beschermde plant- en diersoorten te verwachten. Wel geldt de algemene zorgplicht en worden negatieve gevolgen voor aanwezige soorten zoveel mogelijk beperkt door het nemen van alle maatregelen die redelijkerwijs kunnen worden verwacht.

Voor zover nu bekend vonden er geen activiteiten plaats aan watergangen en/of oevers. Mochten er wel activiteiten gaan plaatsvinden, dan wordt de initiatiefnemer een ecoloog ingeschakeld om te bepalen of er tegenstrijdigheden zijn met de Wet natuurbescherming en indien noodzakelijk hoe hier mee om te gaan.

Stikstof

In het kader van gebiedsbescherming is door Ecofect in januari 2023 een stikstofberekening uitgevoerd voor de gebruiksfase. Naar aanleiding van het uitgevoerde onderzoek, en de daarbij behorende berekeningen, kan worden geconcludeerd dat voor de aanlegfase en de nieuwe gebruiksfase de grenswaarde van de stikstofdepositie op natuurgebieden van 0,00 mol/ha/j niet wordt overschreden. Dit houdt in dat er geen belemmeringen zijn voor het aspect stikstof voor de aanlegfase en de nieuwe gebruiksfase.
Er is geen vergunning ten aanzien van de wet natuurbescherming nodig

De berekening is als Bijlage 3 toegevoegd aan dit plan.

4.6.3 Conclusie

Werkzaamheden die broedbiotopen van alle aanwezige vogels verstoren of beschadigen dienen te allen tijde te worden voorkomen. Dit is voor de meeste soorten mogelijk door de uitvoering in elk geval op te starten in de periode voor half maart en na eind juli of het onderzoeksgebied te controleren op broedende vogels en nesten binnen de invloedsfeer van de plannen. Voor het broedseizoen wordt geen standaardperiode gehanteerd, maar is het van belang of een broedgeval wordt verstoord, ongeacht de datum.

Het aspect ecologie is geen belemmering voor de realisatie van de voorgenomen plannen.

4.7 Geluid

In het kader van de Wet geluidhinder (Wgh) bevinden zich langs alle wegen zones. Voor tweebaanswegen buiten de bebouwde kom geldt een zonebreedte van 250 m. Voor snelwegen geldt een zonebreedte van 600 m en voor spoorwegen een zonebreedte van 400 m.

Wanneer binnen deze zone nieuwe geluidsgevoelige bebouwing, zoals woningen, wordt gerealiseerd, dient een akoestisch onderzoek plaats te vinden. Een uitzondering hierop wordt gemaakt voor wegen die zijn gelegen binnen een woonerf en wegen waarvoor een maximumsnelheid van 30 km/uur geldt. De voorgestane ontwikkeling vindt plaats binnen de zonebreedte van tweebaanswegen, de zonebreedte van snelwegen en de zonebreedte van spoorwegen. In het onderhavig bestemmingsplan zullen geen nieuwe geluidsgevoelige functies mogelijk gemaakt worden. Voor dit bestemmingsplan kan een akoestisch onderzoek derhalve achterwege blijven.

4.8 Luchtkwaliteit

4.8.1 Inleiding

De kern van de Wet luchtkwaliteit (titel 5.2 luchtkwaliteitseisen van de Wet milieubeheer) is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Het NSL is een bundeling maatregelen op regionaal, nationaal en internationaal niveau die de luchtkwaliteit verbeteren en waarin alle ruimtelijke ontwikkelingen/projecten zijn opgenomen die de luchtkwaliteit verslechteren.

Het doel van de NSL is om overal in Nederland te voldoen aan de Europese normen voor de luchtverontreinigende stoffen, waarvan stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10) de belangrijkste zijn. Met het van kracht worden van het NSL per 1 augustus 2009 zijn de tijdstippen waarop moet worden voldaan aan de jaargemiddelde grenswaarden NO2 en PM10 van 40 ìg/m3 aangepast. Het tijdstip waarop aan de normen voor PM10 moet worden voldaan is uitgesteld tot 11 juni 2011. Het tijdstip waarop aan de normen voor NO2 moet worden voldaan is voor Nederland 1 januari 2015.

Naast de introductie van het NSL is de invoering van het begrip “niet in betekenende mate bijdrage” (NIBM) een belangrijk onderdeel van de Wet luchtkwaliteit. Een project draagt NIBM bij aan de luchtkwaliteit als zowel de jaargemiddelde grenswaarde NO2 als PM10 niet meer toeneemt dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde van die stof. Dit betekent, kortweg, dat als de toename van de beide jaargemiddelde concentraties kleiner is of gelijk is aan 1,2 ìg/m3 (3% van 40 ìg/m3) een ontwikkeling kan worden beschouwd als een project die NIBM bijdraagt aan de luchtkwaliteit.

Een ruimtelijke ontwikkeling kan volgens de Wet luchtkwaliteit doorgang vinden als:

  • de ontwikkeling is opgenomen in het NSL;
  • de ontwikkeling aangemerkt wordt als een NIBM-project;
  • de gestelde grenswaarden van bijlage 2 van de Wet luchtkwaliteit niet worden overschreden;
  • projectsaldering wordt toegepast.

4.8.2 Onderzoek

Er is een Worst-case berekening gemaakt voor de bijdrage van het extra verkeer als gevolg van het plan op de luchtkwaliteit.

afbeelding "i_NL.IMRO.1960.BSDwphomburg11-VSG1_0012.jpg"

Er is op basis van de uitkomsten geen nader onderzoek naar de luchtkwaliteit nodig.

4.8.3 Conclusie

Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor het plan.

4.9 Bedrijven En Milieuzonering

4.9.1 Inleiding

Voor een goede ruimtelijke ordening moet aandacht worden besteed aan voorzienbare hinder en gevaar door milieubelastende activiteiten. Om dit te voorkomen moet tussen milieubelastende activiteiten en gevoelige bestemmingen (zoals woningen) voldoende afstand in acht genomen worden. Voor het bepalen van deze afstanden wordt getoetst conform:

  • VNG Handreiking 'Bedrijven en milieuzonering' (editie 2009).
  • Wet milieubeheer.

Ten aanzien van bedrijvigheid geldt als uitgangspunt dat toekomstige woningen geen onevenredige milieuhinder (geur, geluid etc.) mogen ondervinden van nabijgelegen bedrijvigheid. In de publicatie ´Bedrijven en milieuzonering´ van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, editie 2009, wordt in verband met de aanwezigheid van milieubelastende functies indicatieve afstandsnormen voorgeschreven tot milieugevoelige functies, vooral wonen.

De publicatie "Bedrijven en milieuzonering" van de VNG is gebruikt bij de zonering rond bedrijven. De publicatie deelt bedrijven onder in categorieën op basis van de ingeschatte milieubelasting. Per milieucategorie gelden richtafstanden tot de woonwijken. Dit bestemmingsplan maakt milieucategorie 3.2 bij recht en met afwijking categorie 4.1 mogelijk.

Milieucategorie Aan te houden afstand tot woonwijken (zone)
1 0 tot 10 meter
2 30 meter
3.1 50 meter
3.2 100 meter
4.1 200 meter
4.2 300 meter
5.1 500 meter
5.2 700meter
5.3 1.000 meter
6 1.500 meter

4.9.2 Onderzoek

In het kader van bestemmingsplan 'Homburg Noord, Beesd' is getoetst aan:

  • VNG Handreiking 'Bedrijven en milieuzonering' (editie 2009).
  • Wet milieubeheer.

Het bestemmingsplan 'Homburg Noord, Beesd' is te bekijken op www.ruimtelijkeplannen.nl met plan ID nummer: NL.IMRO.0236.BSDhomburgnoord-VSG1.

Specifiek voor plangebied

Op circa 25 meter afstand van het plangebied zijn aan de Parkweg enkele woningen aanwezig (in een gemengde bestemming). Om er voor zorg te dragen dat de woon- en leefklimaat van deze woningen niet verslechterd wordt hier rekening gehouden met de milieucategorieën. Aangezien er duidelijk sprake is van functiemenging in de omgeving van het plangebied is er sprake van een 'gemengd' gebied.

De strook binnen 30 meter krijgt daarom bedrijvigheid tot milieucategorie 2.

4.9.3 Conclusie

Er zijn vanuit milieu overwegingen geen belemmeringen voor dit plan.

4.10 Duurzaam Bouwen

Duurzaam bouwen is bouwen met duurzaamheid als doel. Zowel in de ontwerpfase, de bouwfase en de gebruiksfase.

Een duurzaam gebouw moet volgens de Nederlandse rijksoverheid idealiter:

  • energie besparen;
  • (schaarse) materialen besparen;
  • water besparen;
  • een gezond binnenmilieu hebben;
  • weinig hinder opleveren wat betreft licht, geluid en dergelijke;
  • niet tot vervuiling leiden, zoals bijvoorbeeld CO2-uitstoot;
  • uit materialen bestaan die men kan hergebruiken.

Duurzaam bouwen is meer dan energiebesparing Duurzaam bouwen betekent dat gebouwen en andere bouwwerken ontwikkeld en gebruikt worden met respect voor mens en milieu. Het gaat bij duurzaam bouwen niet alleen om energiebesparing in huizen en gebouwen, maar bijvoorbeeld ook om: gebruik van duurzame materialen die rekening houden het milieu en de gezondheid van bewoners en gebruikers; een gezond binnenmilieu bijvoorbeeld door goede ventilatie om vocht, schimmel en ophoping van schadelijke stoffen te voorkomen; voorkomen dat grondstoffen voor bouwmaterialen uitgeput raken.

Voor gebouwontwerpen kunnen van te voren bepaald worden welk ambitieniveau gewenst is. De te nemen maatregelen kunnen door de gemeente of ontwikkelaar zelf worden gekozen om een bepaald niveau te bereiken.

Hierna volgen enkele specificaties die betrekking hebben op duurzaamheid.

Wettelijk: Bouwbesluit 2013

De wettelijke eisen bij nieuwbouw staan in het bouwbesluit. Bij de omgevingsaanvraag wordt aangetoond dat hieraan wordt voldaan.

Kansen duurzaam bouwen

  • Materiaalgebruik.
  • Pas FSC hout toe in de kozijnen of inlands hout uit duurzaam beheerde bossen.
  • Kijk naar soort isolatie.

Afval

  • Denk na over de opstelplaats van de containers en de loopafstand ernaar toe.

Water

  • Denk aan waterbesparende voorzieningen.

Gezondheid

  • Denk goed na over het ventilatiesysteem dat bijdraagt aan een goed afgesteld gezond binnenklimaat.

Het streven van ontwikkelaar en gemeente is om zoveel mogelijk te werken met BIM (Bouw Informatie Model), zodat tijdens het gehele proces vanaf de start tot en met de realisatie, met bovenstaande aspecten van duurzaam bouwen rekening wordt gehouden.

4.11 Welstand

In maart 2017 is de Gids voor Ruimtelijke Kwaliteit vastgesteld. Dit is de welstandsnota die door de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit als leidraad voor de toetsing van bouwplannen wordt gehanteerd.

De bestaande Welstandsnota uit 2007 is getransformeerd naar een integrale gids waarin landschaps- en monumentenbeleid zijn verweven. De ruimtelijke kwaliteit is immers meer dan alleen rood: landschap, cultuurhistorie en openbare ruimte zijn integraal met elkaar verbonden.

De Gids voor Ruimtelijke Kwaliteit vormt een toetsingskader voor kleinere plannen en vormt een stimulerend kader voor de grotere ruimtelijke opgaven. In de gids worden voor de kleine plannen criteria opgesteld met ondersteunend beeldmateriaal. De criteria zijn gericht op het realiseren van evenwichtige verhoudingen tussen volumes c.q. elementen en een verzorgd en samenhangend bebouwings- en straatbeeld.

De gids gaat uit van zeven verschillende deelgebieden, te weten:

  1. 1. Historische dorpsgebieden.
  2. 2. Planmatige woonbuurten.
  3. 3. Gebieden met een bijzondere functie.
  4. 4. Bedrijventerreinen.
  5. 5. Buitengebied/dijklinten en uiterwaarden.
  6. 6. Buitengebied/oeverwallen.
  7. 7. Buitengebied.

Ieder deelgebied heeft naast zijn eigen kernkwaliteiten en ambities ook een eigen beleids-niveau. Het beleidsniveau geeft uitdrukking aan de houding die van belang wordt geacht bij de planontwikkeling en -beoordeling. Onderstaande afbeelding geeft een overzicht van de verschillende deelgebieden en de daar bijbehorende beleidsniveaus.

De nota bevat voor 5 thema's een specifieke beschrijving met de daarbij behorende richtlijnen of uitgangspunten die van toepassing zijn, onafhankelijk het deelgebied waarbinnen het plan zich bevindt. Het gaat om de volgende thema's:

  • Bouwhistorie & archeologie.
  • Beleid & ontwikkelingen in landelijk gebied.
  • Erven.
  • Historische boerderijen.
  • Duurzaamheid.

Er worden 4 beleidsniveaus onderscheiden:

  1. 1. Vrij.
  2. 2. Keuze.
  3. 3. Respect.
  4. 4. Behoud.

Voor het plangebied gelegen in deelgebied 4 (Bedrijventerreinen), geldt beleidsniveau 2: Keuze.

Keuze:

Verandering en handhaving van het (bebouwings)beeld zijn beide mogelijk, zowel naar structuur als naar architectuur, maar altijd met behoud van stedenbouwkundige en/of landschappelijke waarden.

Het uitgangspunt hierbij is het in tact houden/niet aantasten van de omgevingskwaliteit. Geen uitschieters in de hoofdopzet van de omgeving.

Het middel hierbij is: Bouwmassa's voegen zich binnen uitersten van de omgeving.

4.12 Beeldkwaliteitsplan

In november 2014 is door van Zuilekom Landschapsarchitectuur het Beeldkwaliteitsplan (BKP) uitbreiding Homburg opgesteld. Door het opstellen van dit BKP wordt de gewenste kwaliteit gegarandeerd. In het BKP zijn een aantal principes opgesteld met betrekking tot de inrichting en de architectuur. Het BKP heeft een hogere ambitie dan de welstandsnota en wordt aangemerkt als aanvulling op de welstandsnota.

Het BKP gaat in op de randvoorwaarden ten aanzien van bouwvolumes, vormgeving, kleur- en materiaalgebruik en de uitgangspunten voor de vormgeving van de openbare ruimten komen naar voren.

Het beeldkwaliteitsplan dient als toetsingskader voor de welstand bij de indiening van bouwplannen en omgevingsvergunningen en heeft een communicatieve functie en maakt het ambitieniveau duidelijk aan de toekomstige gebruikers van het bedrijventerrein Homburg. Hierdoor ontstaat een eenduidige kwaliteit die door het gehele bedrijventerrein te zien is, wederzijdse uitstraling van panden en kavelgrenzen draagt bij tot het rendement van de investeringen in het onroerend goed.

Het bedrijventerrein Homburg Noord is ingedeeld in drie zones. De kavels per zone verschillen in maat, oriëntatie en specificaties.

Dit plan is gelegen in de zone: Kavel Type 02, parkkavel.

Hiervoor geldt:

Kavel Type 02 is gericht op de Parkweg, de toegangsweg tot het dorp. De kavels staan haaks op de weg en voegen zich qua maat naar de bebouwing van het dorp. De kavels hebben een schitterende ligging aan de doorgaande weg en zijn qua ontsluiting maximaal ingericht. De ligging van deze kavels bieden een etalage functie voor nieuwe bedrijven.

Bebouwing

Om kwaliteit te behalen zijn naast regels voor de kavelinrichting ook regels opgesteld voor bebouwing. Een aantal principes en onderdelen komen in het BKP naar voren. Net als voor de openbare ruimte geldt voor architectuur dat sobere en “natuurlijke” materialen het beeld moeten domineren. Duurzame oplossingen, energie zuinig en esthetische waarden staan voorop.

Oriëntatie

De situering en oriëntatie van de bouwblokken zorgen voor de toegankelijkheid en uitstraling van het bedrijventerrein. Om dit te bereiken zijn enkele principes opgesteld:

  • De bouwblokken staan met de “voorzijde” naar de openbare weg gericht, een architectonische verbijzondering is hier vereist.
  • Entree van het gebouw is herkenbaar vanaf de openbare weg.
  • Kantoorfuncties, personeelsruimtes etc. zijn naar de openbare weg gericht.
  • Uitgezonderd de centrale kavels.

Bouwhoogte

Per kaveltype is de maximale bouwhoogte aangegeven. Deze hoogtes zijn tevens vastgelegd in het bestemmingsplan.

Kavel Type 02, parkkavel:

De maximale bouwhoogte 7,2 meter in plaats van 9,0 meter om een betere aansluiting met de bestaande bebouwing te verkrijgen.

Overig

Het BKP gaat verder in op onder andere architectuur, materiaal en kleurgebruik, inrichting van de buitenruimte, erfafscheiding, parkeren, verlichting en tot slot specifieke voorschriften voor de kavels.

Het Beeldkwaliteitsplan is te bekijken op www.ruimtelijkeplannen.nl, in het bestemmingsplan 'Homburg Noord, Beesd' met plan ID nummer: NL.IMRO.0236.BSDhomburgnoord-VSG1.

Hoofdstuk 5 Toelichting Op De Regels

5.1 Algemeen

Bij het opstellen van een wijzigingsplan dient het college van burgemeester en wethouders zich te houden aan de door de raad vastgestelde regels, zoals opgenomen in het geldende bestemmingsplan 'Homburg Noord, Beesd' het zogenaamde moederplan. Het wijzigingsplan vormt daarom geen zelfstandig nieuw bestemmingsplan.

Met dit wijzigingsplan wordt invulling gegeven aan de wijzigingsbevoegdheid om de agrarische bestemming te wijzigen naar de bestemming Bedrijventerrein. Dit is mogelijk aangezien aan de gestelde voorwaarden wordt voldaan.

Het wijzigingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. De verbeelding en de regels tezamen vormen het juridisch bindende deel van het plan. De verbeelding en regels dienen te allen tijde in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast.

Omdat het moederplan na 1 januari 2010 is vastgesteld, gelden bovendien de landelijke RO-standaarden (2012) en moet het wijzigingsplan eveneens digitaal beschikbaar worden gesteld. Het voorliggende wijzigingsplan 'Homburg 11 Beesd' voldoet aan deze digitale verplichting.

5.2 Verbeelding

Op de verbeelding is het agrarisch bouwvlak op het perceel omgezet naar de bestemming 'Bedrijventerrein', bovendien wordt er een bouwvlak opgenomen, zodat de gewenste nieuwbouw mogelijk wordt gemaakt.

De verbeelding van het wijzigingsplan vervangt de verbeelding uit het moederplan voor wat betreft onderhavig perceel.

5.3 Regels

Op het wijzigingsplan zijn de regels van het moederplan (Homburg Noord, Beesd) van toepassing.

In hoofdstuk 1 zijn de inleidende regels opgenomen die van belang zijn voor de toepassing en interpretatie van de regels in de overige hoofdstukken. Het onderhavige wijzigingsplan is in dit hoofdstuk gedefinieerd, waarbij verder verwezen wordt naar de regeling uit het moederplan.

In hoofdstuk 2 is de bestemming 'Bedrijventerrein' opgenomen, waarbij de regels uit het moederplan van toepassing zijn verklaard.

Tot slot staan in hoofdstuk 3 de overgangs- en slotregels. Ook hier wordt een verwijzing gemaakt naar het moederplan, waarbij in de slotregel uiteraard de naam van het onderliggende wijzigingsplan is aangehaald.

Hoofdstuk 6 Economische En Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

6.1 Economische Uitvoerbaarheid

De gronden binnen het plangebied zijn in eigendom van de initiatiefnemer. Het opstellen van een exploitatieplan als bedoeld in artikel 6.12 Wet ruimtelijke ordening is echter niet noodzakelijk. De kosten voor de realisatie van het plan komen ten laste van de initiatiefnemer. Tussen de gemeente en de initiatiefnemer is een overeenkomst gesloten, waardoor een exploitatieplan achterwege kan blijven.

6.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

Gelet op de beperkte impact van dit wijzigingsplan en het feit dat het moederplan nog zeer recent is vastgesteld, wordt volstaan met de wettelijke procedure voor het vaststellen van het wijzigingsplan.

6.3 Ontwerpwijzigingsplan

Het ontwerp wijzigingsplan heeft gecoördineerd met de (concept) omgevingsvergunning gedurende zes weken vanaf woensdag 12 oktober 2022 ter inzage gelegen.

Tijdens de terinzagelegging is een ieder in de gelegenheid gesteld om zijn of haar zienswijze omtrent het plan aan de raad kenbaar te maken. Tegen dit plan en omgevingsvergunning zijn geen zienswijzen ingediend. Beiden worden ongewijzigd vastgesteld.

Bijlage 1 Advies Rap

Bijlage 1 Advies RAP

Bijlage 2 Natuur Notitie

Bijlage 2 Natuur notitie

Bijlage 3 Stikstofberekening

Bijlage 3 Stikstofberekening

Bijlage 4 Template Water Voor Bewoners

Bijlage 4 Template water voor bewoners

Bijlage 5 Template Water Voor Professional

Bijlage 5 Template water voor professional

Bijlage 6 Ontwerpbesluit Verlening Omgevingsvergunning Uitgebreid 20220511

Bijlage 6 Ontwerpbesluit verlening omgevingsvergunning uitgebreid 20220511

Bijlage 7 Tekeningset 2020212 Beesd Homburg 11

Bijlage 7 Tekeningset 2020212 Beesd Homburg 11

Bijlage 8 Omgevingsvergunning

Bijlage 8 Omgevingsvergunning