KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
Artikel 4 Agrarisch Met Waarden - Landschapswaarden
Artikel 5 Bedrijf
Artikel 6 Bedrijf - Nutsvoorziening
Artikel 7 Bedrijf - Windturbine
Artikel 8 Cultuur En Ontspanning
Artikel 9 Gemengd
Artikel 10 Groen
Artikel 11 Horeca
Artikel 12 Maatschappelijk
Artikel 13 Natuur
Artikel 14 Recreatie - Dagrecreatie
Artikel 15 Recreatie - Verblijfsrecreatie
Artikel 16 Recreatie - Verblijfsrecreatie 2
Artikel 17 Sport
Artikel 18 Verkeer
Artikel 19 Verkeer - Railverkeer
Artikel 20 Water
Artikel 21 Wonen
Artikel 22 Leiding - Brandstofleiding
Artikel 23 Leiding - Buisleidingenstrook
Artikel 24 Leiding - Gas
Artikel 25 Leiding - Riool
Artikel 26 Waarde - Archeologie 1
Artikel 27 Waarde - Archeologie 2
Artikel 28 Waarde - Archeologie 3
Artikel 29 Waarde - Archeologie 4
Artikel 30 Waarde - Archeologie 5
Artikel 31 Waarde - Nieuwe Hollandse Waterlinie
Artikel 32 Waterstaat - Waterberging
Artikel 33 Waterstaat - Waterkering
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 34 Anti-dubbeltelregel
Artikel 35 Algemene Gebruiksregels
Artikel 36 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 37 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 38 Algemene Wijzigingsregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 39 Overgangsrecht
Artikel 40 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Waarom Een Herziening Van Het Bestemmingsplan Buitengebied
1.2 Probleem- En Doelstelling
1.3 De Begrenzing Van Het Plangebied
1.4 Hoe Is Het Bestemmingsplan Tot Stand Gekomen
1.5 Burgerparticipatie En Communicatie
1.6 Planmer
1.7 Duurzame Ontwikkeling
1.8 Verantwoording En Opbouw Bestemmingsplan
Hoofdstuk 2 Planbeschrijving
2.1 Inleiding
2.2 Planopzet
2.3 Bestaande Situatie En Ontwikkelingsmogelijkheden
Hoofdstuk 3 Juridische Planopzet
3.1 Inleiding
3.2 Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (Svbp 2012)
3.3 Toelichting Op De Verbeelding
3.4 Toelichting Op De Regels
Hoofdstuk 4 Uitvoerbaarheid
4.1 Handhaving
4.2 Uitvoerbaarheid Ontwikkelingen
4.3 Economische Uitvoerbaarheid
4.4 Planschade
4.5 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Bijlage 1 Overzicht Recreatielandjes
Bijlage 2 Lijst Met Toegestane Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 3 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 4 Lijst Vergunning Wet Natuurbescherming
Bijlage 5 Lijst Met Toegestane Nevenactiviteiten Bij Agrarische Bedrijven
Bijlage 6 Grondwaterbescherming Met Oog Op Waterwinning
Bijlage 7 Natuurversterkingsplan Gnn
Bijlage 8 Universele Waarden Hollandsche Waterlinie
Bijlage 9 Kernkwaliteiten Nieuwe Hollandsche Waterlinie Inundatiekom Tielerwaard
Bijlage 10 Kernkwaliteiten Nieuwe Hollandsche Waterlinie Inundatiekom Culemborgerwaard
Bijlage 11 Landschappelijk Inpassingsplan Rijksstraatweg 61c, Buurmalsen
Bijlage 1 Hoofdlijnennotitie
Bijlage 2 Oplegnotitie Hoofdlijnennotitie
Bijlage 3 Nota Vooroverleg En Inspraak
Bijlage 4 Planmer
Bijlage 5 Nota Van Zienswijzen

Buitengebied 2022

Bestemmingsplan - gemeente West Betuwe

Vastgesteld op 21-12-2021 - deels in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan:

het bestemmingsplan Buitengebied 2022 met identificatienummer NL.IMRO.1960.BpBuitenGDM2022-VSG1 van de gemeente West Betuwe;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aan het buitengebied gebonden niet-agrarische bedrijven :

bedrijven die -vanwege hun ruimtebeslag, de hinder van hun activiteiten voor omliggende bewoners en bedrijven of door de aard van hun activiteiten- aan het buitengebied zijn gebonden. Voorbeelden van aan het buitengebied gebonden bedrijven zijn een hoveniersbedrijf, paardenpension/-stalling, kennel/dierenasiel en hondensportaccommodatie;

1.4 aan huis verbonden bedrijf:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten of het vervaardigen van producten, die in een woning (inclusief bijgebouwen) worden uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en die een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.5 aan huis verbonden beroep:

een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend;

1.6 afhankelijke woonruimte:

de huisvesting van een gedeelte van een huishouden uit een oogpunt van mantelzorg;

1.7 agrarisch bedrijf:

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren en al dan niet in combinatie daarmee de opslag, de oppervlakkige bewerking en de afzet van de eigen agrarische bedrijfsgronden, voor zover de bedrijfsgronden gelegen zijn in het plangebied dan wel buiten het plangebied maar in de directe omgeving van het bedrijf gelegen, voor zover deze gronden in ruimtelijk en functioneel opzicht geacht kunnen worden te behoren tot hetzelfde agrarische bedrijf. Onder agrarisch bedrijf is onder meer begrepen het fokken van paarden;

1.8 agrarische verwante bedrijven:

bedrijven die gericht zijn op het leveren van diensten en goederen aan agrarische bedrijven zoals het bewerken, vervoeren en/of verhandelen van agrarische producten en bedrijven die zich richten op een combinatie van agrarische- en zorgfuncties. Voorbeelden van agrarisch verwante bedrijven zijn agrarische loonwerkbedrijven, veehandelsbedrijven, dierenklinieken voor grootvee, groothandels in agrarische gewassen en zorgboerderijen;

1.9 ambachtelijke bedrijven:

kleinschalige bedrijven die gericht zijn op het overwegend door middel van handwerk vervaardigen, bewerken of herstellen en het installeren van goederen die verband houden met het ambacht. Voorbeelden van ambachtelijke bedrijven zijn kleinschalige bierbrouwerijen, klokkenmakerijen, pottenbakkerijen, ateliers en kaasboerderijen;

1.10 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.11 bed and breakfast:

verhuur van kamers ten behoeve van verblijfsrecreatie in een gebouw, waarbij het gebouw in overwegende mate haar hoofdfunctie behoudt. Onder een bed and breakfast wordt niet verstaan overnachting noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijk of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid of permanene kamerverhuur;

1.12 bedrijfswoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die kennelijk slechts bedoeld is voor de huisvesting van (het huishouden van) een persoon wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van de grond ter plaatse van het gebouw of het terrein, noodzakelijk moet worden geacht;

1.13 beperkt kwetsbaar object

een object waarvoor ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden;

1.14 bestaand gebouw:

een gebouw als aanwezig ten tijde van het inwerkingtreden van het plan, voor zover niet in strijd met het toen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan, dan wel een gebouw dat in uitvoering is of mag worden opgericht krachtens een vergunning die voor dat tijdstip is aangevraagd;

1.15 bestaand gebruik:

het gebruik ten tijde van het inwerkingtreden van het plan, voor zover niet in strijd met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan;

1.16 bestaande oppervlakte, goothoogte, bouwhoogte, inhoud, afmetingen:

de oppervlakte, goothoogte, bouwhoogte, inhoud, afmetingen van een bestaand gebouw;

1.17 bestaande fruitteelt in de vorm van boomgaarden:

gronden die vanaf ten minste 1 januari 2017 of later rechtsgeldig in gebruik zijn voor fruitteelt in de vormvan boomgaarden:

1.18 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.19 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.20 bijgebouw:

een al dan niet vrijstaand gebouw, behorende bij en qua maatvoering en in functioneel opzicht ondergeschikt aan een op hetzelfde perceel gelegen hoofdgebouw;

1.21 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een standplaats;

1.22 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal welke, hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.23 buitenopslag:

het in de open lucht opslaan van goederen en materialen en grondstoffen ten behoeve van de bedrijfsvoering op het perceel;

1.24 compact transformatorstation:

bouwwerk behorend bij een windturbine ten behoeve van het op spanning houden van de interne parkbekabeling van het windpark;

1.25 extensieve dagrecreatie:

die vormen van openluchtrecreatie, waarbij in het algemeen het beleven van rust voorop staat en het aantal recreanten per oppervlakte-eenheid beperkt is. Voorbeelden zijn fietsen en wandelen, paardrijden, watersporten en dergelijke;

1.26 extensieve verblijfsrecreatie:

die vormen van recreatie gericht op verblijf buiten de eigen woning, waarbij ten minste één overnachting plaats vindt in een recreatief nachtverblijf en waarbij in het algemeen het beleven van rust voorop staat en het aantal recreanten per oppervlakte-eenheid beperkt is. Voorbeelden zijn kampeerboerderijen en pensions;

1.27 fruitteelt in de vorm van boomgaarden:

een aaneengesloten stuk grond met meerdere doelbewust aangeplante bomen of struiken, gericht op het bedrijfsmatig of in een vorm als zijnde bedrijfsmatig voortbrengen van fruit, uitgezonderd de omliggende hagen en afschermend groen;

1.28 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.29 geitenhouderij:

veehouderij met geiten;

1.30 gevoelige functies voor gewasbeschermingsmiddelen:

gronden en percelen waar geregeld en gedurende langere perioden mensen kunnen verblijven zoals (bedrijfs)woningen, tuinen, scholen, zorgfuncties en kampeerterreinen;

1.31 glastuinbouw:

het kweken van tuinbouwgewassen in kassen;

1.32 grondgebonden veehouderij:

agrarisch bedrijf dat gericht is op het ontwikkelen van activiteiten waarbij de productie voor meer dan 50 procent afhankelijk is van het producerend vermogen van de grond waarover het bedrijf in de omgeving van de bedrijfsgebouwen kan beschikken;

1.33 gezondheidscentrum:

een medisch trainingsinstelling waar verschillende vormen van zorg te krijgen zijn zoals: fysiotherapie, manuele therapie en revalidatietraining en fitness;

1.34 hoofdgebouw:

een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken;

1.35 horeca:

het bedrijfsmatig verstrekken van dranken en/of etenswaren en/of logies, onder te verdelen in verschillende categoriëen:

  • categorie 1: een horecabedrijf, dat qua exploitatievorm aansluit bij winkelvoorzieningen en waar overwegend niet ter plaatse bereide kleinere etenswaren en in hoofdzaak alcoholvrije drank worden verstrekt. Bij de openingstijden wordt aangesloten op de openingstijden van de winkels;
  • categorie 2: een inrichting die geheel of in overwegende mate gericht is op het verstrekken van maaltijden of etenswaren die ter plaatse genuttigd plegen te worden. Daaronder worden begrepen: cafetaria/snackbar, fastfood en broodjeszaken, lunchroom, konditorei, ijssalon/ijswinkel koffie en/of tearoom, afhaalcentrum, eetwinkel, restaurant;
  • categorie 3: een inrichting die geheel of in overwegende mate gericht is op het verstrekken van (alcoholische) dranken voor consumptie ter plaatse, alsmede het verstrekken van maaltijden of etenswaren die ter plaatse genuttigd plegen te worden, alsmede (in sommige gevallen) de gelegenheid biedt tot dansen. Daaronder worden begrepen: café, bar, grand-café, eetcafé, danscafé, pubs, juice- en healthbar;
  • categorie 4: een inrichting die geheel of in overwegende mate gericht is op het bieden van vermaak en ontspanning (niet zijnde een recreatieve voorziening) en/of het geven van gelegenheid tot de dansbeoefening, al dan niet met levende muziek en al dan niet met de verstrekking van dranken en kleine etenswaren. Daaronder worden begrepen: discotheek/dancing, nacht-café (met nachtvergunning);
  • horeca, categorie 5: een inrichting die geheel of in overwegende mate is gericht op het verstrekken van nachtverblijf. Daaronder worden begrepen: hotel, motel, pension en overige logiesverstrekkers;

1.36 kampeermiddel:

  1. 1. een tent, een tentwagen, een kampeerauto of een caravan;
  2. 2. enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen of gewezen voertuigen geheel of gedeeltelijk blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;

1.37 kas:

een gebouw, hoger dan 1,5 m, waarvan de wanden en het dak geheel of grotendeels bestaan uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal, dienend voor het kweken van vruchten, bloemen of planten;

1.38 kernkwaliteiten van het Gelders Natuurnetwerk:

aanwezige en potentiële waarden gebaseerd op de beoogde natuurkwaliteit voor het gebied zoals beschreven in de atlas kernkwaliteiten GNN en GO of de Omgevingsverordening Gelderland;

1.39 kernkwaliteiten van de Groene Ontwikkelingszone:

de bestaande en te ontwikkelen kwaliteiten voor het gebied zoals beschreven in de atlas Kernkwaliteiten GNN en GO of in de Omgevingsverordening Gelderland;

1.40 kleinschalig kamperen:

het gebruiken, plaatsen of geplaatst houden van ten hoogste 25 kampeermiddelen ten behoeve van recreatief nachtverblijf gedurende de periode tussen 15 maart en 31 oktober van het jaar;

1.41 kleinschalige horeca die gerelateerd is aan de recreatieve functie van het buitengebied:

kleinschalige horecabedrijven die gericht zijn op het verstrekken van maaltijden en dranken voor gebruik ter plaatse en die gerelateerd zijn aan de recreatieve functie van het buitengebied. Voorbeelden zijn (pannenkoeken)restaurants, eethuizen en ijssalons;

1.42 kooikerhuisje:

een gebouw dat gekoppeld is aan de aanwezigheid van een eendenkooi;

1.43 kwetsbaar object:

een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde voor het risico c.q. een risico-afstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, die in acht genomen moet worden;

1.44 mobiele woonunits:

kleine geprefabriceerde schakelbare verplaatsbare woningen die tijdelijk kunnen worden ingezet. zoals caravans;

1.45 natuurversterkingsplan:

plan dat maatregelen bevat ter compensatie van het verlies aan natuurwaarden als gevolg van de bouw en het gebruik van windturbines binnen gebieden die zijn aangewezen in het kader van het Gelders Natuurnetwerk (GNN);

1.46 niet aan het buitengebied gebonden niet-agrarische bedrijven:

een bedrijf dat naar de aard van zijn activiteiten niet is gebonden aan het buitengebied of waarvan de activiteiten niet zijn gericht op het buitengebied;

1.47 niet-grondgebonden veehouderij

agrarisch bedrijf dat hoofdzakelijk is gericht op veehouderij waarvan het voer voor de landbouwhuisdieren voor het grootste gedeelte niet geteeld wordt op de gronden die in de nabijheid van het agrarisch bouwperceel zijn gelegen en waarop de veehouderij rechten heeft;

1.48 opslagbedrijven:

bedrijven die gericht zijn op het bewaren van goederen, waaronder agrarische producten, materialen en stoffen zonder dat ter plaatse sprake is van productie, be- of verwerking, handel of soortgelijke activiteiten. Voorbeelden van opslagbedrijven zijn caravanstallingen en meubelopslagbedrijven;

1.49 opstelplaats:

een verharde plek ten behoeve van het bouwen van en het onderhoud aan een windturbine;

1.50 paardenbak:

een door middel van een afscheiding afgezonderd stuk terrein met een andere ondergrond dan gras, kennelijk ingericht voor het africhten en/of trainen en berijden van paarden en pony's en/of het anderszins beoefenen van de paardensport, met of zonder de daarbij behorende voorzieningen;

1.51 paardenhouderij:

paardenhouderij die is gericht op het africhten en trainen van paarden, het bieden van stalruimte voor paarden, het trainen van paarden en uitbrengen in de sport, verhuur van diensten met behulp van paarden, de in- en verkoop van paarden, menhal en wedstrijden ten behoeve van de hippische sport;

1.52 peil:

  1. a. voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg of aan een bestaande dijk grenst: de hoogte van die weg of de bestaande dijk ter plaatse van de hoofdtoegang;
  2. b. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;

1.53 permanente bewoning:

bewoning van een ruimte als hoofdverblijf;

1.54 plattelandswoning:

een (voormalige bedrijfs-) woning gelegen binnen een agrarisch bouwvlak zonder dat er sprake is van een functionele binding tussen woning en het agrarisch bedrijf;

1.55 recreatielandje:

een perceel grond, gelegen aan de oever van de Linge, dat is ingericht als plaats voor kleinschalige oeverrecreatie met bijbehorende dagrecreatieve voorzieningen met een niet openbaar karakter;

1.56 recreatiewoning:

een gebouw dat naar de aard en inrichting is bedoeld voor een recreatieve bewoning;

1.57 rotor:

het samenstelsel van drie rotorbladen (ook wel wieken genoemd) en hub of wiekenas van een windturbine;

1.58 rotordiameter:

de diameter van de cirkel die door de tip (het uiteinde) van een rotorblad (wiek) wordt beschreven;

1.59 schakel-/inkoopstation:

bouwwerk bedoeld voor het onderbrengen van schakel- en meetapparatuur om de windturbines te verbinden met het landelijke elektriciteitsnet;

1.60 seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotische/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, als dan niet in combinatie met elkaar;

1.61 stacaravan:

een kampeermiddel in de vorm van een caravan of soortgelijk onderkomen op wielen met een maximale oppervlakte van 55 m², dat mede gelet op de afmetingen, kennelijk niet bestemd is om regelmatig en op normale wijze op de verkeerswegen ook over grotere afstand als een aanhangsel van een auto te worden voortbewogen;

1.62 teeltondersteuning:

maatregelen ter bescherming, vervroeging of verlenging van de oogst van vollegrondsteeltproducten, alsmede in voorkomende gevallen tot bescherming van de omgeving tegen milieubelastende stoffen. Hieronder wordt begrepen het plaatsen of geplaatst houden van teeltondersteunende voorzieningen met daarbij behorende verankerde palen en constructies, niet zijnde kassen, zoals wandelkappen, lage kappen en aardbeienkappen, regenkappen, hagelnetten, schaduwhallen, vogelnetten en luisvrije tunnels en hallen, binnen de periode april tot en met oktober;

1.63 theetuin:

kleinschalige horeca, in de periode april t/m september in de vorm van een terras van maximaal 100 m² waar niet-alcoholische dranken worden geschonken;

1.64 toetsingskader defensieradar:

het geheel van regels en beleid als genoemd in het Barro en het Rarro waarmee wordt bepaald of de verstoring van het radarbeeld als gevolg van de oprichting van windturbines aanvaardbaar is of niet;

1.65 trekkershut:

een gebouw met een eenvoudige constructie (zonder sanitaire voorzieningen) en beperkte omvang ten behoeve van een kortstondig recreatief nachtverblijf voor passanten;

1.66 veiligheidszone Gasunie:

de veiligheidszone die aangehouden wordt bij windturbines in de nabijheid van ondergrondse buisleidingen voor aardgas en aardolieproducten met een werkdruk van meer dan 15 Bar;

1.67 verblijfsrecreatie:

activiteiten ter ontspanning in de vorm van sport en spel en toerisme en educatie, waarbij overnachting is toegestaan;

1.68 voorgevel:

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw;

1.69 voorgevellijn:

de lijn waarin de voorgevel van een bouwwerk is gelegen alsmede het verlengde daarvan;

1.70 vrijgekomen agrarische bedrijfsbebouwing in het buitengebied:

agrarische bedrijfsbebouwing in het buitengebied die zijn functie waarvoor deze eerder is bestemd, vergund en gebruikt heeft verloren of op korte termijn gaat verliezen;

1.71 waardevol landschapselement:

ecologische, cultuurhistorische en/of landschappelijke waardevolle elementen zoals sloten, bosjes, houtwallen, poelen en verkaveling, zoals onder andere is opgenomen in de cultuurhistorische inventarisatiekaart van de erfgoednota RAAP-rapport 2887, Cultuurhistorie in de gemeente Geldermalsen (https://geo.raap.nl/geldermalsen/#7/51.888/5.215) of diens rechtsopvolger;

1.72 weilanddepot:

de tijdelijke opslag van baggerspecie op percelen gelegen naast de watergang waaruit de baggerspecie afkomstig is gedurende maximaal drie jaar;

1.73 windhaag - adequaat:

natuurlijke afscherming waarmee drift uit de lucht wordt gefilterd. Een windhaag is adequaat als deze een gevoelige bestemming voor gewasbeschermingsmiddelen geheel afschermt. Daarvan is sprake als de windhaag ten minste 1 meter hoger is dan het gewas tijdens bespuiten en er op geen enkele positie vrij zicht is tussen het te bespuiten gewas en de gevoelige bestemming voor gewasbeschermingsmiddelen en omgekeerd;

1.74 windturbine:

een bouwwerk ter opwekking van elektriciteit door benutting van windkracht;

1.75 woning:

een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van één huishouden;

1.76 zalenverhuur:

de verhuur van zalen voor bijeenkomsten:

  • kleinschalig: bijeenkomsten van kleine groepen tot maximaal 20 personen, voor onder meer het houden van workshops, vergaderen en dineren;
  • middelgroot: bijeenkomsten van middelgrote groepen tot maximaal 80 personen, voor onder meer het houden van vergaderingen, arrangementen, recepties en dineren;
  • grootschalig: bijeenkomsten van grote groepen tot maximaal 120 personen, voor onder meer culinaire bijeenkomsten, recepties en dineren;
  • zeer grootschalig: bijeenkomsten van zeer grote groepen tot maximaal 500 personen, voor onder meer congressen, feesten, vergaderingen en recepties.

1.77 zonnepark:

een gebied waar door middel van zonnepanelen zonlicht in elektriciteit wordt omgezet, met de daarbij behorende voorzieningen zoals ontsluitingspaden, onderhouds- en nutsgebouwen, erfafscheidingen en landschappelijke voorzieningen.

1.78 zorginstelling:

een instelling waar intramurele zorg te krijgen is;

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot het hoogste punt van het bouwwerk; voor wat betreft gebouwen worden antennes, schoorstenen en andere ondergeschikte dakopbouwen hierbij niet meegerekend;

2.2 goothoogte van een gebouw:

vanaf het peil tot de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.3 hoogte (fruit)bomen:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van de (fruit)boom, inclusief opgroei.

2.4 inhoud van een gebouw:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken (en/of de harten van gemeenschappelijke scheidsmuren) en de dakvlakken, zulks met inbegrip van erkers en dakkapellen, en boven peil, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - beeldbepalende dijkbebouwingl' tevens de leefruimten onder peil worden meegerekend bij het bepalen van de inhoudsmaat van een woning;

2.5 lengte, breedte en diepte van een gebouw:

tussen (de lijnen, getrokken door) de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van gemeenschappelijke scheidsmuren);

2.6 oppervlakte van een gebouw:

tussen (de buitenste verticale projecties van) de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van gemeenschappelijke scheidsmuren);

2.7 spuitvrije zone:

de minimale afstand tussen de grens van de gevoelige bestemming voor gewasbeschermingsmiddelen en de grens van de boomgaard waarin gewasbeschermingsmiddelen worden toegepast. Het hart van de eerste boomstam vormt het aan te houden meetpunt voor de grens van de boomgaard.

2.8 veiligheidszone Gasunie:

de afstand die overeenkomt met de werpafstand bij nominaal toerental, gerekend vanaf het hart van de mast of toren van de windturbine.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. uitoefening van het agrarisch bedrijf, met dien verstande dat:
    1. 1. een grondgebonden veehouderij uitsluitend is toegestaan ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke vorm van agrarisch - grondgebonden veehouderij' en 'specifieke vorm van agrarisch - niet grondgebonden veehouderij';
    2. 2. een niet-grondgebonden veehouderij uitsluitend zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - niet grondgebonden veehouderij';
    3. 3. glastuinbouwbedrijven niet zijn toegestaan;
    4. 4. uitsluitend de bestaande boom- en heesterkwekerij en fruitteelt in de vorm van boomgaarden zijn toegestaan, met dien verstande dat:
      • vervanging van bestaande fruitteelt in de vorm van boomgaarden is toegestaan;
      • teeltondersteunende voorzieningen uitsluitend bij bestaande fruitteelt in de vorm van boomgaarden, zijn toegestaan;
    5. 5. intensieve aardbeienteelt op tafels uitsluitend is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - aardbeienteelt';
  2. b. hobbymatig agrarisch gebruik;
  3. c. het behoud, de bescherming, de ontwikkeling en/of het herstel van de landschappelijke en natuurwaarden;
  4. d. behoud en herstel van waardevolle landschapselementen;
  5. e. ter plaatse van de aanduiding 'groen' zijn de gronden uitsluitend bestemd voor afschermende groenvoorzieningen;
  6. f. bedrijfswoning, met dien verstande dat:
    1. 1. het aantal bedrijfswoningen niet meer mag bedragen dan 1 per bouwvlak dan wel niet meer mag bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal bedrijfswoningen';
    2. 2. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' geen bedrijfswoning is toegestaan;
  7. g. overnachtingsmogelijkheden en verblijfsruimten voor tijdelijke arbeidskrachten, die werkzaam zijn in de agrarische sector gedurende het oogstseizoen, met dien verstande, dat deze voorzieningen alleen in de periode van 1 april tot en met 31 oktober als zodanig gebruikt mogen worden en tevens gerealiseerd dienen te worden binnen de bedrijfsgebouwen tot een maximum vloeroppervlakte van 200 m²;
  8. h. een zorgboerderij, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'zorgboerderij', met dien verstande dat op het adres Tiendweg 13 tevens verblijfseenheden (begeleid wonen), een vergaderaccommodatie, een bezoekerscentrum en een streekproductenwinkel met een gezamenlijke maximale vloeroppervlakte van 1.385 m2 is toegestaan;
  9. i. verkoop van agrarische streekproducten, mits de oppervlakte niet meer bedraagt dan 50 m2;
  10. j. extensieve dagrecreatie;
  11. k. bed and breakfast;
  12. l. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - verkeer' tevens voor wegen ten behoeve van de bouw en het onderhoud van windturbines met een maximale breedte van 5 m, almede voor kraanopstelplaatsen ten behoeve van de bouw en het onderhoud van windturbines, met dien verstande dat maximaal 1 kraanopstelplaats per windturbine is toegestaan met een maximale oppervlakte van 1.500 m2;
  13. m. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - nevenactiviteit loon- en grondverzetbedrijf' tevens nevenactiviteiten in de vorm van een loon- en grondverzetbedrijf met een maximum oppervlakte aan gebouwen van 2650 m2 zijn toegestaan;
  14. n. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - nevenactiviteit hovenier' tevens nevenactiviteiten in de vorm van een hoveniersbedrijf met een maximum oppervlakte aan gebouwen van 565 m2 zijn toegestaan;

met de daarbij behorende:

  1. o. nutsvoorzieningen;
  2. p. toegangswegen, -paden, onverharde paden en overig verblijfsgebied;
  3. q. parkeervoorzieningen;
  4. r. groenvoorzieningen;
  5. s. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  6. t. erven en tuinen behorende bij bedrijfswoningen tot maximaal 50 m uit de grens van het bouwvlak.

Onder het doel 'behoud, de bescherming, de ontwikkeling en/of het herstel van de landschappelijke en natuurwaarden' is de instandhouding begrepen van de landschappelijke - en natuurwaarden behorend tot de volgende landschapstypering:

  • de landbouwgronden in de gebieden welke zijn voorzien van de dubbelbestemming 'Waarde - NieuweHollandse Waterlinie';
  • de landbouwgronden in het grootschalige komgebied met de openheid, de vochtige graslandgebieden ter bescherming van het waardevolle leefgebied voor weidevogels en de beplantingselementen zoals houtwallen, houtsingels, hagen, bosjes, boomgroepen, solitaire monumentale en waardevolle bomen, weg- en erfbeplanting.

3.2 Bouwregels

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen, uitsluitend met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:

  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden, waaronder het uitzicht van woningen begrepen;
  • het bebouwings- en landschapsbeeld;
  • de verkeersveiligheid,

nadere eisen stellen aan:

  1. a. de dakhelling van gebouwen in die zin dat deze niet minder dan 30° en niet meer dan 50° mag bedragen;
  2. b. de dakvorm in die zin dat bij verbouw aangesloten dient te worden bij de bestaande dakvorm;
  3. c. de plaats van bouwwerken indien de afstand tot de as van de weg minder bedraagt dan 20 m.

3.4 Afwijken van de bouwregels

3.5 Specifieke gebruiksregels

3.6 Afwijken van de gebruiksregels

3.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

  1. a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werkzaamheden, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
    1. 1. het opruimen/verwijderen van wegen en paden;
    2. 2. het aanleggen van voet-, fiets- ruiter- en andere paden en dagrecreatieve voorzieningen zoals picknickplaatsen, parkeervoorzieningen en de inrichting van visoevers;
    3. 3. het aanpassen van het beloop en/of het dwarsprofiel van bestaande wegen;
    4. 4. het aanleggen of verwijderen van ondergrondse leidingen;
    5. 5. het zoeken naar delfstoffen in de vorm van seismisch onderzoek of exploratieonderzoek;
    6. 6. het verlagen, vergraven, ophogen of egaliseren van de bodem;
    7. 7. het diepploegen, diepwoelen of het uitvoeren van andere ingrepen in de bodem, waaronder ook begrepen de aanleg van leidingen, allen dieper dan 0,60 m onder maaiveld, waarbij de kruidlaag volledig wordt omgeploegd;
    8. 8. de aanleg van drainage ongeacht de diepte ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - beschermingszone leefgebied natte dooradering', tenzij het gaat om vervanging van bestaande drainage;
    9. 9. het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, watergangen, greppels, kolken en overige natuurlijke oppervlaktewateren, alsmede het anderszins verlagen van de waterstand;
    10. 10. het vellen of rooien van bos, alsmede het verwijderen van landschapselementen.
  2. b. Voor zover voor meerdere werken en/of werkzaamheden vergunningen worden gevraagd en deze in één (inrichtings)plan zijn ondergebracht, wordt dit plan in z’n geheel in de beoordeling betrokken.
  3. c. De onder a bedoelde vergunning is niet vereist indien het werken en/of werkzaamheden betreft, die:
    1. 1. het normale onderhoud tot doel hebben, met inbegrip van onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande beplantingen en de aanleg van nieuwe en de vervanging van bestaande kabels en leidingen binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;
    2. 2. gelet op de in lid 3.1 genoemde doeleinden, voor deze gronden van ondergeschikte betekenis zijn;
    3. 3. reeds uitgevoerd of in uitvoering zijn op het tijdstip van het van inwerkingtreden van dit plan.
  4. d. De onder a bedoelde vergunning wordt niet verleend indien:
    1. 1. ten aanzien van het werk of de werkzaamheid sprake is van onevenredige afbreuk aan de waarden en/of functies welke het plan beoogt te beschermen, dan wel hieraan door het stellen van voorwaarden niet voldoende tegemoet kan worden gekomen;
    2. 2. verdroging plaatsvindt van een leefgebied met natte dooradering.

3.8 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 4 Agrarisch Met Waarden - Landschapswaarden

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. uitoefening van het agrarisch bedrijf, met dien verstande dat:
    1. 1. een grondgebonden veehouderij uitsluitend is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - grondgebonden veehouderij';
    2. 2. een niet-grondgebonden veehouderij uitsluitend is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - niet grondgebonden veehouderij';
    3. 3. een glastuinbouwbedrijf uitsluitend is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw';
    4. 4. fruitteelt in de vorm van nieuwe boomgaarden niet zijn toegestaan:
      • binnen een afstand van 50 m tot gevoelige functies voor gewasbeschermingsmiddelen;
      • ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - boomgaarden uitgesloten';
      • ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - open landschap';
    5. 5. in afwijking van het bepaalde onder 4 ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - uiterwaard' uitsluitend de bestaande boomgaarden zijn toegestaan;
    6. 6. teeltondersteunende voorzieningen uitsluitend bij fruitteelt in de vorm van boomgaarden, als bedoeld onder punt 4 en 5, zijn toegestaan;
    7. 7. uitsluitend de bestaande boom- en heesterkwekerijen zijn toegestaan;
    8. 8. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - sierkwekerij' uitsluitend een sierkwekerij is toegestaan;
    9. 9. containerteelt uitsluitend is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - containerveld';
    10. 10. intensieve aardbeienteelt op tafels uitsluitend is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - aardbeienteelt';
  2. b. hobbymatig agrarisch gebruik;
  3. c. het behoud, de bescherming, de ontwikkeling en/of het herstel van de landschappelijke en natuurwaarden;
  4. d. behoud en herstel van waardevolle landschapselementen;
  5. e. waterbeheersing en waterkering, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - uiterwaard', waaronder wordt verstaan:
    1. 1. de instandhouding van een zomer- en winterbed van de Linge;
    2. 2. de instandhouding van de waterkering;
    3. 3. het verhogen van het waterbergend vermogen, al dan niet in combinatie met natuurontwikkeling;
  6. f. ter plaatse van de aanduiding 'groen' zijn de gronden uitsluitend bestemd voor afschermende groenvoorzieningen;
  7. g. recreatielandjes, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - recreatielandjes';
  8. h. een paardenhouderij met de daarbij behorende voorzieningen zoals een paardenbak, paddock en longeercirkel, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'paardenhouderij';
  9. i. één woonschip, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'woonschepenligplaats';
  10. j. bedrijfswoning, met dien verstande dat:
    1. 1. het aantal bedrijfswoningen niet meer mag bedragen dan 1 per bouwvlak dan wel niet meer mag bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal bedrijfswoningen';
    2. 2. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' geen bedrijfswoning is toegestaan;
  11. k. overnachtingsmogelijkheden en verblijfsruimten voor tijdelijke arbeidskrachten, die werkzaam zijn in de agrarische sector gedurende het oogstseizoen, met dien verstande, dat deze voorzieningen alleen in de periode van 1 april tot en met 31 oktober als zodanig gebruikt mogen worden en tevens gerealiseerd dienen te worden binnen de bedrijfsgebouwen tot een maximum vloeroppervlakte van 200 m²;
  12. l. verkoop van agrarische streekproducten, mits de oppervlakte niet meer bedraagt dan 50 m2;
  13. m. kleinschalig kamperen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - kleinschalig kamperen';
  14. n. een zorgboerderij, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'zorgboerderij';
  15. o. extensieve dagrecreatie;
  16. p. bed and breakfast;
  17. q. verbrede bedrijfsvoering in de vorm van koelen, sorteren, verpakken en verhandelen van fruit van andere fruitteeltbedrijven, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'dienstverlening';
  18. r. nutsvoorzieningen, ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening';
  19. s. een moestuin, een hoogstamboomgaard, een schaapskooi en bed and breakfast, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - natuurbezoekerscentrum;
  20. t. parkeerterrein, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein';

met de daarbij behorende:

  1. u. nutsvoorzieningen;
  2. v. toegangswegen, -paden, onverharde paden en overig verblijfsgebied;
  3. w. parkeervoorzieningen;
  4. x. groenvoorzieningen;
  5. y. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  6. z. erven en tuinen behorende bij bedrijfswoningen tot maximaal 50 m uit de grens van het bouwvlak.

Onder het doel 'behoud, de bescherming, de ontwikkeling en/of het herstel van de landschappelijke en natuurwaarden':

  • is de instandhouding begrepen van de landschappelijke - en natuurwaarden behorend tot de volgende landschapstyperingen:
    1. 1. rivier de Linge en uiterwaarden met de natuurlijke (meanderende) loop van de Linge en de gevarieerde invulling van de uiterwaarden, de grienden, de fruitboomgaarden en natte natuur;
    2. 2. de oeverwallen en stroomruggen met de kleinschaligheid van het landschap, de grillige verkaveling en wegenpatroon, de waardevolle akkercomplexen met kromakkers en (meidoorn)hagen, de zichtlijnen naar de uiterwaarden en komgebieden, de (hoogstam) fruitboomgaarden, de windsingels, de oude erven met monumentale erfbomen (zoals walnoot, linde en beuk) en de landgoederen (Mariënwaerdt en Noordenhoek);
    3. 3. het noordelijk komgebied met de openheid van de Culemborgerwaard, de afwisseling van besloten- en openheid van de kom de Regulieren en de Diefdijk, de rechtlijnige verkaveling en het wegenpatroon, het natte karakter en bijbehorende natuurontwikkeling, het patroon van weteringen en sloten (inclusief betekenis voor inundatie), eendenkooien, de grienden, bomenlanen en broekbossen.
  • zijn de instandhoudingsdoelstellingen van het Natura 2000-gebied 'Lingegebied en Diefdijk-Zuid' mede begrepen.

4.2 Bouwregels

4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen, uitsluitend met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:

  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden, waaronder het uitzicht van woningen begrepen;
  • het bebouwings- en landschapsbeeld;
  • de verkeersveiligheid,

nadere eisen stellen aan:

  1. a. de dakhelling van gebouwen in die zin dat deze niet minder dan 30° en niet meer dan 50° mag bedragen;
  2. b. de dakvorm in die zin dat bij verbouw aangesloten dient te worden bij de bestaande dakvorm;
  3. c. de plaats van bouwwerken indien de afstand tot de as van de weg minder bedraagt dan 20 m.

4.4 Afwijken van de bouwregels

4.5 Specifieke gebruiksregels

4.6 Afwijken van de gebruiksregels

4.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

  1. a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werkzaamheden, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
    1. 1. het opruimen/verwijderen van wegen en paden;
    2. 2. het aanleggen van voet-, fiets- ruiter- en andere paden en dagrecreatieve voorzieningen zoals picknickplaatsen, parkeervoorzieningen en de inrichting van visoevers;
    3. 3. het aanpassen van het beloop en/of het dwarsprofiel van bestaande wegen;
    4. 4. het aanleggen of verwijderen van ondergrondse leidingen;
    5. 5. het zoeken naar delfstoffen in de vorm van seismisch onderzoek of exploratieonderzoek;
    6. 6. het aanleggen van insteekhavens ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - recreatielandjes';
    7. 7. het verlagen, vergraven, ophogen of egaliseren van de bodem;
    8. 8. het diepploegen, diepwoelen of het uitvoeren van andere ingrepen in de bodem, waaronder ook begrepen de aanleg van leidingen, allen dieper dan 0,60 m onder maaiveld, waarbij de kruidlaag volledig wordt omgeploegd;
    9. 9. de aanleg van drainage ongeacht de diepte ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - beschermingszone leefgebied natte dooradering', tenzij het gaat om vervanging van bestaande drainage;
    10. 10. het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, watergangen, greppels, kolken en overige natuurlijke oppervlaktewateren, alsmede het anderszins verlagen van de waterstand;
    11. 11. het vellen of rooien van bos, alsmede het verwijderen van landschapselementen.
  2. b. Voor zover voor meerdere werken en/of werkzaamheden vergunningen worden gevraagd en deze in één (inrichtings)plan zijn ondergebracht, wordt dit plan in z’n geheel in de beoordeling betrokken.
  3. c. De onder a bedoelde vergunning is niet vereist indien het werken en/of werkzaamheden betreft, die:
    1. 1. het normale onderhoud tot doel hebben, met inbegrip van onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande beplantingen en de aanleg van nieuwe en de vervanging van bestaande kabels en leidingen binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;
    2. 2. gelet op de in lid 4.1 genoemde doeleinden, voor deze gronden van ondergeschikte betekenis zijn;
    3. 3. reeds uitgevoerd of in uitvoering zijn op het tijdstip van het van inwerkingtreden van dit plan.
  4. d. De onder a bedoelde vergunning wordt niet verleend indien:
    1. 1. ten aanzien van het werk of de werkzaamheid sprake is van onevenredige afbreuk aan de waarden en/of functies welke het plan beoogt te beschermen, dan wel hieraan door het stellen van voorwaarden niet voldoende tegemoet kan worden gekomen, met dien verstande dat de vergunning ten aanzien van de onder a sub 7 genoemde werken of werkzaamheden slechts wordt verleend indien:
      • de aanleg van de insteekhaven betrekking heeft op een bestaand recreatielandje ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - recreatielandjes' waar ter plaatse een steiger aanwezig is en waarbij de aanleg van de insteekhaven gepaard gaat met de verwijdering van de aanlegsteiger;
      • de insteekhaven op natuurvriendelijke wijze wordt toegepast, een en ander blijkend uit een door de op het recreatielandje rechthebbende overlegd inrichtingsplan;
    2. 2. verdroging plaatsvindt van een leefgebied met natte dooradering.

4.8 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 5 Bedrijf

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. aan het buitengebied gebonden niet-agrarische bedrijven uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - aan het buitengebied gebonden', met dien verstande dat:
    1. 1. op de desbetreffende percelen ten hoogste de milieucategorie is toegestaan welke is opgenomen in Bijlage 2 Lijst met toegestane bedrijfsactiviteiten;
    2. 2. voor bedrijven in milieucategorie 3.2 of hoger geldt dat slechts de aard bedrijfsactiviteiten is toegestaan welke is opgenomen in Bijlage 2 Lijst met toegestane bedrijfsactiviteiten;
  2. b. niet aan het buitengebied gebonden niet-agrarische bedrijven en aan het buitengebied gebonden bedrijven, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - niet aan het buitengebied gebonden', met dien verstande dat:
    1. 1. op de desbetreffende percelen ten hoogste de milieucategorie is toegestaan welke is opgenomen in Bijlage 2 Lijst met toegestane bedrijfsactiviteiten;
    2. 2. voor bedrijven in milieucategorie 3.2 of hoger geldt dat slechts de aard bedrijfsactiviteiten is toegestaan welke is opgenomen in Bijlage 2 Lijst met toegestane bedrijfsactiviteiten;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'groen' zijn uitsluitend groenvoorzieningen toegestaan;
  4. d. bedrijfswoning, met dien verstande dat:
    1. 1. het aantal bedrijfswoningen niet meer mag bedragen dan 1 per bestemmingsvlak dan wel niet meer mag bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal bedrijfswoningen';
    2. 2. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' geen bedrijfswoning is toegestaan;
  5. e. behoud en herstel van de molen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - molen';
  6. f. geluidwerende voorzieningen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - geluidwerende voorzieningen';
  7. g. opslag van grond en zand uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'opslag';
  8. h. parkeerterrein, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein';
  9. i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - parkeren' uitsluitend parkeren;

met de daarbij behorende:

  1. j. bed and breakfast bij het wonen in een bedrijfswoning;
  2. k. nutsvoorzieningen;
  3. l. toegangswegen, -paden, onverharde paden en overig verblijfsgebied;
  4. m. parkeervoorzieningen;
  5. n. groenvoorzieningen;
  6. o. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  7. p. erven en tuinen.

5.2 Bouwregels

5.3 Afwijken van de bouwregels

5.4 Specifieke gebruiksregels

5.5 Afwijken van de gebruiksregels

5.6 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 6 Bedrijf - Nutsvoorziening

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. een gemaal, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'gemaal';
  2. b. een rioolwaterzuiveringsinstallatie, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - rwzi';
  3. c. een opslagterrein, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'opslag';

met de daarbij behorende:

  1. d. nutsvoorzieningen;
  2. e. toegangswegen, -paden, onverharde paden en overig verblijfsgebied;
  3. f. parkeervoorzieningen;
  4. g. groenvoorzieningen;
  5. h. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  6. i. erven en tuinen.

6.2 Bouwregels

De oppervlakte en de bouwhoogte van bouwwerken mogen niet meer bedragen dan de bestaande oppervlakte en de bestaande bouwhoogte.

6.3 Afwijken van de bouwregels

Artikel 7 Bedrijf - Windturbine

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Windturbine' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. het opwekken van elektrische energie door middel van windturbines;
  2. b. kraanopstelplaatsen ten behoeve van de bouw en het onderhoud van windturbines, met dien verstande dat maximaal 1 kraanopstelplaats per windturbine is toegestaan met een maximale oppervlakte van 2.000 m2 voor opstelplaats en windturbinefundament;
  3. c. wegen ten behoeve van de bouw en het onderhoud van windturbines met een maximum breedte van 5 meter;
  4. d. de uitoefening van agrarische bedrijfsactiviteiten, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'agrarisch';
  5. e. behoud, herstel en ontwikkeling van natuurwaarden, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'natuur';

met de daarbij behorende:

  1. f. bouwwerken en voorzieningen waaronder in elk geval worden begrepen: compacte transformatorstations, een of twee schakel-/inkoopstations, kabels en leidingen en onderhoudswegen.

7.2 Bouwregels

7.3 Specifieke gebruiksregels

7.4 Afwijken van de gebruiksregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 7.3.3 ten behoeve van toestaan van een windturbinetype dat niet aan de daar gestelde afstandseis voldoet, mits:

  1. a. uit onderzoek blijkt dat afwijken niet leidt tot onaanvaardbare externe veiligheidsrisico’s;
  2. b. voorafgaande aan het verlenen van de omgevingsvergunning advies is ingewonnen bij de leidingbeheerder.

Artikel 8 Cultuur En Ontspanning

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Cultuur en Ontspanning' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. zeer grootschalig zalenverhuur, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van cultuur en ontspanning - zeer grootschalig zalenverhuur';
  2. b. grootschalig zalenverhuur uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van cultuur en ontspanning - grootschalig zalenverhuur';
  3. c. middelgroot zalenverhuur, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van cultuur en ontspanning - middelgroot zalenverhuur;
  4. d. kleinschalig zalenverhuur, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van cultuur en ontspanning - kleinschalig zalenverhuur';
  5. e. evenemententerrein, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'evenemententerrein';
  6. f. behoud en herstel van de molen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van cultuur en ontspanning - molen';
  7. g. kantoor, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'kantoor';
  8. h. één recreatiewoning, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning';
  9. i. wonen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'wonen';
  10. j. waterbeheersing en waterkering, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - uiterwaard', waaronder wordt verstaan:
    1. 1. de instandhouding van een zomer- en winterbed van de Linge;
    2. 2. de instandhouding van de waterkering;
    3. 3. het verhogen van het waterbergend vermogen, al dan niet in combinatie met natuurontwikkeling;

met de daarbij behorende:

  1. k. opslag;
  2. l. nutsvoorzieningen;
  3. m. toegangswegen, -paden, onverharde paden en overig verblijfsgebied;
  4. n. parkeervoorzieningen;
  5. o. groenvoorzieningen;
  6. p. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  7. q. erven en tuinen.

8.2 Bouwregels

8.3 Specifieke gebruiksregels

Artikel 9 Gemengd

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. educatie;
  2. b. ontspanning;
  3. c. expositieruimte, vergaderruimte en horeca van categorie 2, zoals is bedoeld in artikel 1 lid 1.35, met bijbehorend terras uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - fort';
  4. d. wonen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'wonen';
  5. e. behoud en herstel van cultuurhistorische, natuur- en landschapswaarden;
  6. f. een natuurbezoekerscentrum, een dagactiviteitencentrum, een zorgboerderij, kleinschalige verkoop van landproducten en ter plaatse vervaardigde producten, één bedrijfswoning en horeca van categorie 2, met dien verstande dat niet meer dan 100 m2 van de gebouwen gebruikt mag worden ten behoeve van horeca en de oppervlakte van het terras ten behoeve van horeca niet meer mag bedragen dan 100 m2, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - natuurbezoekerscentrum';

met de daarbij behorende:

  1. g. toegangswegen, -paden, onverharde paden en overig verblijfsgebied;
  2. h. parkeervoorzieningen;
  3. i. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

9.2 Bouwregels

9.3 Specifieke gebruiksregels

Onder gebruik in strijd met deze bestemming wordt in ieder geval verstaan:

  1. a. het gebruik van gronden ten behoeve van het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen en stacaravans voor dag en/of verblijfsrecreatieve doeleinden;
  2. b. het aanleggen en gebruiken van recreatielandjes.

9.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

  1. a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werkzaamheden, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
    1. 1. ophogen, afgraven, afschuiven, ontgronden en egaliseren;
    2. 2. het graven en dempen van sloten en andere watergangen, het vergroten of verkleinen van het doorstromingsprofiel, het aanbrengen of verwijderen van dammen en stuwen en het aanbrengen van drainage;
    3. 3. het opruimen/verwijderen van wegen en paden;
    4. 4. het aanleggen van voet-, fiets- en ruiterpaden en dagrecreatieve voorzieningen;
    5. 5. het aanleggen of verwijderen van ondergrondse leidingen;
    6. 6. het zoeken naar delfstoffen in de vorm van seismisch onderzoek of exploratieonderzoek;
    7. 7. het bewerken van en graven, boren of roeren in de bodem dieper dan 30 cm;
    8. 8. het aanleggen van picknickplaatsen, visoevers;
  2. b. Voor zover voor meerdere werken en/of werkzaamheden vergunningen worden gevraagd en deze in één (inrichtings)plan zijn ondergebracht, wordt dit plan in z'n geheel in de beoordeling betrokken.
  3. c. De onder a bedoelde vergunning is niet vereist indien het werken en/of werkzaamheden betreft, die:
    1. 1. het normale onderhoud tot doel hebben, met inbegrip van onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande beplantingen en de aanleg van nieuwe en de vervanging van bestaande kabels en leidingen binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;
    2. 2. gelet op de in lid 9.1 genoemde doeleinden, voor deze gronden van ondergeschikte betekenis zijn;
    3. 3. reeds uitgevoerd of in uitvoering zijn op het tijdstip van het van inwerkingtreden van dit plan.
  4. d. De onder a bedoelde vergunning wordt niet verleend indien ten aanzien van het werk of de werkzaamheid sprake is van onevenredige afbreuk aan de waarden en/of functies welke het plan beoogt te beschermen, dan wel hieraan door het stellen van voorwaarden niet voldoende tegemoet kan worden gekomen;
  5. e. Alvorens een vergunning ten aanzien van de onder a, sub 2 bedoelde werken en werkzaamheden te verlenen, winnen burgemeester en wethouders advies van de waterbeheerder in.

Artikel 10 Groen

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groenvoorzieningen;
  2. b. dagrecreatie;

met de daarbij behorende:

  1. c. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  2. d. waterberging.

10.2 Bouwregels

10.3 Specifieke gebruiksregels

Artikel 11 Horeca

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. horeca van categorie 1 en 2;
  2. b. horeca van categorie 3 ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 3';
  3. c. weggebonden horeca in de vorm van een restaurant/afhaalservice, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - weggebonden horeca';
  4. d. detailhandel uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel';
  5. e. 1 bedrijfswoning per bestemmingsvlak dan wel niet meer mag bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal bedrijfswoningen';

met de daarbij behorende:

  1. f. sport- en speelvoorzieningen;
  2. g. nutsvoorzieningen;
  3. h. toegangswegen, -paden, onverharde paden en overig verblijfsgebied;
  4. i. parkeervoorzieningen;
  5. j. groenvoorzieningen;
  6. k. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  7. l. erven en tuinen.

11.2 Bouwregels

11.3 Specifieke gebruiksregels

11.4 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 12 Maatschappelijk

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. een begraafplaats, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'begraafplaats';
  2. b. bijzondere begraafplaatsen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - bijzondere begraafplaats', ten behoeve van het landgoed waar zij deel van uitmaken, met dien verstande dat de totale oppervlakte aan grafruimten niet meer mag bedragen dan 150 m2;
  3. c. een kerk en één bedrijfswoning, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - kerk';
  4. d. een school, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - school';
  5. e. een onderzoeksinstelling en één bedrijfswoning, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - onderzoeksinstelling';
  6. f. een ambulancepost met overnachtingsmogelijkheid voor het personeel, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - ambulancepost';
  7. g. een gezondheidscentrum, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'gezondheidszorg';
  8. h. een zorginstelling, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'zorginstelling';
  9. i. ter plaatse van de aanduiding 'groen' is uitsluitend landschapsverzorging in de vorm van houtopstanden en afschermende beplanting, een en ander met bijbehorende voorzieningen, toegestaan;

met de daarbij behorende:

  1. j. nutsvoorzieningen;
  2. k. toegangswegen, -paden, onverharde paden en overig verblijfsgebied;
  3. l. parkeervoorzieningen;
  4. m. groenvoorzieningen;
  5. n. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  6. o. erven en tuinen.

12.2 Bouwregels

12.3 Afwijken van de bouwregels

Artikel 13 Natuur

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. behoud, herstel en ontwikkeling van natuur- en landschappelijke alsmede cultuurhistorische waarden van het natuur- en bosgebied;
  2. b. de instandhouding en ontwikkeling van voorkomende dan wel aan de gronden eigen natte landschaps- en natuurwaarden, meer in het bijzonder de grondwaterstand, grondwaterstroming en kwaliteit van het grond- en oppervlaktewater, met uitzondering van de gronden die zijn gelegen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - niet nat natuurgebied';
  3. c. water;
  4. d. behoud en herstel van cultuurhistorische waarden en de bestaande woningen ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van natuur - fort’;
  5. e. bestaande maatschappelijke doeleinden, een kantoor, opslag en één bedrijfswoning, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - landschapsbeheer';
  6. f. één kampeermiddel, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - kampeermiddel';
  7. g. een bijgebouw behorende bij de woning op het adres Kooiweg 1 in Enspijk, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - bijgebouw bij woning';
  8. h. extensieve dagrecreatie;
  9. i. recreatielandjes, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - recreatielandjes';
  10. j. wegen ten behoeve van de bouw en het onderhoud van windturbines met een maximum breedte van 5 meter, alsmede voor kraanopstelplaatsen ten behoeve van de bouw en het onderhoud van windturbines, met dien verstande dat maximaal 1 kraanopstelplaats per windturbine is toegestaan met een maximale oppervlakte van 1.500 m2, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - verkeer';
  11. k. theetuin en educatief steunpunt, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - theetuin en educatief steunpunt';
  12. l. waterbeheersing en waterkering, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - uiterwaard', waaronder wordt verstaan:
    1. 1. de instandhouding van een zomer- en winterbed van de Linge;
    2. 2. de instandhouding van de waterkering;
    3. 3. het verhogen van het waterbergend vermogen, al dan niet in combinatie met natuurontwikkeling;

met de daarbij behorende:

  1. m. toegangswegen, -paden, onverharde paden en overig verblijfsgebied;
  2. n. parkeervoorzieningen;
  3. o. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

13.2 Bouwregels

13.3 Specifieke gebruiksregels

Onder gebruik in strijd met deze bestemming wordt in ieder geval verstaan:

  1. a. het gebruik van gronden ten behoeve van het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen en stacaravans voor dag en/of verblijfsrecreatieve doeleinden, met uitzondering van gronden welke op grond van het bepaalde in lid 13.1 daarvoor bestemd zijn;
  2. b. het aanleggen van terrassen en andere verhardingen met een grotere oppervlakte dan 16 m2 ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - recreatielandjes';
  3. c. het aanleggen en gebruiken van recreatielandjes, voor zover niet bestaand.

13.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

  1. a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werkzaamheden, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
    1. 1. ophogen, afgraven, afschuiven, ontgronden en egaliseren;
    2. 2. het graven en dempen van sloten en andere watergangen, het vergroten of verkleinen van het doorstromingsprofiel, het aanbrengen of verwijderen van dammen en stuwen en het aanbrengen van drainage, met uitzondering van de gronden die zijn gelegen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - niet nat natuurgebied';
    3. 3. het opruimen/verwijderen van wegen en paden;
    4. 4. het aanleggen van voet-, fiets- en ruiterpaden en dagrecreatieve voorzieningen;
    5. 5. het aanleggen of verwijderen van ondergrondse leidingen;
    6. 6. het zoeken naar delfstoffen in de vorm van seismisch onderzoek of exploratieonderzoek;
    7. 7. het bewerken van en graven, boren of roeren in de bodem dieper dan 30 cm;
    8. 8. het aanleggen van insteekhavens ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - recreatielandjes';
    9. 9. het aanleggen van picknickplaatsen, visoevers en daarmee gelijk te stellen dagrecreatieve voorzieningen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - recreatielandjes';
  2. b. Voor zover voor meerdere werken en/of werkzaamheden vergunningen worden gevraagd en deze in één (inrichtings)plan zijn ondergebracht, wordt dit plan in z'n geheel in de beoordeling betrokken.
  3. c. De onder a bedoelde vergunning is niet vereist indien het werken en/of werkzaamheden betreft, die:
    1. 1. het normale onderhoud tot doel hebben, met inbegrip van onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande beplantingen en de aanleg van nieuwe en de vervanging van bestaande kabels en leidingen binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;
    2. 2. gelet op de in lid 13.1 genoemde doeleinden, voor deze gronden van ondergeschikte betekenis zijn;
    3. 3. reeds uitgevoerd of in uitvoering zijn op het tijdstip van het van inwerkingtreden van dit plan.
  4. d. De onder a bedoelde vergunning wordt niet verleend indien ten aanzien van het werk of de werkzaamheid sprake is van onevenredige afbreuk aan de waarden en/of functies welke het plan beoogt te beschermen, dan wel hieraan door het stellen van voorwaarden niet voldoende tegemoet kan worden gekomen;
  5. e. Alvorens een vergunning ten aanzien van de onder a, sub 2 bedoelde werken en werkzaamheden te verlenen, winnen burgemeester en wethouders advies van de waterbeheerder in.

Artikel 14 Recreatie - Dagrecreatie

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Dagrecreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. uilen- en dierenpark, ondergeschikte horeca categorie 1 en één bedrijfswoning, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - uilenpark';
  2. b. kanoverhuur, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - kanoverhuur';
  3. c. volkstuinen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'volkstuin';

met de daarbij behorende:

  1. d. nutsvoorzieningen;
  2. e. toegangswegen, -paden, onverharde paden en overig verblijfsgebied;
  3. f. parkeervoorzieningen;
  4. g. groenvoorzieningen;
  5. h. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  6. i. erven en tuinen.

14.2 Bouwregels

14.3 Afwijken van de bouwregels

14.4 Specifieke gebruiksregels

Ter plaatse van de aanduiding 'volkstuin' wordt onder strijdig gebruik in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en opstallen ten behoeve van verblijfsrecreatie.

Artikel 15 Recreatie - Verblijfsrecreatie

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. recreatief verblijf in de vorm van kampeermiddelen en stacaravans, met dien verstande dat per perceel gezamenlijk niet meer dan 2 kampeermiddelen of stacaravans zijn toegestaan, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'verblijfsrecreatie';
  2. b. één recreatiewoning, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning';
  3. c. een pension en één bedrijfswoning, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'pension';
  4. d. recreatielandje, met dien verstande dat overnachting is toegestaan, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - recreatielandjes';
  5. e. een bed and breakfast dan wel een pension tot maximaal 600 m2, kleinschalige horeca van categorie 2 met een buitenterras tot maximaal 255 m2, workshops, een streekwinkel tot maximaal 200 m2, fietsenverhuur, cursuscentrum, vergaderaccomodatie, bezoekerscentrum, ondergeschikt agrarisch gebruik en één bedrijfswoning, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bed & breakfast';
  6. f. gebouwen voor agrarisch gebruik, met dien verstande dat uitsluitend de bestaande oppervlakte voor agrarisch gebruik is toegestaan;

met de daarbij behorende:

  1. g. nutsvoorzieningen;
  2. h. toegangswegen, -paden, onverharde paden en overig verblijfsgebied;
  3. i. parkeervoorzieningen;
  4. j. groenvoorzieningen;
  5. k. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  6. l. erven en tuinen.

15.2 Bouwregels

15.3 Specifieke gebruiksregels

15.4 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 16 Recreatie - Verblijfsrecreatie 2

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Verblijfsrecreatie 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. recreatief verblijf in de vorm van kampeermiddelen en stacaravans, met dien verstande dat:
    1. 1. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - camping' niet meer dan 17 stacaravans zijn toegestaan;
    2. 2. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - betuwestrand' geldt dat:
      • niet meer dan 765 stacaravans zijn toegestaan;
      • niet meer dan 10 trekkershutten zijn toegestaan;
      • recreatiewoningen niet zijn toegestaan;
      • ondergeschikte detailhandel is toegestaan;
      • niet meer dan 10 groepsaccommodaties zijn toegestaan;
      • groepsaccommodaties uitsluitend zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - groepsaccommodaties';
  2. b. een bedrijfswoning, met dien verstande dat:
    1. 1. het aantal bedrijfswoningen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1' niet meer dan 1 mag bedragen;
    2. 2. het aantal bedrijfswoningen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 2' niet meer dan 2 mag bedragen;
  3. c. een waterskibaan, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'water';
  4. d. landschappelijke inpassing ter plaatse van de aanduiding 'groen';
  5. e. gebouwen en overkappingen ten behoeve van:
    1. 1. sanitaire voorzieningen;
    2. 2. het onderhoud en het beheer;

met de daarbij behorende:

  1. f. nutsvoorzieningen;
  2. g. toegangswegen, -paden, onverharde paden en overig verblijfsgebied;
  3. h. parkeervoorzieningen;
  4. i. groenvoorzieningen;
  5. j. sport- en speelvoorzieningen;
  6. k. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  7. l. erven en tuinen.

16.2 Bouwregels

16.3 Specifieke gebruiksregels

16.4 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 17 Sport

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. sportterreinen;

met de daarbij behorende:

  1. b. parkeervoorzieningen;
  2. c. groenvoorzieningen;
  3. d. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

17.2 Bouwregels

17.3 Afwijken van de bouwregels

Artikel 18 Verkeer

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen;
  2. b. fiets- en voetpaden;
  3. c. verkooppunten voor motorbrandstoffen zonder lpg en ondergeschikte detailhandel, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg';
  4. d. verkooppunten voor motorbrandstoffen met lpg en ondergeschikte detailhandel, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg';
  5. e. nutsvoorzieningen, ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening';
  6. f. parkeervoorzieningen;
  7. g. bermen en beplanting;
  8. h. straatmeubilair;
  9. i. waterlopen en waterpartijen;
  10. j. oeververbindingen (bruggen);
  11. k. kunstwerken, voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding en geluidwerende voorzieningen;
  12. l. andere voorzieningen, zoals voor elektrotechnische systemen en ecologische doeleinden.

Met uitzondering van de A2 en A15 mag van deze wegen het aantal rijstroken ten hoogste 2 bedragen. Van de A2 mag het aantal rijstroken ten hoogste 8 bedragen, waarbij de op- en afritten en vluchtstroken niet zijn meegerekend. Van de A15 mag het aantal rijstroken ten hoogste 4 bedragen, waarbij de op- en afritten en vluchtstroken niet zijn meegerekend.

18.2 Bouwregels

Artikel 19 Verkeer - Railverkeer

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Railverkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. spoorwegen;
  2. b. spoorwegovergangen;
  3. c. bermen en beplanting;
  4. d. waterlopen en waterpartijen;
  5. e. oeververbindingen (bruggen);
  6. f. kunstwerken, voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding en geluidwerende voorzieningen;
  7. g. andere voorzieningen, zoals voor elektrotechnische systemen en ecologische doeleinden.

19.2 Bouwregels

Artikel 20 Water

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. water ten behoeve van de waterhuishouding;
  2. b. verkeer te water;
  3. c. taluds en natuurvriendelijke oevers;
  4. d. woonschepen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'woonschepenligplaats', met dien verstande, dat per aanduiding maximaal één woonschip is toegestaan;
  5. e. voorzieningen, zoals kunstwerken en andere waterstaatwerken en ten behoeve van de waterafvoer en waterberging.

20.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd, tenzij de gronden zijn gelegen ter plaatse van de aanduiding 'woonschepenligplaats'. Ter plaatse van de aanduiding 'woonschepenligplaats zijn woonschepen toegestaan, met dien verstande dat:
    1. 1. de hoogte van woonschepen, gemeten vanaf de waterlijn, niet dan 4,5 m bedraagt;
    2. 2. de lengte niet meer bedraagt dan 25 m, dan wel niet meer dan de bestaande lengte;
    3. 3. de breedte niet meer bedraagt dan 6 m, dan wel niet meer dan de bestaande breedte;
    4. 4. de onderlinge afstand tussen twee woonschepen of enig uitstekend deel daarvan ten minste 5 m bedraagt;
    5. 5. per woonschip ten hoogste één berging is toegestaan, inclusief de bij het woonschip behorende berging op de gronden met de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden', waarbij:
      • de afstand tot het woonschip maximaal 5 m bedraagt dan wel maximaal 20 m indien de berging wordt gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - berging';
      • het bebouwingsoppervlak niet meer dan 50 m2 bedraagt dan wel niet meer dan het bestaande bebouwingsoppervlak;
      • de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 3,5 m;
  2. b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt dan ten hoogste 1,5 m.

20.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 20.2 ten behoeve van het bouwen van nieuwe steigers en/of aanmeerpalen ten behoeve van openbare dagrecreatieve voorzieningen, met dien verstande dat:

  1. a. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 1,5 m;
  2. b. een steiger een maximale omvang heeft van 20 m2;
  3. c. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de water(bergings)capaciteit en -afvoer, doorvaarbaarheid, de mogelijkheden tot beheer en onderhoud van de watergang en vooraf advies is verkregen van de beheerder van de watergang.

20.4 Specifieke gebruiksregels

Onder gebruik in strijd met deze bestemming wordt in ieder geval verblijfsrecreatie verstaan.

Artikel 21 Wonen

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen, met dien verstande dat per bestemmingsvlak ten hoogste 1 woning is toegestaan, tenzij anders is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden', danwel de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - zonder woning', waar geen woning is toegestaan;
  2. b. wonen in een kleine woning, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - kleine woning';
  3. c. landschappelijke inpassing ter plaatse van de aanduiding 'groen';
  4. d. kinderdagopvang, binnen de bestaande voormalige agrarische bedrijfsgebouwen tot een maximale oppervlakte van 500 m2, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'kinderdagverblijf';
  5. e. bij het wonen behorende bed and breakfast;
  6. f. ondergeschikte kantoor tot een maximale oppervlakte van 200 m2, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'kantoor';
  7. g. tevens voor kantoor aan Bulkstraat 51 te Deil, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - teven kantoorruimte' tot een maximaal bruto vloeroppervlakte van 400 m2;

met de daarbij behorende:

  1. h. nutsvoorzieningen;
  2. i. toegangswegen, -paden, onverharde paden en overig verblijfsgebied;
  3. j. parkeervoorzieningen;
  4. k. groenvoorzieningen;
  5. l. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  6. m. erven en tuinen.

21.2 Bouwregels

21.3 Afwijken van de bouwregels

21.4 Specifieke gebruiksregels

21.5 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 22 Leiding - Brandstofleiding

22.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Brandstofleiding' aangewezen gronden zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen, tevens bestemd voor een ondergrondse leiding voor het transport van brandstof met de daarbij behorende belemmeringenstrook.

22.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 22.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  2. b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt ten hoogste 1,5 m;
  3. c. de oppervlakte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt ten hoogste 5 m2;
  4. d. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag, met inachtneming van de voor de betrokken bestemmingen geldende regels, uitsluitend worden gebouwd indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van de bestaande bouwwerken, waarbij de waterbergingscapaciteit gelijk blijft.

22.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden

  1. a. Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Leiding - Brandstofleiding' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
    1. 1. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen;
    2. 2. het aanleggen van wegen of paden en het aanbregen van andere oppervlakteverhardingen;
    3. 3. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
    4. 4. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
    5. 5. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
    6. 6. het permanent opslaan van goederen;
  2. b. Het verbod als bedoeld in sub a is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
    1. 1. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
    2. 2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan;
    3. 3. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
  3. c. De werken of werkzaamheden als bedoeld in sub a zijn slechts toelaatbaar indien uit advies van de leidingexploitant is gebleken dat de betreffende werken en/of werkzaamheden niet strijdig zijn met de veiligheid van de leiding en van de bijbehorende belemmeringenstrook.

Artikel 23 Leiding - Buisleidingenstrook

23.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Buisleidingenstrook' aangewezen gronden zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen, tevens bestemd voor een buisleidingenstrook.

23.2 Bouwregels

  1. a. In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mag niet worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze bestemming;
  2. b. Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, met uitzondering van gebouwen ten behoeve van deze bestemming zoals een meet- en regelstation;
  3. c. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende bepaling:
    1. 1. de bouwhoogte en oppervlakte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag respectievelijk maximaal 2,5 meter en 10 m2 bedragen.

23.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 23.2 en toestaan dat in de andere bestemming gebouwen worden gebouwd, mits:

  1. a. de veiligheid met betrekking tot de buisleidingenstrook niet wordt geschaad;
  2. b. een trace van de buisleidingenstrook van een minimale breedte van 70 m gevrijwaard blijft van bebouwing;
  3. c. het trace voor de buisleidingenstrook aaneengesloten blijft;
  4. d. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de betreffende leiding.

23.4 Specifieke gebruiksregels

Onder gebruik in strijd met deze bestemming wordt in ieder geval verstaan:

  1. a. het zowel tijdelijk als permanent opslaan van goederen, met uitzondering van het opslaan van goederen ten behoeve van inspectie en onderhoud van de leiding.

23.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden

  1. a. Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Leiding - Buisleidingenstrook' en zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
    1. 1. het verlagen, vergraven, ophogen of egaliseren van de bodem;
    2. 2. het diepploegen, diepwoelen of het uitvoeren van andere ingrepen in de bodem, waaronder ook begrepen de aanleg van leidingen, waarbij de kruidlaag volledig wordt omgeploegd, alsmede de aanleg van drainage ongeacht de diepte tenzij het gaat om vervanging van bestaande drainage;
    3. 3. het bebossen of anderszins beplanten van gronden met houtopstanden, waaronder begrepen het kweken en telen van bomen, struiken en heesters in verband met tuinbouw of als (agrarische) houtteelt;
    4. 4. het aanleggen van landschapselementen;
    5. 5. het vellen of rooien van bos, alsmede het verwijderen van landschapselementen;
    6. 6. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden en parkeergelegenheden, alsmede het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
    7. 7. het aanbrengen van onder- en bovengrondse leidingen, constructies, installaties en apparatuur.
    8. 8. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  2. b. Het verbod als bedoeld in sub a is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
    1. 1. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
    2. 2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan;
    3. 3. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
  3. c. De werken of werkzaamheden als bedoeld in sub a zijn slechts toelaatbaar, mits:
    1. 1. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de leiding;
    2. 2. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder.

Artikel 24 Leiding - Gas

24.1 Bestemmingsomschrijving

24.2 Bouwregels

  1. a. In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mag niet worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze bestemming;
  2. b. Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd;
  3. c. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende bepaling:
    1. 1. de bouwhoogte en oppervlakte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag respectievelijk maximaal 2,5 meter en 10 m2 bedragen.

24.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 24.2 en toestaan dat in de andere bestemming gebouwen worden gebouwd, mits:

  1. a. de veiligheid met betrekking tot de gasleiding niet wordt geschaad en geen kwetsbare objecten worden toegelaten;
  2. b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de betreffende leiding.

24.4 Specifieke gebruiksregels

Onder gebruik in strijd met deze bestemming wordt in ieder geval verstaan:

  1. a. het zowel tijdelijk als permanent opslaan van goederen, met uitzondering van het opslaan van goederen ten behoeve van inspectie en onderhoud van de gastransportleiding;
  2. b. het wijzigen van het gebruik van de bestemming indien daardoor een kwetsbaar object wordt toegelaten.

24.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden

  1. a. Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Leiding – Gas' en zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
    1. 1. het verlagen, vergraven, ophogen of egaliseren van de bodem;
    2. 2. het diepploegen, diepwoelen of het uitvoeren van andere ingrepen in de bodem, waaronder ook begrepen de aanleg van leidingen, waarbij de kruidlaag volledig wordt omgeploegd, alsmede de aanleg van drainage ongeacht de diepte tenzij het gaat om vervanging van bestaande drainage;
    3. 3. het bebossen of anderszins beplanten van gronden met houtopstanden, waaronder begrepen het kweken en telen van bomen, struiken en heesters in verband met tuinbouw of als (agrarische) houtteelt;
    4. 4. het aanleggen van landschapselementen;
    5. 5. het vellen of rooien van bos, alsmede het verwijderen van landschapselementen;
    6. 6. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden en parkeergelegenheden, alsmede het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
    7. 7. het aanbrengen van onder- en bovengrondse leidingen, constructies, installaties en apparatuur.
    8. 8. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  2. b. Het verbod als bedoeld in sub a is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
    1. 1. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
    2. 2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan;
    3. 3. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
  3. c. De werken of werkzaamheden als bedoeld in sub a zijn slechts toelaatbaar, mits:
    1. 1. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de leiding;
    2. 2. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder.

Artikel 25 Leiding - Riool

25.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen, tevens bestemd voor een rioolwatertransportleiding.

25.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 25.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  2. b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt ten hoogste 2,5 m;

25.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 25.2 en toestaan dat in de andere bestemming bouwwerken worden gebouwd, mits:

  1. a. de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen;
  2. b. er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het veilig en doelmatig functioneren van de leiding en vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder.

25.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden

  1. a. Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Leiding – Riool' en zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
    1. 1. het afgraven, ophogen en egaliseren van gronden;
    2. 2. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen, het bebossen van gronden en het indrijven van voorwerpen in de grond;
    3. 3. het aanleggen en verharden van wegen, paden en parkeergelegenheden en het aanleggen van andere oppervlakteverhardingen;
    4. 4. het aanleggen van rioleringen, overstorten, leidingen of kabels, anders dan is bedoeld in lid 25.1;
    5. 5. het opslaan van zaken;
  2. b. Het verbod als bedoeld in sub a is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
    1. 1. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
    2. 2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan;
    3. 3. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
  3. c. De werken of werkzaamheden als bedoeld in sub a zijn slechts toelaatbaar, mits:
    1. 1. het leidingbelang niet onevenredig wordt geschaad;
    2. 2. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder.

Artikel 26 Waarde - Archeologie 1

26.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waarde - Archeologie 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor bescherming van archeologische waarden.

26.2 Bouwregels

Op de in lid 26.1 bedoelde gronden mogen geen bouwwerken worden opgericht, tenzij:

  1. a. het bouwen gepaard gaat met bodemingrepen van niet meer dan 30 cm onder het bestaande maaiveld;
  2. b. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond, dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
  3. c. het bouwplan betrekking heeft op vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut, met uitzondering van nieuwe kelders;
  4. d. gebouwen maximaal 2,5 m uit de bestaande fundering worden opgericht;
  5. e. het nieuw te bouwen oppervlak, in aanvulling op het bepaalde onder c, niet groter is dan 10 m2.

26.3 Afwijken van de bouwregels

  1. a. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 26.2 indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad. Aan de omgevingsvergunning kunnen in ieder geval de volgende voorwaarden worden verbonden:
    1. 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor (ondanks de uitvoering van een bouw- of aanlegplan) monumenten in de bodem worden behouden, zoals alternatieven voor heiwerk, het al dan niet bouwen van kelders, het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht;
    2. 2. de verplichting tot het doen van opgravingen, of:
    3. 3. de verplichting de activiteit die tot een bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg, die voldoet aan door Burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
  2. b. Alvorens het bevoegd gezag beslist over het verlenen van de omgevingsvergunning wint zij schriftelijk advies in bij een archeologische deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van de omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden en of en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.

26.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

  1. a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werkzaamheden, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
    1. 1. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen en andere oppervlakteverhardingen;
    2. 2. het aanleggen of verwijderen van ondergrondse leidingen;
    3. 3. het zoeken naar delfstoffen in de vorm van seismisch onderzoek of exploratieonderzoek;
    4. 4. het bewerken van en graven, boren of roeren in de bodem;
    5. 5. het aanleggen van nieuwe boomgaarden.
  2. b. De onder a bedoelde vergunning is niet vereist indien het werken en/of werkzaamheden betreft, die:
    1. 1. bodemingrepen van niet meer dan 30 cm diep betreffen;
    2. 2. betrekking hebben op gronden waarvan op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat er zich geen archeologische waarden (meer) bevinden;
    3. 3. bodemingrepen betreffen met een oppervlakte van niet meer dan 10 m2;
    4. 4. het normale onderhoud tot doel hebben, met inbegrip van:
      • onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen;
      • de aanleg van nieuwe en de vervanging van bestaande kabels en leidingen binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;
      • ploegen;
      • vervanging van bestaande boomgaarden door nieuwe boomgaarden ter plaatse;
    5. 5. gelet op de elders in deze regels genoemde doeleinden, voor deze gronden van ondergeschikte betekenis zijn;
    6. 6. reeds uitgevoerd of in uitvoering zijn op het tijdstip van het van inwerkingtreden van dit plan.
  3. c. Bij de beoordeling van de omgevingsvergunning zal vooraf, op basis van een door aanvrager in te dienen archeologisch onderzoek, advies worden ingewonnen bij een archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van de omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden en welke voorwaarden dienen te worden gesteld.
  4. d. De onder a bedoelde vergunning wordt niet verleend indien ten aanzien van het werk of de werkzaamheid sprake is van onevenredige afbreuk aan de waarden en/of functies welke het plan beoogt te beschermen, dan wel hieraan door het stellen van voorwaarden niet voldoende tegemoet kan worden gekomen.

Artikel 27 Waarde - Archeologie 2

27.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor bescherming van archeologische waarden.

27.2 Bouwregels

Op de in lid 27.1 bedoelde gronden mogen geen bouwwerken worden opgericht, tenzij:

  1. a. het bouwen gepaard gaat met bodemingrepen van niet meer dan 30 cm onder het bestaande maaiveld;
  2. b. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond, dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
  3. c. het bouwplan betrekking heeft op vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut, met uitzondering van nieuwe kelders;
  4. d. gebouwen maximaal 2,5 m uit de bestaande fundering worden opgericht;
  5. e. het nieuw te bouwen oppervlak, in aanvulling op het bepaalde onder c, niet groter is dan 100 m2.

27.3 Afwijken van de bouwregels

  1. a. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 27.2 indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad. Aan de omgevingsvergunning kunnen in ieder geval de volgende voorwaarden worden verbonden:
    1. 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor (ondanks de uitvoering van een bouw- of aanlegplan) monumenten in de bodem worden behouden, zoals alternatieven voor heiwerk, het al dan niet bouwen van kelders, het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht;
    2. 2. de verplichting tot het doen van opgravingen, of:
    3. 3. de verplichting de activiteit die tot een bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg, die voldoet aan door Burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
  2. b. Alvorens het bevoegd gezag beslist over het verlenen van de omgevingsvergunning wint zij schriftelijk advies in bij een archeologische deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van de omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden en of en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.

27.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

  1. a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werkzaamheden, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
    1. 1. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen en andere oppervlakteverhardingen;
    2. 2. het aanleggen of verwijderen van ondergrondse leidingen;
    3. 3. het zoeken naar delfstoffen in de vorm van seismisch onderzoek of exploratieonderzoek;
    4. 4. het bewerken van en graven, boren of roeren in de bodem;
    5. 5. het aanleggen van nieuwe boomgaarden.
  2. b. De onder a bedoelde vergunning is niet vereist indien het werken en/of werkzaamheden betreft, die:
    1. 1. bodemingrepen van niet meer dan 30 cm diep betreffen;
    2. 2. betrekking hebben op gronden waarvan op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat er zich geen archeologische waarden (meer) bevinden;
    3. 3. bodemingrepen betreffen met een oppervlakte van niet meer dan 100 m2;
    4. 4. het normale onderhoud tot doel hebben, met inbegrip van:
      • onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen;
      • de aanleg van nieuwe en de vervanging van bestaande kabels en leidingen binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;
      • ploegen;
      • vervanging van bestaande boomgaarden door nieuwe boomgaarden ter plaatse;
    5. 5. gelet op de elders in deze regels genoemde doeleinden, voor deze gronden van ondergeschikte betekenis zijn;
    6. 6. reeds uitgevoerd of in uitvoering zijn op het tijdstip van het van inwerkingtreden van dit plan.
  3. c. Bij de beoordeling van de omgevingsvergunning zal vooraf, op basis van een door aanvrager in te dienen archeologisch onderzoek, advies worden ingewonnen bij een archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van de omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden en welke voorwaarden dienen te worden gesteld.
  4. d. De onder a bedoelde vergunning wordt niet verleend indien ten aanzien van het werk of de werkzaamheid sprake is van onevenredige afbreuk aan de waarden en/of functies welke het plan beoogt te beschermen, dan wel hieraan door het stellen van voorwaarden niet voldoende tegemoet kan worden gekomen.

Artikel 28 Waarde - Archeologie 3

28.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor bescherming van archeologische waarden.

28.2 Bouwregels

Op de in lid 28.1 bedoelde gronden mogen geen bouwwerken worden opgericht, tenzij:

  1. a. het bouwen gepaard gaat met bodemingrepen van niet meer dan 30 cm onder het bestaande maaiveld;
  2. b. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond, dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
  3. c. het bouwplan betrekking heeft op vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut, met uitzondering van nieuwe kelders;
  4. d. gebouwen maximaal 2,5 m uit de bestaande fundering worden opgericht;
  5. e. het nieuw te bouwen oppervlak, in aanvulling op het bepaalde onder c, niet groter is dan 500 m2.

28.3 Afwijken van de bouwregels

  1. a. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 28.2 indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad. Aan de omgevingsvergunning kunnen in ieder geval de volgende voorwaarden worden verbonden:
    1. 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor (ondanks de uitvoering van een bouw- of aanlegplan) monumenten in de bodem worden behouden, zoals alternatieven voor heiwerk, het al dan niet bouwen van kelders, het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht;
    2. 2. de verplichting tot het doen van opgravingen, of:
    3. 3. de verplichting de activiteit die tot een bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg, die voldoet aan door Burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
  2. b. Alvorens het bevoegd gezag beslist over het verlenen van de omgevingsvergunning wint zij schriftelijk advies in bij een archeologische deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van de omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden en of en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.

28.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

  1. a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werkzaamheden, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
    1. 1. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen en andere oppervlakteverhardingen;
    2. 2. het aanleggen of verwijderen van ondergrondse leidingen;
    3. 3. het zoeken naar delfstoffen in de vorm van seismisch onderzoek of exploratieonderzoek;
    4. 4. het bewerken van en graven, boren of roeren in de bodem;
    5. 5. het aanleggen van nieuwe boomgaarden.
  2. b. De onder a bedoelde vergunning is niet vereist indien het werken en/of werkzaamheden betreft, die:
    1. 1. bodemingrepen van niet meer dan 30 cm diep betreffen;
    2. 2. betrekking hebben op gronden waarvan op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat er zich geen archeologische waarden (meer) bevinden;
    3. 3. bodemingrepen betreffen met een oppervlakte van niet meer dan 500 m2;
    4. 4. het normale onderhoud tot doel hebben, met inbegrip van:
      • onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen;
      • de aanleg van nieuwe en de vervanging van bestaande kabels en leidingen binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;
      • ploegen;
      • vervanging van bestaande boomgaarden door nieuwe boomgaarden ter plaatse;
    5. 5. gelet op de elders in deze regels genoemde doeleinden, voor deze gronden van ondergeschikte betekenis zijn;
    6. 6. reeds uitgevoerd of in uitvoering zijn op het tijdstip van het van inwerkingtreden van dit plan.
  3. c. Bij de beoordeling van de omgevingsvergunning zal vooraf, op basis van een door aanvrager in te dienen archeologisch onderzoek, advies worden ingewonnen bij een archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van de omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden en welke voorwaarden dienen te worden gesteld.
  4. d. De onder a bedoelde vergunning wordt niet verleend indien ten aanzien van het werk of de werkzaamheid sprake is van onevenredige afbreuk aan de waarden en/of functies welke het plan beoogt te beschermen, dan wel hieraan door het stellen van voorwaarden niet voldoende tegemoet kan worden gekomen.

Artikel 29 Waarde - Archeologie 4

29.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waarde - Archeologie 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor bescherming van archeologische waarden.

29.2 Bouwregels

Op de in lid 29.1 bedoelde gronden mogen geen bouwwerken worden opgericht, tenzij:

  1. a. het bouwen gepaard gaat met bodemingrepen van niet meer dan 30 cm onder het bestaande maaiveld;
  2. b. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond, dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
  3. c. het bouwplan betrekking heeft op vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut, met uitzondering van nieuwe kelders;
  4. d. gebouwen maximaal 2,5 m uit de bestaande fundering worden opgericht;
  5. e. het nieuw te bouwen oppervlak, in aanvulling op het bepaalde onder c, niet groter is dan 1.000 m2.

29.3 Afwijken van de bouwregels

  1. a. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 29.2 indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad. Aan de omgevingsvergunning kunnen in ieder geval de volgende voorwaarden worden verbonden:
    1. 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor (ondanks de uitvoering van een bouw- of aanlegplan) monumenten in de bodem worden behouden, zoals alternatieven voor heiwerk, het al dan niet bouwen van kelders, het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht;
    2. 2. de verplichting tot het doen van opgravingen, of:
    3. 3. de verplichting de activiteit die tot een bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg, die voldoet aan door Burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
  2. b. Alvorens het bevoegd gezag beslist over het verlenen van de omgevingsvergunning wint zij schriftelijk advies in bij een archeologische deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van de omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden en of en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.

29.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

  1. a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werkzaamheden, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
    1. 1. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen en andere oppervlakteverhardingen;
    2. 2. het aanleggen of verwijderen van ondergrondse leidingen;
    3. 3. het zoeken naar delfstoffen in de vorm van seismisch onderzoek of exploratieonderzoek;
    4. 4. het bewerken van en graven, boren of roeren in de bodem;
    5. 5. het aanleggen van nieuwe boomgaarden.
  2. b. De onder a bedoelde vergunning is niet vereist indien het werken en/of werkzaamheden betreft, die:
    1. 1. bodemingrepen van niet meer dan 30 cm diep betreffen;
    2. 2. betrekking hebben op gronden waarvan op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat er zich geen archeologische waarden (meer) bevinden;
    3. 3. bodemingrepen betreffen met een oppervlakte van niet meer dan 1.000 m2;
    4. 4. het normale onderhoud tot doel hebben, met inbegrip van:
      • onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen;
      • de aanleg van nieuwe en de vervanging van bestaande kabels en leidingen binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;
      • ploegen;
      • vervanging van bestaande boomgaarden door nieuwe boomgaarden ter plaatse;
    5. 5. gelet op de elders in deze regels genoemde doeleinden, voor deze gronden van ondergeschikte betekenis zijn;
    6. 6. reeds uitgevoerd of in uitvoering zijn op het tijdstip van het van inwerkingtreden van dit plan.
  3. c. Bij de beoordeling van de omgevingsvergunning zal vooraf, op basis van een door aanvrager in te dienen archeologisch onderzoek, advies worden ingewonnen bij een archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van de omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden en welke voorwaarden dienen te worden gesteld.
  4. d. De onder a bedoelde vergunning wordt niet verleend indien ten aanzien van het werk of de werkzaamheid sprake is van onevenredige afbreuk aan de waarden en/of functies welke het plan beoogt te beschermen, dan wel hieraan door het stellen van voorwaarden niet voldoende tegemoet kan worden gekomen.

Artikel 30 Waarde - Archeologie 5

30.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waarde - Archeologie 5' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor bescherming van archeologische waarden.

30.2 Bouwregels

Op de in lid 30.1 bedoelde gronden mogen geen bouwwerken worden opgericht, tenzij:

  1. a. het bouwen gepaard gaat met bodemingrepen van niet meer dan 30 cm onder het bestaande maaiveld;
  2. b. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond, dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
  3. c. het bouwplan betrekking heeft op vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut, met uitzondering van nieuwe kelders;
  4. d. gebouwen maximaal 2,5 m uit de bestaande fundering worden opgericht;
  5. e. het nieuw te bouwen oppervlak, in aanvulling op het bepaalde onder c, niet groter is dan 2.500 m2.

30.3 Afwijken van de bouwregels

  1. a. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 30.2 indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad. Aan de omgevingsvergunning kunnen in ieder geval de volgende voorwaarden worden verbonden:
    1. 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor (ondanks de uitvoering van een bouw- of aanlegplan) monumenten in de bodem worden behouden, zoals alternatieven voor heiwerk, het al dan niet bouwen van kelders, het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht;
    2. 2. de verplichting tot het doen van opgravingen, of:
    3. 3. de verplichting de activiteit die tot een bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg, die voldoet aan door Burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
  2. b. Alvorens het bevoegd gezag beslist over het verlenen van de omgevingsvergunning wint zij schriftelijk advies in bij een archeologische deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van de omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden en of en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.

30.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

  1. a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werkzaamheden, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
    1. 1. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen en andere oppervlakteverhardingen;
    2. 2. het aanleggen of verwijderen van ondergrondse leidingen;
    3. 3. het zoeken naar delfstoffen in de vorm van seismisch onderzoek of exploratieonderzoek;
    4. 4. het bewerken van en graven, boren of roeren in de bodem;
    5. 5. het aanleggen van nieuwe boomgaarden.
  2. b. De onder a bedoelde vergunning is niet vereist indien het werken en/of werkzaamheden betreft, die:
    1. 1. bodemingrepen van niet meer dan 30 cm diep betreffen;
    2. 2. betrekking hebben op gronden waarvan op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat er zich geen archeologische waarden (meer) bevinden;
    3. 3. bodemingrepen betreffen met een oppervlakte van niet meer dan 2.500 m2;
    4. 4. het normale onderhoud tot doel hebben, met inbegrip van:
      • onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen;
      • de aanleg van nieuwe en de vervanging van bestaande kabels en leidingen binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;
      • ploegen;
      • vervanging van bestaande boomgaarden door nieuwe boomgaarden ter plaatse;
    5. 5. gelet op de elders in deze regels genoemde doeleinden, voor deze gronden van ondergeschikte betekenis zijn;
    6. 6. reeds uitgevoerd of in uitvoering zijn op het tijdstip van het van inwerkingtreden van dit plan.
  3. c. Bij de beoordeling van de omgevingsvergunning zal vooraf, op basis van een door aanvrager in te dienen archeologisch onderzoek, advies worden ingewonnen bij een archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van de omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden en welke voorwaarden dienen te worden gesteld.
  4. d. De onder a bedoelde vergunning wordt niet verleend indien ten aanzien van het werk of de werkzaamheid sprake is van onevenredige afbreuk aan de waarden en/of functies welke het plan beoogt te beschermen, dan wel hieraan door het stellen van voorwaarden niet voldoende tegemoet kan worden gekomen.

Artikel 31 Waarde - Nieuwe Hollandse Waterlinie

31.1 Bestemmingsomschrijving

  1. a. De voor 'Waarde - Nieuwe Hollandse Waterlinie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de instandhouding, het herstel en de ontwikkeling van het erfgoed van uitzonderlijke universele waarde van de Nieuwe Hollandse Waterlinie. Deze universele waarden zijn benoemd in Bijlage 8 Universele waarden Hollandsche Waterlinie alsmede het boek voor de inundatiekom Culemborgerwaard en bestaan in ieder geval uit de volgende waarden:
    1. 1. het unieke, in samenhang met het landschap ontworpen negentiende en twintigste-eeuwse hydrologische en militair verdedigingssysteem, bestaande uit:
      • inundatiegebieden;
      • zone met verdedigingswerken als forten, batterijen, lunetten, betonnen mitrailleurkazematten en groeps- schuilplaatsen in hun samenhang met de omgeving;
      • voormalige schootsvelden (visueel open) en Verboden Kringen (merendeels onbebouwd gebied) rondom de forten;
      • waterwerken als waterlichamen, sluizen, inlaten, duikers en dijken functionerend in samenhang met verdedigingswerken en inundatiegebieden;
      • overige elementen als beschutte wegen, (resten van) loopgraven en tankgrachten;
      • de landschappelijke inpassing en camouflage van de voormalige militaire objecten;
    2. 2. grote openheid;
    3. 3. groen en overwegend rustig karakter met inbegrip van de fruitteelt op de stroomruggen.
  2. b. Ten aanzien van de onderlinge relatie tussen de dubbelbestemmingen geldt dat dubbelbestemmingen gericht op de (externe) veiligheid prevaleren boven de dubbelbestemming Waarde - Nieuwe Hollandse Waterlinie.

31.2 Bouwregels

Op de in lid 31.1 bedoelde gronden mag worden gebouwd ten dienste van de andere daar voorkomende bestemmingen, met in achtneming van de volgende regels:

  1. a. ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - kernzone' wordt voldaan aan de ontwerp-richtlijnen Nieuwe Hollandse Waterlinie, zoals benoemd in Bijlage 9 Kernkwaliteiten Nieuwe HollandscheWaterlinie inundatiekom Tielerwaard.

31.3 Afwijken van de bouwregels

31.4 Wijzigingsbevoegdheid

31.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 32 Waterstaat - Waterberging

32.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waterstaat - Waterberging’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  1. a. de waterhuishouding;
  2. b. de waterberging.

32.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 32.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  2. b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt ten hoogste 3 m;
  3. c. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag, met inachtneming van de voor de betrokken bestemmingen geldende regels, uitsluitend worden gebouwd indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van de bestaande bouwwerken, waarbij de waterbergingscapaciteit gelijk blijft.

32.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 32.2 en toestaan dat in de andere bestemming bouwwerken worden gebouwd, mits:

  1. a. de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen;
  2. b. de waterbergingscapaciteit niet onevenreding wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betreffende waterbeheerder.

32.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden

  1. a. Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waterstaat - Waterberging' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
    1. 1. het ophogen van gronden;
    2. 2. het dempen van watergangen;
  2. b. Het verbod als bedoeld in sub a is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
    1. 1. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
    2. 2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan;
    3. 3. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
  3. c. De werken of werkzaamheden als bedoeld in sub a zijn slechts toelaatbaar, mits:
    1. 1. de waterbergingscapaciteit gelijk blijft;
    2. 2. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betreffende waterbeheerder.

Artikel 33 Waterstaat - Waterkering

33.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waterstaat - Waterkering’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  1. a. het in stand houden, het beheer, het onderhoud en de verbetering van de waterkering;
  2. b. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals kunstwerken, dijksloten en andere waterstaatswerken.

33.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 33.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  2. b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt ten hoogste 3 m;
  3. c. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag niet worden gebouwd.

33.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 33.2 en toestaan dat in de andere bestemming bouwwerken worden gebouwd, mits:

  1. a. de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen;
  2. b. het belang van de waterkering niet onevenredig wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betreffende waterbeheerder.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 34 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 35 Algemene Gebruiksregels

35.1 Strijdig gebruik

Onder gebruik in strijd met dit plan wordt in ieder geval verstaan:

  1. a. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.

35.2 Paardenbak

Bij een (bedrijfs)woning is een paardenbak toegestaan, mits wordt voldaan aan de volgende regels:

  1. a. per woning is maximaal 1 paardenbak toegestaan;
  2. b. de afstand van de paardenbak tot de woning mag niet meer bedragen dan 40 m;
  3. c. de afstand van de paardenbak tot het bouwvlak van derden mag niet minder bedragen dan 30 m;
  4. d. de paardenbak is uitsluitend toegestaan ten behoeve van hobbymatig gebruik;
  5. e. de oppervlakte van de paardebank mag niet meer bedragen dan 800 m2;
  6. f. lichtmasten zijn niet toegestaan.

Artikel 36 Algemene Aanduidingsregels

36.1 milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied

36.2 milieuzone - boringsvrije zone

36.3 milieuzone - intrekgebied

Ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - intrekgebied' zijn de gronden mede aangewezen ter bescherming van het grondwater ten behoeve van de openbare drinkwaterwinning en is de winning van fossiele energie, zoals aardgas, aardolie, schaliegas en steenkoolgas niet toegestaan.

36.4 veiligheidszone - gasdrukmeet- en regelstation

Ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - gasdrukmeet- en regelstation' mogen, in afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald, op of in deze zone begrepen gronden geen nieuwe kwetsbare objecten worden gerealiseerd;

36.5 veiligheidszone - lpg

Ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - lpg' mogen geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen worden opgericht.

36.6 vrijwaringszone - dijk - 1

  1. a. Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - dijk - 1' zijn de gronden, naast de voor die gronden aangewezen bestemmingen, tevens aangeduid voor de bescherming, onderhoud en instandhouding van de primaire waterkering;
  2. b. Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - dijk - 1' mag niet worden gebouwd;
  3. c. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde onder b, met inachtingneming van de volgende regels:
    1. 1. de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels worden in acht genomen;
    2. 2. het belang van de waterkering wordt niet onevenredig geschaad en vooraf wordt schriftelijk advies ingewonnen bij de betreffende waterbeheerder.

36.7 vrijwaringszone - molenbiotoop

36.8 vrijwaringszone - weg

36.9 vrijwaringszone - windturbine

Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - windturbine':

  • is de overslag van rotorbladen van windturbines toegestaan;
  • is de bouw van kwetsbare objecten en beperkt kwetsbare objecten toegestaan.

36.10 overige zone - gelders natuurnetwerk

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - gelders natuurnetwerk' zijn de gronden mede bestemd voor het behoud en de verbetering van de kernkwaliteiten van het desbetreffende gebied.

36.11 overige zone - groene ontwikkelingszone

  1. a. Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - groene ontwikkelingszone' zijn de gronden mede bestemd voor het behoud en de verbetering van de kernkwaliteiten van het desbetreffende gebied;
  2. b. het verwijderen van een houtopstand als bedoeld in de Boswet is niet toegestaan, met uitzondering van de normale bosexploitatie.

36.12 overige zone - landgoed

36.13 overige zone - kromakkers

36.14 overige zone - open landschap

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - open landschap' zijn de gronden tevens bestemd voor behoud van de grootschalige openheid van het landschap.

Artikel 37 Algemene Afwijkingsregels

37.1 Kleine nutsgebouwen en - bouwwerken

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in de regels van dit plan ten behoeve van het realiseren van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde van openbaar nut zoals gemalen, transformatorstations, telefooncellen, wachthuisjes, afvalcontainers en dergelijke, met dien verstande dat:

  1. a. de inhoud van het gebouw niet meer bedraagt dan 75 m³
  2. b. de bouwhoogte van het gebouw en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, van openbaar nut niet meer dan 3 m bedraagt.

37.2 Bouw van beheergebouwen

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in de regels van dit plan ten behoeve van het bouwen van beheergebouwen voor het beheer van natuur-, landschap en boscomplexen, met dien verstande dat:

  1. a. de oppervlakte van het te beheren object of totaal van verschillende objecten ten minste 25 ha bedraagt;
  2. b. per 100 ha te beheren object of totaal van verschillende objecten slechts 1 beheergebouw is toegestaan;
  3. c. gebouwd dient te worden in 1 bouwlaag met kap;
  4. d. de inhoud van het beheergebouw niet mag bedragen dan 150 m³.

37.3 Overschrijding goot- en bouwhoogten

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in de regels van dit plan ten behoeve van het overschrijden van de maximale toegestane goot- en bouwhoogten, mits:

  1. a. de overschrijding niet meer bedraagt dan 10%;
  2. b. een grotere goot- en bouwhoogte stedenbouwkundig aanvaardbaar is;
  3. c. er geen sprake is van een onevenredige aantasting van:
    1. 1. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
    2. 2. het bebouwings- en landschapsbeeld;
    3. 3. de verkeersveiligheid;
  4. d. er niet eerder toepassing is gegeven aan een afwijkingsbevoegdheid ten behoeve van het overschrijden van de maximale toegestane goot- en bouwhoogten.

37.4 Antennes

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in de regels van dit plan ten behoeve van het bouwen van antennes, mits:

  1. a. de bouwhoogte niet meer dan 15 m bedraagt;
  2. b. er geen sprake is van een onevenredige aantasting van:
    1. 1. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
    2. 2. het bebouwings- en landschapsbeeld;
    3. 3. de verkeersveiligheid.

37.5 Schuurbergen bij woningen

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de in de regels:

  1. a. opgenomen goot- en bouwhoogten uitsluitend ten behoeve van de bouw van bijgebouwen bij woningen in de vorm van schuurbergen, mits:
    1. 1. de goot- en bouwhoogte niet meer bedragen dan respectievelijk 5 m en 8 m;
    2. 2. een grotere goot- en bouwhoogte stedenbouwkundig aanvaardbaar is;
    3. 3. er geen sprake is van een onevenredige aantasting van:
      • de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
      • het bebouwings- en landschapsbeeld;
      • de verkeersveiligheid.
  2. b. opgenomen oppervlakte uitsluitend ten behoeve van de bouw van bijgebouwen bij woning in de vorm van schuurbergen, mits:
    1. 1. de schuurberg bij een gemeentelijk dan wel rijksmonument wordt gebouwd;
    2. 2. er sprake is van een cultuurhistorische toegevoegde waarde;
    3. 3. boventallige, niet-beeldbepalende bijgebouwen worden gesloopt waarbij wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
      • maximaal 60% van de oppervlakte van de gesloopte gebouwen wordt terug gebouwd;
      • in afwijking van de eerste bullet bij kassen maximaal 20% van het gesloopte oppervlak wordt terug gebouwd;
      • de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen, overkappingen en schuurbergen na realisatie niet meer bedraagt dan 400 m².

37.6 Voormalige agrarische hulpgebouwen

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in de regels van dit plan ten behoeve van het geheel vernieuwen van buiten de (agrarische)bouwvlakken gelegen voormalige agrarische hulpgebouwtjes (zoals schuilgelegenheden en opslaghutjes) die nu in gebruik zijn bij burgers zonder agrarisch bedrijf, met dien verstande dat:

  1. a. het betrokken gebouw met ten minste 20% van de oorspronkelijke oppervlakte wordt verkleind;
  2. b. de goot- en bouwhoogte niet meer mogen bedragen dan respectievelijk 3 m en 5 m;
  3. c. de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 60 m2.

37.7 Mini-windturbines

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in de regels van dit plan ten behoeve van het toestaan van mini-windturbines op een gebouw, met dien verstande dat:

  1. a. het hoogste punt van een wiek van een mini-windturbine welke is geplaatst op een gebouw niet meer mag bedragen dan 5 m;
  2. b. de belangen van de betreffende bestemming(en) worden niet onevenredige aangetast;
  3. c. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en de belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  4. d. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de in de omgeving aanwezige architectonische, cultuurhistorische, landschappelijke of natuurwaarden.

Artikel 38 Algemene Wijzigingsregels

38.1 Functieverandering

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemmingen 'Agrarisch', 'Agrarisch met waarden -Landschapswaarden', 'Bedrijf' en 'Wonen' ter plaatse van het bouwvlak te wijzigen ten behoeve van de navolgende functies:

  1. i. wonen;
  2. ii. agrarisch verwante bedrijven;
  3. iii. aan het buitengebied gebonden niet-agrarische bedrijven;
  4. iv. ambachtelijke bedrijvigheid en kunstnijverheid;
  5. v. extensieve verblijfsrecreatie;
  6. vi. kleinschalige horeca die gerelateerd is aan de recreatieve functie van het buitengebied;
  7. vii. extensieve dagrecreatie;
  8. viii. zorg en medische dienstverlening;
  9. ix. sociale dienstverlening;
  10. x. opslagbedrijven;
  11. xi. kleinschalige bedrijvigheid genoemd in de categorieën 1 en 2 van Bijlage 3 Staat vanbedrijfsactiviteiten;

Bij de wijziging gelden de volgende regels:

  1. a. de functieverandering verdraagt zich met de ter plaatse van belang zijnde kwaliteiten (natuur, landschap en/of water) en de waardevolle landschapselementen moeten behouden blijven;
  2. b. het bestaande bedrijf dient geheel te worden beëindigd;
  3. c. het bestaande bedrijf dient aantoonbaar vijf jaar operationeel in bedrijf te zijn geweest;
  4. d. nieuwbouw vindt plaats:
    1. 1. in gebieden die niet zijn gelegen ter plaatse van de aanduidingen:
      • 'overige zone - gelders natuurnetwerk'
      • 'overige zone - groene ontwikkelingszone';
      • 'specifieke vorm van agrarisch - uiterwaard';
      • 'overige zone - open landschap';
    2. 2. binnen een maximale afstand van het hoofdgebouw van 20 m, tenzij initiatiefnemer aantoont dat dit vanuit landschappelijke en/of ruimtelijke overwegingen ongewenst is, in welk geval tevens dient te worden aangetoond dat de alternatieve locatie op basis van de genoemde overwegingen wel aanvaardbaar is;
  5. e. van de bevoegdheid wordt geen gebruik gemaakt indien de aanwezige bedrijfsbebouwing geschikt is of is te maken voor agrarisch gebruik;
  6. f. alle vrijgekomen bebouwing zonder karakteristieke of monumentale waarde, voor zover het betreft boventallige bebouwing, welke buiten het bereik van de na wijziging maximaal toegestane oppervlakte valt, wordt afgebroken;
  7. g. bij de maatvoering wordt aangesloten bij de bestaande hoofdvorm;
  8. h. voor de activiteit genoemd onder i (wonen):
    1. 1. mag, naast de voormalige bedrijfswoning, na sloop, vervangende nieuwbouw ten behoeve van een woning plaatsvinden overeenkomstig de opgenomen maatvoering in de volgende tabel:
      Gesloopte oppervlakte bedrijfsgebouwen Compensatiewoningen
      Agrarische bedrijfsgebouwen Kassen
      <1.000 m2 te slopen bedrijfsbebouwing 0 - 3.500 m2 gesloopte glasopstallen Geen mogelijkheden voor woningbouw
      1.000 - 2.500 m2 te slopen bedrijfsbebouwing 3.500 - 20.000 m2 gesloopte glasopstallen 1 vrijstaande woning
      2.500 - 5.000 m2 te slopen bedrijfsbebouwing 20.000 - 40.000 m2 gesloopte glasopstallen 2 vrijstaande woningen of 1 vrijstaande woning met een maximale inhoudsmaat van 1.200 m3
      >5.000 m2 te slopen bedrijfsbebouwing >40.000 m2 te slopen glasopstallen 3 vrijstaande woningen of 2 woningen met een maximale inhoudsmaat van 1.200 m3
    2. 2. mag, in aanvulling van het bepaalde onder 1, eveneens een gecombineerde inzet van te slopen oppervlakte gebouwen worden ingezet, waarbij 1 m2 bedrijfsgebouw gelijk staat aan 7 m2 glasopstal;
    3. 3. dient alle op het perceel aanwezige voormalige agrarische bedrijfsgebouwen, bouwwerken en overige voorzieningen te worden gesloopt/verwijderd, uitgezonderd:
      • de hoeveelheid bij recht toegestane bijgebouwen;
      • monumentale gebouwen;
    4. 4. de inhoud van de nieuw te bouwen woning mag niet meer bedragen dan 750 m3;
    5. 5. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke en stedenbouwkundige inpassing;
  9. i. de maximale omvang van de activiteiten genoemd onder ii, iii, iv, v, vi, vii, viii, ix, x, xi en xii mag niet meer bedragen dan per bedrijf en per bestemming is aangegeven in de onderstaande tabel:
Type bedrijf Omvang hergebruik
agrarisch verwante bedrijven en aan het buitengebied gebonden bedrijven 100%
opslagbedrijven 500 m2 + 75% van de overtollige opstallen in overige gevallen
ambachtelijke bedrijven en kunstnijverheid 500 m2
extensieve verblijfsrecreatie 500 m2
kleinschalige horeca die gerelateerd is aan de recreatieve functie van het buitengebied 250 m2
extensieve dagrecreatie 500 m2
zorg 500 m²
overige bedrijven tot maximaal categorie 3.2 van de in bijlage opgenomen Staat van bedrijfsactiviteiten 500 m²
  1. j. de genoemde maximale bedrijfsoppervlakte per hergebruikfunctie mag niet leiden tot een toename van de bebouwing. Het dient in alle gevallen te gaan om hergebruik van bestaande gebouwen. Nieuwbouw van de bedrijfsgebouwen is niet toegestaan tenzij de bestaande bebouwing ongeschikt is voor hergebruik. Tevens mag door nieuwbouw het bouwvolume (inhoud van de gebouwen) ten opzichte van de bestaande situatie niet toenemen en dient de nieuwe gebouw landschappelijk en stedenbouwkundig verantwoord ingepast te worden;
  2. k. in afwijking van het vorige lid, mag in geval van sloop van kassen de volgende bedrijfsbebouwing worden opgericht:
gesloopte oppervlakte agrarisch verwante bedrijven en aan het buitengebied gebonden bedrijven; Andere bedrijven als bedoeld onder iv tot en met xii
0 - 3.500 m2 gesloopte kassen geen mogelijkheden voor extra bedrijfsgebouw geen mogelijkheden voor extra bedrijfsgebouw
3.500 - 20.000 m2 gesloopte kassen 500 m2 bebouwing voor bedrijfsmatige doeleinden 250 m2 bebouwing voor bedrijfsmatige doeleinden
> 20.000 m2 gesloopte kassen 1.000 m2 bebouwing voor bedrijfsmatige doeleinden 500 m2 bebouwing voor bedrijfsmatige doeleinden
  1. l. indien meerdere percelen bij het initiatief betrokken zijn dienen op alle percelen de bedrijfsbebouwing te worden gesloopt met een minimum van 250 m² aan bedrijfsbebouwing dan wel 1.000 m² aan kassen per perceel;
  2. m. detailhandel is slechts toegestaan voor kleinschalige verkoop van ter plaatse geproduceerde of streekeigen producten waarbij de detailhandelsfuncties ondergeschikt is;
  3. n. functies met een onevenredige verkeersaantrekkende werking zijn niet toegestaan;
  4. o. buitenopslag en stalling buiten is niet toegestaan;
  5. p. functieverandering van vrijgekomen agrarische bedrijfsgebouwen mag niet leiden tot een beperking van de ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven;

38.2 Natuur

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van de ontwikkeling van natuurwaarden, met dien verstande dat de wijziging uitsluitend van toepassing is:

  • ter realisering van een door Gedeputeerde Staten goedgekeurd plan, dat is gericht op het realiseren van een natuurgebied;
  • ter realisering van het Gelders natuurnetwerk en/of de groene ontwikkelingszone;
  • ter realisering van natuur- en/of landschappelijke waarden ter compensatie van natuur- en/of landschappelijke waarden die als gevolg van de verbreding van de autosnelweg A2 verloren gaan;
  • ter realisering van natuur in het kader van het afgraven van agrarische gronden ten behoeve van het verhogen van hun waterbergende functie.

Mits er is geen sprake van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

38.3 Water

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van het verleggen en het verbreden van waterlopen, met dien verstande dat:

  1. a. waterlopen met niet meer dan 75% van hun bestaande breedte mogen worden verbreed;
  2. b. waterlopen niet meer dan 50 m ten opzichte van hun bestaande ligging mogen worden verplaatst;
  3. c. er geen sprake is van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 39 Overgangsrecht

39.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van bepaalde in lid 39.1 onder a. een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a. met maximaal 10%.
  3. c. Het bepaalde in lid 39.1 onder a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

39.2 Overgangsrecht gebruik

  1. a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 39.2 onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. c. Indien het gebruik, bedoeld in lid 39.2 onder a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. d. Het bepaalde in lid onder a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 40 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan 'Buitengebied 2022'.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Waarom Een Herziening Van Het Bestemmingsplan Buitengebied

De gemeente Geldermalsen is volgens de Wet ruimtelijke ordening verplicht om voor haar hele grondgebied bestemmingsplannen vast te stellen. Het bestemmingsplan is een bijzonder plan. Het is namelijk een bindend plan voor zowel overheid als burgers. De gemeenteraad stelt het bestemmingsplan vast. Ze wijst daarin de bestemming, ofwel de functie van de grond aan. Ook geeft het bestemmingsplan regels over het gebruik van de grond en hetgeen daarop gebouwd is (bouwwerken). Omgevingsvergunningen moeten worden getoetst aan het bestemmingsplan. Het bestemmingsplan bepaalt daardoor mede of ergens gebouwd mag worden.

De gemeente Geldermalsen herziet het bestemmingsplan voor het buitengebied inclusief herzieningen en wijzigingen tot één actueel en digitaal Bestemmingsplan Buitengebied voor de gemeente. De gemeente besloot daartoe omdat zij, op grond van de Wro, over een actueel, digitaal (IMRO 2012/ SVBP 2012) en digitaal gepubliceerd (IMRO2012/STRI 2012) bestemmingsplan dient te beschikken. Het overgrote gedeelte van het plangebied ligt binnen het bestemmingsplan Buitengebied 2006, Buitengebied 2006 eerste herziening en Buitengebied derde herziening.

Het bestemmingsplan Buitengebied is onherroepelijk in werking getreden op 11 februari 2009.

Momenteel werkt het Rijk aan een nieuwe Omgevingswet. De nieuwe wet vervangt 26 bestaande wetten op het gebied van onder meer bouwen, milieu, water, ruimtelijke ordening en natuur. Met de nieuwe wet beoogt het rijk de verschillende plannen voor ruimtelijke ordening, milieu en natuur beter op elkaar af te stemmen, duurzame projecten te stimuleren, gemeenten, provincies en waterschappen meer ruimte te geven om hun omgevingsbeleid af te stemmen op hun eigen behoeften en doelstellingen. Verder biedt de wet meer ruimte voor particuliere ideeën. De invoering van de omgevingswet is voorzien in 2022.

De gemeente heeft in de voorbereiding op het opstellen van het bestemmingsplan in de geest van de Omgevingswet belanghebbenden in het plangebied opgeroepen ideeën en wensen aan de gemeente door te geven. Het doel moet voorop staan en de houding bij het beoordelen van initiatieven is 'ja mits' in plaats van 'nee tenzij'. Zo ontstaat ruimte voor bijvoorbeeld bedrijven en organisaties om met ideeën te komen. Inhoudelijk kan het nieuwe bestemmingsplan niet op de nieuwe wet anticiperen, omdat er geen gebruik kan en mag worden gemaakt van regels die nog geen wetskracht hebben.

De gemeente wenst om vooruitlopend op de Omgevingswet, het ruimtelijke kader te vernieuwen in dit bestemmingsplan. Het plan kan daarmee ook functioneren als overbrugging naar in de toekomst op te stellen Omgevingsplan in het kader van de Omgevingswet.

1.2 Probleem- En Doelstelling

1.2.1 Probleemstelling

Het geldende bestemmingsplanbeleid is op onderdelen onvoldoende toegerust om een goed antwoord te geven op de hedendaagse ruimtelijke vraagstukken. De veranderingen in het buitengebied vragen om een ander, meer actueel ruimtelijk kader. Deze veranderingen hangen samen met tal van ontwikkelingen in het buitengebied. Zo staat de agrarische functie in het gebied onder druk. De gemeente heeft te maken met ontwikkelingen in de landbouw, zoals schaalvergroting, verbreding en bedrijfsbeëindiging. Andere functies, zoals natuur, water en recreatie nemen in belang toe en vragen om andere ruimtelijke afwegingen.

Verrommeling van het buitengebied dreigt als gevolg van teruglopende agrarische activiteiten in combinatie met de vraag naar een stukje grond voor kleinschalige activiteiten, bijvoorbeeld voor het houden van paarden of ander kleinvee. Uiteraard spelen er ook ontwikkelingen zoals verzoeken om inwoning of huisvesting buitenlandse medewerkers op het (fruit)bedrijf of woningsplitsing onder andere in het kader van mantelzorg en vraagstukken, zoals het behoud van de leefbaarheid op het platteland.

Het beleid uit de Omgevingsvisie Gelderland en Omgevingsverordening Gelderland, de doelstellingen met betrekking tot behoud van de kernkwaliteiten van de Nieuwe Hollandse Waterlinie (NHW), het rijksbeleid Besluit ruimtelijke ordening (Bro) waarin de ladder voor duurzame verstedelijking (duurzaamheidsladder) is opgenomen dienen vertaald te worden in het bestemmingsplanbeleid.

Er zijn in het plangebied kwalitatieve verbeteringen mogelijk. Hierbij dient vooral te worden gedacht aan behoud van het landschap door het ondersteunen van de agrarische bedrijfsvoering, bijvoorbeeld door middel van het bieden van mogelijkheden voor recreatieve nevenactiviteiten.

Waar mogelijk wordt op de nieuwe Omgevingswet geanticipeerd. In ieder geval zijn, in de geest van de nieuwe wet, alle belangen van burgers, ondernemers, overige overheden bij aanvang van het planproces geïnventariseerd. Het planproces heeft de gemeente open en transparant opgepakt, door iedereen aan het begin in staat te stellen hun inbreng te hebben. Dit betekent niet dat ook alle suggesties zijn meegenomen (verwachtingenmanagement). Elk belang is gewogen en beoordeeld.

Al deze ontwikkelingen, beleidskaders en veranderingen in het buitengebied vragen om een ander, actueel ruimtelijk kader. Een actueel en digitaal bestemmingsplan dient met de ontwikkelingen, de beleidskaders en de veranderingen rekening te houden.

De gemeente wil mede om deze redenen over een actueel en digitaal bestemmingsplan voor het buitengebied beschikken.

1.2.2 Doelstelling

Op basis van voornoemde probleemstelling is het doel van het project te komen tot een 'actueel, digitaal en in hoofdzaak beherend bestemmingsplan voor het buitengebied':

  1. a. om te beschikken over een degelijk toetsingskader ten behoeve van de ontwikkeling van al bestaande functies (bebouwing en gebruik) en waarden in het buitengebied van de voormalige gemeente Geldermalsen;
  2. b. om ruimte te creëren voor ontwikkelingen die in de komende termijn te verwachten zijn of om ongewenste ontwikkelingen tegen te houden, mede gebaseerd op het ruimtelijk relevante beleid dat onder meer het beleid voor functieverandering omvat;
  3. c. dat rekening houdt met al geplande projecten en initiatieven van de gemeente, andere instanties of particulieren;
  4. d. dat rekening houdt met de relevante milieuhygiënische en planologische aspecten en de gemeentelijke mogelijkheden en middelen om de uitvoering van het plan te waarborgen.

Een beherend bestemmingsplan betekent dat het plan een actuele planologische regeling van de bestaande situatie bevat. Bestaande rechten en plichten uit de geldende regeling worden zoveel mogelijk overgenomen en waar nodig aangepast aan de eisen en wensen van deze tijd. Dat wil overigens niet zeggen dat het bestemmingsplan uitsluitend de actuele situatie planologisch regelt. Het bestemmingsplan maakt een tweetal type ontwikkelingen mogelijk:

  1. 1. ontwikkelingen via de gebruikelijke flexibiliteitsbepalingen, zoals afwijkingsregels en wijzigingsregels;
  2. 2. ontwikkelingen naar aanleiding van de belangeninventarisatie (concrete wensen of verzoeken), mits deze ruimtelijk voldoende zijn onderbouwd en positief zijn beoordeeld door het gemeentebestuur.

Overige ontwikkelingen worden, gelet op de veelal omvangrijke ruimtelijke ingrepen in het plangebied, de gewenste afstemming op en inpassing in het omringende landschap en de financiële en juridische complicaties, alleen mogelijk gemaakt via een afzonderlijke planherziening.

1.3 De Begrenzing Van Het Plangebied

Het bestemmingsplan "Buitengebied 2018" (zie voor begrenzing Figuur 1 'Plangebied bestemmingsplan Buitengebied 2018') omvat in principe alle gronden die gelegen zijn buiten de elf woonkernen (met lopende uitbreidingslocaties zoals De Plantage), en de bij de kernen horende bedrijfsterreinen. De plangrenzen van die plannen zijn in beginsel leidend, tenzij dit onlogische overgangen tot gevolg zou hebben. Indien dit het geval was is met behulp van de beschikbare gegevens (luchtfoto, GBKN en kadastrale gegevens) een logische grens getrokken. Het plangebied is ten opzichte van het bestemmingsplan uit 2006 plaatselijk uitgebreid met enkele gebiedsdelen waar nog oude (jaren 80) bestemmingsplannen van kracht zijn. Daarnaast zijn bestemmingsplannen meegenomen die van recentere datum zijn (2009 tot heden). Ook de niet digitaal beschikbare wijzigingsplannen (art. 3.6 Wro) worden in het nieuwe bestemmingsplan Buitengebied 2018 meegenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1960.BpBuitenGDM2022-VSG1_0001.jpg"

Figuur 1: Plangebied bestemmingsplan Buitengebied 2018

Gebieden waarvoor recentelijk afzonderlijke bestemmingsplannen zijn vastgesteld of in procedure zijn gebracht, zijn uit praktische overwegingen buiten het bestemmingsplan "Buitengebied 2018" gelaten. Dit is gedaan vooral voor de volgende (combinatie van) situaties:

  • het geldende bestemmingsplan is van recente datum. Het plan kan zo nodig via toepassing van artikel 3.1 lid 3 Wro langer in werking blijven;
  • het geldende bestemmingsplan bevat veel maatwerkregels die vooral van belang zijn bij de ontwikkelfase, waarin het betreffende perceel verkeert;
  • het geldende bestemmingsplan is nog niet tot uitvoering gebracht;
  • het in procedure gebrachte bestemmingsplan vraagt bijzondere procedurele/inhoudelijke aandacht dat beter tot zijn recht komt bij een zelfstandige procedure.

In vergelijking met het huidige plangebied van het bestemmingsplan "Buitengebied 2006" en de eerste herziening uit 2009 zijn onder meer de volgende gebiedsdelen toegevoegd aan het plangebied:

  • recreatieterrein Betuwestrand bij Beesd;
  • de agrarische gebieden ten zuiden van de Betuwestrand tot aan de Schuttersweg;
  • het tracé van rijksweg A-2 en de Betuweroute.

1.4 Hoe Is Het Bestemmingsplan Tot Stand Gekomen

1.4.1 Inleiding

Een belangrijke stap tot het opstellen van een bestemmingsplan voor het buitengebied is het uitvoeren van een inventarisatie naar de bestaande situatie en het verrichten van onderzoek naar ontwikkelingen in het plangebied. Het is immers een plicht ten behoeve van de toekomstige ruimtelijke ordening van het gebied onderzoek te verrichten naar de bestaande toestand. Deze onderzoeksplicht vloeit voort uit artikel 3:2 Awb op grond waarvan een bestuursorgaan bij de voorbereiding van een besluit de nodige kennis moet vergaren omtrent de relevante feiten en de af te wegen belangen. Tevens dient de gemeente onderzocht te hebben welke waarden er in het gebied in het geding zijn en wat de gevolgen van het plan voor deze waarden zijn, hoe deze gevolgen moeten worden onderzocht en getoetst.

In de voorbereiding op het actualiseren van het bestemmingsplan voor het buitengebied is een hoofdlijnennotitie opgesteld. De notitie bevat een beschrijving en analyse van het volgende onderzoek dat uitgevoerd is:

  1. 1. inventarisatie bestaande bebouwing en gebruik;
  2. 2. inventarisatie geldende bestemmingsplannen en vrijstellingen;
  3. 3. inventarisatie van het beleid;
  4. 4. inventarisatie van wensen c.q. verzoeken.

Paragraaf 1.4.3 Hoofdlijnennotitie gaat nader op de inhoud, de status en de procedure van deze notitie in.

1.4.2 Inventarisatie bestaande bebouwing en gebruik

In de periode maart 2015 tot en met juli 2015 is de situatie in het plangebied verkend. Met de inventarisatie is beoogd duidelijk in beeld te krijgen wat de huidige toestand en wat het huidige gebruik van de bebouwing en de waarden zijn. Hierbij is onder meer gebruik gemaakt van de milieuvergunningen en meldingen AMvB, geldende bestemmingsplannen, verleende vrijstellingen/ ontheffingen/afwijkingen, BAG-gegevens (Basisregistratie Adressen en Gebouwen) en lopende handhavingszaken.

De volgende gegevens zijn geïnventariseerd:

  1. 1. agrarische bedrijven:
    1. a. agrarisch bedrijf;
    2. b. agrarisch bedrijf Tuinbouw;
  2. 2. voormalig agrarische bedrijven (VAB);
  3. 3. niet-agrarische bedrijven (NAB);
  4. 4. woningen;
  5. 5. maatschappelijke voorzieningen;
  6. 6. dag- of verblijfsrecreatie;
  7. 7. nutsvoorzieningen;
  8. 8. sport.

De resultaten zijn opgenomen in een GIS-database, waarin per adres de bevindingen zijn opgenomen en verwerkt op de verbeelding van het bestemmingsplan. De inventarisatie van de agrarische bedrijven is naderhand aangevuld ten behoeve van het milieueffectrapport.

1.4.3 Hoofdlijnennotitie

Voorafgaand aan het op stellen van het concrete bestemmingsplan is een hoofdlijnennotitie opgesteld. Doel van deze notitie is het constateren van knelpunten in het beleid en het huidige gebruik van de gronden en bebouwing en het omschrijven van concrete uitgangspunten en aanbevelingen voor het actualiseren van het geldende bestemmingsplanbeleid.

De notitie is thematisch opgesteld. De te onderscheiden thema's zijn:

  • beleid overheden;
  • landschap en cultuurhistorie;
  • natuur;
  • water;
  • landbouw;
  • niet-agrarische bedrijvigheid;
  • wonen;
  • recreatie;
  • maatschappelijke voorzieningen;
  • infrastructuur;
  • milieu.

Aan elk thema ligt een stedenbouwkundige analyse ten grondslag. Het betreft een beschrijving van de feitelijke situatie, een analyse van de inventarisatie en onderzoek naar knelpunten, mogelijkheden en kansen voor het plangebied.

Het college van burgemeester en wethouders heeft de notitie op 16 augustus 2016 vastgesteld, nadat de gemeenteraad over de nota is gehoord. De nota is een belangrijke onderlegger voor het Bestemmingsplan Buitengebied. De datum van het collegebesluit is van belang voor het bestemmingsplan. Immers, de situatie in het buitengebied verandert. Het is daarom van belang te bepalen dat het bestemmingsplan, inclusief kaarten, is gemaakt met behulp van gegevens, zoals deze de gemeente bekend waren op de datum van voornoemde besluiten. De notitie vormt integraal onderdeel van deze toelichting en bevat de onderbouwing van dit bestemmingsplan, zoals benodigd op basis van artikel 3.1.6 Besluit ruimtelijke ordening (Bro). De notitie is als bijlage 1 bij deze toelichting gevoegd. Voorzover na 16 augustus 2016 ander beleid is vastgesteld, is dit vermeld in deze toelichting. Op basis van vooroverlegreacties is een Oplegnotitie Hoofdlijnennotitie opgesteld, waarin enkele aanvullingen op de Hoofdlijnennotitie zijn opgenomen (Bijlage2).

1.4.4 Spuitzones

In Geldermalsen is de fruitteelt een belangrijke sector. De gemeente wil deze sector graag ontwikkelingsmogelijkheden bieden. Rondom (fruit)boomgaarden wordt een zone van 50 m aangehouden tot woningen.

In dit bestemmingsplan zijn op de oeverwallen nieuwe boomgaarden voor de fruitteelt in principe toegestaan, mits voldoende afstand wordt gehouden tot gevoelige functies. Vooralsnog zal dit in eerste instantie 50 m zijn, tenzij met behulp van juridisch houdbaar maatwerkonderzoek naar spuitgewasbeschermingsmiddelen is aangetoond dat een verkleining van de afstand verantwoord is. Nieuwe boomgaarden buiten de oeverwallenzone zijn alleen dan toegestaan als er geen andere belangen zich hier tegen verzetten (o.a. Nieuwe Hollandse Waterlinie en behoud openheid polders).

1.5 Burgerparticipatie En Communicatie

1.5.1 Inleiding

De burgers en maatschappelijke organisaties zijn op verschillende momenten betrokken bij de voorbereiding en ontwikkeling van het bestemmingsplan. Deze paragraaf bevat een beschrijving op welke wijze burgers en maatschappelijke organisaties bij de voorbereiding van het bestemmingsplan zijn betrokken tot en met het moment waarop het voorontwerp is vrijgegeven voor inspraak en overleg.

1.5.2 Bekendmaking

Op 9 juli 2015 heeft het gemeentebestuur het voornemen tot het actualiseren van het bestemmingsplan voor het buitengebied kenbaar gemaakt door middel van publicatie in de Staatscourant, het Nieuwsblad Geldermalsen en op de gemeentelijke website. Tevens is aangekondigd dat met de voorbereiding van de herziening van de bestemmingsplan tevens een planm.e.r.-procedure doorlopen wordt. In de publicatie is voorts aangegeven hoe de burgers en maatschappelijke organisaties in de gemeente bij de voorbereiding worden betrokken.

1.5.3 Hoe zijn burgers bij het maken van het bestemmingsplan betrokken?

In de publicatie is tevens verwoord op welke wijze en op welke momenten burgers en maatschappelijke organisaties betrokken zijn bij de voorbereiding en ontwikkeling van het bestemmingsplan. De gemeente heeft de burgers en instanties vanaf aanvang van het planproces de gelegenheid geboden mee te denken over het plan. Doel van deze aanpak is om aan de voorkant van het planproces alle relevante informatie op te halen om op deze wijze alle belangen inzichtelijk te krijgen en af te wegen. Doel is tevens om op deze wijze het aantal inspraakreacties, zienswijzen en beroepen te beperken. Het peilen van ambities, wensen en meningen is op verschillende wijzen in het planproces vorm en inhoud gegeven. Hieronder wordt dit nader toegelicht.

In het kader van de voorbereidingen op het opstellen van het bestemmingsplan zijn de wensen ten aanzien van de bedrijfsvoering van alle bedrijven voor de komende 10 tot 15 jaar geïnventariseerd. Op deze wijze beoogt de gemeente inzicht te krijgen in de wensen ten aanzien van de omvang en vorm van de bouwkavel en inzicht in de wens om nevenactiviteiten op het bouwperceel uit te oefenen. Op deze wijze is ook beoogd inzicht te krijgen in het aantal en de locatie van de bedrijven die in de (nabije) toekomst denken te stoppen. Deze gegevens zijn onder andere van belang voor het opstellen van het PlanMER (zie paragraaf 1.6PlanMER).

Eind 2015 zijn alle agrarische ondernemers met een brief geïnformeerd over de actualisering van het bestemmingsplan. Bij de brief was een voorstel voor de bestemmingsregeling op perceelsniveau gevoegd met een toelichting op het voorstel. Alle geadresseerden hebben de gelegenheid gekregen om op hun voorstel te reageren. Er zijn enkele bijeenkomsten op het gemeentehuis georganiseerd om ondernemers de gelegenheid te bieden vragen te stellen. Alle ingekomen reacties zijn afzonderlijk beoordeeld en, voor zover ruimtelijk en milieuhygiënisch verantwoord, verwerkt in het bestemmingsplan.

Voorafgaand aan deze uitgebreide informatieronde vond op 30 september 2015 over deze aanpak overleg plaats met LTO en NFO (Nederlandse Fruitteeltorganisatie). Op basis van dit overleg zijn afspraken gemaakt over de toekenning van (agrarische) bouwvlakken.

In juni 2016 zijn tevens alle ondernemers van niet-agrarische bedrijven in het buitengebied op eenzelfde wijze geïnformeerd. Ook zij hebben de gelegenheid gekregen op het gemeentelijk voorstel te reageren.

Daarnaast spelen er in de planontwikkeling ook enkele concrete verzoeken een rol. Verzoeken die bij het gemeentebestuur zijn ingediend naar aanleiding van de oproep in de gemeentelijke publicatie. Alle verzoeken worden afzonderlijk beoordeeld en getoetst aan het geldende gemeentelijke beleid. Overigens is de concrete beoordeling van de verzoeken pas aan de orde op het moment dat het voorontwerp van het bestemmingsplan wordt opgesteld.

Overeenkomstig de gemeentelijke inspraakverordening, is het voorontwerpbestemmingsplan Buitengebied vrijgegeven voor inspraak. Gedurende deze periode kreeg iedereen de gelegenheid het voorontwerp op het gemeentehuis in te zien. Verder zijn er door de gemeente meerdere inloopbijeenkomsten in het plangebied georganiseerd.

De inspraakreacties zijn in een afzonderlijke 'Nota Inspraak en overleg inspraakreacties' samengevat en voorzien van een gemeentelijk antwoord.

Het voorontwerpbestemmingsplan is tevens aan instanties toegezonden in het kader van het overleg. Op grond van artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) dient de gemeente bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg te plegen met betrokken instanties, zoals het waterschap en diensten van Rijk en provincie, die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen die in het plan in het geding zijn. De instanties kregen de gelegenheid gebruik te maken om op het voorontwerp te reageren. In eerder genoemde 'Nota Inspraak en overleg' zijn ook deze overlegreacties samengevat en voorzien van een gemeentelijk antwoord.

In het kader van de vaststellingsprocedure is voorts het ontwerp van het bestemmingsplan Buitengebied gedurende zes weken voor eenieder ter inzage gelegd op het gemeentehuis en is het plan gepubliceerd op www.ruimtelijkeplannen.nl.

Eenieder kon schriftelijk of mondeling een zienswijze indienen. De beantwoording van de zienswijzen is opgenomen in de Nota van zienswijzen ontwerpbestemmingsplan Buitengebied, zoals opgenomen in Bijlage 5.

1.6 Planmer

Gelet op de verplichtingen van de Wet milieubeheer (Wm) is ook een PlanMER (Milieueffectrapport) opgesteld als onderbouwing van het bestemmingsplan. Dit heeft vooral te maken met de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt voor bestaande veehouderijen. Daarbij is niet uitgesloten dat drempelwaarden uit het Besluit m.e.r. worden overschreden.

In het PlanMER wordt vooral ingegaan op de milieueffecten van de ontwikkelingsmogelijkheden in het bestemmingsplan. Op basis van de voorgestelde keuzes in de hoofdlijnennotitie en het concept-ontwerpbestemmingsplan is het PlanMER uitgewerkt. Het PlanMER is opgenomen in Bijlage 4.

In de fase van het voorontwerp naar het ontwerp van het bestemmingsplan is er voldoende duidelijkheid over de feitelijke situatie en de concrete ontwikkelingsmogelijkheden (voornemens) in het plangebied. Op basis van deze gegevens zijn de effecten van de voornemens berekend en beschreven. De uitkomsten van deze effectenbeschrijving zijn aanleiding geweest om in het definitieve ontwerp van het bestemmingsplan regels op te nemen die er voor zorgen dat negatieve effecten niet aan de orde zijn. Dit betreft regels voor beperking van de effecten van uitbreiding van agrarische bedrijven in het plangebied. Zo zijn bijvoorbeeld regels opgenomen voor het voorkomen van verdroging van een leefgebied met natte dooradering, het voorkomen van uitstraling van verlichting van bedrijfsbebouwing naarbeplantingen in de omgeving, om negatieve effecten op vleermuizen te voorkomen en indien vergroting van het bouwvlak plaatsvindt ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - groene ontwikkelingszone', wordt aangetoond dat er geen significante aantasting plaatsvindt van de kernkwaliteiten van de groene ontwikkelingszone. Het ontwerp van het PlanMER tegelijkertijd met het ontwerp van het bestemmingsplan voor iedereen ter inzage gelegd. Het PlanMER is tevens opgenomen in de bijlagen bij deze toelichting. Naar aanleiding van de toetsingsadviezen van de Commissie voor de milieueffectrapportage is het MER aangepast. De wijzigingen zijn aangegeven in de bijlagen 8 en 9 van het PlanMER.

1.7 Duurzame Ontwikkeling

De gemeente stimuleert duurzaam bouwen als onderdeel van duurzame ontwikkeling. Duurzaam bouwen, verlaagt energielasten. Duurzame woningen zijn ook gezonder en comfortabeler dan gewone woningen.


De ambitie van de gemeente West Betuwe is om in 2050 energieneutraal te zijn. Energieneutraal houdt in dat we in 2050 binnen onze gemeentegrenzen net zoveel duurzame energie (zon, wind of biomassa) opwekken als we verbruiken.

In dit bestemmingsplan worden mogelijkheden geboden voor de ontwikkeling van kleinschalige voorzieningen voor duurzame energie. Voor meer grootschalige initiatieven is het doorlopen van een afzonderlijke planologische procedure meer passend.

Voor bepaalde voorzieningen is regelgeving in het bestemmingsplan niet nodig. Een voorbeeld hiervan is het plaatsen van zonnepanelen op bestaande daken. Maar deze mogelijkheden alleen volstaan niet. Om deze reden wil de gemeente ook andere kleinschalige mogelijkheden met behulp van een afwijkingsbevoegdheid van de regels onder voorwaarden toestaan. Het gaat om maatregelen als:

  • Kleinschalige mestvergisters met een maximale hoogte tot 10 m binnen agrarische bouwvlakken.
  • Het bieden van ruimte voor het plaatsen van kleinschalige mini-windturbines. Dit betreft mini-windturbines op gebouwen (maximaal 5 m). In het plan worden geen mini-windturbines toegestaan waarvoor een milieuvergunning noodzakelijk is. Voor dergelijke initiatieven is een afzonderlijke afweging noodzakelijk gelet op de ruimtelijke uitstraling van dit type windturbines op de omgeving.
  • Het plaatsen van zonnepanelen binnen bestaande bouwvlakken is toegestaan.
  • Bij agrarische bedrijven mogen kleinschalige zonneparken (maximaal 0,5 ha groot) worden aangelegd. Deze mogen onder voorwaarden ook buiten het bouwvlak liggen (mits direct aansluitend). Deze mogelijkheid zit in de gebiedsdelen met de hoofdbestemming 'Agrarisch'.

1.8 Verantwoording En Opbouw Bestemmingsplan

Het bestemmingsplan Buitengebied bestaat uit:

  1. 1. deze toelichting;
  2. 2. de regels;
  3. 3. een digitale verbeelding, die analoog uit een aantal kaartbladen bestaat.

Het plan is gebaseerd op een groot aantal onderzoeken. Wat betreft de verantwoording van de 'bestaande situatie' kan worden teruggevallen op de veldinventarisatiegegevens, alsmede de gemeentelijke bouw- en milieudossiers, de luchtfoto's en de Basisregistraties Adressen en Gebouwen (BAG), zoals de gemeente deze bekend waren ten tijde van het opstellen van het voorontwerp van het bestemmingsplan Buitengebied. De inventarisatie is in een separate digitale database verwerkt. Die heeft de grondslag gevormd voor de verbeelding.
De toelichting bestaat uit vier hoofdstukken. Na dit inleidende hoofdstuk wordt in hoofdstuk 2 een toelichting gegeven op de wijze van bestemmen. Hoofdstuk 3 gaat in detail in op de ruimtelijke keuzes die voor de bestemmingen zijn gemaakt. Ook wordt in dit hoofdstuk aangegeven hoe met nieuwe ontwikkelingen wordt omgegaan. De verantwoording en onderbouwing zijn per bestemmingsartikel beschreven. Hoofdstuk 4 bevat informatie over de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan. Aandacht is besteed aan handhaving en de uitvoerbaarheid van het plan.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Inleiding

Dit hoofdstuk bevat de algemene uitgangspunten en de voorwaarden voor de juridische planopzet van het bestemmingsplan Buitengebied 2022.

2.2 Planopzet

Bij het toekennen van bestemmingen aan functies in het plangebied is uitgegaan van de volgende uitgangspunten en overwegingen:

  • de regels zijn slechts voorgeschreven in verband met de bestemming en als dat uit oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig is;
  • de regels regelen niet meer dan, in verband met de bestemming, strikt noodzakelijk is;
  • gebodsregels zijn niet geoorloofd; dit heeft te maken met de toelatingsplanologie die het Nederlandse stelsel kenmerkt;
  • de bestemmingen zijn zodanig geprojecteerd, dat duidelijk is waar gebouwd kan worden en welk gebruik hierbij is toegestaan;
  • verbeelding, legenda en regels vormen in juridisch opzicht een eenheid en dienen als zodanig te worden gehanteerd;
  • het bestemmingsplan gaat vergezeld van een toelichting, welke een onderbouwing geeft aan het bestemmingsplan in zijn geheel; hierin zijn zowel de intenties van het plan als de uitleg van de regels opgenomen;
  • het bestemmingsplan is functiegericht. Dat wil zeggen dat de bestemmingen afgeleid zijn van de hoofdfuncties in het plangebied. In tegen-stelling tot het bestemmingplan uit 2006 is gekozen voor bestemmingen, zoals 'Agrarisch', 'Natuur' en 'Wonen'. Dit heeft vooral te maken met de plicht uit de Wro aan te sluiten bij de eisen IMRO2012 SVBP2012, digitaal gepubliceerd IMRO2012 STRI2012;
  • de flexibiliteitsbepalingen worden zoveel mogelijk ondergebracht in de bestemmingen. Wijzigingsregels, van toepassing op meerdere bestemmingen, worden opgenomen in een afzonderlijk artikel onder Hoofdstuk 3 van de regels;
  • planschade is zoveel mogelijk beperkt;
  • de regels moeten handhaafbaar zijn. In paragraaf 4.1 is de noodzaak van een goede handhaving beschreven;
  • er is voldoende draagvlak bij de partijen;
  • de ambities en de beschikbare middelen zijn met elkaar in evenwicht.

Het plan is vervat in:

  1. 1. een verbeelding van de kaart met bijbehorende legenda en verklaring, waarop de bestemming van de in het plan begrepen gronden is aangewezen;
  2. 2. een omschrijving van de bestemming, waarbij het toe te kennen doel of de bestemmingsomschrijving is aangegeven;
  3. 3. regels omtrent het gebruik van de in het plan begrepen grond en van de zich daarop bevindende opstallen.

Op de verbeelding van de kaart zijn de bestemmingen van de in het plan begrepen gronden aangewezen. Deze bestemmingen betreffen in algemene termen vervatte aanduidingen van de omschrijvingen waarvoor de gronden mogen worden gebruikt. Op de verbeelding van de kaart zijn tevens aanduidingen opgenomen met het oog op het aanwijzen van gebieden waarop een specifieke regeling in de regels van toepassing is. Deze aanduidingen krijgen in de regels een juridische betekenis.

2.3 Bestaande Situatie En Ontwikkelingsmogelijkheden

Bij het opstellen van het bestemmingsplan is als vertrekpunt gehanteerd dat de bestaande (legale) functies en bebouwing in het buitengebied (bestaande situatie) in beginsel worden gerespecteerd en een positieve bestemming krijgen (beheerslaag). Bij het toekennen van de bestemming is gekeken naar zowel de bestaande rechten als het huidige gebruik. Als het bestaande gebruik niet meer in overeenstemming is met de bestemde situatie is in sommige gevallen legalisatie mogelijk geacht.

Het plan is gebaseerd op een groot aantal onderzoeken. Voor wat betreft de verantwoording van de 'bestaande situatie' wordt teruggevallen op de inventarisatiegegevens, alsmede de gemeentelijke bouw- en milieudossiers, de luchtfoto's, de Basisregistraties Adressen en Gebouwen (BAG) en de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ-gegevens), zoals de gemeente deze bekend zijn ten tijde van de ter inzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan Buitengebied 2018.

Naast vastleggen van de bestaande situatie biedt het bestemmingsplan ruimte aan gangbare groei- en kleinschalige ontwikkelingsmogelijkheden die voortvloeien uit het huidige gebruik van de locaties. Het plan voorziet niet in (ingrijpende) nieuwe ontwikkelingen/functies.

Met het inventariseren en afwegen van alle belangen, afwijkingen uit de inventarisatie, beleid en verzoeken, wordt gestalte gegeven aan de (burger)participatie zoals voorgesteld in de Omgevingswet.

De Omgevingswetbetekent andere rollen, andere manieren van werken voor een gemeente, zoals dit onder andere tot uiting komt in de wijze waarop dit bestemmingsplan tot stand komt. Dit betekent dat juist voor het van kracht worden van deze wetgeving, het nieuwe bestemmingsplan Buitengebied in werking is getreden.

Recente postzegelbestemmingsplannen en wijzigingsplannen zijn één op één vertaald in voorliggend bestemmingsplan. In onderstaande tabellen zijn deze weergegeven:

Naam bestemmingsplan datum vaststelling
Weistraat te Tricht 11 oktober 2017
Windpark Deil 13 juli 2017
Windpark Avri 27 juni 2017
Oude Hoevenseweg 8 Tricht 30 mei 2017
Ambulancepost Boutensteinseweg Rumpt 28 april 2015
Bestemmingsplan Katijdeweg 5, Parkweg 92 22 april 2014
Geldermalsen woongebied 2011 25 september 2012
Tiendweg 13 Rhenoy 26 november 2013
Bestemmingsplan buitengebied Ecologische verbindingszone Nieuwe Graaf 26 november 2013
Bestemmingsplan Bijzondere Begraafplaatsen 29 mei 2012
Tiendweg 20 te Rhenoy 1 maart 2011
Bestemmingsplan Buitengebied, derde herziening excl. facet bestemming (regels/ archeologie) 15 februari 2011
Oude Waag 83/ Banweg 2 26 januari 2010
Herziening Provincialeweg West 17 7 april 2009
Lingedijk 6a Gellicum Voskuilen 19 december 2006
Rozenkwekerij Bulkstraat 51 Deil 27 september 2005
Het Klaverblad 30 januari 2001
Rijksstraatweg 80 Meteren Zussen 28 september 1999
Buitengebied 1984 6 juni 1905
Betuwestrand 1982 4 juni 1905
Betuwestrand 1981 3 juni 1095
Betuwestrand 1981, wijzigingsplan Kraalweg 42 3 juni 1905
Naam wijzigingsplan datum vaststelling
Dr. A. Kuyperweg ong. Beesd 6 november 2018
Busterweg 20 Beesd 28 april 2015
Middelweg 56a en 58 - locatie 56a 31 maart 2014
Middelweg 56a en 58 - locatie 58 31 maart 2014
Bisschopsgraaf 21 januari 2014
Roodseweg/ Hardekampweg 25 augustus 2011
Nieuwestraat 2 14 april 2011
Weistraat 6c 6 april 2011
Mark ong. 29 maart 2011
Nieuwendijk 4 1 februari 2011
Kruisweg 1 2 november 2010
Meerdijk 1a 8 juni 2010
Burensedijk 26, 28 en 30 20 april 2010
Weistraat Busterweg - locatie Busterweg 23 februari 2010
Weistraat Busterweg - locatie Weistraat 23 februari 2010
Bedrijfsloods Tielerweg 11 oktober 2009 (inwerkingtreding)

Hoofdstuk 3 Juridische Planopzet

3.1 Inleiding

Een bestemmingsplan is een planologische regeling die zowel de burger als de overheid rechtstreeks bindt. De regels en verbeelding dienen als één geheel te worden beschouwd en kunnen niet los van elkaar worden gezien.
De toelichting op de regels en verbeelding is niet juridisch bindend, maar biedt wel inzicht in de belangenafweging die tot de aanwijzing van bestemmingen heeft geleid en kan bovendien dienst doen bij de interpretatie van de keuzes voor dit bestemmingsplan. Om inzicht te geven in de juridische opzet, zijn hierna de systematiek en de opbouw van het bestemmingsplan toegelicht.
Eerst wordt ingegaan op de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen, vervolgens op de verbeelding. Daarna wordt aangegeven op welke wijze de regels in algemene zin zijn opgebouwd en de bestemmingsartikelen in het bijzonder. Tot slot wordt ingegaan op een aantal toetsingsaspecten.

3.2 Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (Svbp 2012)

In de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is de verplichting opgenomen om ruimtelijke plannen en besluiten te digitaliseren. Volgens het Besluit ruimtelijke ordening is het verplicht dat een nieuw bestemmingsplan in digitale vorm wordt vastgesteld. Voor het digitaliseren c.q. standaardiseren van bestemmingsplannen is de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP 2012) ontwikkeld.
Ook moet van het plan een analoge versie worden vastgesteld. Van een bestemmingsplan is er dus altijd een digitale en een analoge (papieren) (verschijnings)vorm. Deze zijn beide rechtsgeldig. Bij onduidelijkheid of een tegenstrijdigheid is de digitale weergave van doorslaggevende betekenis.

Onder vorige wetten werden bijna geen bepalingen gesteld over de opbouw en de verbeelding van het bestemmingsplan. Hierdoor zijn er in de praktijk zeer verschillende bestemmingsplannen ontstaan. Dit terwijl leesbaarheid, raadpleegbaarheid en helderheid voor de gebruiker van het bestemmingsplan van groot gewicht zijn. Daarnaast is de vergelijkbaarheid van ruimtelijke plannen van groot belang voor degenen die deze plannen in grotere samenhang wensen te bezien. SVBP 2012 maakt het mogelijk om bestemmingsplannen te maken die op vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op eenzelfde manier worden verbeeld. Zo zijn bijvoorbeeld de bestemmingen en begripsbepalingen in alfabetische volgorde opgenomen en vloeit de naam van een bestemming voort uit een standaardlijst, waaruit ingevolge de SVBP 2012 dient te worden gekozen. Kenmerk van de bestemmingen is dat het gehele plangebied ermee (vlaksgewijs) is bedekt. Een bestemmingsplan kan ook dubbelbestemmingen bevatten. Deze overlappen bestemmingen en geven eigen regels, waarbij sprake is van een rangorde tussen de bestemmingen en de dubbelbestemmingen. De dubbelbestemmingen hoeven het gehele plangebied niet te bedekken.

Aanduidingen (functieaanduiding of gebiedsaanduiding) worden gebruikt om bepaalde zaken binnen een bestemming of dubbelbestemming nader of specifieker te regelen. Het gaat hierbij om specificaties met betrekking tot het gebruik of de bouwmogelijkheden. De aanduidingen hebben daardoor juridische betekenis en komen ook altijd in de regels van het bestemmingsplan voor.

De SVBP 2012 voorziet overigens uitsluitend in een systematische wijze van bestemmen en er wordt uitdrukkelijk op gewezen dat de standaarden geen betrekking hebben op de inhoud van een bestemmingsplan. Wel kent de SVBP 2012 een aantal onderdelen die verplicht moeten worden overgenomen in een bestemmingsplan, zoals de wijze van meten.

3.3 Toelichting Op De Verbeelding

De verbeelding heeft een belangrijke rol bij het bepalen van de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden in het plangebied. Daartoe zijn op de verbeelding bestemmingsvlakken en aanduidingen opgenomen. Deze aanduidingen zijn in de vorm van een vlak weergegeven. In de regels wordt hiervoor de formulering “ter plaatse van de aanduiding ‘…’” gebruikt. Hiermee wordt dus het aanduidingsvlak bedoeld en niet de plek van het weergegeven symbool of de afkorting.

Op de papieren kaart zijn functieaanduidingen en bouwaanduidingen begrensd door een ‘haaientandlijn’ en worden maatvoeringsaanduidingen weergegeven door een onderbroken lijn. Bij onduidelijkheid of een tegenstrijdigheid is de digitale weergave van doorslaggevende betekenis. Anders gezegd, de papieren kaart heeft hierin geen betekenis meer.

Aan de ondergrondgegevens op de verbeelding, zoals ingetekende gebouwen, kunnen geen rechten worden ontleend. Daar staat tegenover dat het ontbreken van dergelijke ondergrondgegevens ook niet leidt tot een beperking van rechten. De ondergrondgegevens hebben dus uitsluitend een illustratief karakter.

3.4 Toelichting Op De Regels

3.4.1 Algemeen

De regels zijn standaard als volgt opgebouwd:

  • Hoofdstuk 1 bevat de begripsbepalingen en een bepaling over de wijze van meten; deze worden opsommingsgewijs in alfabetische volgorde weergegeven en dienen als referentiekader voor de overige regels.
  • Hoofdstuk 2 bevat de bestemmingen.
  • Hoofdstuk 3 bevat enkele algemene regels, zoals de antidubbeltelbepaling en algemene regels ten aanzien van gebruik, aanduidingen, afwijkingen en wijzigingen.
  • Hoofdstuk 4 bevat tenslotte het overgangsrecht en de slotregels met daarin de naam van het bestemmingsplan.

De bestemmingen vangen steeds aan met de bestemmingsbenaming. Daarna wordt in de bestemmingsomschrijving weergegeven voor welke doeleinden de betreffende gronden zijn bestemd. In het bestemmingsplan wordt zoveel mogelijk eenduidig omgegaan met de bebouwingsmogelijkheden en toegestane functies bij bestemmingen voor de overige functies in het plangebied.

In de bouwregels wordt aangegeven welke bouwwerken bij recht mogen worden opgericht en welke situerings- en maatvoeringseisen hiervoor gelden.

Om bepaalde ontwikkelingen te sturen, respectievelijk in de hand te houden, is bij sommige bestemmingen tevens gekozen voor het opnemen van afwijkings- en wijzigingsbepalingen. Na het doorlopen van een procedure, kan aan deze ‘flexibliteitsbepalingen’ medewerking worden verleend.

Om te voorkomen dat bestemmingen worden gefrustreerd, zijn diverse bestemmingen voorzien van een stelsel van omgevingsvergunningen voor werken en werkzaamheden. Hierin is geregeld dat een aantal werken en werkzaamheden verboden is, tenzij het bevoegd gezag hiervoor een omgevingsvergunning heeft afgegeven.

3.4.2 Inleidende regels

Het bestemmingsplan voorziet in enkele inleidende regels. In deze paragraaf volgt een korte toelichting op deze regels.

3.4.3 Bestemmingsregels

In voorliggend bestemmingsplan is een tweetal agrarische bestemmingen opgenomen: de bestemming 'Agrarisch' en de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden'. In deze paragraaf wordt een toelichting gegeven op de keuzes om een tweetal agrarische bestemmingen in het plan op te nemen. Vervolgens wordt meer in detail in gegaan op de overige regelingen voor de agrarische bestemmingen.

3.4.4 Algemene regels

In het hoofdstuk 'Algemene regels' zijn regels opgenomen die betrekking hebben op het gehele bestemmingsplan. Dit zijn onder andere de regels die verplicht zijn gesteld in het Besluit ruimtelijke ordening zoals de anti-dubbeltelbepaling. In het navolgende zijn de algemene regels beschreven die specifiek van toepassing zijn op het onderhavige bestemmingsplan.

3.4.5 Overgangs- en slotregels

Het plan kent tot slot een hoofdstuk met overgangs- en slotregels.

De overgangsregels regelen het overgangsrecht voor de bebouwing en het gebruik van de bebouwing in het plangebied. Deze worden opgenomen conform het Besluit ruimtelijke ordening.

De slotbepaling geeft aan onder welke benaming de regels kunnen worden aangehaald. Overigens wordt voor beide regelingen verwezen naar de betreffende regels.

Hoofdstuk 4 Uitvoerbaarheid

4.1 Handhaving

Bij het opstellen van een bestemmingsplan voor het buitengebied speelt handhaving een belangrijke rol. Een goed bestemmingsplan kenmerkt zich niet alleen door middel van een goede beheerslaag en ontwikkelingsmogelijkheden, maar ook door middel van heldere regels en concreet gemeentelijk handhavingsbeleid.

Handhaving van bestaande regels is ook van steeds groter belang. Hierbij wordt de praktijk van gedogen steeds vaker omgezet naar minder regels met een betere handhaving. Om deze reden is het noodzakelijk de bestaande situatie in het plangebied goed te inventariseren. Deze gegevens zijn, naast de geldende rechten op grond van geldende bestemmingsplannen een belangrijke onderlegger geweest voor het bestemmingsplan.

Het strikt handhaven van vergunningen, regels en procedures geeft duidelijkheid en maakt de samenleving veiliger. Het gedogen moet worden tegengegaan. Overbodige regels en onduidelijke regelgeving zijn daarom getracht zoveel mogelijk achterwege te laten.

4.2 Uitvoerbaarheid Ontwikkelingen

Het bestemmingsplan betreft in hoofdzaak een beherend bestemmingsplan voor het buitengebied. Door middel van flexibiliteitsbepalingen biedt het plan beperkte ontwikkelingsmogelijkheden voor met name de agrarische bedrijven. Van deze ontwikkelingsmogelijkheden kan gebruik worden gemaakt nadat daarvoor een planologische procedure (afwijkingsbevoegdheid of wijzigingsbevoegdheid) is doorlopen. De uitvoerbaarheid van deze zogenaamde flexibiliteitsbepalingen dient aangetoond te zijn voorafgaand aan de vaststelling van het bestemmingsplan. Het daarvoor uitgevoerde onderzoek wordt opgenomen in het planMER. Uit dit onderzoek zal blijken of de in het plan opgenomen ontwikkelingsmogelijkheden uitvoerbaar zijn.

4.3 Economische Uitvoerbaarheid

Voorliggend bestemmingsplan betreft hoofdzakelijk het planologisch vastleggen van de bestaande situatie. Voor de gemeente brengt de ontwikkeling van dit bestemmingsplan daarom alleen plankosten met zich mee. Deze kosten worden betaald uit de algemene middelen. Er zullen enkele bijzondere situaties zijn dat bedrijven via maatwerkregelingen meer uitbreidingsmogelijkheden krijgen dan andere bedrijven. In die gevallen zullen wel bijzondere legeskosten voor planbegeleiding in rekening worden gebracht.

Op grond van afdeling 6.4 van de Wet ruimtelijke ordening rust op de gemeente de verplichting tot het verhaal van kosten die tot de grondexploitatie behoren indien het bestemmingsplan een bouwplan in de zin van artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) mogelijk maakt. Nieuwbouw of uitbreiding van een woning of een hoofdgebouw zijn onder meer bouwplannen.

Het bestemmingsplan Buitengebied biedt slechts (beperkt) bouwmogelijkheden. Als voorbeeld hiervan kan genoemd worden het vergroten van agrarische bouwvlakken. Door het verruimen van deze bouwvlakken kunnen nieuwe hoofdgebouwen worden gerealiseerd. Gezien het voorgaande zijn ook hoofdgebouwen bouwplannen in de zin van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). In de Nota van toelichting bij het Bro wordt gesteld dat de eerste bouwaanvraag, die tot gevolg heeft dat het perceel in gebruik wordt genomen, wordt aangemerkt als de aanvraag voor een hoofdgebouw. Dat er in een later stadium op hetzelfde perceel nog een gebouw wordt gebouwd dat zal fungeren als hoofdgebouw, doet niet ter zake. De exploitatiebijdrage voor het kostenverhaal dient te worden verbonden aan de eerste bouwaanvraag, dus als het agrarisch bouwperceel in gebruik wordt genomen. Dit heeft tot gevolg dat voor bouwmogelijkheden die ontstaan doordat bouwvlakken worden vergroot, geen kostenverhaal nodig is. Er worden immers geen nieuwe bouwvlakken gerealiseerd. Deze gebouwen zijn niet aan te merken als hoofdgebouwen in de zin van artikel 6.2.1 Bro. In voorliggend bestemmingsplan worden in deze zin geen nieuwe bouwplannen mogelijk gemaakt. Hetzelfde is van toepassing voor de andere bestemmingen.

Overige ontwikkelingen die zich voordoen in het plangebied zullen uitsluitend onder de wijzigingsregels vallen. Uit het voorgaande blijkt dat bij de vaststelling van het bestemmingsplan nog niet hoeft vast te staan dat deze kosten worden verhaald. Bij de toepassing van de wijzigingsregels zal eerst worden bezien of er een kostenverhaalovereenkomst kan worden gesloten.

In het uiterste geval kan worden overwogen om bij wijzigingsbevoegdheden een exploitatieplan vast te stellen. Voor het bestemmingsplan Buitengebied is het niet nodig om een exploitatieplan op te stellen. De te verhalen kosten zijn anderszins verzekerd of de bouwmogelijkheden zijn niet aan te merken als een bouwplan in de zin van artikel 6.2.1 Bro.

4.4 Planschade

Bij het opstellen van het bestemmingsplan zijn de risico's op planschade voorafgaand ingeschat. Als een belanghebbende door het nieuwe bestemmingsplan schade lijdt of zal lijden, kan hij bij de gemeente 'planschade' claimen.

Het voorliggende bestemmingsplan is hoofdzakelijk een conserverend plan, waarin de bestaande rechten zoveel mogelijk zijn gerespecteerd. Daarnaast worden er vrijwel geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Er is dan ook geen planschade te verwachten als gevolg van dit bestemmingsplan.

Bij iedere nieuwe aanvraag voor het afwijken, wijzigen of herzien van het bestemmingsplan wordt bekeken of risico op planschade bestaat. Indien dit het geval kan zijn, zal met de belanghebbende aanvrager een overeenkomst worden gesloten zoals bedoeld in artikel 6.4a van de Wro. Daarmee kan worden voorkomen dat de gemeenschap voor de planschadekosten moet opdraaien die worden gemaakt in het belang van de aanvrager.

4.5 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

4.5.1 Overleg en inspraak

Het voorontwerpbestemmingsplan Buitengebied heeft met ingang van 16 februari 2018 voor een periode van zes weken voor inspraak ter inzage gelegen. Tijdens de periode dat de planstukken ter inzage lagen zijn ook twee informatiebijeenkomsten gehouden. De inloop vond plaats 6 maart 2018 (Rhenoy) en 8 maart 2018 (Geldermalsen).

Op grond van artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) heeft de gemeente bij de voorbereiding van het bestemmingsplan overleg gepleegd met diverse instanties. Deze instanties zijn daarvoor geïnformeerd over het feit dat het voorontwerpplan ter inzage is gegaan. Diverse instanties waaronder onder meer waterschap Rivierenland en de provincie hebben inhoudelijk gereageerd.

In de bijlage 'nota van inspraak en vooroverleg bestemmingsplan Buitengebied 2018' wordt verslag gedaan van de inspraak- en vooroverlegreacties.

4.5.2 Zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan 'Buitengebied 2018' heeft vanaf 21 december 2018 voor een periode van zes weken voor een ieder ter inzage gelegen. In de bijlage Nota van zienswijzen wordt verslag gedaan van de zienswijzen. Ook worden de ambtshalve aanpassingen aan het ontwerp beschreven.

Bijlage 1 Overzicht Recreatielandjes

Kadastraal nummer Gebouwen Bijzonderheden
Beesd L 11 34 m², nokhoogte 2,82 m
Beesd L 12 75 m², nokhoogte 2,65 m
Beesd L 71 6 m², nokhoogte 2,4 m
Beesd L 83 4 m², nokhoogte 2,2 m
Beesd F 1731 10 m², hoogte 2,4 m
Beesd L 860 5 m², hoogte 3,0 m
Beesd L 836 14 m², hoogte 2,8 m
Beesd L 636 12 m², hoogte 2,3 m
Beesd E 2387 8 m², hoogte 2,0 m
Beesd E 2790 10 m², hoogte 2,3 m
Beesd E 2791 5 m², hoogte 2,0 m
Beesd E 2384 5 m², hoogte 1,9 m
Beesd E 2381 5 m², hoogte 2,2 m
Beesd E 2141 2 m², hoogte 2,1 m
Beesd E 2215 4 m², hoogte 2,1 m
Beesd E 2120 2 m², hoogte 2,4 m
Beesd E 2130 13 m2, hoogte 3,2 m
Beesd E 2197 10 m2, hoogte 3 m
Beesd E 2198 7 m², hoogte 3 m
Beesd E 2199 13,5 m², hoogte 3 m
Beesd E 2200 3 m², hoogte 2,4 m
Beesd E 2218 7 m², hoogte 2 m
Beesd E 2217 10 m², hoogte 2,6 m
Beesd E 2128 7 m², hoogte 2,3 m
Beesd E 2129 15 m², hoogte 2,4m
Beesd E 2131 14 m², hoogte 2,7 m
Deil P132 11 m², hoogte 2.32 m
Deil P 104 12 m², hoogte 2,4 m Tevens stacaravan 21 m² hoogte 3,2 m
Deil N 624 10 m², hoogte 3 m Tevens stacaravan 24 m² hoogte 2,9 m
Deil N 636 4 m², hoogte 2.2 m
Deil N 456 31 m2, hoogte 3 m
Deil N 471 23 m², hoogte 2,6 m
Deil N 490 Tevens woonark van 50 m2 hoogte 2,6 m
Deil O 1 10 m², hoogte 2,75 m
Deil O 3 3 m ², hoogte 2,3 m
Deil O 4 9 m2, hoogte 2,5 m Tevens stacaravan 19 m² hoogte 2,8 m
Deil O 85 4 m², hoogte 1,9 m
Deil O 353 7 m², hoogte 2,4 m
Deil N 99 12 m², hoogte 2,4 m
Deil N 114 nvt Theetuin bij Boutensteinse Sluis
Deil M 64 10 m², hoogte 2,4 m
Deil M 65 7 m², hoogte 2,1 m
Deil M 491 nvt Tevens toercaravan 8 m², hoogte 2,6 m
Deil M 326 2 m², hoogte 1,9 m
Deil K 30 56 m², hoogte 2,6 m

Bijlage 2 Lijst Met Toegestane Bedrijfsactiviteiten

Adres Aard bedrijfsactiviteiten Sb-abg of
Sb-nabg
Milieucategorie Toegestane oppervlakte aan bedrijfsgebouwen
A. Kuyperweg 73 Tuincentrum, Hoveniersbedrijf Sb-nabg 2 2.217 m²
Aalskamperweg 2 Hoveniersbedrijf Sb-nabg 2 2.085 m2
Acquoyseweg 1 Glasblazerij Sb-nabg 3.1 350 m²
Bommelweg 8 Aanneming- en verhuur (grond-, weg- en waterbouw) Sb-nabg 2 350 m²
Boonakkerweg 3 Dierenartsenpraktijk (ook grootvee) Sb-abg 1 630 m²
Boonakkerweg 10 Dierenpension en –asiel Sb-abg 3.2 870 m²
Busterweg 20 Hoveniersbedrijf Sb-abg 3.1 945 m²
Ganzepanweg 1 Loonwerk- grondverzetbedrijf Sb-abg 3.1 1.335 m²
Groeneweg 25 Hoveniersbedrijf Sb-abg 2 420 m²
Groeneweg 43 Grondverzet, loonbedrijf Sb-abg 2 450 m²
Groeneweg 55 Consultancy en Management diensten Sb-nabg 1 320 m²
Haagse Uitweg 1 Meubelshowroom met kantoor Sb-nabg 2 310 m2
Haagse Uitweg 5 Loon- en grondverzetbedrijf Sb-abg 3.1 1.700 m²
Hooiweg 5 Manege Sb-abg 3.1 4.320 m²
Huigenstraat 47 Manege Sb-abg 3.1 2.302 m²
Huigenstraat 49 Kattenpension Sb-abg 3.1 1.084 m2
Katijdeweg 8 Hoveniersbedrijf Sb-abg 3.1 1.410 m2
Katijdeweg 20 Groenvoorziening, aanneming Sb-nabg 3.1 2820 m² en ter plaatse van de aanduiding'specifieke bouwaanduiding - kapschuur' is een bedrijfsgebouw toegetsaan met een oppervlakte van maximaal 2860 m2.
Klaverweg 8 Opslag- en transportbedrijf voor de stalling van vrachtwagens Sb-nabg 3.1 1.000 m²
Klaverweg 9 Transportbedrijf Sb-nabg 3.1 385 m²
Klaverweg 11 Garagebedrijf Sb-nabg 2 285 m²
Kooiweg oost 59 Dierenpension Sb-abg 3.2 200 m²
Kooiweg-west 91 Groothandel in cadeau-artikelen Sb-nabg 2 400 m²
Lageveldweg 5 Loon- en grondverzetbedrijf Sb-abg 3.1 1.515 m²
Lageveldweg 9 hoveniersbedrijf/loon-grondverzetbedrijf Sb-abg 3.1 950 m²
Lingedijk 2b, Buurmalsen Bouwbedrijf Sb-nabg 3.1 580 m²
Lingedijk 6a, Gellicum agrarisch loonbedrijf Sb-abg 3.1 2.850 m2
Middelweg, naast nr. 45 Tuincentrum/hoveniersbedrijf Sb-nabg 2 435 m²
Molendijk 10/12 Molen De Vrijheid met een ondergeschikte streekproductenwinkel, alsmede een op- en overslagbedrijf van producten waarbij deze tevens worden ingepakt Sb-nabg 2 490 m²
Nieuwesteeg 2 Loon- en verhuurbedrijf Sb–abg 3.1 5.110 m²
Notendijk 1 Zorgimkerij Sb-nabg 1 465 m²
Oude Waag 21c Kaasmakerij en emballage van fruitproducten en opslag Sb-nabg 3.2 1.320 m2
Parkweg 92/92a garagebedrijf (met autoshowroom) en zelfstandige kantoren Sb-nabg 2 1.205 m²

(= 65 % bouwvlak)
Polderdijk 2 Fruithandelsbedrijf/export Sb-nabg 3.1 13.180 m²
Polsteeg 3 Loonwerk- grondverzetbedrijf Sb-abg 3.1 3.450 m²
Prinses Julianaweg 26 Loon- en grondverzetbedrijf Sb-abg 3.1 2.620 m²
Provincialeweg Oost 1a Garagebedrijf Sb-nabg 2 1.115 m²
Provincialeweg Oost 5 Loonwerkersbedrijf Sb-abg 3.1 590 m²
Provincialeweg West 3 Hydrauliekservice Sb-nabg 3.2 730 m²
Rhenoyseweg 48 Fietsenhandel Sb-nabg 1 580 m²
Ridderslag 17 Loonwerkbedrijf Sb-abg 3.1 3.000 m²
Roodseweg 11 Groenvoorzieningenbedrijf Sb-nabg 3.1 1.700 m²
St. Janssteeg 2 Bouwbedrijf Sb-nabg 2 640 m²
Steenoven 2 Onderhoud, ontwerp en installatie van leidingen Sb-nabg 3.2 14.015 m²
't Oosteneind 1b Dierenkliniek Sb-nabg 1 195 m²
Tiendweg 2 Boomverzorgingsbedrijf, boomrooijerij met houthandel en houtverwerking
Hoveniersbedrijf (agrarisch) loonwerk en werkzaamheden in natuur en landschap
Sb-abg 3.2 950 m2
Tiendweg 3 Handel in champignons (incl. koelen, sorteren, verpakken) Sb-nabg 3.1 1.800 m2
Weth. van Bremenweg 20 Metaalrecyclingsbedrijf Sb-nabg 4.2 1.210 m²

Sbi-code: gebaseerd op Standaard Bedrijfsindeling 2008-versie 2018 (CBS)

Milieucategorie: gebaseerd op uitgave Bedrijven en Milieuzonering 2009 (VNG)

Bijlage 3 Staat Van Bedrijfsactiviteiten

Bijlage 3 Staat van bedrijfsactiviteiten

Bijlage 4 Lijst Vergunning Wet Natuurbescherming

Bijlage 4 Lijst vergunning Wet natuurbescherming

Bijlage 5 Lijst Met Toegestane Nevenactiviteiten Bij Agrarische Bedrijven

Bijlage 5 Lijst met toegestane nevenactiviteiten bij agrarische bedrijven

Bijlage 6 Grondwaterbescherming Met Oog Op Waterwinning

Bijlage 6 Grondwaterbescherming met oog op waterwinning

Bijlage 7 Natuurversterkingsplan Gnn

Bijlage 7 Natuurversterkingsplan GNN

Bijlage 8 Universele Waarden Hollandsche Waterlinie

Bijlage 8 Universele waarden Hollandsche Waterlinie

Bijlage 9 Kernkwaliteiten Nieuwe Hollandsche Waterlinie Inundatiekom Tielerwaard

Bijlage 9 Kernkwaliteiten Nieuwe Hollandsche Waterlinie inundatiekom Tielerwaard

Bijlage 10 Kernkwaliteiten Nieuwe Hollandsche Waterlinie Inundatiekom Culemborgerwaard

Bijlage 10 Kernkwaliteiten Nieuwe Hollandsche Waterlinie inundatiekom Culemborgerwaard

Bijlage 11 Landschappelijk Inpassingsplan Rijksstraatweg 61c, Buurmalsen

Bijlage 11 Landschappelijk inpassingsplan Rijksstraatweg 61c, Buurmalsen

Bijlage 1 Hoofdlijnennotitie

Bijlage 1 Hoofdlijnennotitie

Bijlage 2 Oplegnotitie Hoofdlijnennotitie

Bijlage 2 Oplegnotitie Hoofdlijnennotitie

Bijlage 3 Nota Vooroverleg En Inspraak

Bijlage 3 Nota vooroverleg en inspraak

Bijlage 4 Planmer

Bijlage 4 PlanMER

Bijlage 5 Nota Van Zienswijzen

Bijlage 5 Nota van zienswijzen