KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Maatschappelijk - 2
Artikel 4 Wonen - Dorpsbebouwing Beeldbepalend 1
Artikel 5 Waarde - Archeologie 2
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 6 Anti-dubbeltelregel
Artikel 7 Algemene Gebruiksregels
Artikel 8 Algemene Afwijkingsregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 9 Overgangsrecht
Artikel 10 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding En Doelstelling
1.2 Plangebied
1.3 Aanpak
1.4 Vigerend Bestemmingsplan
1.5 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Plangebied En Planvoornemen
2.1 Ruimtelijke Structuur
2.2 Huidige Situatie Plangebied
2.3 Planvoornemen
2.4 Afwijking Vigerend Bestemmingsplan
Hoofdstuk 3 Beleidskaders
3.1 Nationaal Beleid
3.2 Provinciaal Beleid
3.3 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 4 Milieu- En Omgevingsaspecten
4.1 Milieuzonering
4.2 Bodem
4.3 Geluid
4.4 Luchtkwaliteit
4.5 Milieubescherming, Veiligheid En Overige Zones
4.6 Externe Veiligheid
4.7 Natuur
4.8 Archeologie En Cultuurhistorie
4.9 Verkeer En Parkeren
4.10 Water
Hoofdstuk 5 Juridische Regeling
5.1 Verbeelding
5.2 Planregels
Hoofdstuk 6 Economische En Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
6.1 Economische Uitvoerbaarheid
6.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Bijlage 1 Notitie Beoordeling Stikstof

Klepel 4 en 6 te Geldermalsen

Bestemmingsplan - Gemeente West Betuwe

Vastgesteld op 26-11-2019 - geheel onherroepelijk in werking

Bestanden

Bijlage Bij Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan Klepel 4 en 6 Geldermalsen van de gemeente West Betuwe;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de daarbij behorende regels;

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 aan huis gebonden beroep:

een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend;

1.6 aan huis verbonden bedrijf:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, in tegenstelling tot een aan huis gebonden beroep, gericht op consumentenverzorging geheel of overwegend door middel van handwerk, waarvan de omvang zodanig is, dat de activiteit in een woning en de daarbij behorende bijgebouwen met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend;

1.7 afhankelijke woonruimte:

een (gedeelte van een) bijgebouw dat dient voor de huisvesting van een gedeelte van een huishouden uit een oogpunt van mantelzorg;

1.8 Algemene wet bestuursrecht:

Wet van 14 juni 1992 (Stb. 315) houdende algemene regels van bestuursrecht zoals deze luidt ten tijde van de terinzagelegging van dit plan;

1.9 archeologische waarden:

de aan een gebied toegekende archeologische waarde, archeologische monumenten en/of archeologische verwachting in verband met de kennis en wetenschap van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten uit het verleden;

1.10 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.11 bebouwingspercentage:

het gedeelte van de oppervlakte van een bouwperceel voor zover gelegen binnen het bouwvlak, dat met bouwwerken mag worden bebouwd, uitgedrukt in procenten, met dien verstande dat bij de berekening van het bebouwingspercentage bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waarvan de bebouwde oppervlakte niet meer bedraagt dan 1 m2, buiten beschouwing blijven;

1.12 bed and breakfast/kamerverhuur voor verblijfsrecreatieve doeleinden:

verhuur van kamers in een gebouw ten behoeve van verblijfsrecreatie, waarbij het gebouw in overwegende mate zijn hoofdfunctie behoudt;

1.13 bedrijfswoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;

1.14 bestaand(e);

  • bij gebruik: aanwezig op het moment van het van kracht worden van het plan;
  • bij bouwwerken: aanwezig op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan. Als bestaand bouwwerk wordt ook aangemerkt een bouwwerk dat na dat tijdstip is of mag worden gebouwd krachtens een bouwvergunning of omgevingsvergunning, waarbij de bouwaanvraag voor dat tijdstip is ingediend. Onder bestaande bouwwerken worden niet verstaan bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan;

1.15 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.16 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.17 bevoegd gezag:

bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning;

1.18 bouwen:

plaatsen, geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, veranderen of vergroten van een bouwwerk;

1.19 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.20 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.21 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel;

1.22 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.23 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.24 bijgebouw:

een al dan niet vrijstaand gebouw, niet zijnde een hoofdgebouw, met dien verstande dat in dit plan in ieder geval als bijgebouwen worden aangemerkt de gebouwen welke als zodanig op de plankaart zijn aangeduid;

1.25 dakhelling:

de hoek van de druiplijn, de bovenkant van de goot, het boeiboord of daarmee gelijk te stellen constructiedeel met het hellend dakvlak;

1.26 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.27 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.28 gevel:

bouwkundige constructie die een ruimte in een woning of gebouw scheidt van de buitenlucht, daaronder begrepen het dak;

1.29 hoofdgebouw:

een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn functie, constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming, als het belangrijkste gebouw valt aan te merken;

in dit plan worden in ieder geval als hoofdgebouw aangemerkt de als zodanig op de plankaart aangegeven gebouwen, met dien verstande dat voor zover de op de kaart aangegeven bebouwing zich uitstrekt over meerdere bouwpercelen, per bouwperceel een hoofdgebouw dient te worden onderscheiden;

1.30 kamerverhuurbedrijf:

het geheel van onzelfstandige woonruimten die bedrijfsmatig wordt verhuurd aan derden. Hiervan is sprake als een substantieel inkomen wordt verworven met de bedrijfsmatige activiteit en minimaal 60% van de oppervlakte van het hoofdgebouw(en) wordt benut ten behoeve van kamerverhuur;

1.31 kap:

een dak of een gedeelte daarvan, dat bestaat uit hellende dakvlakken;

1.32 mantelzorg:

het bieden van zorg aan een ieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband;

1.33 niet-woonfunctie:

een op de verbeelding aangeduide en/of een in de regels aangeduide functie van een bouwperceel, primair gericht op gebruik van de gronden en/of opstallen voor andere doeleinden dan woondoeleinden;

1.34 nieuw:

eerst aanwezig na de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan;

1.35 omgevingsvergunning:

vergunning voor activiteiten als genoemd in artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

1.36 ondergeschikte bouwdelen:

plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, standleidingen voor hemelwater, wanden van ventilatiekanalen en schoorstenen, gevel of kroonlijsten, overstekende daken, liftschachten, goten, luifels, balkons, trappen, bordessen, funderingen, kelderingangen, koekoeken en hijsinrichtingen, zomede erkers en aan- of uitgebouwde entrees;

1.37 ondergronds:

onder het aan het bouwwerk aansluitende afgewerkte terrein;

1.38 peil:

Voor gebouwen:

  1. a. in niet geaccidenteerd terrein: de kruin van de weg waarlangs het gebouw wordt ontsloten;
  2. b. in geaccidenteerd terrein geldt het volgende:
  1. 1. voorzover de voorgevel van het gebouw is gelegen binnen een afstand van 3 m uit de grens van het openbaar gebied, geldt het volgende:
  • voor het deel van het gebouw dat is gesitueerd binnen een afstand van 13 m vanaf de grens met het openbaar gebied: de kruin van de weg waarlangs het gebouw wordt ontsloten;
  • voor het deel van het gebouw dat is gesitueerd op een afstand groter dan 13 m vanaf de grens met het openbaar gebied: het hoogste punt van het aan het gebouw aansluitende bestaande afgewerkte terrein;

Voor andere bouwwerken:

  1. c. de gemiddelde hoogte van het aansluitende terrein;

1.39 theetuin/terras:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten in de vorm van het openstellen van en/of rondleiden door privé-siertuinen bij woningen gedurende het seizoen van 1 april tot 1 oktober met als nevenactiviteit het verstrekken van niet alcoholische dranken en de daarbij behorende versnaperingen op een tuinterras, veranda e.d.;

1.40 voorgevel:

een gevel van een gebouw die naar de openbare ruimte is gericht;

1.41 Wet geluidhinder:

Wet van 16 februari 1979 (Stb. 99), houdende regels inzake het voorkomen of beperken van geluidhinder zoals deze luidt ten tijde van de terinzagelegging van dit plan;

1.42 Wet ruimtelijke ordening:

Wet van 20 oktober 2006, (Stb. 2006, nr. 566), houdende nieuwe regels omtrent de ruimtelijke ordening, zoals deze luidde op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan;

1.43 woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijke huishouding;

Artikel 2 Wijze Van Meten

2.1 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.2 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.3 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.4 de bouwhoogte/ hoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Maatschappelijk - 2

3.1 Bestemmingsomschrijving

3.2 Bouwregels

3.3 Afwijken van de bouwregels

Artikel 4 Wonen - Dorpsbebouwing Beeldbepalend 1

4.1 Bestemmingsomschrijving

4.2 Bouwregels

4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan:

  1. a. de situering van bijgebouwen;
  2. b. de situering van hoofdgebouwen, voor zover het betreft gedeelten van hoofdgebouwen, die niet als zodanig op de plankaart zijn aangegeven;
  3. c. de vorm van de kap van hoofd- en bijgebouwen;
  4. d. de afmetingen van de gebouwen;

één en ander ten behoeve van de bescherming van een karakteristiek bebouwingsbeeld, het woon- en leefmilieu en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

4.4 Afwijken van de bouwregels

4.5 Afwijken van de gebruiksregels

4.6 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 5 Waarde - Archeologie 2

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van archeologische waarden.

5.2 Bouwregels

5.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering van bouwwerken, de inrichting en het gebruik van gronden, indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn.

De nadere eisen zijn erop gericht dat de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) worden behouden.

5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

5.5 Wijzigingsbevoegdheid

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 6 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 7 Algemene Gebruiksregels

7.1 Strijdig gebruik

Onder het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval begrepen het gebruiken of laten gebruiken:

  1. a. van vrijstaande bijgebouwen voor het zelfstandig bewonen;
  2. b. van aan-, uit- of bijgebouwen als afhankelijke woonruimte;
  3. c. van de gronden voor seksinrichtingen.

7.2 Afwijken bij omgevingsvergunning

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 7.1 onder a voor het toestaan van bijgebouwen bij woningen, als bedoeld in 'Wonen - Dorpsbebouwing beeldbepalend 1' als afhankelijke woonruimte, mits:

  1. a. een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg;
  2. b. maximaal één afhankelijke woonruimte per bouwperceel is toegestaan;
  3. c. de oppervlakte per afhankelijke woonruimte maximaal 100 m2 bedraagt;
  4. d. het betreffende bijgebouw is gesitueerd op een afstand van maximaal 20 m2 uit de betreffende woning;
  5. e. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en bedrijven.

Artikel 8 Algemene Afwijkingsregels

8.1 Omgevingsvergunning maatvoering

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van de voorgeschreven minimum en maximum maten met niet meer dan 10%, voor zover daarvoor in deze regels geen bijzondere bevoegdheden om af te wijken middels omgevingsvergunning zijn opgenomen.

8.2 Omgevingsvergunning bouwvlak

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning in geringe mate afwijken van de plaats en richting van de grenzen van bouwvlakken indien dit noodzakelijk is in verband met afwijkingen of onnauwkeurigheden ten opzichte van de feitelijke situaties, mits daardoor geen belangen van derden onevenredig worden geschaad.

8.3 Omgevingsvergunning kleine gebouwen

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van de regels van dit plan ten behoeve van het bouwen van kleine, niet voor bewoning bestemde gebouwen en andere bouwwerken ten openbare nutte, het openbaar vervoer of het wegverkeer, zoals gemaalgebouwtjes, transformatorhuisjes, reduceerstations, c.a.i.-kastjes, abri's e.d., met dien verstande dat:

  1. a. de bebouwde oppervlakte niet meer mag bedragen dan 25 m2;
  2. b. de goothoogte van deze gebouwen niet meer mag bedragen dan 3 m;
  3. c. de bouwhoogte van deze gebouwen niet meer mag bedragen dan 6 m.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 9 Overgangsrecht

9.1 Overgangsrecht bouwwerken

9.2 Overgangsrecht gebruik

Artikel 10 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Klepel 4-6 Geldermalsen.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding En Doelstelling

Aanleiding voor het opstellen van voorliggend bestemmingsplan is het voornemen van de Nederlands Hervormde Gemeente Geldermalsen om de kerkgebouwen 'Oostkerk' en 'D'n Dries' af te splitsen van de pastorie.

De Oostkerk en bijbehorend verenigingsgebouw D'n Dries zijn buiten gebruik geraakt. Voor deze gebouwen wordt momenteel een nieuwe maatschappelijke functie gezocht. Aangezien de Oostkerk buiten gebruik is geraakt, wordt de pastorie niet meer als zodanig gebruikt. De pastorie is momenteel bestemd als bedrijfswoning bij de maatschappelijke bestemming en is daarom in de huidige situatie niet te bewonen zonder dat de bewoner een functionele binding heeft met de maatschappelijke functie op het naastgelegen perceel.

Om bewoning van de (voormalige) pastorie mogelijk te maken, zonder dat daarbij een functionele binding noodzakelijk is met de naastgelegen maatschappelijke functie, wordt het bestemmingsplan herzien. Met het voorliggende bestemmingsplan krijgt de pastorie een woonbestemming. De voormalige kerkgebouwen behouden de maatschappelijke bestemming conform het vigerend bestemmingsplan, zodat een nieuwe maatschappelijke invulling kan worden gegeven.

1.2 Plangebied

Het plangebied is gelegen in het noordoosten van de kern van Geldermalsen. Het plangebied is kadastraal bekend als gemeente Geldermalsen, sectie A, nummers 3059, 4357 en 4358.

afbeelding "i_NL.IMRO.1960.GDMKlepel4en6-VSG1_0001.png"

Globale ligging van het plangebied

1.3 Aanpak

De voorgenomen locatiesplitsing wordt mogelijk gemaakt met een bestemmingsplanherziening. Het postzegelbestemmingsplan volgt de bestemmingssystematiek van de gemeente West-Betuwe door aan te sluiten bij het vigerend bestemmingsplan 'Geldermalsen woongebied 2011'. Deze toelichting vormt de onderbouwing van het voornemen.

1.4 Vigerend Bestemmingsplan

De planologische situatie van het plangebied is vastgelegd in het vigerend bestemmingsplan 'Geldermalsen woongebied 2011' (onherroepelijk, 18 december 2013).

In dit bestemmingsplan is de locatie bestemd als 'Maatschappelijk - 2'. De gronden binnen dit bestemmingsvlak zijn bestemd voor niet-woonfuncties, gericht op het gebruik van gronden en opstallen voor religieuze, educatieve, sportieve, sociale dan wel culturele doeleinden, gezondheidszorg, alsmede voor openbaar bestuur en openbare dienstverlening.

Voor de locatie is een bouwvlak opgenomen met een maximaal bebouwingspercentage van 50%. Ter plekke van de pastorie is de specifieke bouwaanduiding 'hoofdgebouw' opgenomen. Ter plaatse van deze aanduiding is een bedrijfswoning toegestaan.

afbeelding "i_NL.IMRO.1960.GDMKlepel4en6-VSG1_0002.png"

Uitsnede vigerend bestemmingsplan 'Geldermalsen woongebied 2011' met ligging planlocatie

1.5 Leeswijzer

Na dit inleidende hoofdstuk is in Hoofdstuk 2 het plangebied en het planvoornemen beschreven. In Hoofdstuk 3 is het voornemen getoetst aan de nationale, provinciale en gemeentelijke beleidskaders. Vervolgens is het plan in Hoofdstuk 4 getoetst aan de relevante milieu- en omgevingsaspecten. In Hoofdstuk 5 en Hoofdstuk 6 worden respectievelijk de juridische regeling en de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid behandeld.

Hoofdstuk 2 Plangebied En Planvoornemen

2.1 Ruimtelijke Structuur

De ruimtelijke structuur van het plangebied en de directe omgeving bestaat voornamelijk uit een gemengde omgeving van (semi-) vrijstaande woningen, afgewisseld met agrarische gronden, kleine bedrijfs- of maatschappelijke functies. Daarnaast zijn enkele bed & breakfasts aanwezig in de direct omgeving.

De vormgeving van de woningen in de directe omgeving van het plangebied is zeer divers. De woningen zijn veelal op grote percelen gelegen met karaktervolle tuinen. Dit resulteert in een groen, vriendelijk en ruim opgezet karakter van de wijk en het plangebied. Tevens is de wijk dicht tegen het buitengebied aan gelegen. Tussen de woonpercelen zijn agrarische gronden gelegen. Dit zijn veelal weilanden.

2.2 Huidige Situatie Plangebied

Het plangebied bestaat uit de huidige Oostkerk met bijbehorend verenigingsgebouw, pastorie en omliggende gronden. Het plangebied bestaat uit drie kadastrale percelen, kadastraal bekend als Geldermalsen, A3059 (440 m²), A4357 (861 m²) en A4358 (1.359 m²). De Oostkerk en het verenigingsgebouw staan op de percelen A3059 en A4358. De pastorie ligt op het perceel A4357.

Concreet bestaat het plangebied uit:

  • De Oostkerk, met een grondvlak van circa 260 m²;
  • Het verenigingsgebouw D'n Dries met een grondvlak van circa 200 m²;
  • De pastorie met een grondvlak van circa 120 m² en bijbehorend bijgebouw van circa 55 m².

afbeelding "i_NL.IMRO.1960.GDMKlepel4en6-VSG1_0003.png"

Luchtfoto plangebied

De pastorie is voorzien van een tuin die rondom de woning met bijgebouw is aangelegd. Voorts is het kerkgebouw en het gemeenschapshuis met een inrit aan de openbare weg Klepel ontsloten. Ook de pastorie heeft een eigen inrit.

afbeelding "i_NL.IMRO.1960.GDMKlepel4en6-VSG1_0004.png"

Oostkerk; Protestantse Kerk in Geldermalsen

2.3 Planvoornemen

De Hervormde Gemeente Geldermalsen is voornemens de pastorie af te scheiden van het huidige kerkgebouw en verenigingsgebouw.

De pastorie krijgt een woonbestemming zodat deze ook bewoonbaar is zonder functionele koppeling met de naastgelegen kerk- en verigingsgebouwen. De woning is momenteel al separaat ontsloten op de openbare weg.

Het kerkgebouw en het gemeenschapshuis behouden de huidige maatschappelijke bestemming. De Hervormde Gemeente is voornemens de gebouwen aan een derde partij te verkopen. Het gebruik na verkoop zal desalniettemin passend moeten zijn bij de reeds vigerende maatschappelijke bestemming en de gebruiksregels die hieraan gekoppeld zijn.

Onsluiting geschiedt ook in de toekomstige situatie via de reeds bestaande inrit. Parkeergelegenheden voor bezoekers zijn ruimschoots voorhanden op de tegenover het plangebied gelegen openbare parkeergelegenheden en zijn ook in de toekomst benutbaar voor bezoekers.

2.4 Afwijking Vigerend Bestemmingsplan

Zowel in de huidige als nieuwe situatie is sprake van een maatschappelijke bestemming voor de Oostkerk en het verenigingsgebouw D'n Dries. Het gebruik van deze gebouwen en gronden is binnen het vigerend bestemmingsplan rechtstreeks mogelijk als het gaat om niet-woonfuncties, die kunnen worden geschaard onder religieuze, educatieve, sportieve, sociale dan wel culturele doeleinden, gezondheidszorg, alsmede openbaar bestuur en openbare dienstverlening.

De pastorie is in de huidige situatie bestemd als bedrijfswoning bij de maatschappelijke bestemming en kan dus niet worden bewoond zonder dat de bewoner daarbij een functionele binding heeft met de maatschappelijke functie. Om burgerbewoning van de woning Klepel 4 toch mogelijk te maken, is een bestemmingsplanherziening noodzakelijk. Hiertoe is het voorliggend bestemmingsplan opgesteld.

Hoofdstuk 3 Beleidskaders

3.1 Nationaal Beleid

Vanwege de aard, omvang en situering van het voornemen kan worden gesteld dat het plan geen nationaal belang raakt. Een nadere toetsing aan de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte, het Barro en de ladder voor duuzame verstedelijking kan achterwege blijven.

3.2 Provinciaal Beleid

Vanwege de aard, omvang en situering van het voornemen kan worden gesteld dat het plan geen provinciaal belang raakt. Een nadere toetsing aan de Omgevingsvisie Gaaf Gelderland en de Omgevingsverordening Gelderland kan achterwege blijven.

3.3 Gemeentelijk Beleid

3.3.1 Nota 'lekker leven langs de Linge' (2009)

In 2009 heeft de gemeente zijn bestaande beleid gebundeld. Dit naar aanleiding van de in werking treding van de Wet ruimtelijke ordening. Er is bewust niet gekozen voor een geheel nieuwe beleidsafweging. Het bestaande beleid uit de in 2005 vastgestelde structuurvisie wordt voortgezet. De structuurvisie is primair bedoeld als ruimtelijk toetsings- en uitwerkingskader voor de (middel)lange termijn. Het is een plan op hoofdlijnen, waarin de essentiële keuzen met betrekking tot de toekomstige ruimtelijke ontwikkeling worden gemaakt. In de structuurvisie is aangegeven dat de beste kansen voor toekomstige verstedelijking bij Geldermalsen liggen. De nieuwe woonuitbreidingen vinden plaats bij de kern Geldermalsen en in beperkte mate bij Beesd. De overige kernen kennen slechts een zeer geringe groei van de woningvoorraad. De ruimte voor verstedelijking dient in eerste instantie door inbreiden te gebeuren, dat wil zeggen een kwalitatieve verbetering en uitbreiding van het woningbestand binnen de bestaande bebouwde kom.

Onderhavig planvoornemen voorziet in de afsplitsing van de pastorie van de overige kerk en gemeenschaps bebouwing. Daarmee wordt bewoning ook voor derden, niet gebonden aan de naastgelegen maatschappelijke functies, mogelijk. Het planvoornemen voorziet in een ontwikkeling waarbij de ruimtelijke structuren grotendeels behouden blijven. Daarmee past het planvoornemen binnen de kaders van de Nota 'lekker leven langs de Linge (2009)'.

3.3.2 Malsen aan de Linge (2012)

De gemeenteraad van Geldermalsen heeft op 27 maart 2012 de raadsbrede visie

‘Malsen aan de Linge’ vastgesteld. De gemeente Geldermalsen biedt een prettige

woonomgeving waarin algemeen gewaardeerd wordt de mooie karakteristieke kernen,

gelegen aan de Linge, met daartussen grote open groene ruimtes. Het is rustig en veilig in de gemeente. Deze woonomgeving is belangrijk voor haar inwoners en is het

kapitaal van de gemeente. Uitgangspunt bij beleid is de nadruk op groen, leefbaarheid, rust, ruimte. De gemeente stimuleert de ontwikkeling en onderlinge sociale betrokkenheid van haar inwoners, waarbij tegelijkertijd eigen verantwoordelijkheid belangrijk blijft. Geldermalsen is trots op de agrarische sector en de daaraan verbonden

economie, waarin fruitteelt een bijzondere rol heeft. Geldermalsen ziet kansen in

hoogwaardige en duurzame ontwikkeling van deze sector (zogenaamde Fruitvalley).

Geldermalsen ziet verder mogelijkheden in beheerste ontwikkeling van de recreatieve

sector, die profiteert van het prachtige Betuwse landschap. De ontwikkeling van deze

economische sectoren moet volop de ruimte krijgen, met behoud van de kwaliteit van

de leefomgeving waarbij inpassing in het landschap belangrijk is. Verder moet de

economie meer hoogwaardige bedrijvigheid opleveren en aansluiten bij de bevolkingsopbouw en onderwijsmogelijkheden. De economie moet zich richten op ketens

waarbij fruit centraal staat: productie, verwerking, distributie, zakelijke dienstverlening,

onderzoek en toerisme. Geldermalsen kent een centrale, gunstige ligging aan een

goed toegankelijk wegen en spoornet. De gemeente is alert op behoud van die toegankelijkheid die van vitaal belang is voor zijn economie.

Het planvoornemen voorziet in de afsplitsing van de pastorie van de naastgelegen kerk- en gemeenschapsgebouwen. Deze afsplitsing behelst een afsplitsing in planologisch- jurdisch kader, waarbij de pastorie een woonbestemming krijgt en niet als bedrijfswoning verbonden blijft aan de naastgelegen bebouwing met maatschappelijke functie. Het planvoornemen wijzigt daardoor niets aan de ruimtelijke structuren. Door deze afsplitsing blijft het open, groene en veilige karakter van het plangebied behouden. Voorts wordt het mogelijk om de pastorie door derden te laten bewonen.

Eveneens kan het kergebouw en gemeenschapshuis worden verkocht waardoor een nieuwe, binnen de maatschappelijke bestemming passende, functie kan worden gevonden die aansluit bij de wensen van de lokale en regionale gemeenschap. Het planvoornemen versterkt daarmee de visie die in 'Malsen aan de Linge' is uitgesproken.

Hoofdstuk 4 Milieu- En Omgevingsaspecten

4.1 Milieuzonering

Vanuit het aspect 'goede ruimtelijke ordening' dient voldoende ruimtelijke scheiding te zijn tussen hinderveroorzakende (o.a. bedrijven) en hindergevoelige functies (waaronder woningen). Hiervoor worden de afstanden uit de VNG publicatie 'Bedrijven en Milieuzonering' als maatgevend beschouwd. Bovenstaande moet op twee manieren getoetst worden. Enerzijds wordt er gekeken of het perceel zelf veroorzaker is van hinder en anderzijds wordt bekeken of het perceel kwetsbaar is voor hinder.

De woning Klepel 4 is een bestaande woning en is voor activiteiten van derden reeds een gevoelig object. Activiteiten buiten het plangebied moeten reeds worden getoetst op de bestaande woning Klepel 4. Voor (bedrijfs-)activiteiten buiten het plangebied heeft de afsplitsing van de woning geen effecten.

Binnen de maatschappelijke bestemming is een ruime regeling opgenomen voor activiteiten met religieuze, educatieve, sportieve, sociale dan wel culturele doeleinden, gezondheidszorg, alsmede voor openbaar bestuur en openbare dienstverlening. De activiteiten binnen de gebouwen Oostkerk en D'n Dries moeten worden getoetst op omliggende woningen. Voor de invulling van de maatschappelijke bestemming is de woning Klepel 4 in de nieuwe situatie hindergevoelig. Om de scheiding tussen de maatschappelijke en de woonfunctie te waarborgen is het bouwvlak van de maatschappelijke bestemming teruggelegd tot 2,5 meter binnen het bestemmingsvlak. Bovendien liggen momenteel al diverse woningen op korte afstand van de maatschappelijke bestemming. Bij de invulling van de maatschappelijke bestemming dient reeds te worden getoetst op de woning Klepel 8 en overige woningen aan de Klepel en Willem de Zwijgerweg.

Gelet op het bovenstaande leidt het aspect milieuzonering niet tot een belemmering voor het planvoornemen.

4.2 Bodem

Voor het toekennen van nieuwe bestemmingen en voor bestemmingen die nog niet zijn verwezenlijkt moet inzicht worden gegeven in de bodemkwaliteit. Aangetoond moet worden dat de locatie in milieuhygiënisch opzicht geschikt is voor de beoogde bestemming. In onderhavig geval is er sprake van een afsplitsing van de pastorie van de naastgelegen kerkgebouwen. De pastorie zal een woonbestemming krijgen alwaar de kerkgebouwen de reeds vigerende maatschappelijke bestemming blijven behouden.

De woongronden hebben in de huidige situatie reeds een woonfunctie, waardoor het planvoornemen niet leidt tot een gevoeliger functie in het kader van bodemkwaliteit. De pastorie blijft gehandhaaft en was ook in de vigerende bestemming reeds in gebruik als woning, zij het planologisch enkel toegestaan in samenstel met de naastgelegen kerkgebouwen en de maatschappelijke functie. Met het planvoornemen zijn geen bodemingrepen voorzien. Het uitvoeren van een bodemonderzoek wordt derhalve niet noodzakelijk geacht.

Het aspect bodem leidt daarmee niet tot een belemmering van het planvoornemen.

4.3 Geluid

Bij het opstellen of herzien van een bestemmingsplan worden de regels van de Wet geluidhinder (Wgh) toegepast. Deze wet heeft betrekking op geluid dat veroorzaakt wordt door wegen, spoorwegen, gezoneerde industrieterreinen en luchthavens. De Wgh bevat geluidsnormen en richtlijnen over de toelaatbaarheid van geluidsniveaus als gevolg van voorgenoemde geluidsbronnen. Indien het ruimtelijke plan een geluidsgevoelig object mogelijk maakt binnen een geluidszone van een bestaande geluidsbron, of indien het plan een nieuwe geluidsbron mogelijk maakt, moet volgens de Wgh een akoestisch onderzoek plaats vinden bij het voorbereiden van de vaststelling van het bestemmingsplan.

Het planvoornemen voorziet niet in de realisatie van een nieuw geluidsgevoelig object. De pastorie is reeds op het perceel gesitueerd. Het planvoornemen voorziet daarnaast niet in nieuwe geluidproducerende activiteiten.

4.4 Luchtkwaliteit

Op basis van de Wet luchtkwaliteit, welke onderdeel uitmaakt (hoofdstuk 5) van de Wet Milieubeheer, gelden milieukwaliteitseisen voor de luchtkwaliteit. Deze kwaliteitseisen zijn door middel van grenswaarden vastgelegd voor de luchtverontreinigingcomponenten stikstofdioxide (NO2), zwevende deeltjes (PM10 of fijnstof), zwaveldioxide (SO2), lood (Pb), benzeen (C6H6) en koolmonoxide (CO). De grenswaarden gelden overal in de buitenlucht.

Hoofdstuk 5 van de Wet Milieubeheer maakt onderscheid tussen projecten die „Niet in betekenende mate" (NIBM) en „In betekenende mate" (IBM) bijdragen aan de uitstoot van luchtverontreinigende stoffen. In de regeling NIBM is een lijst met categorieën van gevallen opgenomen die NIBM zijn. Deze NIBM projecten kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden.

Als een project ervoor zorgt dat de concentratie fijn stof of CO2 met meer dan 3% van de grenswaarde verhoogt, draagt het project in betekenende mate bij aan luchtvervuiling en moet er een luchtkwaliteitsonderzoek uitgevoerd te worden. Deze regel komt voort uit het zogenaamde Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Daarbinnen werken het rijk, de provincies en gemeenten samen om de Europese eisen voor luchtkwaliteit te realiseren.

Als een planvoornemen strekt tot het realiseren of wijzigen van bronnen van luchtverontreiniging, die leiden tot een toename van de hoeveelheid luchtverontreiniging, dan moet onderzoek naar de exacte gevolgen voor de luchtkwaliteit uitgevoerd worden. In de Regeling NIBM zijn categorieën van gevallen aangewezen die worden aangemerkt als NIBM projecten. Voor pure woningbouw betekent dit dat bij een eenzijdige verkeersontsluiting niet meer dan 500 nieuwe woningen mogen worden gebouwd onder het NIBM regime. Voor alleen kantoren geldt een 3% criterium van maximaal 100.000 m² BVO (bruto vloeroppervlakte) bij een eenzijdige verkeersontsluiting en maximaal 200.000 m² BVO bij een tweezijdige ontsluiting. Voor plannen die niet bestaan uit louter kantoren en/of woningen, de zogenoemde gemengde programma's met bijv. winkels en (agrarisch)bedrijven, biedt de wet (art. 5.16 Wm, eerste lid, onder c) de mogelijkheid om het aannemelijk te maken dat die plannen in niet-betekenende mate bijdragen aan de luchtkwaliteit.

Onderhavig planvoornemen voorziet in de afsplitsing van de pastorie van de naastgelegen kerkgebouwen. Er worden geen nieuwe bouwwerken binnen het plangebied gerealiseerd. Er worden geen nieuwe planologische mogelijkheden gecreërd voor maatschappelijke activiteiten. Er kan derhalve aannemelijk worden gemaakt dat het planvoornemen NIBM bijdraagt aan de luchtkwaliteit.

Hiermee kan worden geconcludeerd dat het aspect luchtkwaliteit geen belemmering vormt voor het planvoornemen.

4.5 Milieubescherming, Veiligheid En Overige Zones

Het plangebied ligt niet in een milieubeschermingsgebied, grondwaterbeschermings- of waterwingebied, stiltegebied, bodembeschermingsgebied of ecologische hoofdstructuur.

4.6 Externe Veiligheid

Externe veiligheid betreft het risico dat aan bepaalde activiteiten verbonden is voor niet bij de activiteit betrokken personen. Het externe veiligheidsbeleid richt zich op het voorkomen en beheersen van risicovolle bedrijfsactiviteiten en van risicovol transport. Het gaat daarbij om de bescherming van individuele burgers en groepen tegen ongevallen met gevaarlijke stoffen.
Risicobronnen voor de externe veiligheid zijn bedrijven (inrichtingen) waar grote hoeveelheden gevaarlijke stoffen aanwezig zijn, transportroutes voor het vervoer van gevaarlijke stoffen (via weg, water, spoor, buisleidingen) en luchtvaartterreinen in algemene zin (luchtvaartveiligheid).

Met het planvoornemen worden geen nieuwe kwetsbare of beperkt kwetsbare functies gerealiseerd. Bovendien blijkt uit de risicokaart (zie onderstaande afbeelding) dat geen risicovolle inrichtingen zijn gelegen in de directe omgeving van het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.1960.GDMKlepel4en6-VSG1_0005.png"

Het LPG station gelegen aan de D.J. van Wijkstraat is op ruime afstand gelegen van het plangebied en het plangebied ligt derhalve ruimschoots buiten de risicocontour van deze locatie. Verder zijn in of nabij het besluitgebied geen inrichtingen gelegen waar gewerkt wordt met gevaarlijke stoffen c.q. gevaarlijke stoffen zijn opgeslagen.

In of in de nabijheid van het plangebied liggen geen aardgastransportleidingen van de Gasunie of zijn geen andere transportroutes over weg, spoor of water van gevaarlijke stoffen aanwezig.

Het aspect externe veiligheid hoeft dan ook niet nader onderzocht te worden. Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor het planvoornemen.

4.7 Natuur

Voor de planologische procedure dient te worden vastgelegd dat de voorgenomen ontwikkeling past binnen de geldende natuurwetgeving. Het natuurbeschermingsrecht is te vinden in verdragen, Europese en nationale regelgeving en in nationaal en provinciaal beleid.

De Wet natuurbescherming richt zich op beschermde gebieden en beschermde soorten.

Beschermde gebieden

Het plangebied ligt op 6 kilometer afstand van het dichtstbijzijnde Natura2000-gebied. Aangezien het plan niet leidt tot fysieke ingrepen, kan worden gesteld dat het plan niet leidt tot negatieve effecten op omliggende Natura2000-gebieden. Uit zorgvuldigheid is wel een berekening uitgevoerd met de AERIUS-calculator. Om de gevolgen op omliggende Natura2000-gebieden inzichtelijk te maken is een notitie opgesteld. Deze notitie is toegevoegd als Bijlage 1 bij de toelichting.

Deze notitie vormt de verantwoording voor het bestemmingsplan 'Klepel 4 en 6 te Geldermalsen' in het licht van de landelijke en Europese stikstofwetgeving. In deze memo is door middel van het rekenmodel AERIUS aangetoond dat het plan niet leidt tot negatieve effecten op Natura2000-gebieden. Negatieve effecten ten gevolge van stikstof op de instandhoudingsdoelen van Natura2000-gebieden kunnen met zekerheid worden uitgesloten, waardoor een vergunning in het kader van de Wet natuurbescherming niet vereist is.

Daarnaast ligt het plangebied niet in of nabij het Gelders Natuurnetwerk (GNN) en heeft het plan geen gevolgen voor de provinciale natuurdoelstellingen.

Beschermde soorten

De bescherming van dier- en plantensoorten is eveneens in de Wet natuurbescherming geregeld. In deze wet zijn drie beschermingsregimes opgenomen: voor vogels in de zin van de Vogelrichtlijn, voor dier- en plantensoorten uit de Habitatrichtlijn en voor overige soorten. Kort gezegd is het verboden om beschermde diersoorten opzettelijk te doden, te vangen of te verstoren. Hun voortplantings- en rustplaatsen mogen niet (opzettelijk) worden beschadigd of vernield.

Er is met het voornemen geen sprake van fysieke ingrepen. Daarmee kan worden gesteld dat geen beschermde gebieden en beschermde soorten worden aangetast. Wel geldt te allen tijde de zorgplicht. Er kan worden gesteld dat het aspect natuur geen belemmering vormt voor het planvoornemen.

4.8 Archeologie En Cultuurhistorie

4.8.1 Archeologie

Het grondgebied van de gemeente West-Betuwe kent een rijke historie, waardoor veel cultuurhistorisch en archeologisch waardevolle elementen aanwezig zijn. Naast een rijk archeologisch bodemarchief zijn onder andere de historische lintstructuren, de structuur van het landschap en de aanwezigheid van monumentale en beeldbepalende gebouwen van cultuurhistorische betekenis. Gemeenten zijn grotendeels verantwoordelijk voor het behoud van het archeologisch en cultuurhistorisch erfgoed. Om inzicht te krijgen in de aanwezige en te verwachten cultuurhistorische waarden is de archeologische beleidskaart opgesteld. Deze bevat een uitgebreide inventarisatie van de archeologische en cultuurhistorische (verwachtings)waarden binnen het grondgebied van Geldermalsen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1960.GDMKlepel4en6-VSG1_0006.png"

Uitsnede archeologische beleidskaart Geldermalsen

Het plangebied is gelegen in een gebied dat is aangeduid met een verwachtingswaarde ten aanzien van archeologie. Derhalve is ook de dubbelbestemming Waarde - Archeologie 2 op het perceel van toepassing. Er bestaat derhalve een gerede kans op het aantreffen van archeologisch waardevolle resten. Ten aanzien van archeologie en de vigerende dubbelbestemming geldt dat bij bodemingrepen dieper dan 30 cm -Mv en groter dan 100 vierkante meter vroegtijdig waardestellend archeologisch vooronderzoek noodzakelijk is.

Onderhavig planvoornemen voorziet in de afsplitsing van de pastorie van de kerkgebouwen, welke planologische loskoppeling vereist. Aan de feitelijke situatie beoogt het planvoornemen geen veranderingen. Er zijn dan ook geen bodemingrepen aan de orde.

Met het voornemen is geen sprake van aantasting van archeologische waarden. De archeologische bescherming wordt overgenomen door middel van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2'. Het aspect archeologie vormt geen belemmering voor het planvoornemen.

4.8.2 Cultuurhistorie

Per 1 september 2017 is de Erfgoedwet in werking getreden. In een bestemmingsplan dient op grond van het Bro artikel 3.1.6 een beschrijving te worden opgenomen hoe met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten, rekening is gehouden. Ook de facetten historische bouwkunde en historische geografie dienen te worden meegenomen in de belangenafweging. Hierbij gaat het om zowel beschermde als niet formeel beschermde objecten en structuren.

Op basis van de cultuurhistorische waardenkaart blijkt dat het plangebied niet gelegen is binnen een cultuurhistorisch waardevol landschap of vlak. Ook is het plangebied niet aangemerkt als beschermd dorpsgezicht. Voorts zijn op het plangebied geen gemeentelijke of rijksmonumenten gelegen. Het planvoornemen heeft geen invloed op de cultuurhistorische waarden.

Het aspect cultuurhistorie vormt geen belemmering voor het planvoornemen.

4.9 Verkeer En Parkeren

Beide percelen hebben een inrit op de openbare weg. Na de planologische splitsing zijn beide percelen individueel onstloten op de openbare weg. Voor zowel Klepel 4 als Klepel 6 kan parkeren op eigen terrein plaatsvinden. Er is geen sprake van nieuwe planologische mogelijkheden binnen de maatschappelijke bestemming. Parkeren is mogelijk op de daarvoor bestemmende plekken langs de openbare weg. Er is geen sprake van een substantiële toename in het aantal verkeersbewegingen door het planvoornemen.

4.10 Water

De watertoets is wettelijk verankerd in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). In dit besluit staat in artikel 3.1.1 dat gemeenten verplicht zijn overleg te voeren met de waterbeheerder. in de toelichting op bestemmingsplannen of in de ruimtelijke onderbouwing van projectbesluiten worden door de gemeenten de gepleegde afwegingen in het kader van de watertoets vastgelegd in de waterparagraaf van ruimtelijk plannen.

Op deze wijze wordt het mogelijk het aspect water te betrekken bij integrale beleidsafwegingen en daarbij de consequenties van keuzen voor het water aan te geven. De onderhavige bestemmingsplanwijziging betreft een kleinschalige ontwikkeling. In dat kader zullen er ook geen aanpassingen plaatsvinden aan het waterhuishoudkundig systeem en het rioolstelsel ter plaatse van de bestaande wegen Klepel, Randweg en Willem de Zwijgerweg. Derhalve vindt er op grond van dit bestemmingsplan geen wijziging plaats in de bestaande waterhuishouding of het bestaande rioolstelsel. Daarmee leidt het aspect water niet tot een belemmering voor het planvoornemen.

Hoofdstuk 5 Juridische Regeling

5.1 Verbeelding

Op de verbeelding hebben alle gronden binnen het plangebied een bestemming gekregen. Binnen een bestemming kunnen nadere aanduidingen worden opgenomen.

Deze aanduidingen hebben alleen een juridische betekenis als in de planregels aan

de betreffende aanduiding een gevolg wordt verbonden. Een aantal aanduidingen

heeft juridisch gezien geen betekenis en is uitsluitend opgenomen ten behoeve van de

leesbaarheid van de verbeelding (bijvoorbeeld topografische gegevens)

5.2 Planregels

De planregels zijn verdeeld over 4 hoofdstukken:

  1. 1. Inleidende regels.

In dit hoofdstuk worden begrippen verklaard die in de planregels worden gebruikt (artikel 1). Dit gebeurt om een eenduidige uitleg en toepassing van de planregels te waarborgen. Ook is bepaald de wijze waarop gemeten moet worden bij het toepassen van de planregels (artikel 2).

  1. 2. Bestemmingsregels.

Maatschappelijk - 2

Conform de vigerende bestemming is voor de Oostkerk en D'n Dries een maatschappelijke bestemming opgenomen . De vigerende bestemmingsregeling is overgenomen uit het bestemmingsplan 'Geldermalsen woongebied 2011'. Het bouwvlak is zodanig gesitueerd dat de huidige bebouwing ook in dit bestemmingsplan binnen het bouwvlak is gelegen.

Wonen - Dorpsbebouwing beeldbepalend 1

Voor de woning wordt aangesloten bij de omliggende woonbestemmingen uit het bestemmingsplan 'Geldermalsen woongebied 2011'. De regeling en systematiek uit dit bestemmingsplan zijn overgenomen voor het kadastraal perceel 4357. De woning behoudt zoals in het vigerend plan de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - hoofdgebouw'. Voor het bijgebouw op het achtererf is de bouwaanduiding 'bijgebouwen' opgenomen.

Waarde - Archeologie 2

De dubbelbestemming en bijbehorende bestemmingsregels zijn overgenomen uit het vigerend bestemmingsplan 'Geldermalsen woongebied 2011'.

  1. 3. Algemene regels.

In dit hoofdstuk zijn regels opgenomen met een algemeen karakter. Ze gelden dus voor het hele plan. Het zijn achtereenvolgens een anti-dubbeltelregel, algemene gebruiksregels en algemene afwijkingsregels.

  1. 4. Overgangs- en slotregels.

In het laatste hoofdstuk zijn respectievelijk overgangsregels en een slotregel opgenomen. Hoewel het hier in wezen ook algemene regels betreft, zijn deze vanwege hun

meer bijzondere karakter in een apart hoofdstuk opgenomen.

Hoofdstuk 6 Economische En Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

6.1 Economische Uitvoerbaarheid

Bij het opstellen van een bestemmingsplan moet onderzocht worden of het plan economisch uitvoerbaar is. In een aantal gevallen moet een exploitatieplan worden vastgesteld.

De kosten voor deze ruimtelijke procedure komen voor rekening van de initiatiefnemer. De gemeente West Betuwe sluit met de initiatiefnemer een anterieure overeenkomst af waarin wordt vastgelegd dat de verantwoordelijkheid voor gemaakte kosten betreffende exploitatiekosten en eventuele planschade bij de initiatiefnemer ligt. De exploitatie is op deze manier anderszins verzekerd.

Het opstellen van een exploitatieplan is daarom niet nodig. Het plan is economisch uitvoerbaar en heeft verder geen consequenties voor de gemeentelijke kas.

6.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

Het planvoornemen betreft het planologisch-juridisch afsplitsen van de pastorie van de kerkgebouwen aan de Klepel te Geldermalsen. Er worden geen nieuwe woonobjecten gerealiseerd. Het plangebied is gelegen binnen de stedelijke structuur van de kern Geldermalsen. Het planvoornemen leidt niet tot een wijziging van de ruimtelijke structuur. Gezien de relatief beperkte impact op de omgeving kan, ook gezien de conclusies uit voorgaande hoofdstukken van deze toelichting, redelijkerwijs worden gesteld dat met dit planvoornemen geen waarden of belangen (onevenredig) zullen worden geschaad. Het planvoornemen zal daarom naar alle waarschijnlijkheid niet op overwegende planologische bezwaren uit de omgeving stuiten.

Het ontwerp-bestemmingsplan ligt gedurende een periode van 6 weken ter inzage, waarbij een ieder in de gelegenheid wordt gesteld schriftelijk of mondeling een zienswijze naar voren te brengen.

Bijlage 1 Notitie Beoordeling Stikstof

Bijlage 1 Notitie beoordeling stikstof