Tracébesluit A27 - gemeente Vijfheerenlanden
Bestemmingsplan - gemeente Vijfheerenlanden
Vastgesteld op 10-02-2022 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan:
het bestemmingsplan Tracébesluit A27 - gemeente Vijfheerenlanden met identificatienummer NL.IMRO.1961.BPTRACEBESLUITA27-VA01 van de gemeente Vijfheerenlanden;
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;
1.3 antenne:
een constructie, bestaande uit een mast, een ontvang- en zendmast of een stelsel van draden, dan wel een schotel bestemd voor (tele)communicatiedoeleinden;
1.4 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.5 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.6 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
1.7 bedrijf:
het bedrijfsmatig vervaardigen of repareren van goederen, dan wel het verrichten van ambachtelijke diensten;
1.8 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
1.9 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.10 bijgebouw:
een gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw;
1.11 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;
1.12 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
1.13 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.14 bouwperceelgrens:
een grens van een bouwperceel;
1.15 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;
1.16 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.17 geluidzoneringsplichtige inrichting:
een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidszone moet worden vastgesteld;
1.18 monument:
zaken als bedoeld in artikel 1 sub b van de Monumentenwet 1988, als zodanig geplaatst in het register van beschermde monumenten evenals zaken die zijn geplaatst op de gemeentelijke monumentenlijst;
1.19 peil:
- a. de hoogte van het afgewerkte maaiveld + 15 cm;
- b. indien de kruin van de weg lager ligt dan de onder a genoemde hoogte, geldt de kruin van de weg als peil;
1.20 seksinrichting:
hieronder wordt in ieder geval verstaan een prostitutiebedrijf, seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of parenclub al dan niet in combinatie met elkaar;
1.21 stroomweg:
een weg gericht op continue doorstroming met hoge snelheid; dit betreft autosnelwegen en autowegen;
1.22 voorgevel:
de naar de wegzijde gekeerde gevel; in geval er meerdere gevels zijn aan te merken als voorgevel, is de gevel die meetelt in de huisnummering de voorgevel;
1.23 woning:
een ruimte of complex van ruimten, bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijke huishouding.
Artikel 2 Wijze Van Meten
2.1 Wijze van meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
afstanden:
van bouwwerken tot andere bouwwerken, bebouwingsgrenzen en perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.
bebouwingspercentage:
het oppervlak dat met bouwwerken mag worden bebouwd, uitgedrukt in procenten van de oppervlakte van het bouwperceel, voor zover dat is gelegen binnen de bestemming, of binnen een in de regels nader aan te duiden gedeelte van die bestemming.
bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
bovenkant spoorstaaf:
de hoogte van de bovenkant van de laagst gesitueerde spoorstaaf.
dakhelling:
de hoek gemeten langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
diepte van een gebouw:
- horizontale diepte: de lengte van een gebouw, gemeten loodrecht vanaf de naar de weg gekeerde gevel;
- verticale diepte: de diepte van een gebouw, gemeten vanaf de bovenzijde van de (afgewerkte) begane grondvloer.
goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
hoogte van een molen:
vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de molen.
hoogte van een windturbine:
vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.
inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken. Ondergronds bouwdelen en dakkapellen worden niet meegerekend voor het bepalen van de inhoud van een bouwwerk.
oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
langtijdgemiddelde:
het gemiddelde van de afwisselende niveau's van het ter plaatse optredende geluid, gemeten over een aaneengesloten periode van tenminste 10 minuten en vastgesteld en beoordeeld overeenkomstig de Handleiding Meten en Rekenen Industrielawaai, met dien verstande dat de bedrijfsduurcorrectie niet worden toegepast.
2.2 Ondergeschikte bouwonderdelen
Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwonderdelen, zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, luchtkokers, wolfseinden, dakkapellen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken, ook indien gelegen buiten het aangegeven bestemmingsvlak, buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van de bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Verkeer - Rijkswegen
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Rijkswegen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. stroomwegen;
- b. ontsluitingswegen;
- c. onderdoorgang voor railverkeer;
inclusief bijbehorende:
- d. geluidsbeperkende voorzieningen;
- e. parkeervoorzieningen;
- f. groenvoorzieningen, bermen, waterlopen en waterpartijen;
- g. kunstobjecten.
Met uitzondering van de A27 mag van deze wegen het aantal rijstroken ten hoogste 2 rijstroken bedragen, waarbij de opstelvakken niet zijn meegerekend. Van de A27 mag het aantal rijbanen ten hoogste 3 bedragen, met maximaal 4 rijstroken per rijbaan, waarbij de op- en afritten, spitsstroken, weefvakken, redresseerstroken en vluchtstroken niet zijn meegerekend.
3.2 Bouwregels
3.3 Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan de situering van voorzieningen als deze eisen gewenst of noodzakelijk zijn in relatie tot de in het geding zijnde belangen, zoals landschappelijke, natuurwetenschappelijke, ecologische, cultuurhistorische, stedenbouwkundige, verkeersbelangen en/of de bijzondere waarden van een gebied. Deze waarden zijn beschreven in de rapportages die ten grondslag liggen aan het Tracébesluit.
Uitgangspunt is dat bij een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling een inpassingsplan ter beoordeling voorligt dat recht doet aan een goede landschappelijke inpassing in relatie tot de bestaande verkeersbelangen. Binnen deze bestemming kunnen concreet nadere eisen worden gesteld ten aanzien van de plaats en de afmetingen van overige bouwwerken in relatie tot:
- a. de verkeersveiligheid: als gevolg van bebouwingsmogelijkheden mogen geen verkeersonveilige situaties ontstaan;
- b. de sociale veiligheid: voorkomen dient te worden dat een ruimtelijke situatie ontstaat die onoverzichtelijk, onherkenbaar en niet sociaal controleerbaar is;
- c. de situering van parkeervoorzieningen.
3.4 Specifieke gebruiksregels
Ten aanzien van gebruik gronden en bouwwerken is het bepaalde in artikel 26 (Algemene gebruiksregels) van toepassing.
Artikel 4 Leiding - Brandstof
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Brandstof' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar geldende bestemming(en) - tevens bestemd voor een brandstofleiding.
4.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 4.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden opgericht ten behoeve van de aanleg en instandhouding van de rioolwaterpersleiding;
- b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
4.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2 voor het oprichten van bouwwerken ten behoeve van de bestemming, waarmee de onderhavige dubbelbestemming samenvalt, mits hiertegen uit hoofde van de bescherming van de leidingen geen bezwaar bestaat; daartoe dient vooraf advies te zijn verkregen van de betrokken leidingbeheerder.
4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden
Artikel 5 Leiding - Riool
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar geldende bestemming(en) - tevens bestemd voor een rioolwaterpersleiding.
5.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 5.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden opgericht ten behoeve van de aanleg en instandhouding van de rioolwaterpersleiding;
- b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
5.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.2 voor het oprichten van bouwwerken ten behoeve van de bestemming, waarmee de onderhavige dubbelbestemming samenvalt, mits hiertegen uit hoofde van de bescherming van de leidingen geen bezwaar bestaat; daartoe dient vooraf advies te zijn verkregen van de betrokken leidingbeheerder.
5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, en van werkzaamheden
Artikel 6 Leiding - Water
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Water' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor een ondergrondse buisleiding voor het transport van drinkwater ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding - water'.
De in dit artikel opgenomen regels gaan voor op de overige regels in dit bestemmingsplan, voor zover er strijdigheid is tussen die regels.
6.2 Bouwregels
- a. Op of in deze gronden mogen geen bouwwerken worden opgericht, met uitzondering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de buisleiding.
- b. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de buisleiding mag niet meer bedragen dan 4 m.
6.3 Afwijken van de bouwregels
- a. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 6.2 sub a, voor het oprichten van een gebouw ten dienste van de buisleiding, mits:
- 1. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 4 m;
- 2. de werking van de betrokken leiding niet wordt geschaad;
- 3. vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de leidingbeheerder.
- b. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 6.2 sub a, voor het oprichten van een bouwwerk overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemmingen, mits:
- 1. de werking van de betrokken leiding niet wordt geschaad;
- 2. vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de leidingbeheerder.
6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 7 Leiding - Water 1
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Water 1' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar geldende bestemming(en) - tevens bestemd voor een drinkwaterleiding.
7.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 7.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden opgericht ten behoeve van de aanleg en instandhouding van de rioolwaterpersleiding;
- b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
7.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 7.2 voor het oprichten van bouwwerken ten behoeve van de bestemming, waarmee de onderhavige dubbelbestemming samenvalt, mits hiertegen uit hoofde van de bescherming van de leidingen geen bezwaar bestaat; daartoe dient vooraf advies te zijn verkregen van de betrokken leidingbeheerder.
7.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, en van werkzaamheden
Artikel 8 Waarde - Archeologie 1
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 1' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.
8.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in artikel 8.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
- b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
- 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
- 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
- c. het bepaalde in dit lid onder b.1 en b.2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
- 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
- 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 30 m²;
- 3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 30 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.
8.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 9 Waarde - Archeologie 2
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 2' bestemming(en) - mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.
9.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in artikel 9.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
- b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
- 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
- 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
- c. het bepaalde in dit lid onder b.1 en b.2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
- 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
- 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 100 m²;
- 3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 30 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.
9.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 10 Waarde - Archeologie 3
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.
10.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in artikel 10.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
- b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
- 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
- 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
- c. het bepaalde in dit lid onder b.1 en b.2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
- 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
- 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 250 m²;
- 3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 30 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.
10.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 11 Waarde - Archeologie 4
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 4' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.
11.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in artikel 11.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
- b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
- 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
- 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
- c. het bepaalde in dit lid onder b.1 en b.2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
- 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
- 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 250 m²;
- 3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 150 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.
11.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 12 Waarde - Archeologie 5
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 5' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.
12.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in artikel 12.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
- b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
- c. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
- d. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
- e. het bepaalde in dit lid onder c en d is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
- f. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
- g. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 500 m²;
- h. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 30 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.
12.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 13 Waarde - Archeologie 6
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 6' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.
13.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in artikel 13.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
- b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
- c. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
- d. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
- e. het bepaalde in dit lid onder c en d is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
- f. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
- g. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 10.000 m²;
- h. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 30 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.
13.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 14 Waarde - Archeologie 8
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 8' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.
14.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in artikel 14.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
- b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
- 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
- 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
- c. het bepaalde in dit lid onder b.1 en b.2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
- 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
- 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 500 m²;
- 3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 30 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.
14.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 15 Waarde - Archeologie 9
15.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 9' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.
15.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in artikel 15.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
- b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
- 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
- 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
- c. het bepaalde in dit lid onder b.1 en b.2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
- 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
- 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 10.000 m²;
- 3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 30 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.
15.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 16 Waarde - Archeologie B
16.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie B' aangewezen gronden zijn – behalve voor de daar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor het behoud en bescherming van archeologische waarden.
16.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 16.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 meter;
- b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd indien:
- 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
- 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijk schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologisch deskundige;
- c. het bepaalde in dit lid onder b.1 en b.2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
- 1. vervangen, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder het peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
- 2. een bouwplan waarvoor de ingrepen in de bodem voldoen aan de volgende voorwaarden binnen de aanduiding 'Waarde – Archeologie B' de oppervlakte van de ingreep kleiner is dan 30 m2 of de ingreep minder diep is dan 30 cm;
16.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
- a. Het is binnen deze bestemming verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in 16.1 omschreven gronden de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
- 1. het verlagen, het vergraven of egaliseren van de bodem;
- 2. het diepploegen, diepwoelen, scheuren van grasland, aanleg of rooien van diepwortelende beplanting of het uitvoeren van andere ingrepen in de bodem, waaronder ook begrepen het aanbrengen van oppervlakte verharding, de aanleg van leidingen, alsmede aanleg van drainage;
- 3. het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten, greppels en kleine oppervlaktewateren.
- b. Het onder a. vervatte verbod geldt niet voor werken of werkzaamheden:
- 1. die worden uitgevoerd ter realisering van de maatregelen die voortvloeien uit het 'project Ruimte voor de Lek', datum 17-04-2012, van deze regels;
- 2. die het normale onderhoud en beheer betreffen;
- 3. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
- 4. die het archeologisch onderzoek betreffen;
- 5. waarvan de ingrepen in de bodem voldoen aan de volgende voorwaarden:
- binnen de aanduiding 'Waarde – Archeologie B' de oppervlakte van de ingreep kleiner is dan 30 m2 of de ingreep minder diep is dan 30 cm;
- 6. werken en werkzaamheden die worden uitgevoerd in het kader van het Tracébesluit dat is opgenomen als Bijlage 1 bij deze regels.
- c. De onder a. genoemde omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
- 1. de omgevingsvergunning wordt verleend, indien de onder a. bedoelde werken of werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van de archeologische waarden, of indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
- 2. bij het verlenen van de vergunning kan het bevoegd gezag de volgende regels aan de vergunning verbinden:
- het verplichten tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
- het verplichten tot het doen van opgravingen;
- de verplichting de activiteit, die leidt tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties;
- 3. alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning winnen zij bij de archeologisch deskundige schriftelijk advies in omtrent de vraag of door het verlenen van de vergunning archeologische waarden (kunnen) worden aangetast en welke regels aan de vergunning worden verbonden.
Artikel 17 Waarde - Archeologie D
17.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie D' aangewezen gronden zijn – behalve voor de daar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor het behoud en bescherming van archeologische waarden.
17.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 17.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 meter;
- b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd indien:
- 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
- 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijk schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologisch deskundige;
- c. het bepaalde in dit lid onder b.1 en b.2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
- 1. vervangen, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder het peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
- 2. een bouwplan waarvoor de ingrepen in de bodem voldoen aan de volgende voorwaarden binnen de aanduiding 'Waarde – Archeologie D' de oppervlakte van de ingreep kleiner is dan 500 m2 of de ingreep minder diep is dan 50 cm;
17.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
- a. Het is binnen deze bestemming verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in 17.1 omschreven gronden de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
- 1. het verlagen, het vergraven of egaliseren van de bodem;
- 2. het diepploegen, diepwoelen, scheuren van grasland, aanleg of rooien van diepwortelende beplanting of het uitvoeren van andere ingrepen in de bodem, waaronder ook begrepen het aanbrengen van oppervlakte verharding, de aanleg van leidingen, alsmede aanleg van drainage;
- 3. het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten, greppels en kleine oppervlaktewateren.
- b. Het onder a. vervatte verbod geldt niet voor werken of werkzaamheden:
- 1. die worden uitgevoerd ter realisering van de maatregelen die voortvloeien uit het 'project Ruimte voor de Lek', datum 17-04-2012, van deze regels;
- 2. die het normale onderhoud en beheer betreffen;
- 3. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
- 4. die het archeologisch onderzoek betreffen;
- 5. waarvan de ingrepen in de bodem voldoen aan de volgende voorwaarden:
- binnen de aanduiding 'Waarde – Archeologie D' de oppervlakte van de ingreep kleiner is dan 500 m2 of de ingreep minder diep is dan 50 cm;
- 6. werken en werkzaamheden die worden uitgevoerd in het kader van het Tracébesluit dat is opgenomen als Bijlage 1 bij deze regels.
- c. De onder a. genoemde omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
- 1. de omgevingsvergunning wordt verleend, indien de onder a. bedoelde werken of werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van de archeologische waarden, of indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
- 2. bij het verlenen van de vergunning kan het bevoegd gezag de volgende regels aan de vergunning verbinden:
- het verplichten tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
- het verplichten tot het doen van opgravingen;
- de verplichting de activiteit, die leidt tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties;
- 3. alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning winnen zij bij de archeologisch deskundige schriftelijk advies in omtrent de vraag of door het verlenen van de vergunning archeologische waarden (kunnen) worden aangetast en welke regels aan de vergunning worden verbonden.
Artikel 18 Waarde - Archeologie I
18.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie I' aangewezen gronden zijn – behalve voor de daar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor het behoud en bescherming van archeologische waarden.
18.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 18.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 meter;
- b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd indien:
- 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
- 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijk schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologisch deskundige;
- c. het bepaalde in dit lid onder b.1 en b.2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
- 1. vervangen, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder het peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
- 2. een bouwplan waarvoor de ingrepen in de bodem voldoen aan de volgende voorwaarden binnen de aanduiding 'Waarde – Archeologie I' Rijkswaterstaat is geraadpleegd en de grond wordt vrijgegeven.
18.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
- a. Het is binnen deze bestemming verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in 18.1 omschreven gronden de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
- 1. het verlagen, het vergraven of egaliseren van de bodem;
- 2. het diepploegen, diepwoelen, scheuren van grasland, aanleg of rooien van diepwortelende beplanting of het uitvoeren van andere ingrepen in de bodem, waaronder ook begrepen het aanbrengen van oppervlakte verharding, de aanleg van leidingen, alsmede aanleg van drainage;
- 3. het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten, greppels en kleine oppervlaktewateren.
- b. Het onder a. vervatte verbod geldt niet voor werken of werkzaamheden:
- 1. die worden uitgevoerd ter realisering van de maatregelen die voortvloeien uit het 'project Ruimte voor de Lek', datum 17-04-2012, van deze regels;
- 2. die het normale onderhoud en beheer betreffen;
- 3. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
- 4. die het archeologisch onderzoek betreffen;
- 5. waarvan de ingrepen in de bodem voldoen aan de volgende voorwaarden:
- binnen de aanduiding 'Waarde –Archeologie I' Rijkswaterstaat is geraadpleegd en de grond wordt vrijgegeven;
- 6. werken en werkzaamheden die worden uitgevoerd in het kader van het Tracébesluit dat is opgenomen als Bijlage 1 bij deze regels.
- c. De onder a. genoemde omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
- 1. de omgevingsvergunning wordt verleend, indien de onder a. bedoelde werken of werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van de archeologische waarden, of indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
- 2. bij het verlenen van de vergunning kan het bevoegd gezag de volgende regels aan de vergunning verbinden:
- het verplichten tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
- het verplichten tot het doen van opgravingen;
- de verplichting de activiteit, die leidt tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties;
- 3. alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning winnen zij bij de archeologisch deskundige schriftelijk advies in omtrent de vraag of door het verlenen van de vergunning archeologische waarden (kunnen) worden aangetast en welke regels aan de vergunning worden verbonden.
Artikel 19 Waarde - Ecologie
19.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Ecologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het ontwikkelen en instandhouden van de landschaps- en natuurwaarden.
19.2 Bouwregels
In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen dient bij het toepassen van de daar opgenomen afwijkings- en wijzigingsbevoegdheden tevens te worden aangetoond dat de landschappelijke en natuurwaarden niet worden aangetast en voorafgaand aan het toepassen van de daar opgenomen afwijkings- en wijzigingsbevoegdheden advies is ingewonnen van een landschapsdeskundige.
Artikel 20 Waarde - Natuur
20.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Waarde - Natuur’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de instandhouding, het herstel en de ontwikkeling van natuurwaarden en (a)biotische waarden.
20.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde, worden gebouwd;
- b. de bouwhoogte voor scheepvaarttekens is maximaal 11 meter;
- c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, is maximaal 3 meter.
20.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
- a. Het is binnen deze bestemming verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in lid 1 omschreven gronden de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
- 1. het verlagen, vergraven, ophogen of egaliseren van de bodem;
- 2. het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, watergangen, greppels en kleine oppervlaktewateren alsmede het anderszins verlagen van de waterstand;
- 3. het aanbrengen van oeverbeschoeiingen.
- b. Het onder a. vervatte verbod geldt niet voor werken of werkzaamheden:
- 1. die worden uitgevoerd ter realisering van de maatregelen die voortvloeien uit het ‘project Ruimte voor de Lek’ overeenkomstig de tekeningen die zijn bijgevoegd in bijlage 1 en bijlage 2 (versie 2) datum 17-04-2012 van deze regels;
- 2. ten behoeve van rijroutes en los- en laadplaatsen, met bijbehorende zandopslag, ten tijde van het aanleggen van het ‘project Ruimte voor de Lek’.
- 3. die het normale onderhoud en beheer van de gronden ten dienste van de bestemming betreffen;
- 4. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het inpassingsplan een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden (of een aanlegvergunning) is verleend;
- 5. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
- 6. werken en werkzaamheden die worden uitgevoerd in het kader van het Tracébesluit dat is opgenomen als Bijlage 1 bij deze regels.
- c. De onder a. genoemde omgevingsvergunning wordt slecht verleend indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
- 1. de werken of werkzaamheden zijn noodzakelijk in het kader van natuurontwikkeling of in het kader van de waterstanddaling bij maatgevende hoogwaterstanden (MHW);
- 2. als gevolg van deze werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen de natuurlijke en/of ecologische waarden als omschreven in artikel 20.1 worden niet onevenredig aangetast;
- 3. bij het aanbrengen van oeverbeschoeiingen worden waardevolle oevervegetaties niet onevenredig aangetast.
Artikel 21 Waterstaat - Waterberging
21.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat - Waterberging' aangewezen gronden zijn behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemmingen mede bestemd voor:
- a. de waterhuishouding;
- b. de waterberging;
met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals duikers, keerwanden en merktekens en andere werken, geen bouwwerken zijnde.
21.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in artikel 21.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
- b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 3 m;
- c. ten behoeve van de andere voor deze gronden geldende bestemming met inachtneming van de voor de betrokken bestemming geldende bouwregels uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de waterbergingscapaciteit gelijk blijft.
21.3 Afwijken van de bouwregels
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 21.2 met inachtneming van de volgende regels:
- a. de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels worden in acht genomen;
- b. de waterbergingscapaciteit wordt niet onevenredig geschaad en vooraf wordt schriftelijk advies ingewonnen bij de betreffende waterbeheerder.
21.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden
Artikel 22 Waterstaat - Waterkering
22.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn mede bestemd voor de waterkering.
22.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en aangelegd en gelden de volgende regels:
- a. op de gronden mogen ten behoeve van de in lid 22.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 9,0 m;
- b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
- c. er dient advies te worden verkregen van de waterbeheerder.
22.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 22.2 voor het oprichten van gebouwen ten behoeve van de bestemming, waarmee de onderhavige dubbelbestemming samenvalt, mits:
- a. het belang van de waterkering niet onevenredig wordt geschaad (de aanleg, het functioneren, het onderhoud en de instandhouding van de waterkering niet wordt belemmerd);
- b. vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de beheerder van de waterkering over de vraag of door de voorgenomen activiteit(en) het belang van de waterkering niet onevenredig wordt geschaad en welke voorwaarden aan de omgevingsvergunning moeten worden gesteld.
22.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 23 Waterstaat - Waterstaatkundige Functie
23.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat - Waterstaatkundige functie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:
- a. de berging en afvoer van hoog oppervlaktewater, sediment en ijs;
- b. de waterhuishouding;
- c. de aanleg, het onderhoud en de verbetering van de waterkering en het vergroten van de afvoercapaciteit;
- d. de instandhouding van de waterstaatsdoeleinden in de vorm van de waterhuishouding of de bescherming en het behoud van de beschikbare afvoer- en bergingscapaciteit van het rivierbed;
- e. het verkeer te water;
- f. met bijbehorende bouwwerken geen gebouwen zijnde.
23.2 Bouwregels
- a. in afwijking van het bepaalde bij de andere daar voorkomende bestemmingen mag alleen ten behoeve van deze bestemming worden gebouwd;
- b. gebouwen mogen niet worden gebouwd;
- c. de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 30 m.
23.3 Afwijken van de bouwregels
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 23.2 voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemmingen, mits advies is verkregen van Rijkswaterstaat.
23.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 24 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 25 Algemene Bouwregels
25.1 Voorkomen strijdigheid door gebouw
Geen gebouw mag worden opgericht, indien hierdoor op enig terrein of bouwperceel een situatie zou ontstaan, waarbij aan deze regels niet langer meer zou worden voldaan, dan wel een reeds bestaande afwijking zou worden vergroot.
25.2 Voorkomen strijdigheid door overig bouwwerk of uitvoeren van een werk
Geen overig bouwwerk, werk -geen bouwwerk zijnde- of werkzaamheid mag worden uitgevoerd, indien hierdoor op enig terrein of bouwperceel een situatie zou ontstaan, waarbij aan deze regels niet langer meer zou worden voldaan, dan wel reeds bestaande afwijking zou worden vergroot.
25.3 Regel inzake ondergronds bouwen
Bij de beoordeling van ondergrondse bouwwerken gelden de regels van de bovenliggende bestemming, tenzij in de regels anders is bepaald, dan wel voor de onderlaag een afzonderlijke bestemming is gegeven in welk geval de regels van die bestemming gelden.
Artikel 26 Algemene Gebruiksregels
26.1 Gebruiksbepaling
Het is verboden gronden en bouwwerken te (laten) gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de op de verbeelding aangeven bestemming en deze voorschriften.
26.2 Strijdig gebruik van onbebouwde gronden
26.3 Strijdig gebruik van bouwwerken
26.4 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en Wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in de leden 26.1, 26.2 en 26.3 indien strikte toepassing van de regel zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
Artikel 27 Algemene Afwijkingsregels
27.1
Indien niet op grond van een andere regel kan worden afgeweken, zijn burgemeester en wethouders bevoegd af te wijken van de desbetreffende regels in dit plan voor:
- a. het afwijken van de voorgeschreven maten en afmetingen tot een maximum van 10%, indien in verband met de realisering van de bestemming of ingekomen bouwaanvraag, de afwijking noodzakelijk is en geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van derden; deze afwijking mag niet cumulatief worden gebruikt ten opzichte van een eerder verleende afwijkingen;
- b. het aanbrengen van geringe wijzigingen in de plaats en de richting van bebouwingsgrenzen of aanduidingen, mits deze nodig zijn in verband met afwijkingen en onnauwkeurigheden van de verbeelding ten opzichte van de feitelijke situatie, dan wel nodig zijn in verband met de juiste inpassing van de gebouwen binnen de bebouwingsvlakken, waarbij: de grenzen met niet meer dan 3 m. mogen worden verschoven; de in dit lid bedoelde afwijking mag niet leiden tot een feitelijke vergroting van bestemmings- of bouwvlakken;
- c. het oprichten van overige bouwwerken van openbaar nut (o.a. straatverlichting, verkeersgeleiders en/of –borden), met dien verstande dat de hoogte van deze overige bouwwerken niet meer mag bedragen dan 18 meter;
- d. de bouw van straatmeubilair binnen bestemmingen waar dit niet rechtens is toegestaan;
- e. de bouw van overige bouwwerken ten dienste van het landelijk alarmeringsnetwerk waarbij de bouwhoogte bij vrijstaande bouwwerken niet meer mag bedragen dan 25 meter;
27.2 Voorwaarden toepassing afwijkingsregels
Artikel 28 Algemene Wijzigingsregels
Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet de ruimtelijke ordening, het plan te wijzigen als de wijziging betrekking heeft op:
- a. het oprichten van transformatorhuisjes, gemaalgebouwtjes en andere nutsgebouwen met een inhoud van ten hoogste 150 m³, een goothoogte van ten hoogste 3,50 m. en een hoogte van ten hoogste 5 m., die in het kader van de nutsvoorzieningen nodig zijn en voor zover deze op grond van artikel 18, lid 18.1 onder c, niet kunnen worden gebouwd;
- b. een andere situering en/of begrenzing van de bouwpercelen, dan wel bestemmingsgrenzen en bebouwingsvlakken, als bij de uitvoering van het plan mocht blijken dat verschuivingen in verband met ingekomen bouwaanvragen nodig zijn ter uitvoering van een bouwplan, mits de oppervlakte van het betreffende bouwperceel, dan wel bebouwingsvlak met niet meer dan 10% zal worden gewijzigd;
- c. het wijzigen van gebieden met de bestemming `Agrarisch met waarden- natuur- en landschapswaarden' naar de bestemming `Natuur' als de agrarische activiteiten in het betreffende gebied worden gestaakt.
Alvorens de wijzigingsbevoegdheid wordt toegepast horen burgemeester en wethouders een agrarisch deskundige en/of een deskundige inzake natuur en landschap en/of een deskundige
Artikel 29 Overige Regels
29.1 Voorrangsregeling dubbelbestemmingen
Indien en voor zover dubbelbestemmingen samenvallen gelden:
in de eerste plaats de regels van de bestemming Waterstaat – Waterkering;
in de tweede plaats de regels van de bestemming Waterstaat – Waterstaatkundige functie;
in de derde plaats de regels van de bestemming Waterstaat – Waterberging;
in de vierde plaats de regels van de bestemming Leiding - Brandstof;
in de vijfde plaats de regels van de bestemming Leiding – Water;
in de zesde plaats de regels van de bestemming Leiding - Water 1;
in de zevende plaats de regels van de bestemming Waarde - Ecologie resp. Waarde - Natuur;
in de achtste plaats de regels van de bestemming Waarde – Archeologie.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 30 Overgangsrecht
30.1 Overgangsrecht bouwwerken
Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:
- a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het teniet gaan ten gevolge een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- b. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van dit lid onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
- c. Dit lid onder a is niet van toepassing is op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
30.2 Overgangsrecht gebruik
Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:
- a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- c. Indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- d. Dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 31 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: regels van het “bestemmingsplan Tracébesluit A27 - gemeente Vijfheerenlanden”
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad der gemeente Vijfheerenlanden van 10 februari 2022.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
Op 20 december 2018 is het Tracébesluit A27 Houten - Hooipolder vastgesteld door de minister van Infrastructuur en Waterstaat (Bijlage 1 Tracébesluit A27 Houten - Hooipolder). Het betreft de verbreding van de A27 op het genoemde traject.
Voor de besluitvorming over de maatregelen, die de capaciteit van de A27 vergroten, is op grond van de Tracéwet de Tracéwetprocedure gevolgd. Op basis van de Wet milieubeheer is een Milieueffectrapport A27 Houten - Hooipolder gemaakt.
In artikel 13 lid 10 van de Tracéwet is aangegeven dat de gemeenteraad binnen een jaar nadat het Tracébesluit onherroepelijk is geworden, een bestemmingsplan of beheersverordening als bedoeld in de Wet ruimtelijke ordening overeenkomstig het Tracebesluit vast stelt. Sinds 26 augustus 2020 heeft het Tracebesluit een onherroepelijk status heeft gekregen. Het Tracébesluit is volledig onherroepelijk geworden bij uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 16 december 2020 (uitspraak bestuurlijke lus).
Eveneens is in artikel 13 lid 10 van de Tracéwet bepaald dat het niet mogelijk is om het Tracébesluit opnieuw ter discussie te stellen via een beroepsprocedure over het bestemmingsplan. Het is dan ook niet mogelijk om zienswijzen in te dienen tegen het ontwerpbestemmingsplan of beroep in te stellen tegen het vastgestelde bestemmingsplan voor zover dat zijn grondslag vindt in een onherroepelijk Tracébesluit.
Met het voorliggende bestemmingsplan wordt het tracébesluit juridisch-planologisch vastgelegd, voor het deeltraject gelegen binnen de gemeente Vijfheerenlanden. Het betreft een 1-op1 inpassing van het tracébesluit. Het bestemmingsplan maakt geen nieuwe of andere zaken mogelijk dan al in het tracébesluit is toegestaan.
1.2 Ligging Plangebied
Het plangebied omvat het deel van het Tracébesluit dat binnen de gemeentegrenzen van de gemeente Vijfheerenlanden ligt. Het Tracébesluit betreft het traject van de A27 tussen Houten en en Knooppunt Hooipolder, waarbij een deel van de A59 (knooppunt Hooipolder) is meegenomen. Onderhavig plangebied loopt van hectometerpaal 43,0 tot en met De Lek.
Figuur 1.1: Plangebied Tracébesluit A27 Houten - Hooipolder
Figuur 1.2: Ligging plangebied (Streetsmart, 2021)
Figuur 1.3: Ligging plangebied gemeente Vijfheerenlanden (Streetsmart, 2021)
1.3 Vigerende Plannen Vijfheerenlanden
De vigerende bestemmingsplannen die gelden voor het plangebied, zijn 'Buitengebied Zederik' 2015, 'Herziening Kernen Zederik' 2017, 'Kernen Zederik' 2013, 'Reparatieplan Buitengebied Zederik' 2018 en 'Landelijk gebied' 2010. In de volgende tabel is weergegeven wat de geldende bestemmingen en aanduidingen zijn die binnen het plangebied liggen:
Tabel 1.1: Vigerende plannen gemeente Vijfheerenlanden
1.4 Leeswijzer
In hoofdstuk 2 is de bestaande situatie van het plangebied omschreven. In dit hoofdstuk is daarnaast ingegaan op de voorgenomen ontwikkeling van het plangebied, die met het Tracébesluit is beoogd. In hoofdstuk 3 is het relevante beleid opgenomen. De uitvoeringsaspecten, zoals archeologie, water en geluid komen terug in hoofdstuk 4. De uitleg van de regels is te vinden in hoofdstuk 5. Tenslotte komt in hoofdstuk 6 de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid ten aanzien van het bestemmingsplan aan bod.
Hoofdstuk 2 Planbeschrijving
2.1 Huidige Situatie
Bijna dagelijks staan automobilisten in de file op de A27 tussen Houten en knooppunt Hooipolder. Er is dan ook sprake van bereikbaarheidsproblemen op het hoofdwegennet. De prognoses verwachten een verdere toename van het verkeer door algemene verkeersgroei en stedelijke ontwikkeling.
Het deeltraject van de A27, zoals deze in het Tracébesluit is opgenomen, start vanaf km 18,0 en loopt tot km 68,4. Hierbij loopt de A27 achtereenvolgens langs de kernen Raamsdonksveer, Hank, Nieuwendijk, Sleeuwijk, Gorinchem, Hoogblokland, Meerkerk, Lexmond, Vianen, Nieuwegein en Houten. Hierbij varieert het wegprofiel.
In de noordelijke richting verloopt het wegprofiel als volgt. Tussen knooppunt Hooipolder (A27 / A59) en knooppunt Everdingen (A2 / A27) bestaat het wegprofiel uit twee rijstroken en een vluchtstrook. Ter hoogte van Gorinchem wordt er een spitsstrook toegevoegd aan het wegprofiel. Deze spitstrook komt bij de aansluiting van de N214 weer te vervallen. Vanaf knooppunt Everdingen (A2 / A27) tot aan Houten bestaat het wegprofiel uit twee rijstroken en een spitsstrook.
In de zuidelijke richting verloopt het wegprofiel als volgt. Tot aan Houten bestaat het wegprofiel uit drie rijstroken en een vluchtstrook. Tussen Houten en knooppunt Everdingen (A2 / A27) bestaat het wegprofiel uit twee rijstroken, een spitsstrook en een vluchtstrook. Vanaf knoopunt Everdingen (A2 / A27) tot aan knooppunt Hooipolder (A27 / A59) bestaat het wegprofiel uit twee rijstroken en een vluchtstrook. Tussen knooppunt Everdingen en het Merwedekanaal wordt hier een derde rijstrook aan toegevoegd.
Het deeltraject van de A59, zoals deze in het plangebied is opgenomen, start vanaf km 99,9 en loopt tot km 104,6. Hierbij loopt de A59 achtereenvolgens langs de kernen Raamsdonk en Raamsdonksveer. Over de gehele lengte beschikken beide richtingen van de (snel)weg over twee rijstroken en een vluchtstrook.
2.2 Toekomstige Situatie
Het Tracébesluit A27 Houten - Hooipolder voorziet in diverse infrastructurele maatregelen aan de A27 tussen km 18,0 en 68,4 en de A59 tussen km 99,9 en km 104,6. Hieronder is per trajectdeel aangegeven wat de aanpassingen zijn, welke met het Tracébesluit mogelijk zijn gemaakt. Op hoofdlijnen bestaan de maatregelen uit:
- Wegvak Houten - Everdingen tussen km 68,4 en km 55,6: De westelijke rijbaan wordt verbreed van twee rijstroken + spitsstrook naar vier rijstroken. De capaciteit en de rijstrookindeling van de oostelijke rijbaan wordt niet aangepast. De bestaande Hagesteinsebrug wordt vervangen door twee nieuwe bruggen. Dat zorgt voor een wijziging van het verticaal en horizontaal alignement van beide rijbanen.
- Wegvak Everdingen – Scheiwijk tussen km 55,6 en km 39,0: In beide richtingen wordt de capaciteit van de weg uitgebreid van twee rijstroken + vluchtstrook naar twee rijstroken + spitsstrook. Voor het deel tussen km 55,6 en km 52,5 geldt dat hier reeds drie rijstroken aanwezig zijn.
- Wegvak Scheiwijk - Werkendam tussen km 39,0 en km 31,3: De westelijke rijbaan gaat van twee rijstroken + vluchtstrook naar vier rijstroken, de oostelijke rijbaan van twee rijstroken + vluchtstrook naar drie rijstroken. De bestaande Merwedebruggen worden vervangen door twee nieuwe bruggen. Dat zorgt voor een wijziging van het verticaal en horizontaal alignement.
- Wegvak Werkendam – Hooipolder tussen km 31,3 en km 18,0: Voor het gedeelte Werkendam - Hank wordt de capaciteit in beide rijrichtingen uitgebreid van twee rijstroken + vluchtstrook naar deels drie rijstroken + spitsstrook. Voor het gedeelte Hank – Hooipolder wordt de capaciteit in beide richtingen uitgebreid van twee rijstroken + vluchtstrook naar drie rijstroken + vluchtstrook, met uitzondering van de oostelijke rijbaan tussen de aansluiting Hank (nr. 21) en aansluiting Geertruidenberg (nr. 20) die wordt uitgebreid naar drie rijstroken + spitsstrook. De bestaande Keizersveerbruggen worden vervangen door twee nieuwe bruggen. Dat zorgt voor een wijziging van het verticaal en horizontaal alignement.
- Knooppunt Hooipolder en A59 tussen km 99,9 en km 104,6: Realisatie van een vrij liggende verbindingsboog van de A59 vanuit het westen richting de A27 naar het noorden, het aanpassen van de A59 tussen de aansluiting Oosterhout (nr. 33) en km 104,6 ten oosten van knooppunt Hooipolder en het realiseren van vrije rechtsaffers voor de richtingen ’s Hertogenbosch naar Utrecht en Utrecht naar knooppunt Zonzeel.
- Realisatie van een nieuwe verbindingsweg tussen de aansluiting Oosterhout (nr. 33) / A59 en de Eendrachtsweg in Raamsdonksveer.
- Geluidsmaatregelen: Er wordt een geluidsreducerend wegdek aangebracht. Daarnaast worden bestaande geluidsschermen behouden, vervangen, aangepast of verplaatst. Daarnaast worden nieuwe geluidsschermen gerealiseerd.
Voor meer informatie wordt verwezen naar het Tracébesluit, zie Bijlage 1 Tracébesluit A27Houten - Hooipolder. Voorliggend bestemmingsplan maakt de aanpassingen op het grondgebied van de gemeente Vijfheerenlanden mogelijk.
Vertaling bestemmingsplan
Om genoemde maatregelen van het Tracébesluit juridisch-planologisch vast te leggen, wordt dit vertaald in diverse bestemmingsplannen. In het bestemmingsplan wordt er een bestemming 'Verkeer - Rijkswegen' opgenomen voor nagenoeg het gehele plangebied. De vigerende bestemmingen zoals benoemd in de vigerende (bestemmings)plannen worden omgezet in 'Verkeer - Rijkswegen'.
Naast 'Verkeer - Rijkswegen' worden de geldende dubbelbestemmingen en gebiedsaanduidingen uit de geldende bestemmingsplannen allen overgenomen in het voorliggende bestemmingsplan.
2.3 Gebiedskenmerken
Gemeente Vijfheerenlanden
Het Tracébesluit leidt tot aanpassing van diverse kunstwerken op het grondgebied van de gemeente Vijfheerenlanden, onderstaand zijn de belangrijkste aanpassingen benoemd:
- Kunstwerk 4 op de ontwerptekeningen van het Tracébesluit betreft de Hagesteinsebrug over de Lek.
- Kunstwerk 5 op de ontwerptekeningen van het Tracébesluit betreft de verbreding van brug over de Hagenweg.
- Kunstwerk 6 op de ontwerptekeningen van het Tracébesluit betreft de verbreding van brug over de Lange Dreef.
- Kunstwerk 62, 63 en 64 op de ontwerptekeningen van het Tracébesluit betreffen de verbredingen van de bruggen over de A2.
- Kunstwerk 7 op de ontwerptekeningen van het Tracébesluit betreft de verbreding van brug over de Autenasekade.
- Kunstwerk 10 op de ontwerptekeningen van het Tracébesluit betreft de verbreding van brug over het kanaal.
- Kunstwerk 12 op de ontwerptekeningen van het Tracébesluit betreft de verbreding van brug over het lakerveld.
- Kunstwerk 13 op de ontwerptekeningen van het Tracébesluit betreft de verbreding van brug over de Veldweg.
- Kunstwerk 15 op de ontwerptekeningen van het Tracébesluit betreft de verbreding van brug over de Zouwendijk.
- Kunstwerk 17 op de ontwerptekeningen van het Tracébesluit betreft de verbreding van brug over de Prinses Marijkeweg.
- Kunstwerk 18 op de ontwerptekeningen van het Tracébesluit betreft de nieuwe brug op de Blommendaal over de A27.
Hoofdstuk 3 Beleidskader
De toets van het Tracébesluit aan het beleid heeft reeds plaatsgevonden in het kader van Tracésbesluit zelf. Het Tracébesluit wordt 1 op 1 overgenomen, een nieuwe toets aan beleid in het kader van dit bestemmingsplan is daarmee niet aan de orde.
3.1 Rijksbeleid
3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte in werking getreden. Deze structuurvisie geeft een totaalbeeld van het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid op rijksniveau. De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vervangt de Nota Ruimte, de Structuurvisie Randstad 2040, de Nota Mobiliteit, de MobiliteitsAanpak en de Structuurvisie voor de Snelwegomgeving.
Figuur 3.1: SVIR
De structuurvisie schetst ontwikkelingen en legt de ambities tot 2040 vast. De ambities zijn:
- 1. Concurrentiekracht;
- 2. Bereikbaarheid;
- 3. Leefbaarheid en veiligheid.
Het Rijk kiest drie doelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden voor de middellange termijn (2028):
- Het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
- Het verbeteren en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
- Het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden blijven.
De structuurvisie regelt geen specifieke zaken op provinciaal of lokaal niveau. De verantwoordelijkheid voor de afstemming tussen verstedelijking en groene ruimte op regionale schaal laat het Rijk over aan de provincies.
3.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening
De wetgever heeft in de Wro, ter waarborging van nationale en provinciale belangen, de besluitmogelijkheden van lagere overheden begrensd. Indien nationale of provinciale belangen dat met het oog op een goede ruimtelijke ordening noodzakelijk maken, kunnen bij of krachtens Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) respectievelijk provinciale verordening regels worden gesteld omtrent de inhoud van bestemmingsplannen. In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro), ook wel bekend als de AMvB Ruimte, zijn de 13 nationale belangen uit de SVIR opgenomen, die juridische borging vereisen. Het Barro is op 30 december 2011 deels in werking getreden en met enkele onderwerpen aangevuld per 1 oktober 2012. Het besluit is gericht op doorwerking van de nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen.
In het Barro komen de volgende dertien nationale belangen terug:
- 1. Rijksvaarwegen;
- 2. Project Mainportontwikkeling Rotterdam;
- 3. Kustfundament;
- 4. Grote rivieren;
- 5. Waddenzee en waddengebied;
- 6. Defensie;
- 7. Hoofdwegen en hoofdspoorwegen;
- 8. Elektriciteitsvoorziening;
- 9. Buisleidingen van nationaal belang voor vervoer van gevaarlijke stoffen;
- 10. Ecologische hoofdstructuur (voormalige Ecologische hoofdstuctuur, nu bekend als Natuur Netwerk Nederland);
- 11. Primaire waterkeringen buiten het kustfundament;
- 12. IJsselmeergebied (uitbreidingsruimte);
- 13. Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde.
Relatie met voorliggend bestemmingsplan
De inpassing van het Tracébesluit A27 Houten - Hooipolder middels het bestemmingsplan 'Tracébesluit A27 - gemeente Vijfheerenlanden' is niet in strijd met de bovengenoemde dertien nationale belangen en voldoet daarmee aan het Barro.
3.1.3 Nationale Omgevingsvisie
De Nationale Omgevingsvisie brengt de langetermijnvisie in beeld voor 2050. De nationale belangen waarop het Rijk wil sturen zijn vertaald in vier prioriteiten:
- 1. Ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie
- 2. Duurzaam economisch groeipotentieel
- 3. Sterke en gezonde steden en regio's
- 4. Toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied
Het afwegen van de beleidskeuzes wordt helder en voorspelbaar gemaakt aan de hand van drie afwegingsprincipes: Combinaties van functies gaan voor enkelvoudige functies, kenmerken en identiteit van een gebied staan centraal en afwentelen wordt voorkomen.
Figuur 3.2: Afwegen met Nationale Omgevingsvisie
De prioriteit 'Sterke en gezonde steden en regio's' ziet toe op het belang van mobiliteit, door in te zetten op de bestaande stadsgrenzen blijft de open ruimten tussen stedelijke regio's behouden. Tegelijk willen we de leefbaarheid en klimaatbestendigheid in steden en dorpen verbeteren. Schonere lucht, voldoende groen en water en genoeg publieke voorzieningen waar mensen kunnen bewegen (wandelen, fietsen, sporten, spelen), ontspannen en samenkomen. Daarbij hoort een uitstekende bereikbaarheid en toegankelijkheid, ook voor mensen met een handicap. We zorgen dat de leefomgevingskwaliteit en -veiligheid verder toeneemt.
Relatie met voorliggend bestemmingsplan
De inpassing van het Tracébesluit A27 Houten - Hooipolder middels het bestemmingsplan 'Tracébesluit A27 - gemeente Vijfheerenlanden' draagt bij aan het aspect mobiliteit door de fysieke wijzigingen aan de A27 en de verbeteringen op de aspecten doorstroming en verkeersveiligheid.
3.2 Gemeentelijk Beleid
3.2.1 Gemeentelijke Structuurvisie 2020 Leerdam
Gemeentelijke Structuurvisie 2020 Leerdam 'Hart voor Kwaliteit aan de Linge'
De gemeenteraad heeft de Structuurvisie 2020 op 11 oktober 2012 vastgesteld.
De koers van de gemeente is gebaseerd op de ambitie van de gemeente Leerdam om te komen tot een 'evenwichtig ontwikkelingsscenario'. Dit betekent dat de uitgangspunten ten aanzien van het ruimtelijk structuur- en streefbeeld van de Structuurvisie Plus ongewijzigd blijven en er geen nieuwe grootschalige ruimtelijke ontwikkelingen zijn voorzien.
Ontwikkelingen in de stad dienen in algemene zin bij te dragen aan het behoud en het versterken van het ruimtelijk raamwerk van de stad. De structuurvisie vormt dit ruimtelijk raamwerk en daarbinnen zijn de volgende hoofddoelstellingen geformuleerd:
- 1. Versterken en zichtbaar maken van ruimtelijk raamwerk: lijnen (dijken, wegen en waterlopen), vlakken (kernen, wijken en gebiedsdelen) en elementen (bijzonderheden en beeldbepalende gebouwen);
- 2. Versterken relaties stad en buitengebied door nieuwe invulling en vormgeving van stadsranden en overgangszones;
- 3. Ruimtelijke ontwikkelingen enten op de kwaliteiten en potenties van het ruimtelijk raamwerk;
- 4. Kwaliteiten van water en ecologie benutten als sturend planelement;
- 5. Streven naar zuinig en duurzaam ruimtegebruik.
Sinds 2001 is een aantal ambities zoals verwoord in de Structuurvisie Plus gerealiseerd en daardoor werkelijkheid geworden. Denk aan het vaststellen van het Beleid Openluchtrecreatie, de realisatie van het Kristallijn op het terrein van de voormalige gasfabriek en de vaststelling van het nieuwe en integrale Bestemmingsplan Buitengebied. De ambitie van deze Structuurvisie is dat wij anno 2020 ook kunnen terugblikken op een aantal ontwikkelingen die vanuit de visie realiteit zijn geworden. Denk aan prettig wonen in Broekgraaf, de verdere herstructurering van wijk West en het verbeteren van de verkeersafwikkeling als gevolg van de reconstructie van de Zuid Hollandweg.
Relevantie bestemmingsplan
De onderhavige ontwikkeling staat de in de visie gestelde ambities niet in de weg.
3.2.2 Structuurvisie Vianen
De Structuurvisie Vianen 2030, vastgesteld op 4 december 2012 door de gemeenteraad van Vianen, vormt een actualisatie van de gemeentelijke Structuurvisie Vianen 2015 en borduurt daar in hoofdlijnen op voort. Het doel van de actualisatie van de structuurvisie is te voldoen aan de Wet ruimtelijke ordening. De visie (het wensbeeld) loopt tot 2020, met een doorkijk naar 2030.
De structuurvisie bevat doelstellingen voor de thema's bevolking en wonen, voorzieningen, bedrijventerreinen, infrastructuur en verkeer, landschap, natuur en water, recreatie, toerisme, voorzieningen en leefbaarheid.
De structuurvisie beschrijft de beoogde verbreding van A2 en A27.
Relevantie bestemmingsplan
De onderhavige ontwikkeling is in lijn met de in de visie gestelde ambities.
Hoofdstuk 4 Onderzoeken
De verschillende (milieu)onderzoeken waaraan getoetst dient te worden bij het opstellen van een bestemmingsplan, zijn behandeld in de Milieueffectrapport (MER) behorend bij het Tracébesluit. Zie hiervoor Bijlage 1 Tracébesluit A27 Houten - Hooipolder. De onderzoeksthema's zijn in dit besluit reeds afgewogen en behoeven geen herhaalde toetsing in het bestemmingsplan.
Het Tracébesluit geeft in het kort het volgende beeld van de onderzoeksaspecten:
- MER
In het Milieueffectrapport (MER) is de vergelijking opgenomen van het voorkeursalternatief met de zogenaamde referentiesituatie.
- Verkeer
Als gevolg van de aanpassingen aan de A27 verbetert de doorstroming. Het gevolg van de verbeterde reistijden is ook dat de verkeersdruk op het onderliggende wegennet afneemt door de afname van sluipverkeer. De lagere I/C- verhoudingen zorgen ervoor dat de kans op incidenten en verstoringen kleiner wordt. Per saldo zal hierdoor voor het gehele traject sprake zijn van een positief effect op de betrouwbaarheid van de reistijd. Maar ook na de capaciteitsuitbreiding kan een betrouwbare reistijd niet ter alle tijde worden gegarandeerd.
- Geluid
Voor de geluidsgevoelige bestemmingen, waar op grond van de berekende resultaten sprake is van een overschrijding van de grenswaarde voor aanleg van een nieuwe weg of aanpassing van de weg, is een toets aan de normen van de Wet milieubeheer uitgevoerd om te kunnen bepalen of geluidsreducerende maatregelen moeten worden getroffen om de toekomstige geluidsbelasting van die woningen tot de voorkeurswaarde terug te brengen. Daarnaast is, waar relevant, getoetst een de Wet geluidhinder. Door de toepassing van een geluidsreducerend wegdek is voor veel aanpassings-, sanerings- en aanpassingswoningen de overschrijding van de grenswaarde weggenomen. Ook worden geluidschermen toegepast. Voor enkele woningen en andere geluidsgevoelige bestemmingen is het treffen van maatregelen niet voldoende. Hiervoor is op basis van het Tracébesluit een hogere waarde vastgesteld.
- Luchtkwaliteit
Het traject is opgenomen in het NSL. Uit het Tracébesluit blijkt dat het project wat betreft het onderdeel luchtkwaliteit kan worden gerealiseerd met de grondslag artikel 5.16, eerste lid onder d, juncto artikel 5.16 tweede lid sub d van de Wet milieubeheer.
- Externe veiligheid
Voor het plangebied verandert het Groepsrisico niet ten opzichte van de referentiesituatie, voor de A27. Het vervoer van gevaarlijke stoffen verandert niet ten opzichte van de referentiesituatie, evenmin als de kans op een ongeval. Verantwoording van het Groepsrisico is nodig als de oriëntatiewaarde hoger is dan 1 of als deze ligt tussen 0,1 en 1 maar met meer dan tien procent toeneemt.
Om te bepalen of de oriëntatiewaarde hoger is dan 0,1 en dus toetsing noodzakelijk is, zijn vuistregels vastgelegd in de Handleiding risicoanalyse transport. Hierbij wordt gekeken naar overschrijding van een drempelwaarde welke gebaseerd is op de dichtheid van de bevolking en de afstand tot de weg. Op basis van deze vuistregels blijkt dat voor de locatie Gorinchem de drempelwaarde wordt overschreden en dus een risicoberekening benodigd is. Voor de resterende locaties geldt dat de oriëntatiewaarde op basis van de vuistregel onder de 0,1 ligt en toetsing niet nodig is. Middels deze risicoberekening is beoordeeld of het groepsrisico met meer dan 10% toeneemt, dit blijkt niet het geval te zijn.
Omdat het groepsrisico niet verandert en niet boven de oriëntatiewaarde ligt, zijn uit het oogpunt van externe veiligheid geen maatregelen nodig. Het opstellen van een verantwoording Groepsrisico is evenmin nodig.
- Natuur
Uit de uitgevoerde Voortoets en Passende Beoordeling volgt dat er geen sprake is van significant negatieve effecten op de instandhoudingsdoelstellingen voor de aangewezen habitattypen- en soorten en vogelsoorten in het Natura 2000-gebied Zouweboezem. Voor overige Natura 2000-gebieden en Beschermde Natuurmonumenten is er geen sprake van (significant) negatieve effecten.
Er is sprake van significante aantasting van de wezenlijke kenmerken en waarden van Natuurnetwerk Nederland gebied door fysiek ruimtebeslag binnen de provincies Utrecht, Zuid-Holland en Noord-Brabant. Deze fysieke aantasting wordt gecompenseerd. Voor de provincie Noord-Brabant wordt ook de verstoring door toename van geluid op Natuurnetwerk Nederland gebied gecompenseerd.
Er is sprake van significante aantasting van de wezenlijke kenmerken en waarden van belangrijk weidevogelgebied door fysiek ruimtebeslag binnen de provincie Zuid-Holland. Dit wordt gecompenseerd middels kwaliteitsverbetering van bestaand belangrijk weidevogelgebied.
Diverse beschermde soorten komen voor in het plangebied. De effecten op de beschermde soorten zijn beschreven en beoordeeld. Er worden mitigerende en compenserende maatregelen genomen om de effecten weg te nemen of te verzachten en het leefgebied te compenseren. Hiermee wordt zorg gedragen voor een gunstige staat van instandhouding van de populaties
De boscompensatie wordt uitgevoerd volgens de “samenwerkingsovereenkomst EZ-I&M uitvoering boswet Rijkswaterstaat”. Op grond van de Boswet dient in totaal 42,1 hectare bos gecompenseerd te worden.
Binnen de gemeente Altena, Geertruidenberg, Gorinchem, Molenlanden en Vijfheerenlanden worden in totaal 216 bomen gekapt, in de gemeente Vijfheerenlanden betreft het 51 bomen. Deze houtopstanden moeten, afhankelijk van het gemeentelijk beleid, al dan niet gecompenseerd worden. De benodigde compensatie wordt binnen het project gerealiseerd.
- Archeologie
Voorafgaand aan de uitvoering dient archeologisch onderzoek, in de vorm van booronderzoek met eventueel aanvullend proefsleuven te worden uitgevoerd.
- Bodem
Langs het gehele traject is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd om bodemverontreinigingen in kaart te brengen. Daarnaast dient er op enkele locaties waar al verontreiniging is aangetroffen aanvullend onderzoek plaats te vinden. Uitgangspunt is dat er gestreefd wordt naar hergebruik van zo veel mogelijk grond. Ontgraven grond wordt bij voorkeur hergebruikt binnen het project.
- Water
Het plan heeft de volledige instemming van de betrokken waterbeheerders en is de basis voor de benodigde vergunningen. Er worden diverse maatregelen getroffen met het oog op het aspect water. Als gevolg van de wegaanpassing wordt oppervlaktewater gedempt of verlegd en neemt het verhard oppervlak toe. Ter compensatie worden bestaande watergangen verbreed, worden nieuwe watergangen aangelegd en wordt de hoeveelheid beschikbare waterberging uitgebreid.
- Landschap en cultuurhistorie
Door de verbreding van de weg vinden er effecten plaats op de landschappelijke karakteristiek, gebiedskenmerken, patronen en elementen, zichtrelaties vanaf de weg en vanuit het landschap. Er is een landschapsplan opgesteld en er worden maatregelen getroffen, zoals het versterken van de laanbeplanting. Ook wordt rekening gehouden met de Nieuwe Hollandsche Waterlinie door de zichtbaarheid/beleefbaarheid van Fort Altena te versterken.
Hoofdstuk 5 Juridische Planbeschrijving
5.1 Wettelijke Vereisten
De gehele inpassing van het Tracébesluit A27 Houten – Hooipolder wordt vertaald in diverse bestemmingsplannen. Om de inpassing overzichtelijk te houden is in alle bestemmingsplannen bedoeld om het Tracébesluit A27 Houten – Hooipolder in te passen aangesloten bij één set regels, welke is gebaseerd op het gemeentelijke 'Handboek (digitale) bestemmingsplannen' 2019 van de gemeente Oosterhout. Op deze wijze wordt de inpassing van het Tracébesluit op uniforme wijze verwerkt.
De Wet ruimtelijke ordening biedt mogelijkheden voor het opstellen van verschillende bestemmingsplanvormen, van zeer globaal tot gedetailleerd. Het onderhavige bestemmingsplan beschrijft meer dan alleen de hoofdlijnen van het beleid, doch treedt niet al te zeer in details.
5.2 Verbeelding
Figuur 5.1: Verbeelding Tracé A27 in de gemeente Vijfheerenlanden
5.3 Bestemmingen
Hieronder worden de meeste voorkomende bestemmingen kort toegelicht.
5.3.1 Opzet regels
De opbouw van de regels is gelijk aan Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012. De opbouw is als volgt:
- Betekenis afspraken (Hoofdstuk 1 Inleidende regels);
- De gebruiks- en bouwregels per bestemming (Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels);
- Algemene regels (Hoofdstuk 3 Algemene regels);
- Overige regels (Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels).
Een bestemmingsartikel (Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels) wordt uit de volgende leden in deze volgorde opgebouwd:
- Bestemmingsomschrijving;
- Bouwregels;
- Nadere eisen;
- Afwijken van de bouwregels;
- Specifieke gebruiksregels;
- Afwijken van de gebruiksregels;
- Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van
- werkzaamheden;
- Wijzigingsbevoegdheid.
De specifieke nadere eisenregelingen, afwijkingsbevoegdheden en wijzigingsbevoegdheden en mogelijk een omgevingsvergunningstelsel voor werken en werkzaamheden zijn zoveel mogelijk per bestemming opgenomen. Hierdoor wordt direct per bestemming inzicht geboden in de eventuele afwijkingsmogelijkheden en onnodig verwijzen naar andere artikelen voorkomen. Deze werkwijze bevordert de toegankelijkheid van het bestemmingsplan.
5.3.2 Toelichting bestemmingen
Verkeer - Rijkswegen
De tot 'Verkeer - Rijkswegen' bestemde gronden zijn bedoeld voor stroomwegen en ontsluitingswegen, groen- en nutsvoorzieningen, kunstwerken en -objecten, geluidwerende voorzieningen, straatmeubilair, en voor water en waterhuishoudkundige voorzieningen. Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd. Er zijn nadere regels opgenomen voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Leiding - Brandstof
De voor 'Leiding - Brandstof' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor een ondergrondse buisleiding voor het transport van brandstof. In afwijking van het bepaalde bij andere bestemmingen mogen geen bouwwerken worden opgericht binnen deze bestemming, met uitzondering van bouwwerken die ten dienste staan van de buisleiding.
Voor het afwijken van de bouwregels voor een gebouw of bouwwerk ten dienste van de bestemming, is een omgevingsvergunning vereist.
Leiding - Riool
De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor een ondergrondse rioolbuisleiding. In afwijking van het bepaalde bij andere bestemmingen mogen geen bouwwerken worden opgericht binnen deze bestemming, met uitzondering van bouwwerken die ten dienste staan van de buisleiding.
Voor het afwijken van de bouwregels voor een gebouw of bouwwerk ten dienste van de bestemming, is een omgevingsvergunning vereist.
Leiding - Water
De voor 'Leiding - Water' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor een ondergrondse buisleiding voor het transport van drinkwater. In afwijking van het bepaalde bij andere bestemmingen mogen geen bouwwerken worden opgericht binnen deze bestemming, met uitzondering van bouwwerken die ten dienste staan van de buisleiding.
Voor het afwijken van de bouwregels voor een gebouw of bouwwerk ten dienste van de bestemming, is een omgevingsvergunning vereist.
Leiding - Water 1
De voor 'Leiding - Water 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor een ondergrondse buisleiding voor het transport van drinkwater. In afwijking van het bepaalde bij andere bestemmingen mogen geen bouwwerken worden opgericht binnen deze bestemming, met uitzondering van bouwwerken die ten dienste staan van de buisleiding.
Voor het afwijken van de bouwregels voor een gebouw of bouwwerk ten dienste van de bestemming, is een omgevingsvergunning vereist.
Waarde – Archeologie 1
De voor 'Waarde - Archeologie 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden. Voor werkzaamheden waarbij de grond wordt geroerd tot meer dan 0,30 m onder maaiveld en dit over een oppervlakte is van meer dan 30 m2, dan moet hiervoor een vergunning voor zijn afgegeven. Deze wordt afgegeven indien uit een door de bevoegde overheid goedgekeurd rapport blijkt dat het archeologisch bodemarchief niet wordt verstoord. Al dan niet na het treffen van maatregelen.
Waarde – Archeologie 2
De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden. Voor werkzaamheden waarbij de grond wordt geroerd tot meer dan 0,30 m onder maaiveld en dit over een oppervlakte is van meer dan 100 m2, dan moet hiervoor een vergunning voor zijn afgegeven. Deze wordt afgegeven indien uit een door de bevoegde overheid goedgekeurd rapport blijkt dat het archeologisch bodemarchief niet wordt verstoord. Al dan niet na het treffen van maatregelen.
Waarde – Archeologie 3
De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden. Voor werkzaamheden waarbij de grond wordt geroerd tot meer dan 0,30 m onder maaiveld en dit over een oppervlakte is van meer dan 250 m2, dan moet hiervoor een vergunning voor zijn afgegeven. Deze wordt afgegeven indien uit een door de bevoegde overheid goedgekeurd rapport blijkt dat het archeologisch bodemarchief niet wordt verstoord. Al dan niet na het treffen van maatregelen.
Waarde – Archeologie 4
De voor 'Waarde - Archeologie 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden. Voor werkzaamheden waarbij de grond wordt geroerd tot meer dan 1,50 m onder maaiveld en dit over een oppervlakte is van meer dan 250 m2, dan moet hiervoor een vergunning voor zijn afgegeven. Deze wordt afgegeven indien uit een door de bevoegde overheid goedgekeurd rapport blijkt dat het archeologisch bodemarchief niet wordt verstoord. Al dan niet na het treffen van maatregelen.
Waarde – Archeologie 5
De voor 'Waarde - Archeologie 5' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden. Voor werkzaamheden waarbij de grond wordt geroerd tot meer dan 0,30 m onder maaiveld en dit over een oppervlakte is van meer dan 500 m2, dan moet hiervoor een vergunning voor zijn afgegeven. Deze wordt afgegeven indien uit een door de bevoegde overheid goedgekeurd rapport blijkt dat het archeologisch bodemarchief niet wordt verstoord. Al dan niet na het treffen van maatregelen.
Waarde – Archeologie 6
De voor 'Waarde - Archeologie 6' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden. Voor werkzaamheden waarbij de grond wordt geroerd tot meer dan 0,30 m onder maaiveld en dit over een oppervlakte is van meer dan 10.000 m2, dan moet hiervoor een vergunning voor zijn afgegeven. Deze wordt afgegeven indien uit een door de bevoegde overheid goedgekeurd rapport blijkt dat het archeologisch bodemarchief niet wordt verstoord. Al dan niet na het treffen van maatregelen.
Waarde – Archeologie 8
De voor 'Waarde - Archeologie 8' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden. Voor werkzaamheden waarbij de grond wordt geroerd tot meer dan 0,30 m onder maaiveld en dit over een oppervlakte is van meer dan 500 m2, dan moet hiervoor een vergunning voor zijn afgegeven. Deze wordt afgegeven indien uit een door de bevoegde overheid goedgekeurd rapport blijkt dat het archeologisch bodemarchief niet wordt verstoord. Al dan niet na het treffen van maatregelen.
Waarde – Archeologie 9
De voor 'Waarde - Archeologie 9' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden. Voor werkzaamheden waarbij de grond wordt geroerd tot meer dan 0,30 m onder maaiveld en dit over een oppervlakte is van meer dan 10.000 m2, dan moet hiervoor een vergunning voor zijn afgegeven. Deze wordt afgegeven indien uit een door de bevoegde overheid goedgekeurd rapport blijkt dat het archeologisch bodemarchief niet wordt verstoord. Al dan niet na het treffen van maatregelen.
Waarde – Archeologie B
De voor 'Waarde - Archeologie B' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden. Voor werkzaamheden waarbij de grond wordt geroerd tot meer dan 0,30 m onder maaiveld en dit over een oppervlakte is van meer dan 30 m2 , dan moet hiervoor een vergunning voor zijn afgegeven. Deze wordt afgegeven indien uit een door de bevoegde overheid goedgekeurd rapport blijkt dat het archeologisch bodemarchief niet wordt verstoord. Al dan niet na het treffen van maatregelen.
Waarde – Archeologie D
De voor 'Waarde - Archeologie D' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden. Voor werkzaamheden waarbij de grond wordt geroerd tot meer dan 0,50 m onder maaiveld en dit over een oppervlakte is van meer dan 500 m2 , dan moet hiervoor een vergunning voor zijn afgegeven. Deze wordt afgegeven indien uit een door de bevoegde overheid goedgekeurd rapport blijkt dat het archeologisch bodemarchief niet wordt verstoord. Al dan niet na het treffen van maatregelen.
Waarde – Archeologie I
De voor 'Waarde - Archeologie I' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden. Voor werkzaamheden waarbij de grond wordt geroerd Rijkswaterstaat is geraadpleegd en de grond is vrijgegeven, dan moet hiervoor een vergunning voor zijn afgegeven. Deze wordt afgegeven indien uit een door de bevoegde overheid goedgekeurd rapport blijkt dat het archeologisch bodemarchief niet wordt verstoord. Al dan niet na het treffen van maatregelen.
Waarde - Ecologie
Deze dubbelbestemming richt zich op de instandhouding, het herstel en de ontwikkeling van natuurwaarden en (a)biotische waarden. Deze dubbelbestemming regelt dat naast de hoofdfunctie ten behoeve van de waterhuishouding ook de natuurlijke kwaliteit gewaarborgd wordt. Binnen deze gronden kunnen bepaalde werken alleen met een omgevingsvergunning uitgevoerd worden. Op deze manier zal bij de uitvoering van werkzaamheden de natuurkwaliteit afgewogen worden.
Waarde - Natuur
Deze dubbelbestemming richt zich op de instandhouding, het herstel en de ontwikkeling van natuurwaarden en (a)biotische waarden binnen de geulen in de uiterwaarden. Deze dubbelbestemming regelt dat naast de hoofdfunctie ten behoeve van de waterhuishouding ook de natuurlijke kwaliteit gewaarborgd wordt. Binnen deze gronden kunnen bepaalde werken alleen met een omgevingsvergunning uitgevoerd worden. Op deze manier zal bij de uitvoering van werkzaamheden de natuurkwaliteit afgewogen worden.
Waterstaat - Waterberging
De voor 'Waterstaat - Waterberging' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de afvoer van hoog oppervlaktewater, sediment en ijs.
Waterstaat - Waterkering
De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor hoofdwaterkering en daarbij behorende voorzieningen voor de kering van het water, aanleg, instandhouding en/of bescherming van de hoofdwaterkering, waterhuishouding en voorzieningen ten behoeve van het scheepvaartverkeer en verhardingen ten behoeve van de waterkering. Er mag alleen worden gebouwd na verkregen toestemming van het Waterschap.
Waterstaat – Waterstaatkundige functie
De voor 'Waterstaat – waterstaatkundige functie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor water, waterhuishoudkundige en waterstaatkundige voorzieningen, waterwegen, voorzieningen ten behoeve van het scheepvaartverkeer, verhardingen ten behoeve van de waterkering en ligplaatsen voor schepen, steigers en vlonders. Er mag niet worden gebouwd in strijd met de Waterwet en het Binnenvaart Politiereglement en na verkregen toestemming van Rijkswaterstaat.
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
6.1 Economische Uitvoerbaarheid
Volgens de Wet ruimtelijke ordening (afdeling 6.4), geldt er een verplichting tot kostenverhaal voor die gevallen die zijn aangewezen in het Besluit ruimtelijke ordening (hierna: Bro). Het bestemmingsplan maakt sec de inpassing van het Tracébesluit mogelijk, kostenverhaal is dan ook niet noodzakelijk.
6.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
In het kader van het vooroverleg als bedoeld in artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is het voorontwerp van het bestemmingsplan toegezonden aan de volgende overleginstanties:
- Rijkswaterstaat;
- Provincie Utrecht;
- Waterschap Rivierenland;
- Veiligheidsregio Utrecht;
- Gasunie;
- Dunea;
- Vitens.
Het voorontwerp bestemmingsplan is aangeboden aan bovenstaande overleginstanties. De reacties van de overleginstanties inclusief de beantwoording hiervan is bijgevoegd in de Commentaarnota vooroverleg bestemmingsplan Tracébesluit A27 - gemeente Vijfheerenlanden, welke als Bijlage 1 bij de toelichting is toegevoegd.
6.3 Vaststellingsprocedure
De procedure van artikel 3.8 en verder van de Wet ruimtelijke ordening is doorlopen. Het ontwerpbestemmingsplan heeft vanaf vrijdag 22 oktober tot en met donderdag 2 december 2021 ter inzage gelegen (zes weken). Gedurende deze periode zijn geen zienswijzen ingediend. Naar aanleiding van een reactie van Rijkswaterstaat is wel een tweetal ambtshalve wijzigingen doorgevoerd in het plan. Voor de inhoud hiervan wordt verwezen naar bijgevoegde 'Nota ambtshalve wijzigingen'.
Het bestemmingsplan regelt strikt de inpassing van het Tracébesluit A27 Houten - Hooipolder. Het Tracébesluit heeft de eigen openbare procedure doorlopen zoals deze wettelijk is bepaald, in dat kader zijn al zienswijzen ingediend en afgehandeld. Het Tracébesluit is inmiddels onherroepelijk geworden bij uitspraken van 26 augustus en 16 december 2020.
Bijlage 1 Tracébesluit A27 Houten - Hooipolder
Bijlage 1 Tracébesluit A27 Houten - Hooipolder
Bijlage 1 Commentaarnota Vijfheerenlanden
Bijlage 1 Commentaarnota Vijfheerenlanden