KadastraleKaart.com

1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Waarde - Archeologie 1a
Artikel 4 Waarde - Archeologie 1b
Artikel 5 Waarde - Archeologie 2a
Artikel 6 Waarde - Archeologie 2b
Artikel 7 Waarde - Archeologie 3
Artikel 8 Waarde - Archeologie 4a
Artikel 9 Waarde - Archeologie 4b
Artikel 10 Waarde - Archeologie 5a
Artikel 11 Waarde - Archeologie 5b
Artikel 12 Waarde - Archeologie 6
3 Algemene Regels
Artikel 13 Anti-dubbeltelregel
Artikel 14 Overige Regels
4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 15 Overgangsrecht
Artikel 16 Slotregel
1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Ligging Plangebied
1.3 Geldend Bestemmingsplan
1.4 Leeswijzer
2 Projectbeschrijving
3 Beleidskader
3.1 Rijksbeleid En Wetgeving
3.2 Provinciaal Beleid
3.3 Gemeentelijk Beleid
4 Haalbaarheid Van Het Plan
4.1 Algemeen
4.2 Beleid
4.3 Economische Uitvoerbaarheid
5 Juridische Toelichting
5.1 Algemeen
5.2 Verbeelding
5.3 Planregels
5.4 Wijze Van Bestemmen
6 Procedure
6.1 Algemeen
6.2 Vooroverleg
6.3 Zienswijzen

Paraplubestemmingsplan Archeologie Vijfheerenlanden

Bestemmingsplan - gemeente Vijfheerenlanden

Vastgesteld op 26-09-2024 - geheel in werking

1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan Paraplubestemmingsplan Archeologie Vijfheerenlanden met identificatienummer NL.IMRO.1961.BPVHLparapluarcheo-VA01 van de gemeente Vijfheerenlanden;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij horende bijlagen.

1.3 verbeelding:

de analoge en digitale voorstelling van de in het plan opgenomen digitale ruimtelijke informatie;

1.4 archeologisch onderzoek:

onderzoek naar de (aanwezigheid en/of waarde van) archeologische resten door een gecertificeerde instantie werkend conform de richtlijnen van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie. Dit onderzoek kan bestaan uit bureauonderzoek, booronderzoek, begeleiden, proefsleuvenonderzoek, opgravingen of een combinatie daarvan;

1.5 archeologisch rapport:

rapport waarin de resultaten van archeologisch onderzoek zijn vastgelegd en dat is opgesteld conform de richtlijnen van de vigerende versie van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie;

1.6 Archeologische verwachting:

de aan een gebied toegekende verwachting in verband met de kans op het voorkomen van archeologische resten in dat gebied;

1.7 archeologische waarde:

de aan een gebied toegekende waarde op basis van de aldaar voorkomende archeologische relicten;

1.8 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.9 begeleiden:

het begeleiden van bodemverstorende ingrepen door een archeoloog die de aanwezige archeologische resten documenteert en verzamelt conform de richtlijnen van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie en op basis van een door de bevoegde overheid goedgekeurd Programma van Eisen;

1.10 bestaand:

  • bij bebouwing: bebouwing zoals aanwezig op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan, dan wel mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning;
  • bij gebruik: gebruik zoals aanwezig op het tijdstip dat het plan rechtskracht heeft verkregen en in overeenstemming is met het voorheen geldend planologische regime;

1.11 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.12 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.13 bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak;

1.14 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.15 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.16 deskundige:

een door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen onafhankelijke deskundige of commissie van deskundigen inzake een bepaalde vakdiscipline;

1.17 gecertificeerde instantie:

instantie die beschikt over een certificaat als bedoeld in art. 5.1 van de Erfgoedwet;

1.18 hoofdgebouw:

gebouw of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.19 Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie:

de wettelijk verplichte standaardnorm die door de beroepsgroep van archeologen wordt gehanteerd voor de uitvoering van archeologisch onderzoek;

1.20 maaiveld:

de bovenkant van het terrein dat een gebouw/bouwwerk omgeeft, met dien verstande dat waar sprake is van een hellend of ongelijk maaiveld onder het 'aangrenzende maaiveld' wordt verstaan: het maaiveld dat grenst aan de voorgevel van een gebouw;

1.21 opgraving:

de ontsluiting van een archeologische vindplaats door een gecertificeerde instantie met als doel de informatie te verzamelen en vast te leggen die nodig is voor het beantwoorden van de in het Programma van Eisen verwoorde onderzoeksvra(a)g(en) en het behalen van de onderzoeksdoelstellingen;

1.22 peil:

  1. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  2. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw.
  3. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld;

1.23 Programma van Eisen (PvE):

document waarin onderzoeksvragen en uitvoeringseisen voor het uit te voeren archeologisch onderzoek in de vorm van proefsleuven of een opgraving staan geformuleerd. Voor aanvang van het onderzoek dient het PvE door het bevoegd gezag te zijn goedgekeurd;

1.24 wijziging:

een wijziging als bedoeld in artikel 3.6 eerste lid onder a van de Wet ruimtelijke ordening.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 diepte:

vanaf het maaiveld of de waterbodem tot aan het diepste punt van bodemverstorende werken of werkzaamheden.

2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Waarde - Archeologie 1a

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 1a' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), bestemd voor de bescherming en het behoud van de op en/of in deze gronden voorkomende en te verwachten archeologische waarden.

3.2 Bouwregels

3.3 Afwijken van de bouwregels

3.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

3.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd betreffende de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 1a' de regels van het plan te wijzigen zodanig dat de dubbelbestemming naar ligging wordt verschoven of naar omvang wordt vergroot of verkleind en in voorkomend geval wordt verwijderd, voor zover de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van archeologische waarden, in voorkomend geval na archeologisch onderzoek, daartoe aanleiding geeft.

Artikel 4 Waarde - Archeologie 1b

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 1b' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), bestemd voor de bescherming en het behoud van de op en/of in deze gronden voorkomende en te verwachten archeologische waarden.

4.2 Bouwregels

4.3 Afwijken van de bouwregels

4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

4.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd betreffende de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 1b' de regels van het plan te wijzigen zodanig dat de dubbelbestemming naar ligging wordt verschoven of naar omvang wordt vergroot of verkleind en in voorkomend geval wordt verwijderd, voor zover de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van archeologische waarden, in voorkomend geval na archeologisch onderzoek, daartoe aanleiding geeft.

Artikel 5 Waarde - Archeologie 2a

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 2a' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), bestemd voor de bescherming en het behoud van de op en/of in deze gronden voorkomende en te verwachten archeologische waarden.

5.2 Bouwregels

5.3 Afwijken van de bouwregels

5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

5.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd betreffende de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2a' de regels van het plan te wijzigen zodanig dat de dubbelbestemming naar ligging wordt verschoven of naar omvang wordt vergroot of verkleind en in voorkomend geval wordt verwijderd, voor zover de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van archeologische waarden, in voorkomend geval na archeologisch onderzoek, daartoe aanleiding geeft.

Artikel 6 Waarde - Archeologie 2b

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 2b' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), bestemd voor de bescherming en het behoud van de op en/of in deze gronden voorkomende en te verwachten archeologische waarden.

6.2 Bouwregels

6.3 Afwijken van de bouwregels

6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

6.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd betreffende de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2b' de regels van het plan te wijzigen zodanig dat de dubbelbestemming naar ligging wordt verschoven of naar omvang wordt vergroot of verkleind en in voorkomend geval wordt verwijderd, voor zover de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van archeologische waarden, in voorkomend geval na archeologisch onderzoek, daartoe aanleiding geeft.

Artikel 7 Waarde - Archeologie 3

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), bestemd voor de bescherming en het behoud van de op en/of in deze gronden voorkomende en te verwachten archeologische waarden.

7.2 Bouwregels

7.3 Afwijken van de bouwregels

7.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

7.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd betreffende de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3' de regels van het plan te wijzigen zodanig dat de dubbelbestemming naar ligging wordt verschoven of naar omvang wordt vergroot of verkleind en in voorkomend geval wordt verwijderd, voor zover de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van archeologische waarden, in voorkomend geval na archeologisch onderzoek, daartoe aanleiding geeft.

Artikel 8 Waarde - Archeologie 4a

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 4a' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), bestemd voor de bescherming en het behoud van de op en/of in deze gronden voorkomende en te verwachten archeologische waarden.

8.2 Bouwregels

8.3 Afwijken van de bouwregels

8.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

8.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd betreffende de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4a' de regels van het plan te wijzigen zodanig dat de dubbelbestemming naar ligging wordt verschoven of naar omvang wordt vergroot of verkleind en in voorkomend geval wordt verwijderd, voor zover de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van archeologische waarden, in voorkomend geval na archeologisch onderzoek, daartoe aanleiding geeft.

Artikel 9 Waarde - Archeologie 4b

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 4b' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), bestemd voor de bescherming en het behoud van de op en/of in deze gronden voorkomende en te verwachten archeologische waarden.

9.2 Bouwregels

9.3 Afwijken van de bouwregels

9.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

9.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd betreffende de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4b' de regels van het plan te wijzigen zodanig dat de dubbelbestemming naar ligging wordt verschoven of naar omvang wordt vergroot of verkleind en in voorkomend geval wordt verwijderd, voor zover de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van archeologische waarden, in voorkomend geval na archeologisch onderzoek, daartoe aanleiding geeft.

Artikel 10 Waarde - Archeologie 5a

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 5a' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), bestemd voor de bescherming en het behoud van de op en/of in deze gronden voorkomende en te verwachten archeologische waarden.

10.2 Bouwregels

10.3 Afwijken van de bouwregels

10.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

10.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd betreffende de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 5a' de regels van het plan te wijzigen zodanig dat de dubbelbestemming naar ligging wordt verschoven of naar omvang wordt vergroot of verkleind en in voorkomend geval wordt verwijderd, voor zover de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van archeologische waarden, in voorkomend geval na archeologisch onderzoek, daartoe aanleiding geeft.

Artikel 11 Waarde - Archeologie 5b

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 5b' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), bestemd voor de bescherming en het behoud van de op en/of in deze gronden voorkomende en te verwachten archeologische waarden.

11.2 Bouwregels

11.3 Afwijken van de bouwregels

11.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

11.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd betreffende de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 5b' de regels van het plan te wijzigen zodanig dat de dubbelbestemming naar ligging wordt verschoven of naar omvang wordt vergroot of verkleind en in voorkomend geval wordt verwijderd, voor zover de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van archeologische waarden, in voorkomend geval na archeologisch onderzoek, daartoe aanleiding geeft.

Artikel 12 Waarde - Archeologie 6

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 6' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), bestemd voor de bescherming en het behoud van de op en/of in deze gronden voorkomende en te verwachten archeologische waarden.

12.2 Bouwregels

12.3 Afwijken van de bouwregels

12.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

12.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd betreffende de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 6' de regels van het plan te wijzigen zodanig dat de dubbelbestemming naar ligging wordt verschoven of naar omvang wordt vergroot of verkleind en in voorkomend geval wordt verwijderd, voor zover de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van archeologische waarden, in voorkomend geval na archeologisch onderzoek, daartoe aanleiding geeft.

3 Algemene Regels

Artikel 13 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 14 Overige Regels

De in dit bestemmingsplan opgenomen regels gelden in aanvulling op de regels van alle onderliggende bestemmingsplannen en laten de regels uit die onderliggende bestemmingsplannen ongewijzigd, behoudens de artikelen die betrekking hebben op de archeologische waarde. Deze artikelen komen bij vaststelling van voorliggend 'Paraplubestemmingsplan Archeologie Vijfheerenlanden' van de gemeente Vijfheerenlanden te vervallen.

4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 15 Overgangsrecht

15.1 Overgangsrecht bouwwerken

Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:
  1. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;
  2. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10%;
  3. dit lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

15.2 Overgangsrecht gebruik

Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:
  1. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  2. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  3. indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  4. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 16 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan "Paraplubestemmingsplan Archeologie Vijfheerenlanden".

1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Het archeologiebeleid van de gemeente Vijfheerenlanden is recent geactualiseerd. De aanleiding voor deze actualisatie was de fusie tussen de voormalige gemeenten Leerdam, Vianen en Zederik in 2019. Harmonisatie van de afzonderlijke archeologische regelingen van deze gemeenten is noodzakelijk. Ook stelt de toekomstige Omgevingswet nieuwe eisen aan het gemeentelijke archeologiebeleid, met name de onderbouwing hiervan. Er is dan ook een nieuw bestemmingsplan nodig, waarin het gehele gemeentelijke grondgebied van één passende, actuele archeologieregeling wordt voorzien. Deze wordt daarom vormgegeven als een paraplubestemmingsplan waarmee voor alle bestemmingsplannen in de gemeente Vijfheerenlanden dezelfde regeling voor archeologie gaat gelden. Het paraplubestemmingsplan heeft alleen betrekking op de regeling voor archeologie en brengt geen wijziging aan in de overige regels van de vigerende bestemmingsplannen. Deze regeling betreft een vergunningstelsel dat gekoppeld is aan gebieden met bekende en/of aantoonbaar te verwachten archeologische waarden. De gebiedsindeling is gebaseerd op de 'Archeologische Beleidskaart gemeente Vijfheerenlanden 2023'.

1.2 Ligging Plangebied

Dit paraplubestemmingsplan beslaat het volledige grondgebied van de gemeente Vijfheerenlanden. Op navolgende luchtfoto is het gemeentelijk grondgebied van de gemeente Vijfheerenlanden aangegeven.
afbeelding
Luchtfoto met gemeentegrens

1.3 Geldend Bestemmingsplan

In een groot deel van de bestemmingsplannen die gelden binnen de gemeente Vijfheerenlanden is het onderwerp archeologie al geregeld. Daarbij doen zich verschillen voor tussen de regelingen van de voormalige gemeenten Leerdam, Vianen en Zederik. Voorliggend paraplubestemmingsplan vervangt de geldende regelingen door een uniforme regeling. Waar in onderliggende bestemmingsplannen nog geen regeling was opgenomen wordt via voorliggend parapluplanplan alsnog een regeling opgenomen.

1.4 Leeswijzer

Na dit inleidende hoofdstuk wordt in hoofdstuk 2 het plan beschreven. In hoofdstuk 3 is een beschrijving van het relevante archeologisch beleid van Rijk, provincie en gemeente opgenomen.
Daarnaast wordt het project in hoofdstuk 4 inhoudelijk op haalbaarheid getoetst aan de hand van onder andere de economische haalbaarheid van het plan. Hoofdstuk 5 gaat in op de juridische regeling. Tot slot bevat hoofdstuk 6 de procedure van het plan, waar de uitkomsten van het vooroverleg en de ter inzage legging worden opgenomen.

2 Projectbeschrijving

De huidige gemeente Vijfheerenlanden is ontstaan in 2019 als samenvoeging van de drie gemeenten Leerdam, Vianen en Zederik. De drie voormalige gemeenten beschikten al jaren over een archeologische verwachtingenkaart en bijbehorende beleidskaart en vrijstellingenbeleid. Dit beleid is inmiddels al enigszins verouderd. Het beleid van Leerdam en Zederik is samen met 6 andere (voormalige) gemeenten opgesteld in 2009 en het beleid van Vianen dateert uit 2011. In het nieuwe archeologiebeleid van de gemeente Vijfheerenlanden (de rapportage van RAAP 30 januari 2023) is een tabel opgenomen waarin een overzicht wordt gegeven van de diverse beleidscategorieën en de bijbehorende vrijstellingsgrenzen uit het beleid van de voormalige gemeenten.
Het voorliggende parapluplan is gebaseerd op het rapport 'Archeologie in gemeente Vijfheerenlanden; Deel 2: Geactualiseerd archeologiebeleid en onderzoeksagenda archeologie' (RAAP Archeologisch Adviesbureau/ADC ArcheoProjecten, 30 januari 2023): zie bijlagen bij toelichting, bijlage 1. In dit rapport is het nieuwe archeologiebeleid voor de gemeente Vijfheerenlanden beschreven. Op de bijbehorende beleidskaart archeologie is het gemeentelijke grondgebied opgedeeld in zones met verschillende bekende en/of te verwachten archeologische waarden. Aan deze zones zijn beleidsregels gekoppeld. Onderstaand is de Archeologische beleidskaart met de verschillende (verwachtings-) waarden weergegeven.
afbeelding
Archeologische beleidsaart (Bron: RAAP Archeologisch Adviesbureau/ADC ArcheoProjecten, 30 januari 2023)
De beste plek om kwetsbare oudheidkundige resten te bewaren is nog altijd in de grond. Sporen, vondsten en grondlagen bevinden zich in een specifieke context onder bepaalde conserverende omstandigheden. Die balans wordt verstoord als er gegraven of juist grond opgebracht wordt. Om dat te voorkomen is zorg voor het ondergronds erfgoed cruciaal (artikel 4 Verdrag van Malta). Bij het (nieuwe) gemeentelijk beleid van Vijfheerenlanden gelden de volgende uitgangspunten:
  1. Behoud in-situ
  2. Archeologisch vriendelijk bouwen
  3. Als 1 en 2 niet mogelijk zijn dan is archeologisch onderzoek nodig
  4. Onderzoek moet leiden tot kenniswinst
Bij het bepalen van vrijstellingsgrenzen dient rekening te worden gehouden met de diepteligging van het archeologisch relevante niveau, de omvang van de te verwachten vindplaatsen en dichtheid van het aantal verwachte vindplaatsen per oppervlakte-eenheid. Aan de hand van het onderzoek dat is uitgevoerd in het kader van de archeologische inventarisatiekaarten en de onderzoeksagenda is een afgewogen beleid met vrijstellingscategorieën gemaakt. Deze vrijstellingscategorieën zijn weergeven op de archeologische beleidskaart (kaartbijlagen 8 en 9). Op de eerste kaart (kaartbijlage 8) is de koppeling met de archeologische inhoud behouden zodat dit (voor de archeologisch deskundige) herleidbaar is. Op de tweede kaart zijn alleen de vrijstellingscategorieën weergegeven (kaartbijlage 9). Deze kaart kan worden gebruikt als onderlegger voor de plankaarten in bestemmingsplannen of vanaf invoering van de Omgevingswet het omgevingsplan. In onderstaande paragrafen volgt per categorie een onderbouwing en toelichting.
Wat betreft de vrijstellingsdiepte: in de Erfgoedwet wordt metaaldetectie in de bovenste 30 cm van het bodemprofiel toegestaan (met uitzondering van Rijksmonumenten). Dit betreft de gemiddelde dikte van de bouwvoor op agrarische percelen. Ook reguliere bodemingrepen, zoals spitten, in tuinen zullen over het algemeen beperkt blijven tot de bovenste 30 cm (een spadesteek diep). Bij het archeologisch beleid van de gemeente is deze 30 cm –mv als uitgangspunt genomen bij de vrijstellingsdieptes van de diverse beleidscategorieën (buiten de rijksmonumenten en de gemeentelijke archeologische monumenten).
Er worden 6 hoofdcategorieën onderscheiden, Waarde - Archeologie 1 t/m 6, en een categorie waarvoor geen archeologische waarde geldt. Voor 3 van de hoofdcategorieën gelden elk 2 subcategorieën.
afbeelding
Overzicht met vrijstellingsregimes (Bron: RAAP Archeologisch Adviesbureau/ADC ArcheoProjecten, 30 januari 2023)
Waarde – Archeologie 1a; regime 0 m² en 0 cm -mv & Waarde - Archeologie 1b regime 0 m² en 30 cm -mv:
  • Archeologische rijksmonumenten: De archeologische rijksmonumenten zijn beschermd via de Erfgoedwet waarbij geldt dat elke vorm van bodemingrepen (zonder of in afwijking van de vergunning) op basis van de Erfgoedwet verboden is.
  • Gemeentelijke archeologische monumenten: Momenteel zijn binnen de gemeente geen gemeentelijke archeologische monumenten aanwezig. Deze categorie maakt het mogelijk om in de toekomst terreinen aan te wijzen die archeologisch van grote betekenis zijn voor de gemeente Vijfheerenlanden. Voor dergelijke terreinen staat behoud in situ voorop en dient elke vorm van bodemingrepen te worden vermeden. Als bodemingrepen niet kunnen worden vermeden, kan de gemeente voorwaarden stellen, bijvoorbeeld planaanpassing, archeologisch onderzoek of andere maatregelen om de archeologische waarden in de bodem te beschermen.
  • AMK-terreinen: Dit betreft de voormalige provinciale archeologische monumenten, die nu onder de bevoegdheid van de gemeente vallen. In het oude beleid van de voormalige gemeenten Leerdam en Zederik gold een vrijstellingsoppervlak van 30 m², terwijl voor de gemeente Vianen 0 m² gold. Feit is dat bij de AMK-terreinen sprake is van de aanwezigheid van waardevolle archeologische resten, die een belangrijke bron van informatie zijn voor de bewoningsgeschiedenis van Vijfheerenlanden en waarbij geringe bodemingrepen al kunnen leiden tot aanzienlijk informatieverlies. Om deze redenen is het slechts beperkt toestaan van bodemingrepen gerechtvaardigd. Een klein vrijstellingsoppervlak stimuleert immers behoud in situ; een dergelijk behoud is bij deze AMK-terreinen wenselijk. Voor de AMK-terreinen geldt daarom een vrijstelling voor ingrepen tot 30 cm -mv. Aan bodemverstorende ingrepen dieper dan 30 cm –mv kan de gemeente voorwaarden stellen, bijvoorbeeld planaanpassing, archeologisch onderzoek of andere maatregelen om de archeologische waarden in de bodem te beschermen.
  • Historische kernen: De historische kernen betreffen de oudste delen van de diverse dorpen en steden binnen de gemeente. Het betreft gebieden waar op basis van historische bronnen is vastgesteld dat er bebouwing (al dan niet met erf) heeft gestaan. Ook de historische straten(patronen) en vestingwerken vallen binnen deze gebieden. Enkele locaties zijn als AMK-terrein aangeduid (historische kern van Vianen, Hagestein en Everdingen). Dit alles overziend, in combinatie met een zeer grote dichtheid aan te verwachten sporen en vondsten (zoals aangetoond bij rioleringswerkzaamheden in de binnenstad van Vianen en bij aanleg van leidingen in Ameide) geldt voor de historische kernen een streng vrijstellingsbeleid, overeenkomend met dat van de AMK-terreinen: er geldt een vrijstelling voor bodemingrepen tot 30 cm -mv. Aan bodemverstorende ingrepen dieper dan 30 cm –mv kan de gemeente voorwaarden stellen.
  • Kasteelterreinen en historische dijken: Deze locaties zijn op basis van historische bronnen geïdentificeerd. Ook voor deze categorie geldt dat sprake is van een grote dichtheid aan verwachte sporen. Er geldt een vrijstelling voor bodemingrepen tot een diepte van 30 cm -mv. Aan bodemverstorende ingrepen dieper dan 30 cm –mv kan de gemeente voorwaarden stellen, bijvoorbeeld planaanpassing, archeologisch onderzoek of andere maatregelen om de archeologische waarden in de bodem te beschermen.
Waarde – Archeologie 2a; regime 30 m² en 30 cm -mv & Waarde - Archeologie 2b; 30 m² en 150 cm -mv:
  • Woonheuvels: In de diverse historische bewoningslinten in de gemeente zijn woonheuvels aanwezig, in totaal zo’n 360 stuks. Deze woonheuvels kunnen worden gezien als huisterpen waarvan de ouderdom teruggaat tot in de (late) middeleeuwen. Archeologisch onderzoek in de regio Alblasserwaard/Vijfheerenlanden heeft aangetoond dat op de woonheuvels bewoningsresten uit de volle middeleeuwen aanwezig kunnen zijn. Bij diverse uitgevoerde onderzoeken is de hoge archeologische waarde van dergelijke woonheuvels in de Alblasserwaard/Vijfheerenlanden aangetoond. Onderzoek naar woonheuvels kan inzicht geven in de ouderdom van de bewoningslinten en de ontwikkeling van deze linten. Vergelijking van onderzoeken van woonheuvels uit verschillende bewoningslinten kan mogelijk relevante informatie opleveren. Gezien de geringe omvang van de woonheuvels (over het algemeen kleiner dan 2000 m²) en de grote dichtheid aan verwachte sporen en vondsten is een klein vrijstellingsoppervlak gerechtvaardigd: er geldt een vrijstelling voor bodemingrepen tot 30 cm -mv en met een oppervlakte tot 30 m². Aan bodemverstorende ingrepen dieper dan 30 cm –mv en groter dan 30 m² kan de gemeente voorwaarden stellen, bijvoorbeeld planaanpassing, archeologisch onderzoek of andere maatregelen om de archeologische waarden in de bodem te beschermen.
  • Verdwenen molens: Van zo’n 60 historische molens is de locatie bekend. Veel van deze molens werden gebruikt om het overtollige water uit de diverse polders te pompen, zogenaamde poldermolens. De oudste molens in Vijfheerenlanden gaan terug tot in de late middeleeuwen. Niet alleen ter plaatse van het molengebouw zijn archeologische resten te verwachten, maar ook er om heen. Te denken valt aan bakstenen muurtjes die als beschoeiing langs de watergangen dienden. Ook kunnen op het erf van de molenaar water- en beerputten worden verwacht. Gezien de geringe omvang van de molenlocaties (over het algemeen kleiner dan 2000 m²) en de grote dichtheid aan verwachte sporen en vondsten is een klein vrijstellingsoppervlak gerechtvaardigd: er geldt een vrijstelling voor bodemingrepen tot 30 cm -mv en met een oppervlakte tot 30 m². Aan bodemverstorende ingrepen dieper dan 30 cm –mv en groter dan 30 m² kan de gemeente voorwaarden stellen, bijvoorbeeld planaanpassing, archeologisch onderzoek of andere maatregelen om de archeologische waarden in de bodem te beschermen.
  • Rivierduinen (al dan niet afgedekt): Van diverse rivierduinen in de gemeente Vijfheerenlanden en omliggende gemeenten zijn archeologische vindplaatsen uit verschillende perioden bekend. Rivierduinen waren door hun hoogteligging beschermd tegen overstromingen en waren daarom geliefde woonlocaties. Op de rivierduinen worden onder andere kampementen uit de steentijd verwacht waarvan de omvang over het algemeen enkele tientallen tot enkele honderden vierkante meters bedraagt. Vindplaatsen uit de steentijd zijn zeldzaam in Vijfheerenlanden. Door hun hoge ouderdom zijn deze vindplaatsen uitermate kwetsbaar. Ingrepen met geringe omvang kunnen al leiden tot verstoring van vindplaatsen met informatieverlies tot gevolg. Een vrijstellingsregime met een beperkt vrijstellingsoppervlak is dan ook verdedigbaar. Voor dagzomende rivierduinen geldt een vrijstelling voor bodemingrepen tot 30 cm -mv en met een oppervlakte tot 30 m². Aan bodemverstorende ingrepen dieper dan 30 cm –mv en groter dan 30 m² kan de gemeente voorwaarden stellen, bijvoorbeeld planaanpassing, archeologisch onderzoek of andere maatregelen om de archeologische waarden in de bodem te beschermen. Voor afgedekte rivierduinen geldt een vrijstelling voor bodemingrepen tot 150 cm -mv en met een oppervlakte tot 30 m2. Aan bodemverstorende ingrepen dieper dan 150 cm –mv en groter dan 30 m² kan de gemeente voorwaarden stellen, bijvoorbeeld planaanpassing, archeologisch onderzoek of andere maatregelen om de archeologische waarden in de bodem te beschermen.
Waarde – Archeologie 3; regime 100 m² en 30 cm -mv
  • Oude woongronden: In de gebieden met oude woongronden heeft jarenlange bewoning plaatsgevonden waarbij een dik humeus (cultuur)dek is ontstaan. Het maaiveld van deze woongronden steekt veelal tot op de dag van vandaag nog boven het omliggende landschap uit. Veel van deze locaties werden in de Romeinse tijd bewoond, maar soms ook al in de ijzertijd of pas later (in volle/late middeleeuwen). Over het algemeen vond op deze locaties ook bewoning plaats in de late middeleeuwen en nieuwe tijd. De omvang van de terreinen varieert van enkele honderden vierkante meters tot enkele tientallen hectares. Binnen deze gebieden kunnen meerdere huisplaatsen aanwezig zijn met oppervlaktes tot enkele duizenden vierkante meters.
    Binnen de oude woongronden is een grote dichtheid aan archeologische sporen en vondsten te verwachten. Veel sporen, zoals die van waterputten en afvalkuilen, hebben een kleine omvang. Aan de hand van het vondstcomplex in dergelijke sporen kan nader inzicht worden verkregen over bewoning en verschil in gebruik/status tussen de diverse huisplaatsen in de betreffende woonzone. De dichtheid aan sporen kan binnen de zone sterk verschillen en is naar verwachting minder groot dan die in de beleidscategorie 2. Tevens moet een afweging worden gemaakt tussen het belang van de archeologie en het niet willen belasten van relatief kleine ingrepen. Om deze redenen is het wenselijk een minder klein vrijstellingsoppervlak te hanteren dan in beleidscategorie waarde-archeologie 2: Er geldt een vrijstelling voor bodemingrepen tot 30 cm -mv en met een oppervlakte tot 100 m². Aan bodemverstorende ingrepen dieper dan 30 cm -mv en groter dan 100 m² kan de gemeente voorwaarden stellen, bijvoorbeeld planaanpassing, archeologisch onderzoek of andere maatregelen om de archeologische waarden in de bodem te beschermen.
  • Ontginningslinten en overige historische elementen: Deze categorie betreft met name de bewoningslinten en eendenkooien die op basis van historische bronnen zijn geïdentificeerd. Deze terreinen hebben over het algemeen een aanzienlijke omvang. Ook voor deze categorie geldt dat sprake is van een grote dichtheid aan verwachte sporen. De dichtheid aan sporen kan binnen de zone sterk verschillen en is naar verwachting minder groot dan die in de beleidscategorie 2. Tevens moet een afweging worden gemaakt tussen het belang van de archeologie en het niet willen belasten van relatief kleine ingrepen. Om deze redenen is het wenselijk een minder klein vrijstellingsoppervlak te hanteren dan in beleidscategorie waarde-archeologie 2: Er geldt een vrijstelling voor bodemingrepen tot 30 cm -mv en met een oppervlakte tot 100 m². Aan bodemverstorende ingrepen dieper dan 30 cm -mv en groter dan 100 m² kan de gemeente voorwaarden stellen, bijvoorbeeld planaanpassing, archeologisch onderzoek of andere maatregelen om de archeologische waarden in de bodem te beschermen.
  • Conflictarcheologie: Een bijzondere categorie betreft de locaties met archeologische resten uit de Tweede Wereldoorlog en een enkele locatie met resten van de Nieuwe Hollandse Waterlinie. Een groot deel van deze locaties is vastgesteld op basis van historische luchtfoto’s uit de Tweede Wereldoorlog en betreft onder andere het radarstation Gorilla, maar ook bunkers, vliegtuigcrashes (waarvan locatie nauwkeurig genoeg bekend is), geschutsbatterijen en Fort Everdingen (deze laatste ook vanwege ligging in Nieuwe Hollandse Waterlinie). De ligging van deze locaties is nauwkeurig in beeld en is mede gebaseerd op de gemeentelijke kaart van Niet-Gesprongen Explosieven. Van andere locaties is slechts een globale ligging bekend uit historische bronnen. Het betreft onder andere de crashlocaties van vliegtuigen, maar ook gebieden waar (Nederlandse) barakken hebben gestaan. Ook zijn er WOII-locaties te duiden waar geen/nauwelijks kenniswinst te behalen is (zoals kilometers lange zones met loopgraven of mangaten).
    De dichtheid aan archeologische sporen is sterk afhankelijk van het type vindplaats, maar aangezien sprake is van bekende vindplaatsen, geldt een relatief streng vrijstellingsregime: Er geldt een vrijstelling voor bodemingrepen tot 30 cm -mv en met een oppervlakte tot 100 m². Aan bodemverstorende ingrepen dieper dan 30 cm -mv en groter dan 100 m² kan de gemeente voorwaarden stellen, bijvoorbeeld planaanpassing, archeologisch onderzoek of andere maatregelen om de archeologische waarden in de bodem te beschermen.
    Voor de zones waarvan de exacte locatie niet bekend is (globale crashsites) of locaties waarvan de archeologische waarde niet vaststaat (zoals de loopgraven) geldt geen eigen vrijstellingsregime. Deze zones worden als ‘attentiegebied’ beschouwd. Hier geldt het vrijstellingenbeleid van de onderliggende (verwachtings)zone, maar dient bij uitvoering van archeologisch (voor)onderzoek wel rekening te worden gehouden met de mogelijke aanwezigheid van resten die betrekking hebben op conflictarcheologie.
Waarde – Archeologie 4a; regime 250 m² en 30 cm -mv & Waarde - Archeologie 4b 250 m² en 150 cm -mv
  • Stroomgordels/crevasses: Veel archeologische vindplaatsen liggen op stroomgordels en crevasses. In deze zones zijn dan ook alle vindplaatscategorieën te verwachten en afhankelijk van de ouderdom van de betreffende stroomgordel/crevasse is sprake van een verwachting voor één of meerdere perioden. De omvang van de vindplaatsen varieert sterk: van enkele tientallen vierkante meters voor kampementen uit de steentijd tot duizenden vierkante meters voor nederzettingsterreinen uit de periode van de late landbouwers. Ingrepen met geringe omvang kunnen al leiden tot verstoring van vindplaatsen met informatieverlies. Echter, in tegenstelling tot bijvoorbeeld de historische dorps- en stadskernen waarvan vaststaat dat sprake is van de aanwezigheid van archeologische resten, geldt dit niet voor de stroomgordels. Op de (oeverwallen van) de stroomgordels hebben diverse nederzettingsterreinen gelegen, maar de afstand tussen naast elkaar liggende terreinen kan wel (vele) honderden vierkante meters groot zijn. Hierdoor wordt de kans op het daadwerkelijk aantreffen van dergelijke vindplaatsen aanzienlijk kleiner en daarom geldt voor deze verwachtingsgebieden een vrijstellingsoppervlak van 250 m². Aan grotere ingrepen kan de gemeente voorwaarden stellen, bijvoorbeeld planaanpassing, archeologisch onderzoek of andere maatregelen om de archeologische waarden in de bodem te beschermen. De diepteligging van de archeologische resten is afhankelijk van de diepteligging van de (oever)afzettingen van de betreffende stroomgordel waarbij geldt: hoe ouder, hoe dieper. Op basis van ondergrondgegevens is onderscheid gemaakt in twee diepteklassen:
    - Ligging van de top van de oeverafzettingen aan/nabij het oppervlak tot 1,5 m –mv. Hierbij geldt een vrijstellingsdiepte van 0,3 m –mv die overeenkomt met de gemiddelde dikte van de bouwvoor.
    - Ligging van de top van de oeverafzettingen dieper dan 1,5 m –mv. Bij deze stroomgordels/crevasses geldt een dieptevrijstelling van 1,5 m -mv.
  • Geulen: In de restgeulen is een bijzondere dataset aan archeologische resten te verwachten in de vindplaatscategorieën economie en infrastructuur. Te denken valt aan scheepswrakken/kano’s, visfuiken, afvaldumps, brugfunderingen, beschoeiingen en dergelijke. Gezien de ligging onder de grondwaterspiegel zijn organische resten zoals hout naar verwachting goed geconserveerd. Dit geldt ook voor veenlagen waarmee de ouderdom van de geul kan worden gedateerd of monsters ten behoeve van botanisch onderzoek. Vanwege de bijzondere dataset wordt qua vrijstellingsgrens aangesloten bij de vrijstellingsgrenzen van de stroomgordels.
Waarde – Archeologie 5a; regime 1.000 m² en 30 cm -mv
  • Uiterwaarden: Bekend is dat de uiterwaarden relatief jong zijn. Hier is met name sprake van de vindplaatscategorieën economie en infrastructuur. Te verwachten vindplaatsen zijn bijvoorbeeld steenovens, veerstoepen, kades/dijken, sluizen, duikers, rivierkribben en scheepswrakken. Aangezien het gebied sinds de bedijking buitendijks lag en daarmee regelmatig overstroomde, zijn geen nederzettingsresten uit late middeleeuwen/nieuwe tijd te verwachten. Dit rechtvaardigt een groter vrijstellingsoppervlak: Een vrijstelling voor bodemingrepen tot 30 cm -mv en met een oppervlakte tot 1.000 m². Aan bodemverstorende ingrepen dieper dan 30 cm -mv en groter dan 1.000 m² kan de gemeente voorwaarden stellen, bijvoorbeeld planaanpassing, archeologisch onderzoek of andere maatregelen om de archeologische waarden in de bodem te beschermen.
Waarde – Archeologie 5b; regime 1.000 m² en top van de ongeroerde waterbodem
  • Lek: De vindplaatsen in de (waterbodem van de) Lek betreffen de vindplaatscategorieën economie en infrastructuur en een mogelijke relevantie met alle onderzoeksthema’s. Te denken valt aan archeologische resten in de vorm van scheepswrakken, kribrestanten en afvaldumps. Zoals bij het thema infrastructuur van de onderzoeksagenda beschreven zijn twee locaties van scheepswrakken bekend. Als vrijstellingsoppervlak voor bodemingrepen geldt de top van de ongeroerde waterbodem met een oppervlakte tot 1.000 m². Aan bodemverstorende ingrepen dieper de top van de ongeroerde waterbodem en groter dan 1.000 m² kan de gemeente voorwaarden stellen, bijvoorbeeld planaanpassing, archeologisch onderzoek of andere maatregelen om de archeologische waarden in de bodem te beschermen.
Waarde – Archeologie 6; regime 10.000 m² en 30 cm -mv
  • Komgebieden: De komgebieden zijn de laaggelegen, relatief natte gebieden binnen het landschap en waren (voor de bedijking) niet geschikt om te wonen. Voor de perioden van de jager/verzamelaars, vroege en late landbouwers zijn in deze gebieden nauwelijks archeologische resten te verwachten. Dit is anders voor de periode van de staatssamenlevingen waar (na de bedijking) wel alle vindplaatscategorieën van belang zijn. In het komgebied kunnen met name resten van de categorieën economie en infrastructuur worden verwacht. Te denken valt aan wegen, afwateringssloten, beschoeiingen, duikers, bruggetjes, eendenkooien en dergelijke. De dichtheid aan vindplaatsen is naar verwachting laag en de omvang van de vindplaatsen is naar verwachting klein. Deze combinatie maakt dat bij bodemingrepen de kans op het verstoren van archeologische vindplaatsen klein is. Dit resulteert in een ruime vrijstellingsgrens van 10.000 m². Een groter vrijstellingsoppervlak is niet wenselijk omdat in deze gebieden de kans bestaat op de aanwezigheid van nog onontdekte stroomgordels en crevasses. Juist door onderzoek uit te voeren kan de aan- of afwezigheid van dergelijke zaken worden vastgesteld. Als vrijstellingsdiepte wordt een diepte van 30 cm –mv aangehouden, de onderkant van de reguliere bouwvoor. Aan bodemverstorende ingrepen dieper dan 30 cm -mv en groter dan 10.000 m² kan de gemeente voorwaarden stellen, bijvoorbeeld planaanpassing, archeologisch onderzoek of andere maatregelen om de archeologische waarden in de bodem te beschermen.

3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid En Wetgeving

3.1.1 Erfgoedwet 2016

In 1992 is het Verdrag van Valletta (Malta) door de landen van de EU, waaronder Nederland, ondertekend. Dit verdrag verplicht de Europese overheden tot het beschermen van archeologisch erfgoed. Hierbij wordt als uitgangspunt gehanteerd dat archeologische waarden in situ bewaard moeten blijven. Dat wil zeggen, dat ernaar gestreefd moet worden om de waarden op de locatie te behouden. Als dit niet mogelijk blijkt, bijvoorbeeld bij bouwplannen, dan moeten de waarden worden opgegraven en ex situ worden bewaard. Daarnaast dient bij ruimtelijke ontwikkelingen in een vroeg stadium rekening gehouden te worden met de archeologische waarden. Initiatiefnemers tot verstoring van bodemarchief betalen de kosten van het archeologisch onderzoek.
Per 1 juli 2016 is de Erfgoedwet ingegaan. De Erfgoedwet bundelt bestaande wet- en regelgeving voor behoud en beheer van het cultureel erfgoed in Nederland. Onder andere de Monumentenwet (1988) is hierin opgegaan en de uitgangspunten uit het Verdrag van Valletta zijn hierin opgenomen. Op basis van de Erfgoedwet zijn mogelijke (toevals)vondsten bij het verrichten van werkzaamheden in de bodem altijd beschermd. Artikel 5.10 lid 1 van de Erfgoedwet stelt namelijk: 'Degene die anders dan bij het verrichten van opgravingen een vondst doet waarvan hij weet dan wel redelijkerwijs moet vermoeden dat het een archeologische vondst betreft, meldt dit zo spoedig mogelijk bij Onze Minister'.
Ten aanzien van de regels voor archeologische monumentenzorg, de bescherming van archeologische waarden en het onderzoeken en opgraven ervan zijn de volgende zaken uit de Erfgoedwet van belang:
  • Streven naar behoud en bescherming van archeologische waarden op de oorspronkelijke plek in de bodem (in situ). In de bodem blijven archeologische waarden het beste bewaard. Als behoud in de bodem niet mogelijk is, dan kunnen archeologische resten worden behouden buiten de oorspronkelijke plek (ex situ) door middel van een archeologische opgraving.
  • Tijdig rekening houden met de (mogelijke) aanwezigheid van archeologische waarden bij ruimtelijke ontwikkelingen. Dat wil zeggen dat archeologische (voor)onderzoeken in een zo vroeg mogelijk stadium moeten worden uitgevoerd, zodat met de resultaten daarvan rekening gehouden kan worden bij de planvorming en -uitvoering, en er nog gekeken kan worden naar archeologievriendelijke alternatieven.
  • De verstoorder betaalt. Dit betekent dat archeologisch (voor)onderzoek en/of de technische maatregelen die nodig zijn om archeologische resten in situ te bewaren voor rekening zijn voor de initiatiefnemer van de bodemverstorende werkzaamheden.
  • Gemeenten en provincies krijgen een belangrijke rol in het proces van besluitvorming rond archeologisch erfgoed in hun ruimtelijke plannen en vergunningen.
  • Het bestaande stelsel uit de Monumentenwet 1988 verandert op een aantal punten, maar blijft verder grotendeels in stand. De Erfgoedwet vervangt de huidige opgravingsvergunning van de Minister van OCW door een certificaat. Dat moet garanderen dat opgravingen volgens de wettelijke norm op professionele wijze worden uitgevoerd.
  • De Erfgoedwet vormt samen met de Omgevingswet het wettelijke fundament voor de archeologie in Nederland. Onderdelen van de huidige Monumentenwet over archeologie worden overgeheveld naar de Omgevingswet. Dit geldt in ieder geval voor de verplichting om rekening te houden met archeologie bij het opstellen van bestemmingsplannen en de vergunningverlening voor het verstoren van archeologische rijksmonumenten. Op dit moment geeft de Minister van OCW deze vergunning af. In de nieuwe situatie wordt het college van burgemeesters en wethouders de vergunningverlener, maar houdt de Minister van OCW wel een adviesrol en een instemmingsrecht.
Planspecifiek
In onderhavig paraplubestemmingsplan is rekening gehouden met de Erfgoedwet 2016. Zo is de aangepaste definitie van “opgraving” in ogenschouw genomen, waaronder ook scheepswrakken en andere maritieme archeologie vallen. Ook is in de planregels opgenomen dat het onderzoeksrapport, het onderzoeksproces dat tot het rapport heeft geleid als ook de archeologische waardestelling dienen te voldoen aan de binnen de beroepsgroep algemeen gangbare kwaliteitsafspraken en –criteria, zoals verwoord in de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie (KNA).

3.1.2 Besluit ruimtelijke ordening (Bro)

In het Besluit ruimtelijke ordening is aangegeven dat de toelichting van een bestemmingsplan ten minste een beschrijving bevat van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden (artikel 3.1.6 lid 5 onder a).
Het voorliggende parapluplan voorziet hier in voor de gehele gemeente.

3.1.3 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en besluit omgevingsrecht (Bor)

Op grond van de Wabo (artikel 2.22 lid 3 onder d) kunnen aan een omgevingsvergunning voor het bouwen, aanleggen, afwijken van het bestemmingsplan of slopen van een bouwwerk in een beschermd stads- of dorpsgezicht, in het belang van de archeologische monumentenzorg voorschriften worden verbonden. Inhoudelijk wordt deze zorg voor de archeologische monumentenzorg geregeld door artikel 5.2 van het Besluit omgevingsrecht (Bor). Op grond van dit artikel kunnen de navolgende voorschriften aan een omgevingsvergunning worden verbonden, inhoudende een verplichting:
  • tot het treffen van technische maatregelen waardoor monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
  • tot het doen van opgravingen;
  • de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan bij die voorschriften te stellen kwalificaties.
Dit is als zodanig in de regels opgenomen, waarmee het parapluplan voldoet aan de bepalingen van Wabo en Bor.

3.1.4 Omgevingswet

Met de Omgevingswet bundelt de rijksoverheid de regels voor ruimtelijke projecten. Dit met het doel om ruimtelijke projecten eenvoudiger te kunnen starten. Naar verwachting treedt de wet op 1 januari 2024 in werking. Eén van de uitgangspunten van de wet is dat decentrale overheden al hun regels over de leefomgeving bijeenbrengen in één gebiedsdekkende regeling. Voor de gemeenten is dit het omgevingsplan. Dit plan biedt daarmee één integrale, inhoudelijk op elkaar afgestemde set van regels die van toepassing zijn op een locatie. Het omgevingsplan moet digitaal raadpleegbaar zijn.
De Omgevingswet voorziet niet in een actualiseringsplicht voor het omgevingsplan. Gold voor het bestemmingsplan een verplichting tot actualisatie, de Omgevingswet stelt geen verplichting om het omgevingsplan met een vaste termijn te actualiseren. Het achterwege laten van de actualiseringsplicht ontslaat de gemeente uitdrukkelijk niet van het actueel houden van haar beleid. Het is echter aan de gemeente om te beoordelen of het omgevingsplan actueel is of (op onderdelen) wijziging behoeft.
Onder de Omgevingswet kan een gemeente archeologische waarden alleen beschermen in het omgevingsplan als sprake is van aantoonbare archeologische verwachtingen (dit volgt ondermeer uit het Besluit Kwaliteit Leefomgeving (Bkl)). Hiermee wordt bedoeld dat de archeologische verwachtingen op de beleidskaart archeologie en de daarop gebaseerde beleidsregels (veelal onderzoeksverplichtingen) goed moeten zijn onderbouwd door actuele archeologische, historische en bodemkundige gegevens. Onder de Omgevingswet verschuift de “bewijslast” voor de aan- of afwezigheid van archeologische waarden dus meer naar de overheid (gemeentes). Voorheen was het vooral aan initiatiefnemers van ruimtelijke ontwikkelingen om aan te tonen dat bij de voorgenomen ingreep geen archeologische waarden werden geschaad. Onder de Omgevingswet moet de gemeente veel beter motiveren dat in een plangebied archeologische waarden aanwezig (kunnen) zijn, en dat daarom archeologisch onderzoek of andere maatregelen noodzakelijk zijn.
De geactualiseerde archeologische beleidskaart en de beleidsregels kunnen één-op-één worden opgenomen in het omgevingsplan. De geactualiseerde beleidskaart kan met een afzonderlijke verordening of een paraplubestemmingsplan worden verankerd. Het voorliggende parapluplan voorziet daar in.

3.2 Provinciaal Beleid

3.2.1 Omgevingsvisie en omgevingsverordening Provincie Utrecht

De provincie Utrecht heeft op 10 maart 2021 de Omgevingsvisie en Interim Omgevingsverordening provincie Utrecht vastgesteld. De doelstelling van de provincie ten aanzien van archeologie is de bescherming en ontwikkeling van archeologische waarden. De provincie richt zich voor de bescherming specifiek op terreinen van bekende archeologische waarden. In de Interim Omgevingsverordening geeft de provincie Utrecht door middel van de Cultuurhistorische Hoofdstructuur aan welke plaatsen van archeologische waarde zijn. Drie gebieden zijn door de provincie Utrecht aangemerkt als provinciaal belang voor het aspect archeologie, namelijk de limes (de Romeinse rijksgrens), de Utrechtse Heuvelrug en Dorestad. Deze gebieden worden onder de Omgevingswet overgenomen in de provinciale omgevingsvisie, en de provincie zal voor deze gebieden instructieregels opnemen. Geen van deze gebieden zijn gelegen binnen de grenzen van de gemeente Vijfheerenlanden.
De provincie beheert de archeologische bodemvondsten. Op basis van de Erfgoedwet is de provincie eigenaar van alle archeologische vondsten die tijdens archeologisch onderzoek worden gedaan in de provincie Utrecht. Uitzondering hierop zijn de gemeenten die zelf beschikken over een depot. De gemeente Vijfheerenlanden beschikt niet over een eigen depot.

3.3 Gemeentelijk Beleid

Het hoofddoel van het beleid van de voormalige gemeenten was het aansluiten bij de toen nieuwe Wet op de archeologische monumentenzorg, waarin het ‘behoud in situ’ beleid is vastgelegd en is bepaald dat in bestemmingsplannen rekening gehouden moet worden met archeologische waarden in het plangebied. Als bekend is dat er archeologische sporen voorkomen in een bestemmingsplangebied, of als de mogelijkheid bestaat dat er sporen voorkomen moeten daarvoor beschermende maatregelen worden genomen in het bestemmingplan.
Het nieuwe beleid van de gemeente is verwoord in de rapportage van RAAP(-rapport 4392/ADC-rapport 5188), Archeologie in gemeente Vijfheerenlanden Deel 2: geactualiseerd archeologiebeleid en onderzoeksagenda archeologie, zoals nader toegelicht in toelichting hoofdstuk 2.

4 Haalbaarheid Van Het Plan

4.1 Algemeen

De uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan moet ingevolge de Wet ruimtelijke ordening (Wro) aangetoond worden (artikel 3.1.6 lid 1 van het Bro). De doelstelling van dit bestemmingsplan is het zorgen voor een juridisch kader volgens het bepaalde in de Erfgoedwet 2016. Het grijpt niet in op ruimtelijke ordening zoals die doorgaans in bestemmingsplannen zijn opgenomen waarbij een nieuw project wordt mogelijk gemaakt en/of een beheerregeling voor bestaand gebruik met bijhorende bouw- en aanlegregels wordt neergelegd. De uitvoerbaarheidstoets is met betrekking tot dit bestemmingsplan dan ook wat eenvoudiger en richt zich op het (archeologisch) beleid en de economische uitvoerbaarheid.

4.2 Beleid

In toelichting hoofdstuk 3 is het voor onderhavig plan relevante beleid aan bod gekomen. Samen met de 'Gemeente Vijfheerenlanden Archeologische beleidskaart' vormt dit beleid de basis voor het paraplubestemmingsplan. Doordat met voorliggend plan de regelingen met betrekking tot archeologie in bestemmingsplannen geactualiseerd en geharmoniseerd worden, wordt het beleid voor de gehele gemeente in overeenstemming gebracht met het beleid en de wetgeving omtrent archeologie. Daarmee wordt met het nieuwe beleid voldaan aan de nieuwe eisen die worden gesteld in de Omgevingswet.

4.3 Economische Uitvoerbaarheid

Voor het opstellen van dit bestemmingsplan is geld gereserveerd op de gemeentelijke begroting. Voor het overige zijn er aan de uitvoering van dit bestemmingsplan geen kosten verbonden voor de gemeente. Het opstellen van onderzoeken en het onder begeleiding uitvoeren van werkzaamheden, waaronder afgravingen, komen volgens de Erfgoedwet voor rekening van de verstoorder (bijv. particulieren, gemeente, ontwikkelaars). Voor de beoordeling van archeologisch onderzoeken/rapporten worden leges in rekening gebracht. Hiermee is het bestemmingsplan economisch uitvoerbaar.

5 Juridische Toelichting

5.1 Algemeen

Voor het bestemmingsplan is gebruik gemaakt van de in de Wet ruimtelijke ordening opgenomen standaardvorm van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingplannen 2012 (SVBP 2012).
Dit bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, planregels en een toelichting. De verbeelding en de planregels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Beide planonderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast. Op de verbeelding zijn de bestemmingen aangewezen. Aan deze bestemmingen zijn bouwregels en regels betreffende het gebruik gekoppeld. De toelichting heeft geen rechtskracht, maar vormt niettemin een belangrijk onderdeel van het plan. De toelichting van dit bestemmingsplan geeft de beweegredenen en de beleidsuitgangspunten weer die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen. Ook is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het bestemmingsplan. Tot slot maakt een eventuele bijlage onlosmakelijk onderdeel uit van het bestemmingsplan.

5.2 Verbeelding

Op de verbeelding worden de verschillende dubbelbestemmingen weergegeven. Voor de analoge verbeelding is gebruik gemaakt van een digitale ondergrond (Grootschalige Basiskaart en/of kadastrale kaart).

5.3 Planregels

Voor het opstellen van de planregels is uitgegaan van de gemeentelijke standaard. Op deze wijze beschikt de gemeente over zoveel als mogelijk uniforme plannen.
De planregels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken. Hoofdstuk I bevat de inleidende regels voor het hele plangebied. Hoofdstuk II geeft de bestemmingsregels. Hoofdstuk III geeft vervolgens de algemene regels waaronder (mogelijke) flexibiliteitsbepalingen in de vorm van wijzigings- en afwijkingsbevoegdheden. In dit derde hoofdstuk kunnen belangrijke algemene bepalingen zijn opgenomen die van invloed zijn op het bepaalde in hoofdstuk II. Ten slotte regelt hoofdstuk IV de overgangs- en slotbepalingen.
Voor de planregels is de gestandaardiseerde opbouw uit de SVBP 2012 gebruikt. In de planregels is een standaard hoofdstukindeling aangehouden die begint met 'Inleidende regels' (begrippen en wijze van meten), vervolgens met de 'Bestemmingsregels' (de bestemmingen), de 'Algemene regels' (de regels die voor alle bestemmingen gelden) en de 'Overgangs- en slotregels'.

5.4 Wijze Van Bestemmen

Het plan omvat 10 dubbelbestemmingen Waarde - Archeologie. De bestemmingen zijn gericht op de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.
Bouwregels
Ten behoeve van de andere bestemmingen mag onder voorwaarden worden gebouwd. In het geval van bodemverstorende bouwwerkzaamheden dient een archeologisch rapport te worden overlegd en/of dient te worden aangetoond dat bij de voorgenomen werkzaamheden geen archeologische waarden worden geschaad. Een uitzondering is er voor vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering. Tevens worden voor wat betreft de oppervlakte en de diepte de volgende vrijstellingsmaten gehanteerd:
Bestemming Oppervlakte (m²) Diepte (cm onder maaiveld)
Waarde - Archeologie 1a 0 0
Waarde - Archeologie 1b 0 30
Waarde - Archeologie 2a 30 30
Waarde - Archeologie 2b 30 150
Waarde - Archeologie 3 100 30
Waarde - Archeologie 4a 250 30
Waarde - Archeologie 4b 250 150
Waarde - Archeologie 5a 1.000 30
Waarde - Archeologie 5b 1.000 de top van de ongeroerde waterbodem
Waarde - Archeologie 6 10.000 30
In aanvulling op deze uitzondering geldt voor 'Waarde - Archeologie 1a t/m 2b' dat gebouwen of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen worden gebouwd indien dit gebouwd kan worden zonder heipalen of met heipalen, waarbij het palenplan voldoet aan de volgende voorwaarden: de totale verstoring door heipalen bedraagt niet meer dan 2 % van de oppervlakte van het projectgebied, en de afstand tussen de rijen heipalen bedraagt tenminste 4 m.
Als bij bodemverstorende bouwwerkzaamheden de oppervlakte- en de dieptemaat worden overschreden, dan dient de aanvrager een archeologisch rapport te overleggen, waarin aangegeven is of er archeologische waarden in het geding zijn, of dient te worden aangetoond dat bij de voorgenomen werkzaamheden geen archeologische waarden worden geschaad.
Afwijken van de bouwregels
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de bouwregels indien is aangetoond dat er geen archeologische waarden zijn. Op basis van (archeologisch) onderzoek kan zijn aangetoond, dat er geen of nauwelijks waarden aanwezig zijn dan wel dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad. Daaraan zijn ook voorwaarden verbonden en er dient advies over ingewonnen te worden bij de door burgemeester en wethouders aangewezen archeologisch deskundige.
Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Er zijn bepalingen opgenomen voor diverse bodemverstorende werken, niet zijnde bouwwerken, werkzaamheden en sloopwerkzaamheden, waarbij een omgevingsvergunning nodig is. Daarbij gaat het onder andere om afgraven, verwijderen van oude funderingen, diepploegen, ophogen, baggeren en het aanleggen van drainage. Maar ook om heiwerkzaamheden of het indrijven van voorwerpen, het verlagen of verhogen van het waterpeil, het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd en diepwortelende gewassen worden aangelegd of gerooid en het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen.
In het geval van waterbodems betreft het ondermeer het afgraven, baggeren, onderzuigen van de waterbodem, het dempen, graven, verdiepen of verbreden, het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en veranderingen van het grondwaterpeil.
Er zijn uitzonderingen op het uitvoeringsverbod mogelijk. Zo is geen omgevingsvergunning vereist als het beneden de vrijstellingsoppervlakte of diepte blijft, of als het werken en werkzaamheden betreft die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij de regels voor het afwijken van de bouwregels in acht zijn genomen. Daarnaast zijn er uitzonderingen mogelijk als het normale onderhoud betreft zonder verdere verstoringen. Dat is bijvoorbeeld het geval bij het vernieuwen van kabels en leidingen in een bestaand leidingentracé. Ook is geen omgevingsvergunning vereist als het om baggerwerkzaamheden in het kader van groot onderhoud gaat, die aantoonbaar niet dieper gaan dan in het recente verleden bereikte baggerdieptes. Ook werken en werkzaamheden die voldoen aan de bouwregels, die al mogen worden uitgevoerd of reeds in uitvoering zijn, vallen daaronder. Voorts betreft het werken en werkzaamheden die ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.
De werken en werkzaamheden waarvoor een omgevingsvergunning nodig is, zijn toelaatbaar als met een archeologisch onderzoek wordt aangetoond dat geen archeologische waarden aanwezig zijn, of de archeologische waarden niet worden geschaad. Ook hierover dient advies ingewonnen te worden bij de door burgemeester en wethouders aangewezen archeologisch deskundige.
Wijzigingsbevoegdheid
Er is tevens steeds een wijzigingsbevoegdheid opgenomen, waarmee burgemeester en wethouders de betreffende dubbelbestemming kunnen verschuiven, vergroten, verkleinen of verwijderen. Dat kan gebeuren als de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van archeologische waarden, in voorkomend geval na archeologisch onderzoek, daartoe aanleiding geeft.
Overige regels
In de 'Overige regels' is geregeld dat de in dit bestemmingsplan opgenomen regels gelden in aanvulling op de regels van alle onderliggende bestemmingsplannen (artikel 14). De regels uit die onderliggende bestemmingsplannen blijven ongewijzigd. Dit met uitzondering van regels die betrekking hebben op de archeologische waarde: de betreffende artikelen komen bij vaststelling van voorliggend paraplubestemmingsplan te vervallen.

6 Procedure

6.1 Algemeen

Een ontwerpbestemmingsplan dient conform afdeling 3.4 Awb gedurende 6 weken ter inzage gelegd worden. Hierbij is er de mogelijkheid voor een ieder om zienswijzen in te dienen op het plan. Na vaststelling door de Raad wordt het vaststellingsbesluit bekend gemaakt. Het bestemmingsplan ligt na bekendmaking 6 weken ter inzage. Gedurende deze termijn is er de mogelijkheid beroep in te dienen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Het bestemmingsplan treedt vervolgens de dag na afloop van de tervisielegging in werking als er geen beroep is ingesteld. Is er wel beroep ingesteld dan treedt het bestemmingsplan ook in werking, tenzij naast het indienen van een beroepschrift ook om een voorlopige voorziening is gevraagd. De schorsing van de inwerkingtreding eindigt indien de voorlopige voorziening wordt afgewezen. De procedure eindigt met de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

6.2 Vooroverleg

In het kader van het vooroverleg op grond van artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is het voorontwerpbestemmingsplan op 25 september 2023 gestuurd naar de vooroverlegpartners, met het verzoek om dit binnen vier weken te reageren Indien binnen deze termijn geen reactie is gegeven, wordt er van uitgegaan dat dit plan geen aanleiding geeft om te reageren.
Binnen de gestelde termijn hebben Provincie Utrecht, Waterschap Rivierenland, Veiligheidsregio Utrecht en Oasen, te kennen gegeven dat zij geen opmerkingen hebben. De andere geadresseerden (waaronder historische verenigingen) hebben niet gereageerd, zodat er van uit mag worden gegaan dat zij geen opmerkingen hebben.

6.3 Zienswijzen

Het ontwerp-Paraplubestemmingsplan Archeologie Vijfheerenlanden heeft vanaf vrijdag 15 december 2023 tot en met vrijdag 26 januari 2024 ter inzage gelegen. Gedurende de inzagetermijn kon iedereen zijn of haar zienswijze over het ontwerpbestemmingsplan kenbaar maken.
Tijdens de terinzagelegging is er één zienswijze ontvangen. In de 'Nota beantwoording van Zienswijze' is de ingediende zienswijze behandeld en van een antwoord voorzien. De nota is als bijlagen bij toelichting, bijlage 2 bijgevoegd.
Ambtshalve aanpassingen
Het ontwerpbestemmingsplan is op onderdelen ambtshalve aangepast: zie de als bijlagen bij toelichting, bijlage 3 bijgevoegde 'Wijzigingsnota Paraplubestemmingsplan Archeologie'.