KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
Artikel 4 Waarde - Archeologie 3
Artikel 5 Waterstaat - Waterkering
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 6 Anti-dubbeltelregel
Artikel 7 Algemene Bouwregels
Artikel 8 Uitsluiting Aanvullende Werking Bouwverordening
Artikel 9 Algemene Gebruiksregels
Artikel 10 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 11 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 12 Algemene Wijzigingsregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 13 Overgangsrecht
Artikel 14 Slotregel
Bijlage 1 Landschappelijk Inpassingsplan
Bijlage 2 Bestemming 'Natuur'
Bijlage 1 Onderzoek Rombou Toekomstmogelijkheden Akkerbouwbedrijf Koninginneweg Zuid-beijerland
Bijlage 2 Landschappelijk Inpassingsplan Bouwstede De Heer, Buitendijk; Ars Virens D.d. 22 Juni 2020
Bijlage 3 Akoestisch Onderzoek Kuiper Compagnons D.d. 22 Juni 2020
Bijlage 4 Historisch Bodemonderzoek A.j. Schutter/gww Milieu D.d. 11 Mei 2020
Bijlage 5 Aerius Berekening Locatie Buitendijk
Bijlage 6 Archeologisch Onderzoek Sob Research D.d. Juni 2020

Agrarische bouwstede Buitendijk, Zuid-Beijerland

Bestemmingsplan - Gemeente Hoeksche Waard

Vastgesteld op 13-10-2020 - geheel onherroepelijk in werking

Bestanden

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan Agrarische bouwstede Buitendijk, Zuid-Beijerland met identificatienummer NL.IMRO.1963.BPBuitendijkZB20-VG01 van de gemeente Hoeksche Waard.

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 aan- en uitbouw

een aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw.

1.6 aan-huis-gebonden beroep

een dienstverlenend beroep, dat in een woning door een bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.7 achtererf

de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn achter de achtergevel van het hoofdgebouw of achter een denkbeeldige lijn in het verlengde daarvan.

1.8 achtergevel

de gevel van het hoofdgebouw die "tegenover" de voorgevel is gelegen.

1.9 agrarisch bedrijf

een bedrijf, gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren, met uitzondering van intensieve veehouderijen.

akker- en vollegrondstuinbouw
de teelt van gewassen op open grond, daaronder niet begrepen fruit- en bollenteelt en gemengde tuinbouw.

fruitteeltbedrijf
de teelt van fruit op open grond.

vollegrondstuinbouwbedrijf
een bedrijf dat overwegend of uitsluitend gericht is op het telen van tuinbouwgewassen in de volle grond.

gemengd tuinbouwbedrijf
de teelt van tuin- en potplanten en/of bomen, al dan niet met behulp van kassen en al dan niet gecombineerd met de handel in deze gewassen.

glastuinbouw
de teelt van gewassen (nagenoeg) geheel met behulp van kassen.

grondgebonden veehouderij
het houden en opfokken van melk- en ander vee (nagenoeg) geheel op open grond.

paardenfokkerij
een agrarisch bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op het door middel van een gericht (op)fok- en/of africhtingsprogramma trachten een paard op een hoger niveau te brengen, waardoor de waarde van dat paard in een economisch verkeer toeneemt, zoals (op)fokkerijbedrijven, hengstenstations, africhtings- en trainingsbedrijven.

paardenhouderij
een bedrijfsmatig, niet op agrarische productie gericht houden van stallen van paarden en pony's en de handel in paarden en pony's, met als ondergeschikte nevenactiviteit het fokken, africhten, trainen en berijden van paarden en pony's.

sierteelt
een agrarisch bedrijf gericht op het telen van siergewassen en het kweken van sierplanten.

1.10 archeologisch onderzoek

onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over een opgravingsvergunning beschikt.

1.11 archeologische waarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden.

1.12 bebouwing

een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.13 bedrijfs- of dienstwoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die slechts is bestemd voor bewoning door (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar noodzakelijk is, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein.

1.14 bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen

afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet.

1.15 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.16 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.17 bevoegd gezag

bevoegd gezag als bedoeld in de Weg algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.18 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd of ander bouwwerk, met een dak.

1.19 biomassa

het drooggewicht van zowel plantaardig als dierlijk materiaal en producten gewonnen uit plantaardig en dierlijk (rest)materiaal (zoals suikerriet, mais, koolzaadolie, palmolie en dierlijke vetten) geproduceerd ten behoeve van energieopwekking en/of biobrandstof.

1.20 biomassa(co)vergisting

een specifieke vorm van mestverwerking door middel van vergisting van in hoofdzaak dierlijke mest, eventueel aangevuld met andere organische producten of biomassa (covergisting), waarbij ook opwekken van energie kan plaatsvinden.

1.21 bordeelprostitutie

Prostitutie waarbij de seksueel-erotische dienstverlening in een besloten daarvoor specifiek bedoelde en ingerichte ruimte wordt aangeboden.

1.22 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.23 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.24 bouwlaag/woonlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat is begrensd door op (nagenoeg) gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen en dat zodanige afmetingen en vormen heeft dat dit gedeelte zonder ingrijpende voorzieningen voor woonfuncties geschikt of geschikt te maken is.

1.25 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.26 bouwperceelsgrens

een grens van een bouwperceel.

1.27 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde zijn toegelaten.

1.28 bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.29 brutovloeroppervlak

de totale vloeroppervlakte van een kantoor, winkel of bedrijf met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten.

1.30 bijgebouw

een vrijstaand gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.

1.31 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.32 doelmatige agrarische bedrijfsvoering

het op efficiënte, effectieve, economische en bedrijfstechnische correcte wijze uitvoeren van de bedrijfsprocessen van een agrarisch bedrijf met inbegrip van de resulterende producten en diensten en de externe relaties met klanten, leveranciers, partners en anderen.

1.33 extensieve recreatie

een vorm van openlucht recreatie waarbij nauwelijks druk wordt uitgeoefend op de omgeving, zoals wandelen en fietsen.

1.34 extensief recreatief medegebruik

een vorm van openlucht recreatie waarbij nauwelijks druk wordt uitgeoefend op de omgeving, zoals wandelen en fietsen, welke mag worden uitgeoefend met een andere functie.

1.35 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.36 hoofdgebouw

een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn aard, functie, constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.

1.37 internetverkoop

verkoop van artikelen via internet door de bewoner van de woning, waarbij op het perceel alleen administratieruimte en/of magazijnruimte voor deze artikelen aanwezig is en waarbij de artikelen (eventueel per post) bij de klant worden thuisbezorgd en waarbij de woning in overwegende mate zijn woonfunctie behoudt met een ruimtelijke uitstraling die daarbij past.

1.38 kampeermiddelen

  1. a. een tent, tentwagen, een kampeerauto of een caravan;
  2. b. enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk, bedoelt voor recreatief nachtverblijf.

1.39 kap

een constructie met een of meer dakvlakken met een helling van meer dan 300 en minder dan 650.

1.40 kassen

bouwwerken van glas of ander lichtdoorlatend materiaal (ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering) met een hoogt van 1,5 meter of meer, t rek-, tunnel-, schaduw-, boog- en gaaskassen daaronder begrepen.

1.41 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

het in een woning door de bewoner op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten, waarvoor geen melding- of vergunningplicht op grond van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer geldt en waarbij de woning in overwegende mate zijn woonfunctie behoudt met een ruimtelijke uitstraling die daarbij past.

1.42 landbouwtoets

toets of er sprake is van een agrarisch bedrijf me de omvang van ten minste één volwaardige arbeidskracht met een daarbij passende arbeidsomvang en een daaruit te verwachten redelijk inkomen, waarvan de continuïteit ook op lange termijn gewaarborgd is.

1.43 landschapswaarde

de aan een gebied toegekende waarde met betrekking tot het waarneembare deel van het aardoppervlak, die wordt bepaald door de herkenbaarheid en de identiteit van de onderlinge samenhang tussen levende en niet-levende natuur.

1.44 mantelzorg

zorg, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt gegeven aan een hulpbehoevende door één of meerdere leden in diens directe omgeving waarbij de zorgverlening voortvloeit uit de sociale relatie. Het gaat om zorg die meer is dan in een persoonlijke relatie gebruikelijk is.

1.45 1.44 mestbassin

een reservoir bestemd en geschikt voor het bewaren van dunne mest.

1.46 mestbewerking

behandeling van dierlijke mest zonder noemenswaardige veranderingen aan het product teweeg te brengen, zoals mengen, roeren, homogeniseren en verwijderen van vreemde objecten zoals plastic folie en hoeven.

1.47 mestverwerking

het proces om (drijf)mest af te breken, door onder andere droging, bezinking, vergisting of indamping, om te zetten in nieuwe bruikbare producten, zoals energie uit biomassa, of te bewerken tot kwalitatief hoogwaardige meststoffen.

1.48 mestzak

een flexibele (folie)reservoir bestemd en geschikt voor het bewaren van dunne mest.

1.49 natuurwaarde

de aan het gebied toegekende waarden in verband met de aanwezige flora en fauna.

1.50 nevenactiviteit/nevenfunctie

activiteit, die gezien de relationele aard en omvang, slechts een aanvulling is op de hoofdactiviteit.

1.51 overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak en ten hoogste 1 wand.

1.52 peil

  1. a. voor gebouwen die maximaal 1 meter van de weg liggen: de hoogte van de kruin van die weg;
  2. b. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;
  3. c. voor aan- en uitbouwen geldt het peil van hoofdgebouw.

1.53 seksinrichting

het bedrijfsmatig – of in een omvang of frequentie die daarmee overeenkomt – gelegenheid bieden tot het ter plaatse, in een gebouw of in ene vaartuig, verrichten van seksuele handelingen.

1.54 teeltondersteunende voorzieningen

teeltondersteunende voorzieningen, die onderdeel zijn van de totale agrarische bedrijfsvoering van een (grondgebonden) open- of vollegronds tuinbouwbedrijf(stak), boom- of vaste plantenteeltbedrijf(stak) en die gebruikt kunnen worden om de bedrijfsvoering te optimaliseren en die op dezelfde locatie gebruikt kunnen worden zolang de teelt dit vereist, voor een aaneengesloten periode van maximum 6 maanden. Deze voorzieningen hebben een directe relatie met het grondgebruik, zoals folies, insectengaas, acryldoek, hagelnetten en dergelijke.

1.55 teeltondersteunende voorzieningen, permanent

teeltondersteunende voorzieningen die op een locatie voor onbepaalde tijd worden gebruikt, niet zijnde ene kas. Deze permanente voorzieningen hebben een directe relatie met het grondgebruik.

1.56 theetuin/theeschenkerij

een theetuin/theeschenkerij is een gelegenheid, al dan niet met zitplaatsen in de tuin, waar thee en andere verfrissingen, niet zijnde alcoholische dranken, alsmede ter plaatse bereidde kleine etenswaren kunnen worden genuttigd.

1.57 verbrede landbouw

specifieke vorm van nevenfunctie. De activiteit hangt samen met de agrarische bedrijfsvoering of staat ten dienste van het bedrijf, zoals agrotoerisme met bijbehorende ondergeschikte horeca, agrarisch natuurbeheer, bewerking en waardevermeerdering van ter plaatse geproduceerde producten, productiegebonden/ondergeschikte detailhandel en zorgboerderijen.

1.58 voorgevel

de gevel van het hoofdgebouw die aan de weg ligt waaraan deze is genummerd.

1.59 voorgevelrooilijn

de (denkbeeldige) lijn in en in het verlengde van de gevel van het hoofdgebouw die gericht is naar de openbare weg; indien er meer dan een gevel gericht is naar de openbare weg, betreft het de (denkbeeldige) lijn die in en in het verlengde van de voorgevel van het hoofdgebouw ligt.

1.60 zijerf

de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn aan de zijkant(en) van dat hoofdgebouw tussen de denkbeeldige lijnen in het verlengde van de voor- en achtergevel.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand

de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstand het kleinst zijn.

2.2 bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.3 breedte, lengte en diepte van een bouwwerk

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren.

2.4 dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.5 goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.6 inhoud van een bouwwerk

tussen de bovenzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen. Ondergrondse bebouwing en bijbehorende bouwwerken worden niet meegerekend voor het bepalen van de inhoud van een bouwwerk.

2.7 oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.8 hoogte van een windturbine

vanaf peil tot aan de (wieken)as van de windturbine

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. het uitoefenen van een agrarisch bedrijf, met uitzondering van een intensieve veehouderij;
  2. b. tevens één bij het bedrijf behorende bedrijfswoning daaronder begrepen een aan-huis-gebonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit of internetverkoop;
  3. c. het behoud, het herstel en/of ontwikkeling van:
    1. 1. de in het gebied voorkomende landschapswaarden in de vorm van waardevolle openheid en verkavelingsstructuur (polderpatroon);
    2. 2. de in het gebied voorkomende natuurwaarden in de vorm van waardevolle oevervegetaties en weidevogels;
    3. 3. of de in het gebied voorkomende cultuurhistorische waarden in de vorm van historische bebouwing, het ontginningspatroon en (het reliëf van) de historische dijken en kreken;
  4. d. voorzieningen, zoals groen, tuinen, terras, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, nutsvoorzieningen, (onverharde) paden, wegen, parkeervoorzieningen en laad- en losvoorzieningen;
  5. e. extensief recreatief medegebruik;
  6. f. landschappelijke inpassing.

3.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

3.3 Afwijken van de bouwregels

3.4 Specifieke gebruiksregels

3.5 Afwijken van de gebruiksregels

3.6 Wijzigingsbevoegdheid

3.7 Landschappelijke inpassing

Artikel 4 Waarde - Archeologie 3

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldoor voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

4.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 4.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 2 m.
  2. b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien:
    1. 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.
    2. 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijk schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologisch deskundige.
  3. c. het bepaalde in dit lid onder b.1 en b.2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
    1. 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
    2. 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 500 m2;
    3. 3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden niet dieper dan 50 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.

4.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 5 Waterstaat - Waterkering

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – primair bestemd voor de waterkering.

5.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op de gronden mogen ten behoeve van de in lid 5.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  2. b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m;
  3. c. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

5.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.2 onder c, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het waterkeringsbelang door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad:

  1. a. op de omgevingsvergunning voor het afwijken is de keur van toepassing;
  2. b. voorafgaand aan het verlenen van de omgevingsvergunning voor het afwijken schriftelijk advies is ingewonnen bij de waterbeheerder.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 6 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 7 Algemene Bouwregels

7.1 Nieuwbouw van woningen

Voor het bouwen van nieuwe woningen gelden de volgende regels:

  1. a. Nieuwbouw van woningen is niet toegestaan, met uitzondering van vervangende nieuwbouw.

7.2 Overschrijding bouwgrenzen en goothoogten

De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen en goothoogten, mogen afwijken van aanduidingsgrenzen, aanduidingen en bestemmingsregels worden overschreden door:

  1. a. Tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, entreepartijen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding van de bouwgrens ten hoogste 2,5 m bedraagt.
  2. b. Tot gebouwen behorende erkers en serres, mits de overschrijding van de bouwgrens ten hoogste 2 m bedraagt.
  3. c. Andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding van de bouwgrens ten hoogste 1,5 m bedraagt.
  4. d. Tot gebouwen behoren dakkapellen en hellende dakvlakken, topgevels, antennes, schoorstenen en andere ondergeschikte bouwdelen.

Artikel 8 Uitsluiting Aanvullende Werking Bouwverordening

De regels van stedenbouwkundige aard en de bereikbaarheidseisen van paragraaf 2.5 van de bouwverordening zijn uitsluitend van toepassing, voor zover betreft:

  1. a. Bereikbaarheid van bouwwerken voor wegverkeer, brandblusvoorzieningen.
  2. b. Brandweeringang.
  3. c. Bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten.
  4. d. De ruimte tussen bouwwerken.
  5. e. Parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden bij of in gebouwen.

Artikel 9 Algemene Gebruiksregels

9.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:

  1. a. Het gebruik van gronden, gebouwen, bouwwerken en onderkomens ten behoeve van een seksinrichting en/of escortbedrijf, raamprostitutie en straatprostitutie.
  2. b. Het gebruik van bijbehorende bouwwerken bij een woning als zelfstandige woningen en als afhankelijke woonruimte (ten behoeve van bijvoorbeeld mantelzorg).
  3. c. Het gebruik van gronden ten behoeve van paardenbakken.
  4. d. Het gebruik van gronden en gebouwen voor speelautomaten, bingohal, discotheek of dancing.

9.2 Parkeren

  1. a. In geval van een nieuwe ontwikkeling, wijziging gebruik of uitbreiding van een niet-woonfunctie met meer dan 50 m2, dient voldoende mate voorzien te worden in parkeergelegenheid, waarbij voldaan moet worden aan de parkeerkencijfers van het AV-CROW en dat als uitgangspunt het parkeren op eigen terrein dient plaats te vinden.
  2. b. Burgemeester en wethouders kunnen, indien voor het realiseren van de parkeernorm geen fysieke ruimte aanwezig is op eigen terrein, afwijken van het bepaalde onder a., wanneer in de directe omgeving of op andere wijze in het aantal vereiste parkeerplaatsen kan worden voorzien, mits de parkeerbalans daardoor niet wordt verstoord.

Artikel 10 Algemene Aanduidingsregels

10.1 Openheid

Artikel 11 Algemene Afwijkingsregels

11.1 Algemeen

Het bevoegd gezag kan – tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds een omgevingsvergunning om af te wijken kan worden verleend – middels een omgevingsvergunning afwijken van de regels voor:

  1. a. Afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10%.
  2. b. Overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bouwvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.
  3. c. De bouw van niet voor bewoning bestemde bouwwerken van openbaar nut, zoals wachthuisjes, telefooncellen en naar aard en omvang gelijk te stellen bouwwerken – daaronder niet begrepen verkooppunten voor motorbrandstoffen -, mits deze bouwwerken geen grotere (goot- of boeibord)hoogte dan 2,5 m en geen grotere oppervlakte dan 20 m2 hebben.
  4. d. De bouw van transformatorhuisjes, mits deze bouwwerken geen grotere goot- of boeihoogte dan 3,5 m en geen grotere inhoud dan 50 m3 hebben.
  5. e. De bouw van straatmeubilair en overige bouwwerken die om waterstaatkundige of verkeersredenen noodzakelijk zijn, zoals duikers of keermuren, mits de hoogte niet meer dan 2,5 m bedraagt.
  6. f. De bouw van lantaarnpalen, vlaggenmasten en antennemasten, mits deze voorzieningen van geringe horizontale afmetingen zijn en mits de hoogte niet meer dan 15 bedraagt. De omgevingsvergunning voor het afwijken wordt niet verleend, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

11.2 Afwijken algemene bouwregels

Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van de regels voor:

  1. a. Het bouwen van gebouwen op een afstand van minder dan 15 m tot de as van de weg, mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk alsmede uit oogpunt van wegverkeerslawaai aanvaardbaar is, en de verkeersveiligheid niet wordt aangetast.
  2. b. Het bouwen binnen 2 m van of in de zijdelingse en/of achterste perceelsgrens, mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is en de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad.

11.3 Afwijken inhoudsmaat (bedrijfs)woningen

Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van de regels voor het vergroten van de inhoudsmaat van bedrijfswoningen, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. a. De vergroting is enkel toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' binnen de bestaande bebouwing.
  2. b. De vergroting is enkel toegestaan binnen de bestaande bedrijfsbebouwing waarbinnen de bestaande bedrijfswoning aanwezig is.

11.4 Afwijken bouwregels woningen en bijbehorende bouwwerken bij woningen

Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van de regels voor:

  1. a. Het bouw van woningen met een hogere goothoogte tot maximaal 7,5 m en/of een hogere bouwhoogte tot maximaal 12 m, mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is.
  2. b. Het vergroten van de maximaal toegestane inhoud, mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is.
  3. c. Het bouwen van een bijbehorend bouwwerk op een afstand van meer dan 15 m van het hoofdgebouw mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is, en dit noodzakelijk is in verband met een doelmatige inrichting van het perceel.

11.5 Afwijken bouwregels overige bouwwerken

Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van de regels voor:

  1. a. Het bouwen van erf- en terrasafscheidingen met een hoogte van 2 m voor de voorgevelrooilijn, mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is en de verkeersveiligheid niet wordt aangetast.
  2. b. Het bouwen van overige bouwwerken met een hoogte van maximaal 6 m, mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is.

11.6 Afwijken mantelzorg

  1. a. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het toestaan dat een (vrijstaand) bijbehorend bouwwerk gebruikt wordt als afhankelijke woonruimte, mits:
    1. 1. aangetoond wordt dat inwoning in het hoofdgebouw ter plaatse redelijkerwijs niet tot de mogelijkheden behoort;
    2. 2. bewoning van een (vrijstaand) bijbehorend bouwwerk noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg, hetgeen onder andere dient te blijken uit een positief advies van ene onafhankelijke deskundige instantie;
    3. 3. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
    4. 4. de afhankelijke woonruimte binnen de vigerende regeling inzake bijbehorende bouwwerken wordt ingepast met een maximale oppervlakte van 80 m2.
  2. b. Het bevoegd gezag trekt de omgevingsvergunning in, verleend op grond van het bepaalde onder a, indien de bij het verlenen van de omgevingsvergunning bestaande noodzaak vanuit mantelzorg niet meer aanwezig is.

Artikel 12 Algemene Wijzigingsregels

12.1 Overschrijding bestemmingsgrenzen

Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemming wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bestemmingsplan mag met ten hoogste 10% worden vergroot.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 13 Overgangsrecht

13.1 Overgangsrecht bouwwerken

Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:

  1. a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;
  2. b. het bevoegd gezag kan eenmalig bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder lid a voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%;
  3. c. het onder lid a bepaalde is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

13.2 Overgangsrecht gebruik

Voor het gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:

  1. a. het gebruik dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee niet in strijd is, mag worden voortgezet;
  2. b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  3. c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  4. d. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregeling van dat plan.

Artikel 14 Slotregel

Deze regels worden aangehaald onder de naam Regels van het bestemmingsplan 'Agrarische bouwstede Buitendijk, Zuid-Beijerland'.

Bijlage 1 Landschappelijk Inpassingsplan

Bijlage 1 Landschappelijk inpassingsplan

Bijlage 2 Bestemming 'Natuur'

Y.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. behoud, herstel en/of ontwikkeling van de natuurwaarden;
  2. b. behoud, herstel en/of ontwikkeling van de landschappelijke waarden;
  3. c. agrarisch medegebruik;
  4. d. extensief recreatief medegebruik;
  5. e. een natuurkampeerterrein, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'kampeerterrein';
  6. f. voorzieningen, zoals groen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, nutsvoorzieningen, (onverharde) paden, wegen en parkeervoorzieningen;
  7. g. natuurspeelterrein, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - natuurspeelterrein'.

Y.2 Bouwregels

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en bouwwerken worden gebouwd, behoudens:

  1. a. eenvoudige, kleinschalige voorzieningen in de vorm van bouwwerken ten behoeve van het natuurkampeerterrein en het beheer en/of extensief recreatief medegebruik, waarbij de volgende regels gelden:
  2. b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 4 m;
  3. c. de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 20 m2;
  4. d. erfafscheidingen, waarbij de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 2 m.

Y.3 Specifieke gebruiksregels

De oppervlakte van parkeervoorzieningen mag niet meer bedragen dan 400 m2 per parkeervoorziening.

Y.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Y.4.1 Werken en werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  1. a. het verlagen, vergraven, ophogen of egaliseren van de bodem;
  2. b. het diepploegen, diepwoelen of uitvoeren van andere ingrepen in de bodem, waaronder ook begrepen de aanleg van leidingen, allen dieper dan 0,5 m onder maaiveld, alsmede de aanleg van drainage ongeacht de diepte tenzij het gaat om vervanging van bestaande drainage;
  3. c. het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins wijzigen van de waterstand;
  4. d. het verwijderen van landschapselementen;
  5. e. het verwijderen van onverharde wegen of paden;
  6. f. het aanleggen en/of verharde van wegen of paden, dan wel het aanbrengen van andere niet omkeerbare oppervlakteverhardingen groter dan 100 m2;
  7. g. het aanleggen van oeverbeschoeiingen;
  8. h. het scheuren van grasland;
  9. i. het vellen, rooien en beschadigen van houtgewas;
  10. j. het aanleggen van dijken en taluds.

Y.4.2 Uitzonderingen

Het in lid Y.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  1. a. Het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
  2. b. Reeds in uitvoering zijn krachtens een verleende omgevingsvergunning, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

Y.4.3 Toelaatbaarheid

De in lid Y.4.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van het bos, de bosgroeiplaats, de landschappelijke waarden, natuurwaarden van de gronden.

Bijlage 1 Onderzoek Rombou Toekomstmogelijkheden Akkerbouwbedrijf Koninginneweg Zuid-beijerland

Bijlage 1 Onderzoek Rombou toekomstmogelijkheden akkerbouwbedrijf Koninginneweg Zuid-Beijerland

Bijlage 2 Landschappelijk Inpassingsplan Bouwstede De Heer, Buitendijk; Ars Virens D.d. 22 Juni 2020

Bijlage 2 Landschappelijk inpassingsplan bouwstede De Heer, Buitendijk; Ars Virens d.d. 22 juni 2020

Bijlage 3 Akoestisch Onderzoek Kuiper Compagnons D.d. 22 Juni 2020

Bijlage 3 Akoestisch onderzoek Kuiper Compagnons d.d. 22 juni 2020

Bijlage 4 Historisch Bodemonderzoek A.j. Schutter/gww Milieu D.d. 11 Mei 2020

Bijlage 4 Historisch bodemonderzoek A.J. Schutter/GWW Milieu d.d. 11 mei 2020

Bijlage 5 Aerius Berekening Locatie Buitendijk

Bijlage 5 Aerius berekening locatie Buitendijk

Bijlage 6 Archeologisch Onderzoek Sob Research D.d. Juni 2020

Bijlage 6 Archeologisch onderzoek SOB Research d.d. juni 2020