Rotonde A29N487
Bestemmingsplan - Gemeente Hoeksche Waard
Vastgesteld op 25-05-2021 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 plan:
het bestemmingsplan BP Rotonde A29-N487 met indentificatienummer NL.IMRO.1963.BPRotondeA29N487-VG01 van de gemeente Hoeksche Waard.
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1963.BPRotondeA29N487-VG01 met de bijbehorende regels.
1.3 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.4 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.5 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.6 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.7 peil:
- a. voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van die weg;
- b. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.2 inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.3 oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Verkeer
3.1 Bestemmingsomschrijving
3.2 Bouwregels
Ten aanzien van de in lid 3.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande dat:
3.3 Specifieke gebruiksregels
Verkooppunten voor motorbrandstoffen zijn niet toegestaan.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 4 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 5 Algemene Aanduidingsregels
5.1 Veiligheidszone - hoogspanningsverbinding
Ten aanzien van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'Veiligheidszone - hoogspanningsverbinding' geldt dat:
- a. geen gevoelige objecten mogen worden gerealiseerd;
- b. burgemeester en wethouders bevoegd zijn bij een omgevingsvergunning af wijken van het bepaalde onder a ten behoeve van het toelaten van gevoelige objecten, mits sprake is van een magneetveld lager dan 0,4 microTesla of sprake is van gewichtige redenen;
- c. alvorens van een omgevingsvergunning wordt afgeweken vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de leidingbeheerder.
Artikel 6 Algemene Afwijkingsregels
6.1 Afwijken
Indien niet op grond van hoofdstuk 2 reeds bij omgevingsvergunning is afgeweken kunnen burgemeester en wethouders bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels voor:
- a. de bouw van niet voor bewoning bestemde bouwwerken van openbaar nut, zoals wachthuisjes, telefooncellen en naar aard en omvang daarmee gelijk te stellen bouwwerken, met uitzondering van verkooppunten voor motorbrandstoffen, mits deze bouwwerken geen grotere bouwhoogte dan 2,5 m en geen grotere oppervlakte dan 20 m2 hebben;
- b. de bouw van transformatorhuisjes, mits deze bouwwerken geen grotere bouwhoogte dan 3,5 m en geen grotere inhoud dan 50 m3 hebben;
- c. de bouw van straatmeubilair en andere bouwwerken, die om waterstaatkundige of verkeersredenen noodzakelijk zijn, zoals duikers of keermuren, mits de bouwhoogte niet meer dan 2,5 m bedraagt;
- d. de bouw van lantaarnpalen, vlaggenmasten en antennemasten, mits deze voorzieningen van gering horizontale afmetingen zijn en mits de bouwhoogte niet meer dan 15 m bedraagt;
- e. voorgeschreven maten met ten hoogste 1,5 m respectievelijk 10%.
6.2 Verlenen omgevingsvergunning
Een omgevingsvergunning voor het afwijken mag slechts worden verleend, indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
6.3 Weigeren omgevingsvergunning
Een omgevingsvergunning voor het afwijken mag niet worden verleend, indien hierdoor waarden van de gronden met de bestemming onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor herstel van die waarden onevenredig worden of kunnen worden verkleind.
6.4 Advies inwinnen
Alvorens omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning voor het afwijken als bedoeld in 6.1 te beslissen, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de adviseur inzake natuur en landschap.
Artikel 7 Algemene Gebruiksregels
7.1 Verbod
Het is verboden gronden en bouwwerken te gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de aan de grond gegeven bestemming.
7.2 Strijdig gebruik
Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:
- a. onbebouwde gronden te gebruik of te laten gebruiken als:
- 1. opslagplaats voor vaten, kisten al dan niet voor gebruik geschikte werktuigen, voer- en vaartuigen en machines of onderdelen daarvan, oude en nieuwe (bouw)materialen, afval, puin, grind en brandstoffen;
- 2. uitstalling-, opslag-, stand- of ligplaats voor kamper- en/of verblijfsmiddelen;
- b. zomerhuizen en stacaravans te gebruiken of laten gebruiken voor permanente bewoning;
- c. gronden en de daarop voorkomende bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken als seksinrichting.
7.3 Niet-strijdig gebruik
Onder strijdig gebruik wordt niet verstaan:
- a. vormen van gebruik als bedoeld in lid 7.2, die verenigbaar zijn met het doel waarvoor de grond ingevolge de bestemming en deze regels mag worden gebruikt;
- b. het opslaan van bouwmaterialen, puin en specie in verband met normaal onderhoud, dan wel ter verwezenlijking van de bestemming;
- c. het uitoefenen van detailhandel, voor zover dit een normaal en ondergeschikt bestanddeel uitmaakt van de totale bedrijfsuitoefening, zoals ingevolge de bestemming en/of deze regels toegestaan, en de verkoop van goederen, gelet op de aard daarvan, geschiedt in rechtstreeks verband met de uitoefening van het bedrijf;
- d. het al dan niet tijdelijk opslaan van materiaal inherent aan en ten dienste van de bestemming;
waarbij als voorwaarde geldt dat de omvang van de buitenopslag de normen opgenomen in het Besluit Landbouw milieubeheer, het Activiteitenbesluit, het Besluit Bodemkwaliteit en het Bouwstoffenbesluit niet mag overschrijden.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 8 Overgangsrecht
8.1 Overgangsrecht bouwwerken
8.2 Overgangsrecht gebruik
Artikel 9 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'BP Rotonde A29-N487'.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
De wegbeheerders Provincie Zuid-Holland, Rijkswaterstaat en Waterschap Hollandse Delta hebben het voornemen om het kruispunt van toe-en afrit 22 Numansdorp van de A29 met de N487 te vervangen door een enkelstrooks rotonde om de verkeersafwikkeling op de afrit te verbeteren.
Om de realisatie van de rotonde mogelijk te maken, is voorliggend bestemmingsplan opgesteld. Het betreft een in hoofdzaak conserverend plan waarbij voor 233 m2 een verandering in de bestemmingsregeling plaatsvindt en wel van de bestemming 'Agrarisch' naar bestemming 'Verkeer'. Voor de herkenbaarheid van het project is echter de gehele rotonde in dit plan meegenomen.
1.2 Plangebied
Het plangebied is gelegen aan de westzijde van de A29 ter hoogte van afrit 22 Numansdorp in de gemeente Hoeksche Waard. Het plangebied omvat een deel van de toe- en afrit 22 van de A29, een deel van de provinciale weg N487 inclusief de parallelweg de Groene Kruisweg, het viaduct over de A29 alsmede kleine delen van twee agrarische percelen.
Het plangebied is in onderstaande afbeelding weergegeven.
Plangebied Rotonde A29-N487
Ten noordwesten van het plangebied staan twee silo's in het agrarisch gebied en een mast van de hoogspanningsverbinding. De zuidwestzijde betreft agrarisch gebied. Aan de oostzijde van de rijksweg A29, ten noorden van het viaduct, bevinden zich enkele (bedrijfs) woningen. Aan de zuidoostzijde van dit viaduct is Steunpunt Numansdorp van Rijkswaterstaat gelegen.
1.3 Vigerend Bestemmingsplan
Met de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan komt een deel van het vigerend bestemmingsplan Landelijk gebied 2013, vastgesteld door de gemeenteraad van de (voormalige) gemeente Cromstrijen, te vervallen.
1.4 Planopzet
Het bestemmingsplan bestaat formeel uit twee onderdelen:
- een verbeelding (NL.IMRO.1963.BPRotondeA29N487-VG01), waarop de bestemmingen in het plangebied zijn weergegeven. Deze bestemmingen (met eventuele specifieke aanduidingen) zijn gerelateerd aan de in de planregels opgenomen juridische regeling.
- de planregels waarin het gebruik van de binnen het plangebied aangegeven gronden en bouwwerken juridisch is geregeld. Deze regels zijn in de "Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012" (SVBP2012) zoveel mogelijk gestandaardiseerd (o.a. volgorde, indeling, benaming, begripsbepalingen, overgangsbepalingen en de slotbepaling).
Deze twee onderdelen dienen in samenhang te worden bekeken en zijn juridisch bindend.
Het bestemmingsplan gaat vergezeld van een toelichting waarin de aan het plan ten grondslag liggende gedachten en de verantwoording als bedoeld in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) zijn opgenomen. Ook maken de uitkomsten van het overleg als bedoeld in artikel 3.1.1. Bro deel uit van de toelichting.
1.5 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 beschrijft, voor zover relevant, in hoofdlijnen de beleidsdocumenten die door de te onderscheiden overheden zijn gepubliceerd. In hoofdstuk 3 worden het plangebied en de toekomstige situatie beschreven. De uitgangspunten en randvoorwaarden die ten grondslag liggen aan de voorgestane ontwikkelingen komen vervolgens in hoofdstuk 4 aan bod. Hoofdstuk 5 gaat in op de juridische regeling van het bestemmingsplan en in hoofdstuk 6 worden zowel de economische als maatschappelijke uitvoerbaarheid beschreven.
Hoofdstuk 2 Planbeschrijving
2.1 Bestaande Situatie
De locatie is gelegen aan de westzijde van de A29 bij toe- en afrit 22 Numansdorp. Het plangebied heeft een omvang van circa 7.500 m2 die grotendeels de bestaande wegen en kruising omvat.
Het plangebied omvat een deel van de provinciale weg (N487) die een oost-westverbinding verzorgt tussen Numansdorp en Zuid-Beijerland. Deze provinciale weg kruist de A29 middels een viaduct. Parallel aan de Provinciale weg ligt aan de noordzijde de Groene Kruisweg die door landbouwverkeer en fietsers wordt gebruikt.
Aan de westzijde van de A29 zijn de toe- en afrit van de A29 gesitueerd.
De kruising van de westelijke afrit van de A29 met de N487 wordt als onoverzichtelijk ervaren en daarnaast zorgt de kruising met regelmaat voor filevorming op de afrit, omdat de doorstroming stagneert. Dit zorgt voor een verkeersonveilige situatie op de A29.
Kruising A29/N487 gezien vanuit het oosten
Kruising A29/N487 gezien vanuit het westen
Het plangebied wordt omringt door agrarisch gebied en ligt buiten de bebouwde kom.
![]() | ![]() |
![]() | ![]() |
Impressie plangebied
2.2 Toekomstige Situatie
De Provincie Zuid-Holland, Rijkswaterstaat en Waterschap Hollandse Delta hebben het voornemen om bij afrit 22 Numansdorp het kruispunt A29 / N487 te vervangen door een enkelstrooks rotonde om de afwikkeling van het verkeer op de afrit te bevorderen.
Door de voorgenomen realisatie van de rotonde zal de verkeersdoorstroming op de A29 verbeteren en daarmee de verkeersveiligheid.
In de volgende afbeelding is het voorlopig ontwerp voor de rotonde weergegeven.
Voorlopig ontwerp rotonde A29/N487
Het plangebied wordt heringericht om de rotonde te kunnen realiseren. In dat kader wijzigt de functie van de parallelweg ook deels. Het doorgaande landbouwverkeer kan vanaf de Middelsluisedijk Westzijde op de Provincialeweg (die bij de aansluiting overgaat in de N487) blijven rijden tot de rotonde bij de Volgerlandseweg (zie groene route in afbeelding). De parallelweg blijft echter ook beschikbaar voor landbouwverkeer tot de carpoolplaats (vanuit het westen) en tot de splitsing van de Groene Kruisweg (vanuit het oosten) om de aanliggende percelen bereikbaar te houden. De parallelweg is alleen toegankelijk voor fietsers op de in rood weergegeven route.
Aanduiding routes voor landbouwverkeer
Om de rotonde en het vrijliggende fietspad mogelijk te maken, worden de bermen van het talud aan zowel de westzijde als de oostzijde iets verbreed. Hiervoor wordt aan de noordwestzijde van de rotonde 96 m2 grond aangekocht en zal ter plaatse de watergang worden verlegd.
Ook aan de zuidwestzijde van de rotonde wordt het talud verbreed om de rotonde te kunnen realiseren. Hiervoor zal 137 m2 grond worden aangekocht en wordt de watergang ter plaatse verlegd.
Hoofdstuk 3 Beleidskader
Het kader voor een bestemmingsplan wordt gevormd door diverse nationale, provinciale, regionale en gemeentelijke beleidsdocumenten. Dit beleid stelt planologische en bestuurlijke beleidskaders (randvoorwaarden) aan de ruimtelijke (on)mogelijkheden voor het plangebied, waarmee rekening moet worden gehouden. In dit hoofdstuk wordt voor het plangebied het relevante beleid beknopt samengevat.
3.1 Rijksbeleid
3.1.1 Nationale Omgevingsvisie
Op 11 september 2020 is de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) vastgesteld. De Nationale Omgevingsvisie is de rijksvisie voor een duurzame fysieke leefomgeving en de opvolger van de Structruurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR).
Met de NOVI kan het Rijk inspelen op de grote uitdagingen die er voor Nederland liggen. Allerlei trends en ontwikkelingen hebben invloed op de leefomgeving. Veranderende en groeiende steden, de overgang naar een duurzame en circulaire economie en het aanpassen aan de gevolgen van de klimaarverandering vormen een deel van de opgave. Dit biedt kansen, maar vraagt ook om zorgvuldige keuzes, want de ruimte, zowel boven- als ondergronds, is een schaars goed.
Aan de hand van een toekomstperspectief op 2050 brengt de NOVI de langetermijnvisie in beeld. Op nationaal belangen wil het Rijk sturen en richting geven aan het inrichten van de fysieke leefomgeving. De Nationale Omgevingsvisie richt zich daarbij op vier prioriteiten:
- 1. Ruimte maken voor klimaatverandering en energietransitie.
- 2. De economie van Nederland verduurzamen en ons groeipotentieel behouden.
- 3. Onze steden en regio's sterker en leefbaarder maken.
- 4. Het landelijk gebied toekomstbestendig ontwikkelen.
ad 1. Ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie
Nederland moet zich aanpassen aan de gevolgen van klimaatverandering, zoals zeespiegelstijging, hogere rivierafvoeren, wateroverlast en langere perioden van droogte. Nederland is in 2050 klimaatbestendig en waterrobuust. Dit vraagt maatregelen in de leefomgeving, bijvoorbeeld voldoende groen en ruimte voor wateropslag in onze steden. Voordeel is dat daarmee tegelijk de leefomgevingskwaliteit verbeterd wordt en het kansen biedt voor natuur.
In 2050 heeft Nederland een duurzame energievoorziening. Dit vraagt ruimte, onder meer voor windturbines en zonnepanelen. Het Rijk zet zich daarnaast in voor het maken van ruimtelijke reserveringen voor het hoofdenergiesysteem op nationale schaal.
ad 2. Duurzaam economisch groeipotentieel
Nederland werkt toe naar een duurzame, circulaire, kennisintensieve en internationaal concurrerende economie in 2050. Daarmee kan Nederland zijn positie handhaven in de top vijf van meest concurrerende landen ter wereld. Dit vraagt goede verbindingen via weg, spoor, lucht, water en digitale netwerken en een nauwe samenwerking met internationale partners, Het Rijk zet in op een sterk en innovatief vestigingsklimaat met een goede quality of life: een leefomgeving die de inwoners volop voorzieningen biedt op het gebied van wonen, bewegen, recreëren, ontmoeten en ontspannen. Belangrijk is wel dat de Nederlandse economie toekomstbestendig wordt, oftewel concurrerend, duurzaam en circulair. Het Rijk zet daarbij in op het gebruik van duurzame energiebronnen en op verandering van productieprocessen, zodat Nederland niet langer afhankelijk is van eindige, fossiele bronnen.
ad 3. Sterke en gezonde steden en regio's
Nederland versterkt het Stedelijk Netwerk Nederland en breidt deze uit, waarbij de richting van de verstedelijking wordt gekoppeld aan die van de ontwikkeling van (OV-)infrastructuur. Wonen en werken worden zoveel mogelijk in elkaars nabijheid ontwikkeld in de regio's waar er vraag is. Om het netwerk als geheel te benutten, zijn goede verbindingen tussen de stedelijke regio's nodig. Het Rijk hanteert een integrale verstedelijkingsstrategie voor duurzame stedelijke ontwikkeling, waarbij verstedelijking geconcentreerd plaatsvindt in de regio. Bij de invulling van de integrale verstedelijkingsstrategieën op regionale schaal wordt ingezet op een voorkeursvolgorde voor de ontwikkeling van nieuwe woon- en werklocaties. Deze volgorde wordt ook gehanteerd als groei in niet-stedelijk gebied moet plaatsvinden. Het Rijk richt de leefomgeving zo in dat deze een actieve, gezond leefstijl en maatschappelijke particiaptie bevorderd en versterkt het aanbod en de kwaliteit van het groen in de stad. Daarbij worden steden en regio's klimaatbestendig ingericht.
ad 4. Toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied
Nederland zet in op het verbeteren van de balans tussen landgebruik en de kwaliteit van lanschap, bodem, water en lucht. Dit betekent dat landgebruik in balans wordt gebracht met natuurlijke systemen en dat ontwikkelingen in het landelijk gebied niet ten koste gaan van landschappelijke kwaliteiten. Het landgebruik moet meer afgestemd worden op zoetwaterbeschikbaarheid en -gebruik. Middels een voorkeursvolgorde regionaal waterbeheer wordt ingezet op het voorkomen van wateroverlast en tekorten. Het Rijk maakt een duurzaam en vitaal landbouw- en voedselsysteem mogelijk, gebaseerd op kringlopen en natuurinclusiviteit. De biodiversiteit wordt beschermd en versterkt en het natuurlijk kaptiaal wordt duurzaam benut. Het Rijk zet in op het versterken en beschermen van unieke landschappelijke kwaliteiten. Nieuwe ontwikkelingen ontwikkelingen in het landelijk gebied voegen landschapskwaliteit toe. Hierbij wordt het omgevingsbeleid landschapsinclusief.
Om de beleidskeuzes op een heldere en voorspelbare manier te maken, hanteert de NOVI drie afwegingsprincipes, die helpen bij het prioriteren van de verschillende belangen en opgaven:
- 1. Combinaties van functies gaan voor enkelvoudige functies
- 2. Kenmerken en identiteit van een gebied staan centraal.
- 3. Afwentelen wordt voorkomen.
Afweging met NOVI
De uitvoering van de NOVI vraagt om nieuwe manieren van samenwerken met blijvende brede, maatschappelijke betrokkenheid en inzet van overheden. Hierbij hanteert het NOVI vier uitgangspunten:
- We werken als één overheid, samen met de samenleving.
- We stellen de opgave(n) centraal.
- We werken gebiedsgericht.
- We werken permanent en adaptief aan de opgaven.
De ontwikkeling die met bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt, doet op geen enkele wijze afbreuk aan het ruimtelijk beleid van het Rijk.
3.1.2 Barro
De nationale belangen uit de SVIR die juridische borging vragen, worden geborgd in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Met het Barro maakt het Rijk voor een aantal specifieke onderwerpen gebruik van deze mogelijkheid om algemene regels te stellen voor bestemmingsplannen in inpassingsplannen. De algemene regels in het Barro hebben vooral een conserverend/beschermend karakter. Het doel is te borgen dat geformuleerde nationale belangen niet gefrustreerd worden door ontwikkelingen die met bestemmingsplannen/inpassingsplannen mogelijk worden gemaakt.
In het Barro staat aan welke regels (rijksbelangen) de gemeenten en provincies zich moeten houden, bijvoorbeeld bij het opstellen van een bestemmingsplan/inpassingsplan. In het verlengde van het Barro is ook de Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (Rarro) van kracht.
Gezien het plangebied geen inbreuk heeft op de belangen die met het Barro worden behartigd, is er geen sprake van enige strijdigheid.
3.2 Provinciaal Beleid
3.2.1 Omgevingsvisie Zuid-Holland 2019
Op 22 januari 2019 heeft Gedeputeerde Staten van de provincie Zuid-Holland de omgevingsvisie vastgesteld. Met deze omgevingsvisie streeft de provincie Zuid-Holland naar een optimale wisselwerking tussen gewenste ruimtelijke ontwikkelingen en een goede leefomgevingskwaliteit.
Ruimtelijke hoofdstructuur
De essentie en de samenhang van verschillende ruimtelijke beleidskeuzes uit de omgevingsvisie zijn vertaald in de ruimtelijke hoofdstructuur. Het integraal kaartbeeld van de ruimtelijke hoofdstructuur (zie afbeelding hieronder) is opgebouwd uit diverse kaartbeelden, waaronder het kaartbeeld met het thema logistiek-industrieel systeem.
Ruimtelijke hoofdstructuur provincie Zuid-Holland
Het logistiek-industrieel systeem bundelt de hoofdstromen van goederen en het havenindustrieel complex, de greenports, de logistieke dienstverlening en de gerelateerde kenniscentra. De provincie wil de toppositie versterken en streeft naar synergie van mainport Rotterdam en greenports.
De rijksweg A29 is op de kaart aangeduid als 'As mainport Rotterdam (indicatief)'. De doorstroming en verkeersveiligheid van een gedeelte van de A29 hangen hiermee samen.
![]() | ![]() |
Logistiek-industrieel systeem
Provinciale infrastructuur op orde
De provincie zorgt voor een vlotte en veilige afwikkeling van verkeer in Zuid-Holland en heeft de wettelijke plicht haar areaal, provinciale wegen en vaarwegen te beheren en te onderhouden. Daartoe realiseert of draagt de provincie bij aan:
- De dagelijkse beheer- en onderhoudswerkzaamheden, het Dynamisch Verkeersmanagement en
- bediening van bruggen over cruciale vaar- en wegroutes.
- De uitvoering van planmatige onderhoudsprojecten.
- De instandhouding van Zuid-Hollandse veren en veerinfrastructuur.
- De uitvoering Provinciale fietsroutes in haar Fietsplan 2016-2025.
Er is één samenhangend netwerk van (inter)nationale, (boven)regionale en lokale wegen die beheerd worden door verschillende wegbeheerders. De provincie acht zich primair verantwoordelijk voor (boven)regionale wegen.
Het provinciaal beleid geeft zekerheid over een mobiliteitsnetwerk dat op orde is en de reiziger en de vervoerder keuzevrijheid biedt, en bevat voldoende flexibiliteit om in de ruimtelijke ontwikkeling te reageren op maatschappelijke initiatieven. In het mobiliteitsbeleid wordt afgestemd met andere beleidsvelden, met name het ruimtelijk-economisch beleid. Daarbij is het vertrekpunt de huidige ruimtelijke situatie gecombineerd met vier keuzes:
- 4. Beter benutten en opwaarderen van wat er is.
- 5. Vergroten van de agglomeratiekracht.
- 6. Verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit.
- 7. Bevorderen van de transitie naar een water- en energie-efficiënte samenleving.
Om het netwerk op orde te brengen is het in ieder geval nodig dat de al afgesproken plannen en projecten, vastgelegd in het Programma Mobiliteit en het Programma Zuid-Hollandse Infrastructuur (PZI) worden gevoerd. Daartoe wil de provincie beter sturen op de financiële ruimte die in de loop van de jaren is vastgelegd. Daarbij kansen benutten door selectief te investeren en te stimuleren.
De provincie richt zich in de eerste plaats op het oplossen van knelpunten. De provincie beoogt een infrastructuur met een constant kwaliteitsniveau.
Het project Rotonde N487/Op- en afrit westzijde te Numansdorp is in het PZI programma opgenomen.
Ambities
De Omgevingsvisie Zuid-Holland bevat zes richtinggevende ambities in de fysieke leefomgeving. Deze ambities zijn geworteld in de historie, ligging en economische structuur van Zuid-Holland en gekoppeld aan de strategische uitdagingen waar de regio voor staat. Bij de zes ambities is een aantal opgaven geïdentificieerd. Ten aanzien van de ambitie 'Best bereikbare provincie' is het doel om optimaal verbonden te zijn en te blijven met regionale, landelijke en internationale centra. Dat vraagt om een moderne, duurzame en gebiedsgerichte aanpak. Verkeersknelpunten worden aangepakt en er liggen grote kansen in de verbinding van de mobiliteitsopgaven met de verstedelijkingsaanpak, economische transitie en energievernieuwing.
Omgevingskwaliteit
Centrale doel van het integrale omgevingsbeleid is het verbeteren van de omgevingskwaliteit. De provincie streeft daarbij naar een optimale wisselwerking tussen gewenste ruimtelijke ontwikkelingen en een goede leefomgevingskwaliteit. Het provinciaal omgevingsbeleid is gericht op het realiseren van maatschappelijke belangen en het bereiken en in stand houden van een goede omgevingskwaliteit. Een van de opgaven is het 'bevorderen van een goede en veilige bereikbaarheid, met een mobiliteitsnetwerk dat keuzevrijheid biedt en aansluit op de behoeften van reizigers en vervoerders'.
Beleidskeuzes
In de Omgevingsvisie Zuid-Holland zijn diverse beleidskeuzes uitgewerkt. Ten aanzien van het thema 'Bevorderen van een goede en veilige bereikbaarheid, met een mobiliteitsnetwerk dat keuzevrijheid biedt en aansluit op de behoeften van de reizigers en vervoerders' is de beleidskeuze dat de provincie zich inzet voor optimale bereikbaarheid door goed met elkaar verbonden en betrouwbare (inter)regionale netwerken. Het infrastructuur netwerk wordt hierbij verbeterd en optimaal benut, waarbij de provinciale infrastructuur op orde is. De provincie wil een vlotte en veilige afwikkeling van het verkeer in Zuid-Holland waarborgen. Bovendien voert de provincie verkeersveiligheidsmaatregelen uit (Duurzaam Veilig) die erop gericht zijn de verkeersveiligheid van de provinciale wegen te verbeteren.
De voorgenomen wijziging van het kruispunt van de afrit A29 met de N487 past binnen het provinciale beleid.
3.2.2 Programma ruimte 2019
Het Programma ruimte maakt onderdeel uit van het omgevingsbeleid van Zuid-Holland en is een uitwerking van de Visie ruimte en mobiliteit. Het Programma ruimte bevat een nadere invulling en operationalisering van ruimtelijk relevante onderdelen van de Omgevingsvisie. In het Programma ruimte wordt ruimte geboden om kansen, vernieuwende ideeën en plannen uit de samenleving gezamenlijk door te vertalen naar concrete handelingsperspectieven.
De provincie vindt het belangrijk om de ontbrekende schakels en capaciteitsverruimingen in het infrastructuurnetwerk ruimtelijk te reserveren. De wijziging van het kruispunt naar een rotonde is een dermate kleine capaciteitsverruiming dat deze niet is opgenomen in het overzicht met ruimtelijke reserveringen.
De ontwikkeling die met dit bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt, doet geen afbreuk aan het in het Programma ruimte opgenomen beleid.
3.2.3 Omgevingsverordening Zuid-Holland 2019
De Omgevingsverordening Zuid-Holland is op 1 april 2019 in werking getreden. Deze verordening beschrijft de gebieden en begrenzing van de fysieke leefomgeving en activiteiten die gevolgen hebben of kunnen hebben voor de fysieke leefomgeving in de provincie Zuid-Holland. Daarnaast zijn regels en bepalingen opgenomen.
Vanuit het oogpunt van de Omgevingsverordening moet de wijziging van het kruispunt naar een rotonde grotendeels worden gezien als een bestaand gebruik van grond, als bedoeld in artikel 6.8, eerste lid van de Omgevingsverordening Zuid-Holland en voor een zeer klein deel als nieuw gebruik van grond, als bedoeld in artikel 6.8, tweede lid van de Omgevingsverordening Zuid-Holland.
De realisatie van de rotonde is voorzien op gronden die op de volgende kaarten van de verordening zijn geduid:
- Kaart 4 Gebieden met waterkwantiteitsnormen en waterschappen: (artikelen 4.1 e.v. van de Verordening): voor deze gebieden zijn met het oog op de bergings- en afvoercapaciteit normeringen voor de gemiddelde kans op overstroming opgenomen. Daarnaast geldt er een vergunningplicht voor wateronttrekking.
- Kaart 9 Ontgrondingen (artikel 3.36 van de Verordening): in deze regeling is opgenomen voor welke activiteit het verbod tot het verrichten van ontgrondingen niet geldt.
- Kaart 17 Gebieden met verplicht peilbesluit (artikel 6.39 van de Verordening): Voor deze gebieden worden door het waterschapsbestuur een of meer peilbesluiten vastgesteld.
Ten aanzien van het aspect water wordt verwezen naar paragraaf 4.5.
3.3 Gemeentelijk Beleid
3.3.1 Omgevingsvisie Hoeksche Waard 2019
In december 2019 is de omgevingsvisie Hoeksche Waard vastgesteld. In de omgevingsvisie zijn vijf maatschappelijke opgaven benoemd die de komende jaren aandacht vragen. Een van de opgaven is "bereikbaar, nabij en toegankelijk".
De afgelopen jaren is de bereikbaarheid steeds meer onder druk komen te staan. De gemeente wil daarom de komende jaren een forse inhaalslag maken met de in- en externe bereikbaarheid. Dit is voor de vitaliteit van de Hoeksche Waard van essentieel belang.
De Hoeksche Waard is sterk verweven met de regio. Elke dag gaan vele inwoners het eiland af om elders te gaan werken. Ook voor grotere voorzieningen zijn de inwoners afhankelijk van het stedelijk gebied er omheen. Daarnaast komen mensen in omgekeerde richting naar Hoeksche Waard om er te werken en zal de stroom recreanten en toeristen de komende jaren ook verder toenemen.
De bereikbaarheid van Hoeksche Waard is de afgelopen jaren steeds meer onder druk komen te staan. Goede verbindingen van het eiland met de omgeving zijn van levensbelang. En een goede bereikbaarheid maakt de Hoeksche Waard aantrekkelijk voor inwoners en bedrijven om zich te vestigen en te blijven.
Concreet wil de gemeente Hoeksche Waard met onder andere de verbreding van de A29 de bereikbaarheid verbeteren.
De ontwikkeling die met dit bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt, sluit aan op de ambitie van de gemeente om de gemeente bereikbaar te houden en de bereikbaarheid te verbeteren.
3.3.2 Gemeentelijk Verkeer- en Vervoerplan 2014-2024
De (voormalige) gemeente Cromstrijen, sinds 1 januari 2019 opgegaan in de gemeente Hoeksche Waard, heeft in oktober 2013 het Gemeentelijk Verkeer- en Vervoerplan 2014-2024 (GVVP) vastgesteld. Het Gemeentelijk Verkeer- en Vervoersplan is opgebouwd uit drie pijlers, te weten Bereikbaarheid, Veiligheid en Leefbaarheid. Ten aanzien van de pijler Veiligheid zet de gemeente onder andere in op de weginrichting conform de duurzaam veilig richtlijnen en een verkeersveilige omgeving voor fietsers.
Om de drie pijlers van het GVVP te bereiken zijn ambities voor de periode 2014-2024 vastgesteld, onderverdeeld in ambities op de korte termijn (2014-2016), ambities op de middellange termijn (2017-2024) en ambities op de lange termijn (2024 - ).
Op veel wegen buiten de bebouwde kom vindt vermenging van verkeer plaats waarbij (zwaar) landbouwverkeer hetzelfde wegdek gebruiken als fietsers. Landbouwvoertuigen worden steeds groter en zwaarder waardoor de ruimte voor langzaam verkeer steeds kleiner wordt. Om een aantrekkelijke gemeente te blijven voor de fietser wil de gemeente de positie van langzaam verkeer op de wegen buiten de bebouwde kom verbeteren.
De realisatie van de rotonde, het uitvoeren van een vrijliggend fietspad rondom de rotonde en het deels verplaatsen van het landbouwverkeer van de parallelweg naar de hoofdrijbaan sluit aan bij de uitgangspunten van de gemeente Hoeksche Waard.
3.3.3 Programmaplan Mobiliteit
De gemeente Hoeksche Waard heeft eind 2019 het Programmaplan Mobiliteit opgesteld. In dit Programmaplan zijn de ambities opgenomen om de interne en externe bereikbaarheid te verbeteren. Om de externe bereikbaarheid te optimaliseren, richt de ambitie zich op het vergroten van de capaciteit, het bieden van een goed en snel alternatief voor de kortere verbindingen met de omliggende gebieden, en het beter benutten van de huidige capaciteit door slimmere maatregelen. Voor de interne bereikbaarheid is de ambitie om intwoners, dorpen en voorzieningen goed met elkaar te verbinden op een veilige en duurzame manier. Hierbij is het zoveel mogelijk scheiden van de verschillende modaliteiten zoals landbouwverkeer, fiets en auto, wenselijk.
De visie en ambities zijn doorvertaald in strategische en operationele doelen. Een van die operationele doelen is om een beter doorstroming op de A29 te realiseren. Andere operationele doelen zijn het realiseren van een optimale en veilige routering voor landbouwvoertuigen en het terugdringen van de verkeersonveiligheid.
De realisatie van de rotonde, het uitvoeren van een vrijliggend fietspad rondom de rotonde en het deels verplaatsen van het landbouwverkeer van de parallelweg naar de hoofdrijbaan sluit aan bij de uitgangspunten van de gemeente Hoeksche Waard.
Hoofdstuk 4 Milieuplanologische Aspecten
Op grond van artikel 3.1.6 lid 1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) dient de gemeente in de toelichting op het bestemmingsplan een beschrijving opnemen van de wijze waarop de milieukwaliteitseisen bij het plan zijn betrokken. Daarbij moet rekening gehouden worden met de geldende wet- en regelgeving en met de vastgestelde (boven)gemeentelijke beleidskaders. Bovendien is een bestemmingsplan vaak een belangrijk middel voor afstemming tussen de milieuaspecten en ruimtelijke ordening.
In dit hoofdstuk worden de resultaten van de planologische- en milieuaspecten beschreven.
4.1 Mer-beoordeling
Op grond van hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer moet bij initiatieven voor (de aanleg of het wijzigen van) bepaalde activiteiten worden beoordeeld of er sprake is van milieueffecten. In gevallen dat een besluit of plan betrekking heeft op activiteiten die voorkomen in de bijlage onderdeel C of D van het Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.) moet bepaald worden welke procedure doorlopen moet worden om mogelijke milieueffecten te beoordelen, de m.e.r -procedure of (vormvrije) m.e.r.-beoordelingsprocedure. Voor de voorgenomen activiteit is getoetst of deze valt onder categorie D1.1 van onderdeel D van de bijlage in het Besluit m.e.r.:
de wijziging of uitbreiding van een autosnelweg of een autoweg. Er geldt een m.e.r.-beoordelingsplicht in de gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een weg met een tracélengte van 5 kilometer of meer.
In het geval van de voorgenomen activiteit leidt de vervanging van het kruispunt van de toe-en afrit 22 Numansdorp met de N487 door een rotonde tot een wijziging aan de provinciale weg N487. Getoetst is in hoeverre deze weg te beschouwen is als een autoweg. Een autoweg in het Besluit m.e.r. is gedefinieerd als:
- a. een voor autoverkeer bestemde weg die alleen toegankelijk is via knooppunten of door verkeerslichten geregelde kruispunten en waarop het is verboden te stoppen en te parkeren, of
- b. een weg als bedoeld in artikel 1, onder d, van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990.
De provinciale weg N487 voldoet niet aan deze criteria en betreft geen autoweg. Er is om deze reden geen sprake van een (vormvrije) m.e.r.- beoordelingsplicht.
Voor aanpassingen aan wegen, niet zijnde een autosnelweg of autoweg, geldt dat er volgens activiteit D 1.3 in het Besluit m.e.r. alleen sprake is van een m.e.r.- of m.e.r beoordelingsplicht indien er sprake is van de aanleg, wijziging of uitbreiding van een weg bestaande uit 4 of meer rijstroken of verlegging of verbreding van bestaande wegen van twee rijstroken of minder tot wegen met vier of meer rijstroken. Ook hiervan is in het geval van de voorgenomen activiteit geen sprake.
4.2 Archeologie
Archeologisch bureauonderzoek
In opdracht van de provincie Zuid-Holland is een bureauonderzoek archeologie uitgevoerd (zie Bijlage 1). Dit bureauonderzoek heeft als doel om inzicht te verkrijgen in archeologische en historische resten die zich in het plangebied bevinden of verwacht worden. Daarnaast wordt aan de hand van het bureauonderzoek een gespecificeerd verwachtingsmodel opgesteld voor het aantreffen van archeologische resten en de risico's op het verstoren van deze resten binnen de planvorming. Bovendien kunnen aan de hand van het bureauonderzoek uitspraken gedaan worden over de noodzaak van archeologisch vervolgonderzoek en, indien nodig, welke onderzoeksmethode en welk type vervolgonderzoek zouden moeten worden gehanteerd.
Plangebied en onderzoeksgebied
Volgens de gemeentelijke beleidskaart bevindt het plangebied zich in een zone met een middelhoge verwachting archeologie. Hierbij zijn ingrepen groter dan 500 m2 en dieper dan 0,5 m -Mv onderzoeksplichtig. De geplande ingreep heeft een oppervlakte van 7.655 m2. De diepte van de geplande ingrepen is nog niet bekend maar zal de 0,5 m -Mv overschrijden. Daarmee zijn de geplande ingrepen onderzoeksplichtig en is zodoende het archeologisch bureauonderzoek uitgevoerd.
Geologie
Het huidige Nederlandsche landschap is gevormd gedurende het Pleistoceen en het Holoceen. Ter hoogte van het plangebied zijn het voornamelijk de landschappelijke ontwikkelingen uit het Holoceen die het landschap gevormd hebben. Het plangebied maakt deel uit van het Laagpakket van Walcheren en de Formatie van Nieuwkoop (zeeklei en zand met inschakelingen van veen).
De diepere ondergrond onder het plangebied bestaat uit afzettingen uit de laatste IJstijd, het Weichselien. In deze periode trok de zee zich uit Nederland terug en werd de Noordzee weer land. Op het hoogtepunt van de laatste ijstijd bestond Nederland uit een poolwoestijn. In deze zeer koude periode vonden door de sterke wind en de geringe vegetatie op grote schaal zandverstuivingen plaats. Gedurende deze koude periode werden vanuit het droogliggende Noordzeebekken voornamelijk eolische zanden behorende tot de Formatie van Boxtel (Laagpakket van Wierden) afgezet.
Vanaf 10.000 jaar geleden ontstond er een warmer klimaat waardoor ijskappen smolten en de zeespiegel steeg. Hierdoor steeg ook het grondwater waardoor er vernatting van het dekzandlandschap plaatsvond.
Omstreeks 9000 v.Chr bevond het plangebied zich in een pleistoceen dekzandgebied (Formatie van Boxtel, Laagpakket van Wierden) waardoorheen beekdalen liepen. Nadat de snelheid waarmee de zeespiegel steeg afnam, ontstond er langs de kust gelegenheid voor sedimentatie van het aangevoerde zand. er ontstond een kustlijn die bestond uit een reeks strandwallen met een noord-zuid oriëntatie die het achterland van de zee afsloot. In het getijdengebied achter de kustlijn werden sedimenten afgezet behorende tot het Laagpakket van Wormer (Formatie van Naaldwijk). De afwatering van het achterland stagneerde geleidelijk, waardoor er achter de duinen een nat moerasachtig gebied ontstond waar veenontwikkeling plaatsvond. In deze zone ontstond zo veen behorend tot de Formatie van Nieuwkoop, Hollandveen Laagpakket. Na circa 3000 v. Chr. waren grote stukken van West-Nederland onbewoonbaar door uitgebreide veengroei. Gedurende de Middeleeuwen neemt de invloed van de zee in het gebied toe. Samen met deze ontwikkeling neemt de hoeveelheid veen rondom het plangebied af.
Vanaf circa 1200 neemt de invloed van de mens in het gebied toe door het bedijken en inpolderen van grote stukken land. Echter bleef de zee invloed uitoefenen. Ten zuiden van het plangebied ontstond door de St. Elizabethsvloed in 1421 het Volkerak. Het westelijk deel van de Hoeksche Waard, ten westen van Numansdorp, zijn de afzettingen als gevolg van de St. Elisabethvloed op sommige plaatsen meer dan vier meter dik. Het huidige landschap en het patroon van wegen, dijken en polders is grotendeels ontstaan door opeenvolgende inpolderingen van het getijdenlandschap na deze stormvloed. Tussen 1538 en 1653 werd de gehele Hoeksche Waard bedijkt waardoor de invloed van de zee op de omgeving van het plangebied afnam.
Geomorfologie en bodem
De geologische ontwikkelingen in het Holoceen hebben in geomorfologisch opzicht geleid tot de vorming van een getijdenlandschap. Veenvorming, fluviatiele processen en menselijk ingrijpen hebben het landschap gevormd.
Het plangebied behoort tot een vlakte van getij-afzettingen met een bodem van kalkrijke poldervaaggronden met zware zavel. Ten noorden van het plangebied bevindt zich een zee-erosiegeul.
De grondwaterstand in en om het plangebied varieert tussen de trappen V en VI. Grondwatertrap V betekent dat de Gemiddelde Hoogste Grondwatertrap (GHG) <40 cm onder het maaiveld ligt. De Gemiddelde laagste grondwaterstand (GLG) ligt tussen de 80 en 120 cm beneden maaiveld. Voor grondwatertrap VI geldt dat deze een GHG heeft van 40 – 80 cm beneden het maaiveld en een GLG van >120 cm beneden het maaiveld. Door de lage grondwaterstanden binnen het plangebied worden eventueel aanwezige organische resten die zich boven deze grondwaterstanden bevinden niet tegen degradatie beschermd.
Het grondwaterpeil bepaalt voor een groot deel de mate van conservering van archeologische resten in de bodem. Wanneer de grondwaterstand permanent wordt verlaagd kan dit leiden tot degradatie van het aanwezige bodemarchief.
Op de kaart met het Actueel Hoogtebestand van Nederland (AHN) is zichtbaar dat het plangebied zich op een hoogte van 0,00 m tot 5,00 m + NAP bevindt en dat het plangebied voor een groot deel is opgehoogd voor het aanleggen van de wegen A29 en N487. In het omringende gebied op opgehoogde gebieden zoals wegen en dijken na varieert de hoogte tussen de 1,0 m beneden en 0,5 m boven NAP.
Bureauonderzoek
Tijdens het bureauonderzoek zijn de AMK (archeologische monumenten kaart)-terreinen, archeologische waarnemingen en eerder uitgevoerde onderzoeken (onderzoeksmeldingen) in en rond het plangebied geïnventariseerd. Bekende archeologische waarnemingen en onderzoeksmeldingen zijn geraadpleegd via Archis 3.
Binnen het plangebied zijn geen AMK-terreinen bekend en ook bevinden zich geen vondstlocaties in het onderzoeksgebied.
In één zone binnen het plangebied is eerder een archeologisch bureauonderzoek uitgevoerd.
Conclusie
Voor het realiseren van de rotonde wordt met name een grondbank opgeworpen. Omdat er nog geen exacte ingrepen bekend zijn, wordt uitgegaan van een maximale verstoringsdiepte van 2 meter onder het maaiveld. Tot deze diepte komen alleen afzettingen van het Laagpakket van Walcheren voor. Deze kennen een lage archeologische verwachting. Daarbij zal tijdens het aanleggen van de huidige A29 en N487 inclusief ondergrondse infrastructuur vanaf de jaren 1960 en later het bodemprofiel verstoord zijn, al is de diepte van deze bodemroering is niet bekend. Voor de aanleg van deze wegen is het terrein waarin het plangebied zich bevindt met meerdere meters opgehoogd.
Op grond van de lage archeologische verwachting wordt voor het plangebied geen vervolgonderzoek geadviseerd. Dit advies sluit niet uit dat bij graafwerkzaamheden (niet voorspelbare) archeologische toevalsvondsten kunnen worden aangetroffen, zoals bedoeld in artikel 5.10 van de Erfgoedwet 2016. In dat geval moet hiervan melding worden gedaan bij het Bevoegd Gezag.
4.3 Ecologie
4.3.1 Quickscan natuurwetgeving
Bij een ruimtelijke ontwikkeling dient rekening gehouden te worden met natuurwetgeving. Derhalve is het van belang om na te gaan of de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling een negatief effect heeft op de beschermde natuurwaarden. Door de voorgenomen ingreep is mogelijk sprake van negatieve effecten op beschermde soorten of kwalificerende waarden van Natura 2000-gebieden in het kader van de Wet natuurbescherming (hierna Wnb) of effecten op wezenlijke kenmerken en waarden van het Natuurnetwerk Nederland.
In de in februari 2020 uitgevoerde quickscan natuurwetgeving (zie Bijlage 2) zijn de eventuele negatieve effecten op beschermde soorten en gebieden en benodigde vervolgstappen in het kader van de Wnb in beeld gebracht.
De onderzoekslocatie ligt circa 3,5 meter hoger dan de omgeving. Tussen het talud en de omliggende weilanden zijn watergangen aanwezig. Deze sloten zijn zeer steil en het water is eutroof zonder onderwatervegetatie. Het plangebied wordt omringd door agrarisch gebied en ligt buiten de bebouwde kom. Aan de noordwestzijde van de kruising bevinden zich twee bomen in de berm.
Ten zuidoosten van de kruising, op het talud tussen de afrit en de A29, staan diverse bomen en struiken. Deze liggen buiten het plangebied.
![]() | ![]() |
Impressie plangebied, noordwestzijde van kruising
![]() | ![]() |
Impressie van het plangebied, zuidwestzijde van kruising
Gebiedsbescherming
Het plangebied maakt geen deel uit van het Natuur Netwerk Nederland (NNN), effecten hierop zijn dan ook uitgesloten.
De dichtstbijzijnde Natura 2000-gebieden zijn "Oudeland van Strijen", gelegen ten oosten van het plangebied op circa vijf kilometer, en "Haringvliet/Hollands Diep", gelegen ten zuiden van het plangebied op circa 2,6 kilometer. Omdat het plangebied niet binnen een Natura 2000-gebied ligt, zijn direct negatieve effecten, bijvoorbeeld door ruimtebeslag, op voorhand uitgesloten. Effecten van verzuring en vermesting op instandhoudingsdoelstellingen van omliggende Natura 2000-gebieden als gevolg van emissie en depositie van stikstof in de aanlegfase zijn op voorhand niet uit te sluiten. Hiervoor moet een AERIUS berekening gemaakt worden, op grond waarvan nader onderzocht dient te worden of er sprake is van effecten op de instandhoudingsdoelstellingen.
Plangebied (rode stip bij benadering) ten opzicht van Natura 2000-gebieden).
Soortenbescherming
Door de voorgenomen ingreep is mogelijk sprake van negatieve effecten op beschermde soorten in het kader van de Wet natuurbescherming.
Er zijn ten aanzien van de soortenbescherming een bureauonderzoek en een veldbezoek (19 februari 2020) uitgevoerd. Voor het bureauonderzoek is gebruik gemaakt van vrij beschikbare informatie, zoals verspreidingsgegevens van de Nationale Databank Flora en Fauna (NDFF) van de afgelopen vijf jaar. Daarnaast is gebruik gemaakt van de verspreidingsatlas (verspreidingsatlas.nl) voor de verspreidingsgegevens van beschermde soorten.
Mogelijk dient het plangebied als foerageergebied voor vleermuizen. Dit is echter geen essentieel foerageergebied. Door het toepassen van mitigerende maatregelen (werken bij daglicht en/of geen directe verlichting op opgaande groene structuren waarlangs kan worden gefoerageerd), worden overtredingen van verbodsbepalingen van de Wnb voorkomen.
De bomen binnen het plangebied zijn geschikt voor nestplekken van jaarrond beschermde vogelsoorten zoals de buizerd. Ten tijde van het veldbezoek zijn geen nesten aangetroffen. Om vestiging van jaarrond beschermde broedvogels te voorkomen dienen mitigerende maatregelen getroffen te worden (bomen verwijderen voor het broedseizoen, d.w.z. voor 15 maart). Door deze mitigerende maatregelen in acht te nemen kunnen de werkzaamheden uitgevoerd worden zonder dat verbodsbepalingen ten aanzien van jaarrond beschermde vogelsoorten overtreden worden.
Zorgplicht
De Wnb kent een algemene zorgplicht (artikel 1.11 Wnb). Dit betekent dat zorgvuldig met aanwezige planten en dieren moet worden omgegaan. Daarom moeten de volgende algemene maatregelen genomen worden:
- Voer de werkzaamheden rustig uit en op een dusdanige manier dat dieren niet ingesloten raken. Op deze manier zijn dieren in de gelegenheid om te vluchten naar andere leefgebieden.
- Het materieel moet zorgvuldig en deskundig worden gebruikt, zodat geen onnodige schade wordt veroorzaakt of onnodige verstoring van flora en fauna optreedt.
- Maai en/of snoei voorafgaand aan de werkzaamheden de nog aanwezige vegetatie in het werkgebied kort en houd deze kort totdat de werkzaamheden zijn afgerond. Hierdoor wordt het voor grondgebonden zoogdieren minder aantrekkelijk om te verblijven in deze zone tijdens de werkzaamheden. Houd hierbij wel rekening met het broed/voortplantingsseizoen.
Conclusie
Uit het uitgevoerde onderzoek blijkt dat het aspect ecologie geen belemmering vormt voor de voorgenomen realisatie van de rotonde.
4.3.2 AERIUS-berekening
In Bijlage 3 zijn de rekenresultaten opgenomen van de AERIUS Calculator voor de realisatiefase. Berekend zijn de hoogste stikstofbijdragen per stikstofgevoelig Natura 2000-gebied. De berekening heeft geen depositieresultaten opgeleverd boven de 0,00 mol/ha/jr.
Vanuit het aspect stikstof bestaan dan ook geen bezwaren tegen de realisatie van de voorgenomen ontwikkeling.
4.4 Landschap
Het plangebied is gelegen in Nationaal Landschap Hoeksche Waard. De kernkwaliteiten van dit gebied zijn:
- Reliëf in de vorm van dijken en kreekruggen: het dijken- en krekenpatroon is in zijn geheel waardevol. Daarbinnen zijn er verschillende typen dijken en kreken te onderscheiden en zijn er gave en minder gave delen, maar juist de samenhang is kenmerkend voor het nationaal landschap. Datzelfde geldt voor de verschillende dorpstypen, die gekoppeld zijn aan het dijken- en krekenpatroon.
- Polderpatroon: de huidige Hoeksche Waard is een mozaïek van polders die vanaf het einde van de Middeleeuwen zijn bedijkt. Belangrijk is dat de bijzondere ontstaansgeschiedenis van de regio afleesbaar blijft in het landschap;
- grote mate van openheid: de open ruimten vormen de tegenhanger van de dijklinten en dorpen en zijn daar onlosmakelijk mee verbonden. Behoud en versterking van de kwaliteit van de open ruimten is een uitgangspunt voor het nationaal landschap.
Ruimtelijke ontwikkelingen in de Hoeksche Waard moeten passen binnen de nagestreefde kwaliteiten van het nationaal landschap.
Het vervangen van het kruispunt door een enkelstrooksrotonde is een dermate beperkte infrastructurele aanpassing dat deze geen invloed heeft op de kernkwaliteiten van het Nationaal Landschap Hoeksche Waard.
4.5 Waterparagraaf
In deze waterparagraaf wordt ingegaan op de waterhuishoudkundige aspecten van het betreffende plangebied. De waterparagraaf is opgenomen in Bijlage 4. Hierin zijn het waterbeleid en de huidige situatie beschreven.
Verhard oppervlak
Door het vervangen van de voorangskruising bij aansluiting 22 Numansdorp op de A29 door een enkelstrooksrotonde neemt de verharding af van 2.222 m2 in de bestaande situatie naar 2.116 m2 in de nieuwe situatie (beide inclusief redresseerstrook). Er hoeft niet gecompenseerd te worden voor een toename aan verharding.
Watercompensatie
Op twee locaties worden wegsloten deels gedempt. In totaal wordt 80 m2 (gemeten van insteek sloot tot insteek sloot) van de bestaande watergangen gedempt. Deze oppervlakken moeten volgens de Keur worden gecompenseerd.
Bergingsopgave en de inpassing binnen het plan
Het verhard oppervlak in de plansituatie neemt af, voor dit project is de wateropgave daarmee beperkt tot het compenseren van 80 m² watergang. Om invulling te geven aan de opgave wordt de noordelijke watergang met 1,6 m verbreed. In de volgende figuur is de inpassing van dit nieuwe oppervlaktewater met donkerblauw aangegeven. Het nieuwe wateroppervlak wordt 414 m2, wat ten opzichte van de huidige situatie een toename van 4 m2 betreft.
Nieuwe situatie plangebied: een enkelstrooksrotonde. Grijs is verhard oppervlak, groen onverhard oppervlak. Donkerblauw is het te graven water, lichtblauw is water wat behouden wordt en rood is water wat gedempt gaat worden.
Waterkwaliteit
In de toekomstige situatie verandert het weggebruik niet, de oppervlaktevervuiling zal ongeveer gelijk blijven aan die van de huidige situatie. Het waterschap heeft toestemming gegeven dat dat het afstromend wegwater rechtstreeks mag worden afgevoerd naar het oppervlaktewater.
Beheer en onderhoud
Voor het beheer en onderhoud van de wegsloten dient rekening te worden gehouden met een onderhoudsstrook. De verontreinigingen van de weg stromen af en bezinken deels waardoor deze in de bodem worden vastgelegd. Wij adviseren om de wegsloten periodiek te baggeren om opbouw van de vervuiling te voorkomen.
4.6 Bodemkwaliteit
De kwaliteit van zowel de bodem als het (grond)water, zijn van invloed op de kwaliteit van het woon- en leefklimaat. Wanneer er sprake is van verontreiniging, kan dit de volksgezondheid negatief beïnvloeden. Op grond van artikel 3.1.6 lid 1 onder d van het Besluit ruimtelijke ordening is een beoordeling van de haalbaarheid verplicht. Het bodemonderzoek, en dan met name onderzoek naar de bodemkwaliteit, maakt onderdeel uit van deze afweging. Er zijn verschillende typen onderzoek die in het kader van de opstelling van een bestemmingsplan moeten worden gedaan. Er wordt onderscheid gemaakt tussen vooronderzoeken, verkennende onderzoeken en aanvullende onderzoeken.
Vooronderzoek
Om de voorgenomen aanleg van de rotonde op de kruising A29/N487 te Numansdorp mogelijk te maken, is inzicht in de milieuhygiënische bodemkwaliteit noodzakelijk. In opdracht van de Provincie Zuid-Holland is een historisch vooronderzoek bodem verricht ter plaatse van de voorgenomen realisatie. De onderzoekslocatie heeft een omvang van circa 7.500 m2. Hiervan bestaat circa 3.300 m2 uit bestaand asfalt, waarvan 800 m2 uit een brug, waar geen bodem onder aanwezig is.
Ten behoeve van de bepaling van de verdachtheid van het gebied is een vooronderzoek uitgevoerd. Hierbij zijn onder andere de in het verleden op de locatie uitgevoerde activiteiten en de resultaten van in het verleden (in de omgeving) uitgevoerde bodemonderzoeken geïnventariseerd. Het vooronderzoek is opgenomen als Bijlage 5.
Conclusie
Uit de resultaten van het vooronderzoek blijkt:
- Dat er geen concrete aanwijzingen zijn er dat bodembedreigende activiteiten op de locatie hebben plaatsgevonden. Op basis van de bekende gegevens is er geen aanleiding is om beïnvloeding van puntbronnen of ongewone voorvallen te verwachten.
- Dat er geen eerder uitgevoerde bodemonderzoeken op de betreffende locaties zijn uitgevoerd. Er is geen onderzoek gedaan naar asbest en PFAS in de bodem.
- Dat de locatie eind jaren 60 is opgehoogd ten behoeve van de aanleg van een talud. Of voor de aanleg van het talud gebiedseigen grond is toegepast of dat sprake is van bodemvreemd materiaal in het talud is niet bekend.
Daarnaast is onbekend of onder de huidige weg een (puin)fundering aanwezig is, en zo ja, wat hier de kwaliteit van is en of er asbest in aanwezig is.
Ten behoeve van hergebruik van vrijkomende grond is conform de bodembeheernota en de handreiking voor toepassing van PFOA houdende grond een verkennend bodemonderzoek conform NEN 5740 noodzakelijk. Voor het toepassen van de bermgrond dient voor het onderzoek de strategie voor een heterogeen verdachte locatie (VED-HE) gehanteerd te worden. Op basis van historisch gebruik is geen aanleiding om de locatie voorafgaand aan het verkennend bodemonderzoek als verdacht te beschouwen op asbest.
Uit de resultaten van het vooronderzoek blijkt dat er geen concrete aanwijzingen zijn dat er bodembedreigende activiteiten op de onderzoekslocatie hebben plaatsgevonden. Dit geldt ook voor de twee percelen aan respectievelijk de noordwest- en zuidwestzijde van de rotonde. Ook zijn er geen aanwijzingen om asbest in de grond van de twee percelen te verwachten. Omdat er geen grondverzet, waarbij grond vrijkomt op de twee percelen, zal plaatsvinden, wordt onderzoek naar PFAS ook niet noodzakelijk geacht.
Omdat de aanwezigheid en herkomst van de fundering onder de weg niet bekend is, dient de fundering als asbestverdacht te worden beschouwd. Om de hergebruiksmogelijkheden van de fundering te bepalen zullen tevens indicatief de samenstelling en het uitlooggedrag van de fundering worden bepaald.
Het asfalt is aangelegd voor 1994 en is verdacht op aanwezigheid van teer. Asfalt valt echter buiten de scope van het historisch vooronderzoek bodem.
Op basis van de bekende gegevens is er geen aanleiding om beïnvloeding van puntbronnen of ongewone voorvallen te verwachten in de waterbodem. Wel kunnen de watergangen diffuus beïnvloed zijn door intensief wegverkeer. Voor de watergangen geldt de strategie voor lijnvormig water met een normale onderzoeksinspanning.
Verkennend bodemonderzoek
Door Ortageo West B.V. is in mei 2020 een verkennend bodemonderzoek verricht op de locatie N487/A29 te Numansdorp. De resultaten zijn beschreven in Bijlage 6. Op basis van het uitgevoerde vooronderzoek is de onderzoeksstrategie geformuleerd en het aantal, alsmede de locatie, van de te verrichten boringen en te analyseren grond- en grondwatermonsters als functie van de oppervlakte van de te onderzoeken locatie.
Conclusie
Op basis van het uitgevoerde onderzoek blijkt het volgende:
- Visueel zijn er op het maaiveld van de locatie en aan de uitkomende grond geen bijzonderheden waargenomen die duiden op de mogelijke aanwezigheid van verontreinigde stoffen of asbest op en in de bodem. De bovengrond van de bermen (deellocatie A) is licht verontreinigd met PCB, zink, cadmium, kwik en lood. Vanwege de aanwezigheid van PFAS is de grond tevens geclassificeerd als 'industrie'.
- In de ondergrond van deellocatie A (bermen) zijn geen verontreinigde stoffen aangetoond. Deze grond is geclassificeerd als 'altijd toepasbaar'.
- De bovengrond van deellocatie B (aankoopgebied Noord) is licht verontreinigd met PCB, cadmium en PAK. Deze grond is geklassificeerd als 'wonen'.
- Ter plaatse van de deellocatie C (aankoopgebied Zuid) er geen parameters in verhoogte gehalten/concentraties zijn aangetoond.
- Ter plaatse van de deellocatie D (watergang) is de sliblaag zeer licht veronteinigd met DDD. In de vaste bodem zijn geen parameters in verhoogde gehalten/concentraties aangetoond.
- Ter plaatse van de waterbodem van deellocatie E (watergang) zijn geen parameters in verhoogte gehalten/concentraties aangeteoond.
- In het grondwater zijn geen verontreinigde stoffen aangetoond.
Er zijn geen verontreinigingen aangetoond in de gehalten boven de tussenwaard en ook in het grondwater is niets aangetoond. Het uitvoeren van een nader onderzoek wordt niet noodzakelijk geacht.
De aangetoonde milieuhygiënische bodemkwaliteit levert geen belemmeringen op voor de voorgenomen graafwerkzaamheden.
4.7 Verkeerstoets
Het ontwikkelen van een bestaande of nieuwe locatie vraagt naast een goede ruimtelijke afweging over functie, vormgeving en inpassing, ook om het in beeld brengen van de verkeerseffecten. Bij een nieuw bestemmingsplan voor het gebruiken van gronden en bouwwerken wordt gesteld dat de effecten van de ontwikkeling voor verkeer goed moeten worden onderbouwd. De onderbouwing van de verkeersaspecten speelt mee bij de beoordeling van het plan. Hierbinnen ligt de nadruk op de effecten van de ontwikkeling op de verkeersafwikkeling en het parkeren (bereikbaarheid), de verkeersveiligheid en de verkeershinder (leefbaarheid).
Verkeersstructuur
De N487 is een gebiedsontsluitingsweg buiten de bebouwde kom met een maximumsnelheid van 80 km/uur. Aan de noordzijde van de weg ligt een parallelweg voor langzaam verkeer en landbouwverkeer. De N487 kruist de A29 door middel van een viaduct. Aan de oostzijde hiervan is de N487 middels een rotonde aangesloten op de A29. Aan de westzijde, alwaar de N487 Provincialeweg wordt genoemd, ligt in de huidige situatie een voorrangskruising voor verkeer van en naar de A29.
Het ombouwen van de voorrangskruising naar een enkelstrooksrotonde zorgt voor een verkeersveilige oplossing die past bij de functie van de weg.
De voorgestelde ombouw van voorrangskruispunt door een enkelstrooksrotonde leidt niet tot een ander gebruik van de aansluiting. De verkeersintensiteiten in de autonome situatie zijn daarom gelijk aan de verkeersintensiteiten in de plansituatie. In de verkeerstoets (zie Bijlage 7) zijn de verkeersintensiteiten, de wegvakken en de weekdagetmaalintensiteiten opgenomen.
In 2030 heeft een enkelstrooksrotonde op dit kruispunt de volgende verzadigingsgraden: 0,47 in de ochtendspits en 0,69 in de avondspits. In het algemeen geldt dat als de verzadigingsgraad van een rotonde onder de 0,8 blijft, dat men dan spreekt van een goede verkeersafwikkeling.
Verkeersveiligheid
Landbouwverkeer
In de huidige situatie maakt landbouwverkeer gebruik van de parallelweg. In de toekomstige situatie zal het doorgaande landbouwverkeer vanaf de Middelsluisedijk Westzijde tot de Volgerlandseweg over de hoofdrijbaan van de Provincialeweg en de N487 worden geleid in plaats van over de parallelweg. Vanaf de Middelsluisedijk Westzijde in zuidwestelijke richting is in de huidige situatie geen parallelweg aanwezig en rijdt het landbouwverkeer al op de Provincialeweg. Vanaf de Volgerlandseweg in oostelijke richting gaat het landbouwverkeer weer de bestaande parallelweg op.
Op het tussenliggende deel wordt alleen het stukje parallelweg vanaf de carpoolplaats ten westen van de A29 tot de inrit van de eerste woning ten oosten van de A29 afgesloten voor landbouwverkeer en autoverkeer. Dit wordt een fietspad. De overige delen van de parallelweg blijven wel open voor landbouw- en autoverkeer vanwege de bereikbaarheid van de aanliggende percelen.
De enkelstrooksrotonde is zo ontworpen dat een trekker met oplegger vanaf de rotonde het viaduct kan oprijden.
Langzaam verkeer
De parallelweg aan de noordzijde van de Provincialeweg en de N487 wordt tussen de Middelsluisedijk Westzijde en de Volgerlandseweg afgewaardeerd tot tweerichtingenfietspad met een breedte van 3,50 m. Deze breedte voldoet aan de richtlijnen van de Provincie Zuid-Holland voor een fietspad in de categorie 'overig'. Het fietspad kruist de afrit van de A29 buiten de voorrang, conform de richtlijnen voor fietsoversteken buiten de bebouwde kom.
De geleiderail tussen fietspad en rijbaan wordt ten oosten van het viaduct doorgetrokken tot de bestaande geleiderails langs de rotonde aan de oostkant.
Conclusie
De voorrangskruising op de N487 aan de westzijde van aansluiting 22 Numansdorp op de A29 wordt omgebouwd tot een enkelstrooksrotonde en de parallelweg wordt omgebouwd tot fietspad. Deze ontwikkeling heeft geen invloed op de verkeersintensiteiten in het gebied. Het ontwerp is verkeersveilig vormgegeven.
4.8 Akoestisch Onderzoek
Bij een fysieke wijziging van een provinciale weg dient een akoestisch onderzoek uitgevoerd te worden. Hierbij wordt de geluidsbelasting bij de geluidsgevoelige bestemmingen binnen de wettelijke geluidszone van de te wijzigen weg getoetst aan normen van de Wet geluidhinder. In het akoestisch onderzoek (zie Bijlage 8) is een samenvatting opgenomen van die onderdelen van het wettelijk kader die relevant zijn voor het onderzoek. Tevens zijn de uitgangspunten en resultaten in het akoestisch onderzoek opgenomen.
Het doel van dit akoestisch onderzoek is het toetsen of ten gevolge van de fysieke wijziging van de N487 sprake is van een reconstructie in de zin van de Wet geluidhinder. Hiervoor wordt het verschil in de geluidsbelasting berekend tussen de heersende waarde in 2019 (een jaar voor de fysieke wijziging) en 2030 (tien jaar na de fysieke wijziging). Er is sprake van een reconstructie in de zin van de Wet geluidhinder indien de geluidsbelasting toeneemt met 2 dB of meer.
Binnen het onderzoeksgebied van het te wijzigen wegvak van de N487 liggen twee geluidsgevoelige bestemmingen. Beide geluidsgevoelige bestemmingen zijn woningen, namelijk Groene Kruisweg 18 en Groene Kruisweg 20.
Conclusie
Uit de rekenresultaten blijkt dat de geluidsbelasting bij de woningen toeneemt met maximaal 0,5 dB. Omdat de geluidsbelasting ter plaatse van de twee woningen niet toeneemt met 2 dB of meer, is geen sprake van reconstructie in de zin van de Wet geluidhinder. Dit betekent dat voldaan wordt aan de normen van de Wet geluidhinder. Het verder onderzoeken van geluidmaatregelen is daarom niet nodig.
4.9 Luchtkwaliteit
Wettelijk kader
In hoofdstuk 5, titel 2 van de Wet milieubeheer zijn per 15 november 2007 luchtkwaliteitseisen opgenomen. De betreffende artikelen van de Wet milieubeheer worden in de regel aangeduid als "Wet luchtkwaliteit". In deze wet zijn de Europese luchtkwaliteitseisen opgenomen.
In Nederland zijn de maatgevende luchtverontreinigende stoffen stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10). Ten aanzien van PM2,5 kan worden opgemerkt dat uit de praktijk blijkt dat als aan de grenswaarden voor PM10 wordt voldaan, ook de grenswaarde van PM2,5 wordt nageleefd.
Conform artikel 5.16 van de Wet milieubeheer zijn bestuursorganen verplicht om bij de uitoefening van hun bevoegdheden de grenswaarden van de in de Wet genoemde stoffen in acht te nemen.
Uitvoeringsregels
Gelijktijdig met de Wet luchtkwaliteit zijn een aantal uitvoeringsregels in werking getreden. Deze uitvoeringsregels zijn vastgelegd in algemene maatregelen van bestuur (AMvB) en ministeriële regelingen (MR), dit betreft ondermeer:
- Algemene Maatregel van Bestuur "Niet in betekenende mate" (Besluit nibm) (Stb. 2007, 440).
- Ministeriële regeling: "Niet in betekenende mate" (regeling nibm ) (Stcrt. 2007, 218).
- Ministeriële regeling "Beoordeling luchtkwaliteit 2007" (Stcrt. 2007, 220).
- Ministeriële regeling "Projectsaldering luchtkwaliteit 2007" (Stcrt. 2007, 218).
In het Besluit nibm en de Regeling nibm zijn de uitvoeringsregels vastgelegd die betrekking hebben op het begrip nibm. Indien aan deze regels wordt voldaan kan een ruimtelijke ontwikkeling zonder verdere toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden. Dit volgt uit artikel 4, eerste lid, van het Besluit nibm.
Beoordeling
Op grond van de ministeriële regeling 'Niet in betekenende mate" zijn plannen die minder dan 3% van de (toekomstige) grenswaarde voor stikstofdioxide of fijnstof bijdragen vrijgesteld van toetsing. Dit komt overeen met 1,2 µg/m3.
Aangezien het project de wijziging van een kruising naar een rotonde behelst, is er geen sprake van een toename van het verkeer.
Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de voorgenomen realisatie van de rotonde.
Luchtkwaliteit; achtergrondinformatie
Naast hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer is ook het beginsel van een goede ruimtelijke ordening van toepassing. In het kader van een goede belangenafweging kan het onwenselijk zijn dat personen worden blootgesteld aan een slechte luchtkwaliteit, ondanks dat wordt voldaan aan hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer. Van belang is daarom dat er inzicht is in de luchtkwaliteit.
De heersende luchtkwaliteit ter hoogte van het plangebied is beoordeeld aan de hand van de grootschalige concentratiekaartbestanden (GCN) zoals gepubliceerd door het RIVM. De heersende luchtkwaliteit voor het peiljaar 2020 is ter hoogte van het plangebied in de volgende figuren in beeld gebracht.
Heersende luchtkwaliteit fijn stof (PM10)
Heersende luchtkwaliteit fijn stof (PM2,5)
Heersende luchtkwaliteit stikstofdioxide (NO2)
Uit de figuren blijkt dat de heersende waarden voor stikstofdioxide en fijn stof ruim lager zijn dan de jaargemmiddelde grenswaarde van 40 microgram/m3. Dat wil zeggen dat er ten aanzien van de heersende luchtkwaliteit geen belemmeringen zijn.
Conclusie
Geconcludeerd wordt dat het plan voldoet aan het nibm-criterium waardoor er geen wezenlijke invloed op de luchtkwaliteit is. Daarnaast voldoet de reeds heersende luchtkwaliteit ter plekke van het plangebied aan de normen. Het aspect luchtkwaliteit vormt daarmee geen belemmering voor de planvorming.
4.10 Externe Veiligheid
Inleiding
Conform de artikelsgewijze toelichting op de Beleidsregels EV-beoordeling tracébesluiten (Beleidsregels externe veiligheid) wordt aan gemeenten en provincies verzocht om bij wijziging van gemeentelijke of provinciale wegen paragraaf 2.2 van de Beleidsregels EV toe te passen.
De A29 tussen afrit 21 (Oud Beijerland) en knooppunt Hellegatsplein (wegvak Z133) is een basisnetroute. Afrit 22 (Numansdorp) ligt tussen afrit 21 (Oud Beijerland) en knooppunt Hellegatsplein. De gemeente heeft de N487 aangewezen als gemeentelijke route voor gevaarlijke stoffen.
Beoordeling plaatsgebonden risico
Conform artikel 1, lid 1 van het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) wordt onder plaatsgebonden risico (PR) verstaan: risico op een plaats langs, op of boven een transportroute, uitgedrukt in een waarde voor de kans per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval op die transportroute waarbij een gevaarlijke stof betrokken is. De omvang van het PR is geheel afhankelijk van de aard en omvang van het vervoer van gevaarlijke stoffen en de ongevalsfrequentie. Plaatsen met een gelijk PR worden op een kaart door middel van een PR-contour weergegeven. Binnen de PR 10-6 contour bedraagt de kans op overlijden ten gevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen maximaal één op de één miljoen per jaar. De grenswaarde voor kwetsbare objecten is 10-6 per jaar en de richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten is 10-6 per jaar.
Voor de beoordeling van het PR zijn artikel 11 (inspanningsplicht PR) en artikel 12 (wijze van berekenen PR) van de Beleidsregels EV van toepassing. Op basis van de vervoerscijfers voor wegvak Z133 in de bijlage bij de Beleidsregels EV en in bijlage I bij de Regeling basisnet (Rbn) is een inschatting gemaakt van de omvang van het vervoer van gevaarlijke stoffen dat aan de N487 kan worden toegerekend. Afrit 22 (Numansdorp) ligt tussen afrit 21 (Oud Beijerland) en knooppunt Hellegatsplein. De vervoerscijfers tussen afrit 21 (Oud Beijerland) en afrit 22 (Numansdorp) zijn gelijk aan de vervoerscijfers tussen afrit 22 (Numansdorp) en knooppunt Hellegatsplein. Over de N487 worden niet structureel gevaarlijke stoffen vervoerd. Door het aanleggen van een rotonde verandert de aard en omvang van het vervoer van gevaarlijke stoffen niet. De ongevalsfrequentie verandert in theorie niet, omdat het wegtype niet verandert. In praktijk wordt de ongevalsfrequentie echter lager, omdat de verkeersveiligheid wordt verbeterd door het aanleggen van een rotonde.
De N487 heeft geen PR 10-6 contour. Ten behoeve van het onderhavig bestemmingsplan hoeft het PR niet te worden berekend.
Beoordeling groepsrisico
Conform artikel 1, lid 1 van het Bevt wordt onder groepsrisico (GR) verstaan: cumulatieve kansen per jaar per kilometer transportroute dat 10 of meer personen in het invloedsgebied van een transportroute overlijden als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval op die transportroute waarbij een gevaarlijke stof betrokken is. De omvang van het GR is afhankelijk van de aard en omvang van het vervoer van gevaarlijke stoffen, de ongevalsfrequentie en de omvang en locatie van de bevolking. De waarde van het GR wordt in een grafiek weergegeven met een fN-curve. In de grafiek wordt het aantal slachtoffers (N) op de horizontale as uitgezet tegen de cumulatieve frequentie per jaar (f) op de verticale as. Voor het GR geldt geen grens- of richtwaarde, maar een oriëntatiewaarde (OW). In de grafiek wordt ook de OW weergegeven. Dit is de waarde voor het GR weergegeven door de lijn die de punten met elkaar verbindt waarbij de kans op een ongeval met tien of meer dodelijke slachtoffers 10-4 per jaar, de kans op een ongeval met 100 of meer dodelijke slachtoffers 10-6 per jaar en de kans op een ongeval met 1000 of meer dodelijke slachtoffers 10-8 per jaar is.
Voor de beoordeling van het GR is artikel 13 (beoordeling en verantwoording groepsrisico) van de Beleidsregels EV van toepassing. Conform artikel 13, lid 1 van de Beleidsregels EV is bij de beoordeling van het GR artikel 7 (afwijkende beoordeling groepsrisico), lid 2 van de Beleidsregels EV van overeenkomstige toepassing. Conform artikel 7, lid 2 van de Beleidsregels EV wordt het GR berekend als het GR:
- is gelegen tussen 0,1 x de OW en 1 x de OW ligt en met meer dan 10% toeneemt, of;
- hoger is dan 1 x de OW en toeneemt.
Om dit te bepalen, worden normaliter de vuistregels in de Handleiding risicoanalyse transport (HART) toegepast. Dit is echter niet nodig, omdat over de N487 niet structureel gevaarlijke stoffen worden vervoerd. Door het aanleggen van een rotonde verandert de aard en omvang van het vervoer van gevaarlijke stoffen niet. De ongevalsfrequentie verandert in theorie niet, omdat het wegtype niet verandert. In praktijk wordt de ongevalsfrequentie echter lager, omdat de verkeersveiligheid wordt verbeterd door het aanleggen van een rotonde. De omvang en locatie van de bevolking verandert niet.
Ten behoeve van de wijziging van het bestemmingsplan hoeft het GR niet te worden berekend.
Verantwoording groepsrisico
Voor de verantwoording van het GR is artikel 13 (beoordeling en verantwoording groepsrisico) van de Beleidsregels EV van toepassing. Conform artikel 13, lid 3 van de Beleidsregels EV is bij de verantwoording van het GR artikel 8 (verantwoording groepsrisico) van de Beleidsregels EV van overeenkomstige toepassing. Omdat het GR niet hoeft te worden berekend (er is geen sprake van GR), hoeft het GR ook niet te worden verantwoord conform de artikelsgewijze toelichting op de Beleidsregels EV.
Conclusie
Omdat over de N487 niet structureel gevaarlijke stoffen worden vervoerd, heeft de N487 geen PR 10-6 contour en is er geen sprake van GR. Het ombouwen van de voorrangskruising naar een enkelstrooksrotonde heeft geen invloed op het aspect externe veiligheid.
4.11 Vooronderzoek Conventionele Explosieven
De aanleiding tot het uitvoeren van een vooronderzoek naar mogelijk aanwezige Conventionele Explosieven (CE) voor het project Rotonde N487-A29 te Numansdorp vloeit voort uit het voornemen tot het uitvoeren van bodemroerende werkzaamheden in het plangebied.
Het doel van een vooronderzoek is beoordelen of er indicaties zijn dat binnen het projectgebied CE aanwezig zijn, en zo ja, om het op CE verdachte gebied in horizontale en verticale dimensies af te bakenen.
Het vooronderzoek CE wordt uitgevoerd conform de vigerende wet- en regelgeving, zijnde het Werkveldspecifiek Certificatieschema voor het Systeemcertificaat Opsporen Conventionele Explosieven (WSCS-OCE) zoals opgenomen in bijlage XII van de Arbeidsomstandighedenregeling.
In opdracht van Arcadis Nederland B.V. heeft Euroradar een bureauonderzoek naar de aanwezigheid van Niet Gesprongen Explosieven uitgevoerd. Dit onderzoek heet in de regelgeving een vooronderzoek en is opgenomen in Bijlage 9.
Conclusie
In de voor het bureauonderzoek geraadpleegde literatuur- en archiefgegevens zijn geen feitelijke indicaties voor de aanwezigheid van NGE binnen de projectlocatie aangetroffen. De werkzaamheden binnen de projectlocatie kunnen op regulier wijze worden uitgevoerd. De kans op het aantreffen van NGE is net zo groot als de gemiddelde kans op het aantreffen van NGE in als ‘onverdacht’ aangemerkte gebieden in de rest van Nederland. Nader onderzoek met betrekking tot NGE is niet benodigd.
4.12 Kabels En Leidingen
Ten westen van de A29, parallel aan de autosnelweg, is de bovengrondse hoogspanningsverbinding Klaaswaal - Middelharnis gelegen. De veiligheidszone van deze 50 kV hoogspanningsverbinding kruist het westelijk deel van het plangebied en is weergegeven op de verbeelding.
Voor werkzaamheden in deze zone gelden veiligheidsmaatregelen en is er sprake van een maximale vrije werkhoogte. Voor het uitvoeren van werkzaamheden in deze zone wordt afstemming gezocht met de leidingbeheerder.
Hoofdstuk 5 Juridische Planbeschrijving
De structuur van dit bestemmingsplan dient conform artikel 3.3.2 van het Bro te voldoen aan de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP2012). Dit houdt in dat de verschijningsvorm van dit bestemmingsplan en een aantal van de daarin gehanteerde begrippen zijn gestandaardiseerd.
Het bestemmingsplan bestaat uit planregels en een verbeelding. Hieruit blijkt wat de mogelijkheden zijn voor de realisering van het initiatief voor dit plan. Het bestemmingsplan gaat vergezeld van deze toelichting. In dit hoofdstuk wordt nader ingegaan op de verbeelding en de planregels.
5.1 Verbeelding
Op de verbeelding is het gebied ingetekend waarop het bestemmingsplan betrekking heeft. Deze verbeelding heeft een directe juridische binding. Voor zover het ondergrondgegevens betreft, zoals ingetekende gebouwen e.d., kunnen aan de verbeelding geen rechten worden ontleend.
De verbeelding heeft een belangrijke rol bij het bepalen van de bouwmogelijkheden. Zo wordt op de verbeelding aangegeven welke bestemmingen voor de gronden gelden. Op de analoge verbeelding en op www.ruimtelijkeplannen.nl wordt aan de rechterzijde uiteengezet wat de verschillende kleuren en aanduidingen inhouden.
5.2 Planregels
De regels bestaan uit vier hoofdstukken. Dit zijn de 'Inleidende regels', de 'Bestemmingsregels', de 'Algemene regels' en de 'Overgangs- en slotregels'. Meer specifiek kan de inhoud van de artikelen als volgt worden weergegeven.
Hoofdstuk 1: Inleidende regels
Dit hoofdstuk bevat twee artikelen. In het eerste artikel zijn de begrippen opgenomen die van belang zijn voor de toepassing van het plan. Het tweede artikel betreft de wijze van meten, waarin wordt aangegeven hoe bij de toepassing van de bestemmingsregels wordt gemeten.
Hoofdstuk 2: Bestemmingsregels
In dit hoofdstuk worden planregels gegeven voor de binnen het plangebied opgenomen bestemming Verkeer (Artikel 3 Verkeer).
Binnen deze bestemming zijn de gronden geregeld ten behoeve van de doorgaande wegen (waaronder de N487 en A29) en de daarbij behorende voorzieningen, zoals onder andere fietspaden, geluidwerende voorzieningen en nutsvoorzieningen. Gebouwen zijn niet toegestaan.
Hoofdstuk 3 Algemene regels
In deze paragraaf staan de algemene regels vermeld. Het gaat hier bijvoorbeeld om de anti-dubbeltelbepaling, de algemene afwijkings- en gebruiksregels.
Dit hoofdstuk bevat de volgende algemene regels:
- Artikel 4 Anti-dubbeltelregel: dit artikel voorkomt dubbel gebruik van gronden bij bouwmogelijkheden, in de zin dat dezelfde gronden niet voor verschillende bouwplannen mogen worden meegenomen.
- Artikel 5 Algemene aanduidingsregels: hierin is de veiligheidszone van de net buiten het plangebied gelegen hoogspanningsverbinding opggenomen.
- Artikel 6 Algemene afwijkingsregels: in dit artikel is een aantal binnenplanse afwijkingen opgenomen, zoals de bouw van kleine bouwwerken van openbaar nut en straatmeubilair. Ook kan worden afgeweken van de voorgeschreven maten met ten hoogste 1,5 m respectievelijk 10%.
- Artikel 7 Algemene gebruiksregels: in dit artikel is het verbod opgenomen om gronden en bouwwerken te gebruiken in strijd met de bestemming.
Hoofdstuk 4: Overgangs- en slotregels
Dit hoofdstuk bestaat uit twee artikelen. Artikel 8 bevat het overgangsrecht dat op basis van het Besluit ruimtelijke ordening standaard in bestemmingsplannen wordt opgenomen. Artikel 9 bevat de slotregel van deze regels.
5.3 Handhaving
Een bestemmingsplan is voor de gemeente een belangrijk instrument om haar ruimtelijk beleid vorm te geven. Door middel van een combinatie van positieve bestemmingen en het uitsluiten van bepaalde activiteiten en functies kan sturing plaatsvinden van gewenste en ongewenste ontwikkelingen. Een belangrijk aspect hierbij is de handhaving en het toezicht op de naleving van het bestemmingsplan. Daarnaast is de handhaving van belang uit een oogpunt van rechtszekerheid: alle bewoners en gebruikers dienen door de gemeente op eenzelfde wijze daadwerkelijk aan het plan te worden gehouden.
In dit bestemmingsplan is daarom gestreefd naar een zo groot mogelijke eenvoud van in het bijzonder de regels.
Hoe groter de eenvoud (en daarmee de toegankelijkheid en leesbaarheid), hoe groter in de praktijk de mogelijkheden om toe te zien op de naleving van het plan. Hoe minder knellend de regels zijn, hoe kleiner de kans dat het met de regels wat minder nauw wordt genomen.
Gebruiksregels worden opgenomen om gewenste ontwikkelingen mogelijk te maken en ongewenste ontwikkelingen uit te sluiten. Toetsing aan de gebruiksregels is aan de orde bij functiewisseling of nieuwvestiging.
De doelstellingen van het ruimtelijke beleid kunnen slechts verwezenlijkt worden, indien de regels van het bestemmingsplan worden nageleefd. De gemeente dient op de eerste plaats zelf haar regels na te leven en vervolgens dient de gemeente er zorg voor te dragen dat anderen deze regels naleven.
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
Ingevolge artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening dient er in het kader van het bestemmingsplan een onderzoek te worden gedaan naar de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan.
6.1 Economische Uitvoerbaarheid
Op grond van artikel 3.1.6 onder 1 van het Besluit ruimtelijke ordening dient in het kader van de bestemmingsplanprocedure de economische uitvoerbaarheid van het plan te worden onderzocht.
Op grond van artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening dient voor gronden waar een bouwplan is voorgenomen een exploitatieplan te worden vastgesteld. De wijziging van de kruising A29-N487 naar een rotonde betreft echter geen bouwplan in de zin van het Besluit ruimtelijke ordening, zodat een exploitatieplan niet nodig is. Om deze reden wordt geen exploitatieplan vastgesteld.
Het plan, zoals in deze toelichting beschreven, wordt gerealiseerd door middel van vrijgehouden budget door de provincie Zuid-Holland, Rijkswaterstaat en Waterschap Hollandse Delta. Daartoe hebben deze partijen een samenwerkingsovereenkomst gesloten.
Er wordt een anterieure overeenkomst gesloten met de gemeente waarin planschade en het verhaal van kosten wordt afgedekt.
6.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
De procedures voor vaststelling van een bestemmingsplan zijn door de wetgever geregeld. Aangegeven is dat tussen gemeente en verschillende instanties waar nodig overleg over het plan moet worden gevoerd alvorens een ontwerpplan ter visie gelegd kan worden. Pas daarna wordt de wettelijke procedure met betrekking tot vaststelling van het bestemmingsplan opgestart (artikel 3.8 Wro). Gronden binnen het plangebied zijn in eigendom van de provincie Zuid-Holland, Rijkswaterstaat en Waterschap Hollandse Delta, zodat de uitvoering van het plan feitelijk gerealiseerd kan worden.
6.2.1 Participatie
In het voorjaar van 2020 zijn alle relevante stakeholders benaderd om hun wensen ten aanzien van de rotonde en de aanleg van de rotonde in beeld te brengen. De relevante stakeholders zijn: Provincie Zuid-Holland, Waterschap Hollandse Delta, Rijkswaterstaat, de gemeente Hoeksche Waard, hulpdiensten, Stedin, Connexxion, Intratuin, de grondeigenaren waarvan land wordt aangekocht, omwonenden en landbouworganisaties LTO en Cumela.
De wensen zijn vastgelegd en vervolgens gevalideerd bij de stakeholders. Provincie Zuid-Holland heeft een zogenaamd honoreringsbesluit genomen over deze wensen. De stakeholders zijn geïnformeerd over dit besluit en hebben hiermee ingestemd. De wensen die gehonoreerd zijn, worden meegenomen in het project.
In het verdere traject zullen de stakeholders op relevante momenten, zoals bij de terinzagelegging van het bestemmingsplan, geïnformeerd worden over het project.
6.2.2 Vooroverleg
Op grond van artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is het bestuursorgaan dat is belast met de voorbereiding van een bestemmingsplan verplicht om daarbij overleg te plegen met de besturen van betrokken gemeenten, waterschappen en die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening.
Het bestemmingsplan is daartoe verzonden naar de volgende instanties:
- Waterschap Hollandse Delta
- Provincie Zuid-Holland
De instanties hebben geen reactie ingediend.
6.2.3 Zienswijzen
Op de voorbereiding om een besluit omtrent de aanpassingen is de in artikel 3.8 Wro geregelde procedure van toepassing, dat wil zeggen dat het ontwerp gedurende zes weken ter inzage dient te liggen, waarbinnen eenieder zijn zienswijze kenbaar kan maken.
Het ontwerp bestemmingsplan BP Rotonde A29-N487 heeft van 20 februari tot en met 2 april 2021 voor een ieder ter inzage gelegen, waarbij de gelegenheid is geboden om binnen deze termijn zienswijzen met betrekking tot het ontwerp kenbaar te maken.
Er zijn geen zienswijzen ingediend.
Bijlage 1 Archeologie
Bijlage 2 Quickscan Ecologie
Bijlage 3 Aeriusberekening
Bijlage 4 Waterparagraaf
Bijlage 5 Historisch Bodemonderzoek
Bijlage 5 Historisch bodemonderzoek
Bijlage 6 Verkennend Bodemonderzoek
Bijlage 6 Verkennend bodemonderzoek
Bijlage 7 Verkeerstoets
Bijlage 8 Akoestisch Onderzoek
Bijlage 8 Akoestisch onderzoek