KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Tuin
Artikel 4 Wonen - 2
Artikel 5 Waarde - Archeologie 4
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 6 Anti-dubbeltelregel
Artikel 7 Algemene Bouwregels
Artikel 8 Algemene Gebruiksregels
Artikel 9 Algemene Wijzigingsregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 10 Overgangsrecht
Artikel 11 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Juridische Status Plangebied
1.3 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Planbeschrijving
2.1 Huidige Situatie
2.2 Toekomstige Situatie
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Rijksbeleid
3.2 Provinciaal Beleid
3.3 Gemeentelijk Beleid (Voormalige Gemeente Winsum)
Hoofdstuk 4 Onderzoeken
4.1 Water
4.2 Archeologie En Cultuurhistorie
4.3 Ecologie
4.4 Geluidhinder
4.5 Luchtkwaliteit
4.6 Bodem
4.7 Bedrijven En Milieuzonering
4.8 Externe Veiligheid
4.9 Verkeer En Parkeren
4.10 M.e.r.-beoordeling
Hoofdstuk 5 Juridische Vormgeving
5.1 Algemeen
5.2 Bestemmingsregels
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
6.1 Economische Uitvoerbaarheid
6.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Bijlage 1 Watertoets
Bijlage 2 Vooroverlegreacties

De Streekweg 16 te Den Andel

Bestemmingsplan - gemeente Het Hogeland

Vastgesteld op 22-05-2019 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

  1. 1. plan:
    het bestemmingsplan De Streekweg 16 te Den Andel met identificatienummer NL.IMRO.1966.BPDA2012BEHE1her01-VS01 van de gemeente Het Hogeland;
  1. 2. bestemmingsplan:
    de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;
  1. 3. aan- en uitbouw:
    een aan het (hoofd)gebouw aanwezig gebouw dat ruimtelijk ondergeschikt is aan dat (hoofd)gebouw, maar in functioneel opzicht deel uitmaakt van dat (hoofd)gebouw;
  1. 4. aan huis verbonden beroep en/of bedrijf:
    een dienstverlenend beroep en/of bedrijf, dat in een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
  1. 5. bebouwing:
    één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  1. 6. bed and breakfast:
    een kleinschalige aan de woonfunctie ondergeschikte accommodatie voor uitsluitend logies en ontbijt en die is bedoeld voor doorstroom in de recreatieve verhuur;
  1. 7. bestaand:
    1. a. het gebruik dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig is en/of bebouwing die op dat tijdstip aan aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning;
    2. b. het onder 1 bedoelde geldt niet voor zover sprake was van strijd met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder mede begrepen het overgangsrecht van het bestemmingsplan of een andere planologische toestemming;
  1. 8. bestemmingsgrens:
    de grens van een bestemmingsvlak;
  1. 9. bestemmingsvlak:
    een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
  1. 10. bijgebouw:
    een gebouw, dat zowel ruimtelijk als functioneel ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen (hoofd)gebouw en ten dienste staat van dat (hoofd)gebouw;
  1. 11. bouwen:
    het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;
  1. 12. bouwgrens:
    de grens van een bouwvlak;
  1. 13. bouwperceel:
    een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
  1. 14. bouwperceelgrens:
    de grens van een bouwperceel;
  1. 15. bouwvlak:
    een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;
  1. 16. bouwwerk:
    een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;
  1. 17. dak:
    iedere bovenbeëindiging van een gebouw;
  1. 18. detailhandel:
    het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling voor de verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
  1. 19. erf:
    al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, voor zover het bestemmingsplan die inrichting niet verbiedt;
  1. 20. erker:
    een hoek- of rondvormig uitgebouwd deel van een hoofdgebouw, bouwkundig bestaande uit een "lichte" constructie met een overwegende transparante uitstraling;
  1. 21. gebouw:
    elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
  1. 22. gebruiksmogelijkheden:
    de mogelijkheden om gronden en bouwwerken overeenkomstig de daaraan toegekende bestemming te gebruiken;
  1. 23. hoofdgebouw:
    gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig, gelet op die bestemming het belangrijkst is;
  1. 24. kap:
    een dak dat voor minder dan 50% in het horizontale vlak ligt;
  1. 25. milieusituatie:
    de situatie, waarbij milieuaspecten dienen te worden beoordeeld, zoals hinder voor omwonenden en een verkeersaantrekkende werking. In het bijzonder dient er bij de situering en omvang van milieubelastende functies (onder andere bedrijven) op te worden gelet dat de uitbreiding of nieuwvestiging van milieugevoelige functies (onder andere woningen) zo weinig mogelijk wordt beperkt. Omgekeerd dient er bij uitbreiding of nieuwvestiging van milieugevoelige functies op te worden gelet dat bestaande milieubelastende functies zo weinig mogelijk in hun functioneren worden beperkt;
  1. 26. nutsvoorzieningen:
    voorzieningen ten behoeve van de telecommunicatie en de gas-, water- en elektriciteitsdistributie, alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen en zendmasten;
  1. 27. openbaar toegankelijk gebied:
    weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar water en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer;
  1. 28. overkapping:
    elk bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder, dan wel met ten hoogste één wand;
  1. 29. paardrijbak:
    buitenrijbaan ten behoeve van paardrijactiviteiten, voorzien van een zandbed en al dan niet voorzien van een omheining;
  1. 30. peil:
    1. a. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de bouwhoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
    2. b. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de bouwhoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  1. 31. seksinrichting:
    een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;
  1. 32. sociale veiligheid:
    een ruimtelijke situatie die overzichtelijk, herkenbaar en sociaal controleerbaar is;
  1. 33. straat- en bebouwingsbeeld:
    de waarde van een gebied in stedenbouwkundige zin die wordt bepaald door de mate van samenhang in aanwezige bebouwing, daarbij in het bijzonder gelet op:
    1. a. een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte;
    2. b. een goede hoogte-/breedteverhouding tussen de bebouwing onderling;
    3. c. een samenhang in bouwvorm/architectonisch beeld tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar georiënteerd is;
  1. 34. verkeersveiligheid:
    de waarde van een gebied voor de veiligheid van het verkeer die wordt bepaald door de mate van overzichtelijkheid en vrij uitzicht (met name bij kruisingen van wegen en uitritten) en de (mogelijke) effecten van bebouwing en overige inrichtingselementen op de gedragen van verkeersdeelnemers;
  1. 35. verkoopvloeroppervlakte:
    de voor het publiek zichtbare en toegankelijke (besloten) winkelruimte ten behoeve van detailhandel;
  1. 36. waterhuishoudkundige voorzieningen:
    voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede water aan- en afvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en waterkwaliteit, zoals duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten, sloten, greppels en vijvers, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen;
  1. 37. woning/wooneenheid:
    een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;
  1. 38. woonhuis:
    een gebouw, dat één woning omvat, dan wel twee of meer naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;
  1. 39. woonsituatie:
    de waarde van een gebied voor de woonfunctie die wordt bepaald door de situering van om die woonfunctie liggende functies en bebouwing, daarbij in het bijzonder gelet op de daglichttoetreding, het uitzicht, de mate van privacy en het voorkomen of beperken van hinder.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

  1. 1. de dakhelling:
    langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
  1. 2. de goothoogte van een bouwwerk:
    vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
  1. 3. de inhoud van een bouwwerk:
    tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
  1. 4. de bouwhoogte van een bouwwerk:
    vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
  1. 5. de oppervlakte van een bouwwerk:
    tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
  1. 6. de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens:
    de kortste afstand vanaf enig punt van een bouwwerk tot de zijdelingse bouwperceelgrens.

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van de plaatsing van gebouwen worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 1 m bedraagt.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Tuin

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Tuin'' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. tuinen, geen erven zijnde, behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen woonhuizen;
  2. b. erkers;
  3. c. nutsvoorzieningen;
  4. d. waterhuishoudkundige voorzieningen;

met de daarbij behorende:

  1. e. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

3.2 Bouwregels

Artikel 4 Wonen - 2

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen, al dan niet in combinatie met een aan huis verbonden beroep of bedrijf of een bed and breakfast;
  2. b. parkeervoorzieningen;
  3. c. tuinen, erven en terreinen;
  4. d. nutsvoorzieningen;
  5. e. waterhuishoudkundige voorzieningen;

met de daarbij behorende:

  1. f. gebouwen;
  2. g. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

4.2 Bouwregels

4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen, ten behoeve van een goede woonsituatie, de milieusituatie, de sociale veiligheid, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing.

4.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning en verblijfsrecreatie;
  2. b. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een aan huis verbonden beroep en/of bedrijf, zodanig dat:
    1. 1. de bedrijfsvloeroppervlakte ten behoeve van een aan huis verbonden beroep of bedrijf meer bedraagt dan één derde deel van de oppervlakte van de gebouwen op een bouwperceel, met een maximum oppervlakte van 50 m²;
    2. 2. de woonfunctie onevenredig wordt aangetast;
    3. 3. degene die de activiteiten in de woning uitvoert, geen bewoner van de woning is;
    4. 4. er detailhandel plaatsvindt die geen verband houdt met het aan huis verbonden beroep of bedrijf;
    5. 5. de activiteiten qua aard, omvang en uitstraling niet passen in een woonomgeving;
    6. 6. de activiteiten meldingsplichtig zijn volgens het Activiteitenbesluit of vergunningplichtig als bedoeld in artikel 2.1, lid 1 onder e van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
    7. 7. de verkeers- en parkeerdruk in de naaste omgeving onevenredig toeneemt;
  3. c. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een bed and breakfast, zodanig dat:
    1. 1. het aantal kamers ten behoeve van bed and breakfast meer dan twee bedraagt;
    2. 2. het parkeren niet op eigen terrein plaatsvindt;
  4. d. het gebruik van de gronden als paardrijbak.

Artikel 5 Waarde - Archeologie 4

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van archeologische (verwachting)waarden.

5.2 Bouwregels

Op of in deze gronden mogen geen bouwwerken worden gebouwd waarbij de bodem dieper dan 0,45 m -Mv wordt geroerd, met uitzondering van:

  • bouwwerken ter vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de bestaande oppervlakte met ten hoogste 200 m² wordt uitgebreid;
  • bouwwerken met een oppervlakte kleiner dan 200 m² ten behoeve van andere daar voorkomende bestemming(en).

5.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.2, mits:

  1. a. op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, of;
  2. b. op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad, of;
  3. c. één of meer van de volgende voorwaarden in acht genomen wordt:
    1. 1. een verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    2. 2. een verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek door middel van opgravingen;
    3. 3. een verplichting de bouw van een bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.

Indien aan de omgevingsvergunning voorwaarden worden verbonden, wordt een archeologisch deskundige om advies gevraagd.

5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of van werkzaamheden

5.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door de dubbelbestemming 'Waarde -Archeologie 4'(gebied met archeologische verwachtingswaarde) te doen vervallen indien op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 6 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 7 Algemene Bouwregels

De bouwgrenzen mogen, in afwijking van de bestemmingen in deze regels, uitsluitend worden overschreden door:

  1. a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, serres, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1,5 m;
  2. b. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1 m.

Artikel 8 Algemene Gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met de gegeven bestemmingen, wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. Het gebruik van de gronden voor de stalling en opslag van aan het oorspronkelijk verkeer onttrokken voer-, vaar- en/of vliegtuigen, anders dan in het kader van de bedrijfsvoering;
  2. b. Het gebruik van de gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, grond, bodemspecie en puin en voor het storten van vuil, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden;
  3. c. Het opslaan of storten van al dan niet afgedankte voorwerpen, stoffen of producten, buiten erven van gebouwen, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden;
  4. d. Het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
  5. e. Het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen.

Artikel 9 Algemene Wijzigingsregels

Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • het straat- en bebouwingsbeeld;
  • de verkeersveiligheid;
  • de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;

bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  1. a. de in het plan gegeven maten, afmetingen en percentages, tot ten hoogste 10% van die maten, afmetingen en percentages, met uitzondering van het bepaalde voor de bouwhoogte van reclamemasten
  2. b. de bestemmingsregels voor het realiseren, uitbreiden, veranderen en vernieuwen van kleinschalige milieuvoorzieningen van algemeen belang, zoals riolering en een bergbezinkbassin, mits:
    1. 1. de bouwhoogte van de gebouwen ten hoogste 3,5 m zal bedragen;
    2. 2. de oppervlakte van de gebouwen ten hoogste 25 m² zal bedragen;
  3. c. de bestemmingsregels voor het in geringe mate aanpassen van het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geeft;
  4. d. de bestemmingsregels voor het overschrijden van de bouwgrenzen, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
  5. e. de bestemmingsregels voor het vergroten van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot ten hoogste 10 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van reclamemasten ten hoogste 6 m mag bedragen;
  6. f. de bestemmingsregels voor het vergroten van de maximale bouwhoogte van gebouwen ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten tot ten hoogste 30 m, mits:
    1. 1. de noodzaak tot plaatsing wordt aangetoond;
    2. 2. bij de plaatsing wordt aangesloten bij bestaande verticale elementen, zoals bestaande masten of anderszins bestaande bouwwerken;
    3. 3. door de plaatsing de beeldkwaliteit van de omgeving niet wordt verstoord;
  7. g. het bepaalde voor het vergroten van de bouwhoogte van gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen, mits:
    1. 1. de maximale oppervlakte van de vergroting ten hoogste 10% van het betreffende bouwvlak zal bedragen;
    2. 2. de vergroting leidt tot een hoogte die ten hoogste 1,25 maal de maximale bouwhoogte van het betreffende gebouw zal bedragen.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 10 Overgangsrecht

10.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan.
  1. b. Het bevoegd gezag kan eenmalig van sub a afwijken en een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het sub a met maximaal 10%.
  1. c. Sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

10.2 Overgangsrecht gebruik

  1. a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het lid sub a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdige gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. c. Indien het gebruik, bedoeld in het lid sub a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. d. Lid sub a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 11 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan De Streekweg 16 te Den Andel van de gemeente Het Hogeland.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Het voorliggend bestemmingsplan heeft betrekking op een woning met tuin aan De Streekweg 16 in Den Andel. Initiatiefnemers zijn voornemens een duurzaam huis in de tuin bij de bestaande woning te realiseren. Een woning past niet binnen de bestemming 'Tuin'. Voorliggend bestemmingsplan wijzigt daarom de bestemming van (een deel van) het perceel naar 'Wonen - 2'. De rest van het perceel houdt de bestemming 'Tuin'.

Het college van burgemeester en wethouders van de voormalige gemeente Winsum heeft middels een brief d.d. 24 oktober 2017, aangegeven, mee te willen werken aan dit initiatief. Middels dit bestemmingsplan wordt het duurzame huis planologisch mogelijk gemaakt.

Initiatiefnemers hebben het idee om een woning te realiseren die met duurzame bouwmaterialen wordt gebouwd en energie neutraal zal zijn. Ze willen innovatieve energiesystemen toepassen. Ze willen duurzame beving bestendige houtskeletbouw toepassen; het liefst in laagbouw, mede met het oog op geschiktheid voor zelfstandig wonen op leeftijd. Daarbij zal aan de buitenzijde met natuurlijke materialen (onbewerkt hout) worden gewerkt zodat de woning zo veel mogelijk integreert met het landschap. Het is de bedoeling de huidige beplanting aan de straatzijde zo veel mogelijk te handhaven en zelfs te verbeteren. Op het woonvlak zal de bestaande beplanting voor een deel worden verwijderd zodat er gebouwd kan worden, veilig gewoond kan worden en er voldoende zon/licht opgevangen kan worden om zonne-energie systemen te voeden. Initiatiefnemers willen de woning ook regelmatig beschikbaar stellen als ‘modelwoning’ ter inspiratie van duurzame bouwers in de provincie Groningen.

1.2 Juridische Status Plangebied

Onderstaand is het plangebied aangegeven, zoals dat nu in het bestemmingsplan Den Andel (vastgesteld op 20 juni 2013) is opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1966.BPDA2012BEHE1her01-VS01_0001.png"

Uitsnede bestemmingsplan (bron: ruimtelijkeplannen.nl)

Het gehele perceel heeft in het vigerende bestemmingsplan de enkelbestemming 'Tuin' en de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4'.

1.3 Leeswijzer

In het volgende hoofdstuk wordt ingegaan op de planbeschrijving. Hoofdstuk 3 beschrijft het beleidskader. In hoofdstuk 4 wordt ingegaan op de milieuaspecten. In hoofdstuk 5 is de juridische vormgeving opgenomen. Tot slot wordt in hoofdstuk 6 de uitvoerbaarheid van het plan toegelicht.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Huidige Situatie

Het perceel is gelegen aan de westzijde van het dorp Den Andel aan De Streekweg. Het is in gebruik als tuin bij de woning aan De Streekweg 16

De Streekweg kenmerkt zich door lintbebouwing. Er is sprake van een relatief open bebouwingsstructuur, waarbij de bebouwing wel grotendeels dicht langs de weg is gelegen.

De omliggende gronden van het plangebied zijn met name in gebruik als gras- en akkerbouwland. Aan de noordzijde grenst een woning.

De ligging van het perceel ten opzichte van de omgeving is op onderstaande luchtfoto weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1966.BPDA2012BEHE1her01-VS01_0002.png"

Luchtfoto met plangebied in rood (bron: ruimtelijkeplannen.nl)

afbeelding "i_NL.IMRO.1966.BPDA2012BEHE1her01-VS01_0003.png"

Uittreksel kadastrale kaart (bron: kadasterD

2.2 Toekomstige Situatie

2.2.1 Het programma

Initiatiefnemer wil een duurzaam huis bouwen met het Sustainer Homes Bouwsysteem. Dit bouwsysteem is gebaseerd op CNC-gefreesde houten modules en biedt veel duurzame mogelijkheiden en flexibiliteit. De modules zelf zijn compleet circulair. Middels nieuwe fabricage- en ontwerptechnieken kan zowel een catalogus woning als ook maatwerk worden geleverd. De aannemer kan aan de hand van de bouwinstructies de modules en onderdelen in de timmerloods in elkaar zetten en ze vervolgens vervoeren naar de bouwplaats om ze daar in 1-2 dagen wind en waterdicht te monteren.

afbeelding "i_NL.IMRO.1966.BPDA2012BEHE1her01-VS01_0004.jpg"afbeelding "i_NL.IMRO.1966.BPDA2012BEHE1her01-VS01_0005.jpg"

bron: www.sustainerhomes.nl

Het basisconcept van het bouwsyteem gaat uit van een vrijstaande, eenlaagse woning die optimaal op de zon kan worden georienteerd. Er is een open, brede en op het landschap georienteerde zuidzijde en een gesloten, brede noordzijde met de entree en fucties die weinig daglicht behoeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1966.BPDA2012BEHE1her01-VS01_0006.jpg"

bron: www.sustainerhomes.nl

2.2.2 Situatie en programma

In de klassieke Nederlandse stedenbouwkundige situaties met een representatieve voorzijde die op de straat is georienteerd en een achterzijde met prive tuin is dit modulaire concept niet zonder meer toepasbaar. Ook de éénlaagse hoofdvorm en het materiaal gebruik is afwijkend van wat er regulier gebouwd wordt. Het basisconcept past dan ook niet binnen het bestemmingsplan en de welstandsnota zoals dit geldt voor deze locatie aan De Streekweg.

Omdat zowel de gemeente als de inititaiefnemer er aan hechten dit duurzame concept te realiseren is er gezocht naar een oplossing waar de hoofdprincipes van het duurzame concept goed te combineren zijn met de karakterstieken van de locatie.

Er is daarom voor gekozen de woning niet op de De Streekweg te orienteren maar op de zon en het landschap.

afbeelding "i_NL.IMRO.1966.BPDA2012BEHE1her01-VS01_0007.jpg"

bron; open topo

2.2.3 De nieuwe situering

De woning wordt gesitueerd in de zuid-west hoek van de bestaande kavel. De open en brede zijde van de woning is gericht op het westen. In onderstaande situatieschets is de nieuwe inrichting van het perceel weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1966.BPDA2012BEHE1her01-VS01_0008.png"

Op het perceel is veel groen aanwezig. Het grootse deel van dit groen blijft behouden en op plekken wordt groen bijgeplant. Hierdoor, maar ook omdat de bebouwing eenlaags is en in naturel hout wordt uitgevoerd zal de nieuwe woning vanaf De Streekweg nauwelijks zichtbaar zijn.

De entree van de woning is gesitueerd aan 'het einde' van de toegangsweg. Deze oprit wordt in halfverharding uitgevoerd. Aan de noordzijde ter plaatse van de toegang wordt een carport en berging geplaatst. Aan de westzijde van de woning komt een grote veranda.

afbeelding "i_NL.IMRO.1966.BPDA2012BEHE1her01-VS01_0009.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.1966.BPDA2012BEHE1her01-VS01_0010.png"

2.2.4 Beeldeisen

Het hierboven beschreven basis concept past niet in het vigerende bestemmingsplan en de geldende welstandsnota. Daarom zijn hieronder nieuwe beeldkwaliteitseisen opgenomen. De omgevingsvergunning voor het bouwen zal worden getoetst aan de eisen die in deze paragraaf zijn opgenomen.

Aan De Streekweg, een oude opstrekkende weg tussen de Oude Dijk en de Andelsterweg staat traditionele oude bebouwing. Langs de oostzijde staat de bebouwing dicht op de weg. Aan de westzijde is de bebouwing overwegend groter, deze grotere huizen staan op een grotere afstand tot de weg en vaak is er grote tuin rondom aangelegd. Alle bebouwing is met de voorzijde georienteerd op de weg. Alle huizen zijn vrijstaand, éénlaags en afgedekt met een kap. Er is gebouwd met streekeigen materiaal in een tradiotioneel kleurgebruik. Het ontwerp voor de 'sustainer home' wijkt af op bijna alle van de hierboven beschreven ruimtelijke kenmerken. Er is voor gekozen de plaatsing van de 'sustainer home' ook te laten afwijken; de woning wordt achterop het perceel geplaatst en krijgt een orientatie op de zon en het landschap en is niet zoals de andere huizen aan De Streekweg primair georienteerd op de weg. De intentie is dat in combinatie met de lage bouwhoogte en de naturel houten gevels de bebouwing opgaat in het landschap.

afbeelding "i_NL.IMRO.1966.BPDA2012BEHE1her01-VS01_0011.jpg"

De Streekweg bron streetview

Plaatsing

  • de bebouwing staat op minmaal 30 m vanaf de weg;
  • alle bebouwing, ook gebouwen met een ondergeschikte functie wordt geplaatst binnen het bouwvlak;
  • het woonhuis is op het landschap en de zon georienteerd;
  • terassen en gebouwen met een ondergeschikte functie zijn bij voorkeur geintegreerd in het ontwerp en het hoofdbouwvolume (geen gefragmenteerd beeld).

Hoofdvorm

  • alle bebouwing is éénlaags en is maximaal 4.00 m hoog;
  • alle bebouwing, ook ondergeschikte bebouwing is plat afgedekt;
  • de bouwmassa is horizontaal.

Aanzicht en opmaak

  • de bouwstijl is eigentijds;
  • de gevel op de zonzijde heeft een open karakter, de andere gevels onderscheiden zich hiervan door een gesloten karakter;
  • gevels worden uitgevoerd in een naturel houtkleur of een rode tot bruine kleur hout of gevelsteen;
  • er worden (met bijvoorbeeld boeidelen) geen witte accenten aangebracht;
  • kozijnen, ramen en deuren hebben een gedekte kleurstelling (geen wit);
  • zonnepanelen op het dak zijn bij voorkeur zo geplaatst dat ze vanaf de weg niet direct zichtbaar zijn.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

Het rijksbeleid op het gebied van ruimtelijke ordening is neergelegd in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). In de SVIR geeft het Rijk haar visie aan op de ruimtelijke- en mobiliteitsopgaven voor Nederland richting 2040. Dit betreft een integraal kader dat de basis vormt voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties.
Voor de periode tot 2028 zijn de ambities van het Rijk in drie rijksdoelen uitgewerkt:

  • vergroten van de concurrentiekracht door versterking van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
  • verbeteren van de bereikbaarheid;
  • zorgen voor een leefbare en veilige omgeving met unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden.

Met deze rijksdoelen zijn 13 nationale belangen aan de orde die in het SVIR verder gebiedsgericht zijn uitgewerkt in concrete opgaven voor de diverse gebieden. Buiten deze nationale belangen hebben decentrale overheden meer beleidsvrijheid op het terrein van de ruimtelijke ordening gekregen; het kabinet is van mening dat provincies en gemeenten beter op de hoogte zijn van de actuele situatie in de regio en de vraag van bewoners, bedrijven en organisaties en daardoor beter kunnen afwegen welke (ruimtelijke) ingrepen in een gebied nodig of wenselijk zijn.

Het rijksbeleid heeft geen directe doorwerking op de plannen voor het betreffende plangebied en de omliggende gronden.

3.2 Provinciaal Beleid

Het ruimtelijk beleid is door de provincie Groningen vastgelegd in de Omgevingsvisie 2016-2020. In de Omgevingsvisie wordt al het ruimtelijk beleid gebundeld in één document. Tegelijk met de Omgevingsvisie is ook de Omgevingsverordening provincie Groningen 2016 vastgesteld.

De provinciale belangen uit de visie zijn in de Omgevingsverordening vertaald in bindende regels die bij ruimtelijke plannen en ontwikkelingen in acht dienen te worden gehouden. Het gaat hierbij om zowel ruimtelijke aspecten waaronder landschapswaarden en cultuurhistorische waarden als functionele aspecten waaronder verkeer en vervoer en wonen.

Toetsing

Buitengebied

Het plangebied is niet gelegen in het door de provincie aangewezen buitengebied.

Beeldbepalende en/of karakteristieke gebouwen

Een andere bepaling in de Omgevingsverordening betreft de bescherming van beeldbepalende en/of karakteristieke gebouwen. Artikel 2.9.1 van de Omgevingsverordening stelt dat een bestemmingsplan regels stelt ter bescherming van de hoofdvorm van karakteristieke en beeldbepalende gebouwen. Daarbij gaat het in ieder geval om een verbod om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning een karakteristiek gebouw geheel of gedeeltelijk te slopen. De woning aan de Streekweg 16, net buiten het plangebied is in de Erfgoednota van de gemeente Winsum aangewezen als karakteristiek of beeldbepalend. Dit valt echter buiten het plangebied, daarmee is er geen strijd met deze regel van de verordening.

Conclusie

Voorliggend plan sluit aan bij het provinciaal beleid.

3.3 Gemeentelijk Beleid (Voormalige Gemeente Winsum)

3.3.1 Structuurvisie Winsum

De voormalige gemeente Winsum heeft haar ambities vastgelegd in de Structuurvisie Winsum van november 2013. In de visie worden vier ambities genoemd:

  1. 1. kwalitatief goed wonen;
  2. 2. regionaal onderscheidend voorzieningenniveau;
  3. 3. een gemeente waar ondernemerschap de ruimte krijgt;
  4. 4. vitaal en veelzijdig landschap.

Onderhavige planvoornemen past goed binnen de eerste ambitie, 'kwalitatief goed wonen'. Voorliggend plan vormt geen belemmering voor deze combinatie.

3.3.2 Welstandsnota

De voormalige gemeente Winsum heeft haar gemeentelijke welstandsbeleid opgenomen in twee welstandsnota's: één voor de woonkernen en één voor het buitengebied. In de nota's zijn de welstandseisen omschreven die aan een bouwwerk worden gesteld. Het gaat om welstandscriteria die betrekking kunnen hebben op onder andere de hoofdvorm, het materiaalgebruik, de kleurkeuze en de detaillering van een concreet bouwwerk.

Het perceel is gelegen binnen het bestemmingsplan voor het dorp Den Andel er zal dan ook getoetst worden aan de welstandnota voor de woonkernen. Zoals in paragraaf 2.2 is aangegeven past het plan niet binnen de welstandsnota. Daarom zijn in paragraaf 2.2 welstandscriteria opgenomen voor onderhavige plan. Deze zullen in de plaats van de welstandsnota komen. Het bouwplan zal in het kader van de omgevingsvergunning voor het bouwen worden getoetst aan deze specifieke welstandscriteria.

3.3.3 Dorpsvisie Den Andel 2010 - 2030

De voormalige gemeente Winsum heeft in 2010 samen met de bewoners van Den Andel een dorpsvisie opgesteld. Het betreft een integrale visie, waarbij is gekeken naar zowel ruimtelijke als sociale aspecten. Het doel van deze dorpsvisie is drieledig:

  • de dorpsvisie is een onderlegger voor het nieuw op te stellen bestemmingsplan;
  • de dorpsvisie is het afwegingskader bij toekomstige ontwikkelingen die nog niet waren voorzien bij het geactualiseerde bestemmingsplan;
  • de dorpsvisie moet nieuwe ontwikkelingen initiëren.

De dorpsvisie gaat in op de thema's wonen, fysieke leefomgeving en verkeer, voorzieningen en sociale samenhang. Ten aanzien van het thema ‘wonen’ komt uit de dorpsvisie naar voren dat het de ambitie van het dorp Den Andel is om de voorspelde krimp van de bevolking te voorkomen.

Als sterke kant en kwaliteit van Den Andel wordt genoemd het landelijk wonen in het open Groninger landschap. De langgerektheid van het dorp biedt de mogelijkheid om 'vrij' te wonen. Verder wordt de diversiteit aan woningen als sterk punt gezien.

Het is de wens van het dorp om het bevolkingsaantal gelijk te houden als basis voor het huidige voorzieningenniveau. Om dit te realiseren, wil het dorp een bescheiden uitbreiding van één, hooguit twee woningen per jaar realiseren. Hierbij willen de bewoners de ruimtelijke kwaliteit van Den Andel blijven behouden. Deze ruimtelijke kwaliteit bestaat volgens de bewoners uit:

  • de lintbebouwing;
  • de open zichtlijnen tussen de bebouwing;
  • het zicht op het Groninger landschap.

In de dorpsvisie wordt ten slotte als ontwikkelingsrichting voor het wonen in Den Andel het invullen van de open gaten gegeven. Deze open gaten zijn een aantal bouwlocaties die in 2003 door de gemeenteraad zijn aangeduid als locaties voor woningbouw. Destijds is de provincie Groningen ook gevraagd om een standpunt in te nemen over deze bouwlocaties. De provincie heeft in 2002 aangegeven te kunnen instemmen met deze bouwlocaties.

Onderhavige perceel is 15 jaar gelden niet aangewezen als bouwlocatie. De locatie past wel in het beleid. Het betreft een locatie ter afronding van lintbebouwing. Het dorpse karakter wordt in stand gehouden. De relatie met het open landschap wordt ook in stand gehouden.

3.3.4 Woonvisie

In de woonvisie 'Winsum heeft het' staat in hoofdlijnen het gemeentelijke woonbeleid van de voormalige gemeente Winsum voor 2014 - 2020, met een doorkijk naar de verdere toekomst. De woonvisie is op 7 januari 2013 vastgesteld door de gemeenteraad. Het gaat in de woonvisie om meer dan alleen de juiste woningen voor mensen: het gaat ook om thema’s als woningvraag, betaalbaarheid van het wonen, passende woningen voor doelgroepen als starters en ouderen, beschikbare bouwlocaties en voorzieningen in de dorpen. Trends die een rol hebben gespeeld zijn bijvoorbeeld vergrijzing, ontgroening, scheiden van wonen en zorg, grotere nadruk op wensen en initiatieven van bewoners zelf. De voormalige gemeente Winsum speelt met deze woonvisie in op de kansen en opgaven van de komende jaren.

In de woonvisie geeft de gemeente richting aan:

  • behoud van leefbaarheid in dorpen en buurten;
  • een goed pakket aan wonen, welzijn en zorg(diensten);
  • plannen voor bouw, renovatie en sloop: een samenhangend pakket;
  • keuzevrijheid in het wonen voor met name lagere inkomensgroepen;

Voor de eerste jaren spelen we in op de mogelijkheden die we hebben binnen de marktcrisis. Inbreiding gaat boven uitbreiding. Voor de tweede helft van dit decennium geldt deze woonvisie als leidraad voor ontwikkelingen. Op basis van de behoefte van dat moment werken we dan de hoofdlijnen van deze visie uit in vraaggerichte plannen. Dat kan alleen door nu flexibel te blijven en later informatie te verzamelen over de behoefte. Met actuele cijfers en gesprekken met professionals en bewoners.

De voormalige gemeente Winsum maakt deel uit van de Regio Groningen Assen. Binnen de regio is de beschikbare nieuwbouwruimte per gemeente vastgelegd. Voor Winsum wordt rekening gehouden met een netto toename van de woningvoorraad van gemiddeld 21 woningen per jaar, ofwel circa 400 woningen voor de periode 2012-2030. Jaarlijks actualiseren de gemeenten hun planningslijsten. Op deze planningslijst is ook een aantal woningen opgenomen voor binnen dorpse ontwikkelingen. De realisatie van een woning aan de Streekweg 16 te Den Andel is daarmee in overeenstemming met de regionale woonvisie.

Hoofdstuk 4 Onderzoeken

4.1 Water

Vanwege het belang van het water in de ruimtelijke ordening wordt van waterschappen een sterke betrokkenheid bij het opstellen van ruimtelijke plannen verwacht. Bovendien is de watertoets een verplicht onderdeel in bestemmingsplannen.

Watertoets

Op 21 maart 2018 is het plan via de digitale watertoets voorgelegd aan waterschap Noorderzijlvest. De uitkomst van de watertoets is als Bijlage 1 bij deze toelichting gevoegd. Hieronder worden kort de aandachtspunten genoemd.

Riolering

Bij de aanleg van riolering in een nieuw plan wordt uitgegaan van de aanleg van een gescheiden stelsel, daar waar het, gelet op de aard van de aangesloten verharde oppervlakken en de mogelijke verontreiniging daarvan, verantwoord is. De initiatiefnemer van een afkoppelproject dient aannemelijk te maken dat het omringende watersysteem over voldoende berging- en afvoercapaciteit beschikt. Dit wordt in samenspraak met waterschap Noorderzijlvest vastgelegd. Tevens worden mogelijkheden om water langer vast te houden, worden zoveel mogelijk benut.

Vervuiling verhard oppervlak

Het is alleen mogelijk om verhard oppervlak, aangemerkt als schoon, af te koppelen. Dit wordt in overleg met waterschap Noorderzijlvest bepaald. Maatregelen om vervuiling te voorkomen dan wel te verminderen kunnen noodzakelijk zijn.

Grondwater

In nieuw bebouwd gebied wordt een minimale drooglegging voor woningen geadviseerd van 1,30 meter. Daarnaast dient rekening gehouden te worden met een minimale ontwateringsdiepte van 0,70 meter. Bij kruipruimteloos bouwen kan een kleinere drooglegging toegepast worden. In een ruimtelijk plan kan een variërende drooglegging gerealiseerd worden in overleg met waterschap Noorderzijlvest. Bij gebieden die met enige regelmaat mogen inunderen kan een kleinere drooglegging toegepast worden (groenstroken, ecologische zones). Op deze manier kan op creatieve wijze invulling gegeven worden aan de vereiste waterberging (zie tabel minimale droogleggingseisen in de watertoets). Als dit toegepast wordt dient dit in de waterparagraaf vastgelegd te worden.

Invloed op de waterhuishouding

Het aanwezige oppervlaktewater dient niet alleen voldoende ruimte te hebben voor het afstromende hemelwater, maar ook aan de inrichting dient aandacht te worden besteed. Voor een gezond watersysteem is de inrichting en het beheer van het bestaande of nieuw te realiseren oppervlaktewater belangrijk. Bij oppervlaktewatersystemen in stedelijk gebied wordt daarom gestreefd naar zo groot mogelijke eenheden.

Conclusie

Omdat er sprake is van het bouwen van een woning zijn de droogleggingseisen voor woningen zoals opgenomen in de watertoets van toepassing. Er is ook sprake van het realiseren van een erftoegangsweg.

Daarnaast is sprake van een toename van het verhard oppervlak met maximaal 200 m². Uitgegaan wordt van een gescheiden stelsel waarbij hemelwater via het oppervlaktewater wordt afgevoerd.

Er is geen belemmering wat betreft water voor het planvoornemen. Voor de verdere procedurele afhandeling van de watertoets is het van belang om het waterschap verder te betrekken en rekening te houden met de in de Watertoets aangegeven adviezen. Het Waterschap wil graag nader geïnformeerd worden over de verdere planuitwerking.

4.2 Archeologie En Cultuurhistorie

4.2.1 Archeologie

Zoals beschreven in paragraaf 1.2 is op het hele terrein waar de woning gebouwd wordt, de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4' van toepassing. Dit betekent dat de gronden, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd zijn voor het behoud van archeologische waarden. Hierbij geldt een onderzoeksverplichting naar de archeologische waarden bij ingrepen groter dan 200 m².

De oppervlakte van de nieuwe woning wordt niet meer dan 200 m² archeologisch onderzoek zal dan ook niet nodig zijn. Volledigheidshalve is de dubbelbestemming wel weer opgenomen op de verbeelding en in de regels van dit bestemmingsplan.

De archeologische waarden worden niet aangetast door dit plan.

4.2.2 Cultuurhistorie

Als gevolg van het rijksbeleid ten aanzien van de monumentenzorg, is per 1 januari 2012 een wijziging van het Besluit ruimtelijke ordening van kracht. De wijziging betreft artikel 3.1.6, tweede lid, onderdeel a, als gevolg waarvan alle cultuurhistorische waarden uitdrukkelijk dienen te worden mee gewogen bij het vaststellen van ruimtelijke plannen. Dit betekent dat in aanvulling op de archeologische aspecten nu ook de overige cultuurhistorische waarden moeten worden betrokken in het onderzoek.

De voormalige gemeente Winsum heeft op 26 april 2016 de erfgoednota met bijbehorende erfgoedkaart vastgesteld. Het woonhuis aan De Streekweg 16 is als monument aangemerkt. Op de erfgoedkaart is Den Andel aangewezen als jong(er) wierdenlandschap.

Het dorp Den Andel vertoont kenmerken van een dijkdorp. Dijkdorpen vallen binnen de categorie streekdorpen en zijn ontstaan aan een weg over een oud dijktracé. De lintbebouwing bestaat vooral uit woonbebouwing en voorzieningen en volgt nauwgezet het oude dijkverloop. De toename van het aantal woningen en kleinschalige arbeiderswoningen na 1850 leidt niet tot kernvorming. De achtererven van de bebouwing, aan weerszijden van het dijkprofiel, grenzen aan het open landschap. Centrale delen van de kern zijn dichter bebouwd met vrijwel gesloten straatwanden.

Deze categorisering doet echter niet volledig recht aan de oorsprong van Den Andel. Op deze plek zijn archeologische vondsten bekend uit de zevende eeuw. Het dorp heeft een dertiende-eeuwse kerk gebouwd op een kerkwierde opgeworpen langs een lokale kwelderkreek. Later heeft het dorp zich in noordelijke richting verplaatst langs het tracé van de oude zeedijk (Oldiek), waardoor de huidige structuur zich laat lezen als die van een dijkdorp.

De bouw van een nieuwe woning in het plangebied tast de cultuurhistorische waarden in het plangebied niet aan.

4.3 Ecologie

Om de uitvoerbaarheid van het plan te toetsen, is een inventarisatie van natuurwaarden uitgevoerd. Het doel hiervan is om na te gaan of aanvullend onderzoek in het kader van de Wet natuurbescherming (Wnb) of het provinciaal ruimtelijk natuurbeleid noodzakelijk is. Naast het raadplegen van bronnen is het plangebied ten behoeve van de inventarisatie op 21 maart 2018 bezocht door een ecoloog van BügelHajema Adviseurs. De weersomstandigheden waren: half bewolkt en circa 3 °C.

Het plangebied ligt aan de Streekweg, aan de rand van de bebouwde kom van het dorp Den Andel in de gemeente Winsum. Het plangebied betreft het zuidelijk deel van de tuin behorende bij woning op nummer 16. Op het terrein staat opgaande beplanting, liggen hopen snoeihout en is een vijver aanwezig.

Rondom de tuin ligt een sloot. Ten tijde van het veldbezoek stond er, ondanks de natte periode, zeer weinig water in de sloot.

De plannen bestaan uit het realiseren van een woning. Hiertoe wordt een deel van het opgaand groen gekapt en mogelijk een deel van de vijver gedempt. In de sloot langs de Streekweg wordt mogelijk een dam gerealiseerd. Uitgangspunt is om opgaand groen in het plangebied waar mogelijk te behouden.

afbeelding "i_NL.IMRO.1966.BPDA2012BEHE1her01-VS01_0012.jpg"

Impressie plangebied 21 maart 2018

Soortenbescherming

Onderdeel van de Wnb is soortenbescherming van planten en dieren. Dit betreffen:

  • alle van nature in Nederland in het wild voorkomende vogels die vallen onder de Vogelrichtlijn (Wnb art. 3.1-3.4);
  • dier- en plantensoorten die beschermd zijn op grond van de Habitatrichtlijn en de verdragen van Bern en Bonn (Wnb art. 3.5-3.9);
  • nationaal beschermde dier- en plantensoorten genoemd in de bijlage van de wet (Wnb art. 3.10-3.11).

Van deze laatst genoemde groep beschermde soorten mogen provincies een zogenaamde ‘lijst met vrijstellingen’ opstellen (Wnb art. 3.11). Voor de soorten op deze lijst geldt bij ruimtelijke ontwikkelingen een vrijstelling van de verboden genoemd in art. 3.10 eerste lid van de Wnb.

INVENTARISATIE

Op basis van het veldbezoek blijkt dat het plangebied een beperkte natuurwaarde kent. Uit het raadplegen van de Nationale Database Flora en Fauna (NDFF) via Quickscanhulp.nl (© NDFF - quickscanhulp.nl 21-03-2018 13:52:45) blijkt dat in de omgeving van het plangebied (0-1 kilometer) de laatste vijf jaar meerdere beschermde soorten zijn waargenomen. Het gaat vooral om zoogdieren en vogels.

De opgaande beplanting in het plangebied bestaat uit tuinbeplanting waaronder rhododendron, zwarte els, wilgen, populier, larix en berk. In de ondergroei is onder andere fluitenkruid, nagelkruid en daslook aangetroffen. Beschermde plantensoorten zijn niet waargenomen en gezien de terreinomstandigheden ook niet te verwachten.

In een grote wilg langs de zuidrand en in populieren in de zuidwesthoek van de tuin zijn enkele spechtengaten aangetroffen. Mogelijk betreffen dit holtes die geschikt zijn als verblijfplaats voor boombewonende vleermuizen. In het plangebied ontbreekt bebouwing waardoor gebouwbewonende vleermuizen geen verblijfplaats hebben in het plangebied. Het plangebied maakt waarschijnlijk onderdeel uit van het foerageergebied van in de omgeving verblijvende vleermuizen. Te verwachten soorten zijn onder andere gewone dwergvleermuis, laatvlieger en ruige dwergvleermuis waarvan waarnemingen uit de omgeving van het plangebied bekend zijn (Quickscanhulp.nl). In het plangebied is geen sprake van een doorlopende lijnvormige landschapsstructuur die deel uit kan maken van een vliegroute van vleermuizen.

In en direct rond het plangebied zijn geen nesten van vogels met een jaarrond beschermde nestplaats (zoals uilen en roofvogels) aangetroffen. In de opgaande beplanting kunnen algemene vogels van tuin en park tot broeden komen zoals winterkoning, vink en houtduif.

Het is mogelijk dat het plangebied onderdeel uitmaakt van het foerageergebied van steenmarter. In de takkenhopen kan steenmarter zich overdag schuilhouden. Binnen zijn territorium maakt steenmarter gebruik van tientallen van dergelijke schuilplaatsen. In het plangebied is geen geschikte voortplantingsverblijfplaats van steenmarter aanwezig. Van steenmarter (voorkomen bekend uit de omgeving) zijn geen sporen (prooiresten of uitwerpselen) aangetroffen.

Uit de directe omgeving is de soort waterspitsmuis bekend (Quickscanhulp.nl). De waterspitsmuis is een soort die van watergangen met een rijke onderwatervegetatie en een ruige oeverbegroeiing houdt. De sloten rondom het plangebied beschikken niet over geschikt biotoop voor waterspitsmuis. De vijver is qua biotoopeisen geschikt voor waterspitsmuis maar ligt geïsoleerd ten opzichte van overig geschikt leefgebied. De vijver zelf is te klein voor van een levensvatbare populatie waterspitsmuis.

In het plangebied en de directe omgeving zijn verder enkele beschermde amfibieën en zoogdiersoorten, zoals gewone pad, egel, huisspitsmuis en bosmuis te verwachten. Voor deze algemene soorten geldt in de provincie Groningen een vrijstelling van de verbodsartikelen van de Wnb in het kader van ruimtelijke ontwikkelingen.

Geschikt leefgebied voor overige beschermde niet-vrijgestelde soorten uit de soortgroepen grondgebonden zoogdieren, amfibieën, vissen, reptielen en ongewervelden is niet aanwezig in het plangebied.

TOETSING

Ten behoeve van de realisatie van de woning worden de bomen met spechtengaten niet gekapt. Om negatieve effecten op potentiele vleermuisverblijfplaatsen te voorkomen dient tijdens de werkzaamheden en tijdens het gebruik van de woning gebruik te worden gemaakt van (buiten)verlichting met gerichte lichtarmaturen die geen lichtuitstraling richting de bomen in het plangebied veroorzaken. Dit zorgt ervoor dat de ontwikkelingen geen negatief effect op verblijfplaatsen van vleermuizen hebben. Met de kap van opgaand groen en de realisatie van een woning, verandert het plangebied als foerageergebied voor vleermuizen, maar gaat zeker niet als zodanig verloren. Ook in de nieuwe situatie kunnen vleermuizen foerageren in het plangebied. Bovendien is in de omgeving in ruime mate geschikt foerageergebied aanwezig.

Indien werkzaamheden tijdens het broedseizoen worden uitgevoerd, kunnen in gebruik zijnde nesten van vogels in het plangebied worden verstoord of vernietigd; ook dit is bij wet verboden. Vernietiging of verstoring van in gebruik zijnde nestplaatsen kan voorkomen worden door bij de planning en uitvoering van de werkzaamheden rekening te houden met het broedseizoen. Een standaardperiode voor het broedseizoen is er niet; van belang is of een broedgeval aanwezig is, ongeacht de periode. Voor de meeste vogels geldt dat het broedseizoen ongeveer van 15 maart tot 15 juli duurt.

Voor steenmarter gaat een klein deel van het potentieel schuilgelegenheid verloren als gevolg van de plannen. Het betreft echter geen onmisbaar onderdeel van het totale leefgebied. In het plangebied blijven ook veel takkenhopen liggen. Negatieve effecten op steenmarter treden niet op.

Als gevolg van de ruimtelijke ontwikkelingen kunnen verblijfplaatsen van enkele algemene amfibieën- en of zoogdierensoorten worden verstoord en vernietigd. Ook kunnen hierbij enkele exemplaren worden gedood. De te verwachten algemene soorten worden niet in hun voortbestaan bedreigd en vallen in de vrijstellingsregeling bij ruimtelijke ontwikkelingen. Voor deze soorten hoeft geen ontheffing te worden aangevraagd. Wel geldt voor deze soorten de zorgplicht van de Wnb.

Gebiedsbescherming

Voor onderhavig plangebied is de volgende wet- en regelgeving op het gebied van gebiedsbescherming relevant: de Wnb en de provinciale structuurvisie en verordening.

WET NATUURBESCHERMING

In de Wnb is de bescherming van specifieke natuurgebieden geregeld. Het betreft de Natura 2000-gebieden, die een internationale bescherming genieten. Plannen en projecten met negatieve effecten op deze gebieden zijn vergunningsplichtig. Relevant daarbij is dat de Wnb een externe werking kent. Van externe werking is sprake als activiteiten buiten een Natura 2000-gebied van invloed zijn op de natuurwaarden in een Natura 2000-gebied.

NATUURNETWERK NEDERLAND

Het Natuurnetwerk Nederland (NNN) (voormalig Ecologische Hoofdstructuur) is een samenhangend netwerk van bestaande en nog te ontwikkelen belangrijke natuurgebieden in Nederland en vormt de basis voor het natuurbeleid. Het NNN is als beleidsdoel opgenomen in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte. De provincies zijn verantwoordelijk voor de begrenzing, ontwikkeling en bescherming van het NNN. De begrenzing en ruimtelijke bescherming van het NNN is voor de provincie Groningen uitgewerkt in de Provinciale Omgevingsvisie 2016-2020 en de Omgevingsverordening provincie Groningen 2016. Van belang is dat de provincie geen externe werking kent voor het NNN.

NATUUR BUITEN HET NNN

Vanuit het provinciaal ruimtelijk natuurbeleid wordt verder buiten de NNN-gebieden bij ruimtelijke plannen specifiek ingezet op de bescherming van bestaande bos- en natuurgebieden en weidevogel – en akkervogelleefgebieden.

INVENTARISATIE

Het plangebied ligt niet in of grenst niet aan een beschermd gebied in het kader van de Wnb. Het meest nabijgelegen gebied beschermd middels de Wnb betreft het Natura 2000-gebied Lauwersmeergebied, dat is gelegen op een afstand van ruim 3,5 km afstand van het plangebied. Het binnendijkse brakwatergebied de Klutenplas, op 3,5 km ten noorden van het plangebied, is het meest nabijgelegen onderdeel van het NNN. Het plangebied heeft geen ecologische relatie met de beschermde gebieden.

TOETSING

Gezien de aard van de ontwikkelingen, de terreinomstandigheden en de ligging van het plangebied, worden met betrekking tot de voorgenomen plannen geen negatieve effecten op in het kader van de Wet natuurbescherming en het provinciaal ruimtelijk natuurbeleid beschermde gebieden verwacht.

Conclusie

Op basis van de uitgevoerde ecologische inventarisatie is gezien de aangetroffen terreinomstandigheden en de aard van het plan een voldoende beeld van de natuurwaarden ontstaan.

Uit de ecologische inventarisatie is naar voren gekomen dat een aanvullend onderzoek in het kader van de Wnb en het provinciaal ruimtelijk natuurbeleid niet noodzakelijk is. Een ontheffing van de Wnb voor soorten of een vergunning op grond van de Wnb voor gebieden is op voorhand niet nodig voor de beoogde activiteiten. Het plan is daarnaast op het punt van provinciaal ruimtelijk natuurbeleid niet in strijd met de Provinciale Omgevingsverordening.

Wel dient rekening te worden houden met het broedseizoen van vogels. Tevens dient tijdens de werkzaamheden en tijdens het gebruik van de woning gebruik te worden gemaakt van (buiten)verlichting met gerichte lichtarmaturen, die geen lichtuitstraling richting de bomen in het plangebied veroorzaken. Dit in verband met potentiële vleermuisverblijfplaatsen.

Op voorhand kan in redelijkheid worden gesteld dat natuurwet en -regelgeving de uitvoerbaarheid van het ruimtelijke plan niet in de weg staat.

4.4 Geluidhinder

In het kader van de Wet geluidhinder bevinden zich langs alle wegen zones, met uitzondering van die wegen waar een maximumsnelheid van 30 km/uur geldt en die wegen die zijn gelegen binnen een als woonerf aangeduid gebied. Binnen de bebouwde kom bedraagt de zonebreedte voor tweestrookswegen die, gerekend vanuit de wegas, aan weerszijden van de weg in acht moet worden genomen, 200 m. In het geval van geluidgevoelige nieuwbouw binnen die zone dient akoestisch onderzoek plaats te vinden.

Behoudens situaties waarbij door Gedeputeerde Staten of burgemeester en wethouders een hogere waarde is vastgesteld, geldt voor geluidsgevoelige bebouwing binnen een zone als hoogst toelaatbare geluidsbelasting van de gevel 48 dB (Wet geluidhinder 2006).

Op De Streekweg geldt een snelheidsregime van 50 km/u. onderhavige plan maakt geluidgevoelige bebouwing mogelijk. In beginsel is akoestisch onderzoek noodzakelijk. Echter kan bijna zeker worden gesteld dat de geluidsbelasting op de gevel zeker niet meer zal bedragen dan 48 dB. Het bouwvlak van de woning ligt, net als de bouwvlakken van de andere woningen aan De Streekweg, een flink eind van de weg af. Van deze woningen is in eerdere ruimtelijke plannen aangegeven dat de geluidsbelasting niet meer bedraagt dan 48 dB.

Op voorhand kan in redelijkheid worden gesteld dat geluidhinder de uitvoerbaarheid van het ruimtelijke plan niet in de weg staat.

4.5 Luchtkwaliteit

Nederland heeft de regels ten aanzien van luchtkwaliteit geïmplementeerd in de Wet milieubeheer. De in deze wet gehanteerde normen gelden overal, met uitzondering van een arbeidsplaats (hierop is de Arbeidsomstandighedenwet van toepassing) en locaties waartoe leden van het publiek gewoonlijk geen toegang hebben'.

Kern van de wet is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Hierin staat wanneer en hoe overschrijdingen van de luchtkwaliteit moeten worden aangepakt. Het programma houdt rekening met nieuwe ontwikkelingen zoals bouwprojecten of de aanleg van infrastructuur. Projecten die passen in dit programma, hoeven niet meer te worden getoetst aan de normen (grenswaarden) voor luchtkwaliteit.

Ook projecten die 'niet in betekenende mate' (nibm) van invloed zijn op de luchtkwaliteit hoeven niet meer te worden getoetst aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. De criteria om te kunnen beoordelen of er voor een project sprake is van nibm, zijn vastgelegd in de AMvB-nibm.

In de AMvB-nibm is vastgelegd dat na vaststelling van het NSL of een regionaal programma een grens van 3% verslechtering van de luchtkwaliteit (een toename van maximaal 1,2 µg/m3 NO2 of PM10) als 'niet in betekenende mate' wordt beschouwd.

Het plan biedt de mogelijkheid tot het bouwen van één nieuwe woning. Deze ontwikkeling leidt niet tot een verkeerstoename van meer dan 1.200 motorvoertuigen per etmaal. Het voornemen kan daarom worden beschouwd als een nibm-project.

Nader onderzoek naar de luchtkwaliteit kan derhalve achterwege blijven. Het plan is op dit punt uitvoerbaar.

4.6 Bodem

Voordat wordt gestart met de bouw van de woningen (of andere gebouwen), dient de bodem geschikt te zijn bevonden voor het toekomstig gebruik, wonen. Op de bodemkaart van het Bodemloket kan worden nagegaan of een locatie verdacht is of dat er in het verleden reeds een onderzoek is uitgevoerd.

Bij het bodemloket is geen informatie beschikbaar over het plangebied. In het kader van de omgevingsvergunning voor het bouwen zal een bodemonderzoek worden uitgevoerd.

Gezien het gebruik als tuin valt naar redelijkheid niet te verwachten dat de bodem niet geschikt zal zijn voor gebruik als wonen. Het bodemonderzoek zal dit moeten bevestigen voordat er gewoond kan worden.

4.7 Bedrijven En Milieuzonering

In de omgeving van het plangebied zijn diverse bedrijven en voorzieningen aanwezig. Deze bedrijven zijn op grond van de Staat van bedrijven (uit bedrijven en milieuzonering, VNG, 2009) in een categorie ingedeeld. De Staat van bedrijven verschaft op een systematische wijze informatie over de milieukenmerken van verschillende typen bedrijven en inrichtingen en geeft een indicatie van de afstanden die als gevolg van deze kenmerken kunnen worden aangehouden tussen de diverse typen bedrijven en een rustige woonwijk. De afstanden hebben niet het karakter van een norm (maar gelden als richtlijn, waarvan gemotiveerd kan worden afgeweken).

De dichtstbijzijnde bedrijvigheid aan de Streekweg ligt op een afstand van circa 190 meter van het plangebied. Op dit perceel zijn bedrijven in milieucategorie 1 en 2 toegestaan, hiervoor geldt een minimale afstand van 50 meter tot onder andere woningen. Aan deze afstand wordt ruimschoots voldaan.

Tegenover het plangebied ligt een voormalige basisschool. In de basisschool is nu een centrum voor leren, werken en zorg gevestigd. Dit is vergelijkbaar met een buurtcentrum en valt in categorie 2 van de bedrijven en milieuzonering. Dit betekent een minimale afstand van 30 meter tot de woning. In onderhavige geval is sprake van een zogenoemd gemengd gebied. Er zijn in de directe omgeving verschillende functies aanwezig, zoals woningen, bedrijven, agrarische en maatschappelijke functies. Daarom mag er één afstandsstap terug worden gedaan. De minimale afstand bedraagt dan 10 meter. Aan deze afstand wordt voldaan als gekeken wordt naar de bestemmingsvlakken. De woning wordt redelijk achterop het perceel gebouwd. De feitelijke afstand tussen de voormalige basisschool en de nieuwe woning bedraagt meer dan 50 meter.

Geconcludeerd kan worden dat het centrum voor leren, werken en zorg en het bedrijf niet worden beperkt door de bouw van de woning. Ook zal de woning geen onevenredige overlast van de school en het bedrijf ondervinden.

Op dit punt is het bestemmingsplan uitvoerbaar.

4.8 Externe Veiligheid

Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's die ontstaan voor de omgeving bij het gebruik, de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen, zoals vuurwerk, LPG en munitie. In het externe veiligheidsbeleid staat de bescherming van individuen tegen de kans op overlijden als gevolg van een ongeluk met opslag en gebruik van gevaarlijke stoffen centraal. Daarbij wordt het plaatsgebonden risico en het groepsrisico onderscheiden.

Inrichtingen

In het Besluit externe veiligheid inrichtingen zijn normen en veiligheidsafstanden opgenomen voor het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Om te bepalen of in en in de directe omgeving van het plangebied risicovolle inrichtingen liggen, is de Risicokaart geraadpleegd. Hieruit blijkt dat risicovolle inrichtingen op een dusdanig grote afstand liggen (>1.000 meter) dat geen belemmeringen aanwezig zijn voor het planvoornemen.

Vervoer van gevaarlijke stoffen

Het thema vervoer van gevaarlijke stoffen kan worden onderverdeeld in wegen, spoor en water. Het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) is van toepassing op de rijksinfrastructuur die onderdeel uitmaakt van de Basisnetten Weg, Water en Spoor.

Op korte afstand van het plangebied ligt de provinciale weg N363. Deze weg ligt op meer dan 1,5 kilometer van het plangebied. Vanwege de afstand tot deze weg kan een groepsrisicoberekening achterwege blijven.

Er is geen water of spoor aanwezig in de omgeving van het plangebied. Het planvoornemen wordt niet belemmerd.

Buisleidingen

Naast inrichtingen, geeft de risicokaart van de provincie ook de ligging van buisleidingen weer. Het plangebied ligt niet binnen de invloedssfeer van leidingen.

Het planvoornemen wordt niet belemmerd.

4.9 Verkeer En Parkeren

Voor een ruimtelijk plan geldt dat de verkeerseffecten die optreden als gevolg van een planvoornemen in het kader van een goede ruimtelijke ordening moeten worden onderbouwd. De nadruk ligt daarbij op de effecten van de ontwikkeling op de verkeersafwikkeling en parkeren (bereikbaarheid), de verkeersveiligheid en de verkeershinder (leefbaarheid).

In het plan wordt één woning toegevoegd. Het parkeren bij de woning zal uitsluitend op eigen terrein plaatsvinden. Hiermee wordt bij de inrichting van het plangebied rekening gehouden. Het aantal verkeersbewegingen zal door het toevoegen van de woning ook maar beperkt toenemen.

De uitvoerbaarheid van het planvoornemen wordt niet door verkeer en parkeren belemmerd.

4.10 M.e.r.-beoordeling

In lijst D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. zijn activiteiten opgenomen die m.e.r.-beoordelingsplichtig zijn. Wanneer de activiteiten onder de in kolom 2 van de lijst D opgenomen drempelwaarden blijven, moet het bevoegd gezag zich er nog steeds van vergewissen of de activiteiten geen aanzienlijke milieugevolgen kunnen hebben, de zogenaamde 'vergewisplicht'.

Als gevolg van de meest recente wijziging van het Besluit m.e.r. op 21 april 2017 (in werking getreden op 7 juli 2017) geldt de verplichting om een aanmeldnotitie voor een vormvrije m.e.r.-beoordeling op te stellen en in te dienen bij het bevoegd gezag, waarin informatie wordt gegeven over de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële effecten. Het bevoegd gezag moet op grond van deze aanmeldnotitie vervolgens beoordelen of voor de activiteit een m.e.r.-beoordeling of milieueffectrapportage moet worden gemaakt. Dit wordt gemotiveerd in de overwegingen van het bestemmingsplan.

In onderdeel D 11.2 van de bijlage van het Besluit m.e.r zijn de drempelwaarden voor een stedelijk ontwikkelingsproject opgenomen. Voor woningbouw zijn die drempelwaarden een oppervlakte van 100 hectare of meer of een aaneengesloten gebied met 2.000 of meer woningen. De beoogde ontwikkeling uit voorliggend bestemmingsplan blijft naar schaal en omvang ruimschoots onder de drempelwaarden van de activiteiten zoals opgenomen in onderdeel D van de bijlage van het Besluit m.e.r.

Het feit dat de beoogde ontwikkeling kleinschalig is en ver onder de drempelwaarden blijft, alsmede het feit dat het plangebied op ruim 3,5 km afstand van het Natura 2000-gebied Lauwersmeer ligt en op ongeveer 3,5 km afstand van het dichtstbijzijnde NNN-gebied de Klutenplas, maken dat er geen belangrijke milieugevolgen te verwachten zijn en dat het project niet als een stedelijk ontwikkelingsproject moet worden gekwalificeerd in de zin van onderdeel D 11.2. Daaruit volgt dat er geen aanmeldnotitie voor een vormvrije m.e.r.-beoordeling hoeft te worden ingediend.

Voor het onderhavig plan hoeft gezien het voorgaande geen m.e.r.-(beoordelings)procedure te worden doorlopen. Het plan is op dit punt uitvoerbaar.

Hoofdstuk 5 Juridische Vormgeving

5.1 Algemeen

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de regels van het bestemmingsplan. De regels vormen samen met de verbeelding het juridische bindende deel van het bestemmingsplan. Zowel de verbeelding als de regels voldoen aan de verplichte landelijke standaarden voor de uitwisseling en vergelijkbaarheid van digitale bestemmingsplannen (IMRO2012 en SVBP2012). Het bestemmingsplan bestaat uit:

  1. 1. een verbeelding van het plangebied waarin alle bestemmingen van de gronden worden aangewezen;
  2. 2. de regels waarin de bestemmingen worden beschreven en waarbij per bestemming het doel wordt of de doeleinden worden genoemd.

Bij het bestemmingsplan hoort een toelichting. Het bestemmingsplan met de daarbij behorende toelichting wordt langs elektronische weg vastgesteld.

5.2 Bestemmingsregels

Het navolgende stelt de algemeen gehanteerde opbouw van de bestemmingsregels aan de orde. Deze ziet er als volgt uit:

  • Inleidende regels;
  • Bestemmingsregels;
  • Algemene regels;
  • Overgangs- en slotregels.

Dit wordt in het navolgende nader toegelicht.

Hoofdstuk 1 - Inleidende regels

Dit onderdeel bestaat uit de begrippen (Begrippen) en de wijze van meten (Wijze van meten). Hierin wordt aangegeven wat in de regels onder bepaalde begrippen moet worden verstaan en hoe moet worden gemeten bij de toepassing van de bouwregels of sommige gebruiksregels van het plan.

Hoofdstuk 2 - Bestemmingsregels

Een bestemming is een omschrijving van aan de grond toegekende functies, zoals wonen, bedrijven, groenvoorzieningen et cetera. De aard van de toegelaten inrichting van de gronden (bouwwerken en werken, geen bouwwerken zijnde) vloeit dan voort uit de toegelaten functies. In de bestemmingsplannen worden meerdere bestemmingen onderscheiden. Aan deze bestemmingen zijn regelingen als de bestemmingsomschrijving, bebouwingsmogelijkheden en gebruiksmogelijkheden gekoppeld.

Per bestemming hanteert men de indeling volgens de SVBP 2012. Deze volgorde en de naamgeving zijn standaard en dienen in principe te worden gevolgd.

Het bestemmingsplan kent de volgende bestemmingen:

  • enkelbestemming 'Tuin';
  • enkelbestemming 'Wonen - 2';
  • dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4';

Om het onbebouwde karakter van voor- en zijtuinen te beschermen, is de afzonderlijke bestemming 'Tuin' opgenomen. Bebouwing is binnen deze bestemming niet toegestaan. Ter wille van een zekere flexibiliteit mag een woonhuis binnen de bestemming overigens wel met een erker worden uitgebouwd.

Voor de woning is de bestemming 'Wonen - 2' opgenomen. Het hoofdgebouw, bijgebouwen en overkappingen moeten binnen het bouwvlak worden gebouwd. De gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen en overkappingen bedraagt maximaal 50 m². Binnen de woonbestemmingen is de uitoefening van een aan huis verbonden beroep of bedrijf of een bed and breakfast mogelijk, mits aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan.

De dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4' ligt over een deel van het plangebied en beoogt het herstel en behoud van de archeologische (verwachtings)waarden. Voor de gronden met deze bestemming geldt vanwege dat behoud er op of in deze gronden geen bouwwerken mogen worden gebouwd waarbij de bodem dieper dan 45 cm - Mv wordt geroerd. Wel gelden er uitzonderingen. Zo is het wel toegestaan om bouwwerken ter vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de bestaande oppervlakte met niet meer dan 200 m² wordt uitgebreid en bouwwerken ten behoeve van archeologisch onderzoek en bouwwerken met een oppervlakte kleiner dan 200 m² ten behoeve van andere daar voorkomende bestemming(en) te bouwen. Bij deze dubbelbestemming geldt dat er voor een aantal werken en werkzaamheden een omgevingsvergunning nodig is.

Hoofdstuk 3 - Algemene regels

Hieronder zijn begrepen de anti-dubbeltelregel, de algemene bouwregels en de algemene gebruiksregels. Zo regelen de algemene bouwregels dat in afwijking van hetgeen Hoofdstuk 2 (de Bestemmingsregels) bepaalt, de bouwgrenzen mogen worden overschreden voor bij gebouwen behorende stoepen stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, serres, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1,50 m. Voor andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen geldt dat de overschrijding van de bouwgrenzen niet meer bedraagt dan 1,00 m.

De algemene gebruiksregels bepalen dat een aantal zaken strijdig is met dit bestemmingsplan. Het gaat dan onder andere om het gebruiken van de gronden voor de stalling en opslag van aan het oorspronkelijk verkeer onttrokken voer-, vaar- en/of vliegtuigen, anders dan in het kader van de bedrijfsvoering.

Hoofdstuk 4 - Overgangs- en slotregels

In dit hoofdstuk zijn het overgangsrecht en de slotregel opgenomen.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Economische Uitvoerbaarheid

Bij de voorbereiding van een bestemmingplan dient op grond van artikel 3.1.6 eerste lid sub f van het Bro onderzoek plaats te vinden naar de uitvoerbaarheid van het plan.

In het onderhavige geval zijn de kosten samenhangend met het mogelijk maken van een nieuwe woning voor rekening van de initiatiefnemer. In artikel 6.12 eerste lid van de Wro is bepaald dat de gemeenteraad een exploitatieplan vaststelt voor gronden waarop een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan is voorgenomen. In afwijking van deze bepaling kan de gemeenteraad bij het besluit tot vaststelling besluiten geen exploitatieplan vast te stellen. Omdat in dit geval de kosten samenhangend met het mogelijk maken van een nieuwe woning voor rekening van initiatiefnemer zijn heeft de gemeente ervoor gekozen geen exploitatieplan vast te stellen.

Met initiatiefnemer zal een planschade overeenkomst worden gesloten.

6.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

6.2.1 Wettelijk vooroverleg

In het kader van het wettelijke vooroverleg is het voorontwerpbestemmingsplan naar de veiligheidsregio, de provincie Groningen en het waterschap Noorderzijlvest verzonden.

De veiligheidsregio heeft het plan beoordeeld op de aanwezigheid van externe risicobronnen en de bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid. De veiligheidsregio heeft hierover geen opmerkingen.

De opmerkingen uit de vooroverlegreacties van de provincie en het waterschap zijn in het navolgende samengevat en voorzien van een gemeentelijke reactie. De gehele reacties zijn als bijlage 2 aan dit bestemmingsplan toegevoegd.

Provincie Groningen

Opmerking 1: Woonvisie

In de toelichting ontbreekt een concrete beschrijving waarom het aantal te bouwen woningen, in casu, de woning past binnen de woonvisie. Onder verwijzing van artikel 2.15.1 eerste lid van de Omgevingsverordening moet hier alsnog aandacht aan besteed worden.

Reactie

Dit is in paragraaf 3.3.4 van de toelichting van het bestemmingsplan opgenomen.

Opmerking 2: Ruimtelijke kwaliteit

De provincie adviseert een specifieke ruimtelijke kwaliteitsparagraaf op te nemen waarin kort wordt beschreven op welke wijze het bestemmingsplan en de daarin opgenomen regels de woning ruimtelijk in de omgeving wordt gepast.

Reactie

De ruimtelijke kwaliteit is opgenomen in paragraaf 2.2 van de toelichting van het bestemmingsplan.

Opmerking 3: Duurzame ontwikkeling

De provincie adviseert een specifieke paragraaf over duurzaamheid op te nemen.

Reactie

In paragraaf 2.2 van de toelichting van het bestemmingsplan is beschreven op welke wijze er invulling wordt gegeven aan het aspect duurzaamheid.

Opmerking 4: Ecologie

De ecologische inventarisatie is niet opgenomen als bijlage.

Reactie

De ecologische inventarisatie is niet opgenomen als bijlage maar in paragraaf 4.3 van de toelichting van het bestemmingsplan.

Waterschap Noorderzijlvest

Het waterschap stemt in met het voorontwerpbestemmingsplan. Het waterschap attendeert daarnaast dat de maaiveldhoogte te laag is, op de locatie van de te bouwen woning,om voldoende drooglegging te borgen. Het waterschap adviseert dan ook om het plangebied op te hogen. Wel merkt het waterschap op dat het voornemen een dam te plaatsen een activiteit is waarvoor een separate watervergunning vereist.

Reactie

Bij het bouwrijp maken van de gronden zullen de gronden worden opgehoogd. Zo zal de maaiveldhoogte worden gehaald. De desbetreffende sloot staat niet in verbinding met de afwateringsloten, er ligt reeds een gesloten dam. Als het bestemmingsplan is vastgesteld en de bouwtekeningen worden gemaakt zal de ontsluiting van het perceel worden bepaald. Dan zal door initiatiefnemers, in overleg met het waterschap, gekeken worden of een watervergunning nodig is.

6.2.2 Inspraak en zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan heeft van 8 augustus 2018 tot en met 18 september 2018 ter inzage gelegen. In deze periode zijn er geen zienswijzen tegen het bestemmingsplan ingediend.

Bijlage 1 Watertoets

Bijlage 1 Watertoets

Bijlage 2 Vooroverlegreacties

Bijlage 2 Vooroverlegreacties