KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Centrum
Artikel 4 Maatschappelijk
Artikel 5 Verkeer - Verblijfsgebied
Artikel 6 Water
Artikel 7 Wonen
Artikel 8 Wonen - Woongebouw
Artikel 9 Waarde - Archeologie 2
Artikel 10 Waarde - Beschermd Dorpsgezicht
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 11 Anti-dubbeltelregel
Artikel 12 Algemene Bouwregels
Artikel 13 Algemene Gebruiksregels
Artikel 14 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 15 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 16 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 17 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 18 Overgangsrecht
Artikel 19 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Vigerende Bestemmingsplan
1.3 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Planbeschrijving
2.1 Huidige Situatie
2.2 Nieuwe Situatie
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Rijksbeleid
3.2 Provinciaal Beleid
3.3 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 4 Onderzoeken
4.1 Water
4.2 Milieu
4.3 Ecologie
4.4 Cultuurhistorie En Archeologie
4.5 Verkeer En Parkeren
4.6 Vormvrije M.e.r.
Hoofdstuk 5 Juridische Vormgeving
5.1 Algemeen
5.2 Bestemmingsregels
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
6.1 Economische Uitvoerbaarheid
6.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Bijlage 1 Staat Van Bedrijven
Bijlage 1 Toelichting Aanwijzing Beschermd Dorpsgezicht
Bijlage 2 Beeldkwaliteitsplein
Bijlage 3 Bezonningsstudie
Bijlage 4 Groenplan Openbare Ruimte
Bijlage 5 Bomen Effect Analyse
Bijlage 6 Dwarsprofielen Kade
Bijlage 7 Watertoets
Bijlage 8 Akoestisch Onderzoek
Bijlage 9 Bodemonderzoek
Bijlage 10 Advies Externe Veiligheid
Bijlage 11 Advies Veiligheidsregio
Bijlage 12 Akoestisch Prognoseonderzoek Baistemaart
Bijlage 13 Ecologische Inventarisatie
Bijlage 14 Nader Ecologisch Onderzoek
Bijlage 15 Aerius-berekening
Bijlage 16 Archeologisch Onderzoek 2002
Bijlage 17 Archeologisch Vervolgonderzoek
Bijlage 18 Parkeeronderzoek
Bijlage 19 Nota Inspraak En Overleg

Boogplein Winsum

Bestemmingsplan - gemeente Het Hogeland

Vastgesteld op 28-09-2022 - deels onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 het plan:

het bestemmingsplan Boogplein Winsum met identificatienummer NL.IMRO.1966.BPWI2010BEHE1her02-VS02 van de gemeente Het Hogeland;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aan- en uitbouw:

een aan een (hoofd)gebouw aanwezig bouwwerk, dat ruimtelijk ondergeschikt is aan dat (hoofd)gebouw, maar in functioneel opzicht deel uit maakt van dat (hoofd)gebouw;

1.4 aan-huis-verbonden beroep en/of bedrijf:

een dienstverlenend beroep en/of bedrijf, dat in een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt, en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.5 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.6 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.7 A-gewogen niveau:

geluidsniveau waarvan het spectrum is beoordeeld met een A-weging: een spectrale weging die is gebaseerd op de gevoeligheid van het menselijk gehoor voor verschillende frequenties en die wordt uitgedrukt in dB(A);

1.8 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.9 bedrijfsvloeroppervlakte:

de totale vloeroppervlakte van de ruimte binnen een functie die wordt gebruikt voor een aan-huis-verbonden beroep c.q. een aan-huis-verbonden bedrijf, een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;

1.10 beperkt kwetsbaar object:

een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een richtwaarde voor het risico, dan wel een risicoafstand is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden;

1.11 bestaand:

bestaand op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;

1.12 bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;

1.13 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.14 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.15 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke hoogte of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder/kapverdieping;

1.16 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.17 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel;

1.18 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;

1.19 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.20 C-gewogen niveau:

geluidsniveau waarvan het spectrum is beoordeeld met een C-weging: een spectrale weging waarin de lage tonen nadrukkelijker worden meegenomen en die wordt uitgedrukt in dB(C);

1.21 complementair daghorecabedrijf:

een horecabedrijf dat is gericht op het overdag en 's avonds verstrekken van in hoofdzaak alcoholvrije dranken en eenvoudige etenswaren, zoals ijssalons, croissanterieën, lunchrooms en naar de aard en openingstijden daarmee gelijk te stellen horecabedrijven;

1.22 delen van gebouwen:

delen van gebouwen zoals schoorstenen, balkons, toegangsportalen en gevelindeling; hieronder zijn niet begrepen dakgoten, kozijnen en plinten en dergelijke;

1.23 deskundige:

een persoon met een algemeen geaccepteerde opleiding en ervaring op het gebied van stedenbouw, landschap en/of architectuur;

1.24 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.25 equivalent geluidsniveau:

het energetisch gemiddelde van de fluctuerende geluiddrukniveaus van het ter plaatse gedurende een bepaalde tijd optredende geluid;

1.26 erker:

een ondergeschikte uitbouw van het hoofdgebouw met een beperkte omvang (breedte, bouwhoogte, diepte) en transparante verschijningsvorm, waardoor het stedenbouwkundig aanzicht niet wezenlijk wordt beïnvloed;

1.27 evenement:

een voor publiek toegankelijke verrichting van vermaak;

1.28 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.29 geluidsbelasting:

de geluidsbelasting vanwege een weg, een industrieterrein en/of een spoorweg;

1.30 geluidsbelasting (bij evenementen):

het invallend equivalent geluidsniveau, bepaald gedurende één minuut, ter plaatse van woningen, uitgedrukt in A-gewogen niveau (LAeq, 1-minuut) en/of C-gewogen niveau (LCeq, 1-minuut);

1.31 geluidsbronnen (bij evenementen):

versterkte en onversterkte muziek en vesterkte spraak die ten gehore wordt gebracht gedurende een evenement; stemgeluid van bezoekers van het evenement wordt niet als geluidsbron beschouwd;

1.32 geluidszoneringsplichtige inrichting:

een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidszone moet worden vastgesteld;

1.33 gestapelde bouwvorm:

een bouwvorm , waarbij een gebouw twee of meer, geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat;

1.34 gewoon onderhoud en herstel:

activiteiten die gericht zijn op het behoud van een bouwwerk waarbij vormgeving, detaillering en profilering niet wijzigen;

1.35 grondgebonden woning:

een direct met de grond verbonden woning, waarbij de vloer van de eerste bouwlaag gesitueerd is op of maximaal 0,5 m boven of onder het maaiveld;

1.36 hoofdgebouw:

een gebouw dat, gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt;

1.37 horeca:

het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf en/of het ter plaatse nuttigen van voedsel en/of het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie;

1.38 klein evenement:

een evenement waarbij:

  1. a. het aantal aanwezige personen minder dan 150 personen tegelijk bedraagt, en:
  2. b. het evenement niet plaatsvindt op een zondag tussen 00.0 uur en 13.00 uur, en op andere dagen tussen 00.00 uur en 07.00 plaatsvindt, en een lokale uitstraling heeft, en;
  3. c. er geen muziek ten gehore wordt gebracht voor 08.00 of na 23.00 uur, en;
  4. d. het evenement geen belemmering vormt voor het verkeer en de hulpdiensten en;
  5. e. er een organisator is die de leeftijd van 18 jaar heeft bereikt, en;
  6. f. er slechts kleine objecten worden geplaatst op het evenemententerrein met een oppervlakte van minder dan 10 m2 per object , en;
  7. g. er geen plaats of gedeelte van een plaats in gebruik wordt genomen waarvoor een gebruiksmelding op grond van het Besluit brandveilig gebruik en basishulpverlening overige plaatsen vereist is, en;
  8. h. er geen activiteiten plaatsvinden waarbij dieren worden gebruikt; en
  9. i. het evenement maximaal een dag duurt.

1.39 kamerverhuur:

ruimte(n) in een (deel van een) gebouw die geschikt is (zijn) of geschikt te maken is (zijn) voor (nacht)verblijf, niet vallende onder het begrip logiesverblijf als bedoeld in het Bouwbesluit en niet zijnde een zelfstandige woonruimte als bedoeld in de Huisvestingswet, ongeacht de duur van het verblijf en al dan niet tegen betaling;

1.40 kampeermiddel:

een tent, een tentwagen, een kampeerauto, een caravan of een stacaravan, dan wel enig ander daarmee vergelijkbaar voertuig of onderkomen, dat geheel of ten dele is bestemd of opgericht dan wel wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;

1.41 kap:

een afdekking onder een hoek van meer dan 5° met het horizontale vlak;

1.42 kunstwerk:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voor civieltechnische en/of infrastructurele doeleinden, zoals een dam, een duiker, een tunnel, een via- of aquaduct of een sluis, dan wel een daarmee gelijk te stellen voorziening;

1.43 maatschappelijke voorzieningen:

educatieve, sociaal-medische, sociaal culturele, levensbeschouwelijke voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;

1.44 nutsvoorziening:

een voorziening ten behoeve van de telecommunicatie en de gas-, water- en elektriciteitsdistributie alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, berg- en bezinkbassins, telefooncellen en zendmasten;

1.45 overkapping:

elk bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder dan wel met ten hoogste één wand;

1.46 peil:

  1. a. indien op het land wordt gebouwd:
    1. 1. voor de commerciële ruimte met appartement, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
    2. 2. voor de woningen Wigbolt Ripperdastraat en voor de appartementen, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  2. b. indien in of op het water wordt gebouwd: het Normaal Amsterdams Peil;

1.47 periodiek evenement:

een evenement dat in min of meer dezelfde vorm met een zekere regelmaat (bijvoorbeeld wekelijks, maandelijks of (half)jaarlijks) wordt gehouden;

in dit bestemmingsplan zijn dat de evenementen zoals genoemd in lid 5.4.2;

1.48 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen voor of met een ander tegen vergoeding;

1.49 risicovolle inrichting:

een inrichting, bij welke ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een grenswaarde, een richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;

1.50 seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie wordt verricht. Onder een seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een erotische-massagesalon, een seksbioscoop, een sekstheater, een seksautomatenhal, of een parenclub, of een daarmee gelijk te stellen bedrijf, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.51 slopen:

het afbreken of weghalen van gebouwen of onderdelen van gebouwen;

1.52 standplaats:

het vanaf een vaste plaats op een openbare en in de openlucht gelegen plaats te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel diensten, gebruik makend van fysieke middelen, zoals een kraam, een wagen of een tafel; een standplaats is geen kiosk of een ander bouwwerk dat aard- en nagelvast is en waarvoor een omgevingsvergunning voor het bouwen nodig is;

1.53 straat- en bebouwingsbeeld:

de waarde van een gebied in stedenbouwkundige zin die wordt bepaald door de mate van samenhang in aanwezige bebouwing, daarbij in het bijzonder gelet op:

- een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte;

- een goede hoogte/breedteverhouding tussen de bebouwing onderling;

-een samenhang van bouwvorm/architectonisch beeld tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar georiënteerd is;

1.54 verkeersveiligheid:

de waarde van een gebied voor de veiligheid van het verkeer die wordt bepaald door de mate van overzichtelijkheid en vrij uitzicht (met name bij kruisingen van wegen en uitritten) en de (mogelijke) effecten van bebouwing en overige inrichtingselementen op de gedragen van verkeersdeelnemers;

1.55 voorgevel:

de naar de weg of naar de openbare ruimte gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg of naar de openbare ruimte gekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt;

1.56 voorkeursgrenswaarde:

de bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidbelasting van geluidsgevoelige objecten, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder en/of het Besluit Geluidhinder;

1.57 voorziening:

bouwkundige of bouwtechnische maatregel aan een gebouw die strekt tot verbetering van de gebruiksfunctie, waaronder begrepen de daarbij noodzakelijke opheffing van gebreken aan de constructieve veiligheid;

1.58 windturbine:

door wind aangedreven molen die wordt gebruikt voor de productie van elektriciteit;

1.59 winkel:

een gebouw, dat een ruimte omvat, welke door zijn indeling kennelijk bedoeld is te worden gebruikt voor de detailhandel;

1.60 winkelvloeroppervlakten:

de totale bedrijfsvloeroppervlakten van de ruimte binnen een winkel die wordt gebruikt voor detailhandel, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;

1.61 wonen:

het gehuisvest zijn in een woning/wooneenheid:

1.62 woning

een gebouw of een gedeelte van een gebouw, geschikt en bestemd voor de zelfstandige huisvesting en hoofdverblijf van een huishouden.

1.63 woonhuis:

een gebouw, dat één woning omvat, dan wel twee of meer naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden.

1.64 woongebouw:

een appartementengebouw, dat meerdere naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen zelfstandige woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden. Het gebouw is bedoeld voor de huisvesting van een samenhangende doelgroep van huishoudens;

1.65 woonschip:

een zich in het water bevindend, hoofdzakelijk niet voor varen maar voor wonen bedoeld object;

1.66 woonsituatie:

de waarde van een gebied voor de woonfunctie die wordt bepaald door de situering van om die woonfunctie liggende functies en bebouwing, daarbij in het bijzonder gelet op de daglichttoetreding, het uitzicht, de mate van privacy en het voorkomen of beperken van hinder.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.2 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel, met dien verstande dat bij een lessenaarskap de laagste snijlijn als goothoogte wordt aangemerkt;

2.3 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.6 de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens:

de kortste afstand vanaf enig punt van een bouwwerk tot de zijdelingse bouwperceelgrens.

2.7 de hoogte van een windturbine:

vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine;

2.8 ondergeschikte bouwdelen:

bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van de plaatsing van gebouwen worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 1,00 m bedraagt;

2.9 equivalent geluidsniveau:

het energetisch gemiddelde van de fluctuerende geluiddrukniveaus van het ter plaatse optredende geluid, gemeten in een bepaalde periode en vastgesteld en beoordeeld overeenkomstig de Handleiding Meten en Rekenen Industrielawaai (Ministerie van VROM, 1999), met dien verstande dat geen bedrijfsduurcorrectie en geen toeslag voor muziekgeluid wordt toegepast;

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Centrum

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ’Centrum' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. gebouwen ten behoeve van:
    1. 1. detailhandel, met uitzondering van supermarkten;
    2. 2. maatschappelijke voorzieningen;
    3. 3. dienstverlenende bedrijven en/of instellingen;
    4. 4. bedrijven die zijn genoemd in Bijlage 1 onder de categorieën 1 en 2, met uitzondering van geluidzoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven;
    5. 5. complementaire daghorecabedrijven;
    6. 6. het wonen op de verdieping, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - wonen begane grond' ook het wonen op de begane grond is toegestaan;
  2. b. rijksmonument, ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - rijksmonument';

met daaraan ondergeschikt:

  1. c. groenvoorzieningen;
  2. d. speelvoorzieningen;
  3. e. nutsvoorzieningen;
  4. f. wegen en paden;
  5. g. water;

met de daarbijbehorende:

  1. h. parkeervoorzieningen;
  2. i. tuinen, erven en terreinen;
  3. j. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

3.2 Bouwregels

3.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan, ten behoeve van een goede woonsituatie, de milieusituatie, de sociale veiligheid, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing.

3.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een supermarkt;
  2. b. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor bedrijven die niet zijn genoemd in Bijlage 1onder de categorieën 1 en 2;
  3. c. het gebruik van de tweede en/of hogere bouwlaag van een gebouw ten behoeve van de in lid 3.1 sub a onder 1 t/m 5 genoemde functies, met uitzondering van personeels- en magazijnruimten, hiervoor mag ook de tweede bouwlaag van een gebouw worden gebruikt.

Artikel 4 Maatschappelijk

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Maatschappelijk’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. gebouwen ten behoeve van:
    1. 1. educatieve en informatieve doeleinden en kinderopvang;
    2. 2. sociaal-medische doeleinden;
    3. 3. religieuze doeleinden;
    4. 4. museale doeleinden;
  2. b. rijksmonument, ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - rijksmonument';

met daaraan ondergeschikt:

  1. c. groenvoorzieningen;
  2. d. speelvoorzieningen;
  3. e. nutsvoorzieningen;
  4. f. paden;
  5. g. water;

met de daarbijbehorende:

  1. h. parkeervoorzieningen;
  2. i. tuinen, erven en terreinen;
  3. j. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

4.2 Bouwregels

4.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van de uitoefening van horeca, tenzij het horeca betreft die ten dienste staat van en ondergeschikt is aan de lid 4.1. sub a genoemde doeleinden;
  2. b. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, tenzij het detailhandel betreft die ten dienste staat van en ondergeschikt is aan de in lid 4.1. sub a genoemde doeleinden.

Artikel 5 Verkeer - Verblijfsgebied

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen en straten;
  2. b. paden;
  3. c. parkeervoorzieningen;
  4. d. nutsvoorzieningen;
  5. e. groenvoorzieningen;
  6. f. speelvoorzieningen;
  7. g. water;

met daaraan ondergeschikt:

  1. h. de evenementen die zijn genoemd in lid 5.4.2;
  2. i. standplaatsen;

met de daarbijbehorende:

  1. j. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder kunstwerken.

5.2 Bouwregels

5.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan, ten behoeve van de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing.

5.4 Specifieke gebruiksregels

5.5 Afwijking van de gebruiksregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 5.4.2, voor het houden van één klein evenement per jaar, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. a. de geluidsbelasting bedraagt niet meer dan 80 dB(A) en 93 dB(C);
  2. b. de eindtijd van het evenement is uiterlijk 23.30 uur.

Artikel 6 Water

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Water’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. waterlopen en waterpartijen;
  2. b. scheepvaart en recreatievaart;
  3. c. bermen en beplanting;
  4. d. oevers;

met daaraan ondergeschikt:

  1. e. groenvoorzieningen;
  2. f. tuinen en erven;

met de daarbijbehorende:

  1. g. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder bruggen, dammen, duikers en/of steigers.

6.2 Bouwregels

6.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen, ten behoeve van een goede waterhuishouding en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing.

6.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van de gronden als permanente liggelegenheid van (recreatie)vaartuigen;
  2. b. het gebruik van de gronden als ligplaats voor woonschepen.

Artikel 7 Wonen

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen in een woning, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep en/of bedrijf;
  2. b. bijbehorende bouwwerken;

met daaraan ondergeschikt;

  1. c. groenvoorzieningen;
  2. d. speelvoorzieningen;
  3. e. paden;
  4. f. water;

met de daarbijbehorende:

  1. g. tuinen en erven;
  2. h. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

7.2 Bouwregels

7.3 Afwijken van de bouwregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  1. a. het bepaalde in lid 7.2.1. sub b en toestaan dat een hoofdgebouw gedeeltelijk buiten het bouwvlak wordt gebouwd, mits:
    1. 1. de horizontale diepte van het gedeelte van het hoofdgebouw dat buiten het bouwvlak wordt gebouwd, ten hoogste 3,00 m zal bedragen;
  2. b. het bepaalde in lid 7.2.2 sub d en toestaan dat de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken bij een hoofdgebouw wordt vergroot tot ten hoogste 100 m², mits:
    1. 1. de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken ten hoogste 50% van de oppervlakte van het bouwperceel, voorzover gelegen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouwen en verminderd met de oppervlakte van het hoofdgebouw, zal bedragen;
  3. c. het bepaalde in lid 7.2.2 sub e en g en toestaan dat de bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk wordt vergroot tot ten hoogste 6,00 m, mits:
    1. 1. de bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk lager is dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw.

7.4 Specifieke gebruiksregels

Artikel 8 Wonen - Woongebouw

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Wonen - Woongebouw' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. woongebouwen;

met daaraan ondergeschikt:

  1. b. groenvoorzieningen;
  2. c. speelvoorzieningen;
  3. d. nutsvoorzieningen;
  4. e. paden;
  5. f. water;

met de daarbijbehorende:

  1. g. parkeervoorzieningen;
  2. h. tuinen, erven en terreinen;
  3. i. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

8.2 Bouwregels

8.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan, ten behoeve van een goede woonsituatie, de sociale veiligheid, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing.

8.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, afwijking verlenen van:

  1. a. het bepaalde in 8.2.1 sub a en toestaan dat (woon)gebouwen gedeeltelijk buiten het bouwvlak worden gebouwd, mits:
    1. 1. de oppervlakte van het buiten het bouwvlak gebouwde gedeelte van de (woon)gebouwen ten hoogste 15% van de oppervlakte van het bouwvlak bedraagt;
    2. 2. de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde.

Artikel 9 Waarde - Archeologie 2

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waarde - Archeologie 2’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud van (hoge) archeologische waarden (archeologisch waardevol gebied).

9.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen geen bouwwerken worden gebouwd, tenzij het betreft:

  1. a. bouwwerken waarvan de bestaande oppervlakte met ten hoogste 50 m2 wordt uitgebreid;
  2. b. bouwwerken ten behoeve van archeologisch onderzoek en bouwwerken met een oppervlakte kleiner dan 50 m² ten behoeve van andere daar voorkomende bestemming(en).

9.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 9.2, mits:

  1. a. op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
  2. b. op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad, of;
  3. c. één of meer van de volgende voorschriften in acht wordt of worden genomen:
    1. 1. een verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    2. 2. een verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek door middel van opgravingen;
    3. 3. een verplichting de bouw van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.

Indien aan de omgevingsvergunning voorwaarden worden verbonden, wordt een archeologisch deskundige om advies gevraagd.

9.4 Specifieke gebruiksregels

Het gebruik waarbij sprake is van een permanente verlaging van het waterpeil, is alleen mogelijk indien rekening is gehouden met het belang van de archeologische waarden. Dit is het geval indien:

  1. a. op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
  2. b. op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat de archeologische waarden door werken en/of werkzaamheden niet onevenredig worden geschaad, of;
  3. c. één of meer van de volgende voorschriften in acht wordt of worden genomen:
    1. 1. een verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    2. 2. een verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek door middel van opgravingen;
    3. 3. een verplichting de bouw van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.

9.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

  1. a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:
    1. 1. het ontgronden, afgraven, egaliseren, ophogen van gronden over een totaal aaneengesloten oppervlakte groter dan 50 m2, waarbij in acht wordt genomen de oppervlakte die reeds eerder door voornoemde werken is bewerkt;
    2. 2. het mengen, diepploegen, ontginnen van gronden dieper dan 0,4 m;
    3. 3. het graven, uitbaggeren of dempen van watergangen;
    4. 4. het aanbrengen van systematische drainage in agrarische percelen dieper dan 0,4 m;
    5. 5. het graven van sleuven breder dan 0,5 m en dieper dan 1 m ten behoeve van het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatieleidingen, drainage en funderingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
  1. b. Een vergunning als bedoeld onder a wordt slechts verleend indien:
    1. 1. op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
    2. 2. op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad, of;
    3. 3. één of meer van de volgende voorschriften in acht wordt of worden genomen:
      • een verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
      • een verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek door middel van opgravingen;
      • een verplichting de bouw van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.

Indien het voornemen bestaat om aan de omgevingsvergunning voorwaarden te verbinden, wordt een archeologisch deskundige om advies gevraagd.

  1. c. Het verbod als bedoeld onder a is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:
    1. 1. reeds in uitvoering zijn ten tijde van de inwerkingtreding van het plan;
    2. 2. het normale onderhoud betreffen, met inbegrip van herdrainage;
    3. 3. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning.

Artikel 10 Waarde - Beschermd Dorpsgezicht

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waarde - Beschermd dorpsgezichtt’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud, herstel en de uitbouw van de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het gebied en zijn bebouwing.

10.2 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen, ten behoeve van de instandhouding van de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het gebied, nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing.

10.3 Omgevingsvergunnning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

  1. a. Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van Burgemeester en Wethouders (aanlegvergunning), de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, uit te voeren, zulks ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op deze gronden van toepassing zijnde bestemmingen:
    1. 1. het aanleggen, verbreden, verleggen of verharden van wegen en paden;
    2. 2. het aanbrengen c.q. wijzigen van oppervlakteverhardingen in de openbare ruimte;
    3. 3. het verwijderen c.q. wijzigen van karakteristieke hekwerken en hekpijlers, stoepen en stoeppalen en aan de gevel bevestigde luiken;
    4. 4. het planten en verwijderen van bomen en opgaande beplanting;
    5. 5. het ophogen en egaliseren van gronden;
    6. 6. het ontgronden en het afgraven van gronden en/of het anderszins ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur;
    7. 7. het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 0,40 cm en/of een oppervlakte van meer dan 100 m², tenzij deze in het kader van onderzoek naar mogelijke historische vindplaatsen worden uitgevoerd.
  2. b. Het bepaalde in sub a is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, die:
    1. 1. het normale onderhoud betreffen;
    2. 2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.
  3. c. De in sub a genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan in de toelichting bij dit plan weergegeven cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het gebied.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 11 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 12 Algemene Bouwregels

Het bouwen van een windturbine is niet toegestaan.

Artikel 13 Algemene Gebruiksregels

13.1 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met de gegeven bestemmingen, wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van de gronden voor opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden;
  2. b. de stalling en opslag van (aan het oorspronkelijk verkeer onttrokken) voer-, vaar- of vliegtuigen, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden;
  3. c. het storten van puin en afvalstoffen, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden;
  4. d. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
  5. e. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
  6. f. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van kamerverhuur, anders dan de verhuur die in het begrip woning is begrepen;
  7. g. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf, zoals een pension, anders dan bestaand.

Artikel 14 Algemene Aanduidingsregels

14.1 Overige zone - archeologie

14.2 Vrijwaringszone - molenbiotoop

Artikel 15 Algemene Afwijkingsregels

Met omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  1. a. de bij recht in het plan gegeven maten, afmetingen en percentages, tot ten hoogste 10% van die maten, afmetingen en percentages, met dien verstande dat deze afwijkingsbevoegdheid niet op reclamemasten van toepassing is;
  2. b. de bestemmingsregels in die zin dat bestemmings- of bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
  3. c. de bestemmingsregels in die zin dat openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes worden gebouwd, mits de inhoud per gebouwtje niet meer dan 50 m3 bedraagt;

Ten aanzien van de afwijkingen bedoeld onder a t/m c geldt dat de bedoelde afwijkingen niet mogen leiden tot een onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van aangrenzende gronden, het bebouwingsbeeld, landschappelijke en cultuurhistorische waarden (waaronder karakteristieke gebouwen) of de verkeersveiligheid.

Artikel 16 Algemene Wijzigingsregels

Het bevoegd gezag kan het plan wijzigen in dié zin dat:

  1. a. het beloop of profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geeft;
  2. b. een dubbelbestemming ten behoeve van de bescherming van archeologische waarden wordt aangebracht, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat de begrenzing van de gronden met deze dubbelbestemming, gelet op de ter plaatse aanwezige archeologische waarden, aanpassing behoeft.

Artikel 17 Overige Regels

17.1 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan ten behoeve van de milieusituatie, het bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, zodanig dat er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de genoemde criteria.

17.2 Parkeren

  1. a. Bij de verlening van een omgevingsvergunning voor bouwen of voor een gebruiksverandering moet, indien de omvang of de bestemming van een gebouw daartoe aanleiding geeft, ten behoeve van het parkeren of stallen van auto's, (motor)fietsen of andere voertuigen in voldoende mate ruimte zijn aangebracht in, op of onder het gebouw, dan wel op of onder het bijbehorend bouwperceel. Bij het bepalen van het aantal of de oppervlakte van de parkeerruimte wordt uitgegaan van gangbare maatvoering, zoals opgenomen in de tijdens de aanvraag van de omgevingsvergunning actuele publicaties van het CROW.
  2. b. Indien de bestemming van een gebouw aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen, moet in deze behoefte in voldoende mate zijn voorzien aan, in of onder dat gebouw, dan wel op of onder het bijbehorend bouwperceel.
  3. c. Gerealiseerde voorzieningen als bedoeld in sub a en sub b moeten na de realisatie in stand worden gehouden.
  4. d. Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in sub a en sub b of de bepalingen:
    1. 1. indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit;
    2. 2. voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingruimte, dan wel laad- of losruimte wordt voorzien.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 18 Overgangsrecht

18.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. 2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  3. 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

18.2 Overgangsrecht gebruik

  1. 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 19 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

'Regels van het bestemmingsplan Boogplein Winsum'.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De aanleiding voor dit bestemmingsplan is de herstructurering van de voormalige Sennema-locatie in Winsum. Er wordt met dit bestemmingsplan invulling gegeven aan de huidige situatie waarin er sprake is van een stuk braakliggende grond. Het belang van de omgeving voor een juiste invulling is groot. Tevens is het vigerende bestemmingsplan 'Winsum Boogplein' gebaseerd op verouderde regelgeving (SVBP 2008). Dit nieuwe plan wordt gebaseerd op de meest recente wet- en regelgeving.

Boogplein-locatie
Voor het Boogplein in Winsum is in juli 2017 een stedenbouwkundige invulling vastgesteld. Deze stedenbouwkundige invulling van het Boogplein is vertaald naar een Programma van Eisen, dat in januari 2018 door het college van burgemeester en wethouders is vastgsteld. Op basis van het programma van eisen hebben Ecovastgoed en Tandem Vormgeving een ontwerproces met participatiemomenten doorlopen en is het concept definitief ontwerp Boogplein in de tweede helft van juli 2018 aan de stuurgroep centrumplan, aan het college van burgemeester en wethouders en aan de gemeenteraad van Winsum gepresenteerd.

Op basis van positieve reacties is het concept definitief ontwerp verder uitgewerkt. Er ligt nu een definitief ontwerp dat is vertaald in voorliggend bestemmingsplan.

Ten opzichte van de bebouwing die op basis van het bestemmingsplan 2008 mogelijk was, voorziet het actuele plan voor de bebouwing rondom het Boogplein in een aanmerkelijk kleiner bouwvolume. Voor de voorzijde van de Wigbolt Ripperdastraat is nu voorzien in twee vrijstaande woningen. Aan de Winsumerkade zijn twee appartementengebouwen geprojecteerd en aan de Hoofdstraat W een commerciële ruimte met op de tweede bouwlaag een appartement.

Beleidskader
Herontwikkeling van de Sennema-locatie is één van de aanzetten om invulling te geven aan de zogenaamde schakelfunctie. Deze is aan Winsum toegekend in de Regiovisie Groningen - Assen 2030 (evenals ook aan Zuidhorn, Bedum en Ten Boer). Deze schakelfunctie heeft in hoofdzaak betrekking op de voorzieningen die Winsum kan bieden, ook voor het op het dorp georiënteerde deel van de regio. Genoemde functie moet garanderen dat er ook op de langere termijn sprake is van een verzorgingsniveau tussen dat van de stad Groningen en dat van de primair-dagelijkse plattelands-/dorpsvoorzieningen. Het tussenniveau is niet alleen van belang om mobiliteit te beperken: het dient ook de eigen identiteit en leefbaarheid te ondersteunen. Daarbij is de invulling en versterking van de schakelfunctie niet alleen een zaak die de lokale bevolking aangaat, maar ook de regio Noordwest Groningen die mede het draagvlak daarvoor vormt.

Dorpscentrum
Op het gebied van detailhandelsvoorzieningen is een goed functionerend centrum met een gevarieerd, kwalitatief goed en bereikbaar winkelaanbod cruciaal, ook om te kunnen concurreren met vergelijkbare centra in de omgeving (stadsdeelcentrum Paddepoel en Bedum). In plaats van nieuwe centra te willen nabootsen kiest Winsum bewust voor het nastreven van een dorpscentrum, waarbij de volgende factoren primair staan:

  • De historisch gegroeide context.
  • Aansluiting bij de ruimtelijke schaal.
  • De menging van verschillende functies.
  • De verblijfskwaliteit van de openbare ruimte.

Binnen deze thema’s wordt ingezet op een versterking van de kwaliteit en de eigen identiteit van Winsum. Het dorpscentrum is echter geen op zich zelf staand gegeven. Vanwege de publieke betekenis moet de kom goed bereikbaar zijn, zowel vanuit het dorpsgebied als vanuit de op Winsum georiënteerde regio. Belangrijk is het verkeer zodanig te organiseren dat er geen onnodige hinder van ondervonden wordt en dat de overlast tot een minimum beperkt wordt.

Het ontwikkelen van plannen voor de kom is complex omdat het naar zijn aard een dynamisch gebied is waar zich diverse belangen concentreren.

Historische kenmerken kunnen in die context een grote bijdrage leveren aan de centrumkwaliteit maar kunnen ook botsen met feitelijke en voorgenomen ontwikkelingen. Bepaalde keuzes zijn mede afhankelijk van financieringsmogelijkheden en noodzaken tot principebeslissingen voordat alle uitwerkingen bekend zijn.

1.2 Vigerende Bestemmingsplan

Het plangebied maakt deel uit van het geldende bestemmingsplan 'Winsum Boogplein' vastgesteld op 1 augustus 2008. In dit bestemmingsplan heeft het plangebied meerdere bestemmingen, te weten: Woondoeleinden, Centrumdoeleinden 1&2, Maatschappelijke doeleinden, Groenvoorzieningen, Verkeers- en verblijfsdoeleinden, Water en de dubbelbestemming Beschermd dorpsgezicht. Tevens zijn er in het plangebied bouwvlakken en bouwhoogtes vastgelegd.

Aafbeelding "i_NL.IMRO.1966.BPWI2010BEHE1her02-VS02_0001.png"

Afbeelding 1.1. Uitsnede van het vigerend bestemmingsplan 'Winsum Boogplein' (Bron: www.ruimtelijkeplannen.nl)

1.3 Leeswijzer

Voorliggende toelichting kent zes hoofdstukken. Na dit inleidende hoofdstuk komt in hoofdstuk 2 de beschrijving van de ontwikkeling aan de orde. Hoofdstuk 3 bevat het beleidskader. Het daaropvolgende hoofdstuk behandelt de toetsing aan de omgevingsaspecten (hoofdstuk 4). Hoofdstuk 5 bevat de juridische vormgeving en hoofdstuk 6 gaat ten slotte in op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Huidige Situatie

2.1.1 Plangebied

Het plangebied ligt in het dorp Winsum in de gemeente Het Hogeland, aan de westkant van het dorp. Het plangebied wordt aan de westkant begrensd door de Wigbolt Ripperdastraat, aan de noordkant door het Winsumerdiep, aan de oostkant door de Regnerus Praediniusstraat en de Hoofdstraat W en aan de zuidkant door de Kloosterstraat.

afbeelding "i_NL.IMRO.1966.BPWI2010BEHE1her02-VS02_0002.png"

Afbeelding 2.1. Luchtfoto van Winsum (bron: www.ruimtelijkeplannen.nl)

afbeelding "i_NL.IMRO.1966.BPWI2010BEHE1her02-VS02_0003.png"

Afbeelding 2.2. Luchtfoto plangebied (bron:pdokviewer.pdok.nl, d.d. 11-06-2019)

2.1.2 Bestaande ruimtelijke karakteristiek

Het huidige dorp Winsum is zowel qua functioneren als qua fysiek/ruimtelijke verschijningsvorm het resultaat van een veranderingsproces gedurende eeuwen. Door vernieuwing, uitbreiding (of inkrimping) is steeds gezocht naar aanpassing aan veranderende omstandigheden.

Dubbeldorp
Winsum bestaat in feite uit de twee tot één dorp vergroeide wierden: Winsum en Obergum, gescheiden door het Winsumerdiep en verbonden door de hoofdstraten met De Boog. Ontstaan in de Romeinse tijd op de oostelijke oeverwal van de Hunze/Reitdiep heeft Winsum/Obergum zich in de Middeleeuwen ontwikkeld tot een handelscentrum en hoofdplaats in de Groninger Ommelanden. Een impuls voor deze positie is mede gevormd door de twee Ripperdaborgen, waarvan de omgrachtingen ook nu nog herkenbaar zijn in de dorpsstructuur.

afbeelding "i_NL.IMRO.1966.BPWI2010BEHE1her02-VS02_0004.jpg"

Afbeelding 2.3. Historische structuur (Bron: toelichting aanwijzing beschermd dorpsgezicht)

Deze oude structuur is steeds bepalend geweest voor verdere ontwikkelingen in het gebied tussen de spoorlijn (1893) en de provinciale weg vanuit Groningen (1928), gevolgd door meer planmatig opgezette (woon) uitbreidingen, waarvan de laatsten, De Brake en Winsum Oost, aan de noordoostzijde van het huidige dorpsgebied.

Dorpskom
Een belangrijk element in de dorpskomstructuur en het ruimtelijke beeld is de noordelijke wierdering Obergum met centraal gelegen kerk, de Hoofdstraat en de Oosterstraat/Westerstraat. Door de maat van de woningen, de bebouwingskarakteristiek en de straatprofielen is de kleinschaligheid van het beeld gehandhaafd.

Veel minder kleinschalig is de ruimtelijke situatie rond de Hoofdstraat-W. De woon- en winkelbebouwing is royaler, evenals de afwisseling in hoogten, kapvormen en materialen. Ook is de ruimte tussen de grotendeels gesloten gevelwanden ruimer. Langs de hellende klinkerstraat met een breedte van ongeveer 6 meter bevindt zich, behalve aan weerskanten een trottoir, ook hier en daar een stoep met palen of een klinkerstrook. De grootste maat wordt bereikt in de omgeving van De Boog waar zich de voormalige openbare school (1882), het voormalige gemeentehuis (1907) en de oudere gebouwen rond de herberg ‘De Gouden Karper’ en het voormalige logement Aalders bevinden. De Havenstraat (18e eeuws) en de Molenstraat (19e eeuws) komen in schaal weer sterk overeen met de straatjes van Obergum.

De Molenstraat is gelegen op de kruin van de wierde. Het hoogste punt wordt hier bereikt op de Molenberg, evenals de kerk van Obergum op ongeveer 6 meter plus NAP gelegen, waarop zich de korenmolen 'De Ster' bevindt (een achtkantige stenen bovenkruier met stelling) aan de zijde van de Regnerus Praediniusstraat.

Het meest karakteristiek voor Winsum en Obergum is de situatie rond het Winsumerdiep, waar de beide wierden (verbonden door een stenen boogbrug en het houten “jeneverbrugje” voorbij de Havenstraat), samen met het laaggelegen bochtige water daartussen, een ruimtelijk beeld opleveren dat voor het Groninger kwelderland uitzonderlijk is. De begrenzing van dit beeld wordt gevormd door de hooggelegen bebouwingen langs Wester- en Oosterstraat (Obergum) en Haven- en Hoofdstraat (Winsum).

De scheepvaart- en havenfunctie die het diep eeuwenlang heeft vervuld, is nog goed herkenbaar in een aantal korte stegen en straten, met een gedeeltelijk 18e eeuwse bebouwing die aan de Obergumer zijde afdalen naar het water. Voor het overige wordt het diep omzoomd door hellende achterterreinen en particuliere tuinen, die elk een eigen beschoeiing en/of aanlegplaats aan het water hebben. De verschillen in hoogten, functies en materialen en de afwisseling van tuinen, boomgroepen en bebouwingen leiden tot een hoge beeldwaarde, waaraan de gemetselde Boog (1808, herbouwd 1940) een belangrijke bijdrage levert.

Beschermd dorpsgezicht
Voornoemde componenten vormen een dorpsbeeld van hoge visuele kwaliteit, waarin de ontwikkelingsgeschiedenis van de nederzetting goed herkenbaar is. De waarde van dat beeld, waaraan wordt bijgedragen door de bebouwing op de wierden en de cultuurhistorische markeringspunten (waartoe 20 beschermde rijksmonumenten behoren) rechtvaardigt de aanwijzing van Winsum/Obergum als beschermd dorpsgezicht ex artikel 20 van de Monumentenwet (besluit 7 mei 1982). De toelichting bij de aanwijzing als beschermd dorpsgezicht is als Bijlage 1 bij de toelichting gevoegd.

afbeelding "i_NL.IMRO.1966.BPWI2010BEHE1her02-VS02_0005.png"

Afbeelding 2.4. Contour beschermd dorpsgezicht Winsum (Bron: Rijksdienst Cultureel Erfgoedl)

Het doel van de aanwijzing is de karakteristieke, met de historische ontwikkeling samenhangende structuur en ruimtelijke kwaliteit van het oude Winsum en Obergum te onderkennen als een zwaarwegend belang bij de verdere ontwikkeling binnen het dorp. Dat behoeft veranderingen niet uit te sluiten, maar kan basis zijn voor een ruimtelijke ontwikkeling die inspeelt op de aanwezige kwaliteiten, daarvan gebruik maakt en daarop voortbouwt.

Dit vormt daarmee ook een voorwaarde voor de herontwikkeling van de Boogplein-locatie, waarvan de publieke kade/groenoever langs het Winsumerdiep en de oostelijke strook, die reikt tot globaal de achterzijde van de panden aan het Dorpsplein, binnen dit beschermde dorpsgezicht valt. De zijde op enige afstand van het Winsumerdiep - die voor een groot deel niet binnen het beschermde dorpsgezicht valt - wordt er wel door beïnvloed, omdat de zuidzijde van het diep qua visuele begrenzing nauwelijks los valt te zien van de noordzijde.

Stedenbouwkundige structuur
Wat nu bekend staat als het Dorpsplein is ontstaan doordat bij het bouwen van de voormalige school (nu bibliotheek) de - op dat moment nieuwe - Regnerus Praediniusstraat is aangesloten op het S-vormige verloop van de Hoofdstraat. Het Dorpsplein is dan ook niet veel meer dan een verbrede straataansluiting die, in het hart van het dorp gelegen, wel een grote ruimtelijke betekenis heeft gekregen. Door de wijze van ontstaan is de ruimte kwetsbaar en luistert de wijze waarop de ruimte wordt ingericht en de bebouwing vorm krijgt zeer nauw.

Voor de planontwikkelingslocatie betekent dit dat de opening tussen de bibliotheek en het pand Hoofdstraat 6 niet te groot moet worden en dat er sprake dient te zijn van een nadrukkelijk onderscheid tussen de wereld van het Dorpsplein en het achtergebied van voormalig schoolplein en voormalige bouwmarktlocatie. De ruimtelijke bijdrage van het achtergebied aan de kwaliteit van de kom zal dan ook van een nadrukkelijk ander karakter moeten zijn. Tevens dient voorkomen te worden dat beide werelden vormeloos in elkaar overlopen.

Winsumerdiep
Het Winsumerdiep is een van de meest karakteristieke onderdelen van de kom van Winsum. Het beeld wordt vooral bepaald door de kleinschalige, gedifferentieerde bebouwing, de tuinen, beschoeiingen en beplantingen. Omdat het diep over het algemeen grenst aan de achterkanten van de bebouwing en particuliere tuinen wordt het vooral beleefd vanaf de bruggen, in dit geval De Boog en de brug over de Provincialeweg. Zoals genoemd heeft vooral het zicht vanaf de Boog een bijzondere betekenis.

Juist ter plaatse van de planlocatie heeft de zuidoever vanaf de brug een openbaar karakter, in aansluiting op de strook tot aan de Provincialeweg en verder naar recreatiecentrum Marenland en het gemeentelijke sportcomplex West. Dit openbare karakter zal gewaarborgd dienen te zijn bij de toekomstige planontwikkeling.

afbeelding "i_NL.IMRO.1966.BPWI2010BEHE1her02-VS02_0006.jpg"

Afbeelding 2.5. Winsumerdiep (Bron: Tandem)

Boogplein
Het Boogplein is vernoemd naar de brug De Boog. Deze brug over het Winsumerdiep brengt de beide dorpen Winsum en Obergum met elkaar in verbinding. De locatie van het Boogplein had echter al ver voor de 20ste eeuw een functie in Winsum. Zo diende een deel van het gebied waarschijnlijk al in de 13de eeuw als kloostertuin. Rondom het Boogplein staan verschillende monumentale panden die de rijke geschiedenis van Winsum weerspiegelen, waaronder Herberg de Gouden Karper, het voormalig Raadhuis en vanzelfsprekend De Boog.
Tot ongeveer twintig jaar geleden was het Boogplein de plek waar bouwmarkt Sennema te vinden was. Nadat de bouwmarkt verhuisde naar het bedrijventerrein zijn de panden afgebroken en ligt het terrein braak. Momenteel heeft het Boogplein vooral een parkeerfunctie en wordt er 's winters geschaatst. In de zomerperiode vinden er evenementen plaats (zie ook paragraaf 3.3.7).

afbeelding "i_NL.IMRO.1966.BPWI2010BEHE1her02-VS02_0007.jpg"

Afbeelding 2.6 Huidige situatie Boogplein (bron: Bügelhajema Adviseurs B.V.)

Wigbolt Ripperdastraat
De Wigbolt Ripperdastraat wordt overwegend gekenmerkt door kleinschalige, vrijstaande particuliere woningen met voortuintjes. De woningen 3 t/m 9 - die in het ontwikkelingsgebied zijn betrokken- zijn afgebroken. Dit evenals de voormalige boerderij nr. 1 met een groter volume en bouwhoogte. In totaal is circa 650 m2 aan bebouwing gesloopt aan de oostzijde van dit straatgedeelte.

afbeelding "i_NL.IMRO.1966.BPWI2010BEHE1her02-VS02_0008.jpg"

Afbeelding 2.7. Wigbolt Ripperdastraat (Bron: Tandem)

Westrand Dorpsplein
Het Dorpsplein, dat wil zeggen de aansluiting Hoofdstraat W - Regnerus Praediniusstraat (en dan met name de westzijde daarvan) wordt voor een belangrijk deel gevormd door rijksmonumenten. Van noord naar zuid: de Boogbrug, het voormalige hotel Bron (Hoofdstraat W2), het voormalige raadhuis (Hoofdstraat W4), het oorspronkelijke woon-winkelpand Sennema (geen monument) en de voormalige school (nu bibliotheek) Regnerus Praediniusstraat 2.

afbeelding "i_NL.IMRO.1966.BPWI2010BEHE1her02-VS02_0009.jpg" Afbeelding 2.8. Bestaande monumentale bebouwing (Bron: Tandem)

Monumenten
Binnen het plangebied maar grenzend aan de herontwikkelingslocatie zijn de volgende rijksmonumenten aanwezig.

  • De bibliotheek (voormalig schoolgebouw). Het gebouw zelf valt buiten de planontwikkeling.
  • Voormalig hotel Bron. Het complex bestaat uit een voorhuis van twee verdiepingen met een kap, een uitbouw in de richting van de kademuur aan het Winsumerdiep en een zaalruimte aan de achterzijde. Het voorhuis is geschikt voor nieuwe functies (wonen, horeca, detailhandel) en is geheel in oude luister hersteld. Het gaat daarbij ook om de wijze waarop de overgang naar het Winsumerdiep is gemaakt. Afhankelijk van de invulling van de achterliggende zaalruimte kunnen mogelijkheden ontstaan teneinde ook de westzijde nadrukkelijk in beeld te brengen.
  • Het voormalige raadhuis. Het gebouw biedt op dit moment ruimte aan de VVV en het kinderboekenmuseum. In principe blijft het raadhuis buiten de planontwikkeling, maar -als dat bij kan dragen aan de kwaliteit van de ontwikkelingen achter het raadhuis- is een gedeeltelijke integratie van de achterbouw denkbaar.
  • De Boogbrug, grenzend aan het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.1966.BPWI2010BEHE1her02-VS02_0010.png"

Afbeelding 2.9. Boogbrug (Bron: Tandem)

Bomen
Volgroeide beplantingen in het gebied komen voor langs het Winsumerdiep en aan de zuidzijde op het voormalige schoolplein. Deze laatste dienen zoveel mogelijk gehandhaafd te worden.

Bij het eventueel toevoegen van opgaande boombeplanting is, qua assortimentskeuze en te bereiken hoogte, rekening te houden met het functioneren van molen De Ster.

2.2 Nieuwe Situatie

2.2.1 Planopzet

Het voornemen is om in het plangebied 19 appartementen te realiseren, tevens worden er 2 vrijstaande woningen gebouwd en wordt er een commerciële ruimte ontwikkeld met op de tweede bouwlaag een appartement.

De appartementenblokken 1 en 2 (met respectievelijk 12 en 6 appartementen) worden gebouwd op de plek waar in de huidige situatie voornamelijk onbebouwde grond is. Aan de Wigbolt Ripperdastraat worden 2 vrijstaande woningen gerealiseerd. Op een locatie aan de oostkant van het plangebied, tegen de Hoofdstraat W aan, wordt een commerciële ruimte met op de verdieping één appartement gerealiseerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.1966.BPWI2010BEHE1her02-VS02_0011.png"

Afbeelding 2.10. Inrichtingsschets (Bron: Tandem)

Bebouwing
Ondanks dat het gebied (deels) niet valt binnen het beschermd dorpsgezicht, worden toch de beleidsuitgangspunten ten aanzien van het bouwen in het beschermd dorpsgezicht gevolgd. Bij het ontwerpen van de woningen, de appartementen en de commerciële ruimte is gestreefd naar plekgebonden architectuur, verankerd in de cultuurhistorie van de locatie. Cultuurhistorische kwaliteiten verschaffen bewoners een gevoel van eigenheid.

Door met respect om te gaan met het cultureel erfgoed worden mogelijkheden geschapen om tot plekgebonden ontwerpen te komen. Het ontwerpproces begint bij de zoektocht naar de oorspronkelijke identiteit en de geschiedenis van de plek. Door uit te gaan van de ontstaansgeschiedenis van een gebied vertelt elke plek zijn eigen verhaal.

BOOGPLEIN
Voor het gedeelte van het Boogplein dat gesitueerd is aan het Winsumerdiep is in aansluiting op de volumes aan de oostzijde van de ontwikkellocatie (De Gouden Karper, het voormalige gemeentehuis en de bibliotheek) gekozen voor bebouwing in twee lagen met kap. De bebouwing begeleidt de loop van het Winsumerdiep. De bebouwing past binnen de stedenbouwkundige structuur van het beschermd dorpsgezicht Winsum. Dit heeft betrekking op zaken als de bouwmassa, verticale geleding en korrelgrootte van gevels. Ook is gekozen voor een uiterlijke verschijningsvorm die passend is binnen het beschermd dorpsgezicht.

Om het Boogplein met haar omgeving te verbinden zijn in de noordwand, de oostwand en de westwand ruimtes gecreëerd tussen de bouwvolumes. Hierdoor ontstaan zichtlijnen vanaf het Boogplein naar bijvoorbeeld het Winsumerdiep en de Hervormde kerk van Obergum.

De zuidwand van het plein wordt gevormd door een bestaande gemetselde tuinmuur en een viertal oude bomen. De westzijde van het plein wordt gevormd door achtertuinen met een nieuwe keermuur met daarvoor een groenscherm.

afbeelding "i_NL.IMRO.1966.BPWI2010BEHE1her02-VS02_0012.png"

Afbeelding 2.11. Referentiebeelden Beeldkwaliteitsplan (Bron: gemeente Het Hogeland)

WIGBOLT RIPPERDASTRAAT
De noordzijde van de Kloosterstraat en de westzijde van de Wigbolt Ripperdastraat maken deel uit van een planmatige uitbreiding van het dorp Winsum aan de zuidzijde van het Winsumerdiep. De uitbreiding heeft een rechthoekig stratenpatroon en de bebouwing bestaat voor het merendeel uit vrijstaande burgerwoningen op kleine kavels.

De Wigbolt Ripperdastraat zal aan de oostzijde afgemaakt worden door de realisatie van twee vrijstaande, individueel herkenbare woningen. Beide woningen zullen de korrelgrootte en de nokrichting van de bestaande bebouwing in de woonstraat volgen. Deze woningen moeten qua typologie en beeldkwaliteit om die reden goed aansluiten op de reeds aanwezige bebouwing in de Wigbold Ripperdastraat. De architectuur van de nieuwe woningen zal verwijzen naar de Amsterdamse School en hierdoor aansluiting vinden bij het bestaande straatbeeld.

afbeelding "i_NL.IMRO.1966.BPWI2010BEHE1her02-VS02_0013.jpg"

Afbeelding 2.12. Gevelaanzicht vijstaande woningen (Bron: Tandem)

WINSUMERDIEP
Langs het Winsumerdiep zullen 18 huur- en koopappartementen worden gerealiseerd, waarbij de nokrichting zoals in de omgeving te doen gebruikelijk op het Winsumerdiep is gericht.

De appartementen zijn verdeeld in twee volumes en vormgegeven als geschakelde, individueel herkenbare woningen met elk een eigen voordeur. De beide volumes zijn alzijdig ontworpen en de architectuur verwijst naar de historische bebouwing aan de oostzijde van de ontwikkellocatie. Evenals aan de zijde van het Boogplein geldt dit voor de stedenbouwkundige aspecten als de bouwmassa, bouwhoogte en individuele geleding van de gevels. De bouwhoogte van het oostelijke blok loopt aan de oostzijde af om hiermee een goede overgang te creëren naar de belendende bebouwing. Incidentele bouwdelen, zoals uitkragende elementen zullen worden toegepast om de beoogde individuele geleding van de gevels te ondersteunen en te versterken.

Om de maat van de westgevel aan de Wigbolt Ripperdastraat meer in overeenstemming te brengen met de omgeving is ervoor gekozen om deze gevel in de lengterichting op te splitsen. De twee losse delen worden met elkaar verbonden door een verbindend element en balkons. Hierdoor kan ook hier de bouwmassa gelezen worden als twee individuele panden.

Privacyaspecten zijn hier nauwelijks in het geding, aangezien de westgevel en de daarin geïntegreerde balkons westelijk gericht zijn en hiermee feitelijk voor de bebouwing van de straat Winsumerdiep langs kijken. Het uitzicht is derhalve primair gericht in de lengterichting van het (water van de) Winsumerdiep en het daarnaast gelegen groen en jaagpad.

Op de verschillende themabijeenkomsten voor belangstellenden over het centrumplan Winsum is onder meer de privacy van de tegenover het Boogplein aan het Winsumerdiep gelegen woningen aan de Westerstraat aan de orde gesteld. Daarom is ervoor gekozen om de nieuwbouw langs het Winsumerdiep wat verder terug leggen, een groenstrook voor de nieuwbouw, leilindes en het lager houden van de nieuwbouw ter plaatse waar het Winsumerdiep op het smalst is. Dit komt overeen met de suggesties die in dit kader benoemd zijn.

afbeelding "i_NL.IMRO.1966.BPWI2010BEHE1her02-VS02_0014.png"

Afbeelding 2.13. Referentiebeelden Beeldkwaliteitsplan (Bron: gemeente Het Hogeland)

DORPSPLEIN
Dit gebied maakt onderdeel uit van het beschermde dorpsgezicht van Winsum-Obergum. De bebouwing ter plaatse van het Dorpsplein heeft een forse maat, de rooilijn verspringt, er is een afwisseling in hoogten, kapvormen en materialen. De bebouwing staat dicht op elkaar en vormt gesloten gevelwanden.

De plannen voor herstructurering voorzien in de toevoeging van een winkelpand op de hoek van het Boogplein met de Hoofdstraat Winsum. Hiermee wordt de gevelwand in de Hoofdstraat Winsum gecompleteerd.

Het pand zal in de vorm van een boerderij worden gerealiseerd die refereert naar de historische bebouwing op deze plek. De boerderij is ontworpen als een kop-romp boerderij met een dwarshuis aan het dorpsplein. De boerderijschuur zal ruimte bieden aan detailhandel. Het dwarshuis zal naast detailhandel ook ruimte bieden voor een appartement. Het ontwerp zal het historische karakter van het dorpsplein aansterken, terwijl het met zijn winkelfunctie de levendigheid rondom het dorpsplein zal gaan stimuleren.

afbeelding "i_NL.IMRO.1966.BPWI2010BEHE1her02-VS02_0015.jpg"

Afbeelding 2.14. Gevelaanzicht commerciële ruimte en appartement (Bron: Tandem)

Openbare ruimte
Gezien het feit dat het hier gaat om een centrumontwikkeling is sprake van relatief veel verharde openbare ruimte. De Hoofdstraat Winsum en het Dorpsplein liggen binnen het centrumgebied (detailhandel/horeca en dienstverlening, met wonen als ondergeschikte functie). De Regnerus Praediniusstraat ligt deels binnen het centrumgebied en fungeert als aanrijroute naar het centrum.

Het parkeren ten behoeve van het winkelgebied is in het beeld duidelijk aanwezig. Het hiervoor ingerichte Boogplein zal daarnaast worden gebruikt voor evenementen, hetgeen vraagt om een flexibele inrichting. Waar mogelijk is langs de randen van de openbare ruimte groen in het ontwerp opgenomen. Hierbij wordt uitgegaan van het principe kwaliteit voor kwantiteit.

Langs de kade van het Winsumerdiep wordt opgaand groen in de vorm van leibomen en een heg toegevoegd, zodat er een 'groene' overgang ontstaat tussen het Winsumerdiep en de bebouwing.

Ook langs de oostzijde van het Dorpsplein zal een rij leibomen worden gerealiseerd. Zie Bijlage 4Groenplan openbare ruimte. In Bijlage 6 is de detaillering (dwarsprofielen) van de kade opgenomen.

De gemeente heeft een Bomen effect analyse opgesteld, waarbij is onderzocht welke bomen waardevol genoeg zijn om bij eventuele herinrichting alsnog te worden behouden en welke geveld kunnen worden. Belangrijkste conclusie is dat de in het plangeied aanwezige vier kastanjebomen behoudenblijven De vermeldenswaardige leilindes langs het Winsumerdiep worde verplaatst binnen het plangebied, namelijk naar het openbaar groen direct ten westen van het appartementengebouw. De Bomen effect analyse is als Bijlage 5 bij de toelichting opgenomen.

Invloed op omliggende bebouwing
Uit de in Bijlage 3 opgenomen bezonningsstudie (versie februari 2021) blijkt dat de nieuwe appartementsgebouwen minimale invloed hebben op de bebouwing van de Westerstraat. Alleen voor de panden Westerstraat 9 en Westerstraat 25 zal de schaduwwerking van de nieuw te bouwen appartementsgebouwen nadeliger uitpakken. Tijdens de winterperiode zal gedurende 51 dagen de achtergevel van deze woningen grenzend aan het Winsumerdiep door de schaduw van de appartementsgebouwen bedekt worden.

Van 22 oktober tot 26 februari bereikt de schaduw de kavels van de Westerstraat, waarbij op 21 december de schaduw het grootste deel van de kavels bedekt.

Vanaf 24 november tot 6 januari zullen de achtergevels van de woningen Westerstraat 15, 17, 19 en 21 van zonsopgang tot 11 uur en vanaf 15 uur tot zonsondergang bedekt worden door de schaduw van de nieuwbouw.

De panden Westerstraat 9 en 25 zijn naar achter uitgebouwd, waarvan de achtergevels aan de rand van de kavel zijn gesitueerd. Deze achtergevels zijn van 9 november tot 25 november en 5 januari tot 26 februari voor een deel bedekt met schaduw. Tussen 25 november en 5 januari zijn de achtergevels gedurende de dag nagenoeg volledig bedekt met schaduw.

In de huidige situatie vinden bovengenoemde schaduweffecten al plaats door de bomen die in de bestaande situatie aanwezig zijn. Al is er in de huidige situatie wel sprake van gefilterd licht omdat er geen blad aan de boom zit.

In de overige maanden van het jaar is er geen schaduwwerking van de nieuw te bouwen appartementsgebouwen op de kavels aan de Westerstraat.

Ontsluiting en parkeren
De ontsluiting van het plangebied vindt voornamelijk plaats op de Regnerus Praediniusstraat/ Hoofdstraat Winsum. De ontsluiting via de parkeerplaats naar de Wigbolt Ripperdastraat wordt een fiets- en voetgangersontsluiting en zal fungeren als ontsluiting bij calamiteiten/evenementen. In het plan is voorzien in 11 parkeerplaatsen ten behoeve van de appartementen. Daarnaast is voorzien in openbare parkeerplaatsen. Ten slotte wordt er van uitgegaan dat voor de vrijstaande woningen parkeerruimte op eigen erf wordt gerealiseerd. De bevoorrading van de winkels (commerciële ruimte) vindt aan de noordkant van deze bebouwing plaats.

Groen- en waterstructuur
Het gebied ten noorden van het Boogplein, vóór de appartementenblokken langs het water, wordt ingericht met een groenstrook. Zie ook Bijlage 4 Groenplan openbare ruimte.

2.2.2 Beeldkwaliteit

De twee nieuwe woningen en de commerciële ruimte passen binnen het welstandsregime uit de Welstandsnota.

Voor de nieuwe appartementsgebouwen en de openbare ruimte zijn in het Beeldkwaliteitsplan Boogplein e.o. nieuwe beeldkwaliteitseisen opgesteld. Onderstaand een overzicht van de beeldkwaliteitseisen. Het complete beeldkwaliteitsplan is als Bijlage 2 bij de toelichting gevoegd en wordt als apart besluit vastgesteld als onderdeel van de Welstandsnota.

APPARTEMENTSGEBOUWEN
Plaatsing

  • binnen de twee bouwblokken, zoals op de verbeelding van het bestemmingsplan is weergegeven;
  • bebouwing in aaneengesloten bouwblokken, met eventueel kleine sprongetjes ter versterking van de individuele geleding;
  • bijgebouwen zijn integraal onderdeel van de hoofdvorm en komen niet los voor.

Hoofdvorm

  • overwegend 2 lagen met kap (hellend dak), eventuele uitzonderingen versterken de individualiteit van de gevels, platte daken zijn beperkt waarneembaar vanuit de openbare ruimte en vormen een uitzondering in het straatbeeld;
  • de bouwmassa leest als Individueel gelede panden;
  • uitkragende elementen kunnen worden ingezet t.b.v. de individuele geleding.

Aanzichten

  • bouwstijl – traditioneel, aansluitend op het historische centrum;
  • compositie – gevels lezen voornamelijk als individueel verticaal gelede panden;
  • transparantie gevels – open gevels door aanwezigheid van raam- en deurkozijnen met glas

Opmaak

  • materiaal

o gevels metselwerk/ baksteen/ stucwerk/ natuursteen (uitstraling); traditionele uitstraling; stucwerk, glad of blokbepleistering;

o kozijnen hout of met traditionele detaillering;

o daken (gebakken) pan, zink, lei.

  • kleur

o metselwerk wisselend per pand, rood/ roodbruin / onbezande steen

o stucwerk in beginsel vrij, maar passend bij de context

o kozijnen in beginsel vrij, maar wel passend in context

o pannen in beginsel vrij, maar wel passend in context

  • details

o passend bij traditionele vormgeving

OPENBARE RUIMTE

  • Verhardingen

Voor de rijbaan, parkeerv akken, voetpaden en kade wordt onderscheidende materialen en kleuren gebruikt.

  • Straatmeubilair

Hoogwaardig en onderhoudsarm.

  • Groen

De bestaande bomen worden zoveel mogelijk gehandhaafd. Daar waar mogelijk worden nieuwe bomen geplant. Langs de kade van het Winsumerdiep wordt opgaand groen in de vorm van bomen toegevoegd, zodat er een 'groene' overgang ontstaat tussen het water en de bebouwing.

  • Openbare verlichting

De verlichting bestaat uit energiezuinige ledverlichting met een klassieke uitstraling.

  • Erfafscheidingen Boogplein

Hagen dienen als erfscheiding tussen openbaar gebied en tuin. Zij zorgen voor een dorps karakter.

  • Kunst

Het standbeeldje van de 'Tigeljongen' aan de Regnerus Preaediniusstraat komt in een passende entourage terug.

  • Afval

De afvalinzameling vindt plaats door toepassing van ondergrondse containers.

  • Reclame

De huidige welstandsnota voorzien voor dit gebied in een accuraat welstandsregime.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Het rijksbeleid op het gebied van ruimtelijke ordening is neergelegd in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). In de SVIR geeft het Rijk haar visie aan op de ruimtelijke- en mobiliteitsopgaven voor Nederland richting 2040. Dit betreft een integraal kader dat de basis vormt voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties.
Voor de periode tot 2028 zijn de ambities van het Rijk in drie rijksdoelen uitgewerkt:

  • vergroten van de concurrentiekracht door versterking van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
  • verbeteren van de bereikbaarheid;
  • zorgen voor een leefbare en veilige omgeving met unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden.

Met deze rijksdoelen zijn 13 nationale belangen aan de orde die in het SVIR verder gebiedsgericht zijn uitgewerkt in concrete opgaven voor de diverse gebieden. Buiten deze nationale belangen hebben decentrale overheden meer beleidsvrijheid op het terrein van de ruimtelijke ordening gekregen; het kabinet is van mening dat provincies en gemeenten beter op de hoogte zijn van de actuele situatie in de regio en de vraag van bewoners, bedrijven en organisaties en daardoor beter kunnen afwegen welke (ruimtelijke) ingrepen in een gebied nodig of wenselijk zijn.

Het rijksbeleid heeft geen directe doorwerking op de plannen voor het betreffende plangebied en de omliggende gronden.

3.1.2 De ladder voor duurzame verstedelijking

De Ladder voor duurzame verstedelijking is vastgelegd als motiveringsvereiste in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). De ladder is van toepassing indien een ruimtelijk plan voorziet in een nieuwe stedelijke ontwikkeling.

De Ladder staat als instrument niet op zichzelf, maar geeft mede vorm aan de systeemverantwoordelijkheid van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties voor een goede ruimtelijke ordening. Deze verantwoordelijkheid brengt met zich mee, dat de minister er voor zorgt dat decentrale overheden over de juiste instrumenten kunnen beschikken voor een zorgvuldige benutting van de ruimte. Hieronder wordt begrepen het voorkomen van overprogrammering, het faciliteren van groei, het anticiperen op stagnatie en het leefbaar houden van krimpregio's.

Het plan wordt getoetst aan de Ladder voor duurzame verstedelijking.

Bij het bepalen óf en hoe de Ladder moet worden toegepast zijn de volgende aspecten van belang:

  1. 1. Is er sprake van een stedelijke ontwikkeling?
  2. 2. Is de stedelijke ontwikkeling nieuw?
  3. 3. Wat is het ruimtelijk verzorgingsgebied?
  4. 4. Is er behoefte aan de voorgenomen ontwikkeling?
  5. 5. Ligt de ontwikkeling in bestaand stedelijk gebied?

In het navolgende worden de hierboven genoemde aspecten beschreven en afgewogen.

Ad 1.
Of er sprake is van een stedelijke ontwikkeling wordt bepaald door de aard en omvang van de ontwikkeling, in relatie tot de omgeving. Gelet op de omvang van het plan (19 appartementen en 2 vrijstaande woningen en een commerciële ruimte) in relatie tot de omgeving is het plan aan te merken als een stedelijke ontwikkeling.

Ad 2.
De Laddertoets geldt alleen voor nieuwe stedelijke ontwikkelingen. In onderlinge samenhang moet worden beoordeeld of er sprake is van een groter planologisch beslag en een functiewijziging ten opzichte van het voorgaande bestemmingsplan. Van een groter planologisch beslag is in het beginsel sprake als het nieuwe ruimtelijke besluit meer bebouwing mogelijk maakt dan er op grond van het voorheen geldende planologische regime aanwezig was, of kon worden gerealiseerd.

Met het voorliggende plan wordt niet meer bebouwing mogelijk gemaakt dan op grond van het huidige bestemmingsplan kon worden gerealiseerd. Er is daarom geen sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling.

Conclusie
Omdat er geen sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling, hoeft de Ladder verder niet doorlopen te worden. In het kader van een goede ruimtelijke ordening moet wel worden aangetoond dat er sprake is van een behoefte aan de voorgenomen ontwikkeling. In paragraaf 3.3.3 is het voornemen getoetst aan de gemeentelijke woonvisie.

De Ladder van duurzame verstedelijking is niet van toepassing op het plan.

3.2 Provinciaal Beleid

3.2.1 Omgevingsvisie provincie Groningen

Op 1 juni 2016 is door Provinciale Staten de Omgevingsvisie provincie Groningen 2016-2020 en de Omgevingsverordening provincie Groningen 2016 vastgesteld. Op 20 februari 2019 hebben de Provinciale Staten de Omgevingsvisie en de Omgevingsverordening op een aantal onderdelen gewijzigd.

Doel van de Omgevingsvisie is het aantrekkelijke woon- en leefklimaat in de provincie verder verbeteren. Het accent in het beleid ligt op het benutten van de ontwikkelingsmogelijkheden, naast het beschermen van de karakteristieke bebouwde en onbebouwde elementen. De provincie wil ruimte bieden voor ondernemerschap om in te spelen op de dynamische ontwikkelingen. Activiteiten lopen steeds meer door elkaar heen. Dat heeft gevolgen voor het ruimtegebruik. Functies, als bijvoorbeeld wonen en werken, zijn steeds minder van elkaar gescheiden. Door samenwerking met medeoverheden en andere partijen en het leveren van maatwerk wil de provincie haar doelen bereiken.

Een belangrijk doel van de Omgevingsvisie is om op strategisch niveau samenhang aan te brengen in het beleid voor de fysieke leefomgeving. Daarom zijn in deze Omgevingsvisie zoveel mogelijk de visies op verschillende terreinen zoals ruimtelijke ontwikkeling, landschap en cultureel erfgoed, natuur, verkeer en vervoer, water, milieu en gebruik van natuurlijke hulpbronnen samengevoegd en inhoudelijk met elkaar verbonden. Er zijn ook onderdelen opgenomen van het provinciale beleid voor economie, energie en cultuur en welzijn, voor zover die gevolgen hebben voor de fysieke leefomgeving. In deze Omgevingsvisie is al het provinciale beleid dat op een of andere manier raakt aan de fysieke leefomgeving geformuleerd en geordend in vijf samenhangende thema's en elf provinciale 'belangen':

RUIMTE

  • Ruimtelijke kwaliteit
  • Aantrekkelijk vestigingsklimaat
  • Ruimte voor duurzame energie
  • Vitale landbouw

NATUUR EN LANDSCHAP

  • Beschermen landschap en cultureel erfgoed
  • Vergroten biodiversiteit

WATER

  • Waterveiligheid
  • Schoon en voldoende water

MOBILITEIT

  • Bereikbaarheid

MILIEU

  • Tegengaan milieuhinder
  • Gebruik van de ondergrond

De Omgevingsvisie is een kaderstellend document voor de uitwerking van het beleid op deelterreinen door de provincie zelf en door gemeenten en waterschappen. Ook voor andere partijen (bedrijven) die iets willen dat invloed heeft op de fysieke leefomgeving, biedt de Omgevingsvisie houvast. De provincie wil met de Omgevingsvisie ruimte bieden en uitnodigen. Maar uit deze Omgevingsvisie vloeien ook richtlijnen en voorschriften voort, die zijn vastgelegd in de provinciale Omgevingsverordening. Hiermee werkt het omgevingsbeleid (ruimtelijke ordening, water, mobiliteit en milieu) door in plannen van gemeenten en waterschappen.

3.2.2 Omgevingsverordening provincie Groningen

De Omgevingsverordening Provincie Groningen 2016 (hierna Omgevingsverordening genoemd) bevat regels voor de fysieke leefomgeving in de provincie Groningen. Deze regels richten zich op de thema's ruimtelijke ordening, water, infrastructuur, milieu en ontgrondingen. De Omgevingsverordening is nauw verbonden met de Omgevingsvisie provincie Groningen 2016 - 2020 zoals hierboven is beschreven. Hieronder zijn de artikelen weergegeven die relevant zijn voor het plangebied:

  1. 1. Beeldbepalende en/of karakteristieke gebouwen (afdeling 2.1);
  2. 2. Invloedsgebied provinciaal basisnet Groningen (artikel 2.23.3);
  3. 3. Nieuwe windturbines niet toegestaan (artikel 2.41.1);
  4. 4. Karakteristieke waterlopen (artikel 2.58.1);
  5. 5. Bebouwd gebied - 1:100 jaar (artikel 3.6);
  6. 6. Aardbevingsgebied (artikel 2.7);

AD 1.
Afdeling 2.1 ziet toe op de bescherming van beeldbepalende en/of karakteristieke gebouwen en op de sloop van gebouwen binnen het aardbevingsgebied. De bestaande bebouwing in het plangebied bestaat uit rijksmonumenten (Hoofdstraat 2 en 4 en Regnerus Praediniusstraat 2). Deze gebouwen blijven behouden. Ook de andere karakteristieke bebouwing (aan de Kloosterstraat 4 en Regnerus Praediniusstraat 6)) blijft behouden. Het bestemmingsplan is op dit punt dan ook in overeenstemming met de Omgevingsverordening.

AD 2.
Het plangebied ligt binnen de ‘veiligheidszone 2 invloedsgebied provinciale wegen'. De toelichting op een plan dat betrekking heeft op deze zone bevat een nadere verantwoording van het groepsrisico en biedt inzicht in de manier waarop rekening is gehouden met het advies van de Veiligheidsregio Groningen. In paragraaf 4.2.3 wordt hier verder op ingegaan.

AD 3.
Artikel 2.41.1 bepaalt dat een bestemmingsplan niet voorziet in de plaatsing van nieuwe windturbines. Deze bepaling is niet relevant voor dit plan.

AD 4.
Een bestemmingsplan dat betrekking heeft op de op kaart 7 aangegeven karakteristieke waterlopen bevat regels gericht op de bescherming van het beloop en het profiel van deze waterlopen. Het Winsumerdiep is als karakteristieke waterloop bestempeld. Het bestemmingsplan leidt niet tot wijzigen van het beloop en het profiel en is op dit punt dan ook in overeenstemming met de Omgevingsverordening.

AD 5.
De normen waarop de bergings- en afvoercapaciteit van de regionale wateren moet zijn ingericht zijn voor dit plan niet relevant.

AD 6.
Het plangebied maakt onderdeel uit van het aardbevingsgebied. Aardbevingsbestendig bouwen P.M. gemeente

3.3 Gemeentelijk Beleid

3.3.1 Bestemmingsplan Winsum Boogplein

Het vigerende bestemmingsplan 'Winsum Boogplein' is van toepassing op het plangebied. In dit bestemmingsplan zijn de in hoofdstuk 2 genoemde bestemmingen opgenomen. Voorliggend bestemmingsplan betreft een nieuw bestemmingsplan voor het plangebied. Er wordt een nieuwe regeling opgenomen waarmee de voorgenomen ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt.

3.3.2 Structuurvisie Winsum

De structuurvisie Winsum (2014) vervangt de toekomstvisie uit 2003, 'De Schatkamer van het Noorden' en tevens de visie voor het dorp Winsum uit 2004. De structuurvisie richt zich op het in stand houden van belangrijke kernkwaliteiten en het inzetten van deze kwaliteiten. Zo kunnen toekomstige kansen worden benut. De structuurvisie geeft een beeld hoe de gemeente er in 2025 uit kan zien.

In het hoofdstuk Projecten in de structuurvisie van Winsum is de gewenste situatie van dit plan geschetst. Het braakliggende terrein moet ontwikkeld worden door middel van de realisatie van commerciële voorzieningen en woningen. Dit streven sluit perfect aan op wat er met dit plan beoogd is.

afbeelding "i_NL.IMRO.1966.BPWI2010BEHE1her02-VS02_0016.jpg"

Afbeelding 3.1 Projectenkaart kernen (Bron: Structuurvisie Winsum 2014)

3.3.3 Woonvisie

De gemeente werkt aan een nieuwe woonvisie voor Het Hogeland. Naar verwachting wordt deze eind 2020 vastgesteld.

In de woonvisie staan tal van afspraken en acties benoemd, als uitkomst van uitgangspunten die de gemeente kiest. Onderstaand wordt speciale aandacht besteeed aan vijf zaken waarin de gemeente het voortouw neemt de komende jaren.

  1. 1. Een karavaan voor strategische dorpsplannen. De komende jaren gaat de gemeente met dorpen en corporaties strategische plannen maken. Daarin zoekt de gemeente naar ruimte voor nieuwbouw, verdunning, vervanging, herbestemming, openbare ruimte en aanverwante doelen als verbeteren van sociale kwaliteit, verduurzaming, betere oplossingen voor wonen en zorg.
    Actie: In 2021-2022 staan in elk geval geagendeerd voor het maken van een strategisch dorpsplan: Uithuizen, Bedum, Winsum, Roodeschool, Baflo.
  2. 2. Ruimte aan de dorpen. Het blijkt dat veel inwoners denken dat er weinig mogelijkheden zijn voor het realiseren van hun woonwens. Vaak zijn er best mogelijkheden, maar zijn ze niet breed bekend. Vaak blijkt dat initiatieven uit een dorp zelf best haalbaar zijn, als dorp, gemeente en eventuele anderen er de schouders onder zetten. De gemeente nodigt haar inwoners nadrukkelijk uit om met initiatieven te komen en laten beter zien wat er kan in de dorpen.
    Actie: we zetten een communicatie campagne op met o.m. een 'portaal' voor initiatiefnemers op de website, 2021
  3. 3. Opknappers een tweede jeugd geven. Veel huiseigenaren willen best investeren in een energiezuiniger en comfortabeler woning. De gemeente ziet een grote kans om juist jonge kopers te laten kiezen voor een bestaande woning. Juist bij doorstroming ontstaat het moment om dat te doen. De gemeente maakt deze stap zo aantrekkelijk mogelijk door acties op te zetten in samenwerking met marktpartijen.
    Actie: uitwerking actieplan 'tweede jeugd' bestaande woningen 2021-2022
    Actie: begin maken met een incidentenfonds verloedering 2022
    Actie: Herziening van de leenvormen bij het SVN tot één woning verbeteringslening. Op dit moment zijn er vele.
  4. 4. Inspelen op de grote vraag vanuit de stadsregio. Uit onderzoek blijkt dat Bedum, Winsum en eventueel ook nabij de stad geleden dorpen een grote rol kunnen spelen in het bedienen van eigen dorps woonvraag én een regionale vraag. Groei is geen doel, maar de gemeente ziet het wel als een kans om dorpen een kwaliteitsimpuls te geven, keuzevrijheid onder bewoners te vergroten en draagvlak onder voorzieningen te vergroten.
    Actie: ruimtelijk vooronderzoek vervolglocaties Bedum en Winsum, start 2021
    Actie: ruimtelijk vooronderzoek vervolglocaties in Sauwerd en Baflo (Baflo als deel van breder strategisch dorpsplan), start 2021
    Actie: aanwijzen van een 'pilotprojecten bij de gemeente voor het helpen bij experimentele woningbouw, vanaf 2021
    Actie: analyse mogelijkheden, aanwijzen van plekken voor bijzondere woonvormen in 2022
  5. 5. Werken aan 'zorg-proof' buurten in dorpen. Om mensen een goed alternatief te kunnen bieden bij een intensieve zorgvraag, werkt de gemeente actief aan buurten waar wonen en zorg goed geregeld zijn: aanpassing van bestaande woningen, ruimte bieden realisatie van nieuwe tussenvormen van wonen en zorg, aanpassing van de woonomgeving, nabij voorzieningen.

REGIONALE WONINGBOUWAFSPRAKEN
De bouw van 21 woningen aan het Boogplein in Winsum past binnen de woningbouwafspraken met de Regio Groningen Assen (RGA), zoals vastgelegd in het Regionaal Woondocument (vastgesteld door RGA op 13 juli 2017).

Vanwege de druk op de woningmarkt in Groningen is sprake van substitutie (aanpassen en verschuiven) van de stedelijke woonvraag naar omliggende gebieden. Dit betreft woonmilieus die in de stad Groningen niet of onvoldoende te vinden zijn.

Zo schrijft het rapport "Woningmarktonderzoek regio Groningen - Assen", door KAW, d.d. 16 maart 2020, 'Sinds de crisis op de woningmarkt achter ons ligt, is er sprake van oververhitting van de stad-Groninger woningmarkt en een aantrekkende suburbanisatie naar de regiogemeenten'. En verderop in het rapport: 'De regiogemeenten spelen een belangrijke rol in het bedienen van de eigen vraag en in het opvangen van suburbanisatie. Die suburbanisatie is deels 'autonoom': een expliciete wens van huishoudens. Een deel is te zien als noodgedwongen suburbanisatie door gebrek aan passend aanbod in de stedelijke woonmilieus in de stad Groningen'.

De aantrekkelijkheid van Winsum als centrumdorp, de gunstige ligging van Winsum op circa vijftien autominuten van de stad, en de gunstiger prijsontwikkeling alhier, maken Winsum tot een reëel en aantrekkelijk alternatief voor een deel van de woningzoekenden uit Groningen. Als gevolg hiervan is echter de druk op de woningmarkt in Winsum de afgelopen jaren eveneens toegenomen.

'Een nieuw inzicht ten opzichte van het onderzoek uit 2017 is dat de regio ten noorden en oosten van de stad bij meer mensen als alternatief in beeld is dan van tevoren gedacht, en Assen juist minder binnen de regio zelf. Ongeveer een kwart van de verhuizers kijkt naar Noordoost, tegenover driekwart naar Zuidwest. De regiokernen in Noordoost (waar Winsum onder valt) hebben dus een belangrijkere rol in het opvangen van de stedelijke overdruk dan we vooraf aannamen…' Zo valt in voornoemde rapport te lezen.

Hierbij wordt tevens meer programmatische ruimte onderkend voor de kernen ten noordoosten van Groningen, waar Winsum onder valt. Het middenscenario, zoals wordt geadviseerd, laat zien dat voor de kern Winsum momenteel de programmatische ruimte voor woningbouw slechts gedeeltelijk is ingepland. Programmatisch is hier dus ruimte voor de realisatie van het beoogde bouwplan.

Deze beoogde ontwikkeling in het centrum van Winsum voorziet naast de winkelfunctie in de realisatie van 13 koopappartementen, 6 huurappartementen en 2 vrijstaande woningen. De koopappartementen zullen vooral worden aangeboden in de segmenten goedkoop (< € 280.000,-) en middelduur (€ 280.000,- tot € 400.000,-). De 6 huurappartementen worden gerealiseerd ten behoeve van verhuur rond of boven de liberalisatiegrens.

Winsum heeft momenteel een redelijk aantal appartementen (182, peildatum 1-1-2020). Gezien de recente ervaringen in de verkoop van appartementen, geschikt voor senioren, aan de Kerkstraat in Winsum (voormalig Warringalocatie) en gezien de prognoses in de bevolkingssamenstelling, is de verwachting dat het aanbod van 19 extra appartementen zal voldoen aan de vraag. Ook tijdens eerder gehouden informatiebijeenkomsten bleek een grote belangstelling voor deze appartementen. Daarnaast zorgt deze ontwikkeling naar verwachting voor een meervoud aan verhuisbewegingen, waarmee grondgebonden woningen beschikbaar zullen komen voor andere doelgroepen. De 2 vrijstaande woningen betreffen een beperkt aantal, op een gunstige locatie nabij voorzieningen en de oude dorpskern van Winsum, waar gezien de druk op de woningmarkt zeker behoefte en belangstelling voor zal bestaan.

3.3.4 Welstandsnota

De gemeente Winsum heeft haar gemeentelijke welstandsbeleid opgenomen de Welstandsnota 2016. In de nota zijn de welstandseisen omschreven die aan een bouwwerk worden gesteld. Het gaat om welstandscriteria die betrekking kunnen hebben op onder andere de hoofdvorm, het materiaalgebruik, de kleurkeuze en de detaillering van een concreet bouwwerk.

Binnen het plangebied zijn vier deelgebieden te onderscheiden (zie onderstaande afbeelding):

  1. 1. wonen - planmatige utbreiding uit de eerste helft van de 20e eeuw;
  2. 2. centrum- en maatschappelijke voorzieningen langs de westzijde van de Hoofdstraat Winsum en langs de westzijde Regnerus Praediniusstraat;
  3. 3. nieuwe invulling met appartementen op het Boogplein;
  4. 4. de openbare ruimte.

afbeelding "i_NL.IMRO.1966.BPWI2010BEHE1her02-VS02_0017.png"

Afbeelding 3.2. Welstandsgebieden (Bron: gemeente Het Hogeland)

In deelgebied 1 worden 2 woningen toegevoegd. Het welstandsregime voor dit gebied wordt ongewijzigd overgenomen. In deelgebied 2 wordt een commerciële ruimte toegevoegd. Het welstandsregime voor dit gebied wordt ook ongewijzigd overgenomen.

Voor de deelgebied 3 is een grotere ingreep voorzien. Hier zijn twee appartementsgebouwen gepland. Voor deze gebieden en voor de inrichting van de openbare ruimte (deelgebied 4) is het gewenst dat nieuwe toetsingscriteria worden vastgesteld.

In paragraaf 2.2 wordt ingegaan op de beeldkwaliteitseisen die voor de nieuwe bebouwing en de openbare ruimte zijn opgesteld.

De welstandstoetsing wordt uitgevoerd door de welstandscommissie, waarbij ook de monumentencommissie in de besluitvorming wordt betrokken.

3.3.5 Erfgoednota en erfgoedkaart

In 2016 heeft Libau in opdracht van de gemeente de Erfgoednota (voormalige gemeente) Winsum met bijbehorende erfgoedkaart opgesteld.

In de Erfgoednota zijn de cultuurhistorische waarden met name op landschapsniveau in beeld gebracht. Het landschap in de voormalige gemeente Winsum is rijk aan nog zichtbare cultuurhistorische waardevolle sructuren en elementen, zoals historische waterlopen, wierden, dijken en fraaie boerenerven.

Het dorp Winsum maakt onderdeel uit van het Oude Wierdenlandschap - Centrale Kwelderwal, zoals te zien is op onderstaande afbeelding.

afbeelding "i_NL.IMRO.1966.BPWI2010BEHE1her02-VS02_0018.png"

Afbeelding 3.3. Uitsnede Erfgoedkaart Winsum (Bron: Erfgoedkaart Winsum)

In paragraaf 4.4.1 Cultuurhistorie wordt ingegaan op de cultuurhistorische elementen in het plangebied.

3.3.6 Duurzaamheid

Bij de inrichting van centrumplannen is duurzaamheid een belangrijk aandachtspunt. Voor de toekomstbestendigheid is het van belang om na te denken over zaken als droge voeten tijdens natte dagen en hittebestrijding voor warme zomerdagen. De strategische plaatsing van kwalitatief hoogwaardig groen vormt hier een belangrijke bijdrage in, dit heeft vaak ook extra toegevoegde waarde in de vorm van aanzicht en belevingswaarde.

Naast aandacht voor hitte en water, zet de gemeente Het Hogeland in op duurzame mobiliteit. Zo is de gemeente om en nabij Winsum actief met projecten rondom elektrische deelmobiliteit en laadpalen. Bij de inrichting van het centrum van Winsum is extra aandacht voor duurzame vervoersmiddelen door het aanbieden van laadmogelijkheden en het reserveren van parkeerplekken voor elektrische fietsen en auto's. Winsum is als mooiste dorp van Nederland ook erg in trek bij toeristen en dagjesmensen. Ook voor gebruikers van de fiets- en wandelroutes in Noord-Groningen is Winsum populair als pitstop, elektrische laadpunten nodigen toeristen uit om met duurzame vervoersmiddelen te komen.

Circulariteit is een belangrijk component van duurzaamheid. Grondstoffen die hergebruikt worden hoeven immers niet opnieuw geproduceerd te worden, wat extra uitstoot in het productie- en transportproces bespaart. Daarnaast zijn de meeste grondstoffen maar beperkt aanwezig op de aarde, zoals zand en water. Door hergebruik kunnen deze schaarse grondstoffen effectiever ingezet worden.

In het bestemmingsplan voor het Boogplein in Winsum is duurzaamheid vertaald in:

  • Laadpunten voor elektrische auto's om duurzame mobiliteit te stimuleren. Allereerst wordt er één laadpaal met twee laadpunten gerealiseerd op het nieuwe parkeerterrein aan de achterzijde van de bibliotheek. Daarnaast zijn enkele andere locaties geschikt gemaakt voor toekomstige plaatsing van laadpalen als de vraag daarvoor toeneemt. Concreet door te zorgen dat het elektriciteitsnet daarvoor toereikend in de buurt is.
  • Laadpunten voor elektrische fietsen om duurzame mobiliteit te stimuleren aan de voorzijde van de bibliotheek.
  • Extra fietsparkeerrekken aan de voorzijde van de bibliotheek, om te stimuleren dat men de fiets pakt naar het centrum, in plaats van de auto.
  • Ruimte voor en behoud van groen, door bomen te laten staan of bij te planten op verschillende locaties in het plan voor het Boogplein. Daarnaast worden er verplaatsbare plantenbakken geplaatst en is voor heggen gekozen als perceelafscheiding met de Wigbolt Ripperdastraat. Om extra biodiversiteit aan te trekken wordt gekeken naar het aanbrengen van bloembakken aan bijvoorbeeld lantaarnpalen.
  • Aandacht voor energiebesparing in realisatie van nieuwe gebouwen door middel van zonnepanelen en goede isolatie.
  • Nieuwe gebouwen zullen zonder aardgas gebouwd moeten worden. Voor Winsum is nog geen wijkuitvoeringsplan gemaakt waarin staat op welke manieren alle gebouwen aardgasloos verwarmd zullen worden, maar er moet in ieder geval bij de inrichting van het centrum rekening gehouden met "no-regret" oplossingen, zoals bijvoorbeeld de toegankelijkheid van de straten bij de aanleg van een eventueel warmtenet.
  • Hergebruik van materialen. 85% van de straatstenen worden hergebruikt in het nieuw plan.

3.3.7 Evenementen

Op het Boogplein en het Dorpsplein vinden periodiek en incidenteel evenementen plaats. De gemeente wil deze evenementen hier in de toekomst ook weer mogelijk maken.

Veelal is er voor een evenement een vergunning nodig op basis van artikel 2:25 van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV). De vergunning op basis van de APV heeft betrekking op openbare orde en veiligheid, maar vormt geen toetsingskader voor de ruimtelijke aanvaardbaarheid van evenementen.

Sinds een aantal jaren is uit jurisprudentie (zie ABRvS 7 augustus 2013, nr. 201300815/1/R4) duidelijk geworden dat naast een vergunning op grond van de APV een evenement in de openbare ruimte ook planologisch moet zijn toegestaan. Het bestemmingsplan is daarvoor bij uitstek het instrument.

De gemeente heeft nog geen evenementenbeleid ontwikkeld, daarom zal in dit bestemmingsplan via een ruimtelijke beoordeling een specifieke afweging worden gemaakt om na te gaan of de bestaande en wellicht ook andere, incidentele evenementen in het plangebied ook in de toekomst mogelijk zijn. Het gaat daarbij bijvoorbeeld om geluidhinder, de verkeersaantrekkende werking, parkeren en verstoring van flora en fauna.

Alleen evenementen die invloed hebben op de leefomgeving zijn ruimtelijk relevant. Daarbij gaat het om op jaarbasis periodiek terugkerende grotere evenementen. In de regels van het bestemmingsplan wordt het maximum aantal en soort evenementen, de duur van de evenementen en het maximum aantal bezoekers vastgelegd.

Evenementen die kortdurend en incidenteel zijn hoeven niet in het bestemmingsplan te worden geregeld. Dan gaat het om evenementen die eenmalig worden georganiseerd en slechts enkele uren duren (inclusief opbouw en afbreken).

In paragraaf 4.2.6 wordt aandacht besteed aan het onderzoek naar de ruimtelijke effecten van de evenementen.

3.3.8 Standplaatsen

In de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) zjin in Afdeling 4 enkele artikelen met betrekking tot standplaatsen opgenomen. In deze artikelen wordt aangegeven wanneer voor een standplaats al dan niet een vergunning moet worden aangevraagd en welke weigeringsgronden kunnen worden toegepast. In artikel 5:18 is een bepaling voor standplaatsen opgenomen, waarbij het verboden is zonder vergunning van het college een standplaats in te nemen of te hebben en het college de vergunning weigert wegens strijd met een geldend bestemmingsplan.

De APV is ingegeven vanuit het oogpunt van openbare orde, handhaving van de openbare orde, volksgezondheid en milieu en vormt geen toetsingskader voor de ruimtelijke aanvaardbaarheid van een standplaats. Echter in de APV heeft het bestemmingsplan een hele belangrijke rol gekregen. Strijdigheid met het bestemmingsplan betekent namelijk automatisch een weigering.
In voorliggend bestemmingsplan is de mogelijkheid voor standpplaatsen opgenomen, zodat het college in geval van een aanvraag van een vergunning deze niet hoeft te weigeren op grond van strijdigheid met het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 4 Onderzoeken

4.1 Water

Toetsingskader
Op grond van artikel 12 van het Besluit op de ruimtelijke ordening dienen de centrale overheden in de toelichting op ruimtelijke plannen een waterparagraaf op te nemen. In die paragraaf dient te worden uiteengezet wat voor gevolgen het plan in kwestie heeft voor de waterhuishouding, dat wil zeggen het grondwater en het oppervlaktewater.

Watertoets
Een goede afstemming van waterbeleid en ruimtelijke ordening is noodzakelijk. Water is namelijk een van de ordenende principes die de ruimtelijke ordening moet hanteren. Daarom is op 10 dedember 2019 de digitale watertoets doorlopen. Deze is opgenomen als Bijlage 7 bij de toelichting.

Hieruit blijkt dat de normale procedure moet worden doorlopen. Op 5 februari 2020 heeft overleg met het Waterschap Noorderzijlvest plaatsgevonden over het plan en de wateraspecten. Er zijn twee belangrijke aspecten die uitgewerkt moeten worden: de versnelde afvoer van hemelwater en de afvoer van afstromend hemelwater. Onderstaand zijn deze aspecten uitgewerkt.

VERSNELDE AFVOER
Het initiatief leidt tot een toename aan verharde oppervlakken ten opzichte van de huidige, onverharde, situatie en daarmee tot versnelde afvoer van hemelwater. Het beleid van het waterschap is dat 10% van de toename aan verhardingen, die versnelde afvoer veroorzaken, moet worden gecompenseerd binnen het peilgebied waarbinnen de ontwikkeling plaatsvindt, bij voorkeur als extra open water. Die vorm van compensatie is niet mogelijk binnen het plangebied. Uit bovengenoemd overleg is duidelijk geworden dat in het bestemmingsplan 'Munster' circa 5% meer open water is gerealiseerd dan de benodigde 10%. Omdat beide plannen in het peilgebied '2e Schil van de Electraboezem' liggen, kan de overcompensatie van Munster worden ingezet voor de compensatie-opgave van het Boogplein.

Uitwerking watercompensatie
De situering betreft het project Ontwikkeling Boogplein (onderdeel van het Centrumplan Winsum) waarbij door een nieuwe invulling van twee appartementencomplexen en het herinrichten en uitbreiden van parkeerfaciliteiten extra verhard oppervlak wordt gerealiseerd.

De nieuwe situering is in onderstaande afbeelding over de bestaande infrastructuur geprojecteerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.1966.BPWI2010BEHE1her02-VS02_0019.png"

Afbeelding 4.1 Verharding Boogplein situatie oud versus nieuw (Bron: gemeente Het Hogeland)

Uit bovenstaande afbeelding blijkt dat er in de bestaande situatie 3107 m2 groen aanwezig is. Met de nieuwe invulling blijft er 457 m2 groen over. Er wordt in dit project dus 2650 m2 verhard oppervlak gerealiseerd.Volgens de watercompensatie zal 10% hiervan moeten worden gecompenseerd in de vorm van water of andere voorzieningen. Dit komt neer op een watercompensatie opgave van 265 m2.

De doelstelling van het project Ontwikkeling Boogplein heeft als doel om een economisch sterk, aantrekkelijk, compact en levendig winkelcentrum te creëren.De invulling betreft appartementen, woningen en winkelareaal met tevens ruimte voor publieke functies als verkeer, parkeren en een aantrekkelijk woon- en verblijfgebied.Met deze invulling binnen de kern van Winsum kan niet tegemoet worden gekomen aan de watercompensatie.

Om te voldoen aan deze watercompensatie bestaat de mogelijkheid gebruik te maken van de overcompensatie die is gecreëerd in het uitbreidingsplan Munster.

In onderstaande afbeelding is de compensatieopgave in beeld gebracht.

afbeelding "i_NL.IMRO.1966.BPWI2010BEHE1her02-VS02_0020.png"

Afbeelding 4.2 Plan Munster situatie oud versus nieuw (Bron: gemeente Het Hogeland)

De watercompensatie in het plan Munster is als volgt gerealiseerd:

Verharding openbare ruimte 12.000 m2
Verharding particulier terrein (wonen en erfverharding) - omgerekend komt dit neer op 64% van de totale kaveloppervlakte à 39.000 m2 25.000 m2
Totaal verhard oppervlak 37.000 m2
Wateropgave (10% van het totaal verhard opp.) 3.700 m2
Oppervlaktewater:
Bestaande situatie 4.920 m2
Nieuwe situatie 14.614 m2
Totaal nieuw wateroppervlak 9.700 m2

Afgespiegeld tegen de wateropgave à 3.700 m2 kan worden geconcludeerd dat er 6.000 m2 (9.700 - 3.700) overcompensatie in het Plan Munster aanwezig is.

De watercompensatie voor het project Ontwikkeling Boogplein kan hier ruimschoots mee worden gecompenseerd.

AFSTROMEND HEMELWATER
Het plangebied kenmerkt zich door een relatief groot hoogteverloop van het maaivel. In de detailuitwerking zal daarmee rekening gehouden moeten worden wat betreft het afstromend hemelwater. Voorkómen moet worden dat afstromend hemelwater in extreme situaties leidt tot overlast binnen en buiten het plangebied. In de uitwerking moet aandacht zijn voor goed afvoeren van hemelwater naar het Winsumerdiep. Ook voor de drempel- en kozijnhoogtes, zodat hemelwater niet de bestaande en nieuwe gebouwen kan binnenstromen.

Conclusie
De watercompensatie kan ruimschoots worden gecompenseerd met de overcompensatie die aanwezig is in het Plan Munster.

In de voorbereidings-/bestekfase wordt met het ontwerp van de openbare ruimte rekening gehouden met een gecontroleerde afvoer van het hemelwater. De openbare ruimte wordt klimaatbestendig ingericht. Afstromend hemelwater wordt opgevangen in lijngoten en geleid via de trottoirbanden met een natuurlijke afstroming naar het Winsumerdiep.

Hiermee is het bestemmingsplan uitvoerbaar wat betreft het aspect water.

4.2 Milieu

4.2.1 Geluid

Toetsingskader
WEGEN
In het kader van de Wet geluidhinder bevinden zich langs alle wegen zones, met uitzondering van wegen die zijn gelegen binnen een als woonerf aangeduid gebied en wegen waarvoor een maximumsnelheid van 30 km/uur geldt. Binnen de bebouwde kom bedraagt de zonebreedte voor tweestrookswegen die aan weerszijden van de weg, gerekend vanuit de wegas, in acht moet worden genomen 200 m. In het geval van het realiseren van geluidsgevoelige bebouwing binnen deze zone, zoals woningen, dient een akoestisch onderzoek plaats te vinden. Formeel kan akoestisch onderzoek achterwege blijven bij wegen waarvoor een maximumsnelheid van 30 km/uur geldt.

De in de nabijheid van het plangebied gelegen N361 is voorzien van twee rijstroken, kent een maximum snelheid van 50 km/uur en is gelegen in stedelijk gebied. Deze weg kent derhalve een zone van 200 meter. De te realiseren geluidsgevoelige bebouwing ligt binnen de zone van deze weg en er dient daarom akoestisch onderzoek plaats te vinden.

De naast en in het plangebied gelegen wegen kennen een 30 km/uur regime en zijn als erftoegangsweg vormgegeven, waardoor deze snelheid gewaarborgd is. Doordat deze wegen geen doogaand karakter kennen of een directe verbinding met de hoofdwegenstructuu van Winsum, is de vekeersintensiteit laag. Op grond hiervan behoeft daarom in het kader van een goede ruimtelijke ordening geen akoestisch onderzoek naar deze wegen uitgevoerd te worden.

SPOORWEGEN
In het kader van de Wet geluidhinder bevinden zich langs spoorwegen zones. Deze zones zijn aangegeven op de geluidplafondkaart of de zonekaart. In geval van het realiseren van geluidsgevoelige bebouwing binnen deze zones, zoals woningen, dient een akoestisch onderzoek plaats te vinden. Voor dit plan is dit echter niet aan de orde.

Onderzoek
Er is een berekening uitgevoerd met behulp van de Standaard Rekenmethode II en er is gebruik gemaakt van door de gemeente verstrekte ondegronden. de verkeersgegevens van de N361 zijn verkregen uit de provinciale telrapporten.

De berekende 48 en 53 dB geluidscontouren op 4,8 en 7,8 m boven het maaiveld ter hoogte van het plangebied zijn weergegeven in Bijlage 8 en in onderstaande afbeeldingen. Deze geluidscontouren zijn inclusief de aftrek op grond van artikel 110g Wgh.


afbeelding "i_NL.IMRO.1966.BPWI2010BEHE1her02-VS02_0021.jpg"

Afbeelding 4.1 De 48 en 53 dB geluidscontouren 4,8 m hoogte (Bron: BügelHajema Adviseurs)

afbeelding "i_NL.IMRO.1966.BPWI2010BEHE1her02-VS02_0022.jpg"

Afbeelding 4.2. De 48 en 53 dB geluidscontouren 7,8 m hoogte (Bron: BügelHajema Adviseurs)

De woningen en appartementen voldoen aan de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting van 48 dB. De Wet geluidhinder verzet zich daarmee niet tegen de komst van deze woningen en appartementen.

Het complete akoestisch onderzoek van BügelHajema adviseurs is als Bijlage 8 bij de toelichting gevoegd.

Conclusie
Het aspect geluid vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan.

4.2.2 Bodem

Toetsingskader
Voor de bodemkwaliteit geldt de Wet bodembescherming (Wbb) en het (bijbehorende) besluit bodemkwaliteit. Gestreefd wordt naar een duurzaam gebruik van de bodem. Bij een ruimtelijk plan dient de bodemkwaliteit van het betreffende gebied inzichtelijk te worden gemaakt. Het uitgangspunt wat betreft de bodem in het plangebied is, dat de kwaliteit ervan zodanig moet zijn dat er geen risico's zijn voor de volksgezondheid bij het gebruik van het plangebied voor de voorgenomen functie.

Onderzoek
Door onderzoeksbureau Sigma Bouw & Milieu is in samenwerking met Ortageo Noordoost B.V. in de periode januari-maart 2020 een verkennend en nader bodemonderzoek inclusief asbest uitgevoerd.

De volgende onderzoeken zijn uitgevoerd:

  • verkennend bodemonderzoek (incl. PFAS)
  • verkennend onderzoek asbest
  • nader bodemonderzoek
  • indicatief fundatieonderzoek

Op basis van het uitgevoerde milieukundig bodemonderzoek blijkt het volgende:

Lood-verontreiniging

  • Ter plaatse van de inrit naar het parkeerterrein (boring 5 t.h.v. de bibliotheek) is sprake is van een sterke verontreiniging met lood (overschrijding interventiewaarde) welke te relateren is aan de puinhoudende kleiige grond. Om die reden wordt aangenomen dat de verontreiniging zich niet onder de bebouwing van de bibliotheek bevindt en horizontaal in alle richtingen is afgeperkt. De verontreiniging is horizontaal en verticaal afgeperkt tot onder de interventiewaarde. De omvang van wordt geschat op circa 15 m3 (0,5 m x 30 m2). Er is geen sprake van een geval van ernstige bodemverontreiniging. De ondergrond (0,5 – 1,0 m –mv) is niet toepasbaar. Bij grondroerende werkzaamheden dient rekening te worden gehouden met basishygiëne.

Overige terrein

  • Op de overige terreindelen zijn in de kleiige boven- en ondergrond licht verhoogde gehalten aan zware metalen, en PAK aangetoond welke te vermoedelijk te relateren zijn aan de ligging in een van oudsher bebouwd gebied, bodemvreemde bijmengingen en/of het (voormalige) gebruik.
  • Som-PFOA, som-PFOS en overige PFAS liggen beneden de in het aangepaste tijdelijk handelingskader PFAS opgenomen voorlopige toepassingsnormen en regionale achtergrondwaarden van de gemeente Het Hogeland. De grond komt in aanmerking voor toepassing in gebieden met bodemkwaliteitsklasse ‘landbouw/natuur’.
  • In de mengmonsters van de (puinhoudende) bovengrond (<20 mm) is analytisch geen asbest aangetoond.
  • Op basis van de indicatieve resultaten van de toetsing aan het Besluit bodemkwaliteit blijkt sprake van grond met wisselende hergebruiksmogelijkheden. De grond is overwegend vrij toepasbaar, voldoet aan klasse wonen of ‘industrie’ met uitzondering van de ondergrond (0,5 – 1,0 m –mv) ter plaatse van de boring 5 welke niet toepasbaar is.
  • Het grondwater bevat licht verhoogde concentraties aan barium, zink en molybdeen welke waarschijnlijk van nature in het grondwater aanwezig.

Indicatief fundatieonderzoek
Chemische parameters
Onder de verharding van de inrit naar het parkeerterrein is een laag menggranulaat (circa 20 cm) aangetroffen. Opbasis van de indicatieve resultaten van het onderzoek is het puin toepasbaar als niet-vormgegeven bouwstof.

Asbest
Het puinmateriaal is tevens geanalyseerd op asbest in puin (NEN 5898). Op basis van de indicatieve resultaten blijkt dat er geen asbest is aangetoond.

Aanbevelingen
Indien er graafwerkzaamheden worden uitgevoerd ter plaatse van de sterk verontreinigde grond ter plaatse van de inrit naar het parkeerterrein (boring 5 ter hoogte van de bibliotheek) moet dit afgestemd worden met de gemeente Het Hogeland (bevoegd gezag). Dit kan middels het indienen van een plan van aanpak. Voor het overige terreindeel bestaat op basis van het onderzoek geen aanleiding voor nader onderzoek en/of sanering.

Algemeen
Als grond van de locatie vrijkomt, moet er rekening mee worden gehouden dat deze niet zonder meer elders toepasbaar is. Op hergebruik van grond is het Besluit bodemkwaliteit van toepassing. De toepassing van grond elders moet worden gemeld via het ‘meldpunt bodemkwaliteit’. In het kader van kostenefficiëntie wordt geadviseerd om vrijkomende grond zoveel mogelijk binnen de onderzoekslocatie te hergebruiken.

Aanbevolen wordt om bij graafwerkzaamheden in het kader van de voorgenomen herinrichting, de lokaal aanwezige puinlaag en puinhoudende grond gescheiden te ontgraven. Vermenging met schone(re) grond moet worden vermeden.

Conform art. 28 van de Wet bodembescherming moet bij het bevoegd gezag melding worden gedaan van de voorgenomen werkzaamheden. Deze melding hoeft niet als geen sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging en:

  • de betreffende hoeveelheid te ontgraven grond niet meer bedraagt dan 50 m3 en/of de hoeveelheid verontreinigd grondwater niet meer bedraagt dan 1.000 m3;
  • de grond slechts tijdelijk wordt verplaatst en na verplaatsing in zijn geheel wordt teruggebracht.

De complete rapportage van dit onderzoek (d.d. 19 maart 2020, rapportnummer 211980/R01 ) is als Bijlage9 bijgevoegd.

Conclusie
Indien er graafwerkzaamheden worden uitgevoerd ter plaate van de sterk verontreinigde grond (boring 5 ter hoogte van de bibliotheek) moet dit worden afgestemd met de gemeente Het Hogeland (bevoegd gezag). Dit kan middels het indienen van een plan van aanpak. Er is geen sprake van een geval van ernstige bodemverontreiniging.

Voor het overige terreindeel bestaat op basis van het onderzoek geen aanleiding voor nader onderzoek en/of sanering.

Met inachtneming van het bovengenoemde is het planvoornemen wat betreft de bodemkwaliteit uitvoerbaar.

4.2.3 Externe veiligheid

Toetsingskader
Externe veiligheid gaat over overlijdensrisico's die mensen lopen vanwege productie, gebruik, opslag en vervoer van gevaarlijke stoffen over weg, spoor, vaarwegen en buisleidingen. Gevaarlijke stoffen zijn bij voorbeeld vuurwerk, lpg, chloor, ammoniak en munitie. De term 'externe' veiligheid wordt gehanteerd omdat het overlijdensrisico van derden centraal staat. Het gaat om mensen die zelf niet deelnemen aan de activiteit die het overlijdensrisico met zich meebrengt.

Voor risicovolle inrichtingen, transportroutes en transportleidingen zijn verschillende wet- en regelgeving van toepassing. Voor inrichtingen is dit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), voor transportroutes het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en voor hogedruk aardgastransportleidingen het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).

De genoemde kaders verplichten gemeenten om bij het opstellen van ruimtelijke plannen veiligheidsafstanden toe te passen en het externe veiligheidsrisico zo laag mogelijk te houden. Veiligheidsrisico's worden uitgedrukt in het plaatsgebonden risico en in het groepsrisico. Het plaatsgebonden risico vormt het basisbeschermingsniveau voor individuele burgers, het groepsrisico is een maat voor de maatschappelijke ontwrichting bij een ramp. Bij het vaststellen van ruimtelijke plannen dient de gemeente het groepsrisico te verantwoorden.

De Omgevingsdienst Groningen heeft voor het bestemmingsplan een externe veiligheidsonderzoek uitgevoerd. Het externe veiligheidsonderzoek is als Bijlage 10 bij de toelichting van dit bestemmingsplan opgenomen.

Inrichtingen en buisleidingen
Uit het onderzoek blijkt dat binnen en nabij het plangebied geen risicovolle inrichtingen en geen risicovolle transportleidingen zijn gelegen waarvan het invloedsgebied is gelegen over het plangebied.

Vervoer gevaarlijke stoffen
Uit het externe veiligheidsonderzoek komt wel naar voren dat het plangebied is gelegen binnen de "veiligheidszone 2 invloedsgebied provinciale wegen" van de provinciale weg N361 zoals deze op kaart 3 van de geconsolideerde Omgevingsverordening februari 2019 is weergegeven. Uit het externe veiligheidsonderzoek blijkt dat aan de veiligheidsnormen wordt voldaan. Dat wil zeggen dat voor deze risicobron wordt voldaan aan de grens- en richtwaarde van het plaatsgebonden risico.

Het geldende juridisch planologisch kader is het bestemmingsplan Boogplein dat is vastgesteld op 1 juli 2008. In dit plan is het groepsrisico niet verantwoord. Gezien vorenstaande is voor het toekomstige bestemmingsplan Boogplein Winsum een nadere verantwoording van het groepsrisico opgesteld. Het externe veiligheidsonderzoek bevat elementen voor de verantwoording van het groepsrisico.

Conclusie advies Veiligheidsregio Groningen
De Veiigheidsregio Groningen heeft het bestemmingsplan 'Boogplein Winsum' beoordeeld ten aanzien van de aspecten bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid.

Bereikbaarheid
Voor de provinciale weg N363 ter hoogte van de planlocatie ziet de Veiligheidsregio een knelpunten in bereikbaarheid en bluswatervoorziening.

Zelfredzaamheid
De actualisatie van het bestemmingsplan gaat geen nieuwe functies voor groepen verminderd zelfredzame personen mogelijk maken. De Veiligheidsregio ziet geen aanleiding voor maatregelen ten aanzien van de zelfredzaamheid. In geval van een calamiteit ziet de Veiligheidsregio geen belemmeringen om het plangebied te ontvluchten. Het aspect ontvluchtingsmogelijkheden geeft geen aanleiding tot het treffen van maatregelen. De Veiligheidsregio adviseert om de toekomstige gebruikers bij een ramp ook op een andere wijze te alarmeren dan met de WAS-sirenes, bijvoorbeeld via calamiteitenzenders, NL-Alert, geluidswagens, sociale media enz.

Het volledige advies van de Veiligheidsregio is als Bijlage 11 bij de toelichting gevoegd.

Ongeacht de inzet van de gemeente Het Hogeland en de hulpverleningsdiensten om de situatie zo veilig mogelijk te maken zal er altijd sprake zijn van een restrisico. Immers, de kans op een ongeval, hoe klein dan ook, blijft altijd aanwezig.

Conclusie
Alles overwegende wordt geconcludeerd dat vanuit oogpunt van externe veiligheid het verantwoord is om het bestemmingsplan Boogplein Winsum vast te stellen. Het restrisico is in dit kader aanvaardbaar.

4.2.4 Luchtkwaliteit

Toetsingskader
Nederland heeft de regels ten aanzien van luchtkwaliteit geïmplementeerd in de Wet milieubeheer.

NSL/NIBM
Op 15 november 2007 is dit deel van de Wet milieubeheer in werking getreden. Kern van de wet is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Hierin staat wanneer en hoe overschrijdingen van de luchtkwaliteit moeten worden aangepakt. Het programma houdt rekening met nieuwe ontwikkelingen zoals bouwprojecten of de aanleg van infrastructuur. Projecten die passen in dit programma, hoeven niet meer te worden getoetst aan de normen (grenswaarden) voor luchtkwaliteit.

De ministerraad heeft op voorstel van de minister van Infrastructuur en Milieu ingestemd met het NSL. Het NSL is op 1 augustus 2009 in werking getreden. Ook projecten die 'niet in betekenende mate' (nibm) van invloed zijn op de luchtkwaliteit hoeven niet meer te worden getoetst aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. De criteria om te kunnen beoordelen of er voor een project sprake is van nibm, zijn vastgelegd in de AMvB-nibm. In de AMvB-nibm is vastgelegd dat na vaststelling van het NSL of een regionaal programma een grens van 3% verslechtering van de luchtkwaliteit (een toename van maximaal 1,2 µg/m3 NO2 of PM10) als 'niet in betekenende mate' wordt beschouwd.

In 2015 is door Infomil een onderzoek uitgevoerd naar de verhouding tussen de concentratie PM10 en PM2,5 in de lucht. Uit de resultaten hiervan blijkt dat de concentratie PM10 en PM2,5 in de lucht sterk samenhangen. Op basis hiervan merkt Infomil op dat "wanneer wordt voldaan aan de maatgevende grenswaarde voor PM10, vrijwel altijd ook wordt voldaan aan de grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie PM2,5".

Onderzoek
Op grond van de nibm-tool (versie 2019) is een project pas in betekende mate bij een toename van het aantal verkeersbewegingen met ruim 750 per dag, waarvan 10% vrachtverkeer (weekdaggemiddelde). Het plan biedt de mogelijkheid tot het realiseren van maximaal 21 woningen en een deel commerciële ruimte. Uit de Kencijfers verkeersgeneratie woon- en werkgebieden, publicatie 381 van de CROW blijkt dat de woningen (vrijstaand + appartementen) ongeveer 290 ritten per etmaal genereren (zie ook tabel 4.1 in paragraaf 4.5).

Het planvoornemen is daarmee dusdanig kleinschalig van aard dat, voor zover sprake is van een toename van verkeer, het aantal verkeersbewegingen ruim onder het genoemde aantal van 750 blijft. Het blijft daarmee ruimschoots onder de nibm-grens en kan als 'niet in betekenende mate' van invloed op de luchtkwaliteit worden beschouwd.

Conclusie
Het plan moet worden beschouwd als een nibm-project. Nader onderzoek naar luchtkwaliteit kan achterwege blijven. Wat betreft het aspect luchtkwaliteit is het planvoornemen uitvoerbaar.

4.2.5 Milieuzonering

Toetsingskader
Milieuzonering zorgt voor voldoende afstand tussen milieubelastende activiteiten (zoals bedrijven) en milieugevoelige functies (zoals woningen) in ruimtelijke plannen. Het doel hiervan is om reeds in ruimtelijke plannen milieuhinder bij woningen te voorkomen en tegelijkertijd aan bedrijven voldoende milieuruimte te bieden voor het uitoefenen van hun bedrijfsactiviteiten. Regels voor milieuzonering zijn opgenomen in de VNG-publicatie Bedrijven en Milieuzonering (editie 2009). Hierin wordt, onderscheiden naar omgevingstypen waarvoor een bepaalde mate van milieuhinder aanvaardbaar wordt geacht, een richtafstand tot woningen per bedrijfstype aangegeven.

Voor een scala aan milieubelastende activiteiten zijn richtafstanden aangegeven ten opzichte van een rustige wijk. In de lijsten wordt onderscheid gemaakt voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De grootste van deze vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een activiteit in een milieucategorie. Indien de aard van de omgeving dit rechtvaardigt, kan gemotiveerd een kleinere afstandrichtlijn worden aangehouden, omdat gezien de aanwezige functiemenging of ligging nabij drukke wegen al een hogere milieubelasting aanwezig is.

Onderzoek
Ten noordwesten van het plangebied ligt op circa 250 m afstand het bedrijventerein 'Het Aanleg'. Hier zijn bedrijven toegestaan tot en met categorie 3.2. (grootste afstand 100 m). Dichterbij, circa 150 m ten westen van het plangebied, zijn bedrijven toegestaan van categorie 1 en 2 (grootste afstand 30 m). De bedrijven liggen allemaal op voldoende afstand van het plangebied. Er is daarom geen sprake van onevenredige hinder voor het nieuwe woongebied, ook levert het woongebied geen onevenredige belemmering op voor omliggende bedrijven.

Conclusie
Het aspect milieuzonering vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

4.2.6 Evenementen

In deze paragraaf wordt de ruimtelijke aanvaardbarheid onderzocht van de evenementen die het voorliggende bestemmingsplan regelt. Hierbij wordt ingegaan op de verkeersaantrekkende werking/afwikkeling van verkeer, parkeren, geluidhinder en verstoring (fauna).

Het gaatom de volgende evenementen die jaarlijks op het Boogplein/Dorpsplein plaatsvinden:

  • Baistemaart
  • Koningsdag
  • Nacht van Winsum
  • Winsumer Wierdentocht
  • Winsum op het Water

VERKEERSAFWIKKELING EN PARKEREN
De verkeersafwikkeling en het parkeren hebben in het verleden geen zodanige problemen opgeleverd dat niet in gezamelijkheid (organisatie en gemeente) tot een oplossing kon worden gekomen. In de omgeving zijn voldoende parkeermogelijkheden en in voorkomende gevallen kan worden uitgeweken naar het bedrijventerrein Het Aanleg.

GELUIDHINDER
Door het akoestisch adviesbureau GeluidMeesters BV uit Groningen is een akoestisch prognoseonderzoek uitgevoerd naar de geluidbelasting vanwege het evenement "Baistemaart". Middels het onderzoek wordt inzichtelijk gemaakt wat het geluidsniveau is ter plaatse van de nieuwe woonbestemmingen aan het Boogplein.

Voor evenementen in de gemeente worden de volgende geluidsvoorschriften binnen de bebouwde kom gehanteerd:

  • het equivalente geluidsniveau LAeq mag, gemeten op de gevel van geluidgevoelige gebouwen op een hoogte van 1,5 meter, niet meer mag bedragen dan 80 dB(A);
  • het equivalente geluidsniveau LCeq mag, gemeten op de gevel van geluidgevoelige gebouwen op een hoogte van 1,5 meter, niet meer mag bedragen dan 93 dB(C);
  • de genoemde geluidswaarden zijn inclusief onversterkte muziek en exclusief 10 dB(A) toeslag vanwege muziekcorrectie. Tevens wordt de bedrijfsduurcorrectie buiten beschouwen gelaten.

In het verleden zijn door GeluidMeesters BV al controlemetingen uitgevoerd bij dit evenement. Tijdens die metingen is gebleken dat de LCeq niveaus (basgeluiden) veruit maatgevend waren ten opzichte van de LAeq niveaus (gemiddelde standaard geluid) omdat deze gemiddeld 20 dB hoger waren. In het akoestisch onderzoek zijn dan ook uitsluitend de maatgevende LCeq niveaus in dB(C) berekend. Bij de berekening is rekening gehouden met een geluidvermogenniveau van het podium van 137 dB(C) richting de voorzijde en 126 dB(C) richting de achterzijde. Onderstaand zijn de beoordelingspunten en de geluidsbron aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1966.BPWI2010BEHE1her02-VS02_0023.png"

Afbeelding 4.4 Beoordelingspunten

Onderstaand zijn de berekende invallende geluidniveaus (Li) in dB(C) per beoordelingspunt aangegeven inclusief de grenswaarde en de overschrijding.

Beoordelingspunt Berekend grenswaarde overschrijding
1 Nieuwbouwwoning West 98 dB(C) 93 dB(C) 5 dB(C)
2 Nieuwbouwwoning West 95 dB(C) 93 dB(C) 2 dB(C)
3 Appartementen Noord-west 93 dB(C) 93 dB(C) --
4 Appartementen Noord 93 dB(C) 93 dB(C) --
5 Appartementen Noord-Oost 100 dB(C) 93 dB(C) 7 dB(C)

Uit de rekenresultaten blijkt dat de geluidbelasting ter plaatse van de maatgevende nieuw geplande woningen kan oplopen tot 100 dB(C). Hiermee wordt de grenswaarde van 93 dB(C) met 7 dB(C) overschreden.

Uit de controlemetingen die GeluidMeesters BV in het verleden heeft uitgevoerd is gebleken dat er gemiddeld een verschil van 20 dB bestaat in de dB(A) en dB(C) niveaus. Dit betekent dat de maatgevende dB(A) waarde (100 dB(C) - 20 dB) ongeveer 80 dB(A) ter plaatse van de maatgevende nieuwe woonbestemming zou zijn. Hiermee kan, nog net, worden voldaan aan de dB(A) norm van de gemeente Het Hogeland. Dit heeft tot gevolg dat het basgeluid van het podium in de tent van de baistemaart met 7 dB(C) zou moeten worden gereduceerd om nog aan de grenswaarden te kunnen voldoen. Een reductie van 7 dB(C) betekent dat het podium nog slechts 20% van het basgeluid mag produceren dan dat nu het geval is. Dit is een aanzienlijke reductie die een behoorlijk effect zal hebben op beleving van het evenement zoals die tot nu toe is gehouden. Bij andere evenementen waarbij het bronniveau op het plein is gelegen (bijvoorbeeld bij de kermis) zullen de verst gelegen woningen (3 en 4) een hogere geluidsbelasting op de gevel ontvangen dan in bovenstaande is berekend.

Bij het voldoen aan de normen voor basgeluid zal de muziekbeleving sterk gereduceerd worden. Om toch een juiste beleving van muziekgeluid te handhaven wordt de norm voor basgeluid voor livemuziek in de avondperiode tot 23:30 uur verhoogd van 93 dB(C ) naar 100 dB(C ). Vanaf 23:30 uur tot 01.30 uur geldt een norm van 93 dB(C ).

De complete rapportage van GeluidMeesters is als Bijlage 12 bij de toelichting opgenomen.

VERSTORING FAUNA
(Muziek)evenementen kunnen als gevolg van bezoekers en lawaai leiden tot verstoring van broedvogels en vleermuizen. Voor evenementen in de periode 15 maart tot en met 31 augustus is het daarom raadzaam om voorafgaand aan het evenement te inventariseren of en waar zich bezette nesten van vogels bevinden en deze af te schermen.. Verder kunnen lichtstralen die direct op bomen en/of oppervlaktewater worden gericht, vogels en vleermuizen verstoren. In de planregels is daarom een verbod opgenomen van directe aanstraling van bomen en oppervlaktewater.

Conclusie
Er zijn geen belemmering voor van het bestemmingsplan.

4.3 Ecologie

4.3.1 Soortenbescherming

Toetsingskader
Onderdeel van de Wnb is soortenbescherming van planten en dieren. Deze betreffen:

  • alle van nature in Nederland in het wild voorkomende vogels die vallen onder de Vogelrichtlijn (Wnb art. 3.1-3.4);
  • dier- en plantensoorten die beschermd zijn op grond van de Habitatrichtlijn en de verdragen van Bern en Bonn (Wnb art. 3.5-3.9);
  • nationaal beschermde dier- en plantensoorten genoemd in de bijlage van de wet (Wnb art. 3.10-3.11).

Van deze laatst genoemde groep beschermde soorten mogen provincies een zogenaamde 'lijst met vrijstellingen' opstellen (Wnb art. 3.11). Voor de soorten op deze lijst geldt een vrijstelling van de verboden genoemd in art. 3.10 eerste lid van de Wnb.

Onderzoek
Een ecoloog van BügelHajema Adviseurs heeft op 13 november 2018 het plangebied bezocht. Daarnaast is de Nationale Database Flora en Fauna geraadpleegd. Hieruit blijkt dat binnen een straal van een kilometer rond het plangebid diverse beschermde diersoorten bekend zijn, zoals amfibieën, zoogdieren en vogels met jaarrond beschermde soorten.

Tijdens het veldbezoek zijn geen beschermde plantensoorten aangetroffen en gezien de terreingesteldheid worden ze ook niet in het plangebied verwacht.

In één van de bomen langs het Winsumerdiep is een flinke holte aangetroffen die mogelijk tot een vleermuisverblijfplaats kan leiden. Vlermuisverblijfplaatsen kunnen niet worden uitgesloten op basis van het veldbezoek. Het plangebied is geschikt als fourageergebied voor vleermuizen als gewone dwergvleermuis en laatvlieger. De opgaande begroeiing vormt geen onderdeel van een (essentiële) vliegroute voor vleermuizen. Wel is het Winsumerdiep ten noorden van het plangebied geschikt voor vleermuizen als gewone dwergvleermuis, meervleermuis en watervleermuis.

De bebouwing in en direct om het plangebied biedt mogelijk geschikte broedmogelijkheden voor vogels met jaarond beschermde nesten, zoals huismus. Er zijn geen nesten of sporen in de bomen die duiden op de aanwezigheid van jaarrond beschermde nesten.

In het plangebied kunnen enkele algemene grondgebonden zoogdiersoorten voorkomen, zoals bosmuis en huisspitsmuis. Voor de te verwachten algemene soorten geldt in de provincie Groningen een vrijstelling van de verbodsartikelen van de Wnb bij ruimtelijke ontwikkelingen. Niet-vrijgestelde (en dus beschermde) grondgebonden zoogdieren worden niet verwacht.

In het plangebied zijn hooguit enkele amfibieënsoorten, zoals bruine kikker te verwachten. Beschermde soorten uit de soortgroep vissen, reptielen en ongewervelden zijn niet in het plangebied te verwachten.

De complete ecologische inventarisatie is als Bijlage 13 bij de toelichting gevoegd.

Nader onderzoek
Uit de ecologische inventarisatie kwam naar voren dat aanvullend onderzoek naar vleermuizen in het kader van de Wnb noodzakelijk was om aan te tonen dan wel uit te sluiten dat er verblijfplaatsen voor vleermuizen aanwezig zijn in de te kappen bomen. Dit nader onderzoek is uitgevoerd in de periode van half mei tot begin oktober van 2020. Hieruit is gebleken dat als gevolg van de kap van de bomen langs het Winsumerdiep geen jaarrond beschermde verblijfplaatsen van vleermuizen verloren gaan. Ook gaat geen essentieel onderdeel van het foerageergebied van vleermuizen verloren. In de omgeving is in ruime mate alternatief foerageergebied voorhanden. Een ontheffing voor de Wnb is niet nodig. Wel dient directe lichtuitstraling op het Winsumerdiep vermeden te worden, aangezien deze watergang onderdeel is van het foerageergebied van diverse vleermuizen. Daarnaast dient rekening te worden gehouden met het broedseizoen van vogels. Het vernielen en beschadigen van nesten van vogels tijdens het broedseizoen is verboden. Het complete nadere onderzoek is als Bijlage 14 bij de toelichting gevoegd.

Conclusie
In verband met de soortbescherming van de Wnb is het nodig om bij de planning van de werkzaamheden rekening te houden met het broedseizoen van vogels. Tevens dient tijdens de werkzaamheden en tijdens het gebruik van de appartementen langs het Winsumerdiep gebruik te worden gemaakt van (buiten)verlichting met gerichte lichtarmaturen, dit in verband met een mogelijk essentiële vliegroute voor vleermuizen langs het Winsumerdiep.

4.3.2 Gebiedsbescherming

Toetsingskader
WET NATUURBESCHERMING
In de Wnb is de bescherming van Natura 2000-gebieden, geregeld. Plannen en projecten met negatieve effecten op deze gebieden zijn vergunningsplichtig. Relevant daarbij is dat de Wnb een externe werking kent. Van externe werking is sprake als activiteiten buiten een Natura 2000-gebied van invloed zijn op de natuurwaarden in een Natura 2000-gebied.

NATUURNETWERK NEDERLAND
Het Natuurnetwerk Nederland (NNN - voormalige Ecologische Hoofdstructuur) is een samenhangend netwerk van bestaande en nog te ontwikkelen belangrijke natuurgebieden in Nederland en vormt de basis voor het natuurbeleid. Het NNN is als beleidsdoel opgenomen in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte. De provincies zijn verantwoordelijk voor de begrenzing, ontwikkeling en bescherming van het NNN. De begrenzing en ruimtelijke bescherming van het NNN is voor de provincie Groningen uitgewerkt in de Provinciale Omgevingsvisie 2016-2020 en de Omgevingsverordening provincie Groningen 2016. Van belang is dat de provincie Groningen geen externe werking kent voor het NNN.

NATUUR BUITEN HET NNN
Vanuit het provinciaal ruimtelijk natuurbeleid wordt verder buiten de NNN-gebieden bij ruimtelijke plannen specifiek ingezet op de bescherming van bestaande bos- en natuurgebieden en weidevogel- en akkervogelleefgebieden.

Onderzoek
Het plangebied ligt niet in of grenst niet aan een in het kader van de Wnb beschermd gebied. Het plangebied ligt op een afstand van ruim tien kilometer ten zuiden van het dichtstbijzijnde in het kader van de Wnb beschermde gebied, te weten Natura 2000-gebied Waddenzee. Het meest nabij gelegen NNN-gebied ligt op circa 2,8 kilometer ten zuiden van het plangebied. Het dichtstbijzijnde gebied dat is aangewezen als bos- en natuurgebieden buiten het NNN ligt op circa 400 meter ten westen van het plangebied en het dichtstbijzijnde weidevogelleefgebied ligt op een afstand van ruim 100 meter ten westen van het plangebied. Tussen het plangebied en deze beschermde gebieden liggen wegen, bebouwing en agrarisch gebied.

Om na te kunnen gaan of er door de nieuwe ontwikkeling significant negatieve gevolgen te verwachten zijn op de dichtstbijzijnde voor stikstof gevoelige Natura 2000-gebieden is er een AERIUS-berekening gemaakt. Uit deze berekening blijkt dat er door de stikstofdepositie geen negatief effect optreedt op de in het kader kader van de Wet natuurbescherming (Wnb) beschermde Natura 2000-gebieden. Een Wnb-vergunning is dan ook niet nodig. De AERIUS-berekening met de bijbehorende toelichting is als Bijlage 15 bij de toelichting gevoegd.

Gezien de terreinomstandigheden, de afstand tot beschermde gebieden, de inrichting van het tussenliggend gebied en de aard van de ontwikkeling, kunnen met betrekking tot het voorgenomen project negatieve effecten op Natura 2000-gebieden, het NNN, bos- en natuurgebieden buiten het NNN en weidevogelleefgebieden worden uitgesloten.

Conclusie
Een nadere analyse in het kader van de gebiedsbescherming van de Wnb of het provinciaal ruimtelijk natuurbeleid is niet noodzakelijk. Het plan heeft geen negatieve gevolgen voor de instandhoudingsdoelstellingen van natuurlijke habitats en soorten. Voor deze activiteit is daarom geen vergunning op grond van de Wnb nodig. Het project is daarnaast op het punt van provinciaal natuurbeleid niet in strijd met de Provinciale Omgevingsverordening.

4.3.3 Conclusie

Het plan heeft geen negatieve gevolgen voor de natuurwaarden en vormt dus geen belemmering voor de nieuwe ontwikkeling.

4.4 Cultuurhistorie En Archeologie

4.4.1 Cultuurhistorie

Toetsingskader
Als gevolg van het rijksbeleid ten aanzien van de monumentenzorg, is per 1 januari 2012 een wijziging van het Besluit ruimtelijke ordening van kracht. De wijziging betreft artikel 3.1.6, tweede lid, onderdeel a, als gevolg waarvan alle cultuurhistorische waarden uitdrukkelijk dienen te worden mee gewogen bij het vaststellen van ruimtelijke plannen. Dit betekent dat in aanvulling op de archeologische aspecten nu ook de overige cultuurhistorische waarden moeten worden betrokken in het onderzoek.

Onderzoek
In het dorp Winsum heeft Libau 'Team Ruimtelijke kwaliteit' een erfgoedkaart opgesteld. (2016) Op deze kaart is terug te vinden dat de gronden binnen het plangebied in de zone 'Wierden' zijn gelegen en tevens rijksmonumenten zoals op onderstaande afbeelding te zien is. Wierden mogen niet worden aangetast evenmin als rijksmonumenten.

afbeelding "i_NL.IMRO.1966.BPWI2010BEHE1her02-VS02_0024.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.1966.BPWI2010BEHE1her02-VS02_0025.png"

Afbeelding 4.4 Uitsnede Erfgoedkaart en legenda(Bron: Erfgoedkaart Winsum)

LANDSCHAPSTYPE
In de gemeente Winsum ligt het stroomgebied van de Hunze / Reitdiep tussen Middag en de brede kwelderflank van Adorp in de richting van Baflo en Warffum. Onder deze kwelderwal ligt een pleistocene opduiking, het Hoog van Winsum. De procedure is in gang gezet om een deel van de bodem onder Wetsinge tot nationaal aardkundig monument te verklaren. Hier zijn bewoningssporen aangetroffen die dateren uit de Nieuwe Steentijd (Neolithicum; 5300 – 2000 voor Christus). In de loop van de Nieuwe Steentijd stijgt de zeespiegel waardoor gedurende een lange tijd, tot de 9e / 8e eeuw voor Christus, lagen zand en slib worden afgezet, deze bedekken het Hoog van Winsum. Langs de trechtervormige boezem van de Hunze vormt zich een kwelderwal. De lagere gebieden daarachter, de huidige Meeden ten oosten van de centrale kwelderwal, worden door deze kwelderwal deels afgesloten, waardoor de afwatering stagneert.

Omstreeks 500 voor Christus zijn de opgeslibde kwelderwallen langs de Hunze voldoende hoog komen te liggen voor (her)bewoning van het gebied. Om have en goed te beschermen tegen stormvloeden hogen de bewoners hun nederzettingen op tot wierden, waarvoor mest, afval en kwelderzoden gebruikt worden. Op deze wijze ontstaan de eerste wierden waaronder Harssens, Wierum en Antum (bij Sauwerd). Ezinge en Feerwerd dateren uit de Midden-IJzertjd (ca 500 v Chr), evenals de wierdenreeks Winsum-Wetsinge-Sauwerd-Adorp.

Het dorp Winsum maakt onderdeel uit van het landschapstype 'Kwelderwal' (Oude Wierdenlandschap).

De centrale kwelderwal vormt een belangrijke ontginningsas in het wierdengebied van de gemeente Winsum. De noord-zuid lopende kwelderwal zelf is een belangwekkend aardkundig element en vormt de belangrijkste vestigingsplaats in het gebied. Hier komt de bewoonde wierdenreeks Adorp- Sauwerd-Wetsinge-Tijum-Valcum-Bellingeweer-Winsum/Obergum-Ranum-Baflo-Rasquert tot stand. Ook nu is hier sprake van de grootste dynamiek op dorpse schaal. De wierdedorpen met hun groene silhouet en daartussen laanbeplanting bepalen het beeld van de centrale kwelderwal. Zo is een onderscheid ontstaan tussen de meer besloten wereld van de centrale kwelderwal en het weidsere, schaarser bebouwde Reitdiepgebied aan de westzijde en de eveneens veel opener Meeden. Ook tussen de centrale kwelderwal en het jongere wierdenlandschap ten noordwesten daarvan bestaat een subtiel verschil in openheid. Het verkavelingpatroon is rijk geschakeerd, met zowel sporen te vinden van een zeer oud verkavelingstype, de onregelmatige blokverkaveling met soms kleine, grillig gevormde percelen als meer regelmatige, grootschalige verkavelingen. Deze laatste zijn ook het resultaat van ruilverkavelingen.

Binnen het grondgebied van de hoofdkern van Winsum zijn drie losse wierden te onderscheiden: Obergum, Winsum en Bellingeweer.

BEBOUWING
Het plangebied bestaat uit een grotendeels braakliggend gebied. Aan de oostkant van het plangebied staan een paar monumentale panden (zie paragraaf 2.1.2), waarvoor een beschermingsregime geldt op grond van de Erfgoedwet. Het pand aan de Regnerus Praediniusstraat 4 is als karakteristiek pand aangewezen, hiervoor is een beschermende regeling opgenomen in het 'Facetplan gebouwd erfgoed'.

De nieuwe bebouwing wordt ingepast, waarbij het betaande stratenpatroon wordt gehandhaafd (Hoofdstraat W, Wigbolt Ripperdastraat, Kloosterstraat en Regnerius Praediniusstraat) .

Conclusie
In dit plan wordt geen afbreuk gedaan aan de bestaande wierde, de bestaande bebouwing en het stratenpatroon. Wat betreft het aspect cultuurhistorie is het planvoornemen uitvoerbaar.

4.4.2 Archeologie

Toetsingskader
De Monumentenwet 1988 is per 1 juli 2016 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet wanneer deze in werking treedt. Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is.

De Erfgoedwet bundelt en wijzigt een aantal wetten op het terrein van cultureel erfgoed. De kern van deze wet is dat wanneer de bodem wordt verstoord, de archeologische resten intact moeten blijven (in situ).

Wanneer dit niet mogelijk is, worden archeologische resten opgegraven en elders bewaard (ex situ). Daarnaast moet ieder ruimtelijk plan een analyse van de overige cultuurhistorische waarden van het plangebied bevatten. Voor zover in een plangebied sprake is van erfgoed, moet op grond van voorgaande dan ook worden aangegeven op welke wijze met deze cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten archeologie rekening wordt gehouden.

Onderzoek

In 2002 heeft De Steekproef een archeologisch onderzoek uitgevoerd. Tijdens het onderzoek is gebleken dat de puinlaag op de meeste plekken erg dik is. Alleen boringen 4 en 5 bevatten geen puin, maar zijn ook veel dieper gelegen. In een aantal boringen is een venige/organische laag aangetroffen, dit lijkt een vulling van een gracht of sloot (boringen 3, 4, 10, 11 en 13). Boring 13 bevat in deze laag ook nog puin. Boringen 1, 2 en 8 zullen nog deel uitmaken van de wierde, maar de dikte van het wierdepakket kon hier niet worden vastgesteld vanwege een ondoordringbare hoeveelheid puin. In de dieper gelegen boringen zit geen wierdepakket meer (boringen 4 en 5). Het was niet uit te sluiten dat er op de hogere delen nog een puinvrije laag aanwezig was. Tevens was het mogelijk dat zich onder de (verstoorde) wierdelaag nog archeologische sporen bevonden, zogenaamde vlaknederzettingen. Er werd geadviseerd om de bouwput onder archeologische begeleiding aan te leggen. De complete rapportage van het archeologisch onderzoek (rapport 2002-02/4 d.d. februari 2002) is als Bijlage 16 bij de toelichting gevoegd.

Tijdens het booronderzoek in 2002 kon niet het hele plangebied worden onderzocht. De Rijksdienst voor Oudheidkundig Bodemonderzoek kwam naar aanleiding van het booronderzoek in 2002 tot de conclusie dat een begeleiding, maar eventueel ook een opgraving passende vervolgstappen zouden zijn. In 2009 heeft nader vervolgonderzoek plaatsgevonden in de vorm van proefsleuvenonderzoek. In 2012 heeft een archeologische opgraving plaatsgevonden (Steekproefrapport 2012-04/04U). De rapportage van het archeologisch vervolgonderzoek is als Bijlage 17 bij de toelichting opgenomen. Het plangebied kon niet helemaal onderzocht worden, maar toch is geadviseerd het vrij te geven. Verder aanvullend onderzoek zou te weinig nieuwe informatie opleveren. Het gaat om het rood omrande gebied zoals onderstaand aangegeven.

In de bovengenoemde archeologische onderzoeken is vastgesteld dat zich in de onderzochte gronden een dekzandrug (steentijd) bevindt waarvan de top op 2,75 tot 3,90 meter onder NAP (Normaal Amsterdams Peil) ligt. Omdat de geplande bodemingrepen niet tot deze diepte reikten is de aanwezige steentijdlaag destijds niet onderzocht. Omdat op een diepte vanaf 2,75 meter onder NAP nog bewezen archeologische resten aanwezig zijn is voor dat deel van het plangebied een gebiedsaanduiding 'overige zone - archeologie' opgenomen. Ter plaatse van deze aanduiding is een verbod op graafwerkzaamheden en het inbrengen van damwanden en heipalen opgenomen op een grotere diepte dan 2,75 meter onder NAP. Hiervan kan worden afgeweken na archeologisch onderzoek.

afbeelding "i_NL.IMRO.1966.BPWI2010BEHE1her02-VS02_0026.jpg"

Afbeelding 4.5. Het plangebied (rood omlijnd) dat archeologisch is vijgegeven (bron: Google Earth)

Conclusie
De archeologie vormt geen belemmering voor de uitvoering van dit voornemen. Voor de rest van het plangebied (waar geen ruimtelijke ingrepen plaatsvinden) blijft de dubbelbestemming Waarde - Archelogie gehandhaafd.

4.5 Verkeer En Parkeren

Toetsingskader
Bij het opstellen van een bestemmingsplan waarin een nieuwe ontwikkeling wordt mogelijk gemaakt, moet in het kader van een goede ruimtelijke ordening, aandacht worden besteed aan verkeersbewegingen en parkeerbehoefte.

Onderzoek
Met CROW-publicatie 381 'Toekomstbestendig parkeren' uit 2018 is de verkeersgeneratie en parkeerbehoefte van het plan berekend. Bij de berekeningen is ervan uitgegaan dat de vrijstaande woningen deel uit maken van de 'schil rond het centrum' en dat de appartementen en commerciële ruimte gesitueerd worden in het centrum. Op grond van gegevens van het CBS wordt de stedelijkheidsgraad van Winsum beschouwd als 'niet stedelijk.

Uit deze berekening blijkt dat:

  • de verkeersgeneratie ongeveer 173 verkeersbewegingen per weekdagetmaal*) bedraagt;
  • de parkeerbehoefte ongeveer 36 parkeerplaatsen bedraagt

*) Voor de verkeersgeneratie per werkdagetmaal dienen de aantallen verkeersbewegingen per weekdagetmaal met de factor 1,33 te worden vermenigvuldigd.

Tabel 4.1 Berekening verkeersgeneratie

afbeelding "i_NL.IMRO.1966.BPWI2010BEHE1her02-VS02_0027.png"

Tabel 4.2 Berekening parkeerbehoefte

afbeelding "i_NL.IMRO.1966.BPWI2010BEHE1her02-VS02_0028.png"

De parkeerplaatsen voor de vrijstaande koopwoningen worden op eigen terrein gerealiseerd en zijn daarom buiten beschouwing gelaten bij het bepalen van de parkeerbehoefte in het openbare gebied.

VERKEERSAFWIKKELING
De appartementen en de commerciële ruimte worden ontsloten op de Regnerus Praediniusstraat/ Hoofdstraat Winsum. Deze wegen zijn uitgevoerd als erftoegangsweg en kennen een maximumsnelheid van 30 km/uur. De wegen maken onderdeel uit van het centrumgebied en kennen daarom geen specifieke voorzieningen voor voetgangers en fietsers.

De realisatie van de appartementen en commerciële ruimte leidt tot een toename 138 - 156 motorvoertuigen per weekdagetmaal (184 - 208 motorvoertuigen per werkdagetmaal). Deze toename is, gelet op de relatief lage verkeersintensiteit op de Regnerus Preadiniusstraat/Hoofdstraat Winsum acceptabel.

Fietsers en voetgangers maken ook gebruik van de Regnerus Preadiniusstraat/Hoofdstraat Winsum. Zij kunnen ook gebruik maken van de ontsluiting via de parkeerplaats naar de Wigbolt Ripperdastraat. Deze ontsluiting fungeert bovendien als ontsluiting voor motorvoertuigen bij calamiteiten en evenementen.

De vrijstaande woningen worden ontsloten op de Wigbolt Ripperdastraat. Dit houdt een toename in van ongeveer 17 motorvoertuigen per weekdagetmaal (23 motorvoertuigen per werkdagetmaal). Deze toename is, gelet op de relatief lage verkeersintensiteit op de Wigbolt Ripperdastraat acceptabel.

PARKEERBEHOEFTE
In het plan wordt voorzien in 91 openbare parkeerplaatsen. Deze zijn als volgt verdeeld:

  • 60 parkeerplaatsen op het Boogplein
  • 9 parkeerplaatsen in de Hoofdstraat Winsum
  • 22 parkeerplaatsen in de Regnerus Praediniusstraat
  • Voor de vrijstaande woningen is uitgangspunt dat de parkeerplaatsen op eigen terrein worden gerealiseerd.

In tabel 4.2 is de parkeerbehoefte voor de appartementen en commerciële ruimte berekend, deze bedraagt gemiddeld 36 parkeerplaatsen. In de huidige situatie bedraagt de parkeerdruk in het plangebied ongeveer 47 parkeerplaatsen.

Verkeerskundig is sprake van knelpunten met de parkeercapaciteit als de gemiddelde parkeerbezetting 80% of hoger is. Op dat moment zijn bijna alle parkeerplaatsen bezet en ontstaat zoekverkeer naar de nog beschikbare parkeerplaatsen. Daarom wordt veelal geadviseerd om bij een gemiddelde parkeerbezetting van 80% onderzoek te doen naar maatregelen.

Gesommeerd bedraagt de gemiddelde parkeerdruk in de toekomstige situatie ongeveer 83 parkeerplaatsen. De parkeerdruk is daarmee meer dan 90% in de gemiddelde situatie. Dit is boven de verkeerskundig gewenste parkeerdruk van 80%.

De uiteindelijke parkeerdruk als gevolg van de appartementen en commerciële ruimte wordt echter beïnvloed door dubbelgebruik van parkeerplaatsen door bewoners en bezoekers. Daarnaast is ook in de omliggende straten, op korte loopafstand van het Boogplein (buiten het plangebied) nog parkeercapaciteit beschikbaar voor bezoekers aan het Boogplein/centrum van Winsum. Ook investeert de gemeente in de bereikbaarheid van het centrum van Winsum via de fiets en het openbaar vervoer.

De verwachting is dat, als gevolg van deze externe invloeden, de daadwerkelijke parkeerbehoefte lager is en dat daarmee ook de parkeerdruk in de gemiddelde situatie minder dan 80% bedraagt. Echter blijft de restcapaciteit beperkt. Daarom gaat de gemeente de parkeersituatie direct na aanleg monitoren. Op het moment dat blijkt dat de parkeerdruk 80% of meer bedraagt treft de gemeente aanvullende maatregelen om de parkeerdruk structureel te verlagen. Dit kan door afspraken te maken over het gebruik van de parkeerplaatsen door bewoners, bezoekers en werknemers, parkeerregulering of het uitbreiden van de parkeercapaciteit.

In pieksituaties is de parkeercapaciteit een aandachtspunt. Tijdens piekmomenten kan sprake zijn van een tekort aan parkeerplaatsen, maar omdat dit slechts een tijdelijke (kortdurende) situatie betreft worden hier geen aanvullende maatregelen voor getroffen. Mocht toch sprake zijn van parkeerproblemen in het plangebied tijdens piekmomenten, kan de gemeente maatregelen overwegen. Bijvoorbeeld door het maken van afspraken over het gebruik van de parkeerplaatsen door bewoners, bezoekers en werknemers en tijdelijke parkeerregulering.

De volledige Parkeerrapportage Centrumplan Winsum is als Bijlage 18 bij de toelichting opgenomen.

Conclusie
Uit het onderzoek blijkt dat voor wat betreft de verkeersafwikkeling geen problemen worden verwacht bij de uitvoering van het bestemmingsplan.

Voor wat betreft de parkeersituatie is de verwachting dat met uitvoering van het bestemmingsplan wordt voorzien in voldoende parkeercapaciteit. Geconstateerd is echter dat monitoring van de parkeerdruk wenselijk is. Mogelijk zijn hierdoor, na uitvoering van het bestemmingsplan, nog aanvullende maatregelen noodzakelijk om de parkeerdruk in het plangebied te verlagen tot een verkeerskundig gezien acceptabel niveau.

4.6 Vormvrije M.e.r.

Toetsingskader
Milieueffectrapportage (m.e.r.) is bedoeld om het milieubelang vroegtijdig en volwaardig in de plan- en besluitvorming in te brengen. M.e.r. is altijd gekoppeld aan een besluit, bijvoorbeeld aan de vaststelling van een structuurvisie, aan een bestemmingsplan of aan het verlenen een vergunning.

In het Besluit m.e.r. zijn in de bijlage onderdeel C en D activiteiten opgenomen, waarbij op grond van artikel 7.8b van de Wet milieubeheer besloten moet worden of bij de voorbereiding van het plan of besluit voor die activiteiten een milieueffectrapport (MER) moet worden opgesteld.

Op het voornemen is categorie 11.2 uit bijlage I onderdeel D van het Besluit m.e.r. van toepassing: de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen. De drempelwaarde (een oppervlakte van 100 hectare of meer, 2.000 of meer woningen, een bedrijfsvloeroppervlakte van 200.000 m2 of meer) wordt niet overschreden.

Conform het gewijzigde Besluit m.e.r. dient voor activiteiten die wel in de D-lijst zijn opgenomen, maar niet aan de daar genoemde drempelwaarden voldoen, een toets aan 'Bijlage III van de Europese richtlijn milieubeoordeling projecten' te worden uitgevoerd, een zogenaamde vormvrije m.e.r.-beoordeling. Aard, omvang en ligging zijn begrippen die bij deze beoordeling centraal staan. De vormvrije m.e.r.-beoordeling kan leiden tot de conclusie dat belangrijke, nadelige milieugevolgen zijn uitgesloten of dat deze niet zijn uitgesloten. In het laatste geval moet een m.e.r.-beoordeling plaatsvinden of kan direct voor een m.e.r. gekozen worden.

Afweging
Het plan maakt de bouw van maximaal 21 woningen (vrijstaande en appartementen) en commerciële ruimte mogelijk. Op grond van jurisprudentie moet de ontwikkeling die in het plan is voorzien, gelet op de omvang ervan, worden aangemerkt als een stedelijk ontwikkelingsproject als bedoeld in kolom 1 van categorie 11.2 van onderdeel D van de bijlage bij het Besluit m.e.r.

Aangezien de gemeente initiatiefnemer is hoeft er geen aanmeldnotitie conform artikel 7.16 Wet milieubeheer te worden opgesteld. Wel moet het bevoegd gezag in een zo vroeg mogelijk stadium een beslissing nemen omtrent de vraag of vanwege de belangrijke nadelige gevolgen die de activiteit voor het milieu kan hebben, een milieueffectrapport moet worden gemaakt.

Het bevoegd gezag heeft de milieuaspecten beoordeeld zoals die hoofdstuk 4 zijn benoemd en is tot de conclusie gekomen dat de opstelling van een milieueffectrapportage op basis van de geconstateerde milieueffecten niet nodig is.

Het bevoegd gezag doet mededeling van zijn beslissing bij de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan, met inachtneming van het bepaalde in artikel 7.17 lid 5 van de Wet milieubeheer.

Hoofdstuk 5 Juridische Vormgeving

5.1 Algemeen

Dit hoofdstuk bespreekt de juridische vormgeving van het bestemmingsplan. De Wet ruimtelijke ordening (Wro) bevat de regeling voor de opzet en de inhoud van een bestemmingsplan. In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is deze regeling verder uitgewerkt. Het bestemmingsplan bestaat uit:

  • een verbeelding van het bestemmingsplangebied zowel analoog (bestaande uit een kaartblad, schaal 1:1.000 met bijbehorende legenda en verklaring) als digitaal, waarin alle bestemmingen van de gronden worden aangewezen;
  • de regels waarin de bestemmingen worden beschreven en waarbij per bestemming het doel wordt of de doeleinden worden genoemd.

Daarnaast is het bestemmingsplan voorzien van een toelichting omdat het op grond van artikel 3.1.6 van het Bro verplicht is om een bestemmingsplan te vergezellen met een toelichting. Deze toelichting geeft aan welke gedachte aan het plan ten grondslag ligt, wat de uitkomsten van verrichtte onderzoeken zijn, wat het resultaat is van de overleggen en tot slot doet het verslag van de georganiseerde inspraak bij het plan. Hiermee voldoet het bestemmingsplan aan alle vereisten die zijn opgenomen in de Wro en het Bro. Inherent hieraan is de toepassing van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2012. De SVBP maakt het mogelijk om bestemmingsplannen te maken die op vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op een zelfde manier worden verbeeld. De SVBP 2012 is toegespitst op de regels die voorschrijven hoe bestemmingsplannen volgens de Wro en het Bro moeten worden gemaakt. De SVBP geeft bindende standaarden voor de opbouw en de verbeelding van het bestemmingsplan, zowel digitaal als analoog. De regels van dit bestemmingsplan zijn opgesteld volgens deze standaarden.

Het bestemmingsplan met de daarbij behorende toelichting wordt langs elektronische weg vastgelegd en ook in die vorm vastgesteld, tegelijk met een analoge versie van het bestemmingsplan. Als de digitale en analoge versie tot interpretatieverschillen leiden, is de digitale versie leidend.

Hieronder worden de aanwezige bestemmingsregels puntsgewijs besproken.

5.2 Bestemmingsregels

In het navolgende wordt de algemeen gehanteerde opbouw van de bestemmingsregels toegelicht. Deze ziet er als volgt uit:

  • Hoofdstuk 1 Inleidende regels;
  • Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels;
  • Hoofdstuk 3 Algemene regels;
  • Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels.

De tekst hieronder bespreekt deze hoofdstukken puntsgewijs.

5.2.1 Inleidende regels

Dit onderdeel bestaat uit de begrippen (Begrippen) en de wijze van meten (Wijze van meten). Deze artikelen geven aan wat in de regels onder bepaalde begrippen moet worden verstaan en hoe moet worden gemeten bij de toepassing van de bouwregels of sommige gebruiksregels van het plan. De gemeente heeft bindende afspraken over planregels opgesteld. Deze zijn aangepast in overeenstemming met de eisen van de SVBP2012. Alle begrippen worden in alfabetische volgorde opgenomen, met uitzondering van de eerste begrippen 'plan' en 'bestemmingsplan'.

Voor de begrippen is aansluiting gezocht bij het bestemmingsplan dat elders in Winsum geldt: bestemmingsplan 'Winsum Dorp' (met identificatienummer NL.IMRO.0053.BPWI2010BEHE1-VA01). Voor de wijze van meten geldt dat ook deze overeenkomt met dat bestemmingsplan.

5.2.2 Bestemmingsregels

ENKELBESTEMMINGEN
In het bestemmingsplan zijn de volgende enkelbestemmingen vastgelegd:

  1. 1. Wonen
  2. 2. Wonen- Woongebouw
  3. 3. Centrum
  4. 4. Maatschappelijk
  5. 5. Verkeer - Verblijfsgebied
  6. 6. Water

De navolgende tekst bespreekt de bestemmingen afzonderlijk.

'Wonen'
Ten eerste bevat het bestemmingsplan de bestemming 'Wonen'. Gronden die deze bestemming hebben, zijn bestemd voor de bestaande bebouwing aan de Kloosterstraat en de Wigbolt Ripperdastraat evenals voor de twee nieuw te bouwen woningen op de tijdens het opstellen van dit plan nog onbebouwde grond aan het Boogplein. Bij de woonfunctie zijn nevenactiviteiten toegestaan in de vorm van aan huis gebonden beroep of bedrijf, mits deze geen afbreuk doen aan het woon- en leefmilieu ter plaatse.

Voor de twee nieuw te bouwen woningen is een maximum goot- en bouwhoogte aangegeven. Hierbij is aangesloten bij de maatvoering van de bestaande woningen. Ook is de nokrichting voorgeschreven.

'Wonen - Woongebouw'
De bestemming 'Wonen - Woongebouw' heeft betrekking op complexgewijze woonbebouwing: woongebouwen waar sprake is van meerdere wooneenheden, veelal gestapeld. Wel gaat het hierbij om zelfstandige woningen, maar de verschijningsvorm onderscheidt zich ruimtelijk van zogenaamde grondgebonden woningen, terwijl er tevens sprake van gemeenschappelijke voorzieningen kan zijn. Daarop is dan ook de bestemming toegeschreven: deze is afgestemd op de specifieke hoofdvorm, terwijl afgezien wordt van een regeling voor individuele bijgebouwen.

De twee appartementsgebouwen zijn op de verbeelding voorzien van een aanduiding met het maximum aantal wooneenheden. De bouwhoogte bedraagt 11 meter. Er zijn twee bouwlagen en een bewoonde kapverdieping.

'Centrum'
De bestemming 'Centrum' heeft betrekking op het winkelgebied. Binnen deze bestemming zijn niet alleen winkels toegestaan maar ook andere publiekgerichte functies en bedrijven. De woonfunctie is binnen deze bestemming ook van belang. Binnen de bestemming is wonen op de verdieping(en) mogelijk. Waar dit is aangegeven kan ook op de begane grond worden gewoond. De panden Hoofdstraat 2 en 4 zijn rijksmonumenten.

Voor de nieuw te bouwen commerciële ruimte is een bouwhoogte van 10,5 m opgenomen. Op de verdieping is één appartement toegestaan.

'Maatschappelijk'
Deze bestemming heeft betrekking op de bestaande openbare bibliotheek aan de Regnerus Praediniusstraat. Dit pand is tevens rijksmonument.

'Verkeer - Verbijfsgebied'
Binnen de bestemming 'Verkeer - Verbiljfsgebied' staan de lokale verkeers- verblijfsfunctie voorop. Het betreft lokale wegen die de doorstroom rondom het Boogplein moeten regelen, alsmee het Boogplein en Dorpsplein. Tevens worden binnen deze bestemming de (openbare) parkeervoorzieningen voor de nieuw te realiseren bebouwing geregeld. Tot slot worden hieronder ook begrepen de voet- en fietspaden binnen het plangebied.

Binnen de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied' zijn ook de evenenementen en de standplaatsen geregeld. Het aantal evenementen, de duur ervan, het aantal bezoekers en het gebruik van versterkt geluid is in de specifieke gebruiksregels vastgelegd.

'Water'
De bestemming 'Water' heeft betrekking op het Winsumerdiep.

DUBBELBESTEMMINGEN
Het bestemmingsplan kent twee dubbelbestemmingen:

1. Waarde - Archeologie 2

2. Waarde - Beschermd dorpsgezicht

'Waarde - Archeologie 2'
Ter plaatse van de gronden die niet zijn onderzocht ten behoeve van de voogenomen ontwikkeling, geldt de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2'. Voor deze gronden geldt een horizontale vrijstelling van archeologisch onderzoek van 50 m2.

Een deel van het plangebied is al onderzocht tot 2,75 meter - NAP. Om de archeologische waarden op grotere diepte te beschermen is een gebiedsaanduiding 'Overige zone - archeologie' (zie 'Algemene aanduidingsregels') met een onderzoeksverplichting opgenomen.

'Waarde - Beschermd dorpsgezicht'
Een deel van de gronden in het plangebied zijn aangewezen als Beschermd Dorpsgezicht. Binnen dit gebied bevinden zich alleen een verkeersbestemming en een centrumbestemmng. .Voor de centrumbestemming zijn het bouwvlak en de bouwhoogte vastgelegd.

Ter bescherming van een aantal waarden is een omgevingsvergunningstelsel opgenomen in de regels.

5.2.3 Algemene regels

Dit hoofdstuk bestaat uit de volgende regels:

  • Anti-dubbeltelregel;
  • Algemene bouwregels;
  • Algemene gebruiksregels;
  • Algemene aanduidingsregels
  • Algemene afwijkingsregels;
  • Algemene wijzigingsregels;
  • Overige regels.

De Anti-dubbeltelregel is op basis van artikel 3.2.4 van het Bro. Het betreffende besluit schrijft voor dat de tekst van artikel 3.2.4 van het Bro één op één in een bestemmingsplan wordt overgenomen. De 'Algemenebouwregels', 'Algemene gebruiksregels' 'Algemene aanduidingsregels', 'Algemene afwijkingsregels' en 'Algemene wijzigingsregels' zijn ontleend aan het 'bestemmingsplan Winsum dorp'. Voor deze algemene regels geldt dat onderdelen van de regels die niet van toepassing zijn in het plangebied uit de artikelen zijn verwijderd.

In de 'Algemene aanduidingsregels' is een 'vrijwaringszone - molenbiotoop' opgenomen. De 'vrijwaringszone - molenbiotoop 1' duidt de vrijwaringszone van 0-100 meter aan, gerekend vanaf de voet van de nabijgelegen molen 'De Ster', voor hoge bouwwerken en bomen die de windvang kunnen belemmeren. De stellinghoogte van deze molen is 7.10 meter vanaf de voet van de molen. De molen zelf is op een verhoogde wierde gebouwd. De hoogte daarvan, gemeten bij de ingang van de molen bedraagt 5.59 meter + NAP. Binnen de contour van 100 meter mogen daarom geen bouwwerken worden gebouwd, en geen bomen worden geplant die hoger zijn respectievelijk groter groeien dan 12,69 meter + NAP.

De 'vrijwaringszone - molenbiotoop 2' duidt de vrijwaringszone van 100-400 meter aan, gerekend vanaf de voet van de molen. Deze vrijwaringszone ligt voor een deel over het plangebied. In de uiterste rand van het plangebied (op circa 150 meter van de voet van de molen) mogen de gebouwen niet hoger zijn en de bomen niet hoger worden dan 13,69 meter + NAP.

In de 'Overige regels' zijn parkeerregels opgenomen. Voor bestemmingsplannen die na 29 november 2014 worden vastgesteld geldt namelijk dat voor parkeernormen niet langer kan worden teruggevallen op de Bouwverordening.

5.2.4 Overgangs- en slotregels

In dit hoofdstuk zijn het overgangsrecht en de slotregel opgenomen. Voor de redactie van het overgangsrecht geldt het Besluit ruimtelijke ordening. Dit besluit schrijft dwingend voor hoe het overgangsrecht moet luiden. Bebouwing die niet voldoet aan de regels van dit bestemmingsplan is onder het overgangsrecht gebracht. Een geringe uitbreiding van de bebouwing met 10% wordt mogelijk gemaakt.

Het gebruik van gronden en bebouwing dat in strijd is met dit nieuwe bestemmingsplan op het tijdstip van inwerkingtreding, mag in beginsel worden voortgezet. Wijziging van dit strijdige gebruik is verboden, indien de afwijking van het plan wordt vergroot. Indien het strijdige gebruik, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

Tot slot bevat hoofdstuk 4 de slotregel waarin is aangegeven hoe het bestemmingsplan kan worden aangehaald.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Economische Uitvoerbaarheid

De kosten van het plan komen ten laste van de gemeente Het Hogeland. Om die reden is een exploitatieplan niet vereist.

6.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

6.2.1 Wettelijk vooroverleg

In het kader van het wettelijke vooroverleg heeft het voorontwerpbestemmingsplan vanaf 22 april tot en met 2 juni 2020 ter inzage gelegen en is ook ter beoordeling voorgelegd aan de 'overlegpartners' (artikel 3.1.1 van het Bro).

De resultaten van inspraak en overleg zijn vastgelegd in de 'Nota inspraak en overleg' die als Bijlage 19 bij de toelichting is gevoegd.

6.2.2 Zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan heeft van 17 decemer 2020 tot en met 27 januari ter inzage gelegen. Er zijn veertien zienswijzen binnengekomen. De beantwoording van de zienswijzen is opgenomen in een nota zienswijzen die als bijlage bij het vaststellingsbesluit is opgenomen.

Bijlage 1 Staat Van Bedrijven

Bijlage 1 Staat van bedrijven

Bijlage 1 Toelichting Aanwijzing Beschermd Dorpsgezicht

Bijlage 1 Toelichting aanwijzing beschermd dorpsgezicht

Bijlage 2 Beeldkwaliteitsplein

Bijlage 2 Beeldkwaliteitsplein

Bijlage 3 Bezonningsstudie

Bijlage 3 Bezonningsstudie

Bijlage 4 Groenplan Openbare Ruimte

Bijlage 4 Groenplan openbare ruimte

Bijlage 5 Bomen Effect Analyse

Bijlage 5 Bomen Effect Analyse

Bijlage 6 Dwarsprofielen Kade

Bijlage 6 Dwarsprofielen kade

Bijlage 7 Watertoets

Bijlage 7 Watertoets

Bijlage 8 Akoestisch Onderzoek

Bijlage 8 Akoestisch onderzoek

Bijlage 9 Bodemonderzoek

Bijlage 9 Bodemonderzoek

Bijlage 10 Advies Externe Veiligheid

Bijlage 10 Advies externe veiligheid

Bijlage 11 Advies Veiligheidsregio

Bijlage 11 Advies Veiligheidsregio

Bijlage 12 Akoestisch Prognoseonderzoek Baistemaart

Bijlage 12 Akoestisch prognoseonderzoek Baistemaart

Bijlage 13 Ecologische Inventarisatie

Bijlage 13 Ecologische inventarisatie

Bijlage 14 Nader Ecologisch Onderzoek

Bijlage 14 Nader ecologisch onderzoek

Bijlage 15 Aerius-berekening

Bijlage 15 AERIUS-berekening

Bijlage 16 Archeologisch Onderzoek 2002

Bijlage 16 Archeologisch onderzoek 2002

Bijlage 17 Archeologisch Vervolgonderzoek

Bijlage 17 Archeologisch vervolgonderzoek

Bijlage 18 Parkeeronderzoek

Bijlage 18 Parkeeronderzoek

Bijlage 19 Nota Inspraak En Overleg

Bijlage 19 Nota inspraak en overleg