KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Recreatie - Kampeerterrein
Artikel 4 Waarde - Archeologie 1
Artikel 5 Waarde - Landschap
Artikel 6 Waarde - Wierde Invloedszone
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 7 Anti-dubbeltelregel
Artikel 8 Algemene Bouwregels
Artikel 9 Algemene Gebruiksregels
Artikel 10 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 11 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 12 Overgangsrecht
Artikel 13 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Ligging Plangebied
1.3 Geldend Bestemmingsplan
1.4 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Beschrijving Van Het Plan
2.1 Landschappelijke Context
2.2 Toekomstige Situatie
2.3 Ruimtelijke Inpassing
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Rijksbeleid
3.2 Provinciaal Beleid
3.3 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten
4.1 Mer-beoordeling
4.2 Milieuzonering
4.3 Geluid (Wegverkeerslawaai)
4.4 Water
4.5 Bodem
4.6 Archeologie
4.7 Landschap En Cultuurhistorie
4.8 Ecologie
4.9 Luchtkwaliteit
4.10 Externe Veiligheid
4.11 Kabels En Leidingen
Hoofdstuk 5 Juridische Planbeschrijving
5.1 Algemeen
5.2 Toelichting Op De Bestemmingen
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
6.1 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
6.2 Economische Uitvoerbaarheid
Bijlage 1 Landschappelijke Inpassing
Bijlage 1 Herinrichting Camping Marenland (Plattegrond Met Oppervlaktes)
Bijlage 2 Quick Scan Ecologie
Bijlage 3 Memo Stikstofdepositie Incl Aeriusberekening
Bijlage 4 Aanvraag Watertoets
Bijlage 5 Verkennend Bodemonderzoek
Bijlage 6 Rapport Externe Veiligheid (Qra) Uitbreiding Bedrijventerrein Het Aanleg Winsum
Bijlage 7 Aanmeldnotitie Vormvrije M.e.r.-beoordeling
Bijlage 8 Vooroverlegreactie Provincie Groningen
Bijlage 9 Vooroverlegreactie Veiligheidsregio Groningen

Winsum, uitbreiding camping Marenland

Bestemmingsplan - Gemeente Het Hogeland

Vastgesteld op 23-10-2024 - vastgesteld

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan

het bestemmingsplan Winsum, uitbreiding camping Marenland met identificatienummer NL.IMRO.1966.BPWinsMarenland-VS01 van de gemeente Het Hogeland;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels;

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.6 bestaand

  1. a. ten aanzien van de bij of krachtens de Woningwet aanwezige bouwwerken en werkzaamheden: bestaand ten tijde van de eerste terinzagelegging van het plan;
  2. b. ten aanzien van het overige gebruik: bestaand ten tijde van het van kracht worden van het plan;

1.7 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.8 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.9 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.10 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.11 bouwperceelgrens

de grens van een bouwperceel;

1.12 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.13 dak

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

1.14 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.15 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.16 gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden

de mogelijkheden om gronden en bouwwerken overeenkomstig de daaraan toegekende bestemming te gebruiken;

1.17 kampeermiddel

een tent, een tentwagen, een kampeerauto, een caravan of een stacaravan, dan wel enig ander daarmee vergelijkbaar voertuig of onderkomen, dat geheel of ten dele is bestemd of opgericht dan wel wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;

1.18 kunstwerk

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voor civieltechnische en/of infrastructurele doeleinden, zoals een brug, een dam, een duiker, een tunnel, een via- of aquaduct of een sluis, dan wel een daarmee gelijk te stellen voorziening;

1.19 milieusituatie

de situatie, waarbij milieuaspecten dienen te worden beoordeeld, zoals hinder voor omwonenden en een verkeersaantrekkende werking. In het bijzonder dient er bij de situering en omvang van milieubelastende functies (onder andere bedrijven) op te worden gelet dat de uitbreiding of nieuwvestiging van milieugevoelige functies (onder andere woningen) zo weinig mogelijk wordt beperkt. Omgekeerd dient er bij uitbreiding of nieuwvestiging van milieugevoelige functies op te worden gelet dat bestaande milieubelastende functies zo weinig mogelijk in hun functioneren worden beperkt;

1.20 nutsvoorzieningen

een voorziening ten behoeve van de telecommunicatie en de gas-, water- en elektriciteitsdistributie alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen en zendmasten;

1.21 overkapping

elk bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder dan wel met ten hoogste één wand;

1.22 peil

  1. a. voor een bouwwerk op een bouwperceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  2. b. voor een bouwwerk op een bouwperceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  3. c. indien in of op het water wordt gebouwd: het Normaal Amsterdams Peil;

1.23 recreatief medegebruik

een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan;

1.24 seksinrichting

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden.

Onder een seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische-massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.25 sociale veiligheid

een ruimtelijke situatie die overzichtelijk, herkenbaar en sociaal controleerbaar is;

1.26 straat- en bebouwingsbeeld

de waarde van een gebied in stedenbouwkundige zin die wordt bepaald door de mate van samenhang in aanwezige bebouwing, daarbij in het bijzonder gelet op:

  1. a. een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte;
  2. b. een goede hoogte-/breedteverhouding tussen de bebouwing onderling;
  3. c. een samenhang in bouwvorm/architectonisch beeld tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar georiënteerd is;

1.27 tiny house

een kleinschalig gebouw dat naar de aard en de inrichting is bedoeld voor kortdurend recreatief nachtverblijf;

1.28 trekkershut

een kleinschalig gebouw dat naar de aard en de inrichting is bedoeld voor kortdurend recreatief nachtverblijf;

1.29 verblijfsrecreatie

het recreatief doorbrengen van één of meer nachten buiten de vaste woonplaats, uitgezonderd sociale bezoeken aan familie, vrienden, kennissen en zakenbezoeken;

1.30 verkeersveiligheid

de waarde van een gebied voor de veiligheid van het verkeer die wordt bepaald door de mate van overzichtelijkheid en vrij uitzicht (met name bij kruisingen van wegen en uitritten) en de (mogelijke) effecten van bebouwing en overige inrichtingselementen op de gedragen van verkeersdeelnemers;

1.31 woonomgeving

gebied en voorzieningen rondom de woning

1.32 woonsituatie

de waarde van een gebied voor de woonfunctie die wordt bepaald door de situering van om die woonfunctie liggende functies en bebouwing, daarbij in het bijzonder gelet op de daglichttoetreding, het uitzicht, de mate van privacy en het voorkomen of beperken van hinder.

Artikel 2 Wijze Van Meten

2.1 afstand van een gebouw tot de zijdelingse perceelgrens

de kortste afstand van enig punt van een gebouw tot de (zijdelingse) bouwperceelgrens.

2.2 bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.3 goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.4 inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.5 oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerde op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

Bij het meten dient steeds vanaf c.q. tot een buitenste zijde van een lijn te worden gemeten.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Recreatie - Kampeerterrein

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Recreatie - Kampeerterrein’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. standplaatsen voor kampeermiddelen, niet zijnde stacaravans;
  2. b. gebouwen en overkappingen ten behoeve van:
    1. 1. verblijfsrecreatie;
    2. 2. onderhoud en beheer;
  3. c. tiny houses, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - tiny houses';
  4. d. trekkershutten, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - trekkershutten';
  5. e. een horecavoorziening, voorzover ondergeschikt aan de verblijfsrecreatieve functie;

met daaraan ondergeschikt:

  1. f. parkeervoorzieningen;
  2. g. wegen en paden;
  3. h. groenvoorziening en bebossing;
  4. i. nutsvoorzieningen;
  5. j. water;

met de daarbijbehorende:

  1. k. sport- en speelterreinen;
  2. l. erven en terreinen;
  3. m. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

3.2 Bouwregels

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen, ten behoeve van een goede woonsituatie, de sociale veiligheid, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing.

3.4 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en Wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, afwijken van:

  1. a. het bepaalde in lid 3.2.1 sub a en toestaan dat gebouwen gedeeltelijk buiten het bouwvlak worden gebouwd, mits:
    1. 1. de oppervlakte van het buiten het bouwvlak gebouwde gedeelte van de gebouwen ten hoogste 15% van de oppervlakte van het bouwvlak bedraagt.

3.5 Specifieke gebruiksregels

Artikel 4 Waarde - Archeologie 1

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waarde - Archeologie 1’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van archeologische waarden.

4.2 Bouwregels

Voor het bouwen van bouwwerken is een omgevingsvergunning van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed noodzakelijk. Een aanvraag daartoe dient bij de gemeente Winsum te worden ingediend.

4.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Voor het aanleggen van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden, is een omgevingsvergunning van de Rijksdienst voor het Cultuureel Erfgoed noodzakelijk. Een aanvraag daartoe dient bij de gemeente Winsum te worden ingediend.

Artikel 5 Waarde - Landschap

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waarde - Landschap’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en) mede bestemd voor het behoud, herstel en ontwikkeling van de landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden.


Hieronder worden het behoud, herstel en ontwikkeling van de volgende essentiële ruimtelijke kenmerken begrepen:

  1. a. de openheid van het landschap;
  2. b. het reliëf;
  3. c. de oorspronkelijke verkavelingen en het beloop van wegen en waterlopen;
  4. d. de openheid van, het zicht op en de herkenbaarheid van wierden en wierdendorpen.

5.2 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in elk geval wordt begrepen:

  1. a. het ophogen, afgraven, diepploegen, egaliseren en afschuiven van gronden;
  2. b. het gebruik van de gronden voor nieuwe houtteelt;
  3. c. het gebruik van de gronden voor de aanleg van bossen en boomgaarden.

5.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 6 Waarde - Wierde Invloedszone

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waarde - Wierde invloedszone’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en) mede bestemd voor het behoud, herstel en ontwikkeling van de openheid van, het zicht op en de herkenbaarheid van wierden en wierdendorpen.

6.2 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in elk geval wordt begrepen:

  1. a. het gebruik van de gronden voor nieuwe houtteelt;
  2. b. het gebruik van de gronden voor de aanleg van bossen en boomgaarden.

6.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 7 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 8 Algemene Bouwregels

De bouwgrenzen mogen in afwijking van de bestemmingen in deze regels, uitsluitend worden overschreden door:

  1. a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, serres, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1,50 m;
  2. b. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1,00 m.

Artikel 9 Algemene Gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met de gegeven bestemmingen, wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van de gronden voor de stalling en opslag van aan het oorspronkelijk verkeer onttrokken voer-, vaar- en/of vliegtuigen, anders dan in het kader van de bedrijfsvoering;
  2. b. het gebruik van de gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, grond, bodemspecie en puin en voor het storten van vuil, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden;
  3. c. het opslaan of storten van al dan niet afgedankte voorwerpen, stoffen of producten, buiten erven van gebouwen, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden;
  4. d. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.

Artikel 10 Algemene Afwijkingsregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan, het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de sociale veiligheid, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  1. a. de bij recht in het plan gegeven maten, afmetingen en percentages, tot ten hoogste 10% van die maten, afmetingen en percentages;
  2. b. de bestemmingsregels in die zin dat gebouwen worden gerealiseerd, uitgebreid, veranderd of vernieuwd voor kleinschalige milieuvoorzieningen van algemeen belang, zoals riolering en een bergbezinkbassin, mits:
    1. 1. de bouwhoogte van de gebouwen ten hoogste 3,50 m zal bedragen;
    2. 2. de oppervlakte van de gebouwen ten hoogste 25 m² zal bedragen;
  3. c. de bestemmingsregels in die zin dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geeft;
  4. d. de bestemmingsregels in die zin dat bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
  5. e. de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, in die zin dat de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot ten hoogste 10,00 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van reclamemasten ten hoogste 6,00 m zal bedragen;
  6. f. de bestemmingsregels in die zin dat gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden opgericht ten behoeve van de waterhuishouding, natuurbeheer of het recreatief (mede)gebruik van het water of aansluitende gronden, zoals brugwachtershuisjes, sanitaire voorzieningen, kademuren, afrasteringen en plankieren, mits:
    1. 1. de bouwhoogte van gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste 3,50 m zal bedragen;
    2. 2. de oppervlakte van gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste 15 m² zal bedragen;
  7. g. de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, in die zin dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken, zend-, ontvang- en/of sirenemasten, wordt vergroot tot ten hoogste 30,00 m, mits:
    1. 1. de noodzaak tot plaatsing wordt aangetoond;
    2. 2. bij de plaatsing wordt aangesloten bij bestaande verticale elementen, zoals bestaande masten of anderszins bestaande bouwwerken;
    3. 3. door de plaatsing de beeldkwaliteit van de omgeving niet wordt verstoord;
  8. h. het bepaalde ten aanzien van de maximale bouwhoogte van gebouwen in die zin dat de bouwhoogte van de gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen wordt vergroot, mits:
    1. 1. de maximale oppervlakte van de vergroting ten hoogste 10% van het betreffende bouwperceel zal bedragen;
    2. 2. de vergroting leidt tot een hoogte welke ten hoogste 1,25 maal de maximale bouwhoogte van het betreffende gebouw zal bedragen.

Artikel 11 Overige Regels

11.1 Parkeergelegenheid en los- en laadmogelijkheden

  1. a. Bij de verlening van een omgevingsvergunning voor bouwen of een omgevingsvergunning voor een gebruiksverandering moet, indien de omvang of de bestemming van een gebouw daartoe aanleiding geeft, ten behoeve van het parkeren of stallen van auto's, (motor)fietsen of andere voertuigen in voldoende mate ruimte zijn aangebracht in, op of onder het gebouw, dan wel op of onder het bijbehorend bouwperceel. Dit betekent dat moet worden voldaan aan de parkeerkencijfers in de CROW-publicatie 381 en dat, indien deze beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, rekening wordt gehouden met de wijziging.
  2. b. Indien de bestemming van een gebouw aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen, moet in deze behoefte in voldoende mate zijn voorzien aan, in of onder dat gebouw, dan wel op of onder het bijbehorend bouwperceel.
  3. c. Gerealiseerde voorzieningen als bedoeld in sub a en b, dienen na de realisering in stand te worden gehouden.
  4. d. Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in sub a en b:
    1. 1. indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit; of
    2. 2. voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingsruimte, dan wel laad- of losruimte wordt voorzien.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 12 Overgangsrecht

12.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen geschiedt binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in sublid a. een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in sublid a. met maximaal 10%.
  3. c. Sublid a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

12.2 Overgangsrecht gebruik

  1. a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in sublid a., te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. c. Indien het gebruik, bedoeld in sublid a., na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. d. Sublid a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 13 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Winsum, uitbreiding camping Marenland van de gemeente Het Hogeland.

Behorend bij het besluit van 23 oktober 2024.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Marenland recreatie is een kleine camping met zo'n 50 kampeerplaatsen in het noorden van de provincie Groningen in het dorp Winsum. Camping Marenland omvat naast een camping tevens een 'bedstee-hotel', een jachthaven, boot en kanoverhuur, een groot terras aan het water met een speeltuin. In 2019 en 2021 zijn er verschillende stukken land aangekocht van de gemeente Het Hogeland (voormalig gemeente Winsum) om de camping uit te breiden (in 2019 een smalle strook grond aan de westzijde en in 2021 het voormalige korfbalveld ten zuiden van de camping). Deze gebieden wil initiatiefnemer verder ontwikkelen en betrekken bij de uitbreiding van de camping.

Het perceel aan de zuidzijde is inmiddels al grotendeels gerealiseerd op een tijdelijke vergunning die is verleend door de gemeente Het Hogeland. Echter voor een definitieve omgevingsvergunning is een bestemmingsplanwijziging nodig. Daarnaast bevindt de gehele camping zich in het provinciale buitengebied, waardoor er provinciale belangen spelen. De geldende bestemmingsplannen maken de gewenste ontwikkeling in planologische zin niet mogelijk. Daarom is een nieuw bestemmingsplan opgesteld, die een actuele en 'op maat gesneden' regeling bevat voor de uitbreiding van camping Marenland.

1.2 Ligging Plangebied

Het plangebied is gelegen aan de westzijde van de kern Winsum, even ten westen van de N361. De N361 is de provinciale weg die vanaf de stad Groningen langs Winsum richting Lauwersoog loopt. Camping Marenland ligt ten zuiden van het Winsumerdiep. Aan de west- en zuidzijde gaat de camping over in het buitengebied van Winsum.

De bestaande camping beslaat de kavels 3148, 3149, 3150 en 3587 en heeft een oppervlakte van 17.660 m2. Ook de wierde (het grootste gedeelte van kavel 29, oppervlakte circa 5. 375 m2) maakt altijd al onderdeel uit van de camping. De voorgenomen uitbreiding beslaat kavel 264 (oppervlakte 14,375 m2) en een smalle strook behorende tot kavel 29 (oppervlakte circa 950 m2).

afbeelding "i_NL.IMRO.1966.BPWinsMarenland-VS01_0001.jpg"Figuur: luchtfoto plangebied en omgeving (Bron: Google maps)

afbeelding "i_NL.IMRO.1966.BPWinsMarenland-VS01_0002.jpg"

Figuur: plangebied en omgeving

afbeelding "i_NL.IMRO.1966.BPWinsMarenland-VS01_0003.jpg"

Figuur: detail plangebied op luchtfoto

1.3 Geldend Bestemmingsplan

Het plangebied voor dit bestemmingsplan is gelegen in twee vigerende Bestemmingsplannen, te weten:

  • het bestemmingsplan Winsum Dorp (vastgesteld 28-10 2010)
  • het bestemmingsplan Buitengebied Winsum, vastgesteld 20-06 2013.

In het bestemmingsplan Winsum Dorp hebben de gronden van de -met een tijdelijke omgevingsvergunning gerealiseerde- uitbreiding ten zuiden van de bestaande camping i(kavel 264) in hoofdzaak de bestemming 'Sport'. De bestemming 'Groen' komt eveneens voor. De uitbreiding van een camping is niet toegestaan binnen deze bestemmingen.

De aan de westzijde geplande uitbreiding (kavel 29) heeft in het bestemmingsplan Buitengebied Winsum de bestemming 'Agrarisch'. Tevens is de dubbelbestemming 'Waarde - Landschap' van toepassing, alsmede de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4' en de dubbelbestemming 'Waarde - Wierde invloedsgebied'.

Ook het veegplan Buitengebied Winsum (vastgesteld 14-12 2017) is van toepassing. Daaruit blijkt dat de dubbelbestemming Waarde- Archeologie' voor een groot deel is komen te vervallen. Voor de uitbreiding aan de westzijde (kavel 29) is nog wel de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2' van toepassing.

afbeelding "i_NL.IMRO.1966.BPWinsMarenland-VS01_0004.jpg"

Fragment: Bestemmingsplan Winsum Dorp

afbeelding "i_NL.IMRO.1966.BPWinsMarenland-VS01_0005.jpg"

Figuur: fragment bestemmingsplan buitengebied Winsum

1.4 Leeswijzer

In hoofdstuk 2 wordt nader ingegaan op de huidige situatie en op de planuitgangspunten. In hoofdstuk 3 vindt een toetsing aan het relevante beleidskader plaats. Vervolgens wordt het plan in hoofdstuk 4 getoetst aan de omgevingsaspecten. Hoofdstuk 5 beschrijft hoe het plan vorm krijgt in de juridische regeling. De uitvoerbaarheid van het plan is ten slotte beschreven in hoofdstuk 6.

Hoofdstuk 2 Beschrijving Van Het Plan

2.1 Landschappelijke Context

Wierde

Een wierde is een benaming voor een kunstmatige heuvel, alleen gebruikt in Groningen. Wierden zijn ontstaan in perioden dat er geen dijken waren. Ze werden vaak aangelegd op hogere plekken in het landschap, zoals de oeverwallen langs de Hunze en de Fivel. De eerste wierden werden aangelegd in de Ijzertijd rond 600 v.Chr. Hiertoe behoren bijvoorbeeld Ezinge, Feerwerd, Oostum, Middelstum en Eenum. Rond het begin van de jaartelling volgde een tweede generatie wierden op nieuwe kwelderwallen, zoals Eenrum, Oldorp en Stedum. In de periode van transgressie door de zee, die gepaard ging met grote overstromingen werden vanaf ongeveer de 4e eeuw veel wierden verlaten. In de vroege middeleeuwen trok de zee zich weer wat terug en hervestigde de bevolking zich. Er ontstonden nieuwe wierden, zoals die op de kwelderwal vanaf Ulrum (Elens) via de wierden van Leens en de Tuinssterwierde naar Wehe. Ook werden de lagere delen tussen nabijgelegen wierden opgevuld en groeiden zo aaneen tot een grotere (dorps)wierde. Rond de 12e eeuw kwam dit proces ten einde met de aanleg van dijken, waardoor de wierden hun functie verloren. Alleen buitendijks werden op de kwelder soms nog wierden aangelegd, zoals in de latere Noordpolder en de Oude Ruigezandsterpolder.

Wierdenrij

De wierden werden opgeworpen op toch al hoge plekken. Vandaar dat ze vaak op een rij liggen, soms op een onderliggende dekzand- of keileemrug. Een voorbeeld is de uitloper van de Hondsrug: Adorp, Sauwerd, Winsum, Baflo, Rasquert, Warffum, Usquert, met daartussen allerlei kleinere wierden.

Ten westen van de reeds gerealiseerde uitbreiding van camping Marenland bevindt zich een onbewoonde wierde, welke deel uit maakt van de hierboven beschreven wierdenrij. De hoogte van deze wierde is circa 1,49 meter boven NAP. De wierde is mogelijk vanaf de middeleeuwen bewoond geweest. Vanaf begin 19e eeuw is de wierde onbewoond. Aan de wierde is een grote landschappelijke, cultuurhistorische en archeologische betekenis toe te kennen. De wierde is een archeologisch rijksmonument.

afbeelding "i_NL.IMRO.1966.BPWinsMarenland-VS01_0006.jpg"

Foto: Zicht vanaf wierde richting noordoosten

Winsumerdiep

Camping Marenland is gelegen ten zuiden van het Winsumerdiep. Het Winsumerdiep is een kanaal van het Boterdiep bij Onderdendam via het dorp Winsum naar het Reitdiep bij Schaphalsterzijl. Het is een overblijfsel van de Delf. De licht slingerende loop is een gevolg van de eb-en-vloedwerking uit de tijd dat het Reitdiep nog in open verbinding stond met de zee. In 1877 werd het Reitdiep afgesloten. Oorspronkelijk mondde het diep bij Oldenzijl even ten westen van Winsum uit in het Reitdiep, nu Oude Diepje. Het voormalige Winsumerdiep daar heet nu Oldenzijlsterdiepje.

Aan het Winsumerdiep kan een cultuurhistorische betekenis worden toegekend. Door het Winsumerdiep kon de kern Winsum door de eeuwen heen een bescheiden regionale functie vervullen op het gebied van handel, industrie en vervoer. Het Winsumerdiep is door de provincie dan ook aangeduid als 'karakteristieke waterloop'.

afbeelding "i_NL.IMRO.1966.BPWinsMarenland-VS01_0007.jpg"

Foto: zicht op het Winsumerdiep

afbeelding "i_NL.IMRO.1966.BPWinsMarenland-VS01_0008.jpg"

Foto: bestaande trekkershutten

2.2 Toekomstige Situatie

In totaal worden met de voorgenomen ontwikkeling 46 nieuwe standplaatsen gerealiseerd (waaronder zes tinyhouses en zes trekkershutten), alsmede enkele aanvullende voorzieningen. In deze paragraaf wordt dit nader toegelicht.

  • Op het perceel ten zuiden van de bestaande camping zijn middels een tijdelijke omgevingsvergunning 32 standplaatsen gerealiseerd (op de velden 'Maarvliet, 'Geweide' en 'Delthe').
  • Op het perceel zuidelijk hiervan ('Oude Diepje') is een buitenbar voor groepen voorzien, alsmede 3 zogenaamde 'Bell' tenten (ook wel Saharatenten genoemd). De Bell tenten zijn geschikt voor 2 personen. De Bell-tenten worden vervangen door zes trekkershutten.
  • Het perceel westelijk van de al gerealiseerde uitbreiding betreft een eeuwenoude wierde. Het perceel heeft dan ook de naam 'Wierde' gekregen. Op dit perceel staat een stretchtent. Een stretchtent is een grote partytent, bedoeld voor ontmoeting. De stretchtent is niet bedoeld om in te verblijven. Afgelopen jaren hebben er drie tipitenten voor overnachtingen gestaan. Een tipi is een indianentent van waterdicht katoen. Een tipi wordt opgezet met palen en een doek in een cirkelvorm. De tipi's zijn ruim opgezet en van alle gemakken voorzien, waaronder bedden, stoelen, elektriciteit, koelkast en kookgerei. In een tipitent kunnen 2 tot 4 personen verblijven. Deze tenten worden verkocht. Er zullen nog 2 tipitenten voor de sfeer bij de stretchtent worden geplaatst. Deze tenten worden niet meer verhuurd voor overnachtingen. Op de wierde is ook ruimte voor enkele trekkerstentjes. Het gaat dan meestal om trekkers die het Pieterpad lopen. Er zijn geen ondersteunende voorzieningen (stroom, water) op dit veld nodig voor deze trekkers. De stretchtent staat van mei tot eind september. Van oktober tot mei staat er niks op de wierde en is deze buiten gebruik.
  • Tenslotte worden ten westen van de bestaande camping (perceel 'Zijlvliet') 6 zogenaamde 'tiny houses' gerealiseerd. De tiny houses hebben een oppervlakte van circa 35 m2.

afbeelding "i_NL.IMRO.1966.BPWinsMarenland-VS01_0009.jpg"

Figuur: De stretchtent op perceel 'Wierde'

afbeelding "i_NL.IMRO.1966.BPWinsMarenland-VS01_0010.jpg"

Figuur: de drie tipt-tenten op perceel 'Wierde'

afbeelding "i_NL.IMRO.1966.BPWinsMarenland-VS01_0011.jpg"

Foto: uitzicht op omliggend landschap vanaf perceel 'Wierde'

afbeelding "i_NL.IMRO.1966.BPWinsMarenland-VS01_0012.jpg"

Foto: locatie voor de tiny houses aan de westrand

afbeelding "i_NL.IMRO.1966.BPWinsMarenland-VS01_0013.jpg"

Figuur: plattegrond van de huidige camping.

afbeelding "i_NL.IMRO.1966.BPWinsMarenland-VS01_0014.jpg"

Figuur: toekomstige inrichting camping Marenland

afbeelding "i_NL.IMRO.1966.BPWinsMarenland-VS01_0015.jpg"

Foto: tiny house

afbeelding "i_NL.IMRO.1966.BPWinsMarenland-VS01_0016.jpg"

Tekeningen: gevelaanzichten met maten tiny houses

2.3 Ruimtelijke Inpassing

Het is van belang dat het zicht op en de herkenbaarheid van wierden en wierdedorpen behouden blijft. De kwaliteit van dit kenmerk kan worden aangetast door bebouwing en beplanting op en in de nabijheid van deze wierden. Daarom zijn zones aangewezen rondom wierden en wierdedorpen waarbinnen van gemeenten wordt gevraagd om in hun bestemmingsplannen rekening te houden met het zicht op en de herkenbaarheid van wierden en wierdedorpen.

Het perceel westelijk van de al (met een tijdelijke vergunning) gerealiseerde uitbreiding betreft een eeuwenoude wierde (kavel 29). De wierde is altijd al onderdeel geweest van de camping en is voornamelijk als zonneweide in gebruik.

Het gebruik van de wierde (kavel 29) (zonneweide en het plaatsen van enkele tenten) is niet van invloed op het aanwezige reliëf. Er vinden geen ingrepen plaats in/aan het maaiveld, er is geen sprake van het afgegraven dan wel ophogen van het maaiveld. Ook blijft de wierde een open karakter houden en blijft het in de toekomstige situatie als karakteristiek landschappelijk element herkenbaar. Dit geldt ook voor het herkenbare reliëf. De landschappelijke openheid van het de zone rondom de wierde wordt door het voorgestane gebruik niet aangetast, ook omdat dit perceel bewust niet wordt voorzien van een afschermende beplanting.

Een smalle strook ten westen van de al bestaande camping behoort ook tot kavel 29. Hier zijn 6 tiny houses voorzien: mobiele units met een oppervlakte van circa 34 m2. De units staan tegen een achtergrond van dichte singelbeplanting. In het landschappelijk inpassingsplan (zie bijlage 1) is nader toegelicht hoe deze tiny houses landschappelijk zijn ingepast.

Het deel wat al met een tijdelijke vergunning in gebruik is genomen (kavel 264) valt ook onder 'zones rond wierden' waar de bescherming van landschappelijke openheid wordt nagestreefd. Deze kavel betreft voormalig sportvelden en zijn al met forse boombeplanting omzoomd. Van een herkenbare open zone rondom de wierde is hier al geen sprake meer. Bovendien versterkt de al aanwezige beplanting op kavel 264 aan de rand van de wierde het open, ronde en hoge karakter van de wierde zelf.

Voor de wierde en de zone rondom de wierde wordt in het bestemmingsplan een dubbelbestemming opgenomen ter bescherming van het reliëf en de landschappelijke openheid. Aan deze bestemming is een vergunningplicht gekoppeld voor werkzaamheden als het ontgronden, afgraven, egaliseren, ophogen van gronden. Al deze werkzaamheden zijn met de uitbreidingsplannen van camping Marenland niet aan de orde.

Landschappelijk inpassingsplan

Ten behoeve van de ruimtelijke inpassing is een landschappelijk inpassingsplan opgesteld. Dit plan is gebaseerd op de historisch gegroeide landschapsstructuur. Op basis van een beknopte analyse wordt het plangebied en de omgeving beschreven en verbeeld. Met het landschapsplan wordt beoogd de nieuwe ontwikkelingen te laten bijdragen aan een goede landschappelijke inpassing in de omgeving.

Voor de uitbreiding van de camping wordt uitgegaan van het toevoegen van zes tiny houses aan de westzijde en zes trekkershutten aan de zuidzijde van het plangebied. Aan de westzijde van het plangebied waren in het verleden een drietal sloten parallel aan elkaar gesitueerd, de middelste sloot hiervan is gedempt. Met de voorgenomen ontwikkeling wordt nu de ‘middelste’ sloot hersteld. De meest oostelijke sloot wordt gedempt. Het pad binnen de dubbele slootstructuur wordt als halfverharding uitgevoerd. Ter hoogte van de te dempen sloot komen op perceel 'Zijlvliet' de tiny houses in de bosrand te staan. Deze situering van de tiny houses zorgt ervoor dat ze vanuit het landschap bezien onderdeel uitmaken van de (bestaande en aangevulde) groene rand. De tiny houses zijn voorzien van een ruime veranda, waardoor de glazen ramen van het huis zich verder 'naar achteren' bevinden. Dit geeft het geheel een natuurlijke uitstraling en verkleint de kans dat vogels er tegenaan vliegen. De rand wordt aangevuld met inheemse struiken zoals de hondsroos, Gelderse roos en kornoelje.

De trekkershutten worden in de bosrand aan de zuidzijde van het plangebied geplaatst (perceel 'Diepje'). Bij de situering van de recreatiewoningen zal zorgvuldig worden omgegaan met de bestaande bomen.

Om de uitvoering van het plan zeker te stellen is een voorwaardelijke verplichting opgenomen, zie hiervoor artikel 3.5.1. Hiermee is de uitvoering van het landschapsplan in planologische zin geborgd. Het landschappelijk inpassingsplan voor camping Marenland is opgenomen als bijlage 1 bij de regels.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Nationale Omgevingsvisie

De Omgevingswet bundelt alle huidige wetten over de leefomgeving. Daarbij hoort ook 1 Rijksvisie op de leefomgeving: de Nationale Omgevingsvisie (NOVI). Op 11 september 2020 is de NationaleOmgevingsvisie (NOVI) naar de Tweede Kamer gestuurd. Met de NOVI geeft het kabinet richting aan grote opgaven waardoor Nederland de komende 30 jaar verandert. Dit betreft onder meer:

Bij de opgaven wordt altijd rekening gehouden met een gezonde bodem, schoon water, behoud van biodiversiteit en een aantrekkelijke leefomgeving. De Nationale Omgevingsvisie schets een duurzaam perspectief voor onze leefomgeving. Op het niveau van dit bestemmingsplan biedt de NOVI geen concrete aandachtspunten.

3.1.2 Ladderonderbouwing

Ladder voor duurzame verstedelijking

Ieder bestemmingsplan dat nieuwe stedelijke ontwikkelingen mogelijk maakt, moet een verantwoording bevatten van de ladder voor duurzame verstedelijking (art. 3.1.6. lid 2 Bro). De ladder voor duurzame verstedelijking is een instrument voor efficiënt ruimtegebruik. Voor binnenstedelijke projecten moet de behoefte worden beschreven. Voor ontwikkelingen buiten bestaand stedelijk gebied, moet worden gemotiveerd waarom niet binnenstedelijk in de behoefte kan worden voorzien.

Bij het bepalen óf en hoe de Ladder moet worden toegepast zijn de volgende vragen van belang:

1. Is er sprake van een stedelijke ontwikkeling?

2. Is de stedelijke ontwikkeling nieuw?

3. Wat is het ruimtelijk verzorgingsgebied?

4. Is er behoefte aan de voorgenomen ontwikkeling?

5. Ligt de ontwikkeling in bestaand stedelijk gebied?

De voorgestane ontwikkeling betreft een uitbreiding van een camping. De camping is gelegen in het buitengebied en bevat uitsluitend standplaatsen voor kampeermiddelen, waaronder trekkershutten en tinyhouses. Er is geen sprake van recreatiewoningen.

De uitbreiding van een camping wordt niet als en stedelijke ontwikkeling gezien zoals bepaald in de Bro. Nadere toetsing aan de ladder hoeft niet plaats te vinden.

3.2 Provinciaal Beleid

3.2.1 Omgevingsvisie provincie Groningen 2016-2020

Het provinciaal ruimtelijk beleid is verwoord in de Omgevingsvisie provincie Groningen 2016-2020. In 2022 is deze visie geactualiseerd. De Omgevingsvisie bevat de integrale lange termijnvisie van de provincie op de fysieke leefomgeving.

De provincie wil stedelijke ontwikkelingen zo veel mogelijk laten plaatsvinden binnen bestaand stedelijk gebied, omdat de provincie het grote contrast tussen het stedelijk gebied en het buitengebied, dat zo bepalend is voor de identiteit van de provincie, wil behouden en versterken. Dit in lijn met de 'ladder voor duurzame verstedelijking'. Er wordt gericht beleid gevoerd op de leefbaarheid: van de kleine dorpen tot de stedelijke kernen. Met een aantrekkelijke leefomgeving, snel internet en goede bereikbaarheid moeten zowel de stedelijke kernen als de dorpen leefbaar blijven. Veel aandacht wordt gegeven aan dorpen en de bereikbaarheid van voorzieningen. De provincie ondersteunt en biedt veel ruimte aan ontwikkelingen van onderop om de leefbaarheid en sociale cohesie in de provincie te versterken. Deze complexe vraagstukken, in de dorpen en de steden, vragen om maatwerk: een gezamenlijke aanpak van gemeenten, woningbouwcorporaties, diverse andere organisaties en burgers. Bij de stedelijke kernen richt de provincie zich op het in stand houden en versterken van de sterke regionale functie van deze kernen.

De Omgevingsvisie is een kaderstellend document voor de uitwerking van het beleid op deelterreinen door de provincie zelf en door gemeenten en waterschappen. De provincie wil met de Omgevingsvisie ruimte bieden en uitnodigen. Uit de Omgevingsvisie vloeien richtlijnen en voorschriften voort die zijn vastgelegd in de provinciale Omgevingsverordening. Hiermee werkt het omgevingsbeleid (ruimtelijke ordening, water, mobiliteit en milieu) door in plannen van gemeenten en waterschappen.

Weidevogels

De provincie beschermt weidevogels en concentreert haar beschermingsmaatregelen daarbij in de gebieden waar nog levenskrachtige populaties weidevogels voorkomen, de zogenaamde leefgebieden. Het weidevogelbeheer wordt georganiseerd door samenwerkingsverbanden van boeren (de agrarische collectieven). De provincie zet instrumenten in om het weidevogelbeheer te stimuleren en de weidevogelstand wordt gemonitord.

3.2.2 Omgevingsverordening provincie Groningen

Ter uitvoering van het beleid uit de Omgevingsvisie hebben Provinciale Staten op 1 juni 2016 de provinciale Omgevingsverordening vastgesteld. De verordening is een aantal malen herzien. De meest rente actualisatie van de verordening dateert van 3 februari 2021. De verordening bevat onder meer algemene regels omtrent de inhoud van bestemmingsplannen en de daarbij behorende toelichting. Deze regels moeten bewerkstelligen dat provinciale ruimtelijke belangen doorwerken op het lokale niveau. Dat betekent dat gemeenten zich bij het opstellen van (nieuwe) bestemmingsplannen moeten houden aan de bij de provinciale verordening gestelde regels.

Buitengebied (titel 2.3 Bundeling van verstedelijking)

Het plangebied van dit bestemmingsplan behoort tot het buitengebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.1966.BPWinsMarenland-VS01_0017.jpg"

Figuur: Begrenzing buitengebied (bron: Omgevingsverordening provincie Groningen)

Regels zelfstandige kampeerterreinen

Nieuwe zelfstandige kampeerterreinen en uitbreiding bestaande zelfstandige kampeerterreinen (Artikel 2.35.1)

  1. 1. Een bestemmingsplan dat betrekking heeft op het buitengebied kan voorzien in uitbreiding van een bestaand zelfstandig kampeerterrein met een percentage van maximaal 20% van de bestaande totale oppervlakte van het kampeerterrein.
  2. 2. Een bestemmingsplan kan voorzien in een nieuw zelfstandig kampeerterrein of uitbreiding van een bestaand zelfstandig kampeerterrein met een percentage groter dan 20% van de bestaande oppervlakte van het kampeerterrein, als de maatwerkmethode is toegepast onder begeleiding van een bij de provincie werkzame deskundige op het gebied van stedenbouw en landschapsarchitectuur en als aan de omvang, situering en inrichting van het kampeerterrein een erfinrichtingsplan ten grondslag ligt en waarbij in de plantoelichting is verantwoord dat in ieder geval rekening is gehouden met achtereenvolgens:

a. de historisch gegroeide landschapsstructuur;

b. de afstand tot andere ruimtelijke elementen;

c. een evenwichtige ordening en in de omgeving passende maatvoering en vormgeving van de bedrijfsgebouwen;

d. het woon- en leefklimaat van direct omwonenden; en

e. de nachtelijke lichtuitstraling.

Borging uitvoering erfinrichtingsplan (Artikel 2.35.2)

  1. 1. Het bestemmingsplan bedoeld in artikel 2.35.1, tweede lid, stelt regels die ervoor zorgen dat:

a. eventuele bebouwing en voorzieningen, geen bouwwerken zijnde, slechts overeenkomstig het erfinrichtingsplan worden gebouwd en/of aangelegd; en

b. de aanleg en instandhouding van de in het erfinrichtingsplan opgenomen erfbeplanting wordt geborgd in de vorm van een voorwaardelijke verplichting in het bestemmingsplan of als voorwaarde bij een omgevingsvergunning.

2. Aan burgemeester en wethouders kan de bevoegdheid worden toegekend om het erfinrichtingsplan op het punt van de erfbeplanting te wijzigen onder dezelfde aanplant- en instandhoudingsverplichtingen, als dat vanwege onvoorziene omstandigheden nodig is.

Conclusie: een bestemmingsplan ruimte mag bieden voor het uitbreiden van een bestaand kampeerterrein met een percentage van maximaal 20% van de bestaande oppervlakte. De uitbreiding die initiatiefnemer voor ogen heeft is meer dan 20%. Als gevolg hiervan moet een maatwerktraject worden gevolgd onder begeleiding van een adviseur op het gebied van stedenbouw en landschapsarchitectuur van de provincie en wordt er een erfinrichtingsplan opgesteld .

Regels recreatiebungalowparken

Nieuwe recreatiebungalowparken en uitbreiding bestaande recreatiebungalowparken (Artikel 2.34.1)

  1. 1. Een bestemmingsplan dat betrekking heeft op het buitengebied kan voorzien in uitbreiding van een bestaand recreatiebungalowpark met een percentage van maximaal 20% van de bestaande totale oppervlakte van het recreatiebungalowpark .
  2. 2. Een bestemmingsplan kan voorzien in een nieuw recreatiebungalowpark of uitbreiding van een bestaand recreatiebungalowpark met een percentage groter dan 20% van de bestaande totale oppervlakte van het recreatiebungalowpark, als de maatwerkmethode is toegepast onder begeleiding van een bij de provincie werkzame deskundige op het gebied van stedenbouw en landschapsarchitectuur en als aan de omvang, situering en inrichting van het park een erfinrichtingsplan ten grondslag ligt.

Borging uitvoering erfinrichtingsplan (Artikel 2.34.2)

  1. 1. Een bestemmingsplan als bedoeld in artikel 2.34.1, tweede lid, stelt regels die ervoor zorgen dat:

a. eventuele bebouwing en voorzieningen, geen bouwwerken zijnde, slechts

overeenkomstig het erfinrichtingsplan worden gebouwd en/of aangelegd;

b. de aanleg en instandhouding van de in het erfinrichtingsplan opgenomen erfbeplanting wordt geborgd in de vorm van een voorwaardelijke verplichting in het bestemmingsplan of als voorwaarde bij een omgevingsvergunning.

  1. 2. Aan het college van burgemeester en wethouders kan de bevoegdheid worden toegekend om het erfinrichtingsplan op het punt van de erfbeplanting te wijzigen onder dezelfde aanplant- en instandhoudingsverplichtingen, als dat vanwege onvoorziene omstandigheden nodig is.

Conclusie: omdat er ook trekkershutten/vakantiewoningen ('tiny houses') geplaatst gaan worden, betekent dat ook gekeken moet worden naar de regels voor recreatiebungalowparken. Deze komen grotendeels overeen met de regels voor kampeerterreinen (maatwerkmethode en erfinrichtingsplan zijn ook hier nodig).

Bedrijfsmatige exploitatie recreatiebungalowparken (Artikel 2.34.3)

  1. 1. Een bestemmingsplan dat betrekking heeft op een in het buitengebied gelegen bestaand recreatiebungalowpark, of dat voorziet in uitbreiding of nieuwvestiging van een recreatiebungalowpark, stelt regels om de bedrijfsmatige exploitatie van de recreatiewoning te waarborgen.
  2. 2. In afwijking van het eerste lid kunnen regels ter waarborging van de bedrijfsmatige exploitatie achterwege blijven voor zover het bestemmingsplan betrekking heeft op bestaande recreatiewoningen waarop niet reeds een verplichting tot bedrijfsmatige exploitatie van toepassing is.

Regels weidevogelgebied

Leefgebied weidevogels (Artikel 2.48.1 )

  1. 1. Een bestemmingsplan dat betrekking heeft op een op kaart 6 aangegeven ‘leefgebied weidevogels’ en dat voorziet in een nieuwe grootschalige ruimtelijke ontwikkeling biedt inzicht in de maatregelen die nodig zijn om de mogelijke schade aan de waarde van het leefgebied voor weidevogels te voorkomen en restschade elders te compenseren als die ontwikkeling in significante mate afbreuk kan doen aan de waarden van het leefgebied voor weidevogels door aantasting van de landschappelijke openheid, of door verstoring van vogels en aantasting van het areaal.
  2. 2. Het eerste lid is niet van toepassing op normaal agrarisch gebruik.

Conclusie: Op onderstaande kaart is te zien dat de percelen waarop initiatiefnemer de camping willen uitbreiden is aangeduid als leefgebied voor weidevogels.

De uitbreiding van de camping moet gezien worden als een nieuwe grootschalige ontwikkeling. Dit vraagt dat er inzicht moet komen in de maatregelen die nodig zijn om mogelijke schade aan het leefgebied voor weidevogels te voorkomen. Hier wordt in de ecologische toets verder op in gegaan, zie paragraaf 4.8.2.

afbeelding "i_NL.IMRO.1966.BPWinsMarenland-VS01_0018.png"

Figuur: leefgebied Weidevogels (zachtgroen) en bos- en natuurgebieden buiten de NNN (helder groen). (Bron: Omgevingsverordening provincie Groningen ontwerp (2022-06-28)

Regels landschapstypen

Wierden (Artikel 2.53.1)

  1. 1. Een bestemmingsplan dat betrekking heeft op de op kaart 7 aangegeven wierden, stelt regels gericht op bescherming van het reliëf, voor zover de Erfgoedwet niet in bescherming voorziet.
  2. 2. In afwijking van het eerste lid, kunnen de regels voorzien in aanvulling van een wierde als die aanvulling dient om de landschappelijke en cultuurhistorische waarden te versterken.

Zones rond wierden (Artikel 2.53.2)

  1. 1. Een bestemmingsplan dat betrekking heeft op de zones rond wierden en wierdedorpen aangegeven op kaart 7 bevat regels gericht op bescherming van de landschappelijke openheid.
  2. 2. De in het eerste lid bedoelde regels bevatten in elk geval een verbod op nieuwe houtteelt en op de aanleg van bos en boomgaarden.

Voor de wierde en de zone rondom de wierde wordt in het bestemmingsplan een dubbelbestemming opgenomen ter bescherming van het reliëf en de landschappelijke openheid. Aan deze bestemming is een vergunningplicht gekoppeld voor werkzaamheden als het ontgronden, afgraven, egaliseren, ophogen van gronden. Al deze werkzaamheden zijn met de uitbreidingsplannen van camping Marenland niet aan de orde.

Reliëfinversie (Artikel 2.57.2)

  1. 1. Een bestemmingsplan dat betrekking heeft op de op kaart 7, aangegeven ‘reliëfinversie’ stelt regels gericht op bescherming van het reliëf en de herkenbaarheid daarvan.
  2. 2. De in het eerste lid bedoelde regels bevatten in elk geval:

a. een verbod op het afgraven, diepploegen, egaliseren en afschuiven van de

inversieruggen;

b. regels voor houtteelt, aanleg van bos en boomgaarden.

Deze belemmering heeft betrekking op het al vergunde deel (kavel 264) en vrijwel de gehele wierde (kavel 29). De uitbreiding van de camping met deze percelen gaat niet gepaard met maatregelen die het reliëf betreffen: afgraven, diepploegen, egaliseren en afschuiven van de inversieruggen is niet aan de orde. Ook wordt er geen bos of boomgaarden aangelegd en is er geen sprake van houtteelt.

Karakteristieke laagten (Artikel 2.58.2)

  1. 1. Een bestemmingsplan dat betrekking heeft op de op kaart 7 aangegeven karakteristieke laagten bevat regels gericht op bescherming van de laagten die vanuit de natuurlijke oorsprong met een waterloop samenhangen of hebben samengehangen.
  2. 2. De regels, bedoeld in het eerste lid, bevatten in elk geval een regeling voor het diepploegen, ophogen, egaliseren en afschuiven van de laagten.

De bescherming van karakteristieke laagten is van toepassing op het gebied ten westen van de bestaande camping en is van toepassing op de strook waar de tiny houses zijn gedacht. Tiny houses zij mobiele units geplaatst op een houten vlonder. Van een fundering is geen sprake. Het plaatsen van de tiny houses is niet van invloed op de karakteristieke laagten: het diepploegen, ophogen, egaliseren en afschuiven van de laagten is niet aan de orde.

In het bestemmingsplan is een regeling opgenomen die toeziet op het beschermen van de karakteristieke laagten (dubbelbestemming).

Landschap met herkenbare onregelmatige blokverkaveling (Artikel 2.60.4)

Een bestemmingsplan dat betrekking heeft op het op kaart 7 aangegeven landschap met herkenbare onregelmatige blokverkaveling, bevat regels gericht op bescherming van de herkenbare onregelmatige blokverkaveling.

De bescherming van de onregelmatige blokverkaveling is van toepassing op een strook ten zuiden van het Winsumerdiep. Voor zover de te plaatsen tiny houses al binnen deze strook zullen vallen, zullen zij niet van invloed zijn op het aanwezige verkavelingspatroon. De huidige verkaveling blijft behouden. In het bestemmingsplan is een regeling opgenomen die toeziet op het beschermen van de onregelmatige blokverkaveling (dubbelbestemming).

Karakteristieke waterlopen (Artikel 2.58.1)

Een bestemmingsplan dat betrekking heeft op de op kaart 7 aangegeven karakteristieke waterlopen bevat regels gericht op bescherming van het beloop en het profiel van deze waterlopen.

Ten noorden van de camping ligt een karakteristieke waterloop. Het betreft hier het Winsumerdiep. Het Winsumerdiep maakt geen deel uit van het plangebied van het op te stellen bestemmingsplan. Het planvoornemen om de camping uit te breiden is niet van invloed op het beloop en/of het profiel van de waterloop. Het opnemen van een beschermende regeling is niet aan de orde.

afbeelding "i_NL.IMRO.1966.BPWinsMarenland-VS01_0019.png"

Figuur: fragment kaart 7, landschap: zones rond wierden en wierdedorpen

Conclusie:

Camping Marenland is gelegen in een gebied waar diverse landschappelijke, ruimtelijke en natuurwaarden samenkomen. Voor al die waarden gelden regels met beperkingen vanuit de Verordening van de provincie Groningen. Hiermee liggen er op deze locatie een groot aantal belemmeringen, waarmee rekening moet worden gehouden. Voor bovengenoemde aspecten gelden beschermende regels. In het bestemmingsplan zijn hiertoe passende regels opgenomen.

Regels Veiligheidszone 3

Afdeling 2.9 Provinciaal basisnet Groningen

Artikel 2.23.1 Provinciaal basisnet Groningen

Wegen als bedoeld in artikel 23, eerste lid van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen, zijn op kaart 3 aangegeven.

Zone langs provinciale wegen in verband met plaatsgebonden risico (PR max) provinciale

wegen (Artikel 2.23.2)

  1. 1. Een bestemmingsplan voorziet niet in de oprichting van bebouwing of het gebruik van bestaande bebouwing of gronden voor kwetsbare objecten binnen de op kaart 3 aangegeven veiligheidszone 1 provinciale wegen.
  2. 2. De toelichting op een bestemmingsplan dat voorziet in beperkt kwetsbare objecten binnen een in het eerste lid bedoelde zone, bevat een verantwoording waarom niet aan de richtwaarde wordt voldaan.

Invloedsgebied provinciaal basisnet Groningen (Artikel 2.23.3)

  1. 1. De toelichting op een bestemmingsplan dat betrekking heeft op de op kaart 3 aangegeven ‘veiligheidszone 2 invloedsgebied provinciale wegen' bevat een nadere verantwoording van het groepsrisico en biedt inzicht in de manier waarop rekening is gehouden met het advies van de Veiligheidsregio Groningen.
  2. 2. In afwijking van het eerste lid kan in de toelichting op een bestemmingsplan dat betrekking heeft op de op kaart 3 aangegeven ‘veiligheidszone 2 invloedsgebied provinciale wegen' worden volstaan met een beperkte groepsrisico verantwoording, als:

a. het plangebied geheel is gelegen op een afstand van minimaal 200 meter van de

betreffende infrastructuur; of

b. in het vigerende, minder dan 10 jaar geleden vastgestelde, bestemmingsplan reeds een

nadere verantwoording van het groepsrisico is opgenomen en het bestemmingsplan

voorziet in de toevoeging van:

  • maximaal 41 woningen per hectare buiten de PRmax; of
  • maximaal 3000 m2 bruto vloeroppervlakte kantoorruimte per hectare buiten de PRmax; of
  • maximaal 3000 m2 bruto vloeroppervlakte winkelruimte per hectarebuiten de PRmax; of maximaal 100 personen per hectare buiten de PRmax in de vorm van objecten of een combinatie van objecten die leiden tot een personen dichtheid van maximaal 100 per hectare.
  1. 3. Wanneer op grond van het tweede lid, geen nadere verantwoording van het groepsrisico in de toelichting op het bestemmingsplan wordt opgenomen, wordt in de toelichting op het bestemmingsplan de reden daarvan aangegeven.
  2. 4. Eventuele berekeningen voor een nadere verantwoording van het groepsrisico moeten worden gemaakt op basis van de in tabel 1 en tabel 2 van bijlage 1 opgenomen referentiewaarden.

Veiligheidszone rondom wegen en spoorwegen in verband met de bescherming van minder zelfredzame personen (Artikel 2.23.4)

Een bestemmingsplan voorziet niet in de bouw van nieuwe objecten of het gebruik van bestaande objecten voor minder zelfredzame personen binnen de op kaart 3 aangegeven ‘veiligheidszone 3 transport'.

afbeelding "i_NL.IMRO.1966.BPWinsMarenland-VS01_0020.jpg"

Figuur: transportroutes externe veiligheid(Bron: Omgevingsverordening provincie Groningen ontwerp (2022-06-28)

afbeelding "i_NL.IMRO.1966.BPWinsMarenland-VS01_0021.jpg"

Figuur: veiligheidszone 2 (Bron: Omgevingsverordening provincie Groningen ontwerp (2022-06-28)

afbeelding "i_NL.IMRO.1966.BPWinsMarenland-VS01_0022.jpg"

Figuur: veiligheidszone 3 (Bron: Omgevingsverordening provincie Groningen ontwerp (2022-06-28)

Conclusie:

De voorgenomen uitbreiding ligt in ''veiligheidszone-2'' waarvoor in afdeling 2.9 van de verordening regels staan. Dit vanwege de nabijheid van de provinciale weg N361. Deze aanduiding houdt in dat de toelichting van het bestemmingsplan een nadere verantwoording van het groepsrisico bevat en dat inzicht wordt geboden in de manier waarop rekening is gehouden met het advies van de Veiligheidsregio Groningen. Onder voorwaarden kan worden volstaan met een beperkte groepsrisico verantwoording. Zie verder paragraaf 4.10 Externe veiligheid.

3.3 Gemeentelijk Beleid

Structuurvisie Winsum, 2014

In de structuurvisie Winsum, vastgesteld in januari 2014, zet de gemeenteraad zijn ruimtelijk beleid voor de komende 10 jaar uiteen. De structuurvisie vervangt de eerdere Dorpsvisie Winsum - 2004, een visie die nog uitging van een sterke groei van Winsum. In de nieuwe structuurvisie ligt veel meer de nadruk op stabilisatie dan op de (sterke) groei die begin van deze eeuw nog voor mogelijk werd gehouden. Beleidsdoelen in de nieuwe structuurvisie zijn:

  • beschikbaar houden en realiseren van kwalitatief goede, toekomstbestendige en onderscheidende woonmilieus voor de huidige bewoners en voor nieuwe markten;
  • inzetten op een regionaal onderscheidend voorzieningenniveau dat niet alleen de gemeente zelf bedient, maar ook de regio;
  • ruimte bieden voor ondernemers, in verschillende vormen, zoals werken aan huis, ruimte voor bedrijven die zich dóór ontwikkelen en voor agrarische bedrijven;
  • functionele ontwikkelingen inpassen in cultuurhistorisch waardevolle landschapsstructuur met ruimte voor agrarische bedrijvigheid, dagrecreatieve voorzieningen en meerdaags verblijf.

Daarbij richt de gemeente zich op drie kernopgaven, te weten:

  • een goede bereikbaarheid, zowel over de weg als met openbaar vervoer, maar ook digitaal;
  • behoud van karakteristieke kernen met hun afzonderlijke functie die aansluit bij de kernenindeling van het POP. De hoofdkern Winsum vervult daarbij een centrumfunctie;
  • behoud van een vitaal buitengebied.

In de noordrand van Winsum-West bevindt zich momenteel recreatiecentrum Marenland. Deze locatie is uitermate geschikt als locatie om Winsum en het omliggende landschap te voet, per fiets of per boot te verkennen. Ter versterking van het recreatieve profiel van Winsum zal de komende jaren dan ook een Toeristisch Overstap Punt (TOP) worden gerealiseerd bij Marenland. TOP Marenland ligt strategisch aan het Pieterpad en is een informatiepunt waar bezoekers informatie kunnen krijgen over bezienswaardigheden, het omringende wierdenlandschap en waar ze op loopafstand van de historische dorpskern en het kernwinkelgebied kunnen parkeren.

De gemeente Winsum beschikt over een aantrekkelijk aanbod aan kleinschalige bed- en breakfastfaciliteiten, maar heeft geen grotere verblijfsaccommodaties, zoals een hotel of vakantiehuisjes/-woningen. Het recreatieve aanbod kan worden uitgebreid met meer grootschalige verblijfsrecreatie, waarmee het recreatieve profiel van Winsum wordt versterkt. Voor de hand liggende locaties zijn het historische centrum (bijvoorbeeld een hotel) of Winsum-West.

Conclusie: de voorgestane ontwikkeling van de uitbreiding van camping Marenland past binnen het gemeentelijk beleid, zoals verwoord in de structuurvisie.

Omgevingsvisie Het Hogeland

In de omgevingsvisie Het Hogeland ( ontwerp, 02-06 2022) Visie’ is het toekomstbeeld voor de gemeente voor de komende jaren verwoord. Het toekomstbeeld is vervolgens vertaald naar ambities. Deze ambities geven aan waar de gemeente aan willen werken om het toekomstbeeld waar te maken.

In de omgevingsvisie zijn de volgende vier ambities geformuleerd:

  1. 1. Pronkjewail Hogeland: Ons landschap, onze historie en onze cultuur, met alle verschillen die daarbij horen, vormen de basis van Het Hogeland. Deze basis is onze trots en die willen we laten zien en laten ervaren.
  2. 2. Levend(ig) Hogeland: Wij zetten in op een schone, veilige en prettige leefomgeving voor jong en oud. We bouwen vanuit de basis van saamhorigheid doorlopend aan de leefbaarheid van onze dorpen. We zorgen dat iedereen die dat wil mee kan doen
  3. 3. Ondernemend Hogeland: Wij hebben in onze gemeente een goed ondernemersklimaat, waarin ruimte is om te ondernemen en te innoveren: in de dorpen, de havens en het landelijk gebied. En we hebben goede onderwijs- en opleidingsfaciliteiten, zodat onze inwoners voldoende ontwikkelmogelijkheden hebben.
  4. 4. Groenbewust Hogeland: Wij zijn goede rentmeesters voor onze omgeving en onze aarde. We gaan zorgvuldig om met onze natuur, onze bodem en ons water. En we beperken de effecten op de klimaatverandering door duurzame opwekking van onze energie en de groei naar een circulaire economie.

Conclusie:

De omgevingsvisie geeft geen concrete aanknopingspunten voor de voorgestane ontwikkeling van camping Marenland. De plannen zijn niet strijdig met de ambities van de omgevingsvisie.

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

4.1 Mer-beoordeling

Beleid en Normstelling

In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het omgevingsvergunning plan-m.e.r.-plichtig, project-m.e.r.-plichtig of m.e.r.-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Indien een activiteit onder de drempelwaarden blijft, dient alsnog een vormvrije m.e.r.-beoordeling uitgevoerd te worden, waarbij onderzocht dient te worden of de activiteit belangrijke nadelige gevolgen heeft voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële (milieu)effecten.

Per 16 mei 2017 is de regelgeving voor de MER en m.e.r.-beoordeling gewijzigd met daarin een nieuwe procedure voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling.

  • Voor de ontwerp-bestemmingsplanfase moet een m.e.r-beoordelingsbeslissing worden genomen, waarin wordt aangegeven of wel of geen MER nodig is, gelet op de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële (milieu)effecten en mogelijke mitigerende maatregelen. Deze beslissing wordt als bijlage bij het bestemmingsplan opgenomen.
  • Voor elke aanvraag waarbij een vormvrije m.e.r.-beoordeling aan de orde komt moet de initiatiefnemer een aanmeldingsnotitie opstellen, waarbij ook mitigerende maatregelen mogen worden meegenomen. Het bevoegd gezag dient binnen zes weken na indienen een m.e.r.-beoordelingsbesluit af te geven. Een vormvrije m.e.r.-beoordelingsbeslissing hoeft echter niet gepubliceerd te worden.

Onderzoek

In het Besluit milieueffectrapportage is in onderdeel D 10 van de bijlage opgenomen dat de aanleg, wijziging of uitbreiding van een permanent kampeer- en caravanterrein m.e.r.-beoordelingsplichtig is in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een oppervlakte van 25 hectare of meer. De beoogde ontwikkeling blijft met circa 2,3 hectare ruim onder de drempelwaarden. Dit betekent dat kan worden volstaan met een zogenaamde ‘vormvrije m.e.r.-beoordeling’. Deze vormvrije m.e.r. beoordeling is opgenomen als bijlage 7 bij de toelichting van dit bestemmingsplan.

Uit de informatie in deze notitie blijkt dat het plangebied niet is gelegen in kwetsbaar gebied en/of gebied met een beschermde status. Verder leiden de aard en omvang van het project niet tot belangrijke nadelige milieugevolgen, mits wordt voldaan aan de genoemde maatregelen. Het doorlopen van een volledige m.e.r.-procedure is niet noodzakelijk.

4.2 Milieuzonering

Toetsingskader

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:

  • ter plaatse van de woningen een goed woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd;
  • rekening wordt gehouden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de betreffende bedrijven.

Om in de bestemmingsregeling de belangenafweging tussen bedrijvigheid en nieuwe woningen in voldoende mate mee te nemen, wordt in dit plan gebruikgemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009). In deze publicatie is een lijst opgenomen waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gerangschikt naar mate van milieubelasting. Voor elke bedrijfsactiviteit is de maximale richtafstand ten opzichte van milieugevoelige functies aangegeven op grond waarvan de categorie-indeling heeft plaatsgevonden. In onderhavige situatie zijn de richtafstanden van het omgevingstype 'rustige woonwijk' of 'rustig buitengebied' van toepassing.

Onderzoek en conclusie

Ten noorden van het Winsumerdiep bevinden zich bedrijven in de categorieën 1 en 2. De aan te houden afstanden bedragen 10 resp. 30 meter. De afstand tot de al bestaande camping bedraagt al meer dan 30 meter. De afstand tot de voorgenomen uitbreiding bedraagt circa 80 meter of meer. De genoemde richtafstanden worden gehaald. Het aspect 'milieuzonering' vormt geen belemmering voor dit bestemmingsplan.

4.3 Geluid (Wegverkeerslawaai)

Toetsingskader

Op grond van de Wet geluidhinder geldt rond wegen met een maximumsnelheid hoger dan 30 km/uur, spoorwegen en inrichtingen die ''in belangrijke mate geluidhinder veroorzaken'', een geluidzone. Bij ontwikkeling van nieuwe geluidsgevoelige objecten binnen deze geluidzones of bij bepaalde veranderingen aan de weg zelf (zoals het verhogen van de maximumsnelheid of het uitbreiden van het aantal rijstroken) moet akoestisch onderzoek worden uitgevoerd om aan te tonen dat de ontwikkeling voldoet aan de voorkeursgrenswaarden die in de wet zijn vastgelegd. De 48 dB contour betreft de voorkeursgrenswaarde en de 53 dB contour betreft de maximaal vast te stellen hogere waarde voor nieuw te bouwen woningen in buitenstedelijk gebied of gelegen binnen de bebouwde kom en binnen de zone van een weg.

Onderzoek

Een camping wordt in de Wet geluidhinder niet gezien als een geluidsgevoelig object. Vanuit een goede ruimtelijke ordening is het echter wel wenselijk dat hinder van wegverkeerslawaai zoveel mogelijk wordt beperkt. Het betreft hier een uitbreiding van een bestaande camping. Ten oosten van de camping bevind zich de N 361. Overige wegen in de directe omgeving hebben een lage verkeersintensiteit. De uitbreiding is -in vergelijking tot het al bestaande terreingedeelte- op vergelijkbare afstand van de N 361 gelegen, dan wel op grotere afstand. ader onderzoek naar het aspect geluid is niet nodig.

Vanuit het oogpunt van geluid is het bestemmingsplan aanvaardbaar.

4.4 Water

Deze waterparagraaf gaat in op de watertoets. Hierin wordt beoordeeld wat de effecten van het bestemmingsplan op de waterhuishouding zijn en of er waterschapsbelangen spelen. De belangrijkste thema's zijn waterveiligheid, de afvoer van schoon hemelwater en afvalwater en de waterkwaliteit. De watertoets is een procesvereiste in het kader van de ruimtelijke procedure.

Het plangebied ligt in het beheersgebied van Waterschap Noorderzijlvest. Het plan is via de digitale watertoets op 14 september 2022 kenbaar gemaakt bij het waterschap. De maatwerkprocedure is van toepassing. De aanvraag Watertoets is als bijlage 4 opgenomen bij de toelichting van het bestemmingsplan.

Beleid waterschap

Het waterschap ziet het zorgen voor veiligheid als één van de belangrijkste opgaven, nu en in de toekomst. In een snel veranderende omgeving als gevolg van klimatologische en demografische ontwikkelingen wil het waterschap hier invulling aan geven. Een stijgende zeespiegel en meer en heviger afwisselende perioden van regen en droogte vragen om robuuste oplossingen. Het regionaal watersysteem is een zoveel mogelijk natuurlijk functionerend watersysteem dat klimaatbestendig, veerkrachtig en gezond is. Verder is dit watersysteem in staat om de belangen en functies die afhankelijk zijn van voldoende ecologisch gezond en schoon water zo goed mogelijk van dienst te kunnen zijn. Aanpassingen in het waterbeheer creëren een omgeving waar mens en dier op een gezonde wijze gebruik van kunnen maken. Het watersysteem is onlosmakelijk onderdeel van de bebouwde omgeving én het landelijk gebied. Uitgangspunten van het waterschap en alle betrokkenen bij het treffen van waterhuishoudkundige maatregelen zijn: Vasthouden, bergen en afvoeren van water (trits: kwantiteit) Schoonhouden, scheiden en zuiveren van water (trits: kwaliteit).

Het beleid van het waterschap Noorderzijlvest ten aanzien van het waterbeheer in bebouwd gebied is vastgelegd in de 'Beleidsnotitie Water en Ruimte' uit 2014. Afspraken over de inbedding van waterbelangen in de omgeving worden formeel vastgelegd in ruimtelijke plannen, zoals het bestemmingsplan. Dit biedt duidelijkheid voor alle partijen en burgers. Het is ook de basis voor het ontwikkelen van bebouwde gebieden, waarbij water een goede plek krijgt.

Compensatie waterbergend vermogen

In sommige gevallen is er onvoldoende waterbergend vermogen aanwezig. De verhouding tussen verhard/onverhard gebied en het oppervlakte water is hierbij bepalend. Bij toename van verhard oppervlak, dient het waterbergend vermogen gecompenseerd te worden. Bij het bepalen van de wateropgave voor oppervlaktewater en benodigde compensatie wordt op grond van de gebiedsgrootte een onderverdeling gemaakt. Bij kleine plannen wordt volstaan met het toepassen van de volgende vuistregel: het extra te realiseren wateroppervlak is gelijk aan 10 % van de toename van het verhard oppervlak in een ruimtelijk plan. Het extra te realiseren wateroppervlak kan bijvoorbeeld gevonden worden door bestaande sloten te verbreden. Indien de toename van het verhard oppervlak kleiner is dan 750 m² is er geen extra waterberging noodzakelijk.

Toetsing planvoornemen:

Het voornemen betreft de uitbreiding van een camping met 46 nieuwe standplaatsen, alsmede enkele aanvullende voorzieningen. Binnen het plangebied wordt zuinig omgegaan met verhardingen. Het gebied kent in hoofdzaak een groene en natuurlijke inrichting. Alleen de doorgaande weg van binnenkomst (slagboom) tot aan het oude gedeelte is verhard. De rest van de wegen en paden is allemaal van bio komex, dit is (open) halfverharding en waterdoorlatend. De afwatering van hemelwater op de bestaande doorgaande weg gaat via kolken. Verder loopt overig hemelwater dat niet kan infiltreren in de bodem en/of half verharde wegen af richting gras of sloten. Met het voornemen is nauwelijks sprake van een toename van verharding. Compenserende maatregelen zijn niet aan de orde.

Advies Rioolpersleiding

Binnen het plangebied van dit bestemmingsplan bevindt zich aan de zuidzijde een rioolpersleiding. Rioolpersleidingen transporteren afvalwater naar de rioolwaterzuiveringsinstallaties (RWZI).Rondom een persleiding is meestal een zone van zakelijk recht van toepassing. De grootte van deze zone is verschillend per persleiding. De persleiding dient te allen tijde bereikbaar te zijn voor onderhoud of in het geval van een calamiteit.

Advies Hoofdwatergang

De Winsumerdiep (gelegen ten noorden van het plangebied) en het Oude Diepje ( of Oldaipke/ 't Ol Daipke, gelegen ten zuiden van het plangebied) zijn hoofdwatergangen. Rondom primaire waterlopen is sprake van een kern- en beschermingszone. De beschermingszone geldt tot 5 meter buiten het centrale deel (de kernzone) van de watergang. Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient hier nadrukkelijk rekening mee te worden gehouden. Het waterschap streeft er naar om primair water met de bestemming 'Water ' op te nemen op de verbeelding met bijhorende regels. Voor het uitvoer en van werkzaamheden binnen de kernen beschermingszone een Watervergunning nodig.

Toetsing planvoornemen:

Beide watergangen maken geen deel uit van het plangebied. Binnen de kern- en beschermingszone worden geen werkzaamheden uitgevoerd.

Advies afvoer van riool- en hemelwater - via een gemengd stelsel

Het beleid van waterschap en gemeente is dat afvalwater en schoon hemelwater

gecheiden moeten worden afgevoerd. Als er op dit moment alleen een gemend rioolstelsel aanwezig is, moet schoon hemelwater gescheiden worden aangelegd van het afvalwater binnen het plan (‘scheiden aan de bron’). Bij het op termijn aanleggen van een gescheiden stelsel (door de gemeente) kan daarop worden aangesloten.

Of het afvalwater en het hemelwater op het gemengde rioolstelsel kan worden

geloosd dient te worden afgestemd met de gemeente als beheerder van de rioolstelsels. Als er mogelijkheden zijn om het schone hemelwater rechtstreeks naar aanwezig oppervlaktewater af te voeren, heeft dat voorkeur. Het waterschap kan nadere eisen stellen om het ontvangende oppervlaktewater daarvoor geschikt te maken.

Toetsing planvoornemen:

  • Afvalwater en regenwatersysteem: Het uitgangspunt is om regenwater en rioolwater gescheiden af te voeren. In dit geval wordt aangesloten op de bestaande voorziening. Er wordt vanuit gegaan dat het systeem voldoende capaciteit heeft. Door de groene en natuurlijk inrichting van de camping kan hemelwater voldoende infiltreren.
  • Toename aan huishoudelijk afvalwater: De sanitaire voorzieningen zijn cq. worden aangesloten op de aanwezige riolering. Er is een rioolput met pomp en persleiding aangelegd naar het vrije vervalriool.

Overige aandachtspunten

  • Drooglegging: Er dient rekening gehouden te worden met voldoende drooglegging. Dit is de afstand tussen het waterpeil en de aanleghoogte van de bebouwing
  • Grondwateronttrekking: Voor het (tijdelijk) onttrekken van grondwater is een vergunning of melding nodig. Ook op het lozen van onttrokken grondwater is de meldingsplicht van toepassing. De voorgestane ontwikkelingen voorzien niet in grondwateronttrekkingen.
  • Waterkwaliteit: De bouwwijze en onderhoudstechniek moeten emissievrij zijn om verontreiniging van het water te voorkomen. Daar waar van toepassing zal gebruik worden gemaakt van milieuvriendelijke (bouw)materialen.

4.5 Bodem

Toetsingskader

Op grond van het Bro moet in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening worden gehouden met de bodemgesteldheid in het plangebied. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig moet worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren).

De (milieuhygiënische) bodemkwaliteit moet geschikt zijn voor de gewenste bestemming. Er gelden daarbij andere eisen voor de bestemming wonen dan voor bijvoorbeeld de bestemming bedrijven (zie gevoelige functies). Uitgangspunt is dat de bodemkwaliteit geen onaanvaardbaar risico oplevert voor de gebruikers van de bodem. Bovendien mag de bodemkwaliteit niet verslechteren door grondverzet (bijvoorbeeld graafwerkzaamheden). Dit is het zogenaamde stand still-beginsel.

De beoogde percelen voor de uitbreiding van de camping kennen van oorsprong een agrarisch gebruik. Er is geen reden te veronderstellen dat de bodem ongeschikt zou zijn voor de beoogde recreatiefunctie.

Onderzoek en conclusie

Voor de uitbreiding in zuidelijke richting is in het kader van de tijdelijke vergunning in juni 2021 een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. Het doel van het onderzoek is een indruk te verkrijgen over de eventuele aanwezigheid van verontreinigingen in de grond en in het grondwater van het onderzoeksterrein. Dit gebeurt teneinde te bepalen of er vanuit milieuhygiënisch oogpunt belemmeringen bestaan voor het toekomstige gebruik van de locatie.

Uit de onderzoeksresultaten blijkt dat in de bovengrond en in het grondwater overschrijdingen van de achtergrond- en streefwaarden van de Wet bodembescherming zijn aangetoond. Gezien de aard en de concentraties van de aangetoonde parameters in relatie tot de bestemming van het terrein, wordt geconcludeerd dat verhoogde risico's voor de volksgezondheid en/of het milieu op basis van de aangetoonde milieuhygiënische bodemkwaliteit, niet te verwachten zijn. De resultaten van het onderzoek vormen dan ook geen aanleiding tot nader onderzoek en zijn geen milieuhygiënische belemmering in relatie tot de toekomstige bestemming van het terrein. Het verkennend bodemonderzoek voor de uitbreiding in zuidelijke richting is opgenomen als bijlage 5 bij de toelichting.

Het is niet aannemelijk dat er voor de verdere uitbreidingen die dit bestemmingsplan mogelijk maakt op de percelen 'Wierde' en 'Zuidvliet' milieuhygiënische belemmeringen zullen optreden.

Conclusie

Het aspect 'bodem' vormt geen belemmering voor dit bestemmingsplan.

4.6 Archeologie

Toetsingskader

Rijk en provincie stellen zich op het standpunt dat in het ruimtelijk beleid zorgvuldig met het archeologisch erfgoed moet worden omgegaan. Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reële verwachtingen bestaan dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn, dient voorafgaand aan bodemingrepen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen vervolgens volwaardig in de belangenafweging te worden betrokken.

Doelstelling van het Verdrag van Valetta is de bescherming en het behoud van archeologische waarden. Als gevolg van dit verdrag wordt in het kader van de ruimtelijke ordening het behoud van het archeologisch erfgoed meegewogen zoals alle andere belangen die bij de voorbereiding van het plan een rol spelen.

Onderzoek en conclusie

In de vigerende bestemmingsplan zijn -op basis van de voor de regio Noord-Groningen opgestelde Archeologische Advieskaart de terreinen van monumentale of hoge archeologische waarde onderverdeeld in respectievelijk de bestemmingen ‘Waarde - Archeologie 1, 2, 3 en 4’. Op de gronden van de huidige camping alsmede op de gronden van de - met een tijdelijke vergunning gerealiseerde- uitbreiding aan de zuidzijde is geen dubbelbestemming archeologie gelegd. Daaruit kan worden geconcludeerd dat daar het beschermen van archeologische waarden niet aan de orde is.

De wierde betreft een Rijksmonument waarvoor het Rijk bevoegd gezag is. Voor elke

bodemingreep dient via de gemeente een vergunning aangevraagd te worden bij

de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed. Ter bescherming van de archeologische waarde is de dubbelbestemming 'Waarde - archeologie 1' opgenomen in dit bestemmingsplan.

Conclusie

Het aspect 'archeologie' vormt geen belemmering voor dit bestemmingsplan.

4.7 Landschap En Cultuurhistorie

In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is bepaald dat in een ruimtelijk plan een beschrijving opgenomen moet worden van de manier waarop met de aanwezige cultuurhistorische waarden rekening is gehouden.

Ten behoeve van de ruimtelijke inpassing is een landschappelijk inpassingsplan opgesteld (zie bijlage 1). In de analyse die hier aan ten grondslag ligt wordt uitgebreid ingegaan op de gebaseerd op de historisch gegroeide landschapsstructuur en de cultuurhistorische waarden in het gebied. Zie verder paragraaf 2.3 Ruimtelijke inpassing.

Ter bescherming van het landschap en de cultuurhistorische waarden zijn enkele dubbelbestemmingen opgenomen. Zie hiervoor paragraaf 5.2.2 Dubbelbestemmingen.

4.8 Ecologie

4.8.1 Algemeen

Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening gehouden worden met de natuurwaarden van de omgeving en met beschermde plant- en diersoorten. Dit is geregeld in de Wet natuurbescherming (Wnb). Met de Wnb zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europese regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving. Ten behoeve van de ontwikkeling wordt een ecologisch quickscan uitgevoerd.

Het plangebied is getoetst aan de Wet natuurbescherming. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in gebiedsbescherming en soortenbescherming. In de Wnb wordt onderscheid gemaakt tussen soorten die worden beschermd in de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn en daarnaast de overige soorten. De Wnb bevat onder andere verbodsbepalingen ten aanzien van het opzettelijk vernielen of beschadigen van nesten, als bedoeld in artikel 1 van de Vogelrichtlijn.

Ten slotte is op basis van de Wnb altijd de algemene zorgplicht van toepassing, die inhoudt dat een ieder voldoende zorg in acht neemt voor alle inheemse dieren en planten en hun directe leefomgeving. Concreet betekent dit dat bij (ruimtelijke) ingrepen gezorgd moet worden dat dieren niet verstoord of gedood worden en dat planten niet zomaar verplant worden. Ook dient gelet te worden op bijvoorbeeld broedende vogels, de voortplantingsperiode van amfibieën en de zoogperiode van zoogdieren.

Gebiedsbescherming

De bescherming van Natura 2000-gebieden en Beschermde Natuurmonumenten is geregeld in de Wet natuurbescherming. Indien ontwikkelingen (mogelijk) leiden tot aantasting van de natuurwaarden binnen deze gebieden, moet een vergunning worden aangevraagd. Daarnaast moet rekening worden gehouden met het rijksbeleid voor de Natuur Netwerk Nederland (NNN) (voorheen Ecologisch Hoofdstructuur).

Soortenbescherming

Voor de uitvoering van de voorgestane ontwikkeling zijn ingrepen nodig die mogelijk gevolgen hebben voor beschermde soorten. Door middel van een ecologische quick scan dienen de consequenties van de beoogde ruimtelijke ingreep getoetst te worden aan de bepalingen van de soortenbescherming uit de Wet natuurbescherming (Wnb).

Weidevogels

Zowel het huidige campingterrein, de reeds (tijdelijk) vergunde als de gewenste uitbreiding is gelegen binnen leefgebied weidevogels. De waarde van de weilanden voor weidevogels in de directe omgeving van de camping is niet groot omdat het gras kort begraasd wordt door schapen en doordat het een relatief eentonige vegetatie betreft.

De uitbreiding op kavel 264 betreft voormalige sportterreinen. In verband met de verleende vergunning zijn hier al werkzaamheden gaande. Van een actuele of potentiële waarde als weidevogelgebied is geen sprake. Ook de sportvelden ten zuiden van de camping zijn in de verordening aangemerkt als 'leefgebied weidevogels'. In het kader van het bestemmingsplan voor dit gebied ('Sportlandschap Winsum-West') is in 2017 een onderzoek uitgevoerd naar broedvogels ('Veldinventarisatie vleermuizen en broedvogels' , september 2017). In dit onderzoek werd geconstateerd dat de omgeving van het plangebied van sportlandschap Winsum-west (waar kavel 264 destijds onderdeel van uitmaakte) van geringe betekenis is voor weidevogels: de aangetroffen weidevogels betreffen broedplaatsen van algemeen voorkomende soorten en de dichtheid van deze soorten is laag. De wierde (het grootste gedeelte van kavel 29) heeft altijd al onderdeel uitgemaakt van de camping. De wierde is in gebruik als zonneweide en hier staat van mei tot eind september een stretchtent. Van oktober tot mei staat er niks op de wierde en is deze buiten gebruik. Er zal voornamelijk op zomeravonden gebruik van de stretchtent worden gemaakt, dus buiten het broedseizoen. Geluid en licht straalt uit naar de omgeving wat in principe voor verstoring (geluid, licht en optisch) zou kunnen leiden. Bij de stretchtent zal op zomeravonden enige feestverlichting worden opgehangen. Bij feestverlichting in de vorm van snoer met lampjes is echter geen sprake van lichtuitstraling van enige betekenis. Bovendien blijven de zomeravonden lang licht en is er geen sprake van nachtelijke lichtuitstraling. Mede gezien de geringe actuele en potentiële betekenis van de omringende weilanden voor weidevogels zal een eventuele negatieve invloed zeer beperkt zijn.

Rond kavel 264 staan houtwallen met bomen waardoor deze kavel goed wordt afgeschermd van de omgeving. Van verstoring door licht en optische verstoring (beweging) zal hier geen sprake zijn. De tiny houses zijn gedacht in de smalle strook (behorende bij kavel 29) ten westen van de bestaande camping. In het landschappelijk inpassingsplan is nader toegelicht hoe deze tiny houses landschappelijk ingepast zijn. Mede gezien de geringe actuele en potentiële betekenis van de omringende weilanden voor weidevogels zal een eventuele negatieve invloed zeer beperkt zijn.

4.8.2 Onderzoek en conclusies

In het kader van dit bestemmingsplan is een QuickScan ecologie uitgevoerd. Het onderzoek is opgenomen als bijlage 2 bij de toelichting. De QuickScan is uitgevoerd om eventuele strijdigheden van de beoogde werkzaamheden en de toekomstige situatie met de Wet natuurbescherming (Wnb) op te sporen.

Uit de QuickScan is gebleken dat er mogelijk jaarrond beschermde nesten van de huismus, algemene broedvogels, verblijfplaatsen en vliegrouteondersteuning van vleermuizen, hazenlegers en leefgebied van de waterspitsmuis binnen de invloedssfeer van de werkzaamheden aanwezig zijn. Voor jaarrond beschermde nesten van de huismus en hazenlegers kunnen negatieve effecten door toedoen van de werkzaamheden en de uitbreiding van de camping uitgesloten worden.

Voor de overige soorten zijn in de quickscan aanbevelingen opgenomen. Deze zijn samengevat de volgende:

  • Met algemene broedvogels kan rekening gehouden worden door buiten het vogelbroedseizoen te werken.
  • Voor vleermuizen geldt dat negatieve effecten door lichtuitstraling voorkomen dient te worden door eventueel te gebruiken verlichting weg te draaien van de vliegroute en verblijven, dit betreft de reeds aanwezige bebouwing op de camping en het Winschoterdiep. Indien dit niet mogelijk is dient er nader onderzoek gedaan te worden naar mogelijke verblijven en essentiële vliegroutes van vleermuizen.
  • Voor de waterspitsmuis geldt dat, indien besloten wordt om oeverbeschoeiing aan te leggen bij de sloot aan de zuidkant van het plangebied, er nader onderzoek uitgevoerd dient te worden naar de waterspitsmuis. Indien besloten wordt om geen oeverbeschoeiing aan te leggen dient er met het maaien van de oevervegetatie nog rekening gehouden te worden met de waterspitsmuis.

Het gehele plangebied ligt binnen leefgebied voor weidevogels. Voor de uitbreiding van de camping in percelen die aangewezen zijn als leefgebied voor weidevogels, dient er een omgevingsvergunning bij de provincie Groningen te worden aangevraagd.

In paragraaf 4.8.1 is onder het kopje 'Weidevogels' ingegaan op actuele en potentiële betekenis van de omringende weilanden voor weidevogels. Een eventuele negatieve invloed van de voorgenomen ontwikkeling op de omringende weilanden zal van geringe betekenis zijn.

4.8.3 Stikstofdepositie

Met betrekking tot de uitvoering van een ruimtelijk plan is het van belang om na te gaan of stikstofdepositie een knelpunt kan vormen voor de dichtstbijzijnde stikstofgevoelige Natura-2000 gebieden. Om te kunnen bepalen of stikstofdepositie een knelpunt vormt dient met AERIUS Calculator een berekening te worden gemaakt van de stikstofdepositie in de aanlegfase en de gebruiksfase (na oplevering van de beoogde ontwikkeling).

De Aeriusberekening en de bijbehorende memo zijn toegevoegd als bijlage 3 bij de toelichting. Uit de berekening blijkt dat geen sprake is van stikstofdeposities die hoger zijn dan 0,00 mol N/ha/jr. Negatieve effecten als gevolg van de beoogde ontwikkeling op de nabijgelegen Natura 2000-gebieden kunnen daarmee worden uitgesloten.

4.9 Luchtkwaliteit

Toetsingskader

In de Wet milieubeheer zijn de grenswaarden op het gebied van de luchtkwaliteit vastgelegd. Daarbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk met name de grenswaarden voor stikstofdioxide (NO2) en fijnstof (PM10) van belang. Projecten die slechts in zeer beperkte mate bijdragen aan de luchtverontreiniging, zijn daarbij vrijgesteld van toetsing aan de grenswaarden. Dit geldt onder ander voor een woningbouwproject met minder dan 1.500 woningen. Dergelijke projecten mogen zonder toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit uitgevoerd worden en dragen 'niet in betekende mate' bij aan de luchtverontreiniging. Bovendien is de lucht in Het Hogeland schoon en worden geen grenswaarden overschreden. De ontwikkeling in het plangebied draagt niet in betekenende mate bij aan een verslechtering van de luchtkwaliteit.

Conclusie

Het aspect 'luchtkwaliteit' staat de uitvoering van dit bestemmingsplan niet in de weg.

4.10 Externe Veiligheid

Toetsingskader

Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's die ontstaan voor de omgeving bij het gebruik, de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen, zoals vuurwerk, LPG en munitie. Sinds een aantal jaren is er wetgeving over “externe veiligheid” om de burger niet onnodig aan te hoge risico's bloot te stellen. De normen voor externe veiligheid zijn vastgelegd in onder andere het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), Besluit externe veiligheid transportroutes (BEVT) en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).

Het externe veiligheidsbeleid heeft vorm gekregen in de risicobenadering. Er wordt getoetst aan twee verschillende normen: het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Ten aanzien van het plaatsgebonden risico geldt een kans van 10-6 als grenswaarde. Dit betekent dat binnen de zogenaamde PR 10-6-contour geen nieuwe kwetsbare objecten mogen worden toegestaan. Voor ontwikkeling van nieuwe beperkt kwetsbare objecten, geldt deze norm als streefwaarde. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het onderscheid tussen kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten is vastgelegd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

Vervoer van gevaarlijke stoffen

Per 1 april 2015 is het Besluit externe veiligheid transportroutes (BEVT) en de regeling Basisnet in werking getreden. Het BEVT vormt de wet- en regelgeving, en de concrete uitwerking volgt in het Basisnet. Het Basisnet beoogt voor de lange termijn (2020, met uitloop naar 2040) duidelijkheid te bieden over het maximale aantal transporten van, en de bijbehorende maximale risico's die het transport van gevaarlijke stoffen mag veroorzaken. Het Basisnet is onderverdeeld in drie onderdelen: Basisnet Spoor, Basisnet Weg en Basisnet Water. Het BEVT en het bijbehorende Basisnet maakt bij het PR onderscheid in bestaande en nieuwe situaties. Voor bestaande situaties geldt een grenswaarde voor het PR van 10-5 per jaar ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten en een streefwaarde van 10-6 per jaar. Voor nieuwe situaties geldt de 10-6 waarde als grenswaarde voor kwetsbare objecten, en als richtwaarde bij beperkt kwetsbare objecten. In het Basisnet Weg en het Basisnet Water zijn veiligheidsafstanden (PR 10-6 contour) opgenomen vanaf het midden van de transportroute.

Tevens worden in het Basisnet de plasbrandaandachtsgebieden benoemd voor transportroutes. Het Basisnet vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf de rand van het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik. Er geldt een oriënterende waarde voor het groepsrisico en onder voorwaarden een verantwoordingsplicht tot 200 m binnen de transportroute.

Onderzoek en conclusie

Transport gevaarlijke stoffen over de weg: N361

Het plangebied bevindt zich op korte afstand van de provinciale weg N361 waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd. Conform de 'Geconsolideerde Omgevingsverordening februari 2021' bevindt het plangebied zich in 'Veiligheidszone 2 invloedsgebied provinciale wegen'. Er dient getoetst te worden aan artikel 2.23.3 van de Geconsolideerde Omgevingsverordening van februari 2021 om te vast te stellen of er kan worden volstaan met een beknopte verantwoording.

De voorgenomen uitbreiding ligt in ''veiligheidszone-2'' waarvoor in afdeling 2.9 van de verordening regels staan. Dit vanwege de nabijheid van de provinciale weg N361. Zie ook paragraaf 3.2.2. Deze aanduiding houdt in dat de toelichting van het bestemmingsplan een nadere verantwoording van het groepsrisico bevat en dat inzicht wordt geboden in de manier waarop rekening is gehouden met het advies van de Veiligheidsregio Groningen. Onder voorwaarden kan worden volstaan met een beperkte groepsrisico verantwoording.

Omdat de locatie binnen de 200 meter van de N361 is gelegen, zou volgens de regels eigenlijk een berekening van het groepsrisico moeten plaatsvinden. Dit is niet nodig als het vigerende bestemmingsplan een nadere verantwoording van het groepsrisico is opgenomen en de ontwikkeling voorziet in:

  • maximaal 41 woningen per hectare buiten de PRmax; of
  • maximaal 3000 m2 bruto vloeroppervlakte kantoorruimte per hectare buiten de PRmax; of
  • maximaal 3000 m2 bruto vloeroppervlakte winkelruimte per hectarebuiten de PRmax; of
  • maximaal 100 personen per hectare buiten de PRmax in de vorm van objecten of een combinatie van objecten die leiden tot een personen dichtheid van maximaal 100 per hectare.

In het vigerende bestemmingsplan is er geen berekening of verantwoording van het groepsrisico opgenomen. Wel is recent een dergelijke berekening uitgevoerd in het kader van het bestemmingsplan voor de uitbreiding van bedrijventerrein Het Aanleg. De uitbreiding van bedrijventerrein Het Aanleg is gelegen net noordelijk van camping Marenland. Dit onderzoek is opgenomen als bijlage 6 bij de toelichting van dit bestemmingsplan. De conclusies van dit onderzoek zijn:

  • Plaatsgebonden risico: De N361 heeft geen 10-5 en 10-6 contour. Het plaatsgebonden risico vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.
  • Groepsrisico: Het groepsrisico in zowel de huidige als toekomstige situatie is kleiner dan 0.1 keer de oriëntatiewaarde. Een uitgebreide verantwoording van het groepsrisico kan achterwege blijven.

Met de uitbreiding van de camping worden daarnaast maximaal 100 personen per hectare buiten de PR-contour toegestaan. Omdat er al recent een berekening is uitgevoerd en er met dit plan voornemen niet meer dan 100 personen per hectare worden toevoegen, is in het kader van dit bestemmingsplan alleen een beknopt verantwoording van het groepsrisico opgesteld.

Beknopte verantwoording

Bestrijdbaarheid en bereikbaarheid

Voor zowel de bereikbaarheid en bestrijdbaarheid van 'dagelijkse incidenten', zoals brand of wateroverlast, als voor calamiteiten op het gebied van externe veiligheid, is het van belang dat de bereikbaarheid voor de hulpdiensten en bluswatervoorzieningen voldoende geborgd zijn. De bestrijdbaarheid is afhankelijk van de inzetbaarheid van hulpverleningsdiensten. De brandweer moet in staat zijn om hun taken goed uit te kunnen voeren om daarmee verdere escalatie van een incident te voorkomen. Hierbij kan gedacht worden aan het voldoende/adequaat aanwezig zijn van aanvalswegen en bluswatervoorzieningen. Het plangebied wordt ontsloten via de N361/Wierdaweg. Deze weg sluit aan op het verdere wegennetwerk van Winsum. Het wegennetwerk biedt vluchtmogelijkheden in verschillende richtingen, waardoor altijd van de bron af kan worden gevlucht. Het gedegen netwerk komt de bestrijdbaarheid ten goede.

Zelfredzaamheid

In de toekomstige situatie zal een beperkte uitbreiding van een camping gerealiseerd worden. De aanwezige kinderen en ouderen worden gezien als verminderd zelfredzame personen. De mogelijkheden voor zelfredzaamheid bestaan globaal uit schuilen en ontvluchten. Als gevolg van een incident met toxische stoffen over de weg geldt dat een toxische wolk zich snel kan ontwikkelen en verplaatsen. Dit effect is vaak niet zichtbaar. Zelfredzaamheid in deze scenario's is alleen mogelijk als er tijdig alarmering plaatsvindt en gebouwen geschikt zijn om enkele uren te schuilen. Denk hierbij aan het sluiten van ramen en deuren en met name het uitschakelen van (mechanische) ventilatiesystemen. Hiermee worden de aanwezigen beschermd tegen de blootstelling aan toxische gassen. Daarnaast dienen, in het kader van effectieve zelfredzaamheid, de gebruikers van de objecten door risicocommunicatie te worden geïnstrueerd over de risico's en de mogelijke maatregelen die zij kunnen nemen. De alarmering van de aanwezigen wordt momenteel nog gerealiseerd middels het waarschuwings- en alarmeringssysteem (WAS). Dit systeem wordt de komende jaren uitgefaseerd. Het waarschuwingssysteem wordt vervangen door een totaal pakket aan alarmeringsmiddelen, waaronder de calamiteitenzenders, de sirenes, crisis.nl, NL-Alert en het gebruik van sociale media.

Advies Veiligheidsregio Groningen

De veiligheidsregio adviseert om maatregelen te nemen om ontvluchting van de risicobron af mogelijk te maken door (nood) uitgangen te plaatsen op de risicoluwe zijde, af van de provinciale weg N361. Hierdoor kunnen in geval van een calamiteit op de N361 de gebouwen die worden gerealiseerd in dit plan aan de risicoluwe achterkant verlaten worden. Hierbij kan gedacht worden aan de routes van de looppaden (vluchtroutes), welke voldoende toereikend moeten zijn ingeval van een calamiteit.

In relatie tot de planontwikkeling wordt verder geadviseerd om op het gebied van bestrijdbaarheid (bereikbaarheid en bluswater) een adequate bluswatervoorziening te realiseren in het plangebied. De primaire bluswatervoorziening bestaat over het algemeen uit onder- of bovengrondse brandkranen, maar kan ook gerealiseerd worden met open water als dit toereikend is qua capaciteit en afstand ten opzichte van de ontwikkeling.

Conclusie

Het aspect ' externe veiligheid' vormt voor dit bestemmingsplan geen beperkingen en er is geen aanvullend onderzoek nodig.

4.11 Kabels En Leidingen

Bij de uitvoering van ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening worden gehouden met de aanwezigheid van elektriciteit- en communicatiekabels en nutsleidingen in de grond. Hier gelden beperkingen voor ingrepen in de bodem. Daarnaast zijn zones, bijvoorbeeld rondom hoogspanningsverbindingen, straalpaden en radarsystemen van belang. Deze vragen vaak om het beperken van gevoelige functies of van de hoogte van bouwwerken. Voor ruimtelijke plannen zijn alleen de hoofdleidingen van belang. De kleinere, lokale leidingen worden bij de uitvoering zo nodig door middel van een Klic-melding in kaart gebracht.

In of nabij het plangebied liggen geen kabels of leidingen die moeten worden voorzien van een planologische regeling.

Hoofdstuk 5 Juridische Planbeschrijving

5.1 Algemeen

Dit hoofdstuk gaat in op de juridische vormgeving van het bestemmingsplan. Daarbij wordt in eerste instantie ingegaan op de algemene afspraken die hiervoor (landelijk) zijn gemaakt. Vervolgens wordt een toelichting gegeven op de juridische regeling van dit specifieke bestemmingsplan, door de gehanteerde bestemming toe te lichten.

Dit bestemmingsplan voldoet aan alle vereisten die zijn opgenomen in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Inherent hieraan is de toepassing van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2012. De SVBP maakt het mogelijk om bestemmingsplannen te maken die op vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op een zelfde manier worden verbeeld. De SVBP 2012 is toegespitst op de regels die voorschrijven hoe bestemmingsplannen volgens de Wro en het Bro moeten worden gemaakt. De SVBP geeft bindende standaarden voor de opbouw en de verbeelding van het bestemmingsplan. De regels van dit bestemmingsplan zijn opgesteld volgens deze standaarden.

Het bestemmingsplan regelt de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de gronden in het plangebied. De juridische regeling is vervat in een verbeelding en bijbehorende regels. Op de verbeelding zijn de verschillende bestemmingen vastgelegd, in de regels (per bestemming) de bouw- en gebruiksmogelijkheden.

5.2 Toelichting Op De Bestemmingen

5.2.1 Enkelbestemmingen

Recreatie-kampeerterrein

Het plangebied is z'n geheel onder de bestemming ‘Recreatie - Kampeerterrein’ gebracht. Het maximaal aantal standplaatsen is vastgelegd op 50. Stacaravans zijn niet toegestaan. Permanente bewoning is uitgesloten.

De bestemmingsomschrijving ziet toe op:

  1. a. standplaatsen voor kampeermiddelen;
  2. b. gebouwen en overkappingen ten behoeve van verblijfsrecreatie alsmede onderhoud en beheer;
  3. c. tiny houses, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - tiny houses';
  4. d. trekkershutten, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - trekkershutten'.

Verder is een horeca voorziening toegestaan, voor zover ondergeschikt aan de verblijfsrecreatieve functie. De bouwregels zijn onderverdeeld in bouwregels voor:

  • gebouwen en overkappingen (hiervoor is een bouwvlak opgenomen op de verbeelding)
  • tiny houses
  • trekkershutten
  • de horecavoorziening.

5.2.2 Dubbelbestemmingen

Waarde - Archeologie 1

In de voor de regio Noord-Groningen opgestelde Archeologische Advieskaart zijn de terreinen van monumentale of hoge archeologische waarde weergegeven en onderverdeeld in respectievelijk de bestemmingen ‘Waarde -Archeologie 1, 2, 3 en 4’. Voor een deel van het plangebied van dit bestemmingsplan is de bestemming 'Waarde -Archeologie 1 van toepassing. Voor het bouwen van bouwwerken is een omgevingsvergunning van de Rijksdienst voor het Cultuureel Erfgoed noodzakelijk. Een aanvraag daartoe dient bij de gemeente Winsum te worden ingediend.

Waarde - Landschap

De gebieden die specifieke bescherming behoeven op grond van hun landschappelijke kwaliteiten zijn bestemd als Waarde - Landschap. De bestemmingsomschrijving ziet toe op de bescherming van de landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden van deze gronden. Het gaat daarbij met name om het behoud van de oorspronkelijke

verkavelingen en het beloop van wegen en waterlopen.

Waarde - Wierde invloedszone

Het is belangrijk dat het reliëf van de wierden zichtbaar blijft vanuit het omringende landschap. De kwaliteit van deze kernkarakteristieken kan worden aangetast door bebouwing en beplanting in de nabijheid van deze wierden. Door landbouwkundig gebruik kan het reliëf van de wierden afvlakken en het bodemarchief worden aangetast. Daarnaast vormt diepe ontwatering rondom de wierden een bedreiging voor het aanwezige bodemarchief. De wierden zelf zijn beschermd door de dubbelbestemming Waarde - Archeologie 2. Deze bestemming bevat regels tegen bodemingrepen. Om het open karakter van de wierden te borgen, zijn de gebieden rondom de wierden mede bestemd als Waarde - Wierde invloedszone.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

Overleg

Het voorontwerpbestemmingsplan is in het kader van het vooroverleg ex artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening (Bro) voorgelegd aan de betrokken overleginstanties.

Voor de provincie heeft het voorontwerpbestemmingsplan aanleiding gegeven enkele opmerkingen te maken. Deze opmerkingen zijn in het ontwerp-bestemmingsplan verwerkt. Ook geeft zij een advies mee wat betreft de verharding van het pad binnen de dubbele slootstructuur om hier te kiezen voor halfverharding / geen verharding. Hier kan over worden opgemerkt dat - met uitzondering van de entree- alle wegen op de camping al halfverharding zijn. Dit zal ook gaan gelden voor het pad binnen de dubbele slootstructuur. De vooroverlegreactie van de provincie is als bijlage 8 opgenomen bij de toelichting.

Met het Waterschap Noorderzijlvest is overleg geweest over de waterparagraaf. Dit heeft geleid tot diverse aanpassingen en aanvullingen van paragraaf 4.4.

De veiligheidsregio Groningen heeft in het kader van het vooroverleg advies uitgebracht. Dit advies is opgenomen in paragraaf 4.10. De vooroverlegreactie van de veiligheidsregio is opgenomen als bijlage 9 bij de toelichting.

Zienswijze

Het ontwerpbestemmingsplan heeft gedurende zes weken ter inzage gelegen. Tijdens deze periode is een ieder in de gelegenheid gesteld om een zienswijze in te dienen (artikel 3.8 Wet ruimtelijke ordening). Indien daar aanleiding toe bestaat wordt het bestemmingsplan aangepast aan de zienswijzen. Van deze gelegenheid is geen gebruik gemaakt. Er zijn geen zienswijzen binnengekomen.

Vaststelling

Het bestemmingsplan is op 23 oktober 2024 vastgesteld. Na de vaststelling wordt het bestemmingsplan nogmaals zes weken ter inzage gelegd. Tijdens deze periode bestaat de mogelijkheid tot het indienen van beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

6.2 Economische Uitvoerbaarheid

Het aantonen van de economische uitvoerbaarheid ten behoeve van de inzet van gemeentelijke middelen door middel van een cijfermatige opzet, is voor onderhavig voornemen niet relevant. Voor de ontwikkeling is door de initiatiefnemer cq. eigenaar van de camping voldoende middelen gereserveerd. Gesteld kan worden dat het plan hiermee economisch uitvoerbaar is.

Grondexploitatie

Door middel van de grondexploitatieregeling in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) beschikken gemeenten over mogelijkheden voor het verhalen van kosten op derden. Hierbij valt te denken aan kosten voor het bouw- en woonrijp maken en kosten voor het bestemmingsplan. Daarnaast hebben gemeenten sturingsmogelijkheden, omdat in het geval van grondexploitatie door derden diverse eisen en regels gesteld kunnen worden. In de Wro is opgenomen dat voor bouwplannen zoals bedoeld in artikel 6.2.1 Bro, in verband met het kostenverhaal van de gemeente, in beginsel een exploitatieplan vastgesteld moet worden.

De voorgestane ontwikkelingen brengen geen kosten voor de gemeente met zich mee. Vaststelling van een exploitatie-plan is derhalve niet aan de orde.

Bijlage 1 Landschappelijke Inpassing

Bijlage 1 Landschappelijke inpassing

Bijlage 1 Herinrichting Camping Marenland (Plattegrond Met Oppervlaktes)

Bijlage 1 Herinrichting camping Marenland (plattegrond met oppervlaktes)

Bijlage 2 Quick Scan Ecologie

Bijlage 2 Quick scan ecologie

Bijlage 3 Memo Stikstofdepositie Incl Aeriusberekening

Bijlage 3 Memo stikstofdepositie incl Aeriusberekening

Bijlage 4 Aanvraag Watertoets

Bijlage 4 Aanvraag Watertoets

Bijlage 5 Verkennend Bodemonderzoek

Bijlage 5 Verkennend bodemonderzoek

Bijlage 6 Rapport Externe Veiligheid (Qra) Uitbreiding Bedrijventerrein Het Aanleg Winsum

Bijlage 6 Rapport externe veiligheid (QRA) uitbreiding bedrijventerrein Het aanleg Winsum

Bijlage 7 Aanmeldnotitie Vormvrije M.e.r.-beoordeling

Bijlage 7 Aanmeldnotitie vormvrije m.e.r.-beoordeling

Bijlage 8 Vooroverlegreactie Provincie Groningen

Bijlage 8 Vooroverlegreactie Provincie Groningen

Bijlage 9 Vooroverlegreactie Veiligheidsregio Groningen

Bijlage 9 Vooroverlegreactie Veiligheidsregio Groningen