KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Van Toepassingverklaring
Hoofdstuk 2 Gebruiks- En Bouwregels
Artikel 3 Waarde Ruimtelijke Kwaliteit
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 4 Anti-dubbeltelregel
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 5 Overgangsrecht
Artikel 6 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Onderwerp Van De Regeling
1.3 Begrenzing Plangebied
1.4 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Beleidskader
2.1 Rijksbeleid
2.2 Provinciaal Beleid
2.3 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 3 Het Landschap
3.1 Ontstaansgeschiedenis
3.2 Landschapstypen
Hoofdstuk 4 Dorpskarakteristiek
4.1 Algemeen
Hoofdstuk 5 Bebouwingstypologie
5.1 Kop-hals-rompboerderij
5.2 Oldambtster Boerderij
5.3 Groninger Dwarshuis
5.4 Krimpenhuis
5.5 Interbellumstijl
5.6 Wederopbouw
Hoofdstuk 6 Karakteristieke Bebouwing En Gebieden
6.1 Inleiding
6.2 Karakteristieke Panden
6.3 Karakteristieke Gebieden
Hoofdstuk 7 Juridische Toelichting
Hoofdstuk 8 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Bijlage 1 Karakteristieke Panden Voormalige Gemeente De Marne
Bijlage 1 Notitie Overleg En Inspraak Bestemmingsplan Karakteristieke Gebouwen

Gebouwd Erfgoed

Beheersverordening - Gemeente Het Hogeland

Vastgesteld op 30-06-2021 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 verordening:

het beheersverordening Facetbeheersverordening gebouwd erfgoed met identificatienummer NL.IMRO.1966.BVHHLerfgoed-VS01 van de gemeente Het Hogeland;

1.2 verordeningsgebied:

De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlage;

1.3 bestaand:

  1. a. het beeld, de karakteristiek, het gebruik en/of (onderdelen van) bouwwerken die op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening aanwezig zijn en bouwwerken die op dat tijdstip in uitvoering zijn, dan wel kunnen worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning;
  2. b. het onder a bedoelde geldt niet voor zover sprake was van strijd met het voorheen geldende beheersverordening, daaronder mede begrepen het overgangsrecht van de beheersverordening of een andere planologische toestemming;

1.4 delen van gebouwen:

delen van gebouwen zoals schoorstenen, balkons, toegangsportalen, en gevelindeling; hieronder zijn niet begrepen dakgoten, kozijnen en plinten en dergelijke;

1.5 deskundige:

  1. 1. de gemeentelijke monumentencommissie,
  2. 2. een onafhankelijke deskundige op het gebied van cultuurhistorie, of
  3. 3. een bij de gemeente werkzame deskundige op het gebied van cultuurhistorie die voldoet aan de kwaliteitscriteria uit de gemeentelijke Verordening kwaliteit vergunningverlening, toezicht en handhaving omgevingsrecht;

1.6 gewoon onderhoud en herstel:

activiteiten die gericht zijn op het behoud van een bouwwerk waarbij vormgeving, detaillering en profilering niet wijzigen;

1.7 karakteristieke gebouwen:

gebouwen die van cultuurhistorische waarde zijn op grond van karakteristieke hoofdvorm, architectuur, landschappelijke en/of stedenbouwkundige situering, bijdrage aan de herkenbaarheid van de omgeving, gaafheid of zeldzaamheid;

1.8 karakteristieke hoofdvorm:

ruimtelijke verschijningsvorm van een gebouw zoals die wordt bepaald door bouwmassa naar hoofdafmetingen en onderlinge verhoudingen, dakvorm, nokrichting, dakoverstekken, goothoogte, daklijsten en schoorstenen, erkers en balkons.

1.9 maatwerkmethode:

methode van overleg via keukentafelgesprekken met de initiatiefnemer, de gemeente en een deskundige, met als doel om op perceelsniveau overeenstemming te bereiken over de herinrichting van een bouwperceel;

1.10 slopen

het afbreken of weghalen van gebouwen of onderdelen van gebouwen.

1.11 voorziening:

bouwkundige of bouwtechnische maatregel aan een gebouw die strekt tot verbetering van de gebruiksfunctie, waaronder begrepen de daarbij noodzakelijke opheffing van gebreken aan de constructieve veiligheid.

Artikel 2 Van Toepassingverklaring

Dit is een facet beheersverordening. Een facet beheersverordening is een aanvulling op de beheersverordeningen die gelden binnen de grenzen van het gebied dat op de verbeelding is aangegeven. De aanvulling heeft betrekking op het onderwerp van de bescherming van karakteristieke bebouwing in het kernen. Het bepaalde in de geldende beheersverordeningen blijft van toepassing, met dien verstande dat, in geval van strijdigheid ten aanzien van het onderwerp, de bepalingen van deze facet beheersverordening voorgaan.

Dit facet beheersverordening is van toepassing op de bestemmingsplannen, zoals opgenomen in onderstaande tabel:

Naam plan Identificatienummer Vaststellingsdatum
Kleine Kernen NL.IMRO.1663.BVKK2014-0401 27-05-2014
Grote Kernen NL.IMRO.1663.BVGK2014-VS01 27-01-2015

Deze beheersverordening is niet van toepassing op rijksmonumenten zoals bedoeld in de Erfgoedwet. Voor zover reeds een sloopvegunning noodzakelijk is op grond van de Wabo (art. 2.1 lid 1 sub h of 2.2 lid b) geeft dit plan slechts een aanvulling van toetsingseisen ter verlening van een omgevingsvergunning.

Hoofdstuk 2 Gebruiks- En Bouwregels

Artikel 3 Waarde Ruimtelijke Kwaliteit

3.1 Omschrijving

Ter plaatse van het besluitvlak 'Waarde ruimtelijke kwaliteit' aangegeven gebieden zijn mede bestemd voor het behoud van de bestaande ruimtelijke kwaliteiten waaronder wordt begrepen:

  • het aanwezige straat-, bebouwings- en/of landschapsbeeld ter plaatse van het besluitsubvlak 'specifieke vorm van waarde karakteristiek gebied';
  • de cultuurhistorische, stedenbouwkundige en architectonische waarde en functie in het landschap van gebouwen ter plaatse van het besluitsubvlak 'specifieke vorm van waarde karakteristiek gebouw' en 'specifieke vorm van waarde karakteristieke boerderij'.

3.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde in de andere daar voorkomende besluitvlakken en besluitsubvlakken geldt voor het bouwen van gebouwen de volgende regel:

  • ter plaatse van het besluitsubvlak 'specifieke vorm van waarde karakteristiek gebouw' en 'specifieke vorm van waarde karakteristieke boerderij' dienen de bestaande goot- en bouwhoogten, de kapvorm, de nokrichting, de dakoverstekken, daklijsten, schoorstenen, erkers en balkons, de oppervlakte van het bouwwerk, de bestaande gevelindeling en de bestaande ligging, alsmede de karakteristieken van andere bouwwerken te worden gehandhaafd.

3.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  1. a. lid 3.2, en toestaan dat de goot- of bouwhoogte, de kapvorm, de nokrichting, de dakoverstekken, daklijsten, schoorstenen, erkers en balkons, de oppervlakte, de gevelindeling en/of de ligging van de bouwwerken wordt gewijzigd, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de karakteristieke verschijningsvorm van het bouwwerk, waarbij de verbouwingen of nieuwbouw in ieder geval moeten passen bij de architectuur en vormgeving van het bestaandebouwwerk en er rekening wordt gehouden met ligging en context van het bestaande gebouw of ander bouwwerk, geen gebouw zijnde.

3.4 Omgevingsvergunning voor het slopen van gebouwen en andere bouwwerken

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 4 Anti-dubbeltelregel

Grond welke eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 5 Overgangsrecht

5.1 Overgangsrecht bouwwerken

Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:

  1. a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
  2. b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van dit lid onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met maximaal 10%;
  3. c. dit lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

5.2 Overgangsrecht gebruik

Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:

  1. a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  2. b. het is verboden het met de beheersverordening strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  3. c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na het tijdstip van de inwerkingtreding van de verordening voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  4. d. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met de geldende beheersverordening , daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 6 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van de beheersverordening 'Facetbeheersverordening gebouwd erfgoed'.

Behorende bij het besluit van 30 juni 2021.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

In de gemeente Het Hogeland bestaat een grote zorg voor het eigen erfgoed. Een zorg die wordt ingegeven door het feit dat het erfgoed voor een belangrijk deel bepalend is voor het karakter van de gemeente, het erfgoed de gemeente aantrekkelijk maakt en inwoners zich er mee verbonden voelen.

Het Hogeland ligt binnen het aardbevingsgebied. Aardbevingsschade is daarmee een reële bedreiging voor het bebouwde erfgoed. De provincie wil voorkomen dat waardevolle, karakteristieke gebouwen zomaar gesloopt worden als er sprake is van aardbevingsschade. Zij vraagt daarom in artikel 2.9.1 van de Provinciale Omgevingsverordening van alle Groninger gemeenten om te inventariseren welke karakteristieke gebouwen er zijn en om die te beschermen met een sloopvergunningstelsel. Binnen het aardbevingsgebied is het verboden om gebouwen geheel of gedeeltelijk te slopen. Het verbod vervalt, als uit een gemeentelijke inventarisatie blijkt dat een gebouw niet als karakteristiek is aan te merken.

Vanuit de gemeentelijke en provinciale wens om de ruimtelijke kwaliteit van de omgeving en in het bijzonder het erfgoed te behouden, gelet op de bepalingen vanuit de provinciale verordening, is voorliggende beheersverordening opgesteld. deze beheersverordening biedt bescherming aan gebieden waar de cultuurhistorische, landschappelijke en/of stedenbouwkundige waarden onder druk kunnen komen te staan als er geen nadere afweging kan plaatsvinden ten aanzien van sloop en nieuwbouw van panden, bijvoorbeeld als gevolg van schade door de gaswinning in het gebied.

Daarbij ligt in deze beheersverordening nadrukkelijk niet slechts de focus op het behoud van karakteristieke gebouwen. In voorkomende gevallen kan de sloop van panden worden toegestaan, mits wordt voldaan aan voorwaarden waaronder sloop kan plaatsvinden. Afhankelijk van de situatie wordt bekeken of sloop tot de mogelijkheden behoort, eventueel met voorwaarden voor herontwikkeling van de locatie.

1.2 Onderwerp Van De Regeling

Deze verordening regelt één onderwerp: vastlegging, behoud en instandhouding van karakteristieke gebieden en bebouwing binnen de gemeente. De verschijningsvorm van de geselecteerde panden en andere bouwwerken wordt vastgelegd en sloop is gekoppeld aan een vergunning.

Een verordening dat een specifiek onderwerp regelt, wordt een facetbeheersverordening genoemd.

De facetbeheersverordening is een aanvulling op de beheersverordening die in de gemeente gelden. De geldende beheersverordeningen blijven in beginsel gelden. Wanneer een geldende beheersverordening een regeling kent over het onderwerp dat met deze facetverordening wordt geregeld, dan gaan de bepalingen van de facetverordening voor.

De verordening heeft geen betrekking op monumenten, deze worden op grond van de Monumentenwet al voldoende beschermd.

1.3 Begrenzing Plangebied

Deze beheersverordening heeft betrekking op een groot deel van de gemeente. De gemeente Het Hogeland is een samenvoeging van vier voormalige gemeenten De Marne, Winsum, Bedum en Eemsmond. Het plangebied omvat de kernen in de voormalige gemeente De Marne (zie figuur 1). Voor het grondgebied van Bedum en Eemsmond is reeds al een facetbestemmingsplan gebouwd erfgoed vastgesteld.

Voor de bescherming van de karakteristieke bebouwing en gebieden in het buitengebied van de voormalige gemeente De Marne en het gehele grondgebied van de voormalige gemeente Winsum wordt een aparte facetbestemmingsplan gemaakt.

De inhoud van de regeling in het bestemmingsplan komt overeen met de regeling in deze voorliggende beheersverordening.

afbeelding "i_NL.IMRO.1966.BVHHLerfgoed-VS01_0001.jpg"

Figuur 1: Plangebied facetbeheersverordening

1.4 Leeswijzer

Hoofdstuk 2 inventariseert het relevante beleidskader. Hoofdstuk 3 beschrijft de ontstaansgeschiedenis en de kwaliteiten van het plangebied. Hoofdstuk 4 geeft een kenschets van de dorpskarakteristieken. Voor hoofdstuk 3 en 4 is voornamelijk geput uit de beschrijvingen die in het kader van de Structuurvisie De Marne zijn gegeven voor het landschap en de bebouwing. In hoofdstuk 5 worden de voornaamste bebouwingstypologieën weergegeven. In hoofdstuk 6 wordt ingegaan op de waardering, keuze en selectie van karakteristieke panden, andere bouwwerken en gebieden. In het zevende hoofdstuk wordt de juridische regeling van deze verordening nader toegelicht. Hoofdstuk 8 ten slotte beschrijft de maatschappelijke uitvoerbaarheid.

Hoofdstuk 2 Beleidskader

2.1 Rijksbeleid

2.1.1 Erfgoedwet

De Monumentenwet 1988 is per 1 juli 2016 komen te vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze per 1 januari 2022 in werking treedt. Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is. De Erfgoedwet bundelt en wijzigt een aantal wetten op het terrein van cultureel erfgoed. De kern van deze wet is dat wanneer de bodem wordt verstoord, de archeologische resten intact moeten blijven (in situ). Wanneer dit niet mogelijk is, worden archeologische resten opgegraven en elders bewaard (ex situ).

Daarnaast dient ieder ruimtelijk plan een analyse van de overige cultuurhistorische waarden van het plangebied te bevatten. Voor zover in een plangebied sprake is van erfgoed, dient op grond van voorgaande dan ook aangegeven te worden op welke wijze met deze cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten archeologie rekening wordt gehouden. Op deze manier is een meer gebiedsgerichte benadering mogelijk, die gericht is op het behoud en de versterking van de ruimtelijke kwaliteit van een verordeningsgebied, door te anticiperen op de voorkomende archeologische, historisch-geografische en historisch-(steden)bouwkundige waarden.

Voorliggende beheersverordening is opgezet om het aanwezige bebouwde erfgoed in de gemeente Het Hogeland van een passende bescherming te voorzien, een en ander in nauwe samenhang met de omgeving (dorp/landschap). Daarmee sluit dit bestemmingsplan aan op de insteek van de Erfgoedwet.

2.2 Provinciaal Beleid

2.2.1 Provinciale omgevingsvisie

De provinciale Omgevingsvisie van de provincie Groningen (vastgesteld op 1 juni 2016 en is in 2017 en 2019 op onderdelen aangepast) bevat de integrale lange termijnvisie van de provincie op de fysieke leefomgeving. Een belangrijk doel van de Omgevingsvisie is om op strategisch niveau samenhang aan te brengen in het beleid voor de fysieke leefomgeving. Daarom zijn in deze Omgevingsvisie zoveel mogelijk de visies op verschillende terreinen, zoals ruimtelijke ontwikkeling, landschap en cultureel erfgoed, natuur, verkeer en vervoer, water, milieu en gebruik van natuurlijke hulpbronnen, samengevoegd en inhoudelijk met elkaar verbonden.

Landschap

In de provinciale Omgevingsvisie is het beschermen en versterken van de kenmerkende landschapsstructuren en het culturele erfgoed dat bijdraagt aan de identiteit en variëteit van de diverse landschappen in de provincie Groningen als een van de speerpunten van het beleid benoemd en als provinciaal belang geduid. In de Omgevingsvisie zijn de samenhangende landschapsstructuren opgedeeld in zeven deelgebieden. De gemeente Het Hogeland behoort tot het deelgebied 'Wierdenland en Waddengebied. Het wierdengebied wordt gekenmerkt door grote open ruimten, wierden(dorpen) langs natuurlijke waterlopen in de kerngebieden en wierde(dorpe)n in reeksen aan/langs oude kustlijnen. Het Waddengebied is een grootschalig open dijkenlandschap van parallelle dijken met boerderijreeksen langs slaperdijken. De Waddenzee wordt gekenmerkt door een natuurlijke dynamiek met verplaatsende getijdegeulen, zandplaten en eilanden.

Cultureel erfgoed

De provincie Groningen ziet dat het cultureel erfgoed in haar provincie onder druk staat onder andere door leegstand en de staat van onderhoud. Bovendien wordt het erfgoed extra bedreigd door schade als gevolg van de gaswinning. De provincie wil dan ook sturen op het in beeld brengen van het culturele erfgoed en vraagt van gemeenten een passende inspanning om het erfgoed in het buitengebied te beschermen. In het aardbevingsgebied, waartoe ook voormalige gemeente De Marne behoort, ligt daarbij een extra opgave voor het beschermen van het cultureel erfgoed in de kernen.

2.2.2 Provinciale omgevingsverordening

De provinciale omgevingsverordening (POV) is een beleidsinstrument uit de Wro. De huidige verordening wordt vastgesteld door Provinciale Staten en bevat provinciale beleidsregels waarvan wordt verwacht dat gemeenten deze doorvertalen in hun bestemmingsplannen. De regels in de omgevingsverordening zijn gebaseerd op de doelen uit de Omgevingsvisie en zijn opgenomen voor onderwerpen:

  • waarvoor de provincie in belangrijke mate verantwoordelijk is;
  • die een algemene betekenis hebben;
  • waarvan borging in een ruimtelijk plan mogelijk is;
  • die blijvend moeten worden beschermd of veilig worden gesteld (waarborgfunctie);
  • waarvan borging door middel van eenduidige kaderstelling nodig is (rechtszekerheid).

De verordening richt zich op de thema's milieu, water en ruimte. Er zijn ook regels over cultureel erfgoed opgenomen.

De huidige omgevingsverordening is vastgesteld op 1 juni 2016 maar is in 2017, 2018 en 2019 op onderdelen aangepast. Ook voor wat betreft het onderdeel cultureel erfgoed.

In de herziene verordening wordt in artikel 2.9.1 aangegeven dat 'Een bestemmingsplan dat betrekking heeft op het aardbevingsgebied en een bestemmingsplan dat betrekking heeft op het buitengebied gelegen buiten het aardbevingsgebied, stelt regels ter bescherming van de hoofdvorm van de karakteristieke en beeldbepalende gebouwen'. De provincie heeft in haar verordening opgenomen dat, voor zover het bestemmingsplan betrekking heeft op karakteristieke gebouwen, er regels worden opgenomen die deze bebouwing beschermen tegen ongewenste sloop.

Onder een karakteristiek gebouw wordt verstaan een gebouw van cultuurhistorische waarde op grond van karakteristieke hoofdvorm, architectuur, landschappelijke en/of stedenbouwkundige situering, bijdragen aan de herkenbaarheid van de omgeving, gaafheid of zeldzaamheid.

Onder karakteristieke hoofdvorm wordt verstaan de ruimtelijke verschijningsvorm van een gebouw zoals die wordt bepaald door bouwmassa naar hoofdafmetingen en onderlinge verhoudingen, dakvorm, nokrichting, dakoverstekken, goothoogte, daklijsten en schoorstenen, erkers en balkons.

afbeelding "i_NL.IMRO.1966.BVHHLerfgoed-VS01_0002.jpg"

Figuur 2: Aardbevingsgebied (bron: Provinciale Omgevingsverordening d.d. 20-02-2019)

2.3 Gemeentelijk Beleid

2.3.1 Toekomstvisie ruimte

In mei 2017 is de Toekomstvisie Ruimte vastgesteld door de gemeenteraden van Bedum, De Marne, Winsum en Eemsmond. De toekomstvisie dient als leidraad voor het verdere herindelingsproces van de verschillende gemeenten en schetst onder andere een beeld van de ontwikkelingsrichting voor de nieuwe gemeente Het Hogeland.

In de Toekomstvisie Ruimte wordt aangegeven dat het historische cultuurlandschap een bijzondere waarde is. Dorpen en buurtschappen met hun kerken (denk aan de scheve toren van de Walfriduskerk), borgen en fraaie boerderijen vormen daarvoor een belangrijke drager. De gemeente wil zorgvuldig omgaan met de bestaande ruimtelijke kwaliteit en de karakteristieken en de eigenheid van de dorpen koesteren.

Deze facetbeheersverordening is er op gericht om de karakteristieke gebouwen in de gemeente en enkele karakteristieke gebieden met bijzondere ruimtelijke kwaliteit te beschermen. Daarmee sluit het planvoornemen goed aan bij de ambities uit de Toekomstvisie Ruimte.

2.3.2 Welstandsnota

De welstandsnota biedt een kader voor beleid en advisering met betrekking tot de beeldkwaliteit van de bebouwing in de gemeente. In de welstandsnota wordt de structuur per gebied beschreven en de ruimtelijke opbouw ervan geanalyseerd. Vervolgens vindt er een waardering plaats van de algemene en verschillende kwaliteiten van de gebieden.

Door in de beheersverordening naast een objectgerichte ook een gebiedsgerichte insteek te kiezen wordt goed aangesloten bij de opzet van de welstandsnota.

2.3.3 Overig gemeentelijk beleid

Het ruimtelijk beleid voor de gemeente is vastgelegd in de beheersverordeningen voor de bebouwde kernen in de gemeente.

Hoofdstuk 3 Het Landschap

3.1 Ontstaansgeschiedenis

In De Marne is goed te zien hoe het kleilandschap van de noordelijke kuststreken is ontstaan door het vrije spel van zee en wind en vervolgens door de mens in cultuur is gebracht.

Aan het einde van de laatste ijstijd (8.000 - 9.000 voor Christus) smelten ijskappen en loopt de Noordzee vol. Op enige afstand van de hoge en droge zandgronden ontstaat iets ten noorden van de tegenwoordige Waddeneilanden een lange duinenrij. Achter deze duinen vormen zich uitgestrekte veenmoerassen. Door de stijgende zeespiegel komen er doorbraken in de kustbarrière en ontstaat de Waddenzee. De hoogste delen van de oorspronkelijke vlakte blijven nog lange tijd bewoonbaar. Op het zogeheten ‘hoog van Winsum’, een pleistocene zandrug, zijn bijvoorbeeld vondsten aangetroffen uit ongeveer 3.000 voor Christus.

Het dynamische proces van opslibbing en afslag staat onder invloed van de getijdenwerking, de oostelijke stroming van de zee en de overheersende windrichting vanuit het westen. In de Waddenzee wordt in de loop der tijd klei afgezet en ontstaan kwelderwallen. Omstreeks 500 voor Christus zijn de kwelderwallen voldoende hoog komen te liggen voor bewoning. Bewoners, afkomstig van de zandgronden, vestigen zich op de hoge kwelderwallen die de zeeboezem van de Hunze flankeren. De kwelders worden gebruikt voor de jacht, het verzamelen van voedsel en geëxploiteerd als weidegebied voor het vee. De bewoners hogen hun nederzettingen op tot wierden om have en goed te beschermen tegen stormvloeden. Vroege voorbeelden van wierden zijn die van Panser, Schouwen en Warfhuizen. Het proces van opslibbing resulteert vervolgens in aangroei van nieuwe kwelderwallen waardoor de trechtervormige zeeboezem van de Hunze steeds verder vernauwd raakt. Ter plaatse van de oostelijke flank van de zeeboezem is rond 100 na Christus een haakvormige kwelderwal opgeslibd rond het ‘hoog van Winsum’. Hier ontstaan nederzettingen die uitgroeien tot het huidige Eenrum, Mensingeweer en Groot Maarslag. De overige kwelderwallen zijn voornamelijk oost-west gericht. Prominent is de centrale welving, een brede en hoge kwelderwal. Op deze kwelderwal ligt een reeks van wierden die de oorsprong vormen van de kerkdorpen Vierhuizen, Ulrum, Leens en Wehe.

De noordelijke trechtervormige zeeboezem van de Hunze slibt uiteindelijk in de twaalfde eeuw geheel dicht. De afwatering van de Hunze is dan verplaatst in westelijke richting. Mede door de stijging van de zeespiegel is hier tussen 800 en 1250 na Christus de Lauwerszee ontstaan. Doorbraken hebben bovendien geresulteerd in een geul die diep het land binnendringt en zich verbindt met de Hunze. De aanleg van wierden kan worden beschouwd als eerste fase in de strijd tegen de zee. Voor 1200 overheerst het wierdensysteem, na 1200 het poldersysteem. Om de jonge, vruchtbare zeeklei te kunnen toevoegen aan het areaal van landbouwgronden en zo een grotere mensengemeenschap te voeden gaat de mens over tot systematische dijkenaanleg en ontginning van de nieuw gewonnen polders. De kloosters die zich in het gebied vestigen, nemen het voortouw. De kloosterlingen beschikken over de benodigde kennis ten aanzien van de dijkenaanleg en de afvoer van overtollig water via de maren en uitwateringssluizen, de zogeheten zijlen. Bij deze zijlen ontstaan nederzettingen, zoals Houwerzijl en Schouwerzijl. Het continue proces van opslibbing en inpoldering van de rijpe kwelders heeft uiteindelijk geresulteerd in een reeks zeer vruchtbare kustpolders waar de dijklichamen nog altijd het beeld bepalen. Maar ook ten zuiden van de oude kwelderlandschappen vindt inpoldering plaats. De bedijking en ontginning van de Reitdieppolders wordt sterk vergemakkelijkt door de afsluiting van Reitdiep in 1876. De volgende en, voorlopig laatste, stap in het proces van inpolderingen wordt gezet in 1969. Met de inpoldering van de Lauwerszee is aan De Marne een geheel nieuw gebied toegevoegd, met eigen wetmatigheden en karakter.

afbeelding "i_NL.IMRO.1966.BVHHLerfgoed-VS01_0003.png"

Figuur 3: De Romeinen en hun opvatting over Het Noorden.

3.2 Landschapstypen

Het landschap van de voormalige gemeente De Marne is onder invloed van de zee en menselijk handelen eeuwenlang langs lijnen van geleidelijkheid ontstaan. Deze processen hebben geresulteerd in een divers landschap met soms vloeiende, en soms scherpe overgangen. In De Marne komen vier landschapstypen voor: de oude kwelderlandschappen, de voormalige zee-armen, de kustpolders en de Waddenzee.

afbeelding "i_NL.IMRO.1966.BVHHLerfgoed-VS01_0004.png"

Figuur 2: De verschillende landschapstypen.

Deze landschappelijke verschillen zijn tot op heden herkenbaar, maar door relatief recente ontwikkelingen zoals de ruilverkaveling deels vervaagd. Bij de ruilverkaveling is het landbouwareaal grotendeels getransformeerd tot gebied met grootschalige, rationele blokverkaveling. Veel sloten zijn gedempt ten behoeve van perceelsvergroting. Landbouwontsluitingswegen worden breder en veel landschappelijke elementen zoals kolken en dijkresten zijn verdwenen in het belang van een meer efficiënt landbouwkundig gebruik van de gronden. Ter compensatie van verdwenen groen als gevolg van de ruilverkaveling zijn zogenaamde dorpsbosjes aangeplant. Mede door deze bosjes is het landschap en de relatie tussen dorpen en landschap gewijzigd.

Ieder landschapstype heeft haar eigen karakter. Naast de verschillen zijn er ook duidelijke raakvlakken. Zo is het Marnster landschap als geheel gevormd door de invloeden van de zee in combinatie met ingrepen van de mens om de zee te beteugelen en te profiteren van de vruchtbare klei. Daarnaast heeft het landschap in het algemeen een open karakter.

Bovendien kent het landschap, met uitzondering van het Lauwersmeer (onderdeel van het landschap van de voormalige zee-armen) en de Waddenzee voornamelijk een agrarisch gebruik en uitstraling. Op hun beurt hebben het Lauwersmeer en de Waddenzee juist een natuurlijk karakter. Tot slot zijn de stilte en het nachtelijke duister even buiten de bebouwde kommen kenmerkend voor de voormalige gemeente De Marne.

Hoofdstuk 4 Dorpskarakteristiek

4.1 Algemeen

Dit hoofdstuk beschrijft kort per dorp de kenmerkende dorpskarakteristieken. In De Marne is het nederzettingspatroon, de ligging van oude boerenerven en van de dorpen rechtstreeks gekoppeld aan de geologische geschiedenis en de strijd tegen het water. Voor het merendeel zijn de dorpen in De Marne relatief beperkt van omvang. Mede hierdoor is de oorspronkelijke nederzettingsstructuur van de dorpen en de relatie met het omliggende landschap in hoofdvorm bewaard gebleven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1966.BVHHLerfgoed-VS01_0005.png"

Figuur 5: Overzicht van de verschillende dorpskernen en in geel de voormalige gemeentegrens.

4.1.1 Zoutkamp

Karakteristieken Zoutkamp:

  • Komdorp - voormalig vesting-, vissersdorp op de ontmoeting van het oude kwelderlandschap met de voormalige zee-arm en de kustpolders.
  • Het dorp is ontstaan op de plek waar de voormalige Lauwerzee overging in het Reitdiep. Belangrijke structuurelementen zijn de oude (zee)dijk, de wegverbinding naar Houwerzijl en Hunsingokanaal en het voormalige spoorlijn richting Ulrum. Tenslotte zijn voor het karakter tevens de oude sluis- en havencomplexen wezenlijk.
  • De historische kern heeft een bochtig en fijnmazig stratenpatroon en smalle profielen met een overwegend stenig karakter met stoepen en compacte voortuinen. Uitzondering hierop vormt de kerk in het groen op de voormalige schans. De Reitdiepskade heeft een ruim profiel met een stenig karakter. De invalswegen hebben een ruimer profiel en door de (onregelmatige) laanbeplanting en royale voortuinen, kerkhoven en ruilverkavelingsbosjes een groen karakter.
  • De historische bebouwingsstructuur is compact en gelaagd met resten van schans (eerste aanleg 1575) en vesting, en vissersdorp. De bebouwing in de historische kern is kleinschalig met lage eenvoudige woonhuizen, bedrijfsbebouwing en voormalige voorzieningen: café, visafslag, haven met sluiscomplex. Bijzondere bebouwing bestaat uit de kerk op de voormalige schans en de villa op de voormalige batterij.
  • Het dorp heeft een waterfront aan het Reitdiep. Aan de overige zijden wordt het dorp van het landschap en vice versa gescheiden door de nieuwbouw en (ruilverkavelings) bosjes. Illustratief hiervoor is het bosje bij de jachthaven dat grotendeels het zicht ontneemt op het Lauwersmeer.

4.1.2 Niekerk

Karakteristiek Niekerk:

  • Wierdedorp – type rechthoekige wierde in het oude kwelderlandschap
  • Het dorp is ontstaan op de oudste kwelderwal op een wierde. De belangrijkste structuurelementen zijn de Kerkstraat en de Hoofdstraat.
  • Het stratenpatroon is bochtig en de straatprofielen zijn voor een wierdedorp redelijk ruim met (royale) voortuinen. Hierdoor heeft het dorp een groen karakter. Dit groene karakter wordt versterkt door de groene hof rondom de kerk en de pastorie en de erfbeplanting.
  • De bebouwing bestaat uit eenvoudige woonhuizen en enkele werkplaatsen. Bijzondere objecten zijn de eerder genoemde kerk ende pastorie op de wierde en een markante boerderij met een dubbele schuur bij de noordelijke entree van het dorp.
  • Het omliggende landschap is open en daardoor is de wierde zichtbaar. De overgang van het dorp met het landschap is aan de westkant open en contrastrijk. De oosten zuidkant van het dorp kennen een meer geleidelijke overgang met zware boombeplanting rondom de kerk en boerderij bij de noordelijke entree en daartussen diepe achtertuinen. De noordrand van het dorp wordt door het ruilverkavelingsbosje afgeschermd van het landschap.

4.1.3 Houwerzijl

Karakteristieken Houwerzijl:

  • Komdorp – zijldorp op de grens van het landschap van de oude kwelderwallen met de voormalige zee-armen.
  • De belangrijkste structuurelementen van het dorp zijn de oude dijk en de Houwerzijlstervaart met op de kruising de verdwenen sluis. De overige structuurelementen zijn de invalswegen vanuit Zoutkamp en het grotendeels verdwenen Vliedorp.
  • In de historische kern zijn de straatprofielen smal en vrij stenig van karakter met stoepen en compacte voortuinen. Langs de invalsweg naar Zoutkamp is het profiel ruimer en heeft de openbare ruimte door de aanwezige voortuinen en de tuin van de voormalige kerk (Theefabriek) een groene uitstraling.
  • In de historische kern is de bebouwing compact en kleinschalig met gevarieerde functies: twee kerkjes (momenteel respectievelijk in gebruik als museum en galerie),hotel-café en voormalige bedrijfsgebouwen. Ook het oude zijlhuis bij de voormalige sluis is nog aanwezig.
  • De ontstaansgeschiedenis als zijldorp is nauwelijks nog afleesbaar door demping van de Houwerzijlstervaart tussen de voormalige dijk en het huidige haventje.
  • Relatie van het dorp met het landschap aan de zuidzijde is contrastrijk, met zichtlijnen over de oude dijk. Aan de noordzijde bestaat de overgang uit afgewisseld zware boombeplanting met doorzichten naar het landschap.

4.1.4 Zuurdijk

Karakteristieken Zuurdijk:

  • Dijkdorp in het oude kwelderlandschap.
  • De structuurdrager wordt gevormd door een oude, rechte dijk. Er zijn geen dwarswegen, met uitzondering van het onverharde dwarslaantje naar de korenmolen.
  • Het straatprofiel is rondom de kerk in Zuurdijk smal en stenig met stoepen en compacte voortuinen. Elders in het dorp is het profiel ruimer en groen met voortuinen.
  • Het dorp is opgebouwd uit drie bebouwingsconcentraties die ruimtelijk van elkaar gescheiden zijn: Zuurdijk – 1e Nijhoezen – 2e Nijhoezen. De straatwanden zijn open met een verdichting in de omgeving van de kerk in Zuurdijk. Hier komen vrij gesloten straatwanden voor.
  • De bebouwing bestaat voornamelijk uit kleinschalige arbeidershuizen. De meest bijzondere gebouwen staan in de historische pit van Zuurdijk en bestaan uit de kerk, korenmolen en de naastgelegen school en het café. De rijenwoningbouw aan de westzijde van Zuurdijk past minder goed in het dorp. In het randgebied van het dorp liggen enkele boerderijen.
  • De overgang tussen het dorp het landschap is open en contrastrijk. Het natuurontwikkelingsbosje en het sportveld aan de westkant van Zuurdijk wijken hiervan af.

4.1.5 Schouwerzijl

Karakteristieken Schouwerzijl:

  • Komdorp – zijldorp op de grens van het oude kwelderlandschap met de voormalige zee-arm (Land van Aagt en Reitdiep).
  • De structuurelementen zijn het Reitdiep met de Kromme Raken, de Reitdiepdijk met de sluis en de doorgaande route tussen Schouwen en Groot-Maarslag.
  • De doorgaande route ten noorden van de sluis ligt achter de Reitdiepsdijk en heeft een asymmetrisch profiel met respectievelijk stoepen, een greppel en voortuinen. Ten zuiden van de sluis ligt de doorgaande route op de dijk en is het profiel smal en groen met compacte voortuinen. De zijstraatjes, zoals de Sarriesweg hebben een zeer smal profiel en een groen en besloten karakter. Een bijzondere plek in het dorp wordt gevormd door een buitendijks haventje bij de sluis.
  • Het bebouwingsbeeld langs de doorgaande route is vrij gesloten en bestaat uit gevarieerde bebouwing. Er komen naast diverse typen woonhuizen ook bijzondere gebouwen voor zoals een (voormalige) smederij, kerk en school. Prominent is het zijlhuis bij de sluis. Het bebouwingsbeeld langs de zijstraatjes is meer open.
  • De overgang tussen het dorp en het landschap is overwegend contrastrijk met ondiepe achtererven en de dijk en een kerkhof in het zicht. Het zicht vanaf de voormalige sluis richting Reitdiep wordt deels afgeschermd door het dorpsbosje bij de haven.

4.1.6 Warfhuizen

Karakteristieken Warfhuizen:

  • Wierdedorp (dubbelwierde) op de grens van het oude kwelderlandschap met de voormalige zee-armen (Land van Aagt).
  • De structuurelementen zijn de Van Asbeckweg die om en over de wierden slingert en het Warfhuisterloopdiep, een oude trekvaart tussen de Kromme Raken en Leens.
  • De Van Asbeckweg heeft een ruim straatprofiel en een groene uitstraling met hagen en laanbeplanting langs de weg en de voortuinen. De oude trekvaart heeft groene oevers. De oever met het voormalige jaagpad is ingeplant met boombeplanting. Hierdoor is het karakter van de trekvaart niet meer goed afleesbaar. Tot slot zijn de zijwegen over de wierden zeer smal en groen met (compacte) voortuinen.
  • De bebouwing aan de Van Asbeckweg bestaat voornamelijk uit royale dwarshuizen met vrij gesloten straatwanden. Aan deze weg staat ook markante bebouwing zoals de kerk en de pastorie aan de noordkant van het dorp. Overigens staat buiten het dorp staat langs deze weg ook nog een (onlangs gerestaureerde) luchtwachttoren uit de Koude Oorlog. Langs de trekvaartkomen meer eenvoudige dwarshuizen en (voormalige) bedrijfspanden voor met een redelijk gesloten bebouwingsbeeld. Tot slot is het bebouwingsbeeld aan de zijwegen kleinschalig en vrij open met kleine boerderijtjes en schuren.
  • Het omliggende landschap is open en daardoor zijn de wierden nog duidelijk waarneembaar. De relatie tussen het dorp en het landschap is geleidelijk door de (diepe) tuinen, boerenerven en kleine groene objecten zoals een ruilverkavelingsbosje, hoogstamboomgaard en het kerkhof. Ten zuiden van het dorp liggen twee voormalige borgterreinen: huis Lulema en ‘t Huis ter Borg.

4.1.7 Mensingeweer

Karakteristieken Mensingeweer:

  • Komdorp – kruisdorp op de grens van de oude kwelderwallen met het landschap van de voormalige zee-armen (Land van Aagt).
  • De belangrijkste structuurelementen in het dorp zijn het Mensingeweersterdiep (oude trekvaart met een jaagpad), de Hoofdstraat en de route van Schouwerzijl naar Eenrum. De Molenweg is een meer ondergeschikt structuurelement.
  • De Hoofdstraat heeft een vrij ruim profiel en een redelijk groene uitstraling met voortuinen. Dit groene karakter wordt versterkt doordat het gedeelte van de Hoofdstraat ten westen van de kerk zeer ruim is opgezet met een plantsoen met boombeplanting. Het Mensingeweersterdiep heeft een ruim en asymmetrisch profiel met een openbare en een private oever met een zeer groene uitstraling. Tot slot heeft de Molenweg een zeer smal profiel met een groen karakter met compacte voortuinen. De kerk op de wierde met rondom een groene hof vormt een bijzondere groene plek in het dorp.
  • De Hoofdstraat en het Mensingeweersterdiep hebben een compacte opzet met vrij gesloten wanden. Het bebouwingsbeeld aan de Molenweg is meer open. Voorts is de bebouwing in het dorp gevarieerd. Er komen diverse typen woonhuizen, een pakhuis en een garage voor. Er komen ook enkele bijzondere gebouwen voor zoals de kerk op de wierde, de molen en de boerderij met de dubbele schuur aan de rand van het dorp. De rijenwoningbouw naast kerk sluiten minder goed aan bij het dorpse karakter.
  • De relatie van het dorp met het landschap is open en de overgangen tussen het dorp en het landschap zijn, zoals bij komdorpen gebruikelijk, redelijk contrastrijk. Aan de westzijde wordt dit mede bepaald door de visuele versmalling van het profiel door de boombeplanting op de kruising bij de brug.

4.1.8 Eenrum

Karakteristieken Eenrum:

  • Wierdedorp – type rechthoekige met kenmerken van een radiaire wierde, in het landschap van de oude kwelderwallen.
  • In de kern is de historische structuur van bebouwing en openbare ruimte van rijkswege aangewezen als beschermd gezicht. De structuurelementen zijn het karakteristieke stratenpatroon met ossengang aan de voet van de wierde, de slingerende enigszins radiaire invalswegen en het Eenrummermaar (met dorpshaven)
  • De straatprofielen op de wierde zijn (zeer) smal met overwegend een stenige uitstraling met stoepen. De kerk en de pastorie in een groene hof en tuin contrasteren hiermee. Op de wierde is de dicht geworpen fait nog herkenbaar. De invalswegen hebben ruime, slingerende straatprofielen en een groene uitstraling met (royale tuinen). Het kerkhof met zware boombeplanting versterkt het groene karakter van de Hereweg.
  • Het bebouwingsbeeld op de wierde is compact en kleinschalig met gesloten straatwanden. Het bebouwingsbeeld langs de invalswegen is meer open. Voorts is de bebouwing in het dorp gevarieerd en bestaat uit diverse typen, soms rijke woonhuizen. Aan de Hereweg staan enkele royale villa's. Langs de invalswegen naar het noorden is de bebouwing eenvoudiger. Ook komt bijzondere bebouwing voor in de vorm van (voormalige) bedrijfsgebouwen en voormalige voorzieningen zoals de kerk, gemeentehuis, molen, school, winkels, hotel-café en enkele boerderijen.
  • De relatie van het dorp met het landschap in het noordelijk deel van het dorp is open en contrastrijk. Bij de haven is een zeer weids zicht op het Land van Aagt. Elders is de historische kern door sportvoorzieningen, uitbreidingswijken en ruilverkavelingsbosjes afgeschermd van het landschap.

4.1.9 Vierhuizen

Karakteristieken Vierhuizen:

  • Wierdedorp – type rechthoekige wierde (dubbelwierde) op de ontmoeting van het landschap van de oude kwelderwallen met de kustpolders.
  • Het stratenpatroon heeft een kenmerkende rechthoekige opzet. Het belangrijkste structuurelement is de doorgaande route Ulrum-Lauwersmeergebied. De route slingert om de oostelijke en over de westelijke wierde. De Dijksweg – een ondergeschikt structuurelement takt aan op deze route.
  • Het straatprofiel van de doorgaande route is smal en heeft een stenig karakter met stoepen. In contrast hiermee staan een kleine boomgaard op de hoek met de Dijksweg en de groene hof rondom de kerk en de pastorie. De overige straatjes op de wierde zijn (zeer) smal en hebben een groene uitstraling met (compacte) voortuinen.
  • Het bebouwingsbeeld langs de doorgaande route op de wierde is compact en kleinschalig met vrij gesloten straatwanden. Het bebouwingsbeeld in de rest van het dorp heeft een redelijk open karakter. Voorts is de bebouwing gevarieerd met diverse typen eenvoudige woonhuizen, kerk, pastorie, voormalige school en de molen met het bijbehorende molenhuis.
  • De overgang van het dorp met het kustpolders is contrastrijk met de dijk als heldere grens. De boombeplanting langs de Westpolder doet afbreuk aan dit beeld. De overige dorpsranden worden grotendeels afgeschermd van het landschap door het grootschalige ruilverkavelingsbos en de camping. Ten zuiden van het dorp liggen twee voormalige borgterreinen: Panser en Beusum.

4.1.10 Ulrum

Karakteristieken Ulrum:

  • Wierdedorp – type rechthoekige wierde (dubbelwierde) in het landschap van de oude kwelderwallen.
  • Een belangrijk structuurelement in het dorp is de doorgaande route Vierhuizen Leens over de centrale kwelderwal. Deze route slingert in Ulrum over de noordelijke flank van de dubbelwierde. Deze dubbelwierde wordt globaal begrenst door de Borgweg, Snakkeburen en de Trekweg en is deels herkenbaar in het rechthoekige stratenpatroon. De overige belangrijke structuurelementen in het dorp zijn de Singel in de richting van Niekerk en de (gedeeltelijk gedempte) oude trekvaart met dorpshaven.
  • Het straatprofiel van de doorgaande route is redelijk ruim en heeft een groen karakter met (royale) voortuinen. Ter plaatse van de dubbelwierde is de doorgaande route bochtig en smal en heeft de openbare ruimte een stenig karakter met stoepen. Het straatprofiel van de Singel is ruim en heeft een groen karakter met voortuinen. De straatprofielen op de dubbelwierde zijn (zeer) smal met een doorgaans stenig karakter met stoepen en compacte voortuinen. De groene hof rondom de kerk contrasteert hiermee. Tot slot ligt ten zuidoosten van de kerk het voormalige borgterrein van de Asingaborg. Deze groene plek is nauwelijks waarneembaar vanuit het dorp.
  • Het bebouwingsbeeld op de wierde en langs de doorgaande route over de flank van de wierde is kleinschalig en compact met gesloten straatwanden. Vanwege de van oudsher verzorgende functie van Ulrum komen hier ook (voormalige) voorzieningen voor zoals winkelpanden, garage, hotel – café, tramremise en bedrijfsbebouwing. Het bebouwingsbeeld langs het westelijk deel van de doorgaande route is open met rijke woonhuizen. Het westelijk deel van de doorgaande route en de Singel bestaat uit meer eenvoudige woonhuizen met redelijk gesloten straatbeelden.
  • De relatie tussen het dorp en het landschap is aan de zuid- en westzijde van het dorp open. Hier is het dorp als wierdedorp duidelijk herkenbaar. De overige dorpsranden wijken hier door de beplanting langs de N361, nieuwbouw en het bedrijventerrein (in ontwikkeling) van af. Bovendien heeft dit bedrijventerrein een ondorpse maat en schaal en is verkeerskundig de ontsluiting van het terrein bovengeschikt gemaakt ten opzichte van de route over de centrale kwelderwal. Hierdoor wordt de leesbaarheid van de ruimtelijke hoofdstructuur verzwakt.

4.1.11 Leens

Karakteristieken Leens:

  • Wierdedorp – type rechthoekige wierde in het landschap van de oude kwelderlandschappen.
  • De structuurelementen zijn de doorgaande route Ulrum – Wehe-Den Hoorn, de Breekweg, de (gedeeltelijk gedempte) Leenstervaart en de Douwensterweg. Op de ontmoeting van deze structuurelementen ligt de rechthoekige wierde welke herkenbaar is in het rechthoekige stratenpatroon. Ten slotte ligt oostelijk van het dorp de borg Verhildersum. Tussen het dorp en het borgterrein liggen een tweetal prominente, nagenoeg onbebouwde, wierden.
  • Het straatprofiel van de doorgaande route is ruim en heeft een groene uitstraling met (royale) voortuinen. Ter plaatse van wierde is het profiel van de doorgaande route smal en stenig met stoepen. De straatprofielen op wierde zijn (zeer) smal en stenig met stoepen en compacte voortuinen. De groene hof rondom de kerk contrasteert hiermee. Tot slot is het haventje direct ten zuiden van de oude dorpskern gedempt en nauwelijks nog afleesbaar in de openbare ruimte.
  • Het bebouwingsbeeld op de wierde en langs de doorgaande route ter plaatse van de wierde is kleinschalig en compact met gesloten straatwanden. Op overige plekken in het dorp is het bebouwingsbeeld meer open. Voorts is de bebouwing in het dorp gevarieerd met diverse typen woonhuizen (aan de Hoofdstraat komen rijke woonhuizen voor), boerderijen, gemeentehuis en bedrijfsgebouwen. Het dorp heeft een verzorgende functie en herbergt een groot aantal voorzieningen. Het winkelhart in de oksel van de doorgaande route met de Breekweg vormt hierbij een nieuwe toevoeging.
  • De overgang tussen het dorp en landschap aan de westzijde is open en contrastrijk. Ter plaatse van de Achtervalge is de overgang van het dorp met het landschap meer geleidelijk. De overige dorpsranden worden door nieuwbouw (waaronder Leens-oost, in ontwikkeling) afgeschermd van het landschap. Dit doet afbreuk aan de herkenbaarheid van Leens als wierdedorp. Tot slot is aan de noordzijde van het dorp het bedrijventerrein georiënteerd op de provinciale weg N361 waardoor de gerichtheid van het dorp op de structuurelementen wordt verstoord.

4.1.12 Wehe-den-Hoorn

Karakteristieken Wehe-Den Hoorn:

  • Samengevoegd rechthoekig wierde- (Wehe) en dijkdorp (Den Hoorn) op de overgang van het landschap van de oude kwelderwallen met het landschap van de voormalige zeearmen (Land van Aagt).
  • De structuurelementen van Wehe bestaan uit de route Leens – Den Hoorn en de route naar Molenrij die elkaar kruisen op de noordflank van de wierde. Het zwaartepunt van de wierde bevindt zich in het zuidwestelijke kwadrant en is herkenbaar aan het rechthoekige stratenpatroon. De belangrijkste structuurelementen van Den Hoorn zijn de eerder genoemde route Leens – den Hoorn, Kromme Raken en de route naar Warfhuizen.
  • Het straatprofiel van de route Leens – den Hoorn is ter hoogte van de historische dorpskernen smal en stenig met stoepen en compacte voortuinen. Op de overige plekken heeft deze route een ruim straatprofiel en een groene uitstraling met (royale) voortuinen. De straatprofielen op de wierde hebben als gevolg van vernieuwingsoperaties in jaren ’50-60 van de vorige eeuw hun oorspronkelijke karakter deels verloren. Tot slot zijn de bijzondere, groene ruimten in het dorp de Hervormde kerk met de groene hof en de voormalige haven op de flanken van de wierde in Wehe en de Katholieke kerk op de kruising van de Warfhuisterweg met de Mernaweg.
  • Bij de historische dorpskernen is het bebouwingsbeeld compact en kleinschalig met gesloten gevelwanden. Tussen de dorpen is het bebouwingsbeeld meer open. Op de wierde van Wehe is door de eerder genoemde vernieuwingsoperatie het voor wierdedorpen kenmerkende besloten karakter gedeeltelijk verloren. Voorts is de bebouwing in het dorp gevarieerd met diverse typen eenvoudige en rijke woonhuizen (vooral Mernaweg), voormalige voorzieningen zoals het gemeentehuis, school, hotel, café, garage en bedrijfsgebouwen en de Hervormde en de katholieke kerk. De rijenwoningbouw op de wierde past minder goed bij het dorpse karakter.
  • Ten zuiden van de Mernaweg worden beiden dorpen nog van elkaar gescheiden door een ingesloten ruimte met een agrarisch karakter. Het dorp wordt door nieuwbouw en bosjes afgeschermd van het omliggende landschap. Uitzondering hierop vormt de oostzijde van het dorp met fraaie doorzichten naar het Land van Aagt. Tot slot geeft recente bedrijfsbebouwing aan de Warfhuisterweg en de N361 Den Hoorn een adres aan de provinciale weg. Dit doet afbreuk aan de herkenbaarheid van Den Hoorn als dijkdorp.
  • Ten noordwesten van het dorp ligt het borgterrein van Borgweer.

4.1.13 Hornhuizen

Karakteristieken Hornhuizen:

  • Dijkdorp op de grens van het landschap van de oude kwelderwallen met de kustpolders. Het belangrijkste structuurelement van het dorp is de oude dijk. De Breweelsterweg is hieraan ondergeschikt maar vormt een tweede structuurelement.
  • Het straatprofiel van de oude dijk is redelijk smal en heeft een groen karakter met (compacte) voortuinen. Het groene karakter van het profiel wordt versterkt door de groene hof met zware boombeplanting rondom de kerk – op een kleine wierde – en de pastorie.
  • Het bebouwingsbeeld langs de oude dijk is vrij compact en kleinschalig met redelijk gesloten straatwanden. Voorts bestaat de bebouwing in het dorp overwegend uit eenvoudige woonhuizen. De kruising in het dorp wordt geaccentueerd door de kerk, pastorie en de tegenover gelegen herberg.
  • De relatie tussen het dorp en het landschap is redelijk open en contrastrijk met doorzichten in de richting van de kustpolders en de kweldervlakte. Aan de westzijde van het dorp wordt de overgang naar het landschap bepaald door een tweetal forse boerderijen. Ten zuiden van het dorp ligt een voormalig borgterrein (Tammingaborg)

4.1.14 Kruisweg

Karakteristieken Kruisweg:

  • Komdorp- kruisdorp in het landschap van de oude kwelderwallen, grenzend aan de kustpolders.
  • De structuurelementen bestaan uit de Marneweg over de kwelderwal en de Hogeweg-Leensterweg die vanaf de kwelderwal de open kweldervlakten in steken.
  • Het straatprofielen van de Marneweg is redelijk ruim met een redelijk stenig karakter met (compacte) voortuinen. De Leensterweg en de Hogeweg hebben respectievelijk een ruim en smal profiel met een groen karakter met boombeplanting en voortuinen. Bijzondere groene elementen worden gevormd door de slaperdijk en het haventje respectievelijk ten noorden en zuiden van het dorp.
  • Het bebouwingsbeeld is vrij compact en kleinschalig met redelijk gesloten stratenwanden. Voorts bestaat de bebouwing overwegend uit eenvoudige woonhuizen, enkele boerderijen en bedrijfsgebouwen. De aanwezige rijenwoningbouw langs de structuurelementen sluit minder goed aan bij het dorpse karakter.
  • De relatie tussen het landschap en het dorp is geleidelijk door ruilverkavelingsbosjes, nieuwbouw, laanbeplanting langs de Hogeweg-Leensterweg en agrarisch bedrijventerrein terwijl komdorpen van oudsher een open en contrastrijke overgang kennen.

4.1.15 Kleine Huisjes

Karakteristieken Kleine Huisjes:

  • Komdorp in het landschap van de oude kwelderwallen.
  • Het belangrijkste structuurelement is de oude dijk. Een tweetal ten opzichte van elkaar verspringende zijwegen in de richting van respectievelijk Molenrij en de Waddenkust vormen ondergeschikte structuurelementen.
  • Het straatprofiel van de oude dijk is redelijk smal en heeft een groen karakter met vrij compacte voortuinen.
  • Het bebouwingsbeeld aan de dijk en zijwegen is kleinschalig. De bebouwing bestaat uit eenvoudige kleinschalige woonhuizen.
  • Relatie van het dorp met het landschap is open en contrastrijk. De dorpsrand bij de ruilverkavelingsbosjes wijkt af van dit beeld en maken het dijkdorp minder herkenbaar.

4.1.16 Broek

Karakteristieken Broek:

  • Dijkdorp in het landschap van de oude kwelderwallen.
  • De structuurelementen zijn de oude dijk en de Broekstermaar. Parallel aan de Broekstermaar ligt een zijweg met bebouwing. Dit is een ondergeschikt structuurelement.
  • De oude dijk is smal en heeft een kenmerkend asymmetrisch en groen profiel met aan de zuidzijde compacte voortuinen en aan de noordzijde laanbeplanting en enkele boerenerven. De zijweg heeft een zeer smal profiel met eveneens een groen karakter met compacte voortuinen.
  • De bebouwing is kleinschalig en gevarieerd en bestaat uit kleine arbeidershuizen en enkele boerderijen.
  • De relatie van het dorp met het landschap is open en contrastrijk met ter weerszijden van de oude dijk fraaie doorzichten naar het landschap.

4.1.17 Kloosterburen

Karakteristieken Kloosterburen:

  • Dijk- en kloosterdorp in het landschap van de oude kwelderwallen.
  • De structuurelementen van het dorp zijn de oude dijk, het voormalige kloosterterrein deels op een wierde) en een bebouwde zijweg richting van de Waddenkust.
  • De doorgaande route heeft een ruim straatprofiel met een groen karakter met voortuinen. Dit groene karakter wordt versterkt door de groene hof rondom de Katholieke kerk. Het voormalige kloosterterrein rondom de Hervormde kerk bestaat uit smalle, stenige straatprofielen met stoepen en compacte voortuinen. Her overige gedeelte van het kloosterterrein heeft een zeer groen karakter.
  • Het bebouwingsbeeld langs de doorgaande route verdicht ter plaatse van het voormalige kloosterterrein. De bebouwing langs de doorgaande route is gevarieerd en bestaat uit rijke woonbebouwing en enkele bijzondere gebouwen zoals de Katholieke kerk (met de hoogste toren van de Ommelanden) en het voormalige gemeentehuis. De westelijke helft van het voormalige kloosterterrein is bebouwd geraakt met compacte en kleinschalige bebouwing. De naastgelegen nieuwbouw wijkt hier sterk vanaf. De oostelijke helft van het voormalige kloosterterrein is grotendeels onbebouwd gebleven. Hier is nog een deels oorspronkelijke kloosterboerderij bewaard gebleven.
  • De relatie tussen het dorp en het landschap is ten noorden van de doorgaanderoute open. Ten zuiden van deze route is het dorp minder herkenbaar door kassen, sportvoorzieningen, nieuwbouw, Kloosterbos (voormalige vuilstort) en een ruilverkavelingsbosje.

4.1.18 Molenrij

Karakteristieken Molenrij:

  • Dijkdorp in directe omgeving Kloosterburen in het landschap van de oude kwelderwallen.
  • De structuurelementen bestaan uit de oude dijk en de Molenrijgstermaar. Het dorp is
  • ontstaan rondom de haven (tevens haven Kloosterburen).
  • De doorgaande route heeft een smal straatprofiel en een groen karakter met compacte
  • voortuinen. Het profiel van de dorpshaven is ruim en asymmetrisch met een oever met een groen en een oever met een stenig karakter.
  • Het bebouwingsbeeld rondom de haven is vrij compact en kleinschalig met redelijk gesloten straatwanden. Voorts komt in het dorp gevarieerde bebouwing voor met woonbebouwing in diverse typen en bijzondere bebouwing in de vorm van de oude herberg.
  • De relatie van het dorp met het landschap is open en contrastrijk met fraaie doorzichten
  • naar het landschap. Uitzondering vormt het noordoostelijk kwadrant waar het ruilverkavelingsbosje het dorp afschermt.

4.1.19 Pieterburen

Karakteristieken Pieterburen:

  • Dijkdorp in het landschap van de oude kwelderwallen.
  • De structuurelementen van het dorp zijn de oude dijk, een bebouwde zijweg in de richting van de Waddenkust en het Pieterbuurster maar met de dorpshaven.
  • De doorgaande route heeft een betrekkelijk ruim profiel met een groen karakter met voortuinen. Rondom de T-splitsing met de zijweg is het beeld steniger. Voorts zijn er in het dorp twee bijzondere groen ruimten. Het gaat hierbij om de groene hof “Domies Toen” rondom de kerk en het groene molenerf rondom de molen bij de havenkom.
  • Het dorp heeft nationale bekendheid vanwege de zeehondencrèche en het Pieterpad. Dit brengt enerzijds economische vitaliteit met zich mee, maar anderzijds trekken reclame-uitingen, terrassen en dergelijke wel een sterke wissel op het ingetogen, dorpse straatbeeld.
  • Oorspronkelijk bestond het dorp uit drie bebouwde clusters langs de dijk. Deze clusters zijn nog herkenbaar door hun compacte en kleinschalige karakter met gesloten straatwanden. De clusters zijn in een later stadium aaneen gegroeid, met in het midden van het dorp vooral rijkere woonbebouwing en in het westelijke deel meer eenvoudige arbeiderswoningen. Tot slot staan in het midden en oosten van het dorp een aantal markante gebouwen zoals de Petruskerk, de molen, een voormalige bierbrouwerij en de Gereformeerde kerk met pastorie.
  • De relatie van het dorp met het landschap is open en contrastrijk, met uitzondering van het ruilverkavelingsbosje en de groenstrook ten noorden van het dorp. De open relatie is waardevol maar kwetsbaar. Aandachtspunten zijn de zeehondencrèche (met inbegrip van de parkeerplaats) en de nieuwbouw. Vanuit het dorp zijn er waardevolle doorzichten naar het landschap zoals bijvoorbeeld het doorzicht in de richting van de Waddenkust tussen de historische clusters rondom de kerk en de molen. Tot slot ligt het oude borgterrein van het gesloopte ‘t Huis ten Dijke verscholen achter het dorp.

4.1.20 Westernieland

Karakteristieken Westernieland:

  • Komdorp – Kruisdorp op de grens van het landschap van de oude kwelderwallen met de kustpolders.
  • De structuurelementen van het dorp worden gevormd door de Schaapweg en de Dirk Wieringastraat. Deze straat is een oude route achter de Oude provinciale dijk tussen de huiswierde van de Rixtemaheerd en de verdwenen Hiddingezijl in het Westernielandstermaar (restant Hunzeboezem). Als gevolg van de Kerstvloed van 1717 is de Oude provinciale dijk doorgebroken. De vele kolken ten noorden van het dorp herinneren aan deze dijkdoorbraak.
  • De Dirk Wieringastraat heeft een bochtig en betrekkelijk ruim straatprofiel met een groen karakter met voortuinen. De Schaapweg heeft een smal profiel met eveneens een groen karakter met voortuinen en eenzijdige laanbeplanting. De kruising van de beide structuurelementen wordt gemarkeerd door de groene hof rondom de kerk. Een andere bijzondere plek wordt gevormd door het voormalig borgterrein van de Addingaborg direct ten noorden van het dorp. De restanten van de gracht van het borgterrein zijn nog aanwezig.
  • Het bebouwingsbeeld in het dorp is kleinschalig en voor een komdorp open van karakter. Voorts is de bebouwing in het dorp gevarieerd met diverse typen bebouwing waaronder eenvoudige woonhuizen, boerderijen en voormalige voorzieningen zoals de school, kerk en pastorie.
  • Vanuit het dorp zijn er door het open karakter veel fraaie doorzichten naar het omliggende landschap, zoals naar de huiswierde en het voormalige borgterrein van de Addingaborg. Het dorpsbosje aan de oostkant van het dorp schermt de Westernielandstermaar (restant Hunze boezem) en de havenkom af van het dorp.

Hoofdstuk 5 Bebouwingstypologie

de historische bebouwing in de voormalige gemeente De Marne weerspiegelt de sociale verhoudingen uit vooral de negentiende- en eerste helft van de twintigste eeuw en varieert van zeer kleine en eenvoudige arbeiderswoningen tot imposante boerderijen en luxueuze renteniersvilla's. In de gemeente komen enkele typen boerderijen en woningen voor die als kenmerkend voor het gebied kunnen worden beschouwd door de veelvuldigheid ervan. Ze worden gekenmerkt door een zeer specifieke eigen architectuur en hoofdvorm. Het gaat hierbij om de hoofdtypen die in de navolgende paragrafen staan beschreven.

5.1 Kop-hals-rompboerderij

De kop-hals-rompboerderij komt in het hele gebied van de gemeente De Marne voor en ook in de rest van Noord-Groningen en de provincie Friesland. Hij wordt gekenmerkt door een voorhuis als kop met een zadeldak, een lagere hals en een hoge schuur, alles aan elkaar vastgebouwd. De kop-hals-rompboerderij is het resultaat van een ontwikkeling die zijn beslag kreeg in de zeventiende eeuw. In de negentiende en twintigste eeuw is de kop vaak vervangen door een dwarshuis.

De kop-hals-rompboerderij ligt vaak op een wierde en is vaak omgracht. In dit type wordt de agrarische ontwikkeling van het gebied weerspiegeld, wat ook te zien is aan het feit dat naast de boerderij in de loop van de tijd één of meer grote schuren zijn gebouwd.

Deze bouwvorm wordt als streekeigen beschouwd en is dus van grote cultuur- en architectuurhistorische waarde.

5.2 Oldambtster Boerderij

In Noord-Groningen komt het Oldambtster type veel voor. Het is ontstaan in de loop van de achttiende eeuw en weerspiegelt eveneens de agrarische ontwikkelingen. Het type wordt gekenmerkt door het feit dat woongedeelte en bedrijfsruimte onder een doorlopende noklijn is ondergebracht. Daarnaast is kenmerkend dat door versmallingen, de krimpen, de schuur overgaat in een smaller voorhuis. In de loop van de tijd is ook hier de bedrijfsruimte vermeerderd door een schuur aan de al bestaande schuur vast te bouwen, soms gevolgd door een derde.

Omdat de Oldambtster boerderij groot en hoog is, is het voorhuis eveneens groot. Kenmerkend voor deze streek is dat er op de verdieping geen liggende vensters aangebracht zijn, zoals gebruikelijk in het Oldambt, maar staande.

Ook deze bouwvorm is streekeigen en daarom van grote cultuur- en architectuurhistorische waarde.

5.3 Groninger Dwarshuis

In de gemeente De Marne is in de tweede helft van de negentiende en in het begin van de twintigste eeuw veel bebouwing in de dorpen uitgevoerd als dwarshuis. Kenmerkend aan het dwarshuis is dat het in de lengte langs de weg gebouwd is. Meestal is de voorgevel symmetrisch, met de deur in het midden, geflankeerd door twee vensters aan beide zijden. Het grondvlak is in principe rechthoekig, met een afgewolfd schilddak, maar vaak komt ook een vierkant grondvlak voor, met een rondlopend schilddak. In de loop van de twintigste eeuw is het dwarshuis vaak aan één zijde uitgebouwd en gedekt met een steekkap.

Dwarshuizen komen in grotere en kleinere varianten voor als huisvesting van arbeiders, middenstanders, notabelen en rentenierende hereboeren. De uitvoering varieert van sober tot rijk gedecoreerd. Eclectische stijlen en vernieuwingen die in de eerste twee decennia van de twintigste eeuw plaatsvonden, worden in het dwarshuis toegepast.

Het Groninger dwarshuis is kenmerkend voor de streek en weerspiegelt de sociale verhoudingen die in de bouwtijd golden. Het is daarom cultuur- en architectuurhistorisch van grote waarde.

5.4 Krimpenhuis

Het krimpenhuis wordt gekenmerkt door het feit dat de noklijn ervan haaks op de weg staat en het achterste deel naar voren toe versmald wordt door krimpen. In het voorste deel wordt gewoond, in het bredere achterste deel konden verschillende werkzaamheden plaatsvinden. Veel arbeiderswoningen zijn in het type van het krimpenhuis uitgevoerd.

De sociale geschiedenis wordt in dit type weerspiegeld en het is daarom van grote cultuur- en architectuurhistorische waarde.

5.5 Interbellumstijl

Het is opvallend dat in het derde en vierde decennium van de twintigste eeuw veel woonhuizen, winkelpanden en ook soms bedrijven gebouwd zijn. Zij zijn uitgevoerd in een stijl, die Amsterdamse School genoemd wordt. De Amsterdamse School-stijl wordt gekenmerkt door een plastische wijze van vormgeving, waarin het gebruik van baksteen en dakpannen niet alleen als bouwmateriaal, maar ook als decoratie beschouwd wordt. In Groningen wordt deze stijl in een enigszins versoberde vorm toegepast, waarin vooral geometrische vlakverdeling een grote rol speelt. Deze stijl komt in Groningen zoveel voor, dat er vaak gesproken wordt van de Groninger School.

Van eenvoudige twee-onder-één-kapwoningen tot indrukwekkende villa's, soms ook als woongedeelte bij een boerderij, komt dit type voor. Het weerspiegelt een tijdgeest en sociale ontwikkelingen in de streek. Het is daarom van grote cultuur- en architectuurhistorische waarde.

5.6 Wederopbouw

Eind jaren 1930 veranderde de architectuurstijl. De Amsterdamse School had zijn beste tijd gehad. Er werd teruggegrepen op een traditionele vormgeving, die de Delftse School wordt genoemd, naar de bouwkundige opleiding aan de Technische Hogeschool in Delft, waar prof. ir. M.J. Granpré Molière lesgaf en wiens naam aan deze stijl verbonden is. Deze stijl wordt gekenmerkt door eenvoudige traditionele vormen zonder al te veel versieringen. In de gemeente De Marne zijn duidelijke voorbeelden aanwezig van deze stijl, ook in enkele huizen die al vlak voor of zelfs tijdens WO II gebouwd zijn. Niet alleen van woonhuizen, ook voorbeelden van kerken in deze stijl zijn in de gemeente te vinden.

Hoofdstuk 6 Karakteristieke Bebouwing En Gebieden

6.1 Inleiding

Vanuit de provinciale en gemeentelijke wens om de ruimtelijke kwaliteit van de omgeving, en in het bijzonder het erfgoed te behouden, hebben de voormalige gemeenten De Marne en Winsum een inventarisatie gemaakt van het bebouwde erfgoed in de gemeente. Daarbij is gekeken naar karakteristieken op pandniveau en voor een kleiner deel naar andere bouwwerken.

Om te komen tot een lijst van karakteristieke panden en andere bouwwerken in de gemeente, is het van belang in beeld te brengen waar deze karakteristiek uit bestaat.

Voorgaande hoofdstukken hebben een beeld gegeven van de kenmerken van het landschap en van de kenmerkende bebouwingstypologie.

In dit hoofdstuk wordt uiteengezet op welke wijze de selectie en waardering van karakteristieke panden en karakteristieke andere bouwwerken tot stand is gekomen.

6.2 Karakteristieke Panden

6.2.1 Inventarisatie panden

De inventarisatie van karakteristieke panden en andere bouwwerken in de gemeente richt zich op de panden die voor 1965 zijn gebouwd. De eerste analyse is gedaan met gebruikmaking van bestaande informatie (MIP-lijst) over ouderdom van panden en eerdere karakteristieke aanduidingen en op basis van visuele waarneming. Is een adres na deze eerste beoordeling als karakteristiek gezien, dan is er een verdere uitwerking gemaakt met motivering en foto.

6.2.2 Nadere typering bebouwing

De meest bepalende bouwwerken in het buitengebied van de gemeente De Marne zijn de boerderijen. In de dorpen is de verscheidenheid aan bebouwingstypologie groter. Naast woonhuizen gaat het daarbij ook om winkels, kerken, scholen, overheidsgebouwen enz. Wat de boerderijen betreft, die overigens ook in de dorpen voorkomen, is een nadere typering gemaakt om de kenmerken en kwaliteiten van de boerderijen goed te kunnen duiden en te relateren aan de inventarisatie. Er valt onderscheid te maken in enkele hoofdgroepen met daarbij behorende subgroepen:

Kop-hals-romptype (geschakelde bouwvolumes)

  • traditioneel type met nokrichting allemaal gelijk;
  • dwarshuistype (woonhuis dwars voorgeplaatst, veelal als latere uitbreiding van het woongedeelte);
  • soms ook zonder de 'hals', dus kop-romp;
  • villatype (veelal later toegevoegd woonhuis in rijke architectonische taal).

Krimpentype (alles onder één nok met versmallingen (krimpen) naar het woongedeelte)

  • algemeen voorkomend ook voor kleine boerderijen en/of arbeiderswoningen;
  • Oldambtstertype (vanwege royale maatvoering en vaak met zaadzolders).

Voor veel boerderijen geldt dat ze een rijke ontwikkeling kennen. Ze zijn gegroeid in omvang of zijn door de tijd heen op onderdelen aangepast. Dat geldt met name voor boerderijen die op een wierde zijn gelegen. Juist daar kunnen veel oude bewoningssporen liggen die niet allemaal meer zichtbaar zijn. Mede daardoor zijn wierden ook vanuit de archeologie interessant. Bij de inventarisatie is vooral gekeken naar het huidige exterieur van de gebouwen.

6.2.3 Waardering van panden

De aanwijzing tot karakteristiek of beeldbepalend pand moet navolgbaar zijn, logisch en goed onderbouwd. Aan de hand van een wegingssysteem is bepaald of een pand al dan niet karakteristiek is. Daarmee wordt een objectivering nagestreefd. Alle panden van voor 1965 zijn beoordeeld op de volgende criteria:

  • cultuurhistorische aspecten, zoals ontstaansgeschiedenis en lokaal belang;
  • architectonische aspecten, zoals bouwstijl, zeldzaamheid en herkenbaarheid;
  • stedenbouwkundige aspecten, zoals ligging en ensemble;
  • authenticiteit, zoals gaafheid en kwaliteit;
  • zeldzaamheid.

Cultuurhistorische aspecten

Met cultuurhistorische waarde wordt aangegeven in hoeverre het gebouw en/of de functie als kenmerkend voor de ontwikkeling van de streek mag worden beschouwd. Dit aspect geeft tevens een indicatie van de historische en maatschappelijke waarde van het object.

Architectonische aspecten

Met architectonische waarde wordt een duiding gegeven van de kwaliteit van het object zelf. Het gaat hierbij om de mate waarin het gebouw bepaalde historische stijlkenmerken toont, overeenkomstig de tijdgeest en architectuur van het gebouw.

Stedenbouwkundige aspecten

Met stedenbouwkundige waarde wordt aangegeven in hoeverre het bouwwerk bepalend is voor de ruimtelijke karakteristiek van de plek en/of de streek. Zodra bouwwerken een opvallende ligging (bij voorbeeld hoekpanden) en/of met een bijzondere verschijningsvorm (onder meer als gevolg van de functie) kunnen deze waarden meer aanwezig zijn.

Indien sprake is van nadrukkelijke onderlinge samenhang is er sprake van een ensemble. Er wordt onderscheid gemaakt tussen een ensemble dat bewust ontworpen is en een ensemble dat ontstaan is door eenzelfde architectuur voor de verschillende panden.

Authenticiteit in de zin van gaafheid en kwaliteit

Het gaat hierbij om de beoordeling van het exterieur. Gekeken is naar de kwaliteit van de oorspronkelijke hoofdvorm en gevels (voor zover waarneembaar). Indien er ingrijpende verbouwingen hebben plaatsgevonden is hier een geringe score gegeven.

Zeldzaamheid

Het gebouwtype, de cultuurhistorische waarde en de architectuurhistorische waarde kunnen vaak of juist heel weinig voorkomen. De mate van zeldzaamheid is in een waardering uitgedrukt.

Waardeoordeel en status van een pand

Op elk van de vijf thema's is in het onderzoek een score bepaald:

1 = redelijk waardevol;

2 = waardevol;

3 = zeer waardevol.

6.2.4 Resultaat inventarisatie

De inventarisatie van karakteristieke panden heeft geleid tot de aanwijzing van 746 karakteristieke bouwwerken. Een deel van de karakteristieke panden valt binnen het buitengebied van de voormalige gemeente De Marne. Deze panden zijn opgenomen in het facetbestemmingsplan Gebouwd Erfgoed.

In bijlage 1 Karakteristieke panden voormalige gemeente De Marne bij de regels van dit bestemmingsplan zijn de karakteristieke panden opgenomen inclusief toelichting.

6.3 Karakteristieke Gebieden

Het grondgebied van de voormalige gemeente De Marne is opgedeeld in verschillende gebieden. Er wordt onderscheid gemaakt in de volgende gebieden:

  • Beschermd dorpsgezicht;
  • Historische kernen;
  • Oude structuren;
  • Lauwersoog;
  • Buitengebied.

Dat onderscheid biedt de mogelijkheid om de extra waardevolle plekken en de gewaardeerde representatieve delen van De Marne te beschermen. In deze beheersverordening worden Historische kernen en Oude structuren opgenomen en voorzien van een beschermende regeling.

Historische kernen

Het gaat hier om de meest gewaardeerde en oorspronkelijke delen van de gebouwde omgeving. Er gelden criteria op basis van de hoogste waardering, dit betreft het beschermd dorpsgezicht Eenrum en de historisch meest waardevolle delen (bijvoorbeeld ter plaatse van de oorsprong van kernen). De hoogste waardering betekent de meeste zorg voor behoud en daarom het hoogste detailniveau in criteria.

criteria

Omgeving:

  • behouden van bestaand verkavelingspatroon en bebouwingstypologie;
  • bij vervanging en uitbreiding huidige plaatsing, omvang, oriëntatie, nokrichting en ruimte tussen de gebouwen respecteren;
  • waarborgen van de aanwezige cultuurhistorische kwaliteit;

Oude Structuren

Het betreft bebouwing die vanuit de groei van de kern de structuur heeft bepaald en die beeldbepalend is voor de 'eigenheid' van de kern. Ten opzichte van de 'historische kernen' zijn dit over het algemeen wat minder oude delen.

criteria

Omgeving:

  • duidelijke voorkant en achterkant;
  • handhaven groepering per bouwstijl (per bouwstijl staan vaak enkele gebouwen bij elkaar, dit is belangrijk bij herbouw of uitbreiding);

afbeelding "i_NL.IMRO.1966.BVHHLerfgoed-VS01_0006.jpg"

Figuur 6: overzicht karakteristieke gebieden (groene gebieden)

Hoofdstuk 7 Juridische Toelichting

Algemeen

Voorliggende facetbeheersverordening bevat een regeling die toeziet op het behouden en beschermen van karakteristieke panden binnen de kernen in de voormalige gemeente De Marne. Deze waarden staan onder druk door aardbevingen als gevolg van de gaswinning in Groningen.

Om die reden heeft de provincie Groningen expliciet verordonneerd in haar Omgevingsverordening dat karakteristieke panden per direct zijn beschermd via een sloopregeling en dat dit via een bestemmingsplan of ander planologisch instrument nader moet worden uitgewerkt. De gemeente Het hogeland heeft dat voor de voormalige gemeente De Marne gedaan door specifieke panden aan te wijzen die nadere bescherming behoeven. Op het moment dat deze verordening in werking treedt, zal de regeling uit de Omgevingsverordening Groningen vervallen.

In deze beheersverordening worden zowel ten aanzien van bouwen als ten aanzien van sloop maatregelen getroffen die vanwege het bijzondere karakter van het gebied en de bebouwing aanvullend werken op de geldende beheersverordeningen.

Bij het opstellen van deze beheersverordening is nadrukkelijk nagedacht hoever de bescherming met een sloopregeling zou moeten gaan. Die vraag is gesteld, omdat in het verleden in de meeste plannen een strikte scheiding werd gehanteerd tussen ruimtelijke ordening en welstand. Hoewel dit in de afgelopen jaren minder aan de orde is gesteld en er bovendien in het kader van de Crisis- en herstelwet al druk wordt geëxperimenteerd met integratie van (welstands)regels in bestemmingsplannen, wordt dit onderscheid totdat de nieuwe Omgevingswet in werking zal treden nog wel gemaakt. Welstandsaspecten worden dus in veel gevallen niet in een bestemmingsplan geregeld, maar via een apart spoor bij het verlenen van omgevingsvergunningen zoals bedoeld in artikel 2.1, lid 1 sub a Wabo (bouwen). Los van de Crisis- en herstelwet-plannen kunnen bijzondere architectonische waarden in een bestemmingsplan wel worden beschermd als die een gebied een eigen sfeer geven en daarmee de ruimtelijke ordening mede haar karakter geven. Meestal komt dit tot uitdrukking in bestemmingsplannen die ook beschermd dorpsgezicht zijn, maar ook bij nieuwbouwplannen worden bijzondere waarden in bestemmingsplannen geregeld. Het bijzondere karakter van een gebied kan dus een rechtvaardiging zijn om het begrip ruimtelijke ordening (zolang het nog aan de orde is) ruimer te interpreteren en in dat kader ook bijzondere gebiedseigen regelingen te treffen.

De aardbevingsproblematiek in het gebied geeft een extra urgentie aan het vastleggen van de bestaande karakteristieken. Door (mogelijke) bevingen staan deze karakteristieken onder druk. Daarom is het in tegenstelling tot andere gebieden noodzakelijk extra beschermende maatregelen te treffen om verval van de bebouwde omgeving tegen te gaan. Daarbij zijn zowel stedenbouwkundige als architectonische (welstands)aspecten betrokken.

In deze verordening worden zowel ten aanzien van bouwen als ten aanzien van sloop maatregelen getroffen die vanwege het bijzondere karakter van het gebied en de bebouwing dus verder gaan dan in andere bestemmingsplannen. Ook kleine onderdelen van aangewezen gebouwen die de architectuur betreffen, zoals schoorstenen et cetera zijn daardoor in een beschermende sloopregeling opgenomen.

De regeling gaat uit van een inventarisatie die in Bijlage 1 Karakteristieke panden voormaligegemeente De Marne is opgenomen. Alle panden/objecten die hierin zijn benoemd vallen binnen het plangebied onder de werking van deze verordening.

Facetregeling

De voorliggende regeling is juridisch vormgegeven als een facetbeheersverordening. Dat wil zeggen dat de herziening niet rechtstreeks is verwerkt in de onderliggende beheersverordeningen voor de grote- en kleine kernen, maar dat het plan slechts een facet van dit onderliggende plan herziet. De in deze verordening opgenomen regeling voor het slopen van panden moet worden gezien als een aanvulling op de huidige regels van de beheersverordening voor de kernen. De regels in de onderliggende verordeningen blijven onverkort van toepassing.

De facet regeling wordt ook digitaal beschikbaar gesteld. De verbeelding van een beheersverordening , is in tegenstelling van een bestemmingsplan vormvrij. Er zijn geen standaarden vastgelegd waaraan een verbeelding moet voldoen voor wat betreft kleuren en benamingen. Een beheersverordening voldoet aan de vereisten van IMRO 2012 voor publicatie op ruimtelijkeplannen.nl. Uit het Bro zijn overgangsregels en een anti-dubbeltelregel overgenomen.

Opzet regeling

In het facetbeheersverordening is een regeling opgenomen waarin het vorengenoemde beleid is vertaald.

Daarbij is, conform de inventarisatie (zie Hoofdstuk 6 Karakteristieke bebouwing en gebieden) onderscheid gemaakt in karakteristieke gebouwen karakteristieke gebieden.

Karakteristieke gebouwen

In de beheersverordening worden twee categorieën van karakteristieke gebouwen onderscheiden:

  • de karakteristieke gebouwen van actieve agrarische bedrijven, met de aanduiding 'specifieke vorm van waarde karakteristieke boerderij';
  • de overige karakteristieke gebouwen, met de aanduiding 'specifieke vorm van waarde karakteristiek gebouw'.

De regeling voor de karakteristieke gebouwen van actieve agrarische bedrijven ('specifieke vorm van waarde karakteristieke boerderij') is uitgesplitst in een regeling voor de agrarische bedrijfswoning en een regeling voor de bedrijfsschuren.

(Bedrijfs)woningen

De regeling voor de agrarische bedrijfswoningen (minus bedrijfsschuren) en de overige karakteristieke gebouwen (meestal woningen) ziet toe op specifieke (ver)bouwregels van deze panden, rekening houdend met hun bijzondere waarden. Dat is uitgewerkt door het vastleggen van de bestaande goot- en bouwhoogte, kapvorm, oppervlakte en gevelindeling van het pand. Van de bouwregels kan onder omstandigheden worden afgeweken. De voorwaarden staan in artikel 3.3 omschreven.

Voor elk van de in Bijlage 1 Karakteristieke panden voormalige gemeente De Marne opgenomen karakteristieke gebouwen is een sloopverbod zonder omgevingsvergunning opgenomen in artikel 3.4. Aan het verlenen van de omgevingsvergunning voor het slopen zijn voorwaarden verbonden. Van belang is dat een deskundigenoordeel wordt gevraagd over het al dan niet verlenen van een omgevingsvergunning.

In algemene zin wordt een omgevingsvergunning voor het slopen van een pand slechts verleend als:

  • er sprake is van een algemeen belang waarvoor het pand moet wijken;
  • instandhouding van het pand redelijkerwijs niet mogelijk is;
  • de karakteristieken niet meer aanwezig zijn;
  • een deel van het pand wordt gesloopt dat niet als karakteristiek wordt aangemerkt;
  • een deel van het pand wordt gesloopt dat weliswaar karakteristiek is, maar er een vervanging plaatsvindt door gelijkwaardige delen.

De gemeente Het Hogeland hanteert als gelijkwaardig dat de vervangende delen in materiaal, kleur en uitstraling identiek zijn, dan wel in belangrijke mate de oorspronkelijke delen benaderen, waardoor voor het pand als geheel de kwaliteit overeind blijft of verbetert en een eenduidige uitstraling behouden blijft. Uiteraard is dit begrip niet volledig objectief te begrenzen. Daarom is ook een vergunning vereist en zullen deskundigen en de belanghebbenden in de omgeving kunnen worden betrokken om te bezien wat hieronder in voorkomende gevallen worden begrepen. Het is niet de bedoeling dit voor ieder onderdeel uitgebreid te beoordelen. In de meeste gevallen bestaat al consensus wat onder de kwaliteit moet worden begrepen.

In de regels voor karakteristieke bouwwerken, volgens instructie van de provincie Groningen in de omgevingsverordening, aangegeven dat een omgevingsvergunning voor het slopen alleen kan worden verleend als instandhouding redelijkerwijs niet mogelijk is gelet op zinvol hergebruik daarvan. Daarvoor moet onderzoek worden verricht waarbij ook eventueel een herbestemming kan worden overwogen.

In die afweging wordt onder andere gekeken naar:

  • de cultuurhistorische waarde van het pand:
    1. 1. de betekenis van het pand voor het dorp of voor het landschap (beleving, herkenning, uitstraling van het pand, relatie met omgeving);
    2. 2. de betekenis van het pand voor de gemeenschap (vervult het pand nu of vanuit de historie een rol binnen de lokale gemeenschap);
    3. 3. de bouwhistorie van het pand: ouderdom, ambachtelijke kwaliteit, architectuur, materiaal- en kleurgebruik;
  • de staat van het pand en de ondergrond:
  • de veiligheid van/rond het pand te garanderen op korte/lange termijn;
  • de onderhoudsconditie van het pand en eventueel de aanwezigheid van aardbevingsschades;
  • intrinsieke zwakheid van bouwmaterialen en bouwdelen.

In de afweging wordt door de gemeente dus nadrukkelijk gekeken in hoeverre een duurzame instandhouding van het gebouw mogelijk is rekening houdend met de waarde van het gebouw nu en in de toekomst en de daarvoor benodigde investeringen. Daarbij is aangegeven dat als karakteristiek aangeduide gebouwen een hoge cultuurhistorische waarde kennen. In de afweging tussen waarde van een pand en benodigde investeringen voor instandhouding ervan, zal de lat bij karakteristieke panden hoog liggen.

Een initiatiefnemer dient zorg te dragen voor een deugdelijke onderbouwing van een onafhankelijk deskundige dat ingaat op de toekomstwaarde van het te slopen gebouw. Aan deze toekomstwaarde wordt invulling gegeven door inzicht te geven in de bouwkundige en gebruikstechnische staat van het gebouw (zoals hiervoor benoemd: staat van het pand en de ondergrond, de veiligheid van het pand, de onderhoudsconditie van het pand en eventuele aardbevingsschades en de intrinsieke zwakheid van bouwmaterialen en bouwdelen). Daarnaast moet de initiatiefnemer inzicht geven in de mate waarin het pand geschikt kan worden gemaakt voor herbestemming.

De gemeente heeft met de onderbouwing tot aanwijzing tot karakteristiek pand zicht op de cultuurhistorische waarde van het pand. Deze cultuurhistorische waarde wordt gelegd naast de toekomstwaarde van het gebouw, wat blijkt uit het rapport van de initiatiefnemer.

Agrarische bedrijfsschuren

Voor bedrijfsschuren ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde karakteristieke boerderij' wordt een omgevingsvergunning voor het slopen slechts verleend indien:

  • sprake is van een algemeen belang waarvoor het pand moet wijken; of
  • instandhouding van het pand overeenkomstig de agrarische functie of een andere passende functie redelijkerwijs niet mogelijk is;
  • de hoofdvorm niet meer aanwezig is; of
  • een deel van het pand wordt gesloopt dat niet als karakteristiek wordt aangemerkt; of
  • een deel van het pand wordt gesloopt dat weliswaar karakteristiek is, maar er een vervanging plaatsvindt door gelijkwaardige delen.

Het doel van de regeling is de bescherming van karakteristieke agrarische bedrijfsschuren tegen sloop. De gemeente moet de aanvraag van een sloopvergunning in ieder geval aan twee criteria toetsen. Ten eerste moet worden onderzocht of zinvol hergebruik volgens de bestaande agrarische functie mogelijk is. Ten tweede moet de gemeente onderzoeken of hergebruik voor een andere functie objectief gezien mogelijk is. Dit laatste betekent dat de gemeente moet onderzoeken:

  • of er een andere passende functie voor de bedrijfsschuur kan worden gevonden en;
  • of de ondernemer hiermee akkoord gaat.

Als er geen andere passende functie kan worden gevonden of wanneer de ondernemer zich ondanks overleg met de gemeente niet kan vinden in hergebruik voor een andere functie, dan kan de gemeente op grond van een afweging van de betrokken belangen een sloopvergunning verlenen. Een en ander vereist wel een goede motivering, waaruit bijvoorbeeld moet blijken welk overleg er is geweest over alternatieve mogelijkheden om sloop te voorkomen.

De sloopvergunning wordt verleend indien er sprake is van een met maatwerk tot stand gekomen en door het college goedgekeurd plan voor herinrichting van de locatie. Doorgaans zal dit plan bestaan uit vervangende nieuwbouw. Dit nieuwbouwplan dient van gelijkwaardige kwaliteit te zijn als de te slopen bedrijfsschuur. Hieronder wordt verstaan nieuwbouw met een hoogwaardige ruimtelijke uitstraling, passend in de omgeving.

Karakteristieke gebieden

Naast een bescherming van panden op objectniveau, heeft de gemeente Het Hogeland ook gekozen voor een gebiedsgerichte bescherming. Karakteristieke gebieden zijn gebieden die kenmerkend zijn voor de ontwikkelingsgeschiedenis van de voormalige gemeente Winsum, het 'verhaal' van de gemeente vertellen en daarmee dragers zijn van de eigenheid en identiteit van de gemeente. Het zijn in veel gevallen de gebieden die al sinds jaar en dag zijn bewoond, zoals de historische kernen en oude structuren.

In karakteristieke gebieden zijn veel karakteristieke gebouwen te vinden, maar de totale waarde van het gebied is meer dan alleen deze panden. Om de kwaliteit van deze gebieden te beschermen en te voorkomen dat door sloop van gebouwen deze kwaliteit achteruitgaat, is voor deze gebieden een sloopverbod zonder omgevingsvergunning opgenomen voor alle in het gebied gelegen gebouwen (ook gebouwen die van zichzelf geen status hebben als karakteristiek). Aan het verlenen van de omgevingsvergunning zijn voorwaarden verbonden die er op toe zien dat:

  • zicht is op een passende herinrichting van de locatie (herbouw, andere functie);
  • de sloop niet leidt tot achteruitgang van de kenmerkende stedenbouwkundige, cultuurhistorische en landschappelijke waarden van het gebied en de architectonische waarde van de binnen dit gebied aanwezige karakteristieke bebouwing. Die karakteristieke gebouwen zijn specifiek aangeduid. Zoals hiervoor al aangegeven, kan daarbij ook worden gekeken naar aanpassing van onderdelen van gevels of schoorstenen. Hoewel dit betrekkelijk marginale onderdelen lijken, moeten die vanwege de grote sloop- en vervangingsbehoefte in verband met de aardbevingen in samenhang worden beoordeeld. Een sloopregeling die ook op dit soort onderdelen toetst, is daarom te rechtvaardigen.

Vergunningsvrije bouwwerken

Aandacht vraagt verder de sloop van vergunningsvrije bouwwerken (zoals een dakkapel op een achterdakvlak en zonnepanelen) zoals bedoeld in artikel 2 van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht. Uitdrukkelijk wordt hier gemeld dat dit soort bouwwerken niet onder het sloopverbod vallen. Dat wat volledig vergunningsvrij kan worden gebouwd, kan ook vergunningsvrij worden gesloopt. Uiteraard moet bij sloop wel worden voldaan aan de eisen van welstand in de zin dat excessen worden voorkomen. Dat laatste is echter niet in deze verordening betrokken.

Mogelijk zullen in de toekomst bepaalde panden als monument worden aangewezen. Die panden vallen onder een ander regime (Erfgoedwet/verordening). Dit is expliciet verwoord in Artikel 2 Vantoepassingverklaring van deze beheersverordening.

De voorwaarden voor een sloopvergunning zijn mede afhankelijk van de bouwtechnische staat en de op grond daarvan te bepalen economische waarde. Hierbij zal ook worden gekeken naar de gebruiksmogelijkheden (gebruikswaarde van de panden).

Mocht er sprake zijn van:

  • werken en werkzaamheden die noodzakelijk zijn in verband met de gebruikelijke onderhoudswerkzaamheden, dan wel van ondergeschikte aard zijn;
  • de noodzakelijke sloop van gebouwen ter voorkoming van instortingsgevaar in geval er sprake is van een acute bedreiging van veiligheid van personen of beschadiging van omliggende bebouwing of percelen;

zijn de voorwaarden voor het verlenen van een omgevingsvergunning voor het slopen van panden niet van toepassing.

Hoofdstuk 8 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

Dit hoofdstuk geeft de resultaten weer van het overleg met de eigenaren en gebruikers van de geselecteerde panden en met overige inwoners van de gemeente. De resultaten hiervan kunnen hieronder en in de bijlagen worden terug gevonden.

De Wro kent geen voorbereidingsprocedure voor de beheersverordening omdat de bestaande situatie geregeld wordt. Het vaststellen van een beheersverordening is een besluit tot vaststelling van algemeen verbindende voorschriften. Op een dergelijk besluit is hoofdstuk 3 Awb van toepassing, met dien verstande dat afdeling 3.2 Awb ingevolge artikel 3:1 lid 1 Awb alleen van toepassing is voor zover de aard van de algemeen verbindende voorschriften zich niet tegen toepassing van de in die afdeling opgenomen voorschriften betreffende zorgvuldigheid en belangenafweging verzet.

Inspraak en overleg

Gelijktijdig met het verplichte vooroverleg volgens artikel 3.1.1. Bro van het voorontwerpbestemmingsplan is de beheersverordening (voorontwerp) voorgelegd aan de Provincie Groningen. In het kader van de inspraak en vooroverleg heeft het voorontwerp van de beheersverordening vanaf 5 november 2020 gedurende zes weken ter inzage gelegen. Tijdens deze periode van terinzagelegging is een ieder in de gelegenheid gesteld op het plan te reageren. De inhoud van de binnengekomen reacties en de gemeentelijke reactie daarop zijn opgenomen in de NOTITIE OVERLEG EN INSPRAAK BESTEMMINGSPLAN KARAKTERISTIEKE GEBOUWEN. De reactienota is als bijlage 1 bijgevoegd bij de beheersverordening.

Vervolgens is de beheersverordening op 30 juni 2021 door de gemeenteraad van de gemeente Het Hogeland vastgesteld.

Tegen het besluit tot vaststellen van een beheersverordening kan geen bezwaar bij de gemeenteraad of beroep bij de bestuursrechter worden aangetekend. De beheersverordening moet conform artikel 139 Gemeentewet bekend worden gemaakt.

Bijlage 1 Karakteristieke Panden Voormalige Gemeente De Marne

Bijlage 1 Karakteristieke panden voormalige gemeente De Marne

Bijlage 1 Notitie Overleg En Inspraak Bestemmingsplan Karakteristieke Gebouwen

Bijlage 1 NOTITIE OVERLEG EN INSPRAAK BESTEMMINGSPLAN KARAKTERISTIEKE GEBOUWEN