Bestemmingsplan verplaatsing milieustraat en uitbreiding bedrijfsperceel Tweemat 7
Bestemmingsplan - gemeente
Vastgesteld op 12-06-2019 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 plan:
het Bestemmingsplan verplaatsing milieustraat en uitbreiding bedrijfsperceel Tweemat 7 met identificatienummer NL.IMRO.1969.BPBG18HERS1-VA01 van de gemeente Westerkwartier
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.
1.3 aanbouw:
een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw; functionele ondergeschiktheid is niet vereist.
1.4 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.5 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.6 aanpijling:
een op de plankaart blijkens de daarop voorkomende verklaring als zodanig opgenomen aanduiding, die aangeeft welke bestemming/aanduiding van toepassing is op de aangepijlde gronden.
1.7 afvalbedrijf:
een bedrijf waarvan de activiteiten bestaan uit het innemen, storten, sorteren, opslaan, overslaan, bewerken en verwerken van (afval)stoffen, waaronder in ieder geval de volgende (afval)stoffen:
- niet gesorteerd grof huishoudelijk afval
- kringloopgoederen
- (grof) tuinafval en snoeihout, slootkruidsel en bermgras
- oud papier en karton
- glas en vlakglas
- textiel, kleding en schoeisel
- metalen
- wit- en bruingoed
- autobanden
- a-, b-, en c-hout
- puin, grond en zand
- asbest
- LPG- en gasflessen
- gips
- vloerbedekking
- teerhoudend dakafval
- matrassen
- kunststof, folie en pvc
- RKGV-slib (riool-, kolken- en gemalenslib en veegzand)
- KGA-depot voor klein gevaarlijk afval en accu's.
1.8 agrarisch bedrijf
een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen (boom- en sierkwekerijen en fruit- en houtteelt daaronder begrepen) en/of door middel van het houden van dieren, niet zijnde: een glastuinbouwbedrijf, een champignonkwekerij, een gebruiksgerichte paardenhouderij, een bollenteeltbedrijf of een vis- of wormenkwekerij.
1.9 agrarisch grondgebruik:
het telen van gewassen, niet in een volkstuin(complex), en/of het weiden van dieren.
1.10 archeologische verwachting:
de aan een gebied toegekende verwachting in verband met de kans op het voorkomen van archeologische sporen en relicten.
1.11 archeologisch vooronderzoek:
locatiegericht bureauonderzoek, booronderzoek, geofysisch prospectieonderzoek, het graven van proefsleuven of een combinatie daarvan, verricht door een erkende partij of namens de gemeente, door een dienst, bedrijf of instelling erkend door het Centraal College van Deskundigen (CCvD) en werkend volgens de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie (KNA).
1.12 archeologische waarden:
de aan een gebied toegekende waarden in verband met de in dat gebied voorkomende archeologische relicten.
1.13 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
1.14 bedrijf:
een bedrijfseconomische eenheid, gericht op het behalen van winst; onder eenheid worden ook verstaan rechtspersonen die ruimtelijk als één bedrijf optreden.
1.15 bedrijfsgebouw:
een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf.
1.16 bedrijfsmatig:
gericht op het behalen van winst, waarbij voor een agrarisch bedrijf geldt dat activiteiten met een omvang van minder dan 20 nge in elk geval niet als bedrijfsmatig worden aangemerkt.
1.17 bedrijfswoning
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is.
1.18 beperkt kwetsbaar object:
een object waarvoor ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden.
1.19 bestaand:
op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan legaal aanwezig is.
1.20 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak.
1.21 bestemmingsplan 'Buitengebied Grootegast'
het bestemmingsplan 'Buitengebied Grootegast' met identificatienummer NL.IMRO.0015.BPBG09BEHE1-VA01 vastgesteld op 1 juni 2010 door de gemeenteraad van Grootegast.
1.22 bestemmingsplan 'Buitengebied Grootegast 2010 - Gedeeltelijke herziening'
het bestemmingsplan 'Buitengebied Grootegast 2010 - Gedeeltelijke herziening' met identificatienummer NL.IMRO.0015.BPBG14BEHE1-VA02 vastgesteld op 21 maart 2017 door de gemeenteraad van Grootegast.
1.23 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.24 bewerken / verwerken
het aan een afvalstof verrichten van mechanische of chemische handelingen in een installatie, waardoor die afvalstof qua samenstelling of emissie verandert. Hieronder valt in ieder geval breken en zeven.
1.25 bijgebouw:
een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw; voor vrijstaande bijgebouwen is ook functionele ondergeschiktheid vereist.
1.26 boom- en/of sierkwekerij:
een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van beplantingsgewassen zoals bos- en haagplantsoen, laan- en parkbomen, vruchtbomen, rozenstruiken, sierconiferen, sierheesters en overige sierbeplanting, een en ander in de vorm van vollegrondteelt dan wel containerteelt.
1.27 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.
1.28 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak.
1.29 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.30 bouwperceelgrens:
de grens van een bouwperceel.
1.31 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
1.32 bouwwerk:
een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
1.33 cultuurhistorische waarde:
de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt.
1.34 dak:
iedere bovenbeëindiging van een gebouw.
1.35 deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg:
een door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen ambtenaar.
1.36 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen, geen motorbrandstoffen zijnde, aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
1.37 dierlijke afvalstoffen:
afval van dierlijke oorsprong.
1.38 erf:
al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw voor zover dit bestemmingsplan die inrichting niet verbiedt.
1.39 erkende partij:
een dienst, bedrijf of instelling erkend door het Centraal College van Deskundigen (CCvD) en werkend volgens de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie (KNA).
1.40 fruitteeltbedrijf:
een bedrijf dat is gericht op het telen van fruit.
1.41 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.42 geluidsgevoelige objecten:
woningen, andere geluidsgevoelige gebouwen en geluidsgevoelige terreinen, als bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder en elk ander gebouw waar gedurende een langere periode van de dag mensen verblijven.
1.43 hoofdgebouw:
gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.
1.44 hout:
massief hout, geverfd hout, hardboard, zachtboard en snoeihout.
1.45 houtteelt:
de bedrijfsmatige uitoefening van uitsluitend de functie houtproductie op gronden die in principe hiervoor tijdelijk worden gebruikt en waarvoor daartoe afwijking is verleend van de melding- en herplantplicht van de Wet natuurbescherming.
1.46 huishoudelijke afvalstoffen:
huishoudelijke afvalstoffen als bedoeld in artikel 1.1 van de Wet milieubeheer.
1.47 huishouden:
persoon of groep personen die een huishouding voert, waarbij sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan; daaronder niet begrepen kamerverhuur.
1.48 kampeermiddel:
1. een tent, een tentwagen, een kampeerauto of een caravan.
2. enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voorzover geen bouwwerk zijnde,
één en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen of gewezen voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.
1.49 kantoor:
een ruimte die dient voor de uitoefening van administratieve, boekhoudkundige, financiële, organisatorische en/of zakelijke dienstverlening - niet zijnde detailhandel - al dan niet met een publiekgerichte baliefunctie.
1.50 kap:
een door tenminste één hellend dakvlak omsloten dak dat meer dan 50% van de bovenste vloerlaag van de onderliggende verdieping omvat.
1.51 kleinschalig kampeerterrein
een kampeerterrein met een oppervlakte van niet meer dan 5.000 m2 voor kampeermiddelen gedurende de periode van 15 maart tot en met 31 oktober.
1.52 landschappelijke waarde
de aan een gebied toegekende waarde, in verband met de waarneembare verschijningsvorm van dat gebied.
1.53 maatvoeringsgrens:
een op de verbeelding aangegeven lijn, die de grens aanduidt van een maatvoeringsvlak.
1.54 maatvoeringsvlak:
een op de verbeelding geheel of gedeeltelijk door maatvoeringsgrenzen omsloten vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waarop bebouwingsregelingen van eenzelfde aard van toepassing zijn.
1.55 maatwerkmethode:
methode van overleg via keukentafelgesprekken die ten doel heeft om op bedrijfsniveau te komen tot overeenstemming over de omvang, situering en inrichting van het bouwperceel;
1.56 meststoffen:
meststoffen als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel d, van de Meststoffenwet.
1.57 milieustraat:
locatie waar men de stoffen naartoe kan brengen die het afvalbedrijf inneemt, stort, sorteert, opslaat, overslaat, bewerkt en verwerkt.
1.58 nadere eis:
een nadere eis als bedoeld in artikel 3.6 lid 1 onder d van de Wet ruimtelijke ordening.
1.59 Natuurnetwerk Nederland:
samenhangend netwerk van robuuste natuurgebieden, ecologische verbindingszones en agrarische gebieden met natuurwaarden, waarbinnen ecosystemen met daarbij behorende soorten duurzaam kunnen voortbestaan.
1.60 natuurlijke waarde:
de aan een gebied toegekende waarde, in verband met de geologische, bodemkundige en/of biologische elementen, voorkomend in dat gebied.
1.61 normale onderhouds- of exploitatiewerkzaamheden:
werkzaamheden die regelmatig noodzakelijk zijn voor een goed beheer van de gronden, waaronder begrepen de handhaving dan wel de realisering van de bestemming.
1.62 ondersteunende activiteiten:
- het in werking hebben van een tankplaats, werkplaats, washal en/of weegbrug;
- het stallen, onderhouden, proefdraaien, reinigen van vrachtwagens, machines, materieel e.d.;
- administratieve werkzaamheden.
1.63 opgraving:
de ontsluiting van een archeologische vindplaats met als doel de informatie te verzamelen en vast te leggen die nodig is voor het beantwoorden van de in het Programma van Eisen verwoorde onderzoeksvra(a)g(en) en het behalen van de onderzoeksinstellingen. Opgravingen worden verricht door een erkende partij, beschikkend over een opgravingsvergunning en uitgevoerd volgens de desbetreffende specificatie in de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie (KNA).
1.64 overkapping:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder wanden dan wel met ten hoogste één wand.
1.65 paardenbak:
een door middel van een afscheiding afgezonderd stuk terrein met een andere ondergrond dan gras, kennelijk ingericht voor het africhten en/of trainen en berijden van paarden en pony's en/of het anderszins beoefenen van de paardensport, met of zonder de daarbij behorende voorzieningen.
1.66 pand:
de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.
1.67 peil:
- a. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
- b. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
- c. indien in of op het water wordt gebouwd:
het plaatselijke niveau ten opzichte van het Nieuw Amsterdams Peil.
1.68 prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.
1.69 radioactieve stoffen:
stoffen zoals gedefinieerd in artikel 1 van de Kernenergiewet.
1.70 recreatief medegebruik:
een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan.
1.71 recreatieve bewoning:
de bewoning die plaatsvindt in het kader van de weekend- en/of verblijfsrecreatie.
1.72 relatie:
één bouw- of bestemmingsvlak vormend;
1.73 seksinrichting:
de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.
1.74 uitbouw:
een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw. Functionele ondergeschiktheid is niet vereist.
1.75 voorgevel:
de naar de weg toegekeerde gevel van een gebouw, of indien een perceel met meerdere zijden aan de weg grenst, de gevel aan de zijde van de weg, waarop de hoofdtoegang van het gebouw is ontsloten.
1.76 wijziging:
een wijziging als bedoeld in artikel 3.6 lid 1 onder a van de Wet ruimtelijke ordening.
1.77 woning:
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.
1.78 zakelijke dienstverlening:
het verlenen van diensten, al dan niet in een kantoorgebouw, op administratief, financieel en juridisch gebied, alsmede op het gebied van de informatie- en communicatietechnologie, de verhuur en handel in onroerend goed, architecten-, onderzoeks-, marketing-, uitzend- en beveiligingsbureaus en daarmee naar de aard vergelijkbare vormen van dienstverlening.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 Gebouwen en bouwwerken
2.2 Ondergeschikte bouwdelen
Bij het meten worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwvlak- of bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.
2.3 Maatvoering
Alle maten zijn tenzij anders aangegeven:
- a. voor lengten in meters (m);
- b. voor oppervlakten in vierkante meters (m²);
- c. voor inhoudsmaten in kubieke meters (m³);
- d. voor verhoudingen in procenten (%);
- e. voor hoeken/hellingen in graden (º).
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. het agrarisch grondgebruik, met uitzondering van een boom- en/of sierkwekerij, houtteelt- of fruitteeltbedrijf;
- b. bos- en/of natuurelementen met een oppervlakte van minder dan 2 hectare;
- c. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van het vasthouden, bergen, aan- en afvoeren van water, niet zijnde voorzieningen ten behoeve van ijsbanen of siervijvers;
- d. natuurvriendelijke oeverzones van 5 m breed aan weerszijden van een watergang;
- e. voorzieningen ten behoeve van extensief recreatief medegebruik en educatief medegebruik, zoals wandel-, fiets- en ruiterpaden en parkeervoorzieningen ten behoeve van toeristische overstappunten;
- f. een voormalige vuilstortplaats ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - voormalige vuilstort';
met daarbijbehorende bouwwerken, geen gebouw zijnde - geen windturbines zijnde - en andere werken.
3.2 Bouwregels
Op de voor 'Agrarisch' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
3.3 Nadere eisen
3.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik in strijd met een bestemmingsplan, zoals bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend het gebruiken of laten gebruiken van de voor 'Agrarisch' aangewezen gronden ten behoeve van een (kleinschalig) kampeerterrein
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 4 Bedrijf - Afval
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf - Afval' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. een afvalbedrijf, met dien verstande dat de volgende voorwaarden gelden:
- 1. de verwerkingscapaciteit van de composteerinrichting mag maximaal 10.000 ton/jaar bedragen;
- 2. puinbreken is toegestaan tot een maximum capaciteit van 100.000 ton/jaar;
- 3. de hoogte van buitenopslag mag maximaal 4 m bedragen, met dien verstande dat ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - opslag' de hoogte niet meer mag bedragen dan 9 m;
- b. een (gemeentelijke) milieustraat;
- c. ondersteunende activiteiten;
met de daarbij behorende:
- d. gebouwen;
- e. bedrijfswoning, uitsluitend ter plaatse van de functieaanduiding 'bedrijfswoning' en met dien verstande dat bedrijfsactiviteiten als bedoeld onder a tot en met c ter plaatse niet zijn toegestaan;
- f. bouwwerken geen gebouw zijnde;
- g. werken, geen bouwwerk zijnde, onder meer in de vorm van ontsluitingswegen;
- h. voorzieningen, onder meer in de vorm van groen- en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- i. parkeervoorzieningen.
4.2 Bouwregels
Op de voor 'Bedrijf - Afval' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
4.3 Nadere eisen
4.4 Afwijken van de bouwregels
4.5 Specifieke gebruiksregels
4.6 Afwijken van de gebruiksregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in sublid 4.5.2 indien in plaats van de landschapsmaatregelen, zoals opgenomen in het Inpassingsplan in bijlage 1 andere landschapsmaatregelen worden getroffen, met dien verstande dat:
- 1. de landschapsmaatregelen minimaal gelijk zijn aan de in het Inpassingsplan in bijlage 1 opgenomen landschapsmaatregelen en voorzien in een minimaal gelijk beschermingsniveau van de landschappelijke waarden waarvoor de in het Inpassingsplan in bijlage 1 genoemde landschapsmaatregelen zijn bepaald;
- 2. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
- 3. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.
Artikel 5 Waarde - Archeologie 5
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 5' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor doeleinden ter bescherming en veiligstelling van de in de grond verwachte (middelhoog) archeologische waarden, waarbij geldt dat indien strijd ontstaat tussen het belang van het behoud en de bescherming van archeologische waarden en andere bestemmingen de bestemming 'Waarde - Archeologie 5' prevaleert.
5.2 Bouwregels
- a. Op of in de in lid 5.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten behoeve van een overige aan deze gronden toegekende bestemming worden gebouwd, mits op basis van archeologisch (voor)onderzoek is vastgesteld dat ter plaatse geen behoudenswaardige archeologische waarden aanwezig zijn of de aanwezige behoudenswaardige archeologische waarden niet onevenredig worden geschaad.
- b. het vereiste archeologische (voor)onderzoek in lid 5.2 onder a is niet van toepassing op bouwactiviteiten die betrekking hebben op grondroerende werkzaamheden over een oppervlakte niet groter dan 1.000 m².
5.3 Afwijken van de bouwregels
- a. Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 5.2 ten behoeve van een overige aan deze gronden toegekende bestemming, indien is gebleken dat het oprichten van een bouwwerk, waarvoor de omgevingsvergunning wordt gevraagd, niet zal leiden tot een verstoring van archeologische waarden, zowel in directe als in indirecte zin;
- b. Er wordt niet eerder afgeweken van het bepaalde in lid 5.2 dan nadat de aanvrager een rapport heeft overlegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld. Dit rapport, het onderzoeksproces dat tot het rapport heeft geleid als ook de archeologische waardestelling dienen te voldoen aan de binnen de archeologische beroepsgroep algemeen gangbare kwaliteitsafspraken en -criteria;
- c. Voor zover het oprichten van het bouwwerk, waarvoor de omgevingsvergunning wordt gevraagd, kan leiden tot een onevenredige verstoring van behoudenswaardige archeologische waarden, zowel in directe als in indirecte zin, kunnen burgemeester en wethouders afwijken van het bepaalde in lid 5.2 indien aan de vergunning één, of een combinatie, van de volgende voorschriften worden verbonden:
- 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
- 2. de verplichting tot het doen van opgravingen zoals bedoeld in de Erfgoedwet;
- 3. de verplichting de oprichting van een bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan de door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat:
- a. de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 5' wordt gewijzigd in de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3' uit artikel 26 van het bestemmingsplan 'Buitengebied Grootegast 2010 - Gedeeltelijkeherziening' voor gronden die op basis van deskundig archeologisch (voor)onderzoek archeologische waarden blijken te bevatten die op grond van de gangbare waarderingssystematiek door burgemeester en wethouders als behoudenswaardig zijn bevonden (positief selectiebesluit);
- b. de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 5' wordt gewijzigd in de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4' uit artikel 27 van het bestemmingsplan 'Buitengebied Grootegast 2010 - Gedeeltelijkeherziening' voor gronden die op basis van deskundig archeologisch (voor)onderzoek een hoge archeologische verwachting blijken te hebben;
- c. de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 5' wordt verwijderd, indien uit deskundig archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse geen sprake is van behoudenswaardige archeologische waarden.
Artikel 6 Waarde - Archeologie 6
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 6' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor doeleinden ter bescherming en veiligstelling van de in de grond verwachte (lage) archeologische waarden, waarbij geldt dat indien strijd ontstaat tussen het belang van het behoud en de bescherming van archeologische waarden en andere bestemmingen de bestemming 'Waarde -Archeologie 6' prevaleert.
6.2 Bouwregels
- a. Op of in de in lid 6.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten behoeve van een overige aan deze gronden toegekende bestemming worden gebouwd, mits op basis van archeologisch (voor)onderzoek is vastgesteld dat ter plaatse geen behoudenswaardige archeologische waarden aanwezig zijn of de aanwezige behoudenswaardige archeologische waarden niet onevenredig worden geschaad.
- b. het vereiste archeologische (voor)onderzoek in lid 6.2 onder a is niet van toepassing op bouwactiviteiten die betrekking hebben op grondroerende werkzaamheden over een oppervlakte niet groter dan 5.000 m².
6.3 Afwijken van de bouwregels
- a. Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 6.2 ten behoeve van een overige aan deze gronden toegekende bestemming, indien is gebleken dat het oprichten van een bouwwerk, waarvoor de omgevingsvergunning wordt gevraagd, niet zal leiden tot een verstoring van archeologische waarden, zowel in directe als in indirecte zin;
- b. Er wordt niet eerder afgeweken van het bepaalde in lid 6.2 dan nadat de aanvrager een rapport heeft overlegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld. Dit rapport, het onderzoeksproces dat tot het rapport heeft geleid als ook de archeologische waardestelling dienen te voldoen aan de binnen de archeologische beroepsgroep algemeen gangbare kwaliteitsafspraken en -criteria;
- c. Voor zover het oprichten van het bouwwerk, waarvoor de omgevingsvergunning wordt gevraagd, kan leiden tot een onevenredige verstoring van behoudenswaardige archeologische waarden, zowel in directe als in indirecte zin, kunnen burgemeester en wethouders afwijken van het bepaalde in lid 6.2 indien aan de vergunning één, of een combinatie, van de volgende voorschriften worden verbonden:
- 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
- 2. de verplichting tot het doen van opgravingen zoals bedoeld in de Erfgoedwet;
- 3. de verplichting de oprichting van een bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan de door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
6.4 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de dubbelbestemming 'Waarde -Archeologie 6' wordt verwijderd, indien uit deskundig archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse geen sprake is van behoudenswaardige archeologische waarden.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 7 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 8 Algemene Bouwregels
8.1 Bebouwingsgrenzen
8.2 Reclamemasten
Onverminderd het bepaalde in de overige artikelen geldt dat de bouwhoogte van reclamemasten niet meer dan 6 m mag bedragen.
8.3 Lichtmasten
Onverminderd het bepaalde in de overige artikelen geldt dat lichtmasten een bouwhoogte mogen hebben van niet meer dan 6 m.
Artikel 9 Algemene Gebruiksregels
9.1 Strijdig gebruik
Tot een gebruik in strijd met een bestemmingsplan, zoals bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:
- a. het uitvoeren van werken of werkzaamheden, indien en voor zover deze de aan de gronden toegekende te behouden en/of te beschermen waarden onevenredig aantasten dan wel de mogelijkheden voor herstel van die waarden onevenredig verkleinen;
- b. het gebruiken of het laten gebruiken van gronden voor de opslag van hooibalen;
- c. het gebruik van de gronden als stort- of opslagplaats van al dan niet aan het gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen en materialen, behoudens opslag die geschiedt:
- 1. in het kader van de normale, ter plaatse toegestane bedrijfsvoering;
- 2. ter plaatse van de bestemming 'Bedrijf - Afval';
- 3. ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - voormalige vuilstort';
- d. het gebruiken of het laten gebruiken van gronden als paardenbak, renbaan of menterrein;
- e. het gebruiken of het laten gebruiken van gebouwen ten behoeve van een seksinrichting;
- f. het gebruiken of laten gebruiken van gronden ten behoeve van gemotoriseerde of gemechaniseerde sporten;
- g. het gebruiken of laten gebruiken van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning;
- h. het gebruik of laten gebruiken van bouwwerken ten behoeve van een geurgevoelige functie indien de afstand tot het emissiepunt van een dierenverblijf bij een agrarisch bedrijf zoals die bestond op 19 september 2010 minder dan 25 m bedraagt;
- i. het gebruik of laten gebruiken van bouwwerken ten behoeve van een geurgevoelige functie indien de afstand tot het emissiepunt van een dierenverblijf bij een agrarisch bedrijf zoals die is gebouwd na 19 september 2010 minder dan 50 m bedraagt.
9.2 Toegestaan gebruik
Tot een gebruik in strijd met een bestemmingsplan, zoals bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval niet gerekend:
- a. het gebruiken of het laten gebruiken van gronden ten behoeve van kortstondige, incidentele evenementen, festiviteiten en manifestaties, indien en voor zover daarvoor ingevolge een wettelijk voorschrift vergunning, afwijking of vrijstelling vereist en deze is verleend;
- b. het tijdelijk gebruiken van de gronden voor doorloopstallen;
- c. het aanleggen of het laten aanleggen van kabels en/of leidingen ten behoeve van de drinkwatervoorziening, de riolering, de waterhuishouding, de energievoorziening en de datacommunicatie, met uitzondering van:
- 1. aardgastransportleidingen met een diameter van meer dan 4" en/of een druk van meer dan 40 bar;
- 2. transportleidingen voor brandbare vloeistoffen van de K1-, K2- en K3-categorie met een diameter van meer dan 4";
- 3. hoogspanningsleidingen;
- 4. buisleidingen voor het transport van water, afvalwater of stoom met een doorsnede van 1 meter of meer en een lengte van 10 km of meer.
Artikel 10 Algemene Afwijkingsregels
10.1 Afwijkingsbevoegdheid
10.2 Afwegingskader voor afwijken
Artikel 11 Algemene Procedureregels
11.1 Afwijken en nadere eisen
Bij de gebruikmaking van de afwijkingsbevoegdheid en de bevoegdheid tot het stellen van nadere eisen is de volgende procedure van toepassing:
- a. het voornemen tot afwijking dan wel tot het stellen van nadere eisen ligt, met bijhorende stukken, gedurende twee weken ter inzage;
- b. de terinzagelegging wordt vooraf bekend gemaakt in één of meer dag- of nieuwsbladen, die in de gemeente worden verspreid, en voorts op de gebruikelijke wijze;
- c. de bekendmaking bevat de mededeling dat belanghebbenden schriftelijk hun zienswijzen kunnen indienen gedurende de onder a genoemde termijn;
- d. burgemeester en wethouders delen aan hen die zienswijzen hebben ingediend de beslissing daaromtrent mede.
Artikel 12 Overige Regels
12.1 Werking wettelijke regelingen
De wettelijke regelingen waarnaar in de regels van dit plan wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.
12.2 Parkeerregeling
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 13 Overgangsrecht
13.1 Bouwwerken
13.2 Gebruik
13.3 Specifieke regels overgangsrecht Tweemat 7 Grootegast
Het bepaalde in lid 13.1.1, lid 13.1.2, lid 13.2.1 en lid 13.2.2 is ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - voormalig bedrijf-afval' niet van toepassing, met dien verstande dat de bestaande bouwwerken en het bestaande gebruik, dat in strijd is met het bepaalde in hoofdstuk 2 en hoofdstuk 3, is toegestaan tot 24 maanden na het in gebruik (laten) nemen van nieuwe bouwwerken en het in gebruik (laten) nemen van gronden overeenkomstig met de in lid 4.1 opgenomen bestemmingsomschrijving.
Artikel 14 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het Bestemmingsplan verplaatsing milieustraat en uitbreiding bedrijfsperceel Tweemat 7.
Bijlage 1 Inpassingsplan
Bijlage 1 Aanmeldnotitie Vormvrije Planmer-beoordeling
Bijlage 1 Aanmeldnotitie vormvrije planmer-beoordeling
Bijlage 2 Akoestisch Onderzoek
Bijlage 2 Akoestisch onderzoek
Bijlage 3 Onderzoek Luchtkwaliteit
Bijlage 3 Onderzoek luchtkwaliteit
Bijlage 4 Geuronderzoek
Bijlage 5 Verkennend Bodemonderzoek
Bijlage 5 Verkennend bodemonderzoek
Bijlage 6 Stikstofdepositieberekeningen
Bijlage 6 Stikstofdepositieberekeningen
Bijlage 7 Quickscan Soorten Wet Natuurbescherming
Bijlage 7 Quickscan soorten Wet natuurbescherming
Bijlage 8 Archeologisch Onderzoek
Bijlage 8 Archeologisch onderzoek