Zonnewal Oostwold
Bestemmingsplan - gemeente Westerkwartier
Vastgesteld op 18-09-2024 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan
Het bestemmingsplan Zonnewal Oostwold van de gemeente Westerkwartier;
1.2 bestemmingsplan
de geometrische bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1969.BPOW23POST1-VA01 met de bijbehorende regels en bijlagen;
1.3 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.4 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.5 afmeren
het vastmaken van een vaartuig of ander drijvend object aan een vast object, zoals een kade of oever;
1.6 agrarisch grondgebruik
het telen van gewassen, niet in een volkstuin(complex), en/of het weiden van dieren;
1.7 archeologische waarden
de waarde die van belang is voor de archeologie en voor de kennis van de beschavingsgeschiedenis;
1.8 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
1.9 bestaand
- 1. het gebruik dat op het tijdstip van inwerkingstreding van het bestemmingsplan aanwezig is en/of bebouwing (de maatvoering van een bouwwerk, de afstand tot een bouwwerk of een te bebouwen percentage) die op dat tijdstip aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen;
- 2. het onder 1. bedoelde geldt niet voor zover sprake was van strijd met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder mede begrepen het overgangsrecht, of een afwijking als bedoeld in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening.
1.10 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak;
1.11 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.12 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;
1.13 bouwperceel
een grens van een bouwperceel;
1.14 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hoput, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij directof indirect steun vindt in of op de grond;
1.15 drijvend bouwwerk
een bouwkundige constructie van enige omvang die drijft, die op de plaats van bestemming direct of indirect met de grond verbonden is en bedoeld is om ter plaatse te functioneren, met uitzondering van een schip dat wordt gebruikt voor verblijf en dat is bestemd en wordt gebruikt voor de vaart zoals bedoeld in artikel 1, lid 7, van de Woningwet;
1.16 erfinrichtingsplan
een plan waarin met toepassing van de maatwerkmethode in overleg met de initiatiefnemer de omvang, situering en ruimtelijke inrichting van de voorzieningen zijn vastgelegd;
1.17 extensieve recreatief medegebruik
een extensief recreatief medegebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit dagrecreatieve gebruik is toegestaan zoals die vormen van dagrecreatie die in hoofdzaak zijn gericht op natuur en landschapsbeleving te weten wandelen, fietsen, paardrijden, kanoën, een vissteiger een picknickplaats of een daarmee naar de aard daarmee gelijk te stellen medegebruik waarbij recreanten in relatief geringe aantallen mede gebruik maken van al dan niet aangelegde voorzieningen zoals wegen, paden, water en wateroevers;
1.18 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.19 hoofdgebouw
een gebouw dat, op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste gebouw valt aan te merken;
1.20 houtteelt
de bedrijfsmatige uitoefening van uitsluitend de functie houtproductie op gronden die in principe hiervoor tijdelijk worden gebruikt en waarvoor daartoe ontheffing is verleend van de melding en herplantplicht op grond van de Wet Natuurbescherming;
1.21 kampeermiddel
een tent, een tentwagen, een kampeerauto, een caravan, dan wel enig ander onderkomen ten behoeve van recreatief nachtverblijf, dat is bedoeld om te kunnen worden verplaatst;
1.22 kleinschalig kampeerterrein
een kampeerterrein met een oppervlakte van niet meer dan 5.000 m2 én voor maximaal 25 kampeermiddelen gedurende de periode van 15 maart tot en met 31 oktober;
1.23 maatwerkmethode
methode van overleg via keukentafelgesprekken met als doel om op bedrijfsniveau overeenstemming te bereiken over omvang, situering en inrichting van het bouwperceel;
1.24 normale onderhouds- of exploitatiewerkzaamheden
werkzaamheden die regelmatig noodzakelijk zijn voor een goed beheer van de gronden, waaronder begrepen de handhaving dan wel de realisering van de bestemming;
1.25 paardenbak
een door middel van een afscheiding afgezonderd stuk terrein met een andere ondergrond dan gras, kennelijk ingericht voor het africhten en/of trainen en berijden van paarden en pony's en/of het anderszins beoefenen van de paardensport, met of zonder de daarbij behorende voorzieningen;
1.26 peil
- a. voor een bouwwerk, waarvan de hooftoegang direct aan de weg grenst:
de hoogte van de weg ter plaatse van die hooftoegang;
- a. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst:
de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
- a. indien in of op het water wordt gebouwd:
het plaatselijke niveau ten opzichte van het Nieuw Amsterdams Peil.
1.27 prostitutie
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander persoon tegen vergoeding;
1.28 recreatieve bewoning
een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan;
1.29 seksinrichting
de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, als dan niet in combinatie met elkaar;
1.30 vissteiger
een bouwwerk, niet zijnde beschoeiingen, kennelijk bedoeld als voorziening ten behoeve van de vissport;
1.31 woonschip
een vaartuig dat is bestemd en wordt gebruikt voor de vaart en dat wordt gebrukt voor wonen, niet zijnde een drijvend bouwwerk;
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 Gebouwen en bouwwerken
2.2 Maatvoering
Alle maten zijn, tenzij anders aangegeven:
- a. voor lengten in meters (m);
- b. voor oppervlakten in vierkante meters (m2);
- c. voor inhoudsmaten in kubieke meters (m3);
- d. voor verhoudingen in procenten (%); en
- e. voor hoeken en hellingen in graden (º).
2.3 Meten
Bij de toepassing van deze regels wordt gemeten tot of vanuit het hart van de lijn.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. agrarisch grondgebruik, met uitzondering van houtteelt en fruitteelt;
- b. infrastructurele voorzieningen zoals deze bestonden op het tijdstip van de terinzagelegging van dit ontwerpplan;
- c. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van het vasthouden, bergen, aan- en afvoeren van water, niet zijnde voorzieningen ten behoeve van ijsbanen of siervijvers;
- d. natuurvriendelijke oeverzones van 5 m breed aan weerzijden van een watergang; en
- e. voorzieningen ten behoeve van extensief recreatief medegebruik en educatief medegebruik, zoals wandel-, fiets- en ruiterpaden en parkeervoorzieningen ten behoeve van toeristische overstappunten.
met de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouw en geen windturbines zijnde, erven, terreinen, parkeervoorzieningen en andere werken.
3.2 Bouwregels
Op de voor 'Agrarisch' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
3.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:
- a. de verkeersveiligheid; en
- b. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.4 Specifieke gebruiksregel
Tot een met het bestemmingsplan strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend het gebruiken of laten gebruiken van de gronden ten behoeve van een (kleinschalig) kampeerterrein.
Artikel 4 Groen
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. een geluidwal ter plaatse van de aanduiding 'geluidwal';
- b. het opwekken van energie door middel van het omzetten van zonlicht in elektriciteit en/of warmte met gebruik van zonnepanelen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - zonnepanelen':
- c. wandel-, fiets- en ruiterpaden;
- d. een uitkijkpunt;
- e. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding; en
- f. groenvoorzieningen;
met daaraan ondergeschikt:
- g. bouwwerken, geen gebouwen zijnde; en
- h. extensief recreatief medegebruik.
4.2 Bouwregels
4.3 Specifieke gebruiksregels
Artikel 5 Water
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. kanalen, vaarten, plassen, waterbergingen, watergangen, voorzieningen voor het keren en beheersen van water en andere waterhuishoudkundige voorzieningen;
- b. oeverstroken;
- c. de recreatie- en beroepsvaart; en
- d. extensief recreatief medegebruik.
met daarbij behorende bouwwerken, geen gebouw zijnde en voorzieningen, zoals bruggen, dammen, duikers, stuwen, sluizen en beschoeiingen.
5.2 Bouwregels
Op de voor 'Water' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
5.3 Specifieke gebruiksregel
Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend het aanmeren of laten aanmeren van woonschepen.
Artikel 6 Waterstaat - Waterkering
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de instandhouding, de bescherming, de verbetering en het beheer van de waterkering en waterhuishouding, met de daarbij behorende voorzieningen.
6.2 Bouwregels
- a. Op de voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden mogen uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de dubbelbestemming worden gebouwd;
- b. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt niet meer dan 5 m;
- c. de bouwhoogte van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, ten behoeve van de waterhuishouding bedraagt niet meer dan 11 m; en
- d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt niet meer dan 3 m.
6.3 Afwijken van de bouwregels
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 6.2 met inachtneming van de volgende regels:
- a. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan het doelmatig functioneren van de waterkering en de veiligheid daarvan; en
- b. vooraf wordt schriftelijk advies ingewonnen bij het waterschap omtrent het onder a. gestelde.
6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
- a. het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
- 1. het ontgronden, afgraven en egaliseren van gronden;
- 2. het aanbrengen van oppervlakteverharding;
- 3. het aanbrengen van opgaande beplanting;
- 4. het aanbrengen van ondergrondse (transport)leidingen.
- b. het is sub a. genoemde verbod is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en van werkzaamheden die:
- 1. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor omgevingsvergunning is verleend als bedoeld in lid 6.3;
- 2. het normale onderhoud en/of de normale exploitatie betreffen;
- 3. die worden uitgevoerd krachtens een vastgesteld beheersplan;
- 4. betrekking hebben op het inrichten van het gebied conform de inrichtingsplannen;
- 5. die op het tijdstip van inwerkingtreding van het inpassingsplan in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde dan wel verleende vergunning;
- 6. die door de beheerder van de waterking (kunnen) worden uitgevoerd.
- c. de werken en werkzaamheden als bedoeld in sub a. zijn slechts toelaatbaar indien:
- 1. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het doelmatig functioneren van de waterkering en de veiligheid daarvan; en
- 2. vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij het Waterschap omtrent het onder 1 gestelde.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 7 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 8 Algemene Bouwregels
8.1 Lichtmasten
Onverminderd het bepaalde in de overige artikelen geldt dat lichtmasten:
- a. niet mogen worden opgericht binnen een afstand van 100 m van de bestemmingen 'Bos', 'Natuur', en 'Natuur - Agrarisch'; en
- b. een bouwhoogte mogen hebben van niet meer dan 6 m.
8.2 Reclame-uitingen
Onverminderd het bepaalde in de overige artikel geldt dat de oppervlakte van reclame-uitingen niet meer dan 0,5 m2 mag bedragen.
8.3 Reclamemasten
Onverminderd het bepaalde in de overige artikel geldt dat de bouwhoogte van reclamemasten niet meer dan 6 m mag bedragen.
8.4 Windturbines
Onverminderd het bepaalde in de overige artikelen geldt dat de ashoogte van windturbines niet meer dan 15 m mag bedragen.
Artikel 9 Algemene Gebruiksregels
9.1 Strijdig gebruik
Tot een met het bestemmingsplan strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruiken of laten gebruiken van gronden voor de opslag van hooibalen buiten de agrarische bedrijfsbestemming;
- b. het gebruik van de gronden als stort- of opslagplaats van al dan niet aan het gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen en materialen, behoudens opslag die geschiedt in het kader van de normale, ter plaatse toegestane bedrijfsvoering;
- c. het gebruiken of het laten gebruiken van gronden als paardenbak, renbaan of menterrein;
- d. het gebruiken of het laten gebruiken van gebouwen ten behoeve van een seksinrichting;
- e. het gebruiken of het laten gebruiken van gronden ten behoeve van gemotoriseerde of gemachaniseerde sporten;
9.2 Toegestaan gebruik
Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval niet gerekend:
- a. het gebruiken of het laten gebruiken van gronden ten behoeve van kortstondige, incidentele evenementen, festiviteiten en manifestaties, indien en voor zover daarvoor ingevolge een wettelijk voorschrift een omgevingsvergunning is vereist, deze is verleend;
- b. het aanleggen of het laten aanleggen van kabels en/of leidingen ten behoeve van de drinkwatervoorziening, de riolering, de waterhuishouding, de energievoorziening en de datacommunicatie, met uitzondering van:
- 1. aargastransportleidingen met een diameter van meer dan 4' en/of een druk van meer dan 40 bar;
- 2. transportleidingen voor brandbare vloeitstoffen an de K1-, K2-, en K3-categorie met een diameter van meer dan 4";
- 3. hoogspanningsleidingen;
- 4. buisleidingen voor het transport van water, afvalwater of stoom met een doorsnede van 1 m of meer en een lengte van 10 km of meer.
Artikel 10 Algemene Afwijkingsregels
10.1 Afwijkingsbevoegdhedid
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 11 Overgangsrecht
11.1 Bouwwerken
11.2 Gebruik
Artikel 12 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan Zonnewal Oostwold, van de gemeente Westerkwartier.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
Het Groningse dorpje Oostwold ligt ten westen van de stad Groningen, aan de rijksweg A7. De rijksweg ligt op een afstand van zo'n 400 m van het dorp en is daarom goed hoorbaar. Om de kwaliteit van de leefomgeving en het woonklimaat in het dorp te verbeteren maar bovendien om een bijdrage te leveren aan de transitie naar schone energie hebben de bewoners van Oostwold zich verenigd in de Energie Coöperatie Oostwold (ECO). Deze coöperatie heeft zich tot doel gesteld op een meervoudige manier gebruik te gaan maken van de gronden aan de noordzijde van de A7: parallel aan de weg realiseert ECO een geluidswal, bekleed met zonnepanelen: de zogenaamde Zonnewal Oostwold.
Na jaren voorbereiding, onderhandeling en onderzoek blijkt de wal uitvoerbaar. Op dit moment zijn de gronden alleen niet zodanig bestemd dat de wal ook (juridisch) is toegestaan. Het bestemmingsplan dat voor u ligt, voorziet in een nieuw juridisch-planologisch kader waarmee de geluidswal en het gebruik daarvan voor zonnepanelen, een fiets- en voetgangerspad, en een ruiterroute door de gemeente Westerkwartier wordt toegestaan. Deze toelichting dient als samenvatting van het uitgevoerde onderzoek, als bewijs dat met het realiseren van het voornemen sprake is en blijft van een goede ruimtelijke ordening en als uitleg van de juridische regeling.
De wal zal 1,55 kilometer lang, tien meter hoog en circa 60 meter breed worden. De grondwal zal worden opgebouwd uit licht verontreinigde grond met maximaal klasse 'industrie', conform artikel 63 van het Besluit Bodemkwaliteit (BBK). De grondwal zal voorzien worden van een schone deklaag die wordt beplant met inheemse soorten volgens een landschappelijk inpassingsplan. De zuidzijde zal vanaf een hoogte van zes meter worden bekleed met zonnepanelen. De noordzijde krijgt een ruiter-, voet-, en een fietspad. Dit fietspad krijgt een aansluiting op de provinciale 'doorfietsroute'; van en naar de stad Groningen. Hierdoor verbetert de ontsluiting van het dorp Oostwold en de omliggende regio. Het ruiterpad is voor algemeen gebruik en komt langs bijna de gehele lengte van de wal te liggen.
De wal voorziet samengevat in:
- Een verbetering van de fysieke leefomgeving en het woonklimaat in het dorp Oostwold door een reductie van geluid;
- Energie-zelfvoorzienendheid voor het dorp Oostwold en meer groene stroom voor het (landelijk) net;
- Een verbetering van de mobiliteit voor de inwoners van Oostwold door een directe aansluiting op de doorfietsroute;
- Recreatieve waarde, onder meer voor ruiters van omliggende dorpen;
- Een nuttige en functionele toepassing van grond met verschillende klassen (Maximaal klasse industrie volgens Besluit bodemkwaliteit) en geschikt voor toepassing in GBT;
- Een groene inpassing in het landschap en afscherming van het zicht op de A7 voor de bewoners van Oostwold.
- Educatieve waarde met betrekking tot zonne-energie en natuur.
1.2 Ligging Plangebied
Oostwold is gelegen op ongeveer een kilometer ten westen van bedrijventerrein Westpoort in Hoogkerk, gemeente Groningen. Zuidelijk van het dorp ligt de A7 met aan de overkant daarvan het Leekstermeer. Ten noorden ligt op zo'n 5 km het dorp Zuidhorn. Hier is het gemeentehuis van de gemeente Westerkwartier gevestigd, de gemeente waar Oostwold onderdeel van uitmaakt.
Hieronder is een kaartuitsnede opgenomen waarop de ligging van Oostwold met een rode stip is aangegeven:
Figuur 1.1: Ligging Oostwold (bron: Kadaster)
Het plangebied, een ander woord voor het gebied waar dit bestemmingsplan over gaat, oftewel het stuk grond waar de Zonnewal Oostwold mogelijk wordt gemaakt, bestaat uit een strook ten noorden van de A7. Op bovenstaande figuur is de A7 weergegeven als een paarse lijn. Onderstaand is een luchtfoto opgenomen waarop met een gele omtrek te zien is waar de wal zal komen te liggen:
Figuur 1.2: Luchtfoto plangebied (bron: Kadaster)
1.3 Planologische Regeling
Het door de gemeente vaststellen van een bestemmingsplan om de wal mogelijk te maken is nodig omdat de gronden op dit moment niet voor de wal bestemd zijn. Op dit moment zijn deze bestemd voor agrarisch gebruik, gebruik als natuur en gebruik als groen en gebruik als industrie. Ook gelden in het plangebied de dubbelbestemingen 'Waarde - Open gebied', 'Waarde - Verkaveling' en 'Waarde - Archeologie 5'. De huidige bestemmingen van de gronden stammen uit een aantal bestemmingsplannen. Het gaat om:
- 'bestemmingsplan Buitengebied Leek', vastgesteld op 17 maart 2010 zoals gewijzigd door:
- 'Buitengebied Leek, partiële en correctieve herziening 2016', vastgesteld op 8 november 2018; en
- 'Buitengebied Leek, partiële en correctieve herziening 2016', vastgesteld op 1 juli 2020.
- 'Enumatil/Oostwold', vastgesteld op 16 maart 2011.
In het verleden is ook door de provincie Groningen een inpassingsplan vastgesteld dat ging over de gronden die in bovenstaande plannen als 'agrarisch' waren bestemd:
- 'Agrarische bouwpercelen', vastgesteld op 31 januari 2018.
Over bovenstaand inpassingsplan is vervolgens een uitspraak gedaan door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Deze uitspraak is in de partiële en correctieve herziening volledig verwerkt.
Naast de bestemmingsplannen waar de bestemmingen uit komen en het inpassingsplan geldt voor de gronden ook nog het bestemmingsplan:
- 'Geitenhouderijen', vastgesteld op 29 september 2021.
De samengevoegde verbeelding die bij bovenstaande bestemmingsplannen hoort ziet er dan als volgt uit:
Figuur 1.3: Verbeeldingen bestemmingsplannen plangebied (bron: Ruimtelijkeplannen.nl)
1.4 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Planbeschrijving
2.1 Huidige Situatie
In de huidige situatie is het plangebied de overgang tussen de rijksweg A7 en agrarische gronden aan de zuidzijde van Oostwold. Direct langs de A7 loopt een afwateringsgang. Deze is geen onderdeel van het plangebied. Aan de westzijde van het plangebied bevindt zich een bomenrij evenwijdig aan de weg, aan het oostelijke uiteinde is dit ook zo. Ongeveer middenin het plangebied ligt een bebost veld. Dit is een voormalige vuilstortplaats. Op dit perceel zijn tijdens de aanleg van de A7 gronden afgegraven ten behoeve van de fundering van de weg. Na het voltooien is de resulterende put over jaren gevuld met huishoudelijk en industrieel afval. Na dit vullen is de vuilstort afgedekt en beplant. Op figuur 2.1 is de ligging van de voormalige vuilstortplaats weergegeven.
Aan de oostzijde van het plangebied, tegen de Munnikesloot aan, is het bedrijf Blokhut A7 B.V. gevestigd. Zuidoostelijk van het bedrijf loopt naast de Munnikesloot een fietspad onder de A7 door. De overige gronden zijn in gebruik door verschillende agrarische bedrijven. De agrarische percelen worden gescheiden door een aantal sloten die van zuid naar noord lopen en afwateren.
Figuur 2.1: Ligging voormalige stortplaats
Landschappelijke beschrijving
Het dorp Oostwold is één van de oorspronkelijk agrarische buurtschappen (kerspelen) die zijn gesticht in de 12e-13e eeuw en liggen op het lint van Marum naar Groningen. Oostwold ligt in een agrarisch open landschap met een van oorsprong smalle strokenverkaveling dat zich, in noord – zuid richting, tot het Leekstermeer uitstrekt. Het dorp ligt in een laag gebied en heeft eeuwenlang te lijden gehad van wateroverlast. Het dorp heeft lange tijd geïsoleerd gelegen en was vanaf het water goed te bereiken. De weg Midwolde - de Poffert werd pas in 1861 aangelegd, een belangrijke wegverbinding Groningen- Heerenveen. De aanleg van de A7 in 1959-1960, heeft Oostwold ontdaan van zijn rustieke landelijke ligging.
Op basis van de Omgevingsvisie behoort Oostwold tot het 'wegdorpenlandschap'. Het wegdorpenlandschap kent een heldere structuur met een onderscheid in de hoger gelegen ruggen (de gasten) met daarop de wegdorpen. Op de flanken van de ruggen staan haaks op de wegen houtsingels. Samen met een aantal landgoederen dragen deze bij aan het besloten parkachtige karakter van de bebouwingslinten. Tussen de gasten liggen open natte laagtes met een duidelijke gerichtheid en veel sloten, petgaten en enkele verspreide bosjes als landschapselementen.
Bij de realisatie van de Zonnewal Oostwold wordt rekening gehouden met de landschappelijke waarden van het gebied. Daarom is er een landschappelijk inpassingsplan opgesteld (Bijlage 1). De beoogde situatie en de inpassing van de Zonnewal Oostwold in het gebied wordt in paragraaf 2.2 beschreven.
2.2 Beoogde Situatie
In de beoogde situatie wordt er parallel aan de A7 een geluidswal bekleed met zonnepanelen gerealiseerd: de zogenaamde Zonnewal Oostwold. De grens van het plangebied loopt aan de zuidzijde langs het grondgebied van Rijkswaterstaat en noordelijk van de bestaande afwaterings- en hoofdwatergang en aan de noordzijde grenzen de kavels van verschillende agrarische bedrijven, gemeente en particulieren aan het plangebied.
De wal krijgt een maximale hoogte van 10,0 meter boven NAP. De wal wordt 1,55 kilometer lang en circa 60 meter breed. De wal zal gelegen zijn tussen het viaduct 'Hoofdstraat' en de Munnikevaart. De wal zal worden bekleed met circa 11.500 m2 aan zonnepanelen. De installatie heeft een capaciteit van 2,3 megawatt piek, voldoende voor de opwekking van 2,2 miljoen kWh per jaar. Daarmee kunnen 890 huishouders met een gemiddeld verbruik een jaar lang van stroom worden voorzien. Dat komt er op neer dat heel Oostwold energie-onafhankelijk zal zijn. Bovendien zal deze installatie, samen met het zonnepark op de voormalige vuilstortplaats, voldoende lokale duurzame energie leveren voor de drie "MOL- dorpen' (Midwolde, Oostwold, Lettelbert).
Aan de zijde van de A7 komt op het huidige maaiveld een onderhoudspad van maximaal 4,0 m voor het onderhouden van de sloot langs de rijksweg en het onderste talud van de wal. Het talud wordt vanaf maaiveld tot 5,0 m ingezaaid met een streekeigen bloemen- en kruidenmengsel. Ten behoeve van het plaatsen en het onderhoud aan de toe te passen panelen wordt een tweede onderhoudspad aangelegd op een hoogte van 5,00 m boven maaiveld. Dit pad krijgt een breedte van 4,0 meter. Het pad zal worden voorzien van een karrespoor zodat het voor motorvoertuigen begaanbaar is. Naast dit pad zal tevens, in de teen van het talud, een grindkoffer worden aangeleged voor de afwatering van het hemelwater dat afkomstig is van de panelen. Hiermee wordt erosie van de wal bij heftige regenval voorkomen.
Het hoogste stuk wal, van 6,0 meter tot de top, wordt bekleed met de zonnepanelen. Dit stuk zal worden aangelegd onder een hoek van 35 graden. Dit maximaliseert de opbrengst van de panelen en minimaliseert de noodzaak aan stellage om de panelen op te plaatsen.
De noordzijde van de wal is het deel dat is voorzien van de recreatieve functie: op 5 meter hoogte wordt een wandel-, ruiter- en fietspad. Het fietspad krijgt een aansluiting op de provinciale doorfietsroute. Deze wordt aan de zuidzijde van de A7 gerealiseerd. Daarmee krijgt Oostwold ook een directe verbinding met de doorfietsroute waardoor het dorp nog beter bereikbaar wordt vanuit Groningen en Leek en vice versa.
Aan de teen van het talud aan de noordzijde wordt een ruiterpad/onderhoudspad aangelegd. Toegang en gebruik van de paden zal worden beheerd door de eigenaar van de wal, ECO. Het fietspad wordt beheerd door de gemeente.
Als nevengeschikt resultaat wordt geluidsbelasting van de A7 op het dorp Oostwold zo'n 10 dB lager op de plekken met het grootste effect. De wal vervult daarnaast een recreatieve functie met haar wandel-, ruiter- en fietspad.
Aanleg grondwal
De grondwal zal worden opgebouwd uit verschillende klassen grond (maximaal klasse industrie) conform artikel 63 van het Besluit Bodemkwaliteit (BBK). De wal betreft een Grootschalige Bodem Toepassing (GBT). Een GBT kent volgens het besluit een minimaal volume van 5.000 m3 en een minimale toepassingshoogte van 2,0 meter. In de Zonnewal Oostwold zal, op het signaleringsdoek, maximaal 485.000 m3 grond met maximaal klasse 'industrie' worden verwerkt, de grond zal voldoen aan de maximale emissiewaarden en de daarbij horende emissietoetswaarden. Deze grond wordt conform de eisen van het BBK afgedekt met een leeflaag van 0,5 m grond met met gebiedseigen kwaliteit. Ter plaatse van de stortplaats wordt geen grond ontgraven, zie figuur 2.6. Hier wordt op de leeflaag een signaleringsdoek aangebracht en vanaf daar de wal opgebouwd.
Landschappelijke inpassing
Voor de inpassing van de wal is een landschappelijk inpassingsplan opgesteld. Dit gaat in groter detail in op de inpassing van de wal in het landschap. Het landschappelijk inpassingsplan is als Bijlage 1 bijgevoegd aan deze toelichting. Het landschappelijk inpassingsplan behelst een bomen-, struiken- en kruidenlaag, die zo afwisselend mogelijk wordt toegepast. Hierdoor zal de wal de doorbreking van het typische buitengebiedlandschap door de A7 verfraaien. Hieronder worden de hooflijnen van het inpassingsplan kort omschreven:
Zuidzijde Zonnewal Oostwold
De zuidkant van de Zonnewal sluit aan de bij de A7 en heeft door de lange rij zonnepanelen een strakke lijn. Zoals beschreven komen de zonnepanelen op het hogere talud met daaronder een onderhoudspad. Op het lagere talud komt een bijensnelweg met een geschikt kruiden- en bloemenmengsel voor diverse insecten. Deze kruidenberm voorziet in voedingstoffen en leefruimte voor bijen, vlinders en andere insecten. Bovenop de wal komt een hek ter beveiliging van de zonnepanelen en dit dient ook als wildraster. Het hek komt bij de insteek aan de noordzijde in één strakke lijn, het heeft een onopvallende lichtgrijze kleur.
Noordzijde Zonnewal Oostwold
Langs het ruiterpad/onderhoudspad wordt ook de landschappelijke inpassing van de wal gerealiseerd. Anders dan aan de zuidzijde zal de wal aan de noordzijde worden bekleed met meer hoogopgaande beplanting. De groenstructuur is afwisselend dicht begroeid, transparant en open en sluit aan bij bestaande groen-elementen. de noordzijde is een groene ader door het gebied en zorgt het voor een toename van de biodiversiteit. De groenstructuur bestaat uit streekeigen beplanting met diverse soorten bomen, bes-dragende struiken, historische fruitrassen, walnootbomen, klein fruit en een rijke kruidenlaag.
Aansluiting west en oost
De Zonnewal Oostwold sluit vanaf de westzijde aan bij het viaduct over de A7 en de bestaande beplanting, een dichte singel met bomen en struiken. Aan de zuidkant komt beplanting van struiken waarna het overgaat op de strakke lijn met zonnepanelen en bijen-snelweg. Aan de noordkant wordt de dichte singel doorgetrokken waarna het overgaat op meer transpartante beplanting. Aan de oostzijde begint de Zonnewal vanaf het viaduct over de Munnekesloot waar langs de A7 een deel van de huidige beplanting blijft bestaan. Ook aan deze zijde komen er aan de zuidkant en kopse kant van de wal struiken om zo de overgang te verzachten.
Entree vanuit het dorp
De Zonnewal Oostwold hoort bij het dorp. De entree naar de Zonnewal Oostwold is langs het Multifunctionele Centrum de Gaveborg en sluit aan bij de bestaande beplanting. De entree nodigt uit om de Zonnewal Oostwold te bezoeken. Vanaf het dorp is de groenstructuur en de wal zichtbaar en valt vooral de boomgaard op die ter hoogte van het dorp komt.
Op de onderstaande afbeeldingen wordt de Zonnewal Oostwold weergegeven:
Figuur 2.2: Bovenaanzicht oostelijk deel Zonnewal Oostwold (bron: Plegt-Vos)
Figuur 2.3: Bovenaanzicht westelijk deel Zonnewal Oostwold (bron: Plegt-Vos)
Figuur 2.4: Indicatief bovenaanzicht (voor een deel van) Zonnewal Oostwold (bron: Plegt-Vos)
Figuur 2.5: Indicatieve profieldoorsnede (voor een deel van) Zonnewal Oostwold (bron: Plegt-Vos)
Figuur 2.6: Indicatieve profieldoorsnede (ter plaatse van de stort) Zonnewal Oostwold (bron: Plegt-Vos)
Figuur 2.7: Impressie dwarsprofiel (voor een deel van) Zonnewal Oostwold (bron: Landschappelijk inpassingsplan)
Hoofdstuk 3 Ruimtelijk Beleid
Iedere ruimtelijke ontwikkeling moet worden getoetst aan alle relevante beleidsstukken van bevoegde gezagen. Voor de Zonnewal Oostwold gaat het om beleid van het rijk, de provincie, de regio (RES) en de gemeente. Beleid van het waterschap komt aan bod in de paragraaf water.
3.1 Rijksbeleid
3.1.1 Nationale Omgevingsvisie (NOVI)
Voor het gehele Nederlandse grondgebied geldt op rijksniveau de nationale omgevingsvisie, ook wel de NOVI. De NOVI is door het rijk vastgesteld op 11 september 2020.
De NOVI bevat de hoofdzaken van het beleid voor de fysieke leefomgeving. Uit de Omgevingswet volgt dat al het strategische beleid uit de bestaande beleidsdocumenten, met en zonder wettelijke grondslag, én het nieuwe strategische beleid op het beleidsterrein van de fysieke leefomgeving worden opgenomen in de NOVI.
In zijn totaliteit kent de NOVI 21 nationale belangen en opgaven die het verder uitwerkt. Die opgaven zijn niet meer op zichzelf staand op te lossen, maar grijpen in elkaar. Met de NOVI zoekt het Rijk een perspectief om de grote opgaven aan te pakken, om Nederland mooier en sterker te maken en daarbij voort te bouwen op het bestaande landschap en de (historische) steden. Om die reden worden binnen de NOVI prioriteiten gesteld. De NOVI stelt daarbij een integrale aanpak voor: integraal, samen met andere overheden en maatschappelijke organisaties, en met meer regie vanuit het Rijk. Met steeds een zorgvuldige afweging van belangen werkt het Rijk aan de vier prioriteiten:
- 1. Ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie;
- 2. duurzaam economisch groeipotentieel;
- 3. sterke en gezonde steden en regio's; en
- 4. toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied.
Centraal bij de afweging van belangen staat een evenwichtig gebruik van de fysieke leefomgeving, zowel van de boven- als van de ondergrond. De NOVI onderscheidt daarbij drie afwegingsprincipes:
- 1. Combinaties van functies gaan voor enkelvoudige functies;
- 2. kenmerken en identiteit van een gebied staan centraal; en
- 3. afwentelen wordt voorkomen.
Het Rijk zal bij de uitvoering van de NOVI zichtbaar maken hoe de afwegingsprincipes benut worden. Met de NOVI presenteert het Rijk een integrale, op samenwerking gerichte aanpak. De NOVI geeft een gebiedsgericht afwegingskader en sturende visie, gericht op het realiseren van een gezond, leefbaar, herkenbaar en economische sterk Nederland.
Voorliggend project raakt dírect aan meerdere belangen en principes uit de NOVI. Het plaatsen van zonnepanelen op geluidswallen wordt op pagina 84 van de NOVI zelfs expliciet genoemd. Dit in het kader van meervoudig ruimtegebruik en een goede landschappelijke inpassing van energievoorzieningen. De NOVI stipt energievoorzieningen ook aan als economische drager voor het landelijk gebied. Daarbij wordt specifiek de 'dorpsmolen' genoemd. Daarvan, is in een andere vorm, ook sprake bij de Zonnewal Oostwold. Deze is gerealiseerd en wordt gedragen door de verenigde inwoners van het dorp Oostwold, die de inkomsten van de wal allereerst inzetten voor het beheer, maar het overige vervolgens ook delen. Volgens de NOVI is tussen de 160 en de 783 km2 aan 'zon-PV op land' noodzakelijk. Om effectief ruimtegebruik te kunnen garanderen moet dit zoveel mogelijk worden gerealiseerd als meervoudig ruimtegebruik of bijvoorbeeld in taluds van (rijks)wegen. Van beide is sprake met voorliggend project.
3.1.2 Besluit ruimtelijke ordening (Bro)
Ladder voor duurzame verstedelijking
In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is de ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Deze verplicht tot een deugdelijke afweging wanneer sprake is van het toevoegen van een nieuwe stedelijke functie, met het oog op het behoud van zoveel mogelijk en zo kwalitatief mogelijke natuur en open ruimte en het voorkomen van leegstand. Wanneer sprake is van het toevoegen van een nieuwe stedelijke functie in het buitengebied gelden aanvullende onderbouwingsvereisten.
Voor wat betreft de ladder valt het project uiteen in verschillende delen:
- 1. de geluidswal;
- 2. de bekleding van de wal met zonnepanelen (zonnepanelen); en
- 3. de paden op de wal.
Stedelijke ontwikkeling
Wat moet worden verstaan onder een stedelijke ontwikkeling is sinds de introductie van de ladder verder verduidelijkt door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de afdeling). Voor voorliggend project is van belang de uitspraak van de afdeling: ECLI:NL:2019:178. In deze uitspraak heeft de afdeling een zonnepark gelijkgeschakeld aan andere ontwikkelingen ten behoeve van de energievoorziening, die al eerder door de afdeling waren bestempeld als zijnde geen stedelijke ontwikkeling. De afdeling overweegt dat juist voorzieningen als een zonnepark niet passen binnen het bestaand stedelijk gebied en dat het daarmee een onlogische consequentie is dat voor deze voorzieningen telkens moet worden afgewogen waarom daarvoor binnen bestaand stedelijk gebied geen ruimte is.
Deze lijn kan ook worden gevoerd ten aanzien van het onderdeel van het project: de geluidswal. De meest geschikte plek voor een geluidswal is direct langs de weg die het geluid veroorzaakt. Dat is vrijwel altijd, en zeker ook in dit geval, vrijwel geheel buiten het bestaand stedelijk gebied. Ook in het kader van de landschappelijke kwaliteit is het effectief en proportioneel om de wal als één geheel parallel aan de weg te realiseren en landschappelijk in te passen.
Uit het bovenstaande blijkt dat de realisatie van de Zonnewal Oostwold niet als stedelijke ontwikkeling worden aangemerkt. Een verdere ladderonderbouwing is niet van toepassing. Wanneer er geen sprake is van een stedelijke ontwikkeling, zijn de overige vragen van de Ladder niet meer van toepassing. Ondanks dat er geen sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling moet de behoefte aan de voorgenomen ontwikkeling wel worden aangetoond. Dat wordt hieronder verder aangetoond.
Voor wat betreft de behoefte aan de paden op de wal valt de behoefte daaraan in twee delen uiteen. Allereerst is er de behoefte aan de voorziening voor ruiters. Deze ontstaat direct door de vele paardenbezitters in Oostwold en omstreken. Ook zijn er meerdere commerciële maneges in de omgeving, zoals Paardenstalling Wobbesheerd. Ruiters kunnen door de wal straks direct vanuit de paardenstalling het ruiterpad op.
Het fietspad is een aansluiting op de provinciale doorfietsroute. De provincie heeft voor deze route de behoefte onderbouwd. De aansluiting van Oostwold op deze route ontstaat door de behoefte die vanuit het dorp zelf uitgaat. Ook voor de omringende dorpen heeft het fietspad op de Zonnewal Oostwold betekenis, het is een veilig en aantrekkelijk traject voor mensen die gebruik maken van de faciliteiten die Oostwold aan ze biedt. Ditzelfde geldt voor het voetpad, waar vele wandelaars, joggers en hondenbezitters gebruik van zullen maken.
3.1.3 Het klimaatakkoord
Een van de belangrijkste stukken rijksbeleid op het gebied van energie is het op 28 juni 2019 gesloten klimaatakkoord. Het klimaatakkoord is een uitwerking van de doelen die zijn vastgelegd in de Klimaatwet. Hoewel de doelen uit het akkoord inmiddels zijn ingehaald door de Europese klimaatwet uit juni 2021 blijven de achterliggende gedachtes valide.
Volgens de Europese klimaatwet dient Nederland voor 2030 de CO2-uitstoot met ten minste 55% te reduceren. Het klimaatakkoord zet in op een reductie van 49%. Een gedeelte van deze reductie moet volgens het klimaatakkoord worden bereikt met de zogenaame grotere zon-PV installaties op land (en dus niet op daken). Provincies en gemeenten werken samen in de RES de regionale doelstellingen en strategie verder uit. Het klimaatakkoord gaat verder uit van participatie als belangrijke drager voor projecten en volgt het principe van 'iedereen kan meedoen'. Lokaal initiatief is daarbij van belang. Voorliggend project is geheel in lijn hiermee.
3.2 Provinciaal Beleid
3.2.1 Omgevingsvisie
De Omgevingsvisie van de provincie Groningen bevat de integrale langetermijnvisie van de provincie op de fysieke leefomgeving. De oorspronkelijk uit 2016 stammende visie is inmiddels al enkele malen geactualiseerd, de laatste keer in 2022 (juni). Uit de Omgevingsvisie vloeien richtlijnen en ambities voort die door de provincie worden nagestreefd.
Doel van de Omgevingsvisie is het aantrekkelijke woon- en leefklimaat in de provincie verder verbeteren. Het accent in het beleid ligt op het benutten van de ontwikkelingsmogelijkheden, naast het beschermen van de karakteristieke bebouwde en onbebouwde elementen. De provincie wil ruimte bieden voor ondernemerschap door in te spelen op de dynamische ontwikkelingen. Activiteiten lopen namelijk steeds meer door elkaar heen. Dat heeft gevolgen voor het ruimtegebruik. Functies, als bijvoorbeeld wonen en werken, zijn steeds minder van elkaar gescheiden. Door samenwerking met mede-overheden en andere partijen en het leveren van maatwerk wil de provincie haar doelen bereiken.
Een belangrijk doel van de Omgevingsvisie is op strategisch niveau samenhang aanbrengen in het beleid voor de fysieke leefomgeving. Daarom zijn in deze Omgevingsvisie zoveel mogelijk de visies op verschillende terreinen, zoals ruimtelijke ontwikkeling, landschap en cultureel erfgoed, natuur, verkeer en vervoer, water, milieu en gebruik van natuurlijke hulpbronnen, samengevoegd en inhoudelijk met elkaar verbonden. Er zijn ook onderdelen opgenomen van het provinciale beleid voor economie, energie en cultuur en welzijn, voor zover deze gevolgen hebben voor de fysieke leefomgeving. In de Omgevingsvisie is al het provinciale beleid dat op een of andere manier raakt aan de fysieke leefomgeving geformuleerd en geordend in vijf samenhangende thema's en elf provinciale 'belangen'.
Ruimte
- 1. Ruimtelijke kwaliteit
- 2. Aantrekkelijk vestigingsklimaat
- 3. Ruimte voor duurzame energie
- 4. Vitale landbouw
Natuur en landschap
- 5. Beschermen landschap en cultureel erfgoed
- 6. Vergroten biodiversiteit
Water
- 7. Waterveiligheid
- 8. Schoon en voldoende water
Mobiliteit
- 9. Bereikbaarheid
Milieu
- 10. Tegengaan milieuhinder
- 11. Gebruik van de ondergrond
De omgevingsvisie is een kaderstellend document voor de uitwerking van het beleid op deelterreinen door de provincie zelf en door gemeenten en waterschappen. Ook voor andere partijen, zoals particulieren, die een voornemen hebben dat invloed heeft of kan hebben op de fysieke leefomgeving, biedt de Omgevingsvisie houvast.
Op het gebied van zonne-energie stelt de visie in subsubparagraaf 13.2.1 dat de provincie de opwek en het gebruik van zonne-energie stimuleert door ruimte te bieden aan zonneparken in het buitengebied. Daarbij hecht de provincie belang aan ruimtelijke inpassing en lokale participatie. De visie refereert specifiek aan de verordening. Zie daarvoor onderstaande subparagraaf 3.2.2.
Op de visiekaart is het gebied westelijk van de stad Groningen specifiek aangewezen als locatie voor zonneparken. Een park aan de A7 bij Leeksterhout is al aangelegd en de wal zal hier verder invulling aan geven.
Figuur 3.1: Visiekaart omgevingsvisie Groningen
3.2.2 Omgevingsverordening
De Omgevingsverordening provincie Groningen is de juridisch (bindende) doorvertaling van de ambities en de visie van de provincie, zoals neergelegd in de omgevingsvisie. De verordening bevat instructieregels voor gemeenten en waterschappen waarmee de provinciale belangen worden geborgd. De meest recente versie van de verordening is van 15 november 2022.
De verordening kent zowel regels als een begripsbepaling waar het zonneparken aangaat. Het gaat voor wat betreft de regel om zogenaamde instructieregels. De Zonnewal Oostwold als geheel is blijkens de begripsbepaling (omschrijving) en de toelichting op de instructieregeling geen zonnepark. Toch is het van belang de provinciale regels over zonneparken in ogenschouw te nemen:
De verordening stelt dat een bestemmingsplan niet voorziet in een zonnepark anders dan wanneer voldaan wordt aan een aantal voorwaarden (artikel 2.42.1). Het gaat om de volgende:
- 1. Het plaatsen van het zonnepark gebeurt voor een periode van maximaal 30 jaar (aanhef lid 2.); en
- a. binnnen het stedelijk gebied;
- b. aansluitend aan het bestaand stedelijk gebied indien het zonnepark ruimtelijk ondergeschikt is aan het aangrenzende bestaand stedelijk gebied, en de omvang van het zonnepark kleiner is dan 10.000 m2 en de maatwerkmethode is toegepast onder begeleiding van een onafhankelijke, of een bij de gemeente werkzame deskundige op het gebied van stedenbouw en landschapsarchitectuur;
- c. aansluitend aan het bestaand stedelijk gebied indien het zonnepark ruimtelijk ondergeschikt is aan het aangrenzende bestaand stedelijk gebied, en de omvang van het zonnepark groter is dan 10.000 m2 en de maatwerkmethode is toegepast onder begeleiding van een bij de provincie werkzame deskundige op het gebied van stedenbouw en landschaparchitectuur;
- d. binnen een bouwvlak in het buitengebied en/of daaraan aansluitend, mits het zonnepark zich ruimtelijk manifesteert als een hecht geheel met het bouwvlak en daar qua maatvoering ondergeschikt aan is, en de maatwerkmethode is toegepast onder begeleiding van een bij de provincie werkzame deskundige op het gebied van de stedenbouw en landschaparchitectuur;
- e. op een voormalig slibdepot, op een bedrijfsterrein ten behoeve van gaswinning en gastransport, of op een gesloten stortplaats als de maatwerkmethode is toegepast onder begeleiding van een bij de provincie werkzame deskundige op het gebied van stedenbouw en landschaparchitectuur;
- f. op door Gedeputeerde Staten, op basis van een gemeentelijke gebiedsvisie zonne-energie aangewezen locaties en de maatwerkmethode is toegepast onder begeleiding van een bij de provincie werkzame deskundige op het gebied van stedenbouw en landschapsarchitectuur.
- 2. Aan de omvang, situering, en inrichting van het zonnepark als bedoeld in het tweede lid, dient een inrichtingsplan ten grondslag te liggen, waarbij in ieder geval rekening is gehouden met achtereenvolgens:
- a. de historisch gegroeide landschapsstructuur;
- b. de afstand tot andere ruimtelijke elementen;
- c. een evenwichtige ordening en in de omgeving passende maatvoering en vormgeving van de voorzieningen voor de opwekking van zonne-energie.
- 3. Het bestemmingsplan biedt inzicht in de mogelijkheid voor omwonenden om te particperen in de ontwikkeling en opbrengst van de opwekking van zonne-energie.
Uit de aanhef van de regeling in combinatie met de artikelgewijze toelichting op afdeling 2.21 blijkt dat de provincie heeft beoogt te regelen 'dat locaties die bij uitstek geschikt zijn als woongebied of als bedrijventerrein niet definitief door zonneparken worden verdrongen'. Dit risico speelt niet bij de Zonnewal Oostwold. De geluidswal is niet voorzien voor slechts 30 jaar of de voorzienbare toekomst, het is immers niet aannemelijk dat het dorp Oostwold in die tijd op zal houden te bestaan. De bekleding met zonnepanelen van de wal kan dus (als nevengeschikte functie) blijven bestaan zolang de wal bestaat. Zoals uit de sectorale onderzoeken uit het vervolg van deze toelichting en de m.e.r.-aanmeldnotitie zal blijken is er geen sprake van enig bezwaar tegen de panelen op de wal. Daarnaast is de wal, in ieder geval voor zover de bekleding van een gedeelte met zonnepanelen betreft, ook geen zonnepark in de zin van de provinciale verordening omdat deze een onderdeel is van de geluidswal. De regeling uit afdeling 2.21 van de provinciale verordening is dus niet één-op-één toepasselijk op de geluidswal. Desalniettemin biedt artikel 2.42.1 wel goede aanknopingspunten om de wal, voor zover het het onderdeel zonnepanelen óp de wal betreft, om aan te toetsen.
In een eerdere fase van het project is dan ook werk gemaakt van (lid 3.) de inpassing van de wal, waaronder de maatwerkmethode, (lid 2, aanhef, en onder f.) de wal is ook voorzien op een door Gedeputeerde Staten, op basis van een gemeentelijke gebiedsvisie zonne-energie aangewezen locatie (idem.). Daarnaast komt het initiatief voor de wal vanuit ECO, de energie-coörperatie-Oostwold, een verzameling van bewoners van Oostwold (lid. 4).
Over de provinciale eisen kan het volgende worden afgewogen:
- 1. De wal wordt op een zo smal mogelijke strook evenwijdig aan de A7 gerealiseerd. Waardoor de karakteristieken van het gebied zo min mogelijk worden aangetast.
- 2. De Zonnewal Oostwold is niet gelegen binnen een natuurgebied, en doet dus geen afbreuk aan bestaande natuurwaarden. Door de wal te bezaaien met een bloemenmengsel aan de zuidzijde en het beplanten van de wal met bomen en struiken op de bovenkant en aan de noordzijde worden juist nieuwe natuurwaarden in het gebied toegevoegd. Dit komt de ecologische diversiteit ten goede. Ook wat betreft stikstof doet het planvoornemen geen afbreuk aan de bestaande natuurwaarden, dit wordt in paragraaf 4.10 nader toegelicht.
- 3. De wal zal leiden tot een aanzienlijke vermindering van het hinderlijke verkeerslawaai in het dorp Oostwold en de omliggende gebieden. De wal zorgt daarnaast voor een zo aantrekkelijk mogelijk vestigingsklimaat in het achterliggende gebied en voorziet dit gebied bovendien van duurzame energie.
- 4. De duurzame energie die met de wal zal worden opgewekt komt ten goede aan de doelen die zowel het rijk, de provincie als de gemeente zich gesteld hebben op het gebied van de energietransitie.
- 5. Voor de provincie zijn lokale initiatieven en betrokkenheid van omwonenden bij de ontwikkeling en de exploitatie van zonneparken belangrijk. ECO is een coöperatie waarvan de bewoners van Oostwold coöperatief eigenaar en exploitant zijn. Inwoners die dit nog niet gedaan hebben kunnen zich aansluiten. ECO heeft al meerdere informatieavonden georganiseerd, onder meer in het Multifunctioneel Centrum Oostwold, de 'Gaveborg', vlak nabij waar de panelen ook aangesloten zullen worden op het net.
- 6. Voor een goede landschappelijke inpassing van de wal in de omgeving is een inrichtingsplan opgesteld. Het inpassingsplan is conform de maatwerkmethode opgezet. Het inrichtingsplan is als Bijlage 1 bij deze toelichting gevoegd.
3.3 Regionaal Beleid
3.3.1 Regionale Energiestrategie 1.0 Groningnen
De Regionale Energiestrategie 1.0 Groningen (RES) is de energiestrategie van de Groninger gemeenten, de waterschappen Noorderzijlvest en Hunze en Aa's en de provincie Groningen in samenwerking met verschillende stakeholders. De RES komt voort uit bestaand beleid en vastgestelde ambitites.
Met de RES stelt de regio vast welk aandeel van de 35 TWh duurzame energie de regio Groningen voor haar rekening wil nemen. Het gaat in de RES 1.0 om een te realiseren bod van 5,7 TWh.
Het te realiseren aanbod is uitgesplitst naar zon en wind en per gemeente. Dit leidt tot onderstaande tabel:
Figuur 3.2: Bouwstenen bod RES
In de gemarkeerde vlakken is te zien welke beleidsambitie nog openstaat voor de gemeente Westerkwartier. De Zonnewal Oostwold vult 0.0022 TWh in van deze ambitie. Goed voor bijna een procent van de nog in te vullen ambitie.
De RES zet in op lokaal eigendom, draagvlak en een eerlijke verdeling van lusten en lasten voor nieuwe hernieuwbare energieprojecten. In de RES is afgesproken dat de lokale omgeving altijd betrokken is bij en profiteert van hernieuwbare energieprojecten. Hiermee is het voornemen volledig in lijn.
3.4 Gemeentelijk Beleid
3.4.1 Omgevingsvisie Westerkwartier 2040
Op 16 februari 2022 is de Omgevingsvisie Westerkwartier 2040 vastgesteld. De omgevingsvisie van de gemeente stelt net als de omgevingsvisie van de provincie de visie en de ambitie vast. Daarnaast gaat het in op de bestaande kwaliteiten van de fysieke leefomgeving in de gemeente.
Zes randvoorwaarden gelden voor de hele gemeente:
- 1. Ruimte voor ontwikkeling
De gemeente biedt ruimte voor ontwikkelingen, maar wil dat de waarden en kwaliteiten van de gemeente behouden blijven en waar mogelijk worden ontwikkeld en versterkt.
- 2. Bodem- en watersysteem
Bij nieuwe ontwikkelingen wordt rekening gehouden met de mogelijkheden en beperkingen van het natuurlijke bodem- en watersysteem.
- 3. Maatwerk
Minder wordt op voorhand vastgelegd in regels, het doel is in dialoog te komen tot maatwerk.
- 4. Integraal werken
Opgaven in de fysieke leefomgeving worden integraal benaderd. Dit betekent dat gezocht wordt naar mogelijkheden om verschillende kansen te koppelen, zodat de beschikbare ruimte optimaal wordt gebruikt.
- 5. De omgevingsvisie: onze visie
De omgevingsvisie is leidend en waar deze strijdig is met beleid van het rijk of de provincie wordt in overleg gezocht naar ruimte om te experimenteren en pioneren.
- 6. Monitoring en evaluatie
Constant wordt gemonitord óf en hoe de ambitites uit de visie gerealiseerd worden en de visie wordt aangepast wanneer dat wenselijk is.
Daarnaast stelt de visie vier integrale (hoofd)ambities voor de gemeente vast:
- 1. Verbonden met de omgeving, verbonden met elkaar;
- 2. Een toekomstbestig Westerkwartier voor jong en oud;
- 3. Een bedrijvig en innovatief Westerkwartier in een sterke regio; en
- 4. Een gastvrije, aantrekkelijke niet-stedelijke woongemeente.
De visie biedt meer dan voldoende ruimte voor het realiseren van de Zonnewal Oostwold. Zo stelt de visie in subparagraaf 1.3.1., onder B 'Gemeentebrede keuzes' dat de gemeentelijke ambitie leidt tot de eis van zorgvuldig en multifunctioneel ruimtegebruik. De combinatie geluidswal en zonnepanelen past hier goed bij.
Het ondersteunen van (bestaande) lokale initiatieven rond verduurzaming komt aan bod onder de ambitie 'een toekomstbestendig Westerkwartier voor jong en oud', waar impliciet het project Zonnewal Oostwold wordt aangehaald. Onder de gemeentelijke ambitie op het gebied van economie wordt het inzetten op een circulaire economie genoemd. Daarbij legt de gemeente de nadruk op het klimaatbewust omgaan met grondstoffen, afval en afvalverwerking en op de circulaire inrichting van productieprocessen. In het kader van deze ambitie zorgt het project, in combinatie met het te realiseren zonneveld op de voormalige vuilstort, door het toepassen van licht vervuilde grond en het duurzaam opwekken van elektriciteit dat nadere uitwerking wordt gegeven aan de visie. Deze punten passen ook bij de doelstellingen die de gemeente zichzelf gesteld heeft in het kader van de 'Global Goals'; met name op de doelen goede gezondheid, door een vermindering van het weglawaai en betaalbare en duurzame energie, door de lokale opwekking van duurzame energie waarbij het financiële gewin wordt gedeeld met het dorp.
Meer gebiedsgericht geeft het project invulling aan de doelstelling voor het Wegdorpenlandschap om meer wandel-, ruiter- en fietspad aan te leggen. De realisatie daarvan draagt ook weer bij aan de doelstelling van de gemeente om betere verbindingen tussen de voorzieningenkernen te realiseren alsmede de aansluiting van de kleinere kernen op deze voorzieningenkernen. Oostwold zelf wordt in de visie aangewezen als een 'woondorp' waar ingezet wordt op de verbetering van de woonkwaliteit. De vermindering van 10dB wegverkeerslawaai van de A7 draagt hier zeker aan bij. De plaatsing van de wal is ook in lijn met de milieubeginselen die de gemeente aanhaalt in paragraaf 4.4, met name het beginsel dat bestrijding aan de bron wordt aangepakt.
3.4.2 Duurzaamheidsbeleid 2020-2025
De gemeente Westerkwartier heeft zichzelf in haar duurzaamheidsbeleid, zoals vastgesteld op 2 september 2020, als centrale doelstelling gesteld in 2030 een CO2 reductie van 50% te realiseren en in 2050 volledig CO2-neutraal te zijn. Anders dan bovenstaande beleidsstukken werkt het duurzaamheidsbeleid met kilotonnen CO2. De doelstelling voor 2030 is een vermindering van 186.000 ton CO2.
Aangenomen dat alle stroom die de panelen opwekken grijze stroom vervangen levert de Zonnewal Oostwold de volgende reductie in uitstoot op:
Figuur 3.3: Berekening reductie CO2 reductie (bron: klimaatplein.com)
In totaal levert de wal dus een aandeel van afgerond 3,8% van de gemeentelijke ambitie.
Daarnaast draagt de wal, door de oprichting van ECO bij aan het bestrijden van energiearmoede binnen het dorp Oostwold door het dorp mee te laten delen in zowel de geleverde elektriciteit als in het financiële gewin door teruglevering.
De realisatie van de fiets- en voetpaden is ook in lijn met de gemeentelijke ambities op het gebied van duurzame mobiliteit. De verbinding van het dorp Oostwold op de provinciale doorfietstroute maakt het aantrekkelijker om bijvoorbeeld de (elektrische) fiets te pakken voor mensen die in de stad werken.
Het project Zonnewal Oostwold wordt in het beleid zelfs bij naam genoemd waar het gaat om 'bij de (her)inrichting van gebieden en transformatie van gebieden hebben we standaard klimaatvriendelijke ontwerpprincipes toegepast'. Het project wordt genoemd als een project waarbij gebruik is gemaakt van mogelijkheden om klimaatvriendelijkheid toe te passen.
3.4.3 Coalitieakkoord Gemeente Westerkwartier 2022-2026
In de afspraken tussen de besturende fracties die zijn neergelegd in het Coalitieakkoord wordt het uitgangspunt van de gemeente dat duurzaam wonen en een betere bereikbaarheid in Westerkwartier hoog op de agenda staan herhaald als een van de vijf ambities. Ook leefbaarheid en participatie zijn onderdelen van de ambities van het college. De Zonnewal Oostwold past hier uitstekend binnen.
Hoofdstuk 4 Milieu- En Omgevingsaspecten
In dit hoofdstuk komen alle milieu- en omgevingsaspecten aan bod. Telkens moet, bijvoorbeeld aan de hand van onderzoeken, worden aangetoond dat sprake is van uitvoerbaarheid en een goede ruimtelijke ordening.
4.1 Geluid
Geluidsonderzoek is noodzakelijk wanneer nieuwe geluidgevoelige functies binnen wettelijke geluidszones van wegen worden gerealiseerd of wanneer nieuwe zoneringsplichtige wegen worden aangelegd of gereconstrueerd. In dit geval is van geen van beide siutaties sprake. Tevens heeft de realisatie van de Zonnewal Oostwold geen verkeersaantrekkende werking, waardoor geluidsonderzoek in het kader van een goede ruimtelijke ordening niet nodig is. Integendeel: de geluidswal zorgt ervoor dat het bestaande geluidsniveau als gevolg van de A7 wordt gereduceerd. De ontwikkeling heeft dus een positieve invloed op de geluidsituatie. De realisatie van de Zonnewal Oostwold leidt tot een reductie van de geluidbelasting op de gevels van de woningen. Hiermee wordt de invloed van de snelweg op het dorp sterk verminderd en wordt de leefbaarheid verhoogd. Ook buiten de woningen zal de A7 minder prominent aanwezig zijn en zal de fysieke leefomgeving verbeteren. In Bijlage 2 is het akoestisch onderzoek opgenomen waarin de invloed van de Zonnewal Oostwold op de fysieke leefomgeving, zowel ten noorden van de wal, in het dorp Oostwold als de mogelijke gevolgen door reflectie richting de zuidkant van de Zonnewal Oostwold zijn onderzocht. Hieruit blijkt een reductie van maximaal 10 dB in het dorp Oostwold. Ook zijn er geen hinderlijke gevolgen voor de zuidzijde van de wal ontdekt.
Hieronder zijn twee uitsneden uit het onderzoek opgenomen met geluidscontouren. Eén waarin de geluidsbelasting vawege de A7 is weergegeven in de huidige situatie en één waarin de situatie is weergegeven na de aanleg van de Zonnewal Oostwold.
Figuur 4.1: Geluidscontouren A7 zonder Zonnewal Oostwold (Bron: Geluidsrapport mei 2018, Noorman)
Figuur 4.2: Geluidscontouren A7 na aanleg Zonnewal Oostwold (Bron: Geluidsrapport mei 2018, Noorman)
4.2 Reflectie Licht Door Zonnepanelen
In aanvulling op de andere milieuaspecten wordt bij zonnepanelen veelal het aspect licht ook betrokken in de toelichting op een goede ruimtelijke ordening, als vooruitloper op een evenwichtige toedeling van functies aan locaties.
Het is belangrijk toe te lichten dat geen lichthinder zal ontstaan door het bekleden van de wal met zonnepanelen. Hierbij worden twee aspecten in ogenschouw genomen:
- 1. Lichthinder voor verkeer op de A7; en
- 2. Lichthinder voor woningen en andere gevoelige functies aan de zuidzijde van de A7.
Reflectie licht door zonnepanelen
De Zonnewal Oostwold ligt parallel langs de A7. De toepassing van panelen als onderdeel van geluidsbarrières is een kleine 30 jaar geleden begonnen. De laatste tijd vindt een stormachtige groei plaats. Naar aanleiding van deze ontwikkeling is een rapport opgesteld over de toepassing van zonnepanelen in geluidsbarrières. In het rapport 'Highway Renewable Energy: Photovoltaic Noise Barriers', U.S. Department of Transportation, d.d. augustus 2017 (Bijlage 3) wordt schittering ('glare') door zonnepanelen gelegen langs snelwegen besproken. Het rapport is opgesteld in samenwerking met Rijkswaterstaat. In het rapport wordt duidelijk gesteld dat 'schittering' ('glare') niet of nauwelijks een gevaar oplevert voor weggebruikers. Zonnepanelen zijn bovendien ontworpen te absorberen in plaats van het licht te reflecteren. In het geval van de Zonnewal Oostwold is het in vergelijking met gangbare 'noise barrière-voorbeelden' nog zo dat de panelen op de wal onder een hellingshoek van 35 graden worden geplaatst. Tevens bedraagt de afstand tussen de rijbaan en de zonnepanelen een minimale afstand van 25 meter. Enige vorm van schittering en daardoor hinder voor de weggebruiker op de A7 zal niet plaats vinden.
Figuur 4.3: Ligging Zonnepark Leek (bron: Google Maps)
In 2018 heeft overleg plaatsgevonden tussen Rijkswaterstaat en ECO over het risico op hinder voor het verkeer op de A7 als gevolg van de panelen op de wal. Gezamenlijk is geconcludeerd dat de parameters voor het plaatsen van de panelen op de wal gunstiger zijn dan die waarin in bovengenoemd onderzoek vanuit is gegaan. Hinder voor het verkeer is daarmee in redelijkheid niet te verwachten.
Lichthinder voor woningen en andere gevoelige functies aan de zuidzijde van de A7
Naast hinder voor het verkeer op de A7 is het ook belangrijk om te toe te lichten dat de zonnepanelen geen hinderlijke lichtweerkaatsing veroorzaken voor functies aan de zuidzijde van de A7. Hiervoor gelden weer dezelfde (uitgangs)punten: zonnepanelen nemen licht op in plaats van dit te weerkaatsen en vanwege de hellingshoek en de hoogte waarop de panelen worden geplaatst is mogelijke lichtweerkaatsing grotendeels naar boven.
4.3 Luchtkwaliteit
Het voornemen heeft in de gebruiksfase geen gevolgen voor de luchtkwaliteit in de omgeving, in ieder geval niet in betekenende mate. De wal heeft geen verkeersaantrekkende werking: van gemotoriseerd vervoer op de wal of naar de wal is geen sprake. Onderzoek in het kader van de Wet milieubeheer is dan ook niet noodzakelijk. Het project is uitvoerbaar voor wat betreft het omgevingsaspect luchtkwaliteit.
4.4 Externe Veiligheid
Externe veiligheid ziet op de risico's van bepaalde projecten en activiteiten voor (groepen) mensen die niet direct bij die activiteit betrokken zijn. Risicovolle activiteiten zijn bijvoorbeeld de opslag van vuurwerk maar ook het transport van brandbare of explosieve stoffen over (vaar)wegen. Waar bepaalde risicoveroorzakende activiteiten zich voordoen is voor Nederland inzichtelijk gemaakt in de risicokaart, die sinds kort onderdeel is van de atlas voor de leefomgeving. Raadpleging van (de omgeving van) het plangebied in de atlas ziet er als volgt uit:
Figuur 4.4: Uitsnede risicokaart (bron: atlasleefomgeving.nl)
De gele lijn die zichtbaar is betreft de A7. De twee groene objecten betreffen kwetsbare objecten (een Hotel/pension en een Onderwijsinstelling). De A7 is gemarkeerd vanwege de kans op verkeersongevallen. Daarnaast is de A7 onderdeel van het basisnet-wegtraject zonder PAG-indicatie. Een PAG-indicatie is alleen noodzakelijk wanneer grote hoeveelheden brandbare vloeistoffen over de weg worden vervoerd.
De wal zelf is geen kwetsbaar object in de zin van de Wet basisnet en aanverwante regelgeving. De wal is namelijk niet geschikt voor het vestigen van personen voor lange periodes. Mogelijke effecten in het kader van de externe veiligheid van de A7 op de wal hoeven daarom niet onderzocht te worden. Daarnaast gaan geen risico's voor personen of groepen personen uit van de wal. Het omgevingsaspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het project.
4.5 Kabels En Leidingen
Bij de uitvoering van ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening worden gehouden met de aanwezigheid van kabels en leidingen in de grond. Hier gelden beperkingen voor ingrepen in de bodem. Daarnaast zijn zones, bijvoorbeeld rondom hoogspanningsverbindingen, straalpaden en radarsystemen van belang. Deze vragen vaak om het beperken van gevoelige functies of van de hoogte van bouwwerken. Voor ruimtelijke plannen zijn alleen de hoofdleidingen van belang. De kleinere, lokale leidingen worden bij de uitvoering door middel van KLIC-meldingen in kaart gebracht.
Uit enkele reeds gehouden nutsoverleggen is naar voren gekomen dat er kabels en leidingen ter plaatse van het tracé van de Zonnewal Oostwold aanwezig zijn. Dit betreffen:
- Buiten bedrijf zijnde middenspanning en data kabels;
- OV en laagspanningskabels;
- Waterleiding;
- CAI en data kabels.
Een deel van deze kabels en leidingen worden verlegd om de wal te kunnen realiseren.
4.6 Milieuzonering
Milieuzonering zorgt ervoor dat milieubelastende en milieugevoelige bestemmingen op een verantwoorde afstand van elkaar worden gesitueerd. Op deze wijze wordt gevaar en hinder voor de milieugevoelige functies voorkomen danwel zoveel mogelijk beperkt en omgekeerd wordt voldoende zekerheid aan milieubelastende activiteiten geboden zodat deze activiteiten duurzaam binnen aanvaardbare voorwaarden uitgeoefend kunnen worden.
Met onderstaand plan zijn geen hindergevoelige of hinderveroorzakende functies gemoeid. Bovendien liggen alle hindergevoelige functies op geruime afstand van het plangebied vanwege de nabijheid van de rijksweg, de A7.
4.7 Bodem
Het Besluit Bodemkwaliteit streeft naar duurzaam bodembeheer waarbij een balans gezocht wordt tussen bescherming van de bodemkwaliteit voor mens en milieu enerzijds en het gebruiken van de bodem voor maatschappelijke ontwikkelingen anderzijds. Het Besluit bevat regels voor kwaliteitsborging (Kwalibo), bouwstoffen, grond en baggerspecie. Bij het mogelijk maken van ruimtelijke initiatieven moet de vraag worden gesteld of de aanwezige bodemkwaliteit past bij het huidige of toekomstige gebruik van die bodem en of deze optimaal op elkaar kunnen worden afgestemd. Het uitgangspunt hierbij is dat aanwezige bodemverontreiniging geen onaanvaardbaar risico oplevert voor de gebruikers van de bodem en dat de bodemkwaliteit niet verslechtert door grondverzet (bijvoorbeeld graafwerkzaamheden). Dit is het zogenaamde stand still-beginsel.
Met het oog op een goede ruimtelijke ordening moet in geval van ruimtelijke ontwikkelingen worden aangetoond dat de bodem geschikt is voor het beoogde gebruik. Bij woningen bijvoorbeeld dient de bodem van een zodanige kwaliteit te zijn dat geen nadelige gevolgen (blootstellingsrisico's) kunnen ontstaan voor de personen die in deze woning wonen. Het gaat dan om personen die lange tijd aanwezig zijn op die locatie. Daarvan is, zoals bij het omgevingsaspect externe veiligheid ook al benoemd, bij de Zonnewal Oostwold geen sprake.
Echter moet ook worden vastgesteld dat met het uitvoeren van het project en de werkzaamheden die daarbij gemoeid zijn geen gevaren komen te ontstaan voor functies in de omgeving (verspreidingsrisico's). In het geval van onderhavig project is het daarbij van belang dat het extra gewicht dat met de wal op de ondergrond komt niet leidt tot verspreiding van in het verleden ontstane bodemverontreining. Op deze verspreidingsrisico's moet nader worden ingegaan omdat binnen een gedeelte van het plangebied een voormalige vuilstort is gelegen. Hieronder worden de werkzaamheden beschreven, de huidige eigenschappen van de bodem en de mogelijk te nemen mitigerende maatregelen om verdere verontreiniging van de bodem te voorkomen.
Werkzaamheden
Voor aanleg van de grondwal zal binnen het werkgebied eerst de boven- en ondergrond worden ontgraven en naast de wal in depot worden gezet. De ontgraving is nodig voor het realiseren van een stabiele ondergrond. De bodemopbouw ter plaatse van het werkgebied bestaat uit:
0,0 - 0,5 m-mv; kleilaag, matig humeus;
0,5 - 1,0 à 1,5 m-mv; veen;
1,0/1,5 ->; zand, matig fijn
Voor het creëren van een stabiele ondergrond is het van belang dat de aanwezige veenlaag in zijn geheel wordt ontgraven. De veenlaag is aanwezig variërend van 0,5 tot 1,0 m-mv en heeft een dikte van 0,5 tot 1,0 meter. Onder de veenlaag bevindt zich een zandlaag tot een grote diepte. Door de aanleg van de Zonnewal Oostwold zal bij het verwijderen van de veenlaag een zetting van de ondergrond plaatsvinden van maximaal 20-50 mm. De te ontgraven bovengrond wordt verwerkt binnen het plangebied voor het dempen van bestaande watergangen en het aanbrengen van de leeflaag boven op de wal.
Mocht de onder de wal te verwijderen veenlaag onder delen van de wal dieper dan 1,00 m min maaiveld aanwezig zijn, zal het veen hier dieper ontgraven worden zodat een stabiel basis voor de wal ontstaat. Een andere mogelijkheid is dat er delen worden voorbelast en gemonitord met zakbakens. De keuze hiervoor is afhankelijk van de diepte van het veen en omgevingsfactoren.
Volgens sonderingen uit het Dinoloket (sonderingen genomen aan de andere zijde van de snelweg), varieert de draagkracht op 1.00m min maaiveld tussen de 5 en 10MPa. Dit geeft aan dat het hier een zandlaag betreft. De diepte van de zandlaag ter plaatse van de Zonnewal geeft wel een grillig beeld. Voor aanvang van de uitvoering zullen er daarom grondboringen en sonderingen langs het tracé worden uitgevoerd om te bepalen of er op delen voorbelast moet worden, mocht de vaste zandlaag te diep zitten.
Om inklink van de wal te voorkomen zal de aan te brengen grond in lagen worden aangebracht, de lagen zullen bij het aanbrengen verdicht worden. Tevens wordt de wal eerst in de ruwe vorm aangebracht, waarna deze circa 1 jaar kan zetten, daarna wordt deze fijn afgewerkt.
Het uit het bestaande maaiveld vrijkomende veen zal (deels) op de wal gebruikt worden als afdeklaag. Wel zal dit veen dan opgemengd worden met grond zodat een goede humeuze laag ontstaat die geschikt is als afdeklaag. Het (eventuele) te veel aan veen wordt afgevoerd.
Nadat het bestemmingsplan is vastgesteld en voor aanvang van de werkzaamheden aan de wal, zal een (deel)saneringsplan worden opgesteld (wet bodembescherming).
Volgens het bodeminformatiesysteem van de gemeente Westerkwartier zijn er (buiten de voormalig stortplaats om) twee locaties in de omgeving van de Zonnewal die een locatiecode hebben. Dit zijn Hoofdstraat 242 en De Rietlanden 8 in Oostwold. Beide locaties hebben geen relatie met de Zonnewal.
4.7.1 Voormalige stortplaats
Binnen het traject van de Zonnewal Oostwold ligt een voormalige stortplaats (zie Figuur 2.6). De stortplaats is ontstaan door zandwinning voor de aanleg van de A7. Hierna is vanaf 1966 tot en met 1974 huishoudelijk en industrieel afval gestort in de ontstane put. Langs de randen is tot een diepte van 4,0 m-mv stortmateriaal aangetroffen. De diepte neemt vrij snel toe tot circa 10,0 m-mv in het midden van de stort. Het maaiveld op de stort ligt ongeveer 3,0 tot 3,5 meter hoger ten opzicht van de omgeving. Het stortmateriaal is afgedekt met een deklaag met een gemiddelde dikte van 0,95 m. De stort heeft een afmeting van circa 150 x 210 meter. Ter plaatse van de voormalige stortlocatie vinden geen graafwerkzaamheden in de stort plaats.
In de periode van 1981 tot heden zijn meerdere bodemonderzoeken en monitoringsronden uitgevoerd. In 2008 is een nader bodemonderzoek uitgevoerd om de aangetroffen verontreinigingen uit de eerdere onderzoeken nader in beeld te krijgen. In dit rapport zijn de bevindingen van de eerdere onderzoeken opgenomen. In 2017 heeft een actualisatieonderzoek plaatsgevonden van het grondwater en oppervlaktewater rondom de stort naar aanleiding van de voorgenomen activiteiten van de Zonnewal Oostwold. In december 2019 is een monitoringsonderzoek uitgevoerd door Royal Haskoning DHV waarin de resultaten uit 2017 nader zijn onderzocht. Op basis van dit monitoringsonderzoek is door RHDHV in een notitie uiteengezet wat de risico's voor verspreiding van vervuiling door de ringsloten rondom de voormalige stort naar het watersysteem zijn in 2020. Een laatste monitoringsronde heeft plaatsgevonden in 2022. Laatstens is ten behoeve van een ander project van ECO dat ook te maken heeft met de voormalige stort door RHDHV in oktober 2021 in een memo uiteengezet wat de effecten zijn van het aanbrengen van afdeklagen ten behoeve van, en het project van ECO zelf. Om een goed beeld te krijgen van de verontreinigingen in en rondom de voormalige stortplaats zijn deze onderzoeken opgenomen als bijlagen bij deze onderbouwing. Het betreft de rapporten;
- Nader milieukundig bodemonderzoek voormalige stortplaats aan de Hoofdweg te Oostwold (GR002200001), Outline Consultancy, projectnummer B07k0049, d.d. 11 april 2008 (Bijlage 4);
- Actualisatieonderzoek voormalige stortplaats Oostwold, RHDHV, refnr. T&PBF4760R001F01-TRSV, d.d. 17 oktober 2017 (Bijlage 5);
- Notitie / Memo Waterhuishouding stortplaats Oostwold, RHDHV, kenm. BG9311WATNT2004020949, d.d. 28 mei 2020 (Bijlage 6);
- Notitie / Memo Aanleg zonnepark voormalige stortplaats Oostwold, RHDHV, kenm. BH8421TPNT2103101322, d.d. 1 oktober 2021 (Bijlage 7); en
- Rapport Monitoring grond- en oppervlaktewater 2021/2022 Voormalige stortplaats Oostwold, RHDHV, refnr BI2702-IB-RP-221107-0847, d.d. 7 november 2022 (Bijlage 8).
- Deelsaneringsplan realisatie zonnepark Voormalige stortplaats Hoofdstraat te Oostwold (GR002200001), MUG Ingenieursbureau, projectnummer 22301253, d.d. 2 februari 2023 (Bijlage 9).
- Beschikking ‘instemmen met een deelsaneringsplan’, Provincie Groningen, dossiernr K45759, d.d. 7 februari 2023 (Bijlage 10).
- Beschikking vaststelling ''ernst en spoed'' van geval van bodemverontreiniging, Provincie Groningen, dossiernr K9109, d.d. 21 augustus 2018 (Bijlage 11).
Stortmateriaal
Het stortmateriaal is in het onderzoek van 2008 onderzocht. Het bestaat met name uit huisvuil, puin, rubber, zwart poeder, papierafval en verpakkingsmateriaal. Daarnaast zijn teer-, hout- en verfresten, lijmpotten, teerblikken, autobanden en accuresten waargenomen. Op enkele plekken zijn een teer-, carbolineum- of oplosmiddelengeur en een olie-waterreactie waargenomen. De stort heeft een oppervlakte van circa 30.000 m2. In totaal is er een hoeveelheid stortmateriaal aanwezig van ongeveer 270.000 m3. Er zullen geen graafwerkzaamheden in de stort plaatsvinden.
Grond
In de afdeklaag zijn in 2008 geen tot licht verhoogde gehalten aan minerale olie en/of PAK gemeten. In de grondlaag direct onder het stort (10-11 m-mv) is in het onderzoek van 2008 in een enkele boring een licht verhoogd minerale olie gehalte gemeten. Geconcludeerd kan worden dat de grond op, rondom en onder het stort niet sterk verontreinigd is.
Grondwater in en onder de stort
In het grondwater in de stort zijn in 2008 matig tot sterk verhoogde concentraties metalen, minerale olie, vluchtige aromaten, ftalaten, pentachloorfenol en PAK gemeten. De grondwaterkwaliteit in de stort is in 2017 niet geactualiseerd. Onder de stort zijn in 2008 sterk verhoogde concentraties naftaleen en matig verhoogde concentraties ftalaten aangetoond. In het actualisatieonderzoek van 2017 zijn sterke verontreinigingen onder de stort niet meer aangetroffen. Dit is in 2019 bevestigd.
Grondwater rondom de stort
Uit de resultaten blijkt dat de in 2008 aangetroffen overschrijdingen van de interventiewaarden in de diepe peilbuizen (5-6 m-mv) rondom de stort bij het onderzoek in 2017 niet zijn aangetroffen. In 2017 wordt alleen ten westen van de stort de interventiewaarde overschreden voor PAK en ftalaten op 2-3 en 5-6 m-mv. Verder zijn plaatselijk overschrijdingen van de streefwaarde gemeten voor barium, benzeen, xyleen, minerale olie en enkele individuele PAK. Het door stortmateriaal beïnvloede en verontreinigde gebied boven de inteventiewaarde buiten de stortcontour betreft een naar verwachting beperkt gebied alleen aan de westzijde van de stortplaats.
Oppervlaktewater
Rondom de voormalige stortplaats bevindt zich een ringsloot. In het oppervlaktewater van de sloten die hiervan onderdeel uitmaken zijn verhoogde gehalten aan barium, enkele individuele PAK en minerale olie gemeten. De overige gehalten zijn licht verhoogd gemeten. Bij de toetsing aan de JG-MKN (jaargemmidelde milieukwaliteitsnorm) worden de waarden voor barium, fluorantheen en chryseen overschreden. De MAC-MKN (maximaal aanvaardbare concentratie milieukwaliteitsnorm) wordt niet overschreden.
Waterbodem
Het slib in de watergangen is bemonsterd en getoetst. Bij toepassing op of in de bodem is het slib beoordeeld als 'altijd toepastbaar' of 'industrie'. Bij toepassing in oppervlaktewater betreft het slib klasse A of altijd toepasbaar. Het vrijkomende slib kan verspreid worden over het aangrenzende perceel.
Conclusie blootstellings- en verspreidingsrisico verontreining in het stort
In de stort is het water sterk verontreinigd. In de bodem en het grondwater onder het stort zijn geen sterk verhoogde gehalten aanwezig. Verontreining buiten de contour van de stort is alleen aangetroffen aan de westzijde van de stort. Dit gebied is naar verwachting beperkt in grootte. Het oppervlaktewater bevat geen verhoogde gehalten die de milieukwaliteitsnormen overschrijden.
In het onderzoek dat in 2008 is uitgevoerd is vastgesteld dat geen blootstellingsrisico's (humaan en ecologisch) aanwezig zijn. Er zijn in 2017 en 2019 geen aanwijzingen verkregen dat deze situatie is gewijzigd met betrekking tot de concentraties in grond, grondwater en waterbodem. Alle in 2008 en 2017 aangetoonde concentraties zijn dusdanig laag dat ze geen onaanvaardbare blootstellingsrisico's kunnen veroorzaken voor het huidige of voorziene gebruik op en rondom de stortplaats. Op basis van de beschikbare gegevens, een vergelijking met de resultaten uit 2008 en het feit dat de voormalige stortplaats er circa 40 jaar ligt, zijn er geen aanwijzingen dat sprake is van verspreiding, anders dan de geconstateerde overschrijdingen (eenmalig en wisselend van karakter) van de interventiewaarden in de directe omgeving van de stortplaats. Ook in verticale richting zijn er geen aanwijzingen dat verspreiding plaats vindt. De in 2008 geconstateerde overschrijdingen van de interventiewaarden in het grondwater onder de stortplaats zijn niet meer aangetroffen.
4.7.2 Invloed aanleg grondwal op de voormalige stort
Voor de ontwikkeling van het Zonnepark op de het noordelijk deel van de stort is een deelsaneringsplan opgesteld (zie Bijlage 9), hiervoor is door de provincie Groningen een beschikking afgegeven (zie Bijlage10). De aanleg van de Zonnewal is geen onderdeel van het opgestelde deelsaneringsplan en de hierop afgegeven beschikking. Voor de aanleg van een Zonnewal zal (na het vaststellen van het bestemmingsplan en voor aanvang van de werkzaamheden aan de Zonnewal) een apart deelsaneringsplan worden opgesteld.
Het aanbrengen van de grond waaruit de wal bestaat en de fundatielaag waarop deze rust kan effect hebben op de ligging van verontreiniging ten opzicht van het maaiveld. De bulk van het stortlichaam bevindt zich volledig in het freatisch tot middeldiepe grondwater. Gezien de samenstelling van het stortmateriaal kan worden aangenomen dat binnen het stortlichaam methanogene aerobe omstandigheden heersen. De huidige monitoringsronden (2017 en 2019) tonen aan dat er veelal een variërend concentratieniveau optreedt. Dit is een gevolg van de chemische samenstelling van de stort. Omdat het afval niet allemaal tegelijkertijd is gestort en in diepte varieert (4-11 m-mv) kan de grondwaterverontreining binnen de stort van plaats tot plaats sterk variëren.
In de methanogene omstandigheden van de stort hebben zich naar waarschijnlijkheid onoplosbare sulfiden gevormd. Dit kan worden onderbouwd doordat nagenoeg in alle peilbuizen barium in licht verhoogde concentraties wordt aangetoond. Dit is te verklaren doordat dit metaal niet neerslaat tot slecht oplosbare sulfiden.
Zoals de grondwatermonitoring onder de stort en rondom de stort aantoont, worden voornamelijk verhoogde concentraties aan individuele componenten van PAK en ftalaten aangetoond. Deze stoffen zijn in de huidige situatie mobiel. Een belangrijke factor bij verdere verspreiding/uitloging van het stortlichaam ligt in de hoeveelheid afbreekbaar organisch materiaal. Indien er geen organisch materiaal voorhanden is, kan eventueel zuurstof die met regenwater in de stort infiltreert niet meer worden verbuikt zodat het anearobe milieu kan worden verstoord. Hierdoor kunnen metaalsulfides oxideren en kan mobilisatie plaatsvinden. Door het aanbrengen van een grotere grondlaag wordt de afstand van het intredepunt van neerslag tot het stortlichaam vergroot waarmee bovengenoemd punt wordt voorkomen.
De effecten op eventuele verspreiding van de verontreiniging uit het stortlichaam heeft meer te maken met veranderingen in de redoxconditites binnen de stort, dan de aanleg van de wal en de fundatielaag. Bij verandering van deze omstandigheden kan de samenstelling van het grondwater binnen de stort wijzigen. Door uitloging van verontreiniging neemt de totale vuillast af waardoor de evenwichtssituatie verschuift. Hierdoor kunnen stoffen die momenteel aan het bodemmateriaal zijn geadsorbeerd alsnog uitspoelen. Gezien de totale vuilvracht van de stort (circa 270.000 m3), de samenstelling van het stortmateriaal in combinatie met traag lopende processen (anaerobere, methanogene omstandigheden) zijn wijzigingen in de omstandigheden vermoedelijk pas zichtbaar na enkele jaren tot tientallen jaren.
Voorgesteld wordt om het monitoringsprogramma te handhaven en op beperkte schaal uit te breiden.
Wijziging monitoringsprogramma
De uitvoering van de bestaande monitoring van het grondwater is voorzien in een monitoringsprogramma. Voor de monitoring worden peilbuizen, zowel rondom de stort als onder het stortlichaam, als de omliggende kavelsloten periodiek gemonitord. Deze verplichting is opgenomen in de door de provincie Groningen afgegeven beschikking.
De peilbuizen als monstername punten van het oppervlaktewater zijn opgenomen in tabel 1 weergegeven.Het grondwater uit de peilbuizen wordt geanalyseerd op zware metalen, minerale olie vluchtige aromaten, ftalaten en PAK. Het oppervlaktewater dient te worden geanalyseerd op zware metalen, minerale olie, vluchtige aromaten, ftalaten en PAK.
Tabel 1. Bestaande monitoringsprogramma voormalige vuilstort Oostwold
Peilbuis/monstername punt | Filterstelling (m-mv) |
Grondwater onder stort | |
201 | 11,00-12,00 |
202 | 11,50-12,50 |
203 | 11,00-12,00 |
Grondwater rondom de stort | |
113 t/m 120 | 5,0-6,0 |
122 | 5,0-6,0 |
Oppervlaktewater | |
OW01 t/m OW04 | - |
Voorgesteld wordt om de monitoringsopzet te handhaven en uit te breiden met aanvullende parameters die een indicatie geven van de huidige en toekomstige condities vanuit het stortlichaam. De reeds aanwezige peilbuizen ter plaatse van de voormalige stortlocatie zullen bij de aanleg van de wal opgelengd worden zodat deze bruikbaar blijven. In combinatie met de reguliere opzet wordt een vollediger beeld gevormd van de situatie en kunnen verschuivingen in concentraties worden verklaard of worden onderbouwd. Ter bescherming (tijdens de uitvoering) van de opgelengde peilbuizen worden er stootkokers rond de peilbuizen aangebracht. Mocht het oplengen en beschermen met stootkokers in praktijk niet werken, dan zullen de (relevante) peilbuizen herplaatst worden. Hoe om te gaan met de aanwezige peilbuizen ter plaatse van de stort wordt nader beschreven in het (deel)saneringsplan.
Tabel 2. Aanvulling monitoringsprogramma voormalige vuilstort Oostwold
Peilbuis | Filterstelling (m-mv) | Redoxcondities | analysepakket |
Grondwater onder stort | |||
201 | 11,00-12,00 | Redoxpotentiaal + oplost zuurstof | methaan, sulfaat, TOC |
202 | 11,50-12,50 | Redoxpotentiaal + oplost zuurstof | methaan, sulfaat, TOC |
203 | 11,00-12,00 | Redoxpotentiaal + oplost zuurstof | methaan, sulfaat, TOC |
Grondwater rondom de stort | |||
113 t/m 120 | 5,0-6,0 | Redoxpotentiaal + oplost zuurstof | methaan, sulfaat, TOC |
122 | 5,0-6,0 | Redoxpotentiaal + oplost zuurstof | methaan, sulfaat, TOC |
Voorafgaand aan de realisatie van de Zonnewal Oostwold wordt een nulmeting uitgevoerd van de peilbuizen zoals opgenomen in tabel 2. Ten aanzien van de parameters uit het bestaande monitoringsprogramma kan ook de meest recente uitgevoerde monitoring uit 2022 worden aangehouden. Vervolgens dienen conform de beschikking de peilbuizen en oppervlaktewater aanvullend te worden gemonitord. Onderstaand wordt een korte toelichting gegeven op de aanvullende te monitoren parameters:
- Als indicatie van de verspreiding van de aanwezigheid van organisch materiaal wordt gebruik gemaakt van de parameter TOC (Total Organic Carbon). De TOC gehalten in het grondwater worden gebruikt als gidsparameter om aan te tonen in hoeverre organisch materiaal wordt verbruikt dan wel wordt gevormd door afbraak van het stortmateriaal;
- Macrochemie: methaan en sulfaat. Analyse op de genoemde parameters geven inzicht in de heersende redoxcondities rondom de stort. In optimale omstandigheden dient sulfaat nagenoeg afwezig te zijn en worden sterk verhoogde concentraties aan methaan gemeten. Verandering in concentraties sulfaat/sulfide geven een eerste waarschuwing in verandering van uitloging vanuit het stortlichaam;
- De veldmetingen vormen een aanvulling op de bestaande parameters als: grondwaterstand, zuurgraad en geleidbaarheid. De aanvullende veldmetingen redoxpotentiaal en opgelost zuurstof dienen daarbij om de redoxcondities vast te leggen en hebben een relatie met de macroparameters.
Zetting stortlaag
De zetting van de stortlaag door het aanbrengen van een wal is indicatief berekend, hiervoor zijn verschillende aannames gedaan. Het doel is om vooraf een indicatie van de zetting te krijgen, zie het bijgevoegde rapport van Geoconsult (Bijlage 12). Tijdens de aanleg zal ter plaatse van de stort een voorbelasting worden aangebracht, d.m.v. zakbakens wordt vervolgens gemonitord hoe de zetting zich in de loop van de tijd ontwikkeld. Door tijdens de ophoogwerkzaamheden de zetting regelmatig te meten, kunnen zowel eindzettingen als restzettingen worden berekend. Afhankelijk van deze uitkomsten wordt bepaald hoeveel voorbelasting er wordt aangebracht en hoe lang dit aanwezig moet blijven tot dat tot een restzetting van ca. 100mm wordt gekomen.
Voor de planning is aangehouden dat een voorbelasting van 1.00 meter extra, circa 1 jaar aanwezig moet zijn om tot een restzetting van 100mm te komen (uitkomst berekening Geoconsult). Het risico in tijd, om tot een restzetting van 100mm te komen, ligt bij degene die de wal aanlegd.
4.7.3 Grootschalige Bodem Toepassing (GBT)
De Zonnewal zal als een Grootschalige Bodem Toepassing (GBT) worden aangelegd en derhalve moeten voldoen aan de eisen van een GBT. De GBT zal geregistreerd worden in het bodeminformatiesyteem van de gemeente Westerkwartier. Afhankelijk van de uitvoeringsdatum zal of onder het Besluit bodemkwaliteit, of onder de Omgevingswet melding moeten komen voor aanleg GBT. Na vaststellen van het bestemmingsplan en voor aanvang van de uitvoering van de Zonnewal zal de melding voor de GBT gedaan worden.
4.8 Verkeer En Parkeren
Voor een ruimtelijk initiatief geldt dat de verkeerseffecten die optreden als gevolg van een voornemen in het kader van een goede ruimtelijke ordening moeten worden onderbouwd. De nadruk ligt daarbij op de effecten van de ontwikkeling op de verkeersafwikkeling en parkeren (bereikbaarheid), de verkeersveiligheid en de verkeershinder (leefbaarheid).
Doorfietsroute Voorliggend project heeft een fietsverkeeraantrekkende werking. De noordzijde van de wal wordt voorzien van een fietspad. Dit fietspad krijgt een aansluiting op de doorfietsroute aan de zuidzijde van de A7. De aansluiting wordt gerealiseerd onder de A7 door waar de A7 de Munnikesloot kruist. Door deze aansluiting wordt het nog makkelijker voor inwoners van het dorp Oostwold om van en naar de stad Groningen te reizen. De doorfietsroute is gericht op elektrisch gemotoriseerd en ander snelfietsverkeer. Dit fietsverkeer hoeft door de realisering van een fietspad op de wal niet meer door het dorp Oostwold over de Hoofdstraat. Nabij het fietspad zijn geen woningen of andere hindergevoelige functies gelegen die last zullen hebben van meer fietsers.
Aanlegfase
In de aanlegfase van de Zonnewal Oostwold zal er een toename van verkeersbewegingen plaatsvinden. Dit betreft echter een tijdelijke situatie. Als de Zonnewal Oostwold eenmaal is gerealiseerd zal de verkeersgeneratie niet toenemen ten opzichte van de huidige situatie. Er hoeven daarom geen aanpassingen in de verkeerssituatie te worden getroffen.
Ruiterpad en voetpad
De wal zal aan de noordzijde ook worden voorzien van een ruiterpad. Het ruiterpad krijgt aan beide uiteinden van de wal aansluiting op de openbare wegen. Bij het viaduct aan de westzijde krijgt het ruiterpad een aansluiting op de Hoofdstraat en aan de oostzijde krijgt het ruiterpad een aansluiting op het fietspad, zowel naar het dorp als naar de onderdoorgang bij de brug over de Munnikesloot. Het ruiterpad is enkel geschikt voor paarden en voetgangers en zal ervoor zorgen dat ruiters niet langer (altijd) een route over de Hoofdstraat hoeven te nemen. Dit zal overlast voor de woningen aan de Hoofdstraat verminderen. Voetgangers kunnen het pad ook betreden.
Onderhoudspaden
De enige aantrekking van gemotoriseerd verkeer zal voortkomen uit de noodzaak onderhoud te plegen aan de wal, de zonne-installaties en het groen dat langs de wal zal worden gerealiseerd. Ten behoeve hiervan zullen het fietspad en het ruiterpad onder andere gebruikt worden. Voor overig gemotoriseerd (niet-bestemmings) verkeer zijn deze paden niet toegankelijk.
Daarnaast zullen aan de zuidzijde nog twee onderhoudstroken worden gerealiseerd. Deze zijn door de plaatsing van het hek op de bovenkant van de wal niet toegankelijk voor het publiek. De paden worden daarnaast niet volledig verhard. Het aantal motorvoertuigbewegingen dat dit onderhoud teweeg zal brengen is te verwaarlozen, zeker in vergelijking met het huidige agrarische gebruik van de gronden.
4.9 Archeologie En Cultuurhistorie
4.9.1 Cultuurhistorie
Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening moet in de toelichting van een ruimtelijk plan worden beschreven op welke manier rekening wordt gehouden met de cultuurhistorische waarden in een plangebied of projectlocatie. Veel gemeenten kiezen er daarnaast voor om bestaande cultuurhistorische elementen met dubbelbestemmingen en beschermende regels vast te leggen in bestemmingsplannen. Dit is ook gebeurd in de voormalige gemeente Leek.
Het gedeelte van het plangebied dat gelegen is in het bestemmingsplan 'Buitengebied Leek, partiële en correctieve herziening 2016' is voorzien van twee dubbelbestemmingen die zien op een cultuurhistorische waarden en één waterstructuur die is vastgelegd met behulp van de bestemming 'Water'.
De twee dubbelbestemmingen zijn 'Waarde - Open gebied' en 'Waarde - Verkaveling'. Deze dubbelbestemmingen komen niet terug in het bestemmingsplan en worden daarmee ingekort tot circa 50 meter. Er is door Noordererf een landschappelijk inpassingsplan opgesteld om de Zonnewal Oostwold goed in het landschap in te passen. De tekst van dit plan gaat dieper in op de cultuurhistorie van het gebied en de omgeving. Het rapport is als Bijlage 1 aan deze toelichting gevoegd en is kort beschreven in Hoofdstuk 2. Kortheidshalve wordt hier voor het overige volstaan met een referentie naar het landschappelijk inpassingsplan.
4.9.2 Archeologie
Archeologische waarden dienen op grond van de Erfgoedwet te worden meegewogen in de besluitvorming over ruimtelijke ontwikkelingen. De belangrijkste uitgangspunten van de wet zijn het vroegtijdig betrekken van archeologische belangen in de planvorming, het behoud van archeologische waarden ter plaatse en de introductie van het zogenaamde 'veroorzakerprincipe'. Dit principe houdt in dat degene die de ingreep pleegt, financieel verantwoordelijk is voor behoudsmaatregelen of voor een behoorlijk onderzoek van eventueel aanwezige archeologische waarden.
In het besluit ruimtelijke ordening is verankerd dat gemeenten rekening dienen te houden met mogelijke archeologische waarden binnen hun grondgebied. De voormalige gemeente Leek heeft dit gedaan door in haar bestemmingsplan 'Buitengebied Leek, partiële en correctieve herziening 2016' Alle gronden binnen haar buitengebied, met uitzondering van rijksmonumenten en gronden met een lage of geen archeologische verwachtingswaarden te voorzien van een archeologische dubbelbestemming. Het vigerende plan 'Enumatil/Oostwold', dat aan de oostzijde van het plangebied geldt, van de voormalige gemeente Leek kent slechts één archeologische dubbelbestemming en deze is niet ter plaatse van het plangebied gelegen.
Het plangebied kent de dubbelbestemming Waarde - Archeologie 5. In deze gebieden is het nodig een archeologisch onderzoek uit te voeren voor bouwwerken groter dan 1.000 m2 en voor werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden van meer dan 1.000 m2 en dieper dan 0,50 m. Archeologisch onderzoek is in het geval van het planvoornemen dus noodzakelijk.
Verkennend archeologisch onderzoek
Er is door 'De Steekproef' een verkennend archeologisch onderzoek uitgevoerd. Het onderzoek is als Bijlage 13 aan deze toelichting toegevoegd. Uit de resultaten van het verkennende booronderzoek blijkt dat in een groot deel van de bodem in het onderzoeksgebied een (deels) intacte podzolbodem aanwezig is. In de top hiervan kunnen archeologische materialen bewaard zijn gebleven en dieper in het dekzand kunnen sporen en structuren nog aanwezig zijn. Daarom adviseert 'De Steekproef' om een archeologisch vervolgonderzoek uit te laten voeren in de vorm van een karterend booronderzoek in de zones waar een intacte bodem is aangetroffen
Karterend booronderzoek
Naar aanleiding van de conclusies uit het verkennend archeologisch onderzoek is er door 'De Steekproef' een karterend booronderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek is als bijlage Bijlage 14 bij deze toelichting gevoegd.
Tijdens het karterend booronderzoek bleek dat de bodem in het plangebied bestaat uit een recente bouwvoor op grotendeels intacte (zwak ontwikkelde) podzolbodem. Er zijn geen archeologische waarden aangetroffen tijdens het karterend booronderzoek. Op de percelen B1937 en B2458 bleken deze podzolbodems al vergraven te zijn door de aanleg en demping van twee meren. In de meest oostelijk gelegen boringen was de bodem tot circa 3 meter beneden maaiveld verstoord door de bouw en sloop van een voormalige loods. Op de enkele houtskoolspikkels in boring 82 na heeft het booronderzoek geen archeologische waarden opgeleverd. Door afwezigheid van verdere archeologische indicatoren (vondsten en/of grondsporen) kan er gesteld worden dat het karterend booronderzoek geen behoudenswaardige archeologische waarden opgeleverd. De archeologische verwachting van het plangebied kan worden aangepast naar laag. De Steekproef adviseert daarom geen archeologisch vervolgonderzoek voor het onderzochte terrein.
Omdat er in het plangebied geen archeologische waarden zijn aangetroffen is de archeologische dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 5' niet opgenomen in dit bestemmingsplan.
4.10 Ecologie
Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening worden gehouden met de natuurwaarden ter plaatse. Dit is wettelijk verankerd in de Wet Natuurbescherming (Wnb). De Wnb is op 1 januari 2017 in werking getreden en betreft zowel soortenbescherming als bescherming van (Europese) natuurgebieden. Gebiedsbescherming kan volgen uit de aanwijzing van een gebied in het kader van bijvoorbeeld de Natura 2000-gebieden. Gebiedsgericht beleid vindt onder meer plaats op basis van het Natuurnetwerk Nederland. Wat betreft soortenbescherming wordt onder andere de bescherming van dier- en plantensoorten geregeld. De wet gaat uit van het "nee-tenzij"-principe, waarbij de mogelijkheid wordt geboden bepaalde ingrepen toe te staan door middel van ontheffing of vrijstelling. Daarnaast kent de wet een zorgplichtbepaling voor de in het wild levende dieren en planten, alsmede voor hun directe leefomgeving. In die bepaling staat: "Een ieder neemt voldoende zorg in acht voor de in het wild levende dieren en planten, alsmede voor hun directe leefomgeving". Handelingen die nadelige gevolgen voor flora en fauna kunnen veroorzaken, moeten achterwege gelaten worden of zoveel mogelijk worden beperkt of ongedaan gemaakt.
Voor dit plan is op 9 januari 2023 een veldbezoek uitgevoerd en daarnaast zijn verspreidingsgegevens van beschermde soorten in en om het plangebied uit de NDFF geraadpleegd. Het volledige rapport van het onderzoek is als Bijlage 15 aan dit plan gehecht. Hieronder volgen kort de conclusies:
Gebiedsbescherming
Het plangebied ligt 75 m ten noorden van het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied Leekstermeergebied (zie figuur 1.3). Dit is ook het dichtstbijzijnde NNN-gebied. Ten noorden van het plangebied ligt een weidevogelleefgebied op circa 1,2 km afstand. Het dichtstbijzijnde akkervogelleefgebied ligt circa 13,7 km ten noordoosten van het plangebied.
Het plangebied ligt niet in of direct aan het Natura 2000-gebied Leekstermeergebied. Hierdoor zijn in potentie alleen effecten door externe werking mogelijk. Het plangebied is gescheiden van het Natura 2000-gebied door de autosnelweg A7 en de autoweg De Hooilanden. De A7 is een vierbaans snelweg en een van de hoofdwegen van en naar de stad Groningen. Hierdoor is langs de noordzijde van het Natura 2000-gebied Leekstermeergebied reeds geluid-, licht- en optische verstoring aanwezig als gevolg van het autoverkeer over de A7. Voor het plan wordt een geluidswal met zonnepanelen aan de noordzijde van de A7 gerealiseerd. Gezien de inrichting van het tussenliggende gebied en de aard van het plan, kan een toename van verstoring door geluid, verlichting of optische verstoring worden uitgesloten.
Bij het plan gaat geen oppervlakte van NNN verloren. Door al aanwezige verstoring van de tussenliggende A7 wordt ook geen aantasting van de wezenlijke kenmerken en waarden van het NNN ten zuiden van het plangebied verwacht. Negatieve effecten op het NNN kunnen worden uitgesloten. Vanwege de grote afstand tot het plangebied worden ook geen negatieve effecten verwacht op akker- of weidevogelleefgebieden.
Er kan echter in potentie wel sprake zijn van een toename van stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden tijdens de aanleg- en/of gebruiksfase. Daarom moet een Aerius-berekening worden gemaakt waaruit blijkt of tijdens de aanleg- en gebruiksfase al dan niet sprake is van stikstofdepositie boven 0,00 mol N/ha/ja in stikstofgevoelige habitattypen of leefgebieden van soorten van Natura 2000-gebieden.
AERIUS-berekening
In het kader van het bestemmingsplan Zonnewal Oostwold is de depositie van stikstof ten gevolge van de aanleg van de Zonnewal Oostwold langs de A7 in Oostwold in de gemeente Westerkwartier berekend. Voor de berekening is uitgegaan van een aanlegfase van vijf jaar. In de AERIUS-berekening is uitgegaan van de meest worst-case aanrijroute voor het werkverkeer (via Leek). De berekening met AERIUS genereert een rekenresultaat en een pdf bestand waarin wordt geconstateerd dat er geen stikstofgevoelige Natura 2000-gebieden zijn met een overschrijding van een planbijdrage van meer dan 0,00 mol N/ha/jaar. De rapportage van het stikstofonderzoek is als Bijlage 16 bij de toelichting gevoegd.
Er treedt door de stikstofdepositie geen negatief effect op in het kader van de Wet natuurbescherming (Wnb) beschermde Natura 2000-gebieden. Het aspect stikstof staat nadere besluitvorming niet in de weg.
Soortenbescherming
Als gevolg van de plannen kan leefgebied van waterspitsmuis en/of kleine marterachtigen (bunzing en wezel) verloren gaan. Ook gaat bij de demping van de sloten in het plangebied potentieel leefgebied van grote modderkruiper verloren. Nader onderzoek is nodig om te bepalen of de vorengenoemde soorten gebruikmaken van de sloten en/of ruigtes in het plangebied. Dit nader onderzoek zal ter zijner tijd worden uitgevoerd.
Bij uitvoering van de plannen gaan geen jaarrond beschermde nesten van vogels verloren. Wel verandert het plangebied als foerageergebied voor vogels met jaarrond beschermde nesten, zoals buizerd, maar zal niet geheel ongeschikt worden. Bovendien is in de directe omgeving van het plangebied in ruime mate alternatief foerageergebied aanwezig. Negatieve effecten op vogels met jaarrond beschermde nesten treden niet op.
Het vernietigen of verstoren van in gebruik zijnde nesten van (algemene) vogelsoorten is bij wet verboden. Dit kan worden voorkomen door bij de planning en uitvoering van de werkzaamheden rekening te houden met het broedseizoen. Een standaardperiode voor het broedseizoen is er niet; van belang is of een broedgeval aanwezig is, ongeacht de periode. De meeste vogels broeden tussen half maart en half juli.
Als gevolg van de aanleg van de Zonnewal Oostwold gaan geen vleermuisverblijfplaatsen verloren. Het plangebied zal naar verwachting na de realisatie van de Zonnewal Oostwold niet geheel ongeschikt worden voor vleermuissoorten die in open gebieden foerageren. Bovendien is in de directe omgeving van het plangebied in ruime mate alternatief foerageergebied aanwezig.
De potentiële vliegroute boven de grote sloot direct ten zuiden van het plangebied blijft bij uitvoering van de plannen behouden. Wel moet (licht)verstoring van de vliegroute als gevolg van de plannen worden voorkomen. Als de potentiële vliegroute niet wordt verstoord, worden als gevolg van de plannen geen negatieve effecten op vleermuizen verwacht. Als verstoring van de potentiële vliegroute niet kan worden voorkomen, is nader onderzoek naar het gebruik van de watergang als vliegroute van vleermuizen nodig.
Als gevolg van de plannen gaat geen essentieel foerageergebied van das verloren. In de directe omgeving is ruime mate alternatief en deels hoogwaardiger foerageergebied aanwezig. Negatieve effecten op das kunnen hierdoor worden uitgesloten.
De grote sloot ten zuiden van het plangebied blijft ongemoeid bij de plannen. Hierdoor blijft de potentiële doorgang voor otter tussen geschikte leefgebieden ten oosten en ten westen van het plangebied behouden. Wel moet (licht)verstoring van deze watergang als gevolg van de plannen worden voorkomen. Negatieve effecten op otter kunnen zodoende worden uitgesloten.
Als gevolg van de ontwikkelingen kunnen enkele verblijfplaatsen van algemene amfibie- en zoogdiersoorten worden verstoord en vernietigd. Ook kunnen hierbij enkele exemplaren worden gedood. De te verwachten algemene soorten worden niet in hun voortbestaan bedreigd en vallen in de vrijstellingsregeling bij ruimtelijke ontwikkelingen van de provincie Groningen. Voor deze soorten hoeft geen ontheffing te worden aangevraagd. Wel geldt voor deze soorten de zorgplicht van de Wnb.
Houtopstanden
De Wet natuurbescherming beschermt bos van minimaal 1.000 m2 en bomenrijen van minimaal 21 bomen gelegen buiten de bebouwde kom.
In het plangebied zijn beschermde houtopstanden aanwezig. Voor het kappen van de bomenrijen in het plangebied moet een kapmelding bij de provincie Groningen worden ingediend.
Conclusie
Negatieve effecten op vogels met jaarrond beschermde nesten treden niet op. Wel dient bij de planning en de uitvoering van de werkzaamheden rekening gehouden te worden met het broedseizoen. Ook kunnen negatieve effecten op de das en de otter kunnen worden uitgesloten. Wel is nader onderzoek nodig om te bepalen of als gevolg van het planvoornemen negatieve effecten optreden voor de waterspitsmuis, kleine marterachtigen en/of de grote modderkruiper. Dit nader onderzoek zal ter zijner tijd worden uitgevoerd.
Het aspect gebiedsbescherming (inclusief stikstof) vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan.
4.11 Water
Het omgevingsaspect water is in Nederland altijd al een belangrijk onderdeel van de fysieke leefomgeving geweest. Voor onderhavig plan des te meer vanwege de nabije aanwezigheid van zowel het Leekstermeer als de waterberging gelegen tussen het Letterberterdiep en het Hoendiep. Zoals te lezen is in het landschappelijk inpassingpsplan (Bijlage 1) is Oostwold daarnaast een plaats die in het verleden vaak te maken heeft gehad met wateroverlast. Daar komt nog bovenop de verharding en daarmee versnelde afwatering van de A7. Het is daarom ook belangrijk dat het ontwerp van de Oostwold de waterhuishouding in de omgeving niet verslechtert. Daarvoor is overleg met het waterschap onmisbaar. Het aangewezen instrument hiervoor is de zogenaamde watertoets. Hiermee kan een plan kenbaar gemaakt worden aan het waterschap. In dit geval het waterschap Noorderzijlvest.
Het eerste overleg met het waterschap heeft plaatsgevonden in maart en november van 2017. Destijds voorzag het waterschap geen problemen bij de aanleg van de Zonnewal Oostwold voor de waterhuishouding. Wel is een watervergunning in het kader van de Waterwet noodzakelijk. Deze wordt aangevraagd bij het waterschap. De watertoets heeft maar een beperkte houdbaarheid. Daarom is het plan opnieuw ingediend bij het waterschap op 21-02-2023. De samenvatting hiervan is gehecht aan dit bestemmingsplan als Bijlage 17. In 2022-23 heeft verder overleg met het waterschap plaatsgevonden over de te dempen graven en sloten en alle noodzakelijke dammen, duikers, stuwen en het beheer en onderhoud hiervan.
Het planvoornemen heeft in beginsel beperkte gevolgen voor de waterhuishouding. Aan de noordzijde van de Zonnewal Oostwold wordt een nieuwe afwateringssloot aangebracht. Op deze aan te leggen sloot sluiten de te dempen delen van de dwarssloten (ten gevolge van de aanleg van de wal) aan. De nieuwe sloot wordt deels de hoofdwatergang voor dit gebied. De huidige watergang tussen de A7 en de Zonnewal Oostwold wordt niet gewijzigd en blijft zijn afwateringsfunctie behouden. De te dempen sloten aan de noordzijde van de Zonnewal Oostwold wateren af op de nieuw aan te leggen sloot. De afstroming van het water wijzigt niet en blijft noordwaards zoals nu ook het geval is. In totaal wordt er 2.755 m2 aan nieuw oppervlaktewater gegraven ter plaatse van de toekomstige wal. Het aantal gedempte vierkante meters oppervlaktewater bedraagt 2.557 m2. Daarmee wordt meer nieuw oppervlaktewater gegraven dan er wordt gedempt.
Onder de A7 bevinden zich twee duikers, die het water afkomstig van de zuidzijde van de A7, laten afstromen naar het noordelijke gebied van de A7. De twee duikers stromen uit in de oorspronkelijke watergang. Om afwatering verder naar het noorden te kunnen laten plaatsvinden worden onder de Zonnewal Oostwold twee duikers met een diameter van 1000 mm, één duiker met een diameter van 500 mm en één duiker met een diameter van 300 mm gegraven waarmee de oorspronkelijke watergang aangesloten wordt op de nieuw te graven sloot.
Ter hoogte van de van de Munnikesloot is een inlaat aanwezig naar de polder. Deze inlaat wordt verlegd in nader overleg met het waterschap. Op het ontwerp is de ligging van alle nieuwe oppervlaktewater en alle duikers zichtbaar.
4.12 M.e.r.-(beoordelings)plicht
In heel Europa zijn bepaalde plannen en projecten met mogelijk (grote) effect op het milieu zogenaamd MER-plichtig of milieueffectrapportageplichtig. In Nederland is door het rijk in het Besluit milieueffectrapportage deze plicht verder uitgewerkt, mede vanuit de gedachte dat het onredelijk bezwarend is om voor ieder project een MER op te stellen.
De bijlage bij dit besluit kent een tweetal onderdelen (onderdeel C en D) waarin in kolommen activiteiten, gevallen, plannen en besluiten zijn weergegeven. Wanneer een activiteit valt in onderdeel D en onder de drempelwaarde van de kolom 'gevallen' blijft, kan dit een aanwijzing zijn dat een milieueffectrapportage niet noodzakelijk is omdat er geen sprake is van (aanzienlijke) milieueffecten. Het is echter wel van belang dat het bevoegd gezag, in dit geval de gemeente, zich ervan vergewist welke effecten een plan op het milieu kan hebben en of deze effecten mogelijk toch een noodzaak een MER op te stellen in het leven roepen.
De Zonnewal Oostwold valt binnen onderdeel D. van de bijlage van het besluit. Specifiek binnen de categorie landinrichtingsproject. Het onderdeel van de Zonnewal Oostwold dat bestaat uit het plaatsen van de zonnepanelen valt niet binnen een specifieke categorie van het besluit milieueffectrapportage. De grenswaarde die is opgenomen bij deze categorie (D 9) is 125 hectare. De Zonnewal Oostwold blijft hieronder. Dit is een aanwijzing dat een milieueffectrapportage niet noodzakelijk is. Daarom is voor de Zonnewal Oostwold een zogenaamde m.e.r.-aanmeldnotitie opgesteld naast deze toelichting. Deze is bedoeld voor het bevoegd gezag om zich ervan te vergewissen dat met het project geen (aanzienlijke) milieueffecten optreden. Mocht uit deze notitie blijken dat sprake is van een plicht tot het uitvoeren van een milieueffectrapportage zal hiertoe worden besloten. Deze m.e.r-aanmeldnotitie is als Bijlage 18 bij de toelichting gevoegd.
Hoofdstuk 5 Juridische Vormgeving
5.1 Inleiding
Het beleid en de planuitgangspunten, zoals verwoord in de vorige hoofdstukken, hebben in de regels van dit bestemmingsplan hun juridische vertaling gekregen in de vorm van bestemmingen. Deze paragraaf bespreekt de juridische vormgeving van het bestemmingsplan. De Wet ruimtelijke ordening (Wro) bevat de regeling voor de opzet en de inhoud van een ruimtelijk plan. In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is deze regeling verder uitgewerkt. Het bestemmingsplan bestaat uit:
- een verbeelding van het plangebied, zowel analoog als digitaal, waarin alle bestemmingen van de gronden worden aangewezen;
- de regels waarin de bestemmingen worden beschreven en waarbij per bestemming het doel wordt of de doeleinden worden genoemd.
Op grond van artikel 3.1.6 van het Bro is het verplicht om een bestemmingsplan te laten vergezellen van een toelichting. Deze toelichting geeft aan welke gedachte aan het plan ten grondslag ligt, wat de uitkomsten van verrichtte onderzoeken zijn, wat het resultaat is van de overleggen en tot slot doet het verslag van de georganiseerde inspraak bij het plan. Hiermee voldoet het bestemmingsplan aan alle vereisten die zijn opgenomen in de Wro en het Bro. Inherent hieraan is de toepassing van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2012. De SVBP maakt het mogelijk om bestemmingsplannen te maken die op vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op eenzelfde manier worden verbeeld. De SVBP 2012 is toegespitst op de regels die voorschrijven hoe bestemmingsplannen volgens de Wro en het Bro moeten worden gemaakt. De SVBP geeft bindende standaarden voor de opbouw en de verbeelding van het bestemmingsplan, zowel digitaal als analoog. De regels van dit bestemmingsplan zijn opgesteld volgens deze standaarden.
Het bestemmingsplan met de daarbij behorende toelichting wordt langs elektronische weg vastgelegd en ook in die vorm vastgesteld, tegelijk met een analoge versie van het bestemmingsplan. Als de digitale en analoge versie tot interpretatieverschillen leiden, is de digitale versie leidend. Hieronder worden de aanwezige planregels puntsgewijs besproken.
5.2 Opzet Van De Regels
In het navolgende wordt de algemeen gehanteerde opbouw van de regels toegelicht. Deze ziet er als volgt uit:
- Inleidende regels;
- Bestemmingsregels;
- Algemene regels;
- Overgangs- en slotregels.
Onderstaand wordt ingegaan op de bovengenoemde hoofdstukken.
Inleidende regels Dit onderdeel bestaat uit de begrippen (Artikel 1) en de wijze van meten (Artikel 2). Deze artikelen geven aan wat in de regels onder bepaalde begrippen moet worden verstaan en hoe moet worden gemeten bij de toepassing van de bouwregels of sommige gebruiksregels van het plan. Dit is alleen het geval wanneer begrippen niet op voorhand voor een eenduidige uitleg, in overeenstemming met normaal spraakgebruik, vatbaar zijn. De gemeente heeft bindende afspraken over planregels opgesteld. Deze zijn aangepast in overeenstemming met de eisen van de SVBP2012. Alle begrippen worden in alfabetische volgorde opgenomen, met uitzondering van de eerste begrippen 'plan' en 'bestemmingsplan'.
Voor de begrippen is aansluiting gezocht bij andere bestemmingsplannen in de gemeente Westerkwartier. Voor de wijze van meten geldt hetzelfde.
Bestemmingsregels
Agrarisch
Een klein deel van de gronden heeft de bestemming 'Agrarisch', zoals bestaand. Dit betreft cultuurgrond (onbebouwd). Voor de regels is aangesloten bij het bestemmingsplan Buitengebied Leek en de partiële correctieve herzieningen.
Groen
In de bestemming 'Groen' zijn de bepalingen opgenomen die de realisatie van een geluidswal, bekleed met zonnepanelen, mogelijk maken. De geluidwal is aangeduid als 'geluidwal'. De zonnepanelen mogen worden gerealiseerd ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - zonnepanelen'. Daarnaast kunnen wandel-, fiets- en ruiterpaden alsmede een uitkijkpunt worden aangelegd ten behoeve van extensief recreatief medegebruik.
Gebouwen zijn niet toegestaan in deze bestemming.
In de specifieke gebruiksregels is een voorwaardelijke verplichting opgenomen voor de aanleg en instandhouding van de landschappelijke inpassingsmaatregelen. Ook is een bepaling opgenomen om de tijdelijkheid (30 jaar) van het zonnepark te waarborgen.
Water
De nieuw aan te leggen afwateringssloot is bestemd als 'Water' met de daarbij behorende regels.
Waterstaat - Waterkering
Aan de oostkant grenst het plangebied aan de Munnikesloot met de daarbij behorende waterkering. Deze heeft de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering' en de gronden daar zijn mede bestemd voor de instandhouding, de bescherming, de verbetering en het beheer van de waterkering en waterhuishouding, met de daarbij behorende voorzieningen.
Algemene regels
De algemene regels bestaan uit een aantal artikelen:
- Anti-dubbeltelregel;
- Algemene bouwregels;
- Algemene afwijkingsregels;
- Algemene afwijkingsregels
De 'Anti-dubbeltelregel' is gebaseerd op artikel 3.2.4 van het Bro. Het betreffende besluit schrijft voor dat de tekst van artikel 3.2.4 van het Bro één op één in een bestemmingsplan wordt overgenomen. De overige algemene regels zijn gebaseerd op andere bestemmingsplannen in de gemeente en bevatten regels van algemene strekking.
Overgangs- en slotregels
In dit hoofdstuk zijn het overgangsrecht en de slotregel opgenomen. Voor de redactie van het overgangsrecht geldt het Bro. Dit besluit schrijft dwingend voor hoe het overgangsrecht moet luiden. Bebouwing die niet voldoet aan de regels is onder het overgangsrecht gebracht. Een geringe uitbreiding van de bebouwing met tien procent wordt mogelijk gemaakt.
Het (legale) gebruik van gronden en bebouwing dat in strijd is met dit nieuwe bestemmingsplan op het tijdstip van inwerkingtreding, mag in beginsel worden voortgezet. Wijziging van dit strijdige gebruik is verboden, indien de afwijking van het plan wordt vergroot. Indien het strijdige gebruik, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
Tot slot bevat dit hoofdstuk de slotregel waarin is aangegeven hoe het bestemmingsplan kan worden aangehaald.
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
6.1 Economische Uitvoerbaarheid
Bij een ontwikkeling moet de economische uitvoerbaarheid aangetoond worden. Het initiatief is economisch uitvoerbaar. Hiervoor is een exploitatieplan door ECO opgesteld. De kosten voor ontwikkeling komen voor rekening van de initiatiefnemer, Energie Coöperatie Oostwold. ECO gaat de benodigde gronden kopen. Intentieverklaringen tussen ECO en de huidige eigenaren zijn getekend.
6.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
In een bestemmingsplan moet ook altijd worden aangetoond dat er geen grote maatschappelijke bezwaren bestaan tegen een voorgenomen ontwikkeling die deze onuitvoerbaar maken. Het kan dan gaan om bezwaren vanuit de samenleving op lokaal/regionaal niveau maar ook om bezwaren van andere publieksorganen zoals bijvoorbeeld de provincie, het waterschap, rijkswaterstaat of de brandweer.
6.2.1 Participatie
Zoals hierboven bij beleid al meermaals aan de orde is geweest wordt tegenwoordig veel waarde gehecht aan het betrekken van de omgeving bij ruimtelijke plannen. Zowel het rijk, de provincie als de gemeente hebben op dit gebied eisen en stellen zelfs soms regels aan deze zogeheten participatie. In het geval van de Zonnewal Oostwold is uitvoerig geparticipeerd met de samenleving. Niet alleen over het voornemen, maar participatie is en was zelfs mogelijk voor wat betreft de uitvoering en de financiën van het project. Het dorp Oostwold en andere betrokkenen zijn meermaals uitgenodigd voor bijeenkomsten en is de mogelijkheid geboden te participeren in ECO, de energie coöperatie Oostwold. Er zijn vanaf het begin van het project Zonnewal Oostwold pogingen ondernomen om de bewoners van Oostwold en de omringende dorpen (Lettelbert, Midwolde, Den Horn, Enumatil) bij de plannen te betrekken. Onderstaande participatie met de buurt heeft plaatsgevonden:
- Twee zeer goed bezochte informatieavonden waarbij de functies van de wal duidelijk gevisualiseerd zijn, mensen vragen konden stellen en middels een enquête gevraagd is naar de mening over en de waardering voor de wal. De meningen en waardering waren zonder uitzondering positief.
- Huis aan huis verspreide folders in Oostwold en omringende dorpen.
- De website www.zonnewal-oostwold.com waarop geïnteresseerden de historie, de actuele situatie en de toekomstplannen kunnen lezen.
- Bij het bezoek van koning Willem Alexander aan het Multifunctioneel Centrum Oostwold heeft er een presentatie aan de koning plaatsgevonden. Dat leverde veel publiciteit op.
- De oprichting van de Energiecoöperatie Oostwold (ECO) waarbij bewoners lid kunnen worden.
Ook zijn er vanaf de start van het project studenten en scholieren betrokken geweest bij het project, waarbij onderstaande onderzoeken zijn uitgevoerd:
- Onderzoek burgerparticipatie en het maken van een campagneplan voor het project 'Zonnewal Oostwold' door tweedejaars studenten Communicatie van de Hanzehogeschool;
- Leergeschiedenis 'Van Zonnewal steken' door studenten Geschiedenis van de RUG;
- Masterclasses Sustainable Society van de RUG;
- Proefopstellingen 'Hoe wek ik energie op ?' bij de lagere school De Gavehoek in Oostwold in samenwerking met GrEK;
- Energiebus van de RUG een week bij de Gaveborg in Oostwold;
- Presentatie Energieopslag in grote waterbassins bij de RUG.
In de toekomst staan nog meer samenwerkingsprojecten gepland met RUG, Hanzehogeschool, middelbare- en lagere scholen.
Ook andere overheidsorganen en ketenpartners zijn betrokken bij het project: Rijkswaterstaat, de gemeente, de provincie, het waterschap en Groninger landschap zijn geïnformeerd en door hen aangedragen uitgangspunten, eisen en richtlijnen zijn meegenomen in het voorgenomen ontwerp.
6.2.2 Procedure
Ook de formele (wettelijke) procedure die voor dit bestemmingsplan wordt doorlopen (de zogeheten uniforme openbare voorbereidingsprocedure) is ontworpen om 'een ieder' de gelegenheid te bieden zijn of haar zienswijze(n) kenbaar te maken. Deze mogelijkheid staat open wanneer dit bestemmingsplan als ontwerp ter inzage wordt gelegd. Deze zienswijzen, die zowel door belanghebbende particulieren als door overheidsorganen kunnen worden ingediend, hebben niet geleid tot aanpassingen van het ontwerp.
Bijlage 1 Landschappelijk Inpassingsplan
Bijlage 1 Landschappelijk inpassingsplan
Bijlage 1 Landschappelijke Inpassing Zonnewal Oostwold
Bijlage 1 Landschappelijke inpassing Zonnewal Oostwold
Bijlage 2 Geluidsonderzoek
Bijlage 3 Highway Renewable Energy: Photovoltaic Noise Barriers
Bijlage 3 Highway Renewable Energy: Photovoltaic Noise Barriers
Bijlage 4 Nader Milieukundig Bodemonderzoek Voormalige Stortplaats Aan De Hoofdweg Te Oostwold
Bijlage 4 Nader milieukundig bodemonderzoek voormalige stortplaats aan de Hoofdweg te Oostwold
Bijlage 5 Actualisatieonderzoek Voormalige Stortplaats Oostwold 2017
Bijlage 5 Actualisatieonderzoek voormalige stortplaats Oostwold 2017
Bijlage 6 Notitie / Memo Waterhuishouding Stortplaats Oostwold
Bijlage 6 Notitie / Memo Waterhuishouding stortplaats Oostwold
Bijlage 7 Notitie / Memo Aanleg Zonnepark Voormalige Stortplaats Oostwold
Bijlage 7 Notitie / Memo Aanleg zonnepark voormalige stortplaats Oostwold
Bijlage 8 Monitoring 2022
Bijlage 9 Deelsaneringsplan Realisatie Zonnepark
Bijlage 9 Deelsaneringsplan realisatie zonnepark
Bijlage 10 Beschikking ‘Instemmen Met Deelsaneringsplan’
Bijlage 10 Beschikking ‘instemmen met deelsaneringsplan’
Bijlage 11 Beschikking Vaststelling ''Ernst En Spoed'' Van Geval Van Bodemverontreiniging
Bijlage 11 Beschikking vaststelling ''ernst en spoed'' van geval van bodemverontreiniging
Bijlage 12 Grondwal Stortlocatie Oostwold Geoconsult
Bijlage 12 Grondwal Stortlocatie Oostwold Geoconsult
Bijlage 13 Verkennend Archeologisch Onderzoek
Bijlage 13 Verkennend archeologisch onderzoek
Bijlage 14 Karterend Archeologisch Onderzoek
Bijlage 14 Karterend archeologisch onderzoek
Bijlage 15 Beknopte Natuurtoets Zonnewal Oostwold
Bijlage 15 Beknopte natuurtoets Zonnewal Oostwold