KadastraleKaart.com

1 Inleidende Regels
Artikel 1 Algemene Begripsbepalingen
Artikel 2 Aanvullende Begripsbepalingen
Artikel 3 Toepassingsbereik
Artikel 4 Meet- En Rekenbepalingen
Artikel 5 Aanvraagvereisten
2 Functies En Activiteiten
Artikel 6 Wonen
Artikel 7 Waarde - Archeologie 4
Artikel 8 Waarde – Besloten Gebied
3 Algemene Regels
Artikel 9 Anti-dubbeltelregel
Artikel 10 Algemene Regels Voor Functies En Activiteitens
Artikel 11 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 12 Algemene Aanduidingsregels
4 Overgangsregel
Artikel 13 Overgangsrecht

TAM-omgevingsplan Hoofdstuk 22I Kuzemerweg 34 Oldekerk

Bestemmingsplan - Gemeente Westerkwartier

Vastgesteld op 04-03-2025 - geheel onherroepelijk in werking

Bestanden

Toelichting

1 Inleidende Regels

Artikel 1 Algemene Begripsbepalingen

Begripsbepalingen die zijn opgenomen in bijlage I van het omgevingsplan, bijlage I bij het Besluit activiteiten leefomgeving, bijlage I bij het Besluit bouwwerken leefomgeving, bijlage I bij het Besluit kwaliteit leefomgeving, bijlage I bij het Omgevingsbesluit en bijlage I bij de Omgevingsregeling, zijn van toepassing op dit hoofdstuk, tenzij daar in artikel 2 van wordt afgeweken.

Artikel 2 Aanvullende Begripsbepalingen

Voor de toepassing van dit hoofdstuk gelden de volgende begripsbepalingen
1.1 TAM-omgevingsplan:
TAM-omgevingsplan Hoofdstuk 22I Kuzemerweg 34 Oldekerk
1.2 Omgevingsplan:
Het omgevingsplan van de gemeente Westerkwartier.
1.3 aan huis verbonden beroep
  1. zakelijke en persoonlijke dienstverlening: het bedrijfsmatig verlenen van diensten aan bedrijven of personen zoals administratiekantoor, advocatenkantoor, reisbureau, artsenpraktijk, schoonheidssalon, kapsalon, en dergelijke, al dan niet met hieraan verbonden ondergeschikte detailhandel;
  2. praktijkpand, praktijkruimte, kantoor, atelier: een gebouw of een gedeelte van een gebouw dat door de indeling en inrichting bestemd is als beroeps- of bedrijfsmatige werkruimte voor medische, administratieve, artistieke, ambachtelijke en daarmee gelijk te stellen beroepen, al dan niet in combinatie met hieraan verbonden ondergeschikte detailhandel;
mits de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de ruimtelijke uitwerking of uitstraling met de woonfunctie in overeenstemming is;
1.4 aanbouw
een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw; functionele ondergeschiktheid is niet vereist;
1.5 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.6 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.7 afhaalpunt
een locatie waar de consument uitsluitend via internethandel bestelde en betaalde goederen kan afhalen of retourneren, waar uitsluitend logistiek en opslag van bestelde goederen gedurende een korte periode plaatsvindt en waarbij geen sprake is van uitstalling ten behoeve van verkoop en/of overige activiteiten;
1.8 afzetten
het geheel of grotendeels verwijderen van het bovengrondse deel van de houtopstand met als doel dat de houtopstand opnieuw op de stronk/stobbe uitloopt. Dit t.b.v. hakhoutbeheer.
1.9 agrarisch bedrijf
een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen (boom- en sierkwekerijen en fruit- en houtteelt daaronder begrepen) en/of door middel van het houden van dieren, niet zijnde: een glastuinbouwbedrijf, een champignonkwekerij, een gebruiksgerichte paardenhouderij, een bollenteeltbedrijf of een vis- of wormenkwekerij;
1.10 agrarisch grondgebruik
het telen van gewassen, niet in een volkstuin(complex), en/of het weiden van dieren;
1.11 archeologische waarde
de waarde die van belang is voor de archeologie en voor de kennis van de beschavingsgeschiedenis;
1.12 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
1.13 bebouwingspercentage
de bebouwde oppervlakte van de gebouwen uitgedrukt in procenten van de totale oppervlakte van nader aangegeven gronden;
1.14 bed & breakfast
het tegen vergoeding aanbieden van een ten opzichte van het hoofdgebruik, ondergeschikte mogelijkheid tot kortdurend recreatief nachtverblijf en ontbijt aan personen die hun hoofdverblijf elders hebben, niet zijnde de uitoefening van een hotel, pension of ander bedrijf. Hieronder wordt niet verstaan het overnachten van tijdelijk of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid. Er worden geen voorzieningen aangeboden om zelfstandig te koken;
1.15 bedrijf
beroepsbezigheid, handwerk en ook: onderneming die zich bezighoudt met het maken en/of verhandelen van bepaalde goederen en/of het leveren van bepaalde diensten;
1.16 bedrijfsmatig
een bedrijf, stichting of ander rechtspersoon die deelneemt aan het economisch verkeer al dan niet met winstoogmerk, en activiteiten die hiermee naar aard, omvang en regelmaat zijn gelijk te stellen;
1.17 bedrijfswoning
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar in aantoonbare relatie staat tot de bestemming van het gebouw of het terrein. Het dient om een volwaardig bedrijf te gaan waarin minimaal één persoon fulltime werkzaam is;
1.18 bedrijfsvloeroppervlakte
de totale vloeroppervlakte van een kantoor, winkel of bedrijf met inbegrip van daartoe behorende opslag- en administratieruimten, uitgezonderd de bedrijfswoning;
1.19 bestaand
  1. het gebruik dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig is en/of bebouwing (de maatvoering van een bouwwerk, de afstand tot een bouwwerk of een te bebouwen percentage) die op dat tijdstip aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen;
  2. het onder 1 bedoelde geldt niet voor zover sprake was van strijd met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder mede begrepen het overgangsrecht, of een afwijking als bedoeld in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening;
1.20 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak;
1.21 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming; indien en voor zover twee bestemmingsvlakken middels de aanduiding 'relatie' met elkaar zijn verbonden worden deze aangemerkt als één bestemmingsvlak;
1.22 bijgebouw
een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw; voor vrijstaande bijgebouwen is ook functionele ondergeschiktheid vereist;
1.23 boom- en/of sierkwekerij
een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van beplantingsgewassen zoals bos- en haagplantsoen, laan- en parkbomen, vruchtbomen, rozenstruiken, sierconiferen, sierheesters en overige sierbeplanting, een en ander in de vorm van vollegrondteelt dan wel containerteelt;
1.24 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;
1.25 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.26 bouwperceelgrens
een grens van een bouwperceel;
1.27 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
1.28 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.29 cultuurhistorische waarde
de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt;
1.30 dak
iedere bovenbeëindiging van een gebouw;
1.31 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen, geen motorbrandstoffen zijnde, aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.32 dienstverlenend bedrijf en/of dienstverlenende instelling
een bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van economische en/of maatschappelijke diensten aan derden, waaronder zijn begrepen kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio's en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en een seksinrichting;
1.33 dienstverlening
het verlenen van economische, openbare en/of maatschappelijke diensten aan derden;
1.34 discotheek
een gebouw, waarin de bedrijfsuitoefening hoofdzakelijk is gericht op het bieden van gelegenheid tot dansen op mechanische en/of levende muziek en het serveren van al dan niet alcoholhoudende dranken;
1.35 dunnen
afzetten als een verzorgingsmaatregel ter bevordering van de groei van de overblijvende houtopstand. Dunnen in een houtsingel moet altijd als doel hebben dat de houtopstand weer uitgroeit;
1.36 erfinrichtingsplan
een plan waarin met toepassing van de maatwerkmethode in overleg met het betrokken bedrijf de omvang, situering en ruimtelijke inrichting van het bouwperceel en de landschappelijke inpassing van de bebouwing en opslag- of andere voorzieningen, geen bouwwerken zijnde, zijn vastgelegd;
1.37 erker
een hoek- of rondvormig uitgebouwd deel van een hoofdgebouw, bouwkundig bestaande uit een 'lichte' constructie met een overwegend transparante uitstraling;
1.38 fruitteeltbedrijf
een bedrijf dat is gericht op het telen van fruit;
1.39 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.40 gebruiksgerichte paardenhouderij
een bedrijf dat hoofdzakelijk is gericht op het beleren en trainen van paarden/pony's door het bedrijf zelf, het bieden van pensionstalling en/of een kunstmatig inseminatie bedrijf voor paarden/pony's, niet zijnde een manege;
1.41 geitenhouderij
het houden van vijftig geiten of meer;
1.42 hobbymatig agrarisch grondgebruik
het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of door middel van het houden van dieren (niet zijnde: een glastuinbouwbedrijf, een champignonkwekerij, een gebruiksgerichte paardenhouderij, een bollenteeltbedrijf of een vis- of wormenkwekerij) op niet bedrijfsmatige wijze;
1.43 hoofdgebouw
een gebouw of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkste is;
1.44 horeca(bedrijf)
een bedrijf dat gericht is op het bedrijfsmatig verstrekken van dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse, al dan niet in samenhang met het bedrijfsmatig verschaffen van logies en/of het exploiteren van zaalaccommodatie, met uitzondering van een discotheek;
1.45 horeca categorie 1 t/m 3
  1. horeca categorie 1
:aan de detailhandelsfunctie verwante horeca zoals: automatiek, broodjeszaak, cafetaria, croissanterie, koffiebar, lunchroom, snackbar, tearoom, traiteur, bezorg- en/of afhaalservice.overige lichte horeca zoals hotel, restaurant al dan niet met bezorg- en/of afhaalservice (o.a. pizza, chinees, fastfood restaurants);
  1. horeca categorie 2:
bedrijven die normaal gesproken ook delen van de nacht geopend zijn en die daardoor aanzienlijke hinder voor omwonenden kunnen veroorzaken zoals: bar, bierhuis, biljartcentrum, café, coffeeshop, proeflokaal, shoarma/grillroom, zalenverhuur (zonder regulier gebruik ten behoeve van feesten en muziek/dansevenementen);
  1. horeca categorie 3:
bedrijven die voor een goed functioneren ook 's-nachts geopend zijn en die tevens een groot aantal bezoekers aantrekken en daardoor grote hinder voor de omgeving met zich mee kunnen brengen zoals: discotheek, nachtclub, partycentrum. Regulier gebruik ten behoeve van feesten en muziek-/dansevenementen;
1.46 houtsingel
een vrijliggende lijnvormige en aaneengesloten houtopstand, al dan niet groeiend op een aarden wal, met een opgaande begroeiing van inheemse bomen en/of struiken. De houtsingel is minimaal 20 meter lang en maximaal 10 meter breed;
1.47 houtteelt
de bedrijfsmatige uitoefening van uitsluitend de functie houtproductie op gronden die in principe hiervoor tijdelijk worden gebruikt en waarvoor daartoe ontheffing is verleend van de melding en herplantplicht conform de Wet natuurbescherming;
1.48 houtwal
een vrijliggende lijnvormige en aaneengesloten houtopstand, al dan niet groeiend op een aarden wal, met een opgaande begroeiing van inheemse bomen en/of struiken. De houtwal is minimaal 20 meter lang en maximaal 10 meter breed;
1.49 huishouden
één of meerdere personen die gemeenschappelijk samenleven in een onderlinge persoonlijke verbondenheid gericht op een duurzaam samenzijn;
1.50 internethandel
handel in goederen en/of diensten die plaatsvindt via het internet;
1.51 kampeermiddel
een tent, een tentwagen, een kampeerauto, een caravan, dan wel enig ander onderkomen ten behoeve van recreatief nachtverblijf, dat is bedoeld om te kunnen worden verplaatst;
1.52 kappen
het geheel of grotendeels verwijderen van het bovengrondse deel van de houtopstand;
1.53 kas
een gebouw, waarvan de wanden en het dak geheel of grotendeels bestaan uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal, dienend tot het kweken van vruchten, bloemen of planten;
1.54 kleinschalig kampeerterrein
een kampeerterrein met een oppervlakte van niet meer dan 5.000 m2 én voor maximaal 25 kampeermiddelen (tenten, vouwwagens, campers, toercaravans of huifkarren) gedurende de periode van 15 maart tot en met 31 oktober;
1.55 landschappelijke waarde
de aan een gebied toegekende waarde, in verband met de waarneembare verschijningsvorm van dat gebied;
1.56 longeercirkel
ruimte (eventueel overdekt) in de vorm van een cirkel, waarin een paard onder begeleiding specifieke training gegeven kan worden;
1.57 maatschappelijke voorzieningen
educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;
1.58 maatwerkmethode
methode van overleg via keukentafelgesprekken met als doel om op bedrijfsniveau overeenstemming te bereiken over omvang, situering en inrichting van het bouwperceel;
1.59 manege
een bedrijf met een publieksgericht karakter, dat is gericht op het bieden van gelegenheid tot het stallen van paarden/pony's en/of het berijden van paarden/pony's, waaronder begrepen lesgeven, verhuur en het houden van wedstrijden en/of andere hippische evenementen;
1.60 mantelzorg
geïndiceerde zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep (onbetaalde zorg) wordt gegeven aan een hulpbehoevende door één of meerdere leden van diens directe omgeving, waarbij de zorgverlening direct voortvloeit uit de sociale relatie;
1.61 natuurlijke waarde
de aan een gebied toegekende waarde, in verband met de geologische, bodemkundige en/of biologische elementen voorkomend in dat gebied;
1.62 nieuwvestiging geitenhouderijen
de start van een geitenhouderij op een andere locatie dan de locatie van bestaande geitenhouderijen. Hieronder wordt mede begrepen het toevoegen van geiten op een andere locatie waar al geiten zijn gevestigd waardoor een geitenhouderij ontstaat;
1.63 normaal onderhoud
activiteiten die gericht zijn op het behoud van een bouwwerk waarbij vormgeving, detaillering en profilering niet wijzigen;
1.64 normale onderhouds- of exploitatiewerkzaamheden
werkzaamheden die regelmatig noodzakelijk zijn voor een goed beheer van de gronden, waaronder begrepen de handhaving dan wel de realisering van de bestemming;
1.65 paardenbak/paardrijbak
een terrein met een andere ondergrond dan gras, met of zonder omheining, kennelijk ingericht voor het africhten en/of trainen en berijden van paarden/pony's en/of anderszins beoefenen van de paardensport;
1.66 paddock
een omheind terrein met een andere ondergrond dan gras, waar één of meerdere paarden/pony's ter ontspanning en naar eigen inzicht vrij kunnen bewegen. Niet bedoeld voor het africhten en/of trainen van paarden/pony's;
1.67 peil
  1. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:
    • de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  2. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst:
    • de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  3. indien in of op het water wordt gebouwd:
    • het plaatselijke niveau ten opzichte van het Nieuw Amsterdams Peil;
1.68 pension
een gebouw met een of meer pensionkamers, die zijn ingericht voor recreatief verblijf, inclusief daarbij behorende voorzieningen;
1.69 permanente bewoning
bewoning van een ruimte als hoofdverblijf;
1.70 productiegebonden detailhandel
detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;
1.71 productiegerichte paardenhouderij
een paardenhouderij waar uitsluitend of in hoofdzaak handelingen aan en/of met paarden/pony's worden verricht, die primair gericht zijn op het voortbrengen, africhten, trainen en verhandelen van paarden/pony's;
1.72 prostitutie
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander persoon tegen vergoeding;
1.73 recreatief medegebruik
een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan;
1.74 recreatieve bewoning
de bewoning die plaatsvindt in het kader van weekend- en/of verblijfsrecreatie;
1.75 rooien
het verwijderen, kappen of aantasten van de beplanting inclusief stobbe en wortelgestel van de singel, met de bedoeling of het effect dat de beplanting niet meer terugkomt. Zeer zware snoei met het doel of effect dat de beplanting afsterft is hieraan gelijk gesteld;
1.76 seksinrichting
de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.77 sloot
algemene benaming voor een waterloop van beperkte breedte die stilstaand of slechts langzaam stromend water bevat;
1.78 teeltondersteunenede kassen
kassen in, op of boven de grond die door agrarische bedrijven met plantaardige teelten worden gebruikt om de volgende doelen na te streven:
  • verbetering van de productie, onder meer door teeltvervroeging en -verlating;
  • verbetering van de arbeidsomstandigheden, onder meer door gewassen verhoogd te telen of
  • het voorkomen van schade door vorst;
1.79 teeltondersteunende voorzieningen
voorzieningen in, op of boven de grond die door agrarische bedrijven met plantaardige teelten worden gebruikt om de volgende doelen na te streven:
  • verbetering van de productie, onder meer door teeltvervroeging en -verlating, terugdringing van onkruidgroei en beperking van vraatschade;
  • verbetering van de arbeidsomstandigheden, onder meer door gewassen verhoogd te telen;
  • het bereiken van positieve effecten op milieu en water (bodembescherming, terugdringing onkruidbestrijding, effectief omgaan met water) of
  • het voorkomen van schade door vorst;
1.80 uitbouw
een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw. Functionele ondergeschiktheid is niet vereist;
1.81 voorgevel
de naar de weg gekeerde gevel van een woning of, bij onduidelijkheid daarover, de als zodanig door burgemeester en wethouders aan te wijzen gevel;
1.82 voorgeelrooilijn
een denkbeeldige lijn die strak loopt langs de naar de openbare weg gekeerde gevel(s) van een hoofdgebouw voor zover op dat deel van de openbare weg voorgevels zijn gericht;
1.83 voorziening
bouwkundige of bouwtechnische maatregel aan een gebouw die strekt tot verbetering van de gebruiksfunctie, waaronder begrepen de daarbij noodzakelijke opheffing van gebreken aan de constructieve veiligheid;
1.84 vrijgekomen gebouwen
gebouwen die blijvend zijn of worden onttrokken aan het gebruik waarvoor ze oorspronkelijk zijn opgericht en/of zijn bestemd;
1.85 waterloop
een langgerekte verlaging in het terrein van natuurlijk of kunstmatige oorsprong die permanent of periodiek stromend water bevat;
1.86 windturbine
door de wind aangedreven bouwwerk, waarmee energie wordt opgewekt;
1.87 woning
een complex van ruimten dat dient voor de zelfstandige huisvesting van één afzonderlijk huishouden;
1.88 woonhuis
een gebouw, hetzij vrijstaand, hetzij aaneengebouwd, dat slechts één woning omvat.

Artikel 3 Toepassingsbereik

  1. De besluiten op grond van artikel 22.1, onder a, van Omgevingswet zijn niet van toepassing voor zover het gaat over regels opgenomen in een besluit als bedoeld in artikel 4.6, eerste lid, onder a, b, c, g, h, i, j, k, l of m, van de Invoeringswet Omgevingswet op de locatie, bedoeld in het derde lid;
  2. De regels in afdeling 22.2 zijn niet van toepassing voor zover die regels in strijd zijn met regels in dit hoofdstuk.
  3. De regels in dit hoofdstuk zijn van toepassing op de locatie Oldekerk, Kuzemerweg 34, waarvan de geometrische bepaalde planobjecten zijn vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1969TPOK24POST01-VA01, zoals vastgelegd op https://www.ruimtelijkeplannen.nl;
  4. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid van dit artikel zijn op de locatie, zoals bedoeld in het derde lid van dit artikel, de regels zoals opgenomen in het Parapluplan parkeren Westerkwartier (vastgesteld op 14-6-2023) en het bestemmingsplan Geitenhouderijen (vastgesteld op 29-9-2021), die onderdeel uitmaken van het tijdelijk deel van het omgevingsplan, op deze locatie nog steeds van toepassing.

Artikel 4 Meet- En Rekenbepalingen

De meet- en rekenbepalingen uit artikel 22.24 van het omgevingsplan zijn van overeenkomstige toepassing op het meten van de waarden die in dit hoofdstuk in m, m2 of m3 zijn uitgedrukt, voor zover hiervan niet is afgeweken in 4.1 tot en met 4.4.
4.1 Gebouwen en bouwwerken
4.1.1 De breedte van een gebouw
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of de harten van de scheidingsmuren.
4.1.2 De dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
4.1.3 De goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
4.1.4 De bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
4.1.5 De inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
4.1.6 De oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
4.1.7 De bouwhoogte van een reclame- of antennemast
vanaf het hoogste punt van het bouwwerk tot aan het aansluitende afgewerkte terrein, met dien verstande dat in geaccidenteerd terrein gemeten wordt vanaf het niveau van het afgewerkte terrein dat direct aansluit op de dichtstbijzijnde weg als bedoeld in de Wegenverkeerswet 1994.
4.1.8 De ashoogte van een windturbine
vanaf het middelpunt van de as van de wieken tot aan het aansluitende afgewerkte terrein, met dien verstande dat in geaccidenteerd terrein gemeten wordt vanaf het niveau van het afgewerkte terrein dat direct aansluit op de dichtstbijzijnde weg als bedoeld in de Wegenverkeerswet 1994.
4.1.9 De tiphoogte van een windturbine
de hoogte van de windturbine wanneer één van die wieken verticaal boven de mast staat.
4.1.10 De wieklengte van een windturbine
de afstand tussen de uiterste punt van een wiek en de naaf.
4.2 Ondergeschikte bouwdelen
Bij het meten worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons, overstekende daken en erkers buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwvlak- of bestemmingsgrenzen niet meer dan 1,5 m bedraagt.
4.3 Maatvoering
Alle maten zijn tenzij anders aangegeven:
  1. voor lengten in meters (m);
  2. voor oppervlakten in vierkante meters (m²);
  3. voor inhoudsmaten in kubieke meters (m³);
  4. voor verhoudingen in procenten (%);
  5. voor hoeken/hellingen in graden (°).
4.4 Meten
Bij de toepassing van deze regels wordt gemeten tot of vanuit het hart van de lijn.

Artikel 5 Aanvraagvereisten

De aanvraagvereisten, bedoeld in paragraaf 22.5.2. van dit omgevingsplan, zijn van overeenkomstige toepassing op een omgevingsvergunning die is vereist op grond van dit hoofdstuk.

2 Functies En Activiteiten

Artikel 6 Wonen

6.1 Toepassingsbereik
De regels in dit artikel zijn van toepassing op de locaties die zijn aangewezen als 'Wonen'
6.2 Functieomschrijving
Een locatie die op de verbeelding is aangegeven als 'Wonen' mag worden gebruikt voor het wonen in woonhuizen met daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouw zijnde, tuinen en erven, met dien verstande dat:
  1. de gronden mede zijn bestemd voor landschappelijke inpassing;
  2. de gronden mede zijn bestemd voor het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de cultuurhistorische waarden zoals die ter plaatse voorkomen;
  3. de gronden mede mogen worden gebruikt ten behoeve van hobbymatig agrarisch gebruik en voor bestaand agrarisch gebruik door derden;
  4. per bouwperceel niet meer dan 1 hobbymatige paardenbak voor eigen gebruik is toegestaan met een oppervlak van ten hoogste 800 m2, waarvoor geldt dat de afstand tussen de paardenbak en een woning van derden niet minder dan 25 m mag bedragen;
  5. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf aan huis' op de bestemmingsvlakken gelegen op het adres Kuzemerweg 34 te Oldekerk tevens de volgende nevenactiviteiten zijn toegestaan tot de aangegeven oppervlakte in m2:
    1. dierenartspraktijk tot een oppervlakte van maximaal 160 m2 in een vrijstaand bijgebouw;
  6. de woning en/of een aan de woning aangebouwd gebouw mede mogen worden gebruikt en verbouwd ten behoeve van bed & breakfast tot een oppervlakte van niet meer dan 50 m2;
  7. de gronden mede zijn bestemd voor een aan huis verbonden beroep, met dien verstande dat:
    1. de gezamenlijke oppervlakte niet meer bedraagt dan 70 m2;
    2. de gezamenlijke oppervlakte niet meer bedraagt dan 30% van de gezamenlijke grondoppervlakte van het hoofdgebouw, aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen;
    3. internethandel zonder fysieke bezoekmogelijkheden en zonder afhaalpunt is toegestaan;
    4. buitenopslag niet is toegestaan.
6.3 Beoordelingsregels
Op de voor 'Wonen' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de functie ‘Wonen’ worden gebouwd.
6.3.1 Gebouwen
Voor gebouwen geldt dat deze uitsluitend mogen worden gebouwd met inachtneming van het beginsel van bebouwingsconcentratie.
6.3.2 Hoofdgebouwen in casu woonhuizen
Voor hoofdgebouwen in casu woonhuizen gelden de volgende regels:
  1. per bestemmingsvlak mag niet meer dan 1 woonhuis worden gebouwd, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' het aantal woonhuizen niet meer dan het aangegeven aantal mag bedragen per bestemmingsvlak en waarbij de woning uitsluitend ter plaatse van het bouwvlak mag worden gebouwd;
  2. de grondoppervlakte van een woning mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de maatvoeringaanduiding ‘maximum bebouwd oppervlak (m2)’ is weergegeven;
  3. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3,50 m, dan wel de bestaande goothoogte indien deze meer bedraagt;
  4. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 9,0 m dan wel de bestaande bouwhoogte indien deze meer bedraagt;
  5. de dakhelling mag niet minder dan 25° en niet meer dan 60° bedragen;
  6. in afwijking van het bepaalde onder b tot en met e geldt, indien een grotere oppervlakte, een hogere goothoogte, een hogere bouwhoogte of een andere dakhelling aanwezig is op het tijdstip van de terinzagelegging van het vastgesteldplan, dat deze oppervlakte, goothoogte, bouwhoogte of dakhelling voor dat gebouw en voor uitbreidingen van dat gebouw als maximale oppervlakte, maximale goothoogte, maximale bouwhoogte en minimale of maximale dakhelling geldt.
6.3.3 Aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen
Voor een aanbouw, een uitbouw en een bijgebouw gelden de volgende regels:
  1. een aanbouw, een uitbouw en een bijgebouw dient binnen het bouwvlak te worden gebouwd, waarbij geldt dat een hoofdgebouw, aanbouw, uitbouw en/of bijgebouw in één bouwmassa gebouwd dienen te worden en dienen te passen binnen de maatvoeringen zoals gesteld onder 6.3.2 onder c, d en e;
  2. in afwijking van het gestelde onder a mag ter plaatse van de functieaanduiding ‘bedrijf aan huis (bah) een vrijstaand bijgebouw worden gebouwd met een oppervlakte van maximaal 160 m2 en een maximale goot- en bouwhoogte van 3,0 meter en 6,0 meter.
6.3.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:
  1. indien zij vóór de voorgevel of een naar de weg gekeerde zijgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan worden opgericht mag de bouwhoogte niet meer dan 1 m bedragen;
  2. in overige gevallen mag de bouwhoogte niet meer dan 2,50 m bedragen.
6.4 Algemene beoordelingsregels
Bij toepassing van de afwijkingsmogelijkheden in artikel 6.5 en 6.7 in dit hoofdstuk vindt een evenredige belangenafweging plaats waarbij moet worden voldaan aan de volgende beoordelingsregels:
  1. de waarden, welke het plan beoogt te beschermen, mogen niet worden geschaad;
  2. de belangen van gebruikers en/of van eigenaren van de aanliggende gronden mogen niet worden geschaad;
  3. de uitvoerbaarheid moet zijn aangetoond, waaronder begrepen de toelaatbaarheid op het gebied van milieu, externe veiligheid, waterhuishouding, ecologie, archeologie en nachtelijke lichtuitstraling;
  4. de landschappelijke inpasbaarheid moet zijn aangetoond;
  5. de verkeerssituatie mag niet negatief worden beïnvloed.
6.5 Vergunningplicht voor afwijken
6.5.1 Afwijken voor andere functies
Het bevoegd gezag kan, in afwijking van het bepaalde in artikel 6.2 aanhef en toestaan dat wordt gebouwd ten behoeve van een functie waarvoor een omgevingsvergunning is of wordt verleend als bedoeld in artikel 6.7, als wordt voldaan aan de volgende beoordelingsregels:
  1. er wordt voldaan aan de in artikel 6.7 genoemde voorwaarden;
  2. er wordt gebouwd conform de beoordelingsregels voor bouwactiviteiten in artikel 6.3;
  3. er wordt voldaan aan de algemene beoordelingsregels zoals genoemd in artikel 6.4.
6.5.2 Afwijken voor een andere situering van het woonhuis
Het bevoegd gezag kan, in afwijking van het bepaalde in artikel 6.3.2 onder a, een omgevingsvergunning verlenen voor een andere situering van het woonhuis als wordt voldaan de volgende beoordelingsregels:
  1. de andere situering is stedenbouwkundig aanvaardbaar;
  2. er wordt voldaan aan de algemene beoordelingsregels zoals genoemd in artikel 6.4.
6.5.3 Afwijken voor een afwijkende dakvorm
Het bevoegd gezag kan, in afwijking van artikel 6.3.2 onder e, een omgevingsvergunning verlenen voor een afwijkende dakvorm als wordt voldaan aan de volgende beoordelingsregels:
  1. het bebouwingsbeeld wordt niet onevenredig aangetast;
  2. er wordt voldaan aan de algemene beoordelingsregels uit artikel 6.4.
6.6 Gebruiksverbod
Het is verboden om gronden en bouwwerken te gebruiken op een wijze die niet ten dienste staat van de in 6.2 genoemde functies van de gronden.
6.7 Vergunningplicht voor activiteiten
6.7.1 Bed and breakfast
Het bevoegd gezag kan, in afwijking van het bepaalde in artikel 6.2 onder f een omgevingsvergunning verlenen voor het gebruik van gronden en bouwwerken voor een bed & breakfast groter dan 50 m2, mits voldaan wordt aan de volgende beoordelingsregels:
  1. de bedrijfsvloeroppervlakte ten behoeve van een bed & breakfast maximaal 30% van het bestaande vloeroppervlakte van de bebouwing op het perceel bedraagt, met een maximum van 250 m2;
  2. het parkeren van de gasten van de bed & breakfast op eigen erf plaatsvindt;
  3. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de bebouwings- en gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  4. er wordt voldaan aan de algemene beoordelingsregels uit artikel 6.4.
6.7.2 Kleinschalig kampeerterrein
Het bevoegd gezag verleent een omgevingsvergunning voor een kleinschalig kampeerterrein, mits voldaan wordt aan de volgende beoordelingsregels:
  1. het kampeerterrein een maximum oppervlakte van 0,5 hectare heeft en maximaal 25 kampeerplaatsen;
  2. de afstand van het kampeerterrein tot aan het naastgelegen bestemmingsvlak, niet zijnde het bestemmingsvlak waarbij het kampeerterrein behoort, minimaal 50 meter bedraagt;
  3. het kampeerterrein aansluit aan de woonbebouwing van de beheerder;
  4. de oppervlakte aan gebouwen ten behoeve van het kampeerterrein maximaal 50 m2 is, behalve indien gebruik wordt gemaakt van bestaande (voormalige agrarische) gebouwen; de bebouwing dient aan te sluiten bij de reeds bestaande bebouwing;
  5. er geen chalets, trekkershutten en stacaravans zijn toegestaan;
  6. wordt gezorgd voor en goede landschappelijke inpassing;
  7. de exploitatie tijdens het jaar plaatsvindt tussen 15 maart en 31 oktober;
  8. voldoende parkeergelegenheid aanwezig is, parkeren op eigen terrein plaatsvindt en onderdeel is van de landschappelijke inpassing;
  9. van de bevoegdheid geen gebruik wordt gemaakt voor gronden met de dubbelfunctie 'Waarde - Houtsingelreservaat', 'Waarde - Open gebied', 'Waarde - Reliëf', 'Waarde - Verkaveling' of Waarde - Wierde invloedszone';
  10. er wordt voldaan aan de algemene beoordelingsregels uit artikel 6.4.
6.8 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  1. het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren;
    1. het aanleggen van grondwallen/aarden wallen;
    2. het aanbrengen van oppervlakte verharding meer dan 200 m2;
    3. het dempen van de huisgracht op/langs de wierde;
    4. het rooien van de erfbeplanting op de wierde;
    5. het aanleggen of (gedeeltelijk) rooien van houtsingels binnen de begrenzing zoals is aangeduid op de kaart in Bijlage 2;
    6. het kappen, dunnen of afzetten van beeldbepalende bomen;
    7. het aanleggen van wegbegeleidende hoogopgaande beplanting in het dijken- en wierdenlandschap aangeduid op de kaart in Bijlage 3;
  2. de onder 1 bedoelde omgevingsvergunning is niet vereist indien het werken en/of werkzaamheden betreft die het normale onderhoud en/of de normale exploitatie betreffen;
  3. voor zover voor meerdere werken en/of werkzaamheden vergunningen worden gevraagd en deze in één inrichtingsplan zijn ondergebracht, wordt dit plan in zijn geheel in de beoordeling betrokken;
  4. de onder 1 bedoelde vergunning mag geen onevenredige afbreuk doen aan de aan de gronden toegekende te behouden en/of te beschermen waarden;
  5. bij het aanleggen en/of (gedeeltelijk) rooien van houtsingels zijn de Spelregels Houtsingelhoofdstructuur onverkort van toepassing zoals opgenomen in Bijlage 4. Indien voornoemde regeling wordt gewijzigd, met die wijziging rekening wordt gehouden;
  6. bij het kappen, dunnen of afzetten van beeldbepalende bomen zijn de Spelregels Houtsingelhoofdstructuur onverkort van toepassing zoals opgenomen in Bijlage 4. Indien voornoemde regeling wordt gewijzigd, met die wijziging rekening wordt gehouden.
6.10 Voorwaardelijke verplichting landschappelijke inpassing
Tot een met het functiegebied ‘Wonen’ strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruik van en het in gebruik laten nemen van gronden en bouwwerken overeenkomstig de in lid 6.2 opgenomen bestemmingsomschrijving zonder de aanleg en instandhouding van de landschaps- en inrichtingsmaatregelen conform het in de
Bijlage 5 van de regels opgenomen plan ‘Landschappelijk inpassingsplan Oldekerk Kuzemerweg 34’, teneinde te komen tot een goede landschappelijke en stedenbouwkundige inpassing.

Artikel 7 Waarde - Archeologie 4

7.1 Toepassingsbereik
De regels in dit artikel zijn van toepassing op de locaties die zijn aangewezen als
‘Waarde – Archeologie 4’.
7.2 Functieomschrijving
De voor Waarde-Archeologie 4 aangewezen gronden heeft als functie, behalve voor de andere daar voorkomende functie(s), de bescherming en veiligstelling van de in de grond verwachte archeologische waarden, waarbij geldt dat indien strijd ontstaat de tussen het belang van het behoud en de bescherming van archeologische waarden en andere functies, de functie Waarde-Archeologie 4 prevaleert. Het gaat hierbij om zones met een potentieel hoge archeologische verwachting.
7.3 Bouwregels
7.3.1 Voor de overige functies op deze locatie
Voor het bouwen ten behoeve van de overige op deze locatie aanwezige functies zijn de desbetreffende regels behorende bij die functies van toepassing, met dien verstande, dat indien de bodemverstoring als gevolg van het bouwen dieper is dan 0,50 meter onder maaiveld en de omvang van de bodemingreep groter is dan 500 m2 op basis van archeologisch (voor) onderzoek is vastgesteld dat ter plaatse geen behoudenswaardige archeologische waarden aanwezig zijn of de aanwezige behoudenswaardige archeologische waarden niet onevenredig worden aangetast.
7.3.1 Voorwaarden omgevingsvergunning
  1. In afwijking van het bepaalde in 7.3.1 kan de omgevingsvergunning toch worden verleend ten behoeve van een overige aan deze gronden toegekende functie, indien is gebleken dat het oprichten van een bouwwerk, waarvoor de omgevingsvergunning wordt gevraagd, niet zal leiden tot een verstoring van archeologische waarden, zowel in directe als in indirecte zin.
  2. Er wordt niet eerder afgeweken van het bepaalde in 7.3.1 dan nadat de aanvrager een rapport heeft overlegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld. Dit rapport, het onderzoeksproces dat tot het rapport heeft geleid als ook de archeologische waardestelling dienen te voldoen aan de binnen de archeologische beroepsgroep algemeen gangbare kwaliteitsafspraken en -criteria.
  3. Voor zover het oprichten van het bouwwerk, waarvoor de omgevingsvergunning wordt gevraagd, kan leiden tot een onevenredige verstoring van behoudenswaardige archeologische waarden, zowel in directe als in indirecte zin, kunnen burgemeester en wethouders afwijken van het bepaalde in 7.3.1, indien aan de vergunning één, of een combinatie, van de volgende voorschriften worden verbonden:
    1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    2. de verplichting tot het doen van opgravingen zoals bedoeld in artikel 1.1 van de Erfgoedwet;
    3. de verplichting de uitvoering van de bodemverstorende activiteit te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan de door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
7.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden
7.4.1 Verbod
Ter plaatse van de in deze functie bedoelde gronden in artikel 7 is het verboden zonder omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
  1. het ophogen en ontgraven van de bodem;
  2. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  3. het aanleggen, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  4. het verlagen of het verhogen van het waterpeil, tenzij dit een maatregel is van het bevoegd waterschap;
  5. het aanbrengen of verwijderen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies;
  6. het bebossen van gronden die op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan niet als bosgrond kunnen worden aangemerkt;
  7. het rooien van bos of boomgaard, waarbij de stobben worden verwijderd;
  8. het aanleggen van bos of boomgaard;
  9. het aanbrengen van diepwortelende beplanting;
  10. het scheuren van grasland;
  11. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe gerekend worden woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen.
7.4.2 Uitzonderingen
het bepaalde in lid 7.4.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden welke:
  1. het normale onderhoud betreffen;
  2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  3. betrekking hebben op een oppervlakte die minder dan 500 m2 bedragen en die minder dan 50 cm onder maaiveld plaatsvinden;
  4. het ophogen van de bodem of het dempen van sloten betreft, waarvan aannemelijk is dat deze ingrepen geen of een zeer beperkt negatief effect zullen hebben op eventuele archeologische waarden.
7.4.3 Voorwaarden voor de omgevingsvergunning
De omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden wordt slechts verleend indien en voor zover:
  1. door die werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, geen archeologische waarden van de betreffende gronden onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind;
  2. vooraf door aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport op basis van de in de beroepsgroep geldende normen is overgelegd waaruit naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate blijkt dat:
    1. de archeologische waarden in voldoende mate zijn zeker gesteld; of
    2. er geen archeologische waarden aanwezig zijn; of
    3. de archeologische waarden niet of niet onevenredig worden geschaad;
  3. die werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden waarvoor de omgevingsvergunning wordt gevraagd, kan leiden tot een onevenredige verstoring van behoudenswaardige archeologische waarden, zowel in directe als in indirecte zin, indien aan de vergunning één, of een combinatie, van de volgende voorschriften worden verbonden:
    1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    2. de verplichting tot het doen van opgravingen zoals bedoeld in artikel 1.1 van de Erfgoedwet;
    3. de verplichting de uitvoering van de bodemverstorende activiteit te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan de door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
7.4.4 Advies
Alvorens een omgevingsvergunning te verlenen als bedoeld in 7.4.1 winnen burgemeester en wethouders advies in van een door hen aan te wijzen ter zake deskundige.

Artikel 8 Waarde – Besloten Gebied

8.1 Toepassingsbereik
De regels in dit artikel zijn van toepassing op de locaties die zijn aangewezen als
Waarde – Besloten gebied.
8.2 Functieomschrijving
De voor 'Waarde - Besloten gebied' aangewezen gebieden zijn functioneel bedoeld, behalve voor de andere daar voorkomende functie(s), behalve voor de andere daar voorkomende bestemming (en, mede bestemd voor het behoud, de bescherming en/of het herstel van de landschappelijke en cultuurhistorische waarden zoals deze tot uitdrukking komen in de vorm van besloten gebieden met houtsingelstructuur, de pingoruïnes en de daarbij behorende (opstrekkende) verkaveling.
8.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  1. het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
    • het ophogen, afgraven, afschuiven of egaliseren van gronden;
    • het aanleggen van grondwallen/aarden wallen;
    • het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 40 cm;
    • het indrijven van voorwerpen in de grond;
    • het scheuren van grasland;
    • het aanbrengen van onderbemaling;
    • het graven en dempen van sloten en andere watergangen, het vergroten en/of verkleinen van het doorstromingsprofiel en het aanbrengen en verwijderen van dammen en stuwen;
    • het dempen van kleine geïsoleerde wateren (o.a. dobben, pingo's);
    • het aanbrengen van oeverbeschoeiing;
    • het aanleggen of (gedeeltelijk) rooien van houtsingels binnen de begrenzing zoals is aangeduid op de kaart in Bijlage 2;
    • het kappen, dunnen of afzetten van beeldbepalende bomen;
    • het aanleggen van wegbegeleidende hoogopgaande beplanting in het dijken- en wierdenlandschap aangeduid op de kaart in Bijlage 3;
    • het aanleggen van dagrecreatieve voorzieningen, zoals wandel- en fietspaden, picknickplaatsen en parkeervoorzieningen;
    • het aanbrengen of verwijderen van ondergrondse leiding;
  2. de onder 1 bedoelde vergunning is niet vereist indien het werken en/of werkzaamheden betreft die het normale onderhoud en/of de normale exploitatie betreffen;
  3. voor zover voor meerder werken en/of werkzaamheden vergunning worden gevraagd en deze in één inrichtingsplan zijn ondergebracht, wordt dit plan in zijn geheel in de beoordeling betrokken;
  4. de onder 1 bedoelde vergunning mag geen onevenredige afbreuk doen aan de aan de gronden toegekende te behouden en/of te beschermen waarden;
  5. bij het aanleggen en/of (gedeeltelijk) rooien van houtsingels zijn de Spelregels Houtsingelhoofdstructuur onverkort van toepassing zoals opgenomen in Bijlage 4. Indien voornoemde regeling wordt gewijzigd, met die wijziging rekening wordt gehouden;
  6. bij het kappen, dunnen of afzetten van beeldbepalende bomen zijn de Spelregels Houtsingelhoofdstructuur onverkort van toepassing zoals opgenomen in Bijlage 4. Indien voornoemde regeling wordt gewijzigd, met die wijziging rekening wordt gehouden.
8.4 Uitzonderingen
het bepaalde in lid 8.3 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden welke:
  1. het normale onderhoud betreffen;
  2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

3 Algemene Regels

Artikel 9 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 10 Algemene Regels Voor Functies En Activiteitens

10.1 Algemeen gebruiksverbod
Met het oog op een evenwichtige toedeling van functies aan locaties is het verboden zonder omgevingsvergunning gronden, gebouwen of bouwwerken te gebruiken anders dan overeenkomstig de aan die locatie toegedeelde functies en activiteiten.
10.2 Specifieke gebruiksverboden
In aanvulling op artikel 10 lid 1 wordt in elk geval als strijdig gebruik aangemerkt:
  1. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor permanente bewoning;
  2. het gebruik van verblijfsrecreatieve voorzieningen voor permanente bewoning;
  3. het gebruik van (een deel van) de woning voor een bed & breakfastvoorziening tot een oppervlakte van meer dan 50 m2, met uitzondering van bed & breakfastvoorzieningen die met een omgevingsvergunning zijn vergund;
  4. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken bij een woning als recreatieappartement, met uitzondering van recreatieappartementen die met een omgevingsvergunning zijn vergund;
  5. het gebruik van gronden voor kleinschalig kampeerterrein, met uitzondering van de kleinschalige kampeerterreinen die met een omgevingsvergunning zijn vergund.

Artikel 11 Algemene Afwijkingsregels

11.1 Binnenplans afwijken
Met een omgevingsvergunning kan, met inachtneming van de hierna genoemde beoordelingsregels, worden afgeweken van de regels in dit omgevingsplan:
  1. voor het wijzigen van het beloop of het profiel van wegen en/of de aansluiting van wegen onderling indien de verkeersveiligheid en/of intensiteit daartoe aanleiding geven;
  2. voor overschrijding van de bouw- en maatvoering grenzen:
    1. indien een meetverschil of de situatie ter plekke daartoe aanleiding geeft;
    2. voor stoepen, toegangen, portieken, hellingbanen, buiten trappen, terrassen, erkers, balkons, luifels, hijs inrichtingen, lift- en trappenhuizen, koekoeken, evenals naar de aard vergelijkbare delen van bouwwerken;
  3. van het bepaalde over de maximale bouwhoogte van gebouwen en toestaan dat de bouwhoogte van gebouwen wordt verhoogd voor plaatselijke verhogingen zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen;
  4. voor het oprichten van bouwwerken geen gebouwen zijnde, zoals vlaggenmasten, ooievaarsnesten, gedenktekens, beeldhouwwerken en andere kunstuitingen;
  5. voor het oprichten van masten voor alarmsirenes en/of antennemasten die ten dienste staan van mobiele telecommunicatie met bijbehorende bouwwerken voor deze sirenes en masten, mits het hoogste punt van de mast niet hoger is dan 40,00 meter;
  6. voor het bouwen, uitbreiden, veranderen of vernieuwen van milieuvoorzieningen van algemeen belang, zoals rioleringen, bergbezinkbassin of centrale voorzieningen voor afvalinzameling;
  7. van de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen en percentages tot maximaal 10% van die maten, afmetingen en percentages;
  8. de bestemmingsregels in die zin dat na een calamiteit een gebouw mag worden teruggebouwd met ruimere en afwijkende maatvoering dan de in dit bestemmingsplan istoegestaan, indien dit om bouw technische redenen is vereist.
11.2 Aanvullende beoordelingsregels
Voor het verlenen van een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 11.1 gelden, naast de in het betreffende artikel genoemde voorwaarden, de volgende beoordelingsregels:
Er mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan:
  1. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. de woonsituatie;
  3. de verkeersveiligheid;
  4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 12 Algemene Aanduidingsregels

12.1 Veiligheidszone – vervoer gevaarlijke stoffen
12.1.1 Toepassingsbereik
De regels in dit artikel zijn van toepassing op de locaties die zijn aangewezen als
Veiligheidszone – vervoer gevaarlijke stoffen.
12.121 Aanduidingsomschrijving
De voor 'veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen' aangeduide gronden zijn mede bestemd voor het tegengaan van:
  1. de bouw van nieuwe objecten ten behoeve van minder tot niet zelfredzame personen; en het gebruik van bestaande objecten ten behoeve van minder tot niet zelfredzame personen.
12.1.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze gebiedsaanduiding wordt in ieder geval gerekend het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van minder tot niet zelfredzame personen.

4 Overgangsregel

Artikel 13 Overgangsrecht

13.1 Overgangsrecht bouwwerken
  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van dit 'TAM-omgevingsplan Hoofdstuk [22I]' aanwezig of in uitvoering is, of gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van dit 'TAM-omgevingsplan Hoofdstuk [22I]', mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag om een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk met maximaal 10%.
  3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van dit 'TAM-omgevingsplan Hoofdstuk [22I]', maar zijn gebouwd zonder omgevingsvergunning en in strijd met het daarvoor geldende omgevingsplan van rechtswege, daaronder begrepen de overgangsbepalingen.
13.2 Overgangsrecht functioneel gebruik
  1. Het gebruik van gronden en bouwwerken ten dienste van de functie (of andere gebiedsaanwijzing) als bedoeld in hoofdstuk 2 dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van dit 'TAM-omgevingsplan Hoofdstuk [22I]' en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. Het is verboden het met dit 'TAM-omgevingsplan Hoofdstuk [22I]' strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dit 'TAM-omgevingsplan Hoofdstuk [22I]' strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van dit 'TAM-omgevingsplan Hoofdstuk [22I]' voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik, dat al in strijd was met het voorheen geldende omgevingsplan van rechtswege voor die locatie, daaronder begrepen de overgangsbepalingen.