TAM-omgevingsplan Hoofdstuk 22F Hoofddiep 10/12 Zevenhuizen
Bestemmingsplan - gemeente Westerkwartier
Vastgesteld op 21-01-2025 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begripsbepalingen
1.1 Begripsbepalingen
Begripsbepalingen die zijn opgenomen in bijlage I van de Omgevingswet, bijlage I bij het Besluit activiteiten leefomgeving, bijlage I bij het Besluit bouwwerken leefomgeving, bijlage I bij het besluit kwaliteit leefomgeving, bijlage I bij het Omgevingsbesluit en bijlage I bij de Omgevingsregeling, zijn van toepassing op dit hoofdstuk.
Artikel 2 Aanvullende Begripsbepalingen
2.1 TAM- omgevingsplan
Het TAM-Omgevingsplan Hoofdstuk 22F Hoofddiep 10/12 Zevenhuizen met identificatienummer NL.IMRO.1969.TPZE24POST01-C001 van de gemeente Westerkwartier;
2.2 plan
het omgevingsplan van de gemeente Westerkwartier;
2.3 bebouwingspercentage
het in procenten uitgedrukte deel van een bouwwerkperceel dat ten hoogste mag worden bebouwd
2.4 bedrijfswoning
een woning in of bij een gebouw of op een terrein kennelijk slechts bedoeld voor het huishouden van een persoon wiens huisvesting daar gelet op de functie van het gebouw of het terrein noodzakelijk is
2.5 bestaand:
legaal feitelijk aanwezig, dan wel toegelaten, op het moment dat de desbetreffende bepaling in het omgevingsplan voor een locatie van toepassing wordt
2.6 dakhelling
de hoek die het dakvlak maakt ten opzichte van het horizontale vlak
2.7 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop het verkopen en of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit
2.8 erf
terreindeel dat bij een pand of overig bouwwerk hoort dat niet nader wordt ingewonnen en dat bestaat uit een mengvorm van begroeiing verharding en of water
2.9 kampeermiddel
een tent, een tentwagen, een kampeerauto, een caravan of een stacaravan, dan wel enig ander voertuig of onderkomen, dat geheel of ten dele is bestemd of opgericht dan wel wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf, en geen bouwwerk is waarvoor ingevolge de Woningwet een bouwvergunning is vereist;
2.10 met het wonen verenigbare functies
- a. zakelijke en persoonlijke dienstverlening: het bedrijfsmatig verlenen van diensten aan bedrijven of personen zoals administratiekantoor, advocatenkantoor, reisbureau, artsenpraktijk, schoonheidssalon, kapsalon, en dergelijke, al dan niet met hieraan ondergeschikte detailhandel;
- b. praktijkpand, praktijkruimte, kantoor, atelier: een gebouw of een gedeelte van een gebouw dat door de indeling en inrichting bestemd is als beroeps- of bedrijfsmatige werkruimte voor medische, administratieve, artistieke, ambachtelijke en daarmee gelijk te stellen beroepen, al dan niet in combinatie met hieraan ondergeschikte detailhandel;
mits de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de ruimtelijke uitwerking of uitstraling met de woonfunctie in overeenstemming is;
2.11 nutsvoorzieningen
voorzieningen ten behoeve van het openbare nut zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van ondergrondse afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie
2.12 overkapping
een bouwwerk, geen gebouw zijnde voorzien van een gesloten dak
2.13 woning
een ruimte of complex van ruimten, bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden
2.14 zij-erf
gedeelte van het erf dat aan de zijkant van het gebouw is gelegen, op 1 m achter de voorkant voor zover niet al aangemerkt als achtererfgebied;
2.15 zijgevel
een gevel van een gebouw, die niet een voorgevel of een achtergvevel is;
2.16 zijgevellijn
denkbeeldige lijn die strak loopt langs de zijgevel van een bouwwerk tot aan de perceelsgrenzen.
Artikel 3 Toepassingsbereik
- 1. De besluiten op grond van artikel 22.1, onder a, van de Omgevingswet zijn niet van toepassing voor zover het gaat over regels opgenomen in een besluit als bedoeld in artikel 4.6, eerste lid, onder a, b, c, g, h, i, j, k, l of m, van de Invoeringswet Omgevingswet op de locatie, bedoeld in het vierde lid, en voor zover die regels in strijd zijn met regels in dit hoofdstuk.
- 2. De regels in afdeling 22.2, met uitzondering van paragraaf 22.2.7.3, en afdeling 22.3 zijn niet van toepassing voor zover die regels in strijd zijn met regels in dit hoofdstuk.
- 3. De regels uit het Facetbestemmingsplan kruimelregeling (ontwerp: 19 december 2023), het Parapluplan parkeren Westerkwartier (vastgesteld: 14 juni 2023) en het Bestemmingsplan Geitenhouderijen (vastgesteld: 29 september 2021) zijn van overeenkomstige toepassing op de locatie Hoofddiep 10/ 12 Zevenhuizen.
- 4. De regels in dit hoofdstuk zijn van toepassing op de locatie Hoofddiep 10/ 12, Zevenhuizen, waarvan de geometrisch bepaalde planobjecten zijn vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1969.TPZE24POST01-C001 zoals vastgelegd op https://www.ruimtelijkeplannen.nl.
Artikel 4 Meet- En Rekenbepalingen
De meet- en rekenbepalingen uit artikel 22.24 van dit omgevingsplan zijn van overeenkomstige toepassing op het meten van de waarden die in dit hoofdstuk in m, m2 of m3 zijn uitgedrukt, voor zover hiervan niet is afgeweken in 4.1 tot en met 4.9.
4.1 afstanden:
afstanden tussen bouwwerken onderling alsmede afstanden van bouwwerken tot erfscheidingen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.
4.2 de afstand tot de perceelgrens:
vanaf de kortste afstand van enig punt van een bouwwerk tot de perceelgrens;
4.3 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
4.4 de breedte en lengte of diepte van een gebouw:
Tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de scheidsmuren;
4.5 de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
4.6 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
4.7 de inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
4.8 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk
4.9 overschrijding bouwgrenzen
- a. Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van bouwen worden ondergeschikte bouwdelen al plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en toegangsportalen buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van de buitenzijde van de gevel niet meer dan 1,5 m bedraagt.
- b. Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van bouwen worden wolfseinden niet meegerekend.
- c. Bij toepassing van de wijze van meten met betrekking tot de afstand tussen de gebouwen wordt de afstand gemeten als kortste afstand tussen de buitengevels van de hoofdgebouwen en/of (bedrijfs)woningen
Artikel 5 Aanvraagvereisten
De aanvraagvereisten, bedoeld in paragraaf 22.5.2 van dit omgevingsplan, zijn van overeenkomstige toepassing op een omgevingsvergunning die is vereist op grond van dit hoofdstuk.
Hoofdstuk 2 Functies En Activiteiten
Artikel 6 Wonen -2
6.1 Toepassingsbereik
De regels in dit artikel zijn van toepassing op de functie 'Wonen -2'.
6.2 Functieomschrijving
Een locatie die op de verbeelding is aangewezen als 'Wonen -2' mag gebruikt worden voor:
- a. wonen;
met daaraan ondergeschikt:
- b. groenvoorzieningen;
- c. nutsvoorzieningen;
- d. speelvoorzieningen;
- e. water;
- f. wegen, straten en paden;
met de daarbijbehorende:
- g. tuinen en erven;
6.3 Specfieke functieregels
Gronden mogen niet worden gebruikt voor:
- a. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning;
- b. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van mantelzorg;
- c. het gebruik van een woonhuis voor meer dan één woning;
- d. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor met het wonen verenigbare functies, zodanig dat:
- 1. het bedrijfsvloeroppervlak in bijgebouwen ten behoeve van een met het wonen verenigbare functie meer bedraagt dan 50% van het vloeroppervlak van de bijgebouwen op een bouwperceel;
- 2. de functie ernstige of onevenredige hinder oplevert voor de woonomgeving en afbreuk doet aan het woonkarakter van de omgeving;
- 3. er detailhandel plaatsvindt, tenzij het detailhandel betreft die ten dienste staat van en ondergeschikt is aan met het wonen verenigbare functies;
- 4. de functie een zodanig verkeersaantrekkende werking heeft waardoor verkeersmaatregelen noodzakelijk zijn;
- e. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een bed & breakfast.
6.4 Beoordelingsregels bouwactiviteiten
6.5 Vergunningplicht voor afwijken
- a. Het is verboden om zonder omgevingsvergunning de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen te vergroten. De vergunning wordt verleend als:
- 1. de oppervlakte niet meer is dan 100 m2 en indien de oppervlakte van het bouwperceel niet meer is dan 600 m2;
- 2. de gezamenlijke oppervlakte niet meer is dan 200 m2, dan wel de bestaande bebouwing indien deze groter is dan 200 m2 en;
- 3. het bebouwingspercentage van het bouwperceel niet meer dan 50% is.
- 4. de oppervlakte met niet meer dan 70 m2 wordt vergroot vermeerderd met 5% van de oppervlakte van het bouwperceel en dit niet meer is dan 150 m2 en de oppervlakte van het bouwperceel niet meer is dan 600 m2;
- 5. de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen per bouwperceel niet meer is dan 300 m2, dan wel de bestaande bebouwing indien deze groter is dan 300 m2.
- b. Het is verboden om zonder omgevingsvergunning aan- en uitbouwen en bijgebouwen te bouwen die minder dan 3 m achter de voorgevelrooilijn worden gebouwd.
- c. Het is verboden om zonder omgevingsvergunning de goot- en bouwhoogte van (gedeelten van) een aan- of uitbouw te vergroten tot niet meer dan de goot- en bouwhoogte van het hoofdgebouw. De vergunning wordt verleend als:
- 1. de afstand van de aan-of uitbouw tot de perceelgrens minimaal 3 m is.
- d. In aanvulling op lid 6.5 sub a tot en met sub c wordt een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 6.5 sub a tot en met sub c, verleend als dat geen onevenredige afbreuk doet aan:
- 1. het straat- en bebouwingsbeeld;
- 2. de woonsituatie;
- 3. de verkeersveiligheid;
- 4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
6.6 Vergunningplicht voor afwijken (mantelzorg)
- a. Het is verboden om zonder omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in lid 6.3 sub a en b en delen van het hoofdgebouw, aan- en uitbouwen en/of bijgebouwen te gebruiken ten behoeve van mantelzorg.
- b. De omgevingsvergunning wordt verleend als;
- 1. naar het oordeel van het bevoegd gezag aannemelijk is dat er een zorgbehoefte is;
- 2. in het hoofdgebouw geen mogelijkheid voor mantelzorg is;
- 3. mantelzorg plaatsvindt op een oppervlakte van maximaal 70 m²;
- 4. de oppervlakte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen inclusief de oppervlakte ten behoeve van mantelzorg maximaal 300 m² is;
- 5. naar het oordeel van het bevoegd gezag het bijgebouw een ruimtelijke eenheid vormt met de woning;
- 6. verzekerd is dat na beëindiging van de mantelzorg de daarvoor aangewende oppervlakte niet als zelfstandige woning in gebruik wordt genomen.
6.7 Maatwerkvoorschriften
Er kunnen maatwerkvoorschriften worden gesteld over de plaats en afmeting van de bebouwing en daarbij wordt rekening gehouden met;
- 1. de woonsituatie;
- 2. de milieusituatie;
- 3. de verkeersveiligheid;
- 4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 7 Bedrijf
7.1 Toepassingsbereik
De regels in dit artikel zijn van toepassing op de functie 'Bedrijf'.
7.2 Functieomschrijving
Een locatie die op de verbeelding is aangewezen als 'Bedrijf' mag gebruikt worden voor:
- a. bedrijfswoningen;
- b. aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij een bedrijfswoning;
met daaraan ondergeschikt:
- c. wegen, straten en paden;
- d. parkeervoorzieningen;
- e. groenvoorzieningen;
- f. nutsvoorzieningen;
- g. water;
met de daarbijbehorende:
- h. tuinen, erven en terreinen;
- i. bouwwerken, geen gebouwen zijnde
7.3 Specifieke functieregels
Gronden mogen niet worden gebruikt voor:
- a. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor de uitoefening van detailhandel, tenzij het detailhandel betreft die ten dienste staat van en ondergeschikt is aan de in lid 7.2 genoemde doeleinden;
- b. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen bij een bedrijfswoning voor bewoning;
- c. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van mantelzorg;
- d. het gebruik van een bedrijfswoning ten behoeve van een niet op hetzelfde terrein gelegen bedrijf.
7.4 Bouwactiviteit
7.5 Vergunningplicht voor afwijken
- a. het bepaalde in lid 7.4.1. sub a. in die zin dat de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen wordt vergroot tot ten hoogste 100 m² indien de oppervlakte van het bouwperceel ten hoogste 600 m² bedraagt en na de toepassing van deze afwijkingsbevoegdheid:
- 1. de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen per bouwperceel niet meer bedraagt dan 200 m², dan wel de bestaande bebouwing indien deze groter is dan 200 m²;
- 2. het bebouwingspercentage van het bouwperceel ten hoogste 50% bedraagt;
- b. het bepaalde in lid 7.4.2 sub a in die zin dat de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen wordt vergroot tot 70 m² vermeerderd met 5% van de oppervlakte van het bouwperceel tot ten hoogste 150 m² indien de oppervlakte van het bouwperceel ten minste 600 m² bedraagt en na de toepassing van deze afwijkingsbevoegdheid:
- 1. de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen per bouwperceel niet meer bedraagt dan 300 m², dan wel de bestaande bebouwing indien deze groter is dan 300 m²;
- c. het bepaalde in lid 7.4.2 sub b in die zin dat aan- en uitbouwen en bijgebouwen minder dan 3 m achter de voorgevelrooilijn of op de voorgevelrooilijn worden gebouwd;
- d. het bepaalde in lid 7.4.2 sub c in die zin dat de goot- of bouwhoogte van (gedeelten van) een aan- of uitbouw wordt vergroot tot ten hoogste de goot- of bouwhoogte van het hoofdgebouw, mits:
- 1. de afstand van de aan- of uitbouw tot de perceelgrens ten minste 3 m bedraagt
- a. In aanvulling op lid 7.5 sub a tot en met sub d wordt een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 7.5 sub a tot en met d, verleend als dat geen onevenredige afbreuk doet aan:
- 1. het straat- en bebouwingsbeeld;
- 2. de woonsituatie;
- 3. de verkeersveiligheid;
- 4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
7.6 Maatwerkvoorschriften
Er kunnen maatwerkvoorschriften worden gesteld over de plaats en afmeting van de bebouwing en daarbij wordt rekening gehouden met;
- 1. de woonsituatie;
- 2. de milieusituatie;
- 3. de verkeersveiligheid;
- 4. de sociale veiligheid;
- 5. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 8 Anti-dubbeltelregel
8.1 Grond
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
8.2 Woningen
Bij de beoordeling van een bouwaanvraag voor een (agrarische) bedrijfswoning worden mede in aanmerking genomen bestaande woningen welke als (agrarische) bedrijfswoning zijn gebouwd of als zodanig in gebruik zijn geweest. Ook bedrijfswoningen die ten gevolge van verkoop, verhuur, bedrijfssplitsing of andere transacties niet meer als (agrarische) bedrijfswoning fungeren, worden daartoe gerekend.
Artikel 9 Algemene Regels Over Het Gebruik Van Locaties
Met het oog op een evenwichtige toedeling van functies aan locaties is het verboden gronden of bouwwerken te gebruiken anders dan overeenkomstig de aan die locatie toegedeelde functies en activiteiten.
Artikel 10 Algemene Afwijkingsregels
10.1 Binnenplans afwijken
Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
- het straat- en bebouwingsbeeld;
- de woonsituatie;
- de verkeersveiligheid;
- de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van de regels in dit omgevingsplan:
- a. voor het wijzigen van het beloop of het profiel van wegen en/of de aansluiting van wegen onderling indien de verkeersveiligheid en/of intensiteit daartoe aanleiding geven;
- b. voor overschrijding van de bouw- en maatvoeringsgrenzen:
- 1. indien een meetverschil of de situatie ter plekke daartoe aanleiding geeft;
- 2. voor stoepen, toegangen, portieken, hellingbanen, buiten trappen, terrassen, erkers, balkons, luifels, hijs inrichtingen, lift- en trappenhuizen, koekoeken, evenals naar de aard vergelijkbare delen van bouwwerken;
- c. van het bepaalde over de maximale bouwhoogte van gebouwen en toestaan dat de bouwhoogte van gebouwen wordt verhoogd voor plaatselijke verhogingen zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen;
- d. voor het oprichten van bouwwerken geen gebouwen zijnde, zoals vlaggenmasten, ooievaarsnesten, gedenktekens, beeldhouwwerken en andere kunstuitingen;
- e. voor het oprichten van masten voor alarmsirenes en/of antennemasten die ten dienste staan van mobiele telecommunicatie met bijbehorende bouwwerken voor deze sirenes en masten, mits het hoogste punt van de mast niet hoger is dan 40,00 meter;
- f. voor het bouwen, uitbreiden, veranderen of vernieuwen van milieuvoorzieningen van algemeen belang, zoals rioleringen, bergbezinkbassin of centrale voorzieningen voor afvalinzameling;
- g. van de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen en percentages tot maximaal 10% van die maten, afmetingen en percentages;
- h. de bestemmingsregels in die zin dat na een calamiteit een gebouw mag worden teruggebouwd met ruimere en afwijkende maatvoering dan de in dit bestemmingsplan istoegestaan, indien dit om bouw technische redenen is vereist.
10.2 Beoordelingsregels
De vergunning wordt alleen verleend als voldaan wordt aan de eisen gesteld in lid 1.
Artikel 11 Algemene Regels Voor Functies En Activiteiten
11.1 Algemeen gebruiksverbod
In aanvulling op 11.2 wordt in ieder geval strijdig gebruik aangemerkt:
- a. het gebruik van de gronden voor de opslag van (aan het oorspronkelijk verkeer onttrokken) voer-, vaar- of vliegtuigen, anders dan in het kader van de bedrijfsvoering;
- b. het gebruik van de gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, grond, bodemspecie en puin en voor het storten van vuil, anders dan in het kader van de bedrijfsvoering;
- c. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
- d. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen.
11.2 Specifieke gebruiksverboden
Het is verboden om locaties of bouwwerken te gebruiken anders dan overeenkomstig de aan de locatie toegedeelde functies.
Hoofdstuk 4 Overgangsregels
Artikel 12 Overgangsrecht
12.1 Overgangsrecht bouwwerken
- a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van dit 'TAM-omgevingsplan Hoofdstuk 22F aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van dit TAM-omgevingsplan Hoofdstuk 22F, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan.
- b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het gestelde in sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in sub a met maximaal 10%.
- c. Het gestelde in sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van dit TAM-omgevingsplan Hoofdstuk 22F maar zijn gebouwd zonder omgevingsvergunning en in strijd met het daarvoor geldende omgevingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen.
12.2 Overgangsrecht functioneel gebruik
- a. Het gebruik van gronden ten dienste van de functie (of andere gebiedsaanwijzing) als bedoeld in hoofdstuk 2 dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van dit 'TAM-omgevingsplan Hoofdstuk 22F' en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- b. Het is verboden het met dit 'TAM-omgevingsplan Hoofdstuk 22F' strijdig gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dit 'TAM-omgevingsplan Hoofdstuk 22F' strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang verkleind.
- c. Indien het gebruik, bedoeld in sub a, na de inwerkingtreding van dit TAM-omgevingsplan Hoofdstuk 22F voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- d. Het gestelde in sub a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
Initiatiefnemer heeft het voornemen om een bestaande bedrijfswoning op het perceel Hoofddiep 10 in Zevenhuizen planologisch te wijzigen naar een reguliere woning. Ook wordt met het voornemen de al bestaande bedrijfswoning in het bedrijfspand op het perceel Hoofddiep 12 planologisch vastgelegd in het gemeentelijk omgevingsplan. Om dit te realiseren wordt het omgevingsplan op deze punten aangepast.
1.2 Ligging Werkingsgebied
Dit wijzigingsplan heeft betrekking op de gronden behorende bij de percelen Hoofddiep 10 en 12 in Zevenhuizen, kadastraal bekend als gemeente Leek, sectie G, nummers 4349, 4492, 4516 en 4514 en 3402. Het werkingsgebied is gelegen aan het Leekster Hoofddiep, aan de noordkant van het dorp Zevenhuizen. Op de onderstaande figuur is een globale begrenzing van het werkingsgebied weergegeven.
Figuur 1. Ligging werkingsgebied (bron: Google Maps)
1.3 Planologische Regeling
Het gemeentelijk omgevingsplan bestaat vooralsnog uit het omgevingsplan van rechtswege. Dit betreft het tijdelijk deel van het omgevingsplan, bestaande uit (art. 22.1 Ow):
- de besluiten, bedoeld in artikel 4.6, eerste lid, van de Invoeringswet Omgevingswet;
- de kaarten, bedoeld in artikel 3.5, tweede lid, van de Aanvullingswet bodem Omgevingswet, en de besluiten, bedoeld in artikel 3.5, derde lid, van die wet;
- de regels waarvoor op grond van artikel 22.2, eerste lid, is bepaald dat ze tijdelijk deel uitmaken van het omgevingsplan.
De besluiten, kaarten en regels die voor dit planvoornemen relevant zijn komen hieronder nader aan de orde.
Toets huidige bestemmingsplanregels
Het werkingsgebied valt onder de werking van het bestemmingsplan 'Zevenhuizen' (vastgesteld op 15 juni 2011). Op basis van dit bestemmingsplan geldt er voor het werkingsgebied de enkelbestemming 'Bedrijf'. Ook gelden er de functieaanduidingen 'bedrijfswoning' en 'specifieke vorm van bedrijf - houtbewerkingsbedrijf'. Verder geldt in het werkingsgebied de maatvoering 'maximum bebouwingspercentage terrein: 60%, maximum bouwhoogte: 10 m en maximum goothoogte: 6 m'. Ook is er een bouwvlak opgenomen.
Tevens gelden er voor het werkingsgebied op dit moment de volgende (bestemmings)plannen:
- Geitenhouderijen (vastgesteld op 29 september 2021);
- Parapluplan parkeren Westerkwartier (vastgesteld op 14 juni 2023);
- Facetbestemmingsplan kruimelregeling (in ontwerp op 19 december 2023).
Hieronder is een uitsnede van de plankaart van het werkingsgebied opgenomen:
Figuur 2. Uitsnede verbeelding bestemmingsplan 'Zevenhuizen' (bron: Omgevingsloket)
Om het initiatief mogelijk te maken is een wijziging van het gemeentelijke omgevingsplan noodzakelijk.
1.4 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 gaat in op de uitgangssituatie en de planuitgangspunten. In Hoofdstuk 3 komt het relevante rijks, provinciaal en gemeentelijk beleid aan bod. Hoofdstuk 4 geeft een beschrijving van de onderzoeken die ten aanzien van verschillende milieu- en omgevingsaspecten zijn verricht. In Hoofdstuk 5 volgt de planbeschrijving in de vorm van een toelichting op de systematiek en een toelichting op de bestemmingen. Ten slotte verwoordt Hoofdstuk 6 de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan.
Hoofdstuk 2 Planbeschrijving
2.1 De Bestaande Situatie
Het werkingsgebied bestaat uit twee delen. In de huidige situatie bevindt zich in het noordelijk deel van het werkingsgebied (Hoofddiep 10) een bedrijfswoning met bijbehorende (achter)tuin. Het gehele perceel kent in de bestaande situatie een bedrijfsbestemming. Het zuidelijk deel is het deel van het bedrijfspand van het houtbewerkingsbedrijf dat op dit moment in gebruik is als bedrijfswoning (Hoofddiep 12).
Op de rest van het perceel op Hoofddiep 12 is het bedrijf gelegen. Het betreft een houtbewerkingsbedrijf. Door middel van een schutting is de bedrijfswoning op nummer 10 gescheiden van het bedrijf. Aan de voorzijde, bij de weg, worden de percelen door middel van een hek van elkaar gescheiden. Op de onderstaande figuur is de huidige situatie in het werkingsgebied weergegeven.
Figuur 3. Luchtfoto huidige situatie werkingsgebied (bron: Google Maps)
2.2 Voorgenomen Situatie
Het planvoornemen betreft alleen een functiewijziging. De bedrijfsbestemming van het noordelijke deel van het werkingsgebied wordt gewijzigd in een woonbestemming. Daarnaast wordt de bestaande bedrijfswoning in het bedrijfspand in het zuidelijke deel van het werkingsgebied met het planvoornemen planologisch vastgelegd in het gemeentelijk omgevingsplan. Verder blijft de toekomstige situatie feitelijk onveranderd. Er vinden met het planvoornemen geen fysieke ingrepen plaats en er worden geen extra bouwmogelijkheden mogelijk gemaakt ten opzichte van het huidige planologische regime.
Hoofdstuk 3 Beleidskader
De voorgenomen ontwikkeling van het werkingsgebied moet passen binnen het vigerend beleid op zowel nationaal, provinciaal als gemeentelijk niveau. Voor de ontwikkelingen en het werkingsgebied zijn verschillende beleidsstukken relevant. Hieronder zijn de belangrijkste bevindingen uit het beleid kort beschreven en wordt aangegeven hoe de ontwikkeling van het werkingsgebied hierop inspeelt.
3.1 Rijksbeleid
3.1.1 Nationale Omgevingsvisie (2020)
Op 11 september 2020 is de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) van kracht geworden. De NOVI is een instrument van de nieuwe Omgevingswet. De NOVI bevat de hoofdzaken van het beleid voor de fysieke leefomgeving. Uit de Omgevingswet volgt dat al het strategische beleid uit de bestaande beleidsdocumenten, met en zonder wettelijke grondslag, én het nieuwe strategische beleid op het beleidsterrein van de fysieke leefomgeving worden opgenomen in de NOVI.
In zijn totaliteit kent de NOVI 21 nationale belangen en opgaven die het verder uitwerkt. Die opgaven zijn niet meer op zichzelf staand op te lossen, maar grijpen in elkaar. Met de NOVI zoekt het Rijk een perspectief om de grote opgaven aan te pakken, om Nederland mooier en sterker te maken en daarbij voort te bouwen op het bestaande landschap en de (historische) steden. Om die reden worden binnen de NOVI prioriteiten gesteld. De NOVI stelt daarbij een integrale aanpak voor: integraal, samen met andere overheden en maatschappelijke organisaties, en met meer regie vanuit het Rijk.
Het initiatief betreft slechts een functiewijziging. Het is niet strijdig met de Novi.
3.2 Provinciaal Beleid
3.2.1 Omgevingsvisie provincie Groningen
Op 1 juni 2016 is door Provinciale Staten de Omgevingsvisie provincie Groningen 2016-2020 vastgesteld. Op 8 november 2023 hebben de Provinciale Staten de Omgevingsvisie op een aantal onderdelen gewijzigd.
Doel van de Omgevingsvisie is het aantrekkelijke woon- en leefklimaat in de provincie verder verbeteren. Het accent in het beleid ligt op het benutten van de ontwikkelingsmogelijkheden, naast het beschermen van de karakteristieke bebouwde en onbebouwde elementen. De provincie wil ruimte bieden voor ondernemerschap om in te spelen op de dynamische ontwikkelingen. Activiteiten lopen steeds meer door elkaar heen. Dat heeft gevolgen voor het ruimtegebruik. Functies, als wonen en werken, zijn steeds minder van elkaar gescheiden. Door samenwerking met medeoverheden en andere partijen en het leveren van maatwerk wil de provincie haar doelen bereiken.
Een belangrijk doel van de Omgevingsvisie is om op strategisch niveau samenhang aan te brengen in het beleid voor de fysieke leefomgeving. Daarom zijn in deze Omgevingsvisie zoveel mogelijk de visies op verschillende terreinen zoals ruimtelijke ontwikkeling, landschap en cultureel erfgoed, natuur, verkeer en vervoer, water, milieu en gebruik van natuurlijke hulpbronnen samengevoegd en inhoudelijk met elkaar verbonden. Er zijn ook onderdelen opgenomen van het provinciale beleid voor economie, energie en cultuur en welzijn, voor zover die gevolgen hebben voor de fysieke leefomgeving. In deze Omgevingsvisie is al het provinciale beleid dat op een of andere manier raakt aan de fysieke leefomgeving geformuleerd en geordend in vijf samenhangende thema's en elf provinciale 'belangen':
1. Ruimte:
Ruimtelijke kwaliteit;
Aantrekkelijk vestigingsklimaat;
Ruimte voor duurzame energie;
Vitale landbouw.
2. Natuur en landschap:
Beschermen landschap en cultureel erfgoed;
Vergroten biodiversiteit.
3. Water:
Waterveiligheid;
Schoon en voldoende water.
4. Mobiliteit:
Bereikbaarheid.
5. Milieu:
Tegengaan milieuhinder;
Gebruik van de ondergrond;
De Omgevingsvisie is een kaderstellend document voor de uitwerking van het beleid op deelterreinen door de provincie zelf en door gemeenten en waterschappen. Ook voor andere partijen (bedrijven) die iets willen dat invloed heeft op de fysieke leefomgeving, biedt de Omgevingsvisie houvast. De provincie wil met de Omgevingsvisie ruimte bieden en uitnodigen. Maar uit deze Omgevingsvisie vloeien ook richtlijnen en voorschriften voort, die zijn vastgelegd in de provinciale Omgevingsverordening. Hiermee werkt het omgevingsbeleid (ruimtelijke ordening, water, mobiliteit en milieu) door in plannen van gemeenten en waterschappen.
3.2.2 Omgevingsverordening provincie Groningen
De Omgevingsverordening Provincie Groningen 2022 (hierna Omgevingsverordening) bevat regels voor de fysieke leefomgeving in de provincie Groningen. Deze regels richten zich op de thema's ruimtelijke ordening, water, infrastructuur, milieu en ontgrondingen. De Omgevingsverordening is nauw verbonden met de Geconsolideerde Omgevingsvisie provincie Groningen 2023 zoals hierboven is beschreven.
Artikel 2.23.3. Veiligheidszone 2 invloedsgebied provinciale wegen
Voor een deel van het werkingsgebied geldt veiligheidszone 2. Dit betekent dat er in het werkingsgebied aandacht moet worden besteed aan het veiligheidsniveau in de zeer kwetsbare gebouwen, kwetsbare gebouwen en de beperkt kwetsbare gebouwen en rekening gehouden moet worden met het veiligheidsrisico van branden, rampen en crises als bedoeld in artikel 5.2 van het Besluit kwaliteit leefomgeving.
Het planvoornemen betreft een functiewijziging van een bedrijfswoning naar een reguliere woning en er wordt een bestaande bedrijfswoning planologisch vastgelegd. Er worden met het voornemen dus geen nieuwe kwetsbare objecten mogelijk gemaakt. Een nadere afweging is daarom niet aan de orde.
Conclusie
Er kan worden geconcludeerd dat het initiatief in overeenstemming is met het geldende provinciale beleid.
3.3 Gemeentelijk Beleid
Het initiatief is niet in strijd met de Omgevingsvisie Westerkwartier 2040 (vastgesteld op 16 februari 2022). Omdat er met het initiatief geen fysieke ingrepen plaatsvinden is het niet relevant om te toetsen aan de gemeentelijke welstandsnota. Het planvoornemen betreft onder andere het vastleggen van een bestaande bedrijfswoning. Hoewel er feitelijk gezien geen woning aan het woningenbestand wordt toegevoegd wordt er planologisch gezien wel een nieuwe woning toegevoegd aan het woningenbestand. Deze woning past binnen de bandbreedte van de Woonvisie 2020-2025. Het initiatief is daarmee niet in strijd met het gemeentelijk beleid.
Hoofdstuk 4 Hoofdstuk 4 Milieu- En Omgevingsaspecten
4.1 Algemeen
Het plan betreft enkel de omzetting van een bedrijfsfunctie naar een woonfunctie en het planologisch vastleggen van een bestaande bedrijfswoning. Het gaat om bestaande woningen. Er vinden geen fysieke ingrepen plaats en er worden geen extra bouwmogelijkheden mogelijk gemaakt ten opzichte van het huidige planologische regime. Thema's zoals archeologie en ecologie zijn daarom niet relevant. In dit hoofdstuk worden alleen de voor dit plan relevante aspecten, namelijk Bedrijven en milieuzonering, Bodem en Volksgezondheid behandeld.
4.2 Bedrijven En Milieuzonering
Toetsingskader
Met het oog op een evenwichtige toedeling van functies aan locaties zijn er instructieregels van het Rijk over geluid en geur van activiteiten (paragraaf 5.1.4.2 en 5.1.4.6 van het Bkl). Het omgevingsplan of de Bopa moet ervoor zorgen dat het geluid en de geur van activiteiten op geur- en geluidsgevoelige gebouwen (zoals woningen) aanvaardbaar is. In de aanwijzing van geur- en geluidsgevoelige gebouwen is de functie bepalend. Hierbij kan gedacht worden aan wonen, onderwijs of zorg. Voor overige gebouwen of locaties bepaalt de gemeente zelf de mate van bescherming. Daarom moet het omgevingsplan of de Bopa in beginsel hierover regels bevatten. De benodigde regels over geluid en geur zijn opgenomen in de bruidsschat.
Onderzoek
Zoals gezegd gaat het plan om het omzetten van een bedrijfsfunctie naar een woonfunctie voor de woning op nummer 10 en het vastleggen van een bestaande bedrijfswoning op nummer 12 in het omgevingsplan. In het geldende bestemmingsplan werd ervan uitgegaan dat de woning op nummer 10 onderdeel was van het naastgelegen bedrijf en is de woning als bedrijfswoning bestemd. Als bedrijfswoning was het niet nodig om de milieubelasting op de woning dóór het bedrijf te toetsen. De bedrijfswoning was hier wettelijk gezien niet tegen beschermd. In de toekomstige situatie is de woning geen onderdeel meer van het bedrijf en moet wel getoetst worden of het woon- en leefklimaat aanvaardbaar is, waarbij de bedrijfsactiviteiten van het naastgelegen bedrijf wel moeten worden meegenomen. Voor de bestaande bedrijfswoning op nummer 12 geldt dat deze als bedrijfswoning wettelijk gezien niet is beschermd tegen hinder van het bedrijf. In deze paragraaf wordt hier dus niet op ingegaan. Wel wordt ingegaan op eventuele andere bedrijfsactiviteiten in de omgeving van deze woning.
Om na te gaan of het geluid door activiteiten op het projectgebied aanvaardbaar is, is ervoor gekozen om de VNG-brochure Bedrijven en milieuzonering, editie 2009 te raadplegen. Er is in 2019 een nieuwe VNG-brochure uitgekomen, namelijk de brochure Milieuzonering nieuwe stijl. Omdat deze brochure voor bestaande situaties weinig concreet was (er was bijvoorbeeld geen bedrijvenlijst met richtafstanden opgenomen) en naar verwachting in het eerste kwartaal van 2024 wordt vervangen, is ervoor gekozen in dit specifieke geval, waarin het gaat om toetsing aan bestaande bedrijvigheid, gebruik te maken van de VNG-brochure Bedrijven en milieuzonering zoals hiervoor genoemd.
Door middel van zogeheten milieuzonering waarborgt men doorgaans dat er voldoende afstand wordt gehouden tussen hinderveroorzakende functies en gevoelige functies. Richtlijnen voor milieuzonering zijn opgenomen in de VNG-brochure zoals hiervoor genoemd.
De richtafstanden van de VNG-publicatie gelden tot het gebiedstype 'rustige woonwijk'. In bepaalde gevallen kan gemotiveerd worden dat er geen sprake is van een 'rustige woonwijk', maar een 'gemengd gebied'. De VNG-brochure spreek over gemengd gebied in het geval sprake is van een lint in een dorp waarbij meerdere functies naast elkaar zitten. Ook 'lintbebouwing in het buitengebied met overwegend agrarische en andere bedrijvigheid' kan worden aangemerkt als gemengd gebied. Daarnaast kunnen gebieden die direct langs de hoofdinfrastructuur liggen ook worden aangemerkt als gemengd gebied.
Het werkingsgebied is gelegen aan de doorgaande provinciale weg N979 (Hoofddiep). Het werkingsgebied maakt daarnaast deel uit van een lint waarin meerdere (agrarische) functies naast elkaar bestaan. Er kan dus worden geconcludeerd dat er bij het werkingsgebied sprake is van een gemengd gebied. Bij een 'gemengd gebied' kunnen de richtafstanden met één afstandsstap verkleind worden.
Met het planvoornemen wordt een bedrijfswoning omgezet naar een reguliere woning. Een bedrijfswoning geldt zoals gezegd niet als milieugevoelige functie voor de eigen bedrijfsfunctie. Een reguliere woonfunctie geldt altijd als milieugevoelige functie. Het is dus noodzakelijk om te onderzoeken welke bedrijven en functies er in de omgeving aanwezig zijn die mogelijk effect kunnen hebben op het werkingsgebied. In en rondom het werkingsgebied is de volgende bedrijvigheid aanwezig:
- Direct ten zuiden van de woning op nummer 10 is een houthandel gevestigd. De afstand tussen het bouwvlak van de woning in het werkingsgebied en de houthandel is circa 12 meter. Op basis van de genoemde VNG-publicatie bedraagt de richtafstand voor een 'Groothandel in hout en bouwmaterialen (bouwoppervlak groter dan 2000 m2)' 50 meter. Aan deze richtafstand wordt niet voldaan. Om aan te tonen dat er toch sprake is van een evenwichtige toedeling van functies aan locaties is er een akoestisch onderzoek uitgevoerd naar de geluidsbelasting van de houthandel op de woning in het werkingsgebied. Het akoestisch onderzoek is als Bijlage 1 bij deze motivering bijgevoegd. Uit het onderzoek blijkt dat de geluidsbelasting op de woning aan de Hoofddiep 10 in Zevenhuizen ruimschoots voldoet aan de toelaatbare waarden. De geluidsbelasting bedraagt ten hoogste 35 dB(A) wat betreft het langtijdgemiddelde beoordelingsniveaus (LAr,LT). De maximale geluidniveaus (LA,max) voor de woning aan de Hoofddiep 10 bedragen ten hoogste 60 dB(A) vanwege een optrekkende (of remmende) vrachtwagen en 54 dB(A) vanwege het laden/lossen op het buitenterrein met heftrucks c.q. een zijlader. Dit betekent dat, voor zowel het langtijdgemiddelde geluidniveau als het maximale geluidniveau, sprake is van een evenwichtige toedeling van functies aan locaties. Er kan worden geconcludeerd dat er voor de woning aan de Hoofddiep 10 sprake is van een goed woon- en leefklimaat. Er zijn derhalve geen milieuhygiënische bezwaren tegen de functiewijziging van Hoofddiep 10 van een bedrijfswoning naar een reguliere woonfunctie.
- Op een afstand van circa 50 meter van het werkingsgebied is een meubelwinkel gelegen. Voor detailhandel geldt op basis van de genoemde VNG-publicatie een richtafstand van 10 meter. Hieraan wordt voldaan.
- Op een afstand van circa 60 meter van het werkingsgebied is de bestemming 'Horeca - Discotheek' gelegen. Hoewel de discotheek al jaren gesloten is, is de functie toch planologisch gezien toegestaan. Voor een discotheek geldt op basis van de genoemde VNG-publicatie een richtafstand van 30 meter. Hieraan wordt voldaan.
- Op een afstand van 100 meter ten noorden van het werkingsgebied, aan het Hoofddiep 6, is een agrarisch bedrijf gelegen. Hoewel de uitoefening van een intensieve veehouderij op dit adres planologisch gezien niet is toegestaan, is de uitoefening van een melkveehouderij wel mogelijk. Voor het 'Fokken en houden van rundvee' geldt een richtafstand van 100 meter (op basis van geur). In een gemengd gebied kan dit worden teruggebracht tot 50 meter. Hieraan kan worden voldaan. ,
- Op een afstand van circa 300 meter ten noordoosten van het werkingsgebied, aan het Hoofddiep 9, is een intensieve veehouderij gevestigd. Voor een intensieve veehouderij geldt een richtafstand van 200 meter (op basis van geur). Hieraan kan worden voldaan.
- Op een kortste afstand van circa 950 meter van het plangebied bevindt zich een geitenhouderij. Aan deze geitenhouderij wordt in paragraaf 4.4 nader aandacht besteed.
Conclusie
Er is sprake van een evenwichtige toedeling van functies aan locaties wat betreft het aspect bedrijven en milieuzonering.
4.3 Bodem
Toetsingskader
Waarden voor de toelaatbare kwaliteit van de bodem voor het bouwen van een bodemgevoelig gebouw op een bodemgevoelige locatie worden opgenomen in het definitieve omgevingsplan (artikel 5.89i Bkl). Deze waarden kunnen per gebied of per gebruiksfunctie verschillen. Bij een overschrijding van een vastgestelde waarde (zie artikel 5.89i Bkl) is het bouwen van een bodemgevoelig gebouw alleen toegelaten als de in het omgevingsplan voorgeschreven sanerende of andere beschermende maatregelen worden getroffen (art. 5.89K Bkl, artikel IIIa onder 2 Aanvullingsbesluit Bodem). Daarnaast zijn er specifieke regels over bodem opgenomen in het Aanvullingsbesluit Bodem en zijn de activiteiten opgenomen in het Besluit activiteiten leefomgeving:
- Regels over nazorg van de bodem na saneren op grond van het Besluit activiteiten leefomgeving, het omgevingsplan, een omgevingsvergunning of een maatwerkvoorschrift (artikel IIIa, paragraaf 2.3.6a.2).
- Regels over graven in de bodem (paragraaf 3.2.21 en 3.2.22Bal).
- Regels over activiteiten op een locatie met historische bodemverontreiniging zonder onaanvaardbaar risico (paragraaf 2.3.6a.4).
Bij wijzigingen van activiteiten geldt dat de bodem geschikt moet zijn voor het beoogde gebruik. Dit kan betekenen dat een onderzoek moet worden verricht naar de bodem- en grondwaterkwaliteit
Onderzoek
In de huidige situatie is er voor zowel de bedrijfswoning op nummer 12 als voor de om te zetten reguliere woning op nummer 10 al sprake van gebouwen waarin voortdurend of nagenoeg voortdurend mensen (langer dan twee uur per dag) verblijven. Er worden met dit initiatief geen bodemingrepen uitgevoerd en ook is er geen bodemverontreiniging bekend. Daarom is een bodemonderzoek niet noodzakelijk.
Conclusie
Er is sprake van een evenwichtige toedeling van functies aan locaties wat betreft het aspect bodem.
4.4 Volksgezondheid
Het werkingsgebied ligt binnen de zone van 2 km van een geitenhouderij. Daarom is een afweging nodig tussen enerzijds een eventueel verhoogd gezondheidsrisico en anderzijds het belang van de voorgenomen ontwikkeling.
Met de uitvoering van het planvoornemen verandert de feitelijke situatie niet. Zowel de in de toekomstige situatie om te zetten reguliere woning op nummer 10 als de bedrijfswoning op nummer 12 zijn in de huidige situatie al bewoond. Het planvoornemen zorgt er daarmee niet voor dat het aantal inwoners binnen een afstand van 2 km van een geitenhouderij stijgt. Na uitvoering van het planvoornemen is er geen sprake van een verhoogde kans op longontsteking. Tot slot wordt opgemerkt dat de gemeenteraad (middels een vastgesteld bestemmingsplan Geitenhouderijen) besloten heeft tot een moratorium dat de bouw en ingebruikname van nieuwe geitenstallen verbiedt.
Er kan daarmee worden gesteld dat er sprake is van een evenwichtige toedeling van functies aan locaties wat betreft het aspect Volksgezondheid.
Hoofdstuk 5 Juridische Vormgeving
5.1 Inleidende Regels
5.1.1 Inleiding
Dit TAM-Omgevingsplan vormt een alternatieve mogelijkheid om het omgevingsplan te wijzigen, wanneer dit nog niet via de nieuwe standaard kan worden gedaan. Het doel van dit TAM-plan is om te voorkomen dat planvorming (en in het bijzonder gebiedsontwikkeling) onaanvaardbare verstraging oploopt onder de Omgevingswet. Het TAM-plan wordt met de techniek van de Wet ruimtelijke Ordening (Wro)-standaard (IMRO-standard) wijzigingsbesluit van het omevingsplan bekendgemaakt. Dit gebeurt conform de eisen inhoudelijke eisen van de Omgevingswet. De bekendmaking vindt niet plaats via publicatie naar de LVBB, maar via het vaststellingsbesluit via DROP in het Gemeenteblad wordt gepubliceerd. Het voorliggende TAM-plan is vervolgens ook direct raadpleegbaar in het DSO.
Het beleid en de planuitgangspunten, zoals verwoord in de vorige hoofdstukken, hebben in de regels van dit TAM- Omgevingsplan hun juridische vorm gekregen in de vorm van functies en activiteiten. Deze paragraaf bespreekt de juridische vormgeving van het TAM-Omgevingsplan.
Onder de Omgevingswet is er geen standaard zoals men dat onder de SVBP 2012 kende. Voorliggend TAM-plan wordt gemaakt conform de inhoudelijke eisen van de Omgevingswet, maar zal technisch gezien het 'oude' format hebben (IMRO).
5.1.2 Dit TAM-omgevingsplan
De regels in dit TAM-omgevingsplan bestaan uit de volgende hoofdstukken.
- Hoofdstuk 1 Inleidende regels
- Hoofdstuk 2 Functies en activiteiten
- Hoofdstuk 3 Algemene regels
- Hoofdstuk 4 Overgangsregels
Hieronder worden deze hoofdstukken puntsgewijs besproken.
5.1.3 Inleidende regels
Dit onderdeel bestaat uit de 'Begripsbepalingen', 'Toepassingsbereik', 'Meet- en rekenbepalingen' en 'Aanvraagvereisten'.
Deze artikelen geven aan wat in de regels onder bepaalde begrippen moet worden verstaan en hoe moet worden gemeten bij de toepassing van de bouwregels of sommige gebruiksregels van het plan. Dit is alleen het geval wanneer begrippen niet op voorhand voor een eenduidige uitleg, in overeenstemming met normaal spraakgebruik, vatbaar zijn. Alle begrippen worden in alfabetische volgorde opgenomen, met uitzondering van het eerste begrip 'plan' en 'TAM- omgevingsplan'.
Voor de overige onderdelen te weten; de meet- en rekenbepalingen is aansluiting gezocht bij andere bestemmingsplannen in de gemeente Westerkwartier. Aanvullend zijn de begripsbepalingen, toepassingsbereik, meet- en rekenbepalingen en aanvraagvereisten conform de inhoudelijke vereisten van de Omgevingswet opgesteld.
5.1.4 Functies en activiteiten
Wonen -2
Een deel van de voorliggende ontwikkeling heeft de functie Wonen -2. De ontwikkeling ziet op een functiewijziging van bedrijfswoning naar een reguliere woning op nummer 10. Door middel van het bouwvlak wordt de locatie aangegeven.
Bedrijf
Het andere deel van voorliggende ontwikkeling ziet op het vastleggen van een bestaande bedrijfswoning in het bedrijfspand in het zuidelijke deel van het werkingsgebied van voorliggend plan. Het perceel heeft de functie 'Bedrijf' en daarnaast een functieaanduiding 'bedrijfswoning'. Voor de bedrijfswoning op nummer 12 is aansluiting gezocht bij de bestemming 'Bedrijf' uit het bestemmingsplan Zevenhuizen (vastgesteld op 15 juni 2011), voor zover deze regels zien op de bedrijfswoning. Regels die betrekken hebben op de bedrijfsactiviteiten, zijn niet overgenomen in dit wijzigingsplan maar blijven van toepassing via het tijdelijke gemeentelijke omgevingsplan.
5.1.5 Algemene regels
In het hoofdstuk algemene regels zijn de 'Anti-dubbeltelregel' en de 'Algemene regels over het gebruik vanlocaties' opgenomen.
5.1.6 Overgangs- en slotregels
Tot slot bevat hoofdstuk 4 de 'Overgangsregels' waarin is aangegeven hoe het TAM-plan kan worden aangehaald. Daarnaast bevat dit hoofdstuk overgangsrecht voor bouwwerken en het functioneel gebruik.
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
6.1 Participatie
In artikel 7.4 van de Omgevingsregeling staat een plicht voor de aanvrager van een omgevingsvergunning om bij de aanvraag aan te geven:
- of de aanvrager aan participatie heeft gedaan;
- zo ja: hoe de aanvrager aan participatie heeft gedaan en wat de resultaten zijn.
Dit aanvraagvereiste omvat geen verplichting voor de aanvrager om aan participatie te doen. Er is één uitzondering. De gemeenteraad kan gevallen aanwijzen waarin participatie een verplichte aanvraagvereiste is. Dit kan alleen bij een omgevingsvergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit, waarvoor het college bevoegd gezag is (artikel 16.55, lid 7 van de Omgevingswet). Als de aanvrager bij zo'n aangewezen geval niet of onvoldoende aan participatie heeft gedaan, kan het college de aanvraag buiten behandeling laten.
Dit voornemen betreft alleen een functiewijziging. In de toekomstige situatie blijft de situatie feitelijk onveranderd. Participatie heeft in dit geval geen meerwaarde. Er is daarom niet aan participatie gedaan.
6.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Het TAM-omgevingsplan heeft voor een periode van 6 weken voor een ieder ter inzage gelegen. In deze periode zijn er geen zienswijzen binnengekomen. Voorliggend TAM-omgevingsplan wordt zodoende ongewijzigd vastgesteld.
6.3 Economische Uitvoerbaarheid
De kosten die gepaard gaan met het plan worden door de initiatiefnemer gedragen. De kosten die ook uit dit plan kunnen voortvloeien, zijn aanvragen voor een tegemoetkoming in schade. Aanvragen om tegemoetkoming in schade kunnen op voorhand niet worden uitgesloten. De gemeente zal daarom met de initiatiefnemer een overeenkomst sluiten. Daarmee kan worden voorkomen dat de gemeenschap de kosten moet betalen die worden gemaakt in het belang van de aanvrager. Een exploitatieplan is niet nodig.