Westergeest - Beintemawei 3
Bestemmingsplan - gemeente Noardeast Fryslân
Vastgesteld op 23-04-2020 - geheel in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 plan
het bestemmingsplan Westergeest - Beintemawei 3 van de gemeente Noardeast-Fryslân.
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1970.BPWgBeintemawei3-VA01 met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.
1.3 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.4 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.5 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
1.6 bedrijfsbebouwing
bebouwing ten behoeve van een bedrijf, waaronder ook wordt verstaan bedrijfswoningen al dan niet in combinatie met ondergeschikte bebouwing.
1.7 bedrijfswoning
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is.
1.8 beroep/bedrijf aan huis
een dienstverlenend beroep, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.
1.9 bestaand
het gebruik dat en/of de bebouwing die ten tijde van de inwerkingtreding van het plan legaal plaatsvindt, respectievelijk aanwezig is, dan wel bebouwing die kan worden gebouwd krachtens een verleende bouw- en/of omgevingsvergunning.
1.10 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
1.11 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.12 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, als mede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen van een standplaats.
1.13 bouwgrens
de grens van een bouwvlak.
1.14 bouwlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke bouwhoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en kapverdieping.
1.15 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.16 bouwperceelsgrens
een grens van een bouwperceel.
1.17 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
1.18 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.19 dak
iedere bovenbeëindiging van een gebouw.
1.20 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ter verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik, of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
1.21 dienstverlenend bedrijf en/of dienstverlenende instelling
bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, zoals kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio's en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en een seksinrichting.
1.22 evenement
een voor publiek toegankelijke gebeurtenis op of aan de weg, binnen gebouwen of op het openbare water, met uitzondering van betogingen, samenkomsten en vergaderingen, jaar- en weekmarkten, bioscoop- en theatervoorstellingen, waarbij onderscheid kan worden gemaakt in de volgende categorieën:
- a. Categorie 1: lokale evenementen op dorps/wijk en buurtniveau. Deze evenementen dragen in belangrijke mate bij aan de binding tussen inwoners in het dorp. Deze evenementen zijn vooral gericht op participatie, ontmoeting tussen burgers en toeristisch-recreatieve promotie van het dorp;
- b. Categorie 2: lokale en regionale evenementen met groeipotentie. Dit zijn middelgrote evenementen die zich kenmerken door een min of meer vaste deelnemers/publieksgroep en die zich door een onderscheidende programmering/activiteiten richten op groei. Het programma richt zich op een duidelijke hoofdactiviteit met eventueel side-events Bij deze categorie evenementen is een sterke variatie in bezoekersaantallen van een paar honderd tot enkele duizenden;
- c. Categorie 3: boegbeeldevenementen. Dit zijn (jaarlijks) terugkerende evenementen met een internationaal karakter, bovenregionale uitstraling die een belangrijke bijdrage leveren aan de promotie van het dorp. De evenementen vinden vooral plaats op historische locaties, in en rond het water en hebben een economische spin-off voor het dorp. De evenementen kenmerken zich door authenticiteit, uitstraling, goede organisatie en promotie.
1.23 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.24 hoofdgebouw
een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmeting, dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste gebouw valt aan te merken, met uitzondering van ondergeschikte bebouwing.
1.25 kampeermiddel
een mobiel en/of vast kampeermiddel dan wel enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.
1.26 loonbedrijf
een bedrijf gericht op het verrichten en leveren van diensten en producten aan agrarische bedrijven (agrarisch loonwerk), alsmede het verrichten van cultuurtechnische werkzaamheden en grondverzetwerkzaamheden.
1.27 nevenactiviteiten
aan de hoofdfunctie ondergeschikte activiteiten zoals:
- a. bedrijfsactiviteiten die zijn genoemd in categorie 1 of 2 van de bij deze regels behorende Bijlage 3Staat van bedrijven dan wel andere bedrijven, mits deze bedrijven naar aard en effecten op het woon- en leefklimaat van de aangrenzende woongebieden, al dan niet onder nader te stellen voorwaarden, voor wat betreft geur, stof, gevaar en geluid kunnen worden gelijkgesteld aan deze bedrijven;
- b. een loonbedrijf met een bedrijfsoppervlak van minder dan 500 m²;
- c. een theeschenkerij en naar aard en schaal daarmee gelijk te stellen horecavoorzieningen;
- d. ambachtelijke bedrijven;
- e. een groepsaccommodatie;
- f. een paardenhouderij.
1.28 nutsvoorzieningen
voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling, apparatuur voor telecommunicatie en vergelijkbare voorzieningen, maar met uitzondering van zonnevelden voor de opwekking van energie;
1.29 ondergeschikte gebouwen of delen van gebouwen
- a. een gebouw dat als afzonderlijke ruimte dan wel als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan de hoofdvorm;
- b. een op zichzelf staand gebouw, dat gelet op de bestemming en door zijn ligging en/of architectonische verschijningsvorm ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.
1.30 peil
- a. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst, de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
- b. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst, de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw dan wel het aansluitend afgewerkte maaiveld;
- c. indien in of op het water wordt gebouwd: het Normaal Amsterdams Peil dan wel het ter plaatse geldende waterpeil.
1.31 risicovolle inrichting
een inrichting, bij welke ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde dan wel richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten.
1.32 seksinrichting
een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.
1.33 vaartuig
naast het begrip vaartuig in gebruikelijke zin van het woord, een vaartuig zonder waterverplaatsing, een casco, een vaartuig in aanbouw en een vaartuig dat de geschiktheid tot varen of drijven heeft verloren, dan wel overblijfselen daarvan.
1.34 woning
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.2 de goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel, met dien verstande dat met het meten van de goothoogte ondergeschikte bouwdelen zoals wolfskappeneinden en goten van dakkapellen niet worden meegerekend.
2.3 de inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de scheidsmuren en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.5 de oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.6 afstanden
afstanden tussen bouwwerken onderling alsmede afstanden van bouwwerken tot erfafscheidingen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.
2.7 ondergeschikte bouwdelen
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen van bouwwerken worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 1,5 m bedraagt.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch Met Waarden - Open Gebied
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch met waarden - Open gebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. agrarische cultuurgronden;
en daaraan ondergeschikt voor:
- b. dagrecreatief medegebruik;
- c. het behoud en het herstel van het reliëf van het maaiveld ten behoeve van de landschappelijk en cultuurhistorisch waardevolle kruinige percelen;
- d. bestaande kleinschalige kampeerterreinen;
- e. bestaande paardenbakken;
- f. bestaande mestsilo's;
- g. bestaande mestopslag;
en tevens voor:
- h. het behoud en herstel van cultuurhistorische, landschappelijke en natuurlijke waarden, waarvan de landschappelijke waarden zijn gespecificeerd in de bij deze regels behorende Bijlage 1Landschapskenmerken;
- i. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
- j. groenvoorzieningen;
- k. water;
- l. openbare nutsvoorzieningen;
- m. ontsluitingswegen, waaronder kavelpaden;
- n. voet-, fiets- en ruiterpaden;
- o. parkeervoorzieningen.
3.2 Bouwregels
3.3 Afwijken van de bouwregels
3.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik in strijd met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
- a. het gebruiken of laten gebruiken van gronden als standplaats voor kampeermiddelen, met uitzondering van de bestaande kleinschalige kampeerterreinen;
- b. het gebruiken of laten gebruiken van de gronden als opslag-, stort- of bergplaats van al dan niet afgedankte goederen en materialen;
- c. het gebruiken of laten gebruiken van de gronden voor verblijfsrecreatie;
- d. het gebruiken of laten gebruiken van gronden voor paardenbakken, met uitzondering van bestaande paardenbakken;
- e. het gebruiken of laten gebruiken van gronden voor mestsilo's en de opslag van mest, met uitzondering van bestaande mestsilo's en van bestaande opslag van mest;
- f. het gebruiken of laten gebruiken van gronden voor het winnen van delfstoffen;
- g. het gebruiken of laten gebruiken van gronden voor evenementen in categorie 2 en 3.
3.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 4 Bedrijf
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bedrijven zoals genoemd in de categorieën 1 tot en met 2 van de bij deze regels behorende Bijlage3 Staat van bedrijven;
- b. een loonbedrijf, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - loonbedrijf';
en daaraan ondergeschikt voor:
- c. bestaand wonen ten behoeve van de bestemming (bedrijfswonen);
en tevens voor:
- d. groenvoorzieningen;
- e. water;
- f. openbare nutsvoorzieningen;
- g. ontsluitingswegen;
- h. parkeervoorzieningen;
- i. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
- j. het behoud en herstel van cultuurhistorische, landschappelijke en natuurlijke waarden, waarvan de landschappelijke waarden zijn gespecificeerd in de bij deze regels behorende Bijlage 1Landschapskenmerken.
4.2 Bouwregels
4.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met het oog op het voorkomen van onevenredige aantasting van:
- a. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden, waaronder de bezonnings- en privacysituatie;
- b. de landschapskenmerken als opgenomen in Bijlage 1 'Landschapskenmerken' behorende bij deze regels;
- c. de verkeersveiligheid.
4.4 Specifieke gebruiksregels
4.5 Afwijken van de gebruiksregels
4.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.7 Wijzigingsbevoegdheid
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 5 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 6 Algemene Bouwregels
6.1 Algemeen
In aanvulling op het bepaalde in dit plan gelden de volgende algemene bouwregels:
- a. voor zover legaal gebouwde (delen van) bouwwerken op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan niet voldoen aan de in het plan genoemde aantallen, percentages en maten (waaronder de situering, volume, oppervlakte en dakhelling), gelden de dan aanwezige bestaande aantallen, percentages en maten, uitsluitend ter plaatse van de afwijking, als vervangende regel;
- b. voor zover legaal aangelegde (delen van) werken, geen bouwwerk zijnde en/of werkzaamheden op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan niet voldoen aan de in het plan genoemde regels voor het aanleggen van werken, geen bouwwerk zijnde en/of het uitvoeren of laten uitvoeren van werkzaamheden, gelden deze uitsluitend ter plaatse van de afwijking, als vervangende regel.
Artikel 7 Algemene Gebruiksregels
7.1 Algemeen
Tot een gebruik in strijd met dit bestemmingsplan wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijvingen, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
- a. het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van risicovolle inrichtingen;
- b. het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van inrichtingen als bedoeld in bijlage I, onderdeel D van het Besluit omgevingsrecht;
- c. het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van seksinrichtingen.
7.2 Evenementen
- a. Evenementen uit categorie 1 zijn toegestaan, mits de bestemming evenementen toestaat en hiervoor een vergunning dan wel toestemming op grond van andere regelgeving is verleend;
- b. Evenementen uit categorie 2 en 3 zijn niet toegestaan.
7.3 Beroep/bedrijf aan huis bij (bedrijfs-)woningen
- a. Bij (bedrijfs-)woningen is een beroep/bedrijf aan huis zoals genoemd in de Bijlage 4 Lijst vantoegestane beroepen/bedrijven aan huis behorende bij deze regels toegestaan.
- b. De uitoefening van een beroep/bedrijf aan huis is uitsluitend toegestaan voor zover de woonfunctie in overwegende mate wordt gehandhaafd en geen ernstige hinder of afbreuk wordt gedaan aan het woonmilieu. Dit betekent dat:
- 1. de woonfunctie in ruimtelijke en visuele zin primair moet blijven;
- 2. uitsluitend zeer beperkte reclame-uitingen zijn toegestaan;
- 3. parkeren op eigen erf moet plaatsvinden;
- 4. geen sprake mag zijn van een onevenredige verkeers- en/of publieksaantrekkende werking;
- 5. bij het hebben van een webwinkel de levering van producten (inkoop en verkoop) niet thuis plaatsvindt maar wordt verzorgd via post/koerier;
- 6. geen buitenopslag van goederen plaats mag vinden;
- 7. de woonfunctie mag worden gecombineerd met een beroep/bedrijf aan huis, voor zover de oppervlakte hiervan niet meer dan 50% van de oppervlakte van het hoofdgebouw, vermeerderd met het oppervlak van aan het hoofdgebouw gebouwde ondergeschikte gebouwen bedraagt, met een maximum van 45 m².
- c. Vrijstaande ondergeschikte gebouwen mogen niet worden gebruikt voor een beroep/bedrijf aan huis, met uitzondering van het gebruiken of laten gebruiken van vrijstaande onderschikte gebouwen voor een beroep/bedrijf aan huis ten behoeve van opslag.
Artikel 8 Algemene Afwijkingsregels
8.1 Afwijking maatvoering
Artikel 9 Algemene Procedureregels
9.1 Procedureregels nadere eisen
- a. Een ontwerpbesluit tot nadere eisen waarbij toepassing wordt gegeven aan het bepaalde in de Wet ruimtelijke ordening, ligt, met bijbehorende stukken, gedurende 2 weken ter secretarie ter inzage.
- b. Het college van burgemeester en wethouders maakt de terinzagelegging te voren in één of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen, of op een andere geschikte wijze bekend.
- c. De bekendmaking houdt mededeling in van de mogelijkheid tot het indienen van zienswijzen voor een ieder.
- d. Gedurende de onder a. genoemde termijn kan een ieder bij het college van burgemeester en wethouders mondeling en schriftelijk zienswijzen indienen tegen het ontwerpbesluit.
9.2 Procedureregels afwijkingsregels
Op de voorbereiding van een ontwerpbesluit tot afwijking bij een omgevingsvergunning is de in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht genoemde procedure van toepassing.
Burgemeester en wethouders geven slechts toepassing aan de in dit plan bedoelde bevoegdheden ten aanzien van afwijkingen indien uit onderzoek is komen vast te staan dat kan worden voldaan aan wettelijke bepalingen, dan wel aannemelijk is dat afwijking/ontheffing/vrijstelling daarvan kan of zal worden verkregen, ten aanzien van: Archeologie, Watertoets, Luchtkwaliteit, Externe Veiligheid, Geluid, Flora en fauna, Bodemkwaliteit en Natuurbescherming, alsmede andere aspecten die onderhevig zijn aan wettelijke bepalingen.
9.3 Procedureregels wijzigingsregels
Op de voorbereiding van een wijziging is de in de Wet ruimtelijke ordening genoemde procedure van toepassing.
Burgemeester en wethouders geven slechts toepassing aan de in dit plan bedoelde bevoegdheden ten aanzien van wijzigingen indien uit onderzoek is komen vast te staan dat kan worden voldaan aan wettelijke bepalingen, dan wel aannemelijk is dat afwijking/ontheffing/vrijstelling daarvan kan of zal worden verkregen, ten aanzien van: Archeologie, Watertoets, Luchtkwaliteit, Externe Veiligheid, Geluid, Flora en fauna, Bodemkwaliteit en Natuurbescherming, alsmede andere aspecten die onderhevig zijn aan wettelijke bepalingen.
Artikel 10 Overige Regels
10.1 Afstemmingsregels nieuwbouw en herbouw van (bedrijfs-)woningen
Indien nieuwbouw of herbouw van een bestaande (bedrijfs-)woning plaatsvindt, moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
- a. de bestaande en op basis van dit plan mogelijke bedrijfsvoering, dan wel de woonsituatie op omliggende percelen, dan wel nabij gelegen percelen, niet in een ongunstiger situatie komt te verkeren;
- b. indien de (bedrijfs-)woning dichter naar de weg wordt gerealiseerd in relatie tot de bestaande situering, dient de geluidsbelasting op de gevel niet meer te bedragen dan de voorkeursgrenswaarde.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 11 Overgangsrecht
11.1 Overgangsrecht bouwwerken
- a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- b. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met niet meer dan 10%.
- c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
11.2 Overgangsrecht gebruik
- a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- c. Indien het gebruik, bedoeld onder a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
Artikel 12 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Westergeest - Beintemawei 3'.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
Aan de Beintemawei 3 te Westergeest is een loon- en grondverzetbedrijf gevestigd dat zich bezighoudt met agrarische toeleveringsvoorzieningen, waaronder het schonen van sloten, klepelmaaien, opslag van bieten en kuilbalen transport. Daarnaast legt het bedrijf zich toe op grondverzet- en cultuurtechnische werkzaamheden alsmede ondergrondse infrastructuur voor semi-overheidsbedrijven.
Loonbedrijven kenmerken zich door veel en groot materiaal en materieel. Voor de huidige situatie van dit loonbedrijf geldt dat het grootste deel daarvan buiten wordt opgeslagen. De aanleiding voor het opstellen van dit bestemmingsplan is de wens een nieuwe bedrijfsloods en kapschuur te realiseren, zodat de opslag van materiaal en materieel naar binnen kan worden verplaatst.
Deze ontwikkeling is niet mogelijk op basis van het geldende bestemmingsplan. Om de ontwikkeling toch juridisch-planologisch mogelijk te maken is een nieuw bestemmingsplan noodzakelijk. Dit bestemmingsplan voorziet hierin.
1.2 Plangebied
De locatie is gelegen aan de Beintemawei 3 te Westergeest, in de gemeente Noardeast-Fryslân. De Beintemawei is een gedeelte van de zogenoemde "Wâlddyk", welke van Kollum via Oudwoude, Ee, Westergeest en Driesum bijna tot aan Dokkum loopt. In figuur 1.1 is een luchtfoto opgenomen met daarin het betreffende plangebied aangegeven.
Figuur. 1.1: Luchtfoto van het plangebied
1.3 Huidige Planologische Regeling
Het bedrijfsperceel bevindt zich binnen het plangebied van het bestemmingsplan 'Buitengebied 2012', welke gedeeltelijk is herzien door het bestemmingsplan 'Partiële en correctieve herziening van het bestemmingsplan Buitengebied 2012'. Voor het plangebied geldt dat het herziene bestemmingsplan het geldende juridisch-planologisch kader vormt.
Het plangebied heeft in het geldende bestemmingsplan twee bestemmingen; 'Bedrijf' en 'Agrarisch met waarden - Open gebied'.
Binnen de bestemming 'Bedrijf' zijn bedrijven zoals genoemd in de categorieën 1 en 2 van de bij de regels behorende Bijlage 3 'Staat van Bedrijven' toegestaan. Tevens geldt voor dit gehele bestemmingsvlak de functieaanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - loonbedrijf', waarbinnen een loonbedrijf is toegestaan. Het hoofdgebouw is binnen een bouwvlak gesitueerd.
Binnen de bestemming 'Agrarisch met waarden - Open gebied' zijn de gronden bestemd voor agrarische cultuurgronden. Hier mogen geen gebouwen worden gebouwd anders dan gebouwen voor nutsvoorzieningen.
In figuur 1.2 is een uitsnede weergegeven van het bestemmingsplan ter hoogte van Beintemawei 3.
Figuur. 1.2: Uitsnede van het bestemmingsplan 'Partiële en correctieve herziening van het bestemmingsplan Buitengebied 2012' (bron: www.ruimtelijkeplannen.nl)
1.4 Leeswijzer
In hoofdstuk 2 van deze toelichting is aandacht besteed aan de historische achtergrond van het
plangebied, aan de functionele en ruimtelijke structuur in de huidige en toekomstige situatie. In hoofdstuk 3 is een beschrijving van het voor dit bestemmingsplan relevante beleid van Rijk, provincie, regio en gemeente opgenomen. In hoofdstuk 4 wordt vervolgens ingegaan op de relevante omgevingsaspecten. In hoofdstuk 5 komen de juridische aspecten aan bod, in hoofdstuk 6 wordt ingegaan op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid.
Hoofdstuk 2 Beschrijving Van Het Plangebied
2.1 Huidige Situatie
Het bedrijfsperceel ligt aan de Beintemawei te Westergeest. Aan de oostzijde van het terrein, direct aan de weg, bevindt zich het bedrijfsgebouw in een karakteristieke kop-hals-rompboerderij. Op het terrein vindt verder buitenopslag plaats van materiaal en materieel, behorende bij het gebruik als loonbedrijf, voornamelijk aan de westzijde van het terrein.
Het plangebied ligt in het buitengebied van de gemeente Noardeast-Fryslân, ten zuidwesten van het dorp Ee. Rondom het plangebied is sprake van agrarische gronden met verspreid individuele bebouwing in de vorm van boerderijen en agrarische bedrijven. In figuur 2.1 is de huidige situatie van het plangebied weergegeven.
Figuur. 2.1: Huidige situatie van het plangebied en omgeving (bron: www.ruimtelijkeplannen.nl)
2.2 Gewenste Situatie
Voorliggend bestemmingsplan maakt het mogelijk een nieuwe bedrijfsloods en kapschuur te bouwen, waardoor vrijwel al het materiaal en materieel van het bedrijf binnen gestald kan worden. In het plan wordt rekening gehouden met de aanblik op het karakteristieke hoofdgebouw (kop-hals-rompboerderij) door afstand te houden tussen de bestaande bebouwing en de nieuwbouw. Tegelijkertijd blijft er voldoende onbebouwd terrein over voor de bietenopslag. Zie figuur 2.2 voor de situatietekening met de gewenste terreininrichting.
De nieuwe loods en kapschuur komen achter op het perceel, op enige afstand van de weg, aan de zuidzijde van het perceel. De westzijde van het perceel, in de huidige situatie in gebruik voor buitenopslag, wordt groen ingericht. De resterende buitenopslag wordt grotendeels aan het zicht onttrokken door de aanleg van een aarden wal met beplanting. Het bedrijfsperceel wordt compacter en voegt zich naar het bestaande slotenpatroon.
Figuur. 2.2 Situatietekening (bron: Bouwkundig Ontwerp Bureau M.K. Drent)
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Rijksbeleid
3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geeft een integraal kader voor het ruimtelijk beleid en mobiliteitsbeleid op rijksniveau. Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig. Bij deze aanpak hanteert het Rijk een filosofie die uitgaat van vertrouwen, heldere verantwoordelijkheden, eenvoudige regels en een selectieve rijksbetrokkenheid. De structuurvisie is op 13 maart 2012 vastgesteld en heeft de Nota Ruimte en de Nota Mobiliteit vervangen.
Tot 2028 heeft het kabinet in de SVIR de volgende drie Rijksdoelen geformuleerd:
- de concurrentiekracht vergroten door de ruimtelijk-economische structuur van Nederland te versterken. Dit betekent bijvoorbeeld een aantrekkelijk (internationaal) vestigingsklimaat;
- de bereikbaarheid verbeteren;
- zorgen voor een leefbare en veilige omgeving met unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden.
De SVIR is niet rechtstreeks van invloed op dit bestemmingsplan.
Het plan binnen de rijksdoelen, aangezien het een positieve invloed heeft op het hier gevestigde bedrijf en op de aanblik van het perceel dat gelegen is in het landelijk gebied. Het bedrijfsperceel wordt compacter, het beeld rustiger door de groene omzoming en het naar binnen verplaatsen van het materiaal en materieel.
3.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening
De nationale belangen uit de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte zijn juridisch geborgd in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Dit besluit is gericht op doorwerking van nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen en zorgt voor sturing en helderheid van deze belangen vooraf. Met het Barro geeft het Rijk aan dat ingezet wordt op zuinig ruimtegebruik, bescherming van kwetsbare gebieden en bescherming van het land tegen overstroming en wateroverlast. Gezien de ligging van het plangebied, de schaal en aard van het plan vormt het Barro geen directe relevantie voor dit bestemmingsplan.
3.2 Provinciaal Beleid
3.2.1 Streekplan Fryslân
Op 13 december 2006 hebben Provinciale Staten van Fryslân het Streekplan 'Om de kwaliteit fan de romte' vastgesteld. Hierin staan de provinciale kaders waarbinnen ruimtelijke ontwikkelingen de komende tien jaar kunnen plaatsvinden. Binnen deze kaders hebben gemeenten en andere initiatiefnemers de mogelijkheid om ontwikkelingen tot stand te brengen. De beleidskaders zijn uitgewerkt in de Verordening Romte (zie par. 3.2.2). Het uitgangspunt van de provincie voor het in het streekplan geformuleerde beleid is 'een ondeelbaar Fryslân met ruimtelijke kwaliteit'.
Kollum is in het streekplan als een regionaal centrum aangemerkt met een concentratiefunctie voor wonen, werken en voorzieningen in de regio.
Het plangebied van dit bestemmingsplan ligt in het landelijk gebied, ver buiten de kern Kollum. Met het plan wordt de aanblik van het bestaande bedrijfsperceel verbeterd doordat de opslag die nu buiten plaatsvindt, naar binnen wordt verplaatst. De aard en omvang wordt door dit bestemmingsplan niet gewijzigd. Het plan is niet in strijd met het Streekplan.
3.2.2 Provinciale Verordening Romte Fryslân
De Verordening Romte Fryslân (2014) stelt regels die ervoor moeten zorgen dat de provinciale ruimtelijke belangen doorwerken in nieuwe bestemmingsplannen. Geldend provinciaal beleid is omgezet in algemeen geldende regels. Deze verordening is een integrale herziening van de vorige Verordening Romte uit 2011. Dit als gevolg van nieuw provinciaal beleid inzake (intensieve) veehouderij, landschap en cultuur (Grutsk op e Romte) en weidevogels. Daarnaast heeft een tussentijdse evaluatie van het streekplan plaatsgevonden die van invloed is op de verordening.
Onderhavig plan wijzigt de aard en omvang van het reeds ter plaatse gevestigde bedrijf niet. Wel voorziet het plan in verbetering van de fysieke uitstraling door het perceel anders in te richten, meer ruimte te bieden voor groen en de huidige buitenopslag van het materiaal en materieel uit het zicht te brengen. Het toevoegen van de nieuwbouw, dat met dit bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt, is vanwege de ligging in het landelijk gebied in strijd met de provinciale verordening.
Om het plan doorgang te laten vinden is toestemming van de Provincie nodig. Het plan is op voorhand reeds voorgelegd aan het Kwaliteitsteam van de Provincie, waaruit naar voren is gekomen dat het geheel er landschappelijk op vooruit zal gaan mits wordt zorggedragen voor een goede inpassing. Gelijktijdig met het opstellen van dit ontwerp-bestemmingsplan wordt een verzoek om ontheffing ingediend bij de provincie Fryslân.
Op grond van kaart 7 behorende bij de Verordening Romte Fryslân (2014) is het gebied langs en in de omgeving van de Beintemawei aangewezen als Weidevogelkansgebied. Op basis van het bepaalde in 7.2.2. van de verordening dient een ruimtelijk plan voor landelijk gebied dat betrekking heeft op gronden die gelegen zijn in of grenzen aan gebieden die op de kaart Weidevogelgebieden zijn aangewezen als weidevogelkansgebieden of weidevogelparels te voorzien in een regeling waarmee voldoende openheid en rust van die gebieden wordt gehandhaafd, met dien verstande dat de agrarische productiefunctie inclusief de ontwikkelingsmogelijkheden van bestaande agrarische bedrijven zijn toegestaan. Met onderhavig plan wordt hieraan voldaan. Aan de oostzijde van het bedrijfsperceel wordt weliswaar een deel aan het bedrijfsperceel toegevoegd, dit wordt gecompenseerd voor aan de zuid- en westzijde van het perceel groen terug te brengen in de vorm van de bestemming 'Agrarisch met waarden- Open gebied". In het beplantingsplan is hiermee rekening gehouden door de westzijde van het perceel aan te duiden als gebied met een grasland karakter.
3.2.3 Friese Archeologische Monumentenkaart Extra (FAMKE)
De provincie Fryslân heeft een archeologische beleids- en advieskaart opgesteld, waarop wordt aangegeven welk type onderzoek nodig is om op een verantwoorde wijze om te gaan met het bodemarchief bij grondwerkzaamheden.
Voor Kollumerland c.a. geldt dat de gemeente voor het gehele grondgebied onderzoek heeft laten uitvoeren naar de archeologische verwachtingswaarde (adviesbureau RAAP, 2012), als verdiepingsslag van de FAMKE. In hoofdstuk 4.2 wordt nader ingegaan op de archeologische verwachtingswaarden ter plaatse van het plangebied.
3.3 Gemeentelijk Beleid
3.3.1 Welstandsnota
De gemeente Kollumerland c.a. beschikt over een welstandsnota voor het gehele gemeentelijke grondgebied. Het plangebied is gelegen in welstandsgebied nummer 15, het 'Buitengebied (terpengebied)'. Binnen dit gebied geldt onder andere dat gebouwen in principe bestaan uit één bouwlaag met een kap, refererend aan de traditionele architectuur. Traditionele kleurstellingen overheersen.
Met het ontwerp van de beoogde nieuwbouw wordt rekening gehouden met de geldende welstandscriteria. De aanvraag om omgevingsvergunning voor de bouw van de nieuwe bedrijfsloods en overkapping zal worden getoetst door de welstandscommissie.
3.3.2 Nota ruimtelijk beleid buitengebied Kollumerland c.a. 2010 - 2020
De gemeenteraad van Kollumerland c.a. stelde op 10 november 2011 de Nota ruimtelijk beleid buitengebied Kollumerland 2010-2020 vast. De uitgangspunten van deze nota zijn verwerkt in het geldende bestemmingsplan voor het buitengebied. In de nota geeft de gemeente haar visie op de ontwikkeling van het buitengebied in het komende decennium. In de nota zijn de visie en uitgangspunten geformuleerd op basis waarvan nieuw beleid voor het buitengebied vorm wordt
gegeven.
De Nota geeft uitbreidingsmogelijkheden voor bestaande, aan het buitengebied gelieerde niet-agrarische bedrijven zoals het onderhavige. Daarbij wordt aangegeven dat maatwerk het bepalende uitgangspunt is en dat bij uitbreiding van dergelijke bedrijven een erfinrichtingsplan behoort. Uit het erfinrichtingsplan moet blijken dat de uitbreiding landschappelijk gezien aanvaardbaar is. Op basis van deze uitgangspunten wordt meegewerkt aan onderhavig uitbreidingsplan. Aan het bestemmingsplan is een plan voor de Landschappelijke inpassing (zie ook Landschappelijk inpassingsplan) gekoppeld dat is vastgelegd in de regels zodat uitvoering en in stand houding van de landschappelijke inpassing verzekerd is.
Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten
4.1 Algemeen
Onderhavig bestemmingsplan voorziet in het vergroten van een bouwvlak ter plaatse van een bestaand bedrijfsperceel en het terugbrengen van meer groen op het perceel. De aard en omvang van het reeds bestaande bedrijf wordt met dit plan niet veranderd of vergroot. In dit hoofdstuk worden de omgevingsaspecten besproken welke relevant zijn in het kader van de voorgenomen nieuwbouw.
4.2 Archeologie
4.2.1 Toetsingskader
Tot 1 juli 2016 was de Monumentenwet 1988 het toetsingskader voor cultuurhistorie en archeologie. Die wet is grotendeels komen te vervallen omdat op die datum de Erfgoedwet in werking is getreden. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze in werking treedt (gepland 2021). Dit geldt ook voor de verordeningen, bestemmingsplannen, vergunningen en ontheffingen op het gebied van archeologie. Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is.
De kern van de wet is dat wanneer de bodem wordt verstoord, archeologische resten intact moeten blijven. Als dit niet mogelijk is, is opgraving een optie.
Om inzicht te krijgen in de kans op het aantreffen van archeologische resten in bepaalde gebieden zijn op basis van historisch onderzoek archeologische verwachtingskaarten opgesteld. Voor de provincie Fryslân is dit opgenomen in de provinciale FAMKE (zie paragraaf 3.2.3).
De gemeente Kollumerland c.a. heeft archeologische beleids- en verwachtingskaarten laten opstellen, als verdiepingsslag van de (globalere) provinciale FAMKE. Voor het gemeentelijk archeologiebeleid is de systematiek van de FAMKE gehanteerd. De archeologische verwachtingskaarten bestaan uit een kaart voor de periode Steentijd - Bronstijd en de periode Ijzertijd - Middeleeuwen. Figuur 4.1 en figuur 4.2 geven deze kaarten weer ter plaatse van het plangebied.
Figuur. 4.1: Archeologische verwachtingskaart voor de periode Steentijd - Bronstijd
Figuur. 4.2 Archeologische verwachtingskaart voor de periode Ijzertijd - Middeleeuwen
4.2.2 Archeologische verwachtingswaarde
Voor de periode Steentijd - Bronstijd geldt ter plaatse van het plangebied dat er sprake is van een afgedekt landschap met een potentieel middelhoge tot hoge verwachtingswaarde. Dit gebied kan nog veel goed bewaarde archeologische verrassingen uit de vroege Prehistorie herbergen, om die reden is er de potentieel middelhoge/hoge verwachting aan deze gronden gegeven. Gezien de diepe ligging (dieper dan 1,2 m -Mv) van eventuele archeologische vindplaatsen kan voor dit gebied een ruimere vrijstelling worden gehanteerd.
Voor de periode Ijzertijd - Middeleeuwen geldt voor het grootste deel van het terrein een hoge verwachtingswaarde. Voor het plangebied geldt dat het in de periode 1250 na Chr. binnendijks was gelegen. Dankzij de bedijking werden de bewoningsmogelijkheden aanzienlijk uitgebreid, waardoor de latere bewoning niet of nauwelijks in te schatten is op basis van landschappelijke gegevens.
4.2.3 Onderzoek: Steentijd - Bronstijd
In dit gebied kunnen zich op enige diepte archeologische lagen bevinden uit de steentijd, die zijn afgedekt door een veen- of kleidek. Mochten zich hier archeologisch resten bevinden, dan zijn deze waarschijnlijk goed van kwaliteit. De provincie beveelt daarom aan om bij ingrepen van meer dan 5.000 m² een karterend (boor)onderzoek uit te laten voeren, waarbij minimaal drie boringen per hectare worden gezet, met een minimum van drie boringen voor gebieden kleiner dan een hectare. De resultaten van een dergelijk karterend booronderzoek kunnen inzicht geven aanwezigheid en diepte van een eventueel aanwezige podzolbodem, waarin zich archeologisch resten kunnen bevinden.
Voor onderhavig plan geldt dat de ingreep (het vergroten van een bouwvlak) kleiner is dan 5.000 m². Voor de periode Steentijd - Bronstijd geldt derhalve geen onderzoeksplicht.
4.2.4 Onderzoek: IJzertijd - Middeleeuwen
De provincie beveelt aan om bij ingrepen van meer dan 500 m² een karterend archeologisch onderzoek uit te laten voeren. Dit archeologisch onderzoek moet bestaan uit minimaal zes boringen per hectare, met een minimum van zes boringen per plan, waarbij duidelijk wordt of er vindplaatsen in het plangebied aanwezig zijn. De resultaten van het karterend onderzoek kunnen ook uitwijzen dat de voorgenomen ingreep niet bezwaarlijk is, of met welke randvoorwaarden in het plan rekening dient te worden gehouden.
Worden er een of meerdere vindplaatsen worden aangetroffen, dan zal uit nader (waarderend) onderzoek moeten blijken hoe waardevol deze vindplaatsen zijn. De aard van dit waarderend (vervolg)onderzoek hangt af van het type aangetroffen vindplaats. Voor onderhavig plan geldt dat de ondergrens van 500 m2 wordt overschreden. Er geldt een onderzoeksplicht.
4.2.5 Conclusie en onderzoek
Op grond van deze verwachtingswaarde geldt voor het plangebied dat karterend onderzoek moet worden uitgevoerd voor de periode Ijzertijd - Middeleeuwen. Dit onderzoek, bestaande uit minimaal 6 karterend uitgevoerde boringen, is uitgevoerd. Op basis van de resultaten van het karterend onderzoek wordt bepaald of ook vervolgonderzoek noodzakelijk is. Het onderzoek is te vinden in Bijlage 2. Op basis van het onderzoek zijn geen archeologische indicatoren waargenomen. Op basis hiervan worden geen archeologische resten meer in het plangebied verwacht. Op grond van de resultaten van het bureau- en veldonderzoek wordt geadviseerd het plangebied vrij te geven. Het bevoegd gezag, in casu de gemeente, is akkoord met de onderzoeksopzet en de uitkomsten daarvan.
4.3 Bedrijven En Milieuzonering
4.3.1 Toetsingskader
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals bijvoorbeeld woningen een goed woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd. Hierbij dient rekening gehouden te worden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de betreffende bedrijven.
Om in de bestemmingsregeling de belangenafweging tussen bedrijvigheid en (nieuwe) milieugevoelige functies in voldoende mate mee te nemen, wordt in deze rapportage gebruikgemaakt van de richtafstanden uit de basiszoneringslijst van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009). Een richtafstand wordt beschouwd als de afstand waarbij onaanvaardbare milieuhinder als gevolg van bedrijfsactiviteiten redelijkerwijs kan worden uitgesloten. Voor de richtafstanden wordt onderscheidt gemaakt tussen rustige woongebieden/rustige buitengebieden en gemengde gebieden.
Er worden geen milieugevoelige functies en milieubelastende functies voorgesteld. Op het gebied van milieuzonering zijn geen belemmeringen voor de voorgestelde ontwikkeling aanwezig.
4.3.2 Onderzoek
Het plangebied bestaat uit een bedrijventerrein met een klein stukje agrarische grond. De bestemmingsgrenzen verschuiven gedeeltelijk, maar het feitelijk gebruik wijzigt niet. Er wordt een bedrijfsgebouw toegevoegd, maar de aard en omvang van het ter plaatse gevestigde bedrijf wijzigt niet.
Er bevinden zich geen milieugevoelige functies op korte afstand van het plangebied. Binnen het plangebied worden ook geen nieuwe milieugevoelige functies mogelijk gemaakt. Daarom kan toetsing aan de richtafstanden conform de VNG-brochure achterwege blijven.
4.3.3 Conclusie
Het aspect Bedrijven en milieuzonering vormt geen belemmering voor dit bestemmingsplan.
4.4 Bodem
4.4.1 Toetsingskader
Met het oog op een goede ruimtelijke ordening dient in geval van ruimtelijke ontwikkelingen te worden aangetoond dat de bodem geschikt is voor het beoogde gebruik. Verdachte plekken met betrekking tot de kwaliteit van de bodem dienen in het kader van de Wet bodembescherming bij ruimtelijke plannen en projecten te worden gesignaleerd vanuit een goede ruimtelijke ordening.
4.4.2 Onderzoek
Ter plaatse van het plangebied is geen sprake van een verdachte locatie. Het beoogde gebruik is gelijk aan het bestaande gebruik, namelijk bedrijf en agrarisch, wat geen aanleiding geeft voor strengere eisen aan de bodemkwaliteit. Er is in het kader van de Wet bodembescherming geen bodemonderzoek noodzakelijk.
4.4.3 Conclusie
Het aspect bodem vormt geen belemmering voor dit bestemmingsplan.
4.5 Cultuurhistorie
4.5.1 Toetsingskader
Met de wijziging van het Bro per 1 januari 2012 dienen gemeenten nadrukkelijk aandacht te besteden aan het aspect cultuurhistorie. Het bestemmingsplan dient een beschrijving te geven van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden.
4.5.2 Onderzoek
Direct aan de Beintemawei staat een karakteristieke kop-hals-rompboerderij, deze ligt binnen het plangebied. Het betreft een deel beeldbepalend pand, met aan de wegzijde een rieten kap. De boerderij is aangegeven als "boerderijplaats" op de cultuurhistorische kaart van de provincie Fryslân (zie figuur 4.3).
Dit bestemmingsplan maakt het mogelijk om bebouwing toe te voegen. Om het zicht op de boerderij niet aan te tasten is ervoor gekozen om het bouwvlak voor de nieuwbouw aan de andere kant van het perceel te plaatsen. Hierdoor blijft er vrij zicht op de boerderij.
Figuur. 4.3 Uitsnede Cultuurhistorische kaart provincie Fryslân
De locatie is gelegen in open gebied en maakt onderdeel uit van het terpenlandschap, zoals opgenomen in de bijlage Landschapskenmerken (Bijlage 1 bij de regels). Het terpenlandschap kenmerkt zich door de volgende kernkwaliteiten:
- open en weids landschap;
- aanwezigheid van microreliëf;
- puntvormige verdichting in de vorm van met erfbeplantingen geflankeerde boerenerven;
- onregelmatige blokverkaveling.
Met onderhavig plan worden deze waarden gerespecteerd. In de oostelijke punt van het plangebied wordt een groene zone aangelegd, waarbij zo min mogelijk beplanting wordt aangebracht teneinde een goede overgang naar het omliggende landschap te realiseren. Door de aanleg van een aarden wal met beplanting wordt de nog resterende buitenopslag uit het zicht gehouden, terwijl de opslag in de huidige situatie volledig in het zicht is. Door middel van enige solitaire bomen wordt het bedrijfserf als zodanig gemarkeerd.
4.5.3 Conclusie
De gewenste herinrichting van het terrein respecteert de aanwezige cultuurhistorische waarden van de bestaande bebouwing en het landschap. Het aspect cultuurhistorie vormt geen belemmering voor dit plan.
4.6 Ecologie
4.6.1 Toetsingskader
In de Wet natuurbescherming (Wnb) zijn alle regels met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving. Behalve gebiedsbescherming (Natura-2000 gebieden en Natuurnetwerk Nederland) geldt een algemeen verbod voor het verstoren en vernietigen van beschermde plantensoorten, beschermde diersoorten en hun vaste rust- of verblijfplaatsen. Onder voorwaarden is ontheffing van deze verbodsbepalingen mogelijk. Voor soorten die vermeld staan op Bijlage IV van de Habitatrichtlijn en een aantal Rode-Lijst-soorten zijn deze voorwaarden zeer streng. Daarnaast is in elke provinciale verordening een uitwerking van de Wnb opgenomen.
4.6.2 Gebiedsbescherming
De Wnb kent diverse soorten natuurgebieden. De Natura 2000-gebieden zijn door de Minister van Economische Zaken aangewezen gebieden die deel uitmaken van het Europese netwerk van natuurgebieden. Daarnaast bestaat het Natuur Netwerk Nederland (NNN) uit gebieden die worden aangewezen in de provinciale verordening (voorheen Ecologische hoofdstructuur, EHS). Binnen deze gebieden mogen in beginsel geen ruimtelijke ontwikkelingen plaatsvinden.
Het plangebied maakt geen onderdeel uit van een natuurgebied. Het dichtstbijzijnde Natura2000 gebied is het Lauwersmeer, gelegen op 4,5 km afstand. Gezien deze ruime afstand en de beperkte omvang van onderhavig plan, namelijk de herinrichting van een bestaand bedrijfsperceel door toevoeging van bebouwing zonder dat het bedrijf in aard of omvang wordt vergroot, is dit plan niet van invloed op dit Natura2000 gebied.
Het plangebied wordt omringd door agrarische gronden welke op de provinciale Natuur overzichtskaart zijn aangegeven als Ganzenfoerageergebied (zie figuur 4.4). Onderhavig plan heeft geen negatieve invloed op die status. Doordat het bedrijfsperceel compacter wordt ingericht kan sprake zijn van een lichte verbetering, aangezien gronden die nu niet zijn aangewezen als ganzenfoerageergebied, straks wel met (voornamelijk laag) groen worden ingericht.
Voor de ontwikkeling is een stikstofonderzoek uitgevoerd. Uit de Aerius berekeningen blijkt, dat de stikstofdepositie nergens hoger is dan afgerond 0,00 mol/ha/jaar. Vastgesteld wordt dan ook, dat er derhalve geen relevant effect is op natuurgebieden. Het stikstofonderzoek en de bijbehorende berekeningen zijn te vinden in Bijlage 3 Stikstofonderzoek.
Ten aanzien van de gebiedsbescherming vormt dit bestemmingsplan geen belemmering.
Figuur. 4.4 Uitsnede Natuur overzichtskaart provincie Fryslân
4.6.3 Soortenbescherming
Vooraf dient te worden aangetoond dat er ter plaatse geen sprake is van beschermde flora en/of fauna, of dat er door de werkzaamheden geen verstoring optreedt. Een ecologische quickscan wordt uitgevoerd om hier inzicht in te krijgen en te bepalen of er eventueel aanvullend onderzoek en/of mitigerende maatregelen nodig zijn.
4.6.4 Conclusie
Uit het Ecologisch onderzoek komen de volgende conclusies naar voren.
In verband met de aanwezigheid van algemene broedvogels is het noodzakelijk om groen te rooien buiten het broedseizoen of op een manier te werken dat de vogels niet tot broeden komen (vogelverschrikkers gebruiken). Op deze manier kan worden voorkomen dat verbodsbepalingen van de Wet natuurbescherming worden overtreden.
Het voorkomen van en negatieve effecten op verblijfplaatsen van vleermuizen en broedvogels met vaste rust- en verblijfplaatsen wordt uitgesloten. Mogelijk vliegen en foerageren er vleermuizen. Gedurende en na realisatie van de plannen kunnen deze soorten er blijven vliegen en foerageren.
Er zijn daarnaast mogelijk algemene nationaal beschermde zoogdieren en amfibieën aanwezig. Voor deze algemene soorten bestaat een algemene vrijstelling in provincie Friesland.
Het voorkomen van overige beschermde soorten wordt uitgesloten.
Op grond van bovenstaande analyse worden effecten op beschermde planten- en diersoorten uitgesloten.
De plannen aan de Beintemawei 3 te Westergeest zijn niet in strijd met het gestelde binnen de Wet natuurbescherming.
4.7 Externe Veiligheid
4.7.1 Toetsingskader
Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's die ontstaan voor de omgeving bij het gebruik, de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen, zoals vuurwerk, LPG en munitie. Sinds een aantal jaren is er wetgeving over 'externe veiligheid' om de burger niet onnodig aan te hoge risico's bloot te stellen.
De normen voor externe veiligheid zijn voor risicovolle inrichtingen vastgelegd in onder andere het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). Wat betreft het vervoer van gevaarlijke stoffen wordt het toetsingskader gevormd door de Wet vervoer gevaarlijke stoffen, de Nota Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen (RNVGS) en de Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen.
Per 1 juli 2012 is de regelgeving veranderd. Op basis van het Besluit externe veiligheid transportroutes (2015) moet rekening worden gehouden met het zogenaamde basisnet voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. Uitgangspunt van het basisnet is dat door het vastleggen van veiligheidszones de gebruiksruimte voor het vervoer van gevaarlijke stoffen en ruimtelijke ontwikkelingen op elkaar kunnen worden afgestemd.
4.7.2 Risicobronnen
Op de risicokaart is in de omgeving van het plangebied één risicobron aangegeven. Het betreft de locatie Tibsterwei 4 te Ee, waar een Bevi-inrichting is gevestigd. Het risico betreft de mogelijkheid tot een ongeval met gevaarlijke stoffen. De inrichting ligt op een afstand van 2 kilometer tot het plangebied.
Met onderhavig bestemmingsplan wordt het groepsrisico niet verhoogd, het betreft een bestaand bedrijf waarvan de aard en omvang niet wordt vergroot. Uit de risicokaart vloeit geen belemmering voort voor de uitvoering van dit bestemmingsplan.
4.7.3 Transport gevaarlijke stoffen
Naast inrichtingen kan het aspect van externe veiligheid een rol spelen bij (spoor/weg/auto)wegen in verband met het transport van gevaarlijke stoffen.
Het plangebied ligt niet binnen het invloedgebied van de transportroutes gevaarlijk stoffen die een verhoging van het groepsrisico kunnen inhouden.
4.7.4 Buisleidingen
In of nabij het plangebied zijn geen relevante buisleidingen gelegen.
4.7.5 Conclusie
Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor dit plan.
4.8 Geluid
4.8.1 Toetsingskader
Op grond van de Wet geluidhinder geldt rond wegen met een maximumsnelheid hoger dan 30 km/uur, spoorwegen en inrichtingen die ''in belangrijke mate geluidhinder veroorzaken'', een geluidzone. Bij ontwikkeling van nieuwe geluidgevoelige objecten binnen deze geluidzones moet akoestisch onderzoek worden uitgevoerd om aan te tonen dat de ontwikkeling voldoet aan de voorkeursgrenswaarden die in de wet zijn vastgelegd.
4.8.2 Onderzoek
Onderhavig plan betreft de aanpassing van een bedrijfsperceel, wat geen geluidgevoelig object is in de zin van de Wet geluidhinder. Derhalve kan een onderzoek naar de geluidbelasting achterwege blijven.
4.8.3 Conclusie
Het aspect geluid vormt geen belemmering voor dit bestemmingsplan.
4.9 Kabels En Leidingen
In (de omgeving van) het plangebied kunnen kabels en leidingen aanwezig zijn die beperkingen opleggen voor bouwmogelijkheden in het plangebied. Hierbij valt te denken aan hoogspanningsverbindingen, waterleidingen en straalpaden. Bij leidingen, zoals gas-, water- en rioolpersleidingen, volgen deze belemmeringen uit het zakelijk recht. Bij hoogspanningsverbindingen gaat het om de veiligheid en gezondheid. De beperkingen bij straalpaden zijn van belang voor het goed functioneren van de straalpaden.
In en direct rond het plangebied zijn geen kabels en leidingen aanwezig waarmee die een planologische bescherming nodig hebben. Daarom is er geen noodzaak tot nader onderzoek.
Het aspect kabels en leidingen vormt geen belemmering voor dit bestemmingsplan.
4.10 Luchtkwaliteit
4.10.1 Toetsingskader
In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit. Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang.
Op grond van de algemene maatregel van bestuur 'Niet in betekenende mate' vormen luchtkwaliteitseisen geen belemmeringen voor projecten die niet in betekenende mate bijdragen aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Op grond van de Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen) zijn (onder andere) de volgende projecten vrijgesteld van toetsing:
- woningbouwprojecten met minder dan 1.500 woningen;
- kantoorlocaties met een vloeroppervlak van minder dan 100.000 m2;
- projecten die minder dan 3% van de (toekomstige) grenswaarde voor stikstofdioxide of fijnstof bijdragen. Dit komt overeen met 1,2 µg/m3.
4.10.2 Onderzoek
Met dit bestemmingsplan blijft een bestaand bedrijfsperceel gehandhaafd en wordt nieuwbouw mogelijk gemaakt ten behoeve van het reeds daar gevestigde bedrijf. Dit bestemmingsplan faciliteert geen uitbreiding van het bedrijf, maar optimalisatie van het ruimtegebruik. Op basis hiervan kan gesteld dat voor dit voornemen geen toetsing aan de luchtkwaliteit aan de orde is, en niet in betekenende mate bijdraagt aan verslechtering van de luchtkwaliteit. Nader onderzoek is daarom niet noodzakelijk.
4.10.3 Conclusie
Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor dit plan.
4.11 Vormvrije M.e.r.-beoordeling/milieueffectrapportage
4.11.1 Toetsingskader
In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het omgevingsvergunning plan-m.e.r.-plichtig, project-m.e.r.-plichtig of m.e.r.-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Indien een activiteit onder de drempelwaarden blijft, dient alsnog een vormvrije m.e.r.-beoordeling uitgevoerd te worden, waarbij onderzocht dient te worden of de activiteit belangrijke nadelige gevolgen heeft voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële (milieu)effecten.
4.11.2 Onderzoek
In het Besluit milieueffectrapportage is opgenomen dat de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject m.e.r.-beoordelingsplichtig is in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een oppervlakte van 100 hectare of meer of een aaneengesloten gebied en 2000 of meer woningen omvat (Besluit milieueffectrapportage, Bijlage onderdeel D11.2).
Met dit bestemmingsplan is geen sprake van een stedelijk ontwikkelingsproject, aangezien het een bestaand bedrijfsperceel betreft waarbij het daar gevestigde bedrijf in aard en omvang niet veranderd. Het project valt ook niet onder één van de andere activiteiten zoals opgenomen in het onderdeel C of D van het besluit m.e.r. Dit betekent dat er geen sprake is van een m.e.r. (beoordelings-)plicht geldt en dat ook een zogenaamde 'vormvrije m.e.r.-beoordeling' niet noodzakelijk is.
4.11.3 Conclusie
Het project valt niet binnen één van de activiteiten zoals opgenomen in onderdeel C of D van het besluit m.e.r. Er is daarom geen sprake van een m.e.r. (beoordelings-)plicht.
4.12 Water
4.12.1 Toetsresultaat beperkingsgebied
Door middel van de digitale watertoets (www.dewatertoets.nl) is een watertoets aangevraagd ten behoeve van onderhavige ontwikkeling. Voor deze toets is een (globale) contour van het totale plangebied aangehouden, om zodoende zeker te zijn dat er geen waterbelangen worden geraakt (zie figuur 4.3).
Figuur. 4.3 Globale weergave van het plangebied i.c.m. beschermingszones (bron: www.dewatertoets.nl)
Zoals weergegeven in de uitsnede (figuur 4.3) raakt het plangebied zowel de zonering van een waterkering als de beschermingszone van een hoofdwater. Het aangegeven plangebied is echter veel groter dan de locatie waar daadwerkelijk een ingreep is beoogd.
In dit geval betreft de ingreep de realisatie van een bedrijfsloods en kapschuur. De positionering van het toe te voegen bouwvlak ten behoeve van deze nieuwbouw bevindt zich buiten de beschermingszones. Er vinden verder geen ingrepen plaats welke de waterhuishouding en -beschermingszones zouden kunnen verstoren. Op basis daarvan wordt geconcludeerd dat de aanwezige wateraspecten niet van invloed zijn op dit plan.
4.12.2 Toename verharding
Door ruimtelijke ontwikkelingen neemt de hoeveelheid verhard oppervlak toe met als gevolg een versnelde afvoer van hemelwater. Het is nodig om deze versnelde afvoer te compenseren om de waterberging in een gebied in stand te houden. De meest voorkomende manier van compenseren is het graven van extra oppervlaktewater. Uiteraard is het toepassen van alternatieve maatregelen in het plan ook mogelijk.
Voor verharding in het landelijk gebied geldt een verplichting tot compensatie van verhard oppervlak bij een toename van meer dan 1.500 m2. In onderhavig plan is sprake van een toename van verhard oppervlak van minder dan 1.400 m2. Dit getal is berekend aan de hand van de vergelijking tussen de nieuwe situatie en de huidige situatie, rekening houdende met de terreininrichting waarbij het westelijke deel van het nu verharde oppervlak groen wordt ingericht. Watercompensatie is in dit geval niet noodzakelijk.
Hoofdstuk 5 Juridische Toelichting
5.1 Planopzet
Het bestemmingsplan is opgezet overeenkomstig de Wet ruimtelijke ordening en het Besluit ruimtelijke ordening. Daarbij hoort een juridische regeling die is opgezet overeenkomstig de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP 2012). Deze standaard geeft bindende standaarden voor de opbouw van de planregels en de verbeelding. Het bestemmingsplan is opgezet conform deze landelijke standaarden.
5.2 Toelichting Op De Bestemmingen
Het bestemmingsplan bestaat uit een set met bestemmingsregels, een digitale verbeelding en de plantoelichting. In deze paragraaf volgt een toelichting op de bestemmingsregels. Voor dit bestemmingsplan geldt dat het is opgesteld ter plaatse van één perceel waar slechts één bestemming van toepassing is.
Bestemming 'Bedrijf'
In het plangebied is een loonbedrijf gevestigd. Ten behoeve van dit bedrijf is dat aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - loonbedrijf' opgenomen. Deze regeling is, voor zover relevant ter plaatse van dit plangebied, ongewijzigd gebleven ten opzichte van het bestemmingsplan 'Partiële en correctieve herziening van het bestemmingsplan Buitengebied 2012'. Ten behoeve van de nieuwbouw is een bouwvlak toegevoegd. Door middel van en voorwaardelijke verplichting is de aanleg en instandhouding van de Landschappelijke inpassing geborgd.
Bestemming 'Agrarisch met waarden - Open gebied'
Voor de gronden met de bestemming 'Agrarisch met waarden - Open gebied' geldt dat deze in de huidige situatie gedeeltelijk reeds in gebruik zijn als agrarische grond. Voor het oostelijke gedeelte geldt dat het nu verhard terrein betreft, dat in de nieuwe situatie groen wordt ingericht. Deze regeling is, voor zover relevant ter plaatse van dit plangebied, ongewijzigd gebleven ten opzichte van het bestemmingsplan 'Partiële en correctieve herziening van het bestemmingsplan Buitengebied 2012'.
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
6.1 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
6.1.1 Overleg en inspraak
Voor dit bestemmingsplan is het wettelijk vooroverleg gevoerd op grond van artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening. De resultaten van het vooroverleg zijn in dit bestemmingsplan verwerkt.
Daarnaast is het voorontwerp van het bestemmingsplan bekend gemaakt en gedurende zes weken voor inspraak ter inzage gelegd.
Gedurende de periode van inspraak zijn twee inspraakreacties binnengekomen. Van de Provinsje Fryslân kwam een overlegreactie binnen. In de Notities overleg en inspraak zijn de reacties samengevat en van een antwoord voorzien. Ook wordt aangegeven of en zo ja op welke wijze de reacties aanleiding gaven tot aanpassing van het bestemmingsplan.
Zie ook:
- Bijlage 5 Overlegreactie Provincie;
6.1.2 Ontwerpbestemmingsplan
Van de Provinsje Fryslân is voor de onderhavige ontwikkeling ontheffing verkregen op basis van de Verordening Ruimte.
Het ontwerp van dit bestemmingsplan is voor een periode van 6 weken ter inzage gelegd. Gedurende deze termijn wordt een ieder de mogelijkheid geboden om zienswijzen in te dienen (artikel 3.8 Wro). Er zijn een aantal zienswijzen ingediend. De antwoorden op deze zienswijzen zijn te vinden in de Nota van beantwoording, zie hiervoor bijlage 9.
6.1.3 Vaststelling en beroep
Eventueel ingekomen zienswijzen worden al dan niet verwerkt in het bestemmingsplan, vervolgens besluit de gemeenteraad over de vaststelling van het bestemmingsplan en wordt het gedurende 6 weken ter inzage gelegd. De indieners van zienswijzen worden hiervan op de hoogte gesteld. Uiteindelijk is tegen het bestemmingsplan beroep mogelijk bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.
6.2 Economische Uitvoerbaarheid
Onderhavig plan betreft een aanvraag van het ter plaatse gevestigde bedrijf en komt ten goede aan de bedrijfsvoering van dat bedrijf. De aanvrager draagt de kosten voor de procedure en de uitvoering van het project. Hiervoor zijn de benodigde financiële middelen beschikbaar. Het project wordt economisch uitvoerbaar geacht.
Bijlage 1 Landschapskenmerken
Bijlage 2 Landschappelijke Inpassing
Bijlage 2 Landschappelijke inpassing
Bijlage 3 Staat Van Bedrijven
Bijlage 4 Lijst Van Toegestane Beroepen/bedrijven Aan Huis
Bijlage 4 Lijst van toegestane beroepen/bedrijven aan huis
Bijlage 5 Handleiding Inrichtingsplan
Bijlage 5 Handleiding inrichtingsplan
Bijlage 1 Landschappelijk Inpassingsplan
Bijlage 1 Landschappelijk inpassingsplan
Bijlage 2 Archeologisch Onderzoek
Bijlage 2 Archeologisch onderzoek
Bijlage 3 Stikstofonderzoek
Bijlage 4 Ecologisch Onderzoek
Bijlage 4 Ecologisch onderzoek
Bijlage 5 Overlegreactie Provincie
Bijlage 5 Overlegreactie Provincie
Bijlage 6 Inspraakreactie 1
Bijlage 7 Inspraakreactie 2
Bijlage 8 Provinciale Ontheffing
Bijlage 8 Provinciale ontheffing