KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijventerrein
Artikel 4 Tuin
Artikel 5 Wonen - 1
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 6 Anti-dubbeltelregel
Artikel 7 Algemene Gebruiksregels
Artikel 8 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 9 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 10 Overgangsrecht
Artikel 11 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Plangebied
1.3 Huidige Planologische Regeling
1.4 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Beschrijving Van Het Plangebied
2.1 Huidige Situatie
2.2 Gewenste Situatie
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Nationale Omgevingsvisie (Novi)
3.2 Provinciaal Beleid
3.3 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten
4.1 Algemeen
4.2 Verkeer En Parkeren
4.3 Archeologie
4.4 Bedrijven En Milieuzonering
4.5 Bodem
4.6 Cultuurhistorie
4.7 Ecologie
4.8 Externe Veiligheid
4.9 Geluid
4.10 Kabels En Leidingen
4.11 Luchtkwaliteit
4.12 Water
Hoofdstuk 5 Juridische Toelichting
5.1 Algemeen
5.2 Toelichting Op De Bestemmingen
5.3 Verbeelding
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
6.1 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
6.2 Economische Uitvoerbaarheid
Bijlage 1 Staat Van Bedrijven
Bijlage 2 Landschapskenmerken
Bijlage 3 Lijst Van Toegestane Beroepen En Bedrijven Aan Huis
Bijlage 4 Handleiding Inrichtingsplan
Bijlage 1 Akoestisch Onderzoek
Bijlage 2 Watertoets
Bijlage 3 Advies Fumo
Bijlage 4 Overlegreactie Brandweer

Aldwâld - Simmerwei 15

Bestemmingsplan - Gemeente Noardeast-Fryslân

Vastgesteld op 23-09-2023 - vastgesteld

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan:

het bestemmingsplan Aldwâld - Simmerwei 15 met identificatienummer NL.IMRO.1970.BpAwSimmerwei15-VG01 van de gemeente Noardeast-Fryslân;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 agrarisch medegebruik:

een agrarisch gebruik van gronden, niet zijnde (al dan niet ondergeschikte) intensieve veehouderijen, dat ondergeschikt is aan de hoofdfunctie van de bestemming waarbinnen dit agrarische gebruik is toegestaan.

1.6 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.7 beroep/bedrijf aan huis

een dienstverlenend beroep, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.8 bestaand:

het gebruik dat en/of de bebouwing die ten tijde van de inwerkingtreding van het plan legaal plaatsvindt, respectievelijk aanwezig is, dan wel bebouwing die kan worden gebouwd krachtens een verleende bouw- en/of omgevingsvergunning;

1.9 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.10 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.11 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.12 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.13 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke bouwhoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;

1.14 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.15 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel;

1.16 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;

1.17 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct, hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.18 dak:

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

1.19 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.20 detailhandel in volumineuze goederen:

detailhandel in auto's, boten, caravans, grove bouwmaterialen, keukens, sanitair en woninginrichting waaronder meubels, alsmede tuincentra en bouwmarkten en tevens voor naar aard gelijk te stellen detailhandel, die vanwege de omvang en de aard van de gevoerde artikelen een groot oppervlak nodig hebben voor de uitstalling;

1.21 eerste bouwlaag:

de bouwlaag op de begane grond;

1.22 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.23 geluidsbelasting:

de geluidsbelasting vanwege een weg;

1.24 geluidsgevoelige functies:

bewoning of andere geluidsgevoelige functies zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en/of het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen;

1.25 geluidsgevoelige objecten:

bewoning of andere geluidsgevoelige functies zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en/of het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen;

1.26 hoofdgebouw:

een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmeting, dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste gebouw valt aan te merken, met uitzondering van ondergeschikte bebouwing;

1.27 huishouden:

een zelfstandig(e) dan wel samenwonend persoon of groep van personen die binnen een complex van ruimte gebruik maken van dezelfde voorzieningen zoals een keuken, sanitaire voorzieningen en de entree;

1.28 kampeermiddel:

een mobiel en/of vast kampeermiddel dan wel enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;

1.29 niet-permanente bewoning:

bewoning van een verblijf voor recreatieve bewoning;

1.30 nutsvoorziening:

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling, apparatuur voor telecommunicatie en vergelijkbare voorzieningen, maar met uitzondering van zonnevelden voor de opwekking van energie;

1.31 ondergeschikte bebouwing:

  1. a. ondergeschikte gebouwen of delen van gebouwen;
  2. b. een bouwwerk van één bouwlaag dat dient ter overkapping en niet of slechts gedeeltelijk met wanden is omsloten;

1.32 ondergeschikte gebouwen of delen van gebouwen:

  1. a. een gebouw dat als afzonderlijke ruimte dan wel als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan de hoofdvorm;
  2. b. een op zichzelfstaand gebouw, dat gelet op de bestemming en door zijn ligging en/of architectonische verschijningsvorm ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.

1.33 overkapping:

een bouwwerk van één bouwlaag dat dient ter overkapping en niet of slechts gedeeltelijk met wanden is omsloten;

1.34 peil:

  1. a. voor een bouwwerk op een perceel waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  2. b. voor een bouwwerk op een perceel waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  3. c. indien in of op het water wordt gebouwd: het Nieuw Amsterdams Peil;
  4. d. in het geval de hoogte van het terrein op een perceel grote verschillen vertoont: de door burgemeester en wethouders bepaalde hoogte;

1.35 permanente bewoning:

de bewoning als hoofdverblijf;

1.36 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen voor of met een ander tegen vergoeding;

1.37 seksinrichting:

de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden.

Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.38 voorgevel:

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien een gebouw met meerdere zijden aan een weg grenst, de als zodanig door burgemeester en wethouders aan te wijzen gevel;

1.39 voorkeursgrenswaarde:

de maximale waarde voor de geluidsbelasting, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder c.q. het Besluit geluidhinder;

1.40 woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstanden:

afstanden tussen bouwwerken onderling alsmede afstanden van bouwwerken tot erfafscheidingen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn;

2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.3 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.4 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel, met dien verstande dat met het meten van de goothoogte ondergeschikte bouwdelen zoals wolfskappeneinden en goten van dakkapellen niet worden meegerekend;

2.5 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.6 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.7 ondergeschikte bouwdelen:

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen van bouwwerken worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 1,5 m bedraagt.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijventerrein

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bedrijven zoals genoemd in de categorieën 1 tot en met 3.1 van de bij deze regels behorende Bijlage 1 Staat van bedrijven;
  2. b. een autosloopbedrijf, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijventerrein - autosloperij";

en tevens voor:

  1. c. groenvoorzieningen;
  2. d. openbare nutsvoorzieningen;
  3. e. ontsluitingswegen en parkeervoorzieningen;
  4. f. water;
  5. g. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding.

3.2 Bouwregels

Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van bedrijven als bedoeld in lid 3.1 onder a en b gelden de volgende regels:

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met het oog op het voorkomen van onevenredige aantasting van:

  1. a. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden, waaronder de bezonnings- en privacysituatie;
  2. b. de landschapskenmerken als opgenomen in Bijlage 2 Landschapskenmerken behorende bij deze regels;
  3. c. de verkeersveiligheid.

3.4 Afwijken van de bouwregels

3.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:

  1. a. het gebruiken of laten gebruiken van gebouwen voor bewoning;
  2. b. het stallen of laten stallen van vlieg-, vaar- en voertuigen, anders dan ten behoeve van het woongenot en van de bedrijfsvoering;
  3. c. detailhandelsactiviteiten anders dan detailhandelsactiviteiten ondergeschikt aan en direct voortvloeiend uit de activiteiten van een bedrijf;
  4. d. het gebruiken of laten gebruiken van paardenbakken.

3.6 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 4 Tuin

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. tuinen;

en tevens voor:

  1. b. het behoud en herstel van cultuurhistorische, landschappelijke en natuurlijke waarden, waarvan de landschappelijke waarden zijn gespecificeerd in de bij deze regels behorende Bijlage 2 Landschapskenmerken;
  2. c. groenvoorzieningen;
  3. d. verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
  4. e. water;
  5. f. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding.

4.2 Bouwregels

4.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de plaats van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met het oog op het voorkomen van onevenredige aantasting van:

  1. a. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden, waaronder de bezonnings- en privacysituatie;
  2. b. de landschapskenmerken als opgenomen in Bijlage 2 Landschapskenmerken behorende bij deze regels;
  3. c. de verkeersveiligheid.

4.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:

  1. a. het gebruiken of laten gebruiken van gronden als standplaats voor kampeermiddelen, met uitzondering van bestaande kleinschalige kampeerterreinen;
  2. b. het gebruiken of laten gebruiken van de gronden als opslag-, stort- of bergplaats van al dan niet afgedankte goederen en materialen;
  3. c. het gebruiken of laten gebruiken van de gronden voor verblijfsrecreatie;
  4. d. het gebruiken of laten gebruiken van gronden voor paardenbakken;
  5. e. het gebruiken of laten gebruiken van gronden ten behoeve van horeca.

Artikel 5 Wonen - 1

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Wonen - 1’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen, al dan niet in combinatie met een beroep/bedrijf aan huis zoals genoemd in bijlage 3;

met daaraan ondergeschikt:

  1. b. agrarisch medegebruik.

en tevens voor:

  1. c. het behoud en herstel van cultuurhistorische, landschappelijke en natuurlijke waarden, waarvan de landschappelijke waarden zijn gespecificeerd in de bij deze regels behorende Bijlage 2 Landschapskenmerken;
  2. d. groenvoorzieningen;
  3. e. ontsluitingswegen;
  4. f. parkeervoorzieningen;
  5. g. water;
  6. h. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding.

5.2 Bouwregels

5.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden, waaronder de bezonnings- en privacysituatie;
  2. b. de landschapskenmerken als opgenomen in Bijlage 2 Landschapskenmerken behorende bij deze regels;
  3. c. het woon- en leefklimaat en de landschappelijke kenmerken zoals deze blijken uit de bij deze regels behorende Bijlage 4 Handleiding inrichtingsplan.

5.4 Afwijken van de bouwregels

5.5 Specifieke gebruiksregels

Onder met deze bestemming strijdig gebruik wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:

  1. a. het gebruiken of laten gebruiken van vrijstaande ondergeschikte gebouwen voor bewoning;
  2. b. het gebruiken of laten gebruiken van vrijstaande onderschikte gebouwen voor een beroep/bedrijf aan huis, met uitzondering van het gebruiken of laten gebruiken van vrijstaande onderschikte gebouwen voor een beroep/bedrijf aan huis ten behoeve van opslag;
  3. c. het gebruiken of laten gebruiken van bouwwerken voor niet-permanente bewoning;
  4. d. het stallen of laten stallen van vlieg-, vaar- en voertuigen, anders dan ten behoeve van het woongenot;
  5. e. detailhandelsactiviteiten bij een beroep/bedrijf aan huis, anders dan direct voortvloeiend uit het beroeps- of bedrijfsmatig gebruik;s
  6. f. het gebruiken of laten gebruiken van gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
  7. g. het gebruiken of laten gebruiken van gebouwen voor nieuwe bêd en brochje;
  8. h. het gebruiken of laten gebruiken van gronden voor paardenbakken.

5.6 Afwijken van de gebruiksregels

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 6 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 7 Algemene Gebruiksregels

7.1 Strijdig gebruik

Onder met de bestemmingen strijdig gebruik wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijvingen, waaronder in ieder geval wordt begrepen:

  1. a. het gebruik van de gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, grond, bodemspecie en puin en voor het storten van vuil;
  2. b. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.

Artikel 8 Algemene Afwijkingsregels

8.1 Afwijkingsregels

  1. a. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van:
    1. 1. de in het plan gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages. Teneinde deze bij de definitieve uitmeting van het plan in overeenstemming te brengen met de feitelijke situatie;
    2. 2. het bepaalde in het plan en toestaan dat het beloop of profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of intensiteit daartoe aanleiding geeft;
    3. 3. het bepaalde in het plan en toestaan dat bestemmings- of bouwgrenzen of aanduidingsgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
    4. 4. het bepaalde in het plan voor het bouwen van antennes, waarvan de bouwhoogte niet meer dan 25 m mag bedragen;
    5. 5. het bepaalde in het plan en toestaan dat openbare nutsgebouwen, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, gebouwen ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwen, en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits:
      • de inhoud per gebouw niet meer dan 100 m³ en de bouwhoogte niet meer dan 3 m bedraagt;
      • de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde niet meer dan 15 m bedraagt.
  2. b. De onder sub a bedoelde afwijkingen bij omgevingsvergunning mogen niet leiden tot een onevenredige aantasting van:
    1. 1. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden, waaronder de bezonnings- en privacysituatie;
    2. 2. de landschapskenmerken als opgenomen in Bijlage 2 'Landschapskenmerken' behorende bij deze regels;
    3. 3. de verkeersveiligheid.

Artikel 9 Overige Regels

9.1 Voldoende parkeergelegenheid

  1. a. Een bouwwerk, waarvan een behoefte aan parkeergelegenheid wordt verwacht, kan niet worden gebouwd of gebruikt wanneer op het bouwperceel of in de omgeving daarvan niet in voldoende parkeergelegenheid is voorzien en in stand wordt gehouden.
  2. b. Bij een omgevingsvergunning wordt aan de hand van op dat moment van toepassing zijnde beleidsregels bepaald of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid.
  3. c. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in sub a en worden toegestaan dat in minder dan voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien, mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 10 Overgangsrecht

10.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    1. a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. 2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  3. 3. Het bepaalde in het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan.

10.2 Overgangsrecht gebruik

  1. 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. 4. Het bepaalde in het eerste lid is niet van toepassing op gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

Artikel 11 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Aldwâld - Simmerwei 15'.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Aan de Simmerwei 15 te Aldwâld zijn plannen om de bestaande bedrijfswoning in gebruik te nemen als reguliere woning. Het perceel heeft in de huidige situatie een bedrijfsbestemming. Reguliere bewoning is niet toegestaan.

De gemeente heeft aangegeven mee te willen werken aan deze ontwikkeling door een bestemmingswijziging door te voeren waarbij ook de beperking van de naastgelegen autosloperij wordt meegenomen. Om het voornemen juridisch-planologisch mogelijk te maken is een nieuw bestemmingsplan noodzakelijk, waarin het voorgenomen gebruik geregeld wordt. Voorliggend bestemmingsplan voorziet hierin.

1.2 Plangebied

De locatie is gelegen aan de Simmerwei 15 te Aldwâld. Het plangebied is oostelijk gelegen van de dorpskern Aldwâld. In figuur 1.1 is een kaart met het daarin betreffende plangebied weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1970.BpAwSimmerwei15-VG01_0001.jpg"

Figuur. 1.1 Globale ligging van het plangebied

1.3 Huidige Planologische Regeling

Het perceel bevindt zich binnen het plangebied van het bestemmingsplan 'Partiële en correctieve herziening van het bestemmingsplan Buitengebied 2012' van de voormalige gemeente Kollumerland en Nieuwkruisland, die op 28 september 2017 deels onherroepelijk in werking is gesteld. Het plangebied heeft in deze partiële en correctieve herziening de enkelbestemming "Bedrijventerrein" met deels de functieaanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - autosloperij'. Hierin zijn bedrijven uit categorie 1 tot en met 3.1 toegestaan die zijn benoemd in een bijlage bij de regels. Verder is een bedrijfswoning toegestaan mits deze al aanwezig is. Binnen het plangebied staat een bedrijfswoning.

Strijdigheid

Op basis van het huidige bestemmingsplan is het niet toegestaan om de bestaande woning als reguliere woning te betrekken, maar uitsluitend als bedrijfswoning. Daarom past het voornemen niet binnen de bestaande regeling. Met dit nieuwe bestemmingsplan wordt de functie gewijzigd naar een reguliere woonfunctie, waarin dit wel is toegestaan.

In figuur 1.2 is een uitsnede weergegeven van het bestemmingsplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.1970.BpAwSimmerwei15-VG01_0002.jpg"

Figuur. 1.2 Uitsnede van het bestemmingsplan Partiële en correctieve herziening van het bestemmingsplan Buitengebied 2012

1.4 Leeswijzer

In hoofdstuk 2 van deze toelichting is aandacht besteed aan de functionele en ruimtelijke structuur in de huidige en toekomstige situatie. In hoofdstuk 3 is een beschrijving van het voor dit bestemmingsplan relevante beleid van Rijk, provincie en gemeente opgenomen. In hoofdstuk 4 wordt vervolgens ingegaan op de relevante omgevingsaspecten. In hoofdstuk 5 komen de juridische aspecten aan bod, in hoofdstuk 6 wordt ingegaan op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid.

Hoofdstuk 2 Beschrijving Van Het Plangebied

2.1 Huidige Situatie

Het plangebied bestaat uit een bedrijfsperceel waarop een autoservicebedrijf met een bedrijfswoning is gevestigd. De activiteiten van het autoservicebedrijf bestaan met name uit onderhoud, bandenservice, reparatie/herstel en periodieke keuring (APK) van (personen-)auto’s, demontage van sloopauto’s en in- en verkoop van auto’s en auto-onderdelen. De bedrijfswoning is aan de oostzijde van het bedrijf gelegen. Achter op het perceel van de bedrijfswoning, aan de zuidkant, is nog een bijgebouw aanwezig. Een luchtfoto van de actuele situatie is opgenomen in figuur 2.1.

afbeelding "i_NL.IMRO.1970.BpAwSimmerwei15-VG01_0003.jpg"

Figuur. 2.1 Huidige situatie van het plangebied en directe omgeving

Het omliggende gebied wordt getypeerd door agrarisch land, natuur, bedrijventerrein en woningen. Ten oosten van het plangebied staat een aantal woningen en ten westen bevindt zich een bedrijventerrein. Aan de noordkant ontsluit het plangebied aan de Simmerwei. Ten zuiden van het plangebied ligt de Stroobossertrekvaart, waarvan ten zuiden natuur ligt. Verder wordt het plangebied omringd door agrarische gronden.

2.2 Gewenste Situatie

De gewenste situatie bestaat uit het in gebruik nemen van de bedrijfswoning ten behoeve van reguliere bewoning. Het uiterlijk blijft ongewijzigd. Het gaat uitsluitend om een functiewijziging van de bestaande bebouwing. Hierbij dient ook het naastgelegen autobedrijf meegenomen te worden. De autosloperij zal inwaarts worden gezoneerd, waarbij de activiteiten van de autosloperij slechts op een beperkt vlak bij de woning vandaan zijn toegestaan door middel van een aanduiding. Om de bedrijfsbestemming te scheiden van de woonbestemming wordt de groenstrook doorgetrokken richting de Simmerwei.

De maximaal toegestane bouwoppervlakte van de woning blijft hetzelfde ten opzichte van de huidige situatie, namelijk 150 m2. Verder blijven de goot- en bouwhoogte ook gelijk, namelijk respectievelijk 3,5 m en 9,5 m.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Nationale Omgevingsvisie (Novi)

Op 11 september 2020 is de Nationale Omgevingsvisie (hierna: NOVI) vastgesteld. De NOVI is de langetermijnvisie van het Rijk op de toekomstige inrichting en ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland. De NOVI geeft richting en helpt om keuzes te maken, te kiezen voor slimme combinaties van functies en uit te gaan van de specifieke kenmerken en kwaliteiten van gebieden. En er nu mee aan de slag te gaan en beslissingen niet uit te stellen of door te schuiven. Het versterken van de omgevingskwaliteit staat in de NOVI centraal. Dat wil zeggen dat alle plannen met oog voor de natuur, gezondheid, milieu en duurzaamheid gemaakt moeten worden. Bij de NOVI hoort een Uitvoeringsagenda. Hierin staat hoe uitvoering wordt gegeven aan de NOVI.

Binnen de NOVI zijn 8 voorlopige aandachtsgebieden geformuleerd als zogeheten NOVI-gebied. Regio Groningen, waar Friesland deel vanuit maakt, is aangewezen als voorlopig NOVI-gebied. In een NOVI-gebied krijgt een aantal concrete vraagstukken extra prioriteit. Dit helpt om grote veranderingen en ruimtelijke opgaven in een regio beter te realiseren.

Opgaven

Er is in Nederland sprake van een aantal dringende maatschappelijke opgaven. Deze opgaven kunnen niet apart van elkaar worden opgelost. Ze moeten in samenhang bekeken worden. Ze grijpen in elkaar en vragen meer ruimte dan beschikbaar is in Nederland. Niet alles kan, niet alles kan overal. Op het niveau van nationale belangen wil het Rijk sturen en richting geven aan de omgeving in Nederland, verwoord in vier opgaven:

  1. 1. ruimte maken voor klimaatverandering en energietransitie;
  2. 2. de economie van Nederland verduurzamen en het groeipotentieel behouden;
  3. 3. steden en regio's sterker en leefbaarder maken;
  4. 4. een toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied.

Realiseren opgaven

In de NOVI is een tweetal instrumenten opgenomen om de opgaven te realiseren:

  1. 1. De Omgevingsagenda.
    Voor Noord-Nederland is een omgevingsagenda opgesteld, waar Friesland onderdeel van uitmaakt. In de Omgevingsagenda agenderen het Rijk en regio de gezamenlijke vraagstukken en de gewenste aanpak daarvan. De Omgevingsagenda biedt een basis voor uitvoeringsafspraken en inzet van programma's en projectbesluiten van Rijk en regio.
  2. 2. De NOVI-gebieden.
    Een NOVI-gebied is een instrument waarbij Rijk en regio meerdere jaren verbonden zijn aan de gezamenlijke uitwerking van de verschillende opgaven in het ruimtelijke domein. Vaak wordt voortgebouwd op bestaande samenwerkingstrajecten. Denk aan een Regio Deal en een verstedelijkingsstrategie.

Conclusie

Gelet op de te realiseren opgaven uit de NOVI kan de conclusie worden getrokken dat de voorgenomen ontwikkeling geen rijksbelangen raakt als opgenomen in de NOVI.

3.1.1 Ladder voor duurzame verstedelijking

In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) (artikel 3.1.6) is geregeld dat een toelichting bij een ruimtelijk plan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, moet voorzien in duurzame verstedelijking. De toelichting van een ruimtelijk project dat nieuwe stedelijke ontwikkelingen mogelijk maakt, moet een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling bevatten. Indien het project die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, moet er tevens gemotiveerd worden waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.

Het in gebruik nemen van een bestaande bedrijfswoning ten behoeve van reguliere bewoning wordt, vanwege de relatieve kleinschaligheid, niet gezien als een stedelijke ontwikkeling. Een toetsing aan de ladder voor duurzame verstedelijking is daarom niet aan de orde.

3.2 Provinciaal Beleid

3.2.1 Provinciale Verordening Romte Fryslân

In de Verordening Romte Fryslân 2014 (vastgesteld op 25 juni 2014, geconsolideerd op 23 maart 2021) stelt de provincie regels aan de provinciale belangen. Deze regels moeten in gemeentelijke plannen worden vertaald.

Volgens artikel 3.1.1 kan een ruimtelijk plan mogelijkheden voor woningbouw bevatten indien de aantallen en de kwaliteit van de woningbouw in overeenstemming zijn met een woonplan. Het aantal woningen neemt in de gewenste situatie niet toe dus het woonsaldo blijft gelijk ten opzichte van de huidige situatie. Daarom past dit op voorhand binnen gemeentelijk woonprogramma.

3.3 Gemeentelijk Beleid

3.3.1 Beleidsvisie Wonen en Woon programma

De gemeente Noardeast-Fryslân heeft een woonvisie opgesteld binnen het samenwerkingsverband van DDFK-gemeenten. DDFK-gemeenten zijn het ambtelijke samenwerkingsverband van de gemeenten Dantumadiel, Dongeradeel, Ferwerderadiel en Kollumerland c.a.. Ook is er op basis hiervan het Woonprogramma 2015-2020 opgesteld. Hierin is gezamenlijk woonbeleid voor de vier gemeenten opgenomen. De provincie Fryslân ondersteunt het in dit beleid opgenomen doel een toekomstbestendige, gedifferentieerde woningvoorraad te ontwikkelen die is afgestemd op de woonwensen van de inwoners, waarbij de focus van het beleid zich richt op de kwaliteit van de bestaande woningvoorraad. Vervanging heeft prioriteit boven nieuwbouw en inbreiding boven uitbreiding.

Inmiddels hebben de provincie en de regio Noordoost Fryslân in mei 2020 nieuwe woningbouwafspraken gemaakt. Uitgangspunt daarbij is dat de gemeenten meer vrijheid krijgen om hun woonprogramma in te vullen en de voortgang halfjaarlijks met de provincie afstemmen. De nieuwe woningmarktanalyse van de regio Noordoost Fryslân (KAW, juni 2020) met een daarbij behorende dorpenatlas en voortdurende monitoring van de woningmarkt geven hierbij richting aan het beleid.

Deze nieuwe regionale woningbouwafspraken zijn verder uitgewerkt, hetgeen geresulteerd heeft in een flexibel woonprogramma. In dit geval gaat het om het omzetten van een bedrijfswoning naar een burgerwoning. De functiewijziging is niet strijdig met de beleidsvisie van de gemeente.

3.3.2 Woonvisie 2020-2025

De woonvisie legt op hoofdlijnen vast wat de basis is voor preciezere plannen en afspraken in de komende vijf jaar. De hoofdlijnen werkt de gemeente uit in een woonagenda op basis waarvan ze in gesprek gaan met de Mienskip en met partners. De woonvisie is ook de basis voor het maken van nieuwe prestatieafspraken met de corporaties. De woonvisie bevat 7 speerpunten voor de komende jaren:

  1. 1. Toekomst geven aan bestaande woningen en buurten.
  2. 2. Nieuwbouw in stad, dorpen en wijken, omgang met groei en krimp.
  3. 3. Ontwikkeling van de sociale huurvoorraad: betaalbaar, beschikbaar en met kwaliteit.
  4. 4. Wonen en zorg in dorpen en wijken.
  5. 5. Energietransitie en verduurzaming.
  6. 6. Leefbare dorpen: sociaal en veilig, met bereikbare voorzieningen.
  7. 7. Samenwerking gemeente, belanghebbenden en bewoners.

De gewenste situatie betreft de wijziging van functie van een bedrijfswoning naar een reguliere woning. Dit bestemmingsplan is daarom ook niet strijdig met de woonvisie van de gemeente.

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

4.1 Algemeen

Onderhavig bestemmingsplan voorziet in de juridisch planologische regeling van een reguliere woning waar nu een bedrijfswoning staat. In dit hoofdstuk worden de omgevingsaspecten besproken welke relevant zijn in het kader van de voorgenomen ontwikkeling.

4.2 Verkeer En Parkeren

Het perceel wordt ontsloten via de Simmerwei. Het perceel ligt in het 'buitengebied' van Aldwâld. Hier kan worden uitgegaan van een verkeersgeneratie van 7,8 mvt/etmaal bij een vrijstaand huis. Echter wordt bij de huidige situatie van het plangebied, waarbij het plangebied een bedrijventerrein betreft, een hogere verkeersgeneratie verwacht. Omdat de verkeersgeneratie in de toekomstige situatie afneemt, wordt aangenomen dat in de huidige situatie geen sprake is van problemen in de verkeersafwikkeling, wordt ervan uitgegaan dat de ontsluiting voldoende is.

Ook de parkeerbehoefte neemt af door de voorgenomen ontwikkeling. De parkeerbehoefte in de nieuwe situatie zal 2,4 betreffen, op basis van de ligging 'rest bebouwde kom' en de stedelijkheidsgraad 'niet stedelijk'. Voor een bedrijfsperceel geldt een hogere parkeerbehoefte doordat hier personeel en klanten moeten kunnen parkeren. De behoefte aan 3 parkeerplaatsen wordt volledig op eigen erf opgevangen. Hier is voldoende ruimte voor.

4.3 Archeologie

Tot 1 juli 2016 was de Monumentenwet 1988 het toetsingskader voor cultuurhistorie en archeologie. Die wet is grotendeels komen te vervallen omdat op die datum de Erfgoedwet in werking is getreden. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze in werking treedt. Dit geldt ook voor de verordeningen, bestemmingsplannen, vergunningen en ontheffingen op het gebied van archeologie. Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is.

De kern van de wet is dat wanneer de bodem wordt verstoord, archeologische resten intact moeten blijven. Als dit niet mogelijk is, is opgraving een optie.

Om inzicht te krijgen in de kans op het aantreffen van archeologische resten in bepaalde gebieden zijn op basis van historisch onderzoek archeologische verwachtingskaarten opgesteld. Voor de provincie Fryslân is dit opgenomen in de provinciale FAMKE.

Voor een globaal inzicht in mogelijke waarden heeft de provincie de Friese Archeologische Monumentenkaart Extra (FAMKE) gepubliceerd. De FAMKE bestaat uit twee advieskaarten, één voor de periode steentijd - bronstijd (300.000 - 800 v Chr.), en één voor de periode ijzertijd - middeleeuwen (800 v Chr. - 1500 n Chr.). De provincie beveelt in het plangebied aan om bij ingrepen van meer dan 2.500 m2 een karterend archeologisch onderzoek te verrichten voor de steentijd - bronstijd. Voor de periode ijzertijd - middeleeuwen adviseert de provincie een archeologisch onderzoek bij ingrepen groter dan 5.000 m2.

Het plangebied is met circa 9.500 m2 groter dan 5.000 m2. Dit plan betreft een functiewijziging waarbij geen grondroerende werkzaamheden plaatsvinden. Hierdoor hoeft geen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd.

Het aspect archeologie staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg.

4.4 Bedrijven En Milieuzonering

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals bijvoorbeeld woningen een goed woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd. Hierbij dient rekening gehouden te worden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de betreffende bedrijven.

De beoogde ontwikkeling betreft een milieugevoelige functie. Aan de oostkant van het perceel ligt een autosloperij. Dit betreft een functie uit milieucategorie uit milieucategorie 3.2. Voor geur geldt hiervoor een richtafstand van 0 meter. Verder geldt voor stof een richtafstand van 10 meter. De woning ligt op een afstand van 10 meter, daarom kan er van worden uitgegaan dat er wordt voldaan aan de richtafstand. Rekening houdende met een gemengd gebied betreft dit een richtafstand voor geluid van 50 meter. Echter betreft de afstand tussen de woning en de autosloperij circa 10 meter en wordt niet voldaan aan de richtafstand van 50 meter.

De werkzaamheden vanuit de autosloperij zullen worden ingeperkt naar de andere kant van het perceel (uit de richting van de woning). De afstand tussen de gevel van de woning en de grens van de autosloperij zal hierdoor toenemen, waardoor aan de richtafstand wordt voldaan. Geluidrelevante demontagewerkzaamheden (als slijpen e.d.) aan sloopauto's zijn beperkt tot de demontagewerkplaats.

Ten behoeve van de ontwikkeling is een akoestisch onderzoek uitgevoerd waarvan de resultaten zijn opgenomen in bijlage 1. In het akoestisch onderzoek is rekening gehouden met een relatief maximale invulling van de activiteiten, uitgaande van een volledige bezetting en rekening houdend met een verhoogd aantal verkeersbewegingen (van zowel personenauto's, als middelzware en zware vrachtwagens). Uit het onderzoek volgt dat onder deze omstandigheden ter plaatse van de (her te bestemmen) woning Simmerwei 15 wordt voldaan aan de VNG-richtwaarden. Verder volgt uit het onderzoek dat onder deze omstandigheden zowel ter plaatse van de woning Simmerwei 15 als ter plaatse van de overige omliggende woningen wordt voldaan aan de van toepassing zijnde geluidgrenswaarden als verbonden aan het Activiteitenbesluit milieubeheer.

Verder volgt dat in het kader van een goede ruimtelijke ordening er in akoestische zin geen belemmeringen zijn. De geluidbelasting vanwege het autoservicebedrijf, alsmede de te verwachten maximale geluidniveaus, voldoen ter plaatse van de woning Simmerwei 15 aan de richtwaarden zoals opgenomen in de VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering'. Geluidbelasting door indirecte hinder, veroorzaakt door verkeer rijdend over de openbare weg naar en van het autoservicebedrijf, voldoet aan de voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A).

Er kan worden geconcludeerd dat er sprake is van een als 'goed' te beoordelen akoestisch woon- en leefklimaat.

4.5 Bodem

Met het oog op een goede ruimtelijke ordening dient in geval van ruimtelijke ontwikkelingen te worden aangetoond dat de bodem geschikt is voor het beoogde gebruik. Verdachte plekken met betrekking tot de kwaliteit van de bodem dienen in het kader van de Wet bodembescherming bij ruimtelijke plannen en projecten te worden gesignaleerd vanuit een goede ruimtelijke ordening.

Het plangebied is in de huidige situatie bestemd als "Bedrijventerrein" met "bedrijfswoning". Een woning is een bodemgevoelige functie op zowel een woonbestemming als op een bedrijfsbestemming. Er wordt op dit moment al gewoond op het perceel. Op basis van de huidige planologische regeling kan daarom worden aangenomen dat het perceel geschikt is voor bewoning, en daarmee ook voor reguliere bewoning. Daarom wordt een bodemonderzoek niet noodzakelijk geacht. De FUMO heeft het plan beoordeeld en geeft aan dat het aspect bodem geen belemmering vormt voor de bestemmingswijziging.

4.6 Cultuurhistorie

Bij het opstellen van plannen moeten cultuurhistorische waarden tijdig in beeld worden gebracht. Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) stelt in dat verband specifieke eisen aan het opstellen van ruimtelijke plannen. Waar mogelijk moeten cultuurhistorische waarden worden behouden of versterkt.

Om de cultuurhistorische waarden vast te stellen is de cultuurhistorische waardenkaart van de provincie Fryslân geraadpleegd. De kaart geeft aan welke cultuurhistorische elementen en structuren op provinciale schaal van betekenis zijn.

In het plangebied zijn geen specifieke cultuurhistorische waarden aanwezig. In het voorgenomen project verandert niks aan de kenmerken van de woning. De bestaande woning past al binnen de bestaande stedenbouwkundige structuur. Daarmee is de ontwikkeling op voorhand niet in strijd met mogelijke cultuurhistorische waarden.

4.7 Ecologie

Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening gehouden worden met de natuurwaarden van de omgeving en met beschermde plant- en diersoorten. Deze waarden zijn geregeld in de Wet natuurbescherming (Wnb). Met de Wnb zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving.

4.7.1 Gebiedsbescherming

De Wnb kent diverse soorten natuurgebieden. De Natura 2000-gebieden zijn door de Minister van Economische Zaken aangewezen gebieden die deel uitmaken van het Europese netwerk van natuurgebieden. Daarnaast bestaat het Natuur Netwerk Nederland (NNN) uit gebieden die worden aangewezen in de provinciale verordening. Binnen deze gebieden mogen in beginsel geen ruimtelijke ontwikkelingen plaatsvinden.

Het plangebied vormt geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals Natura 2000. Het plangebied maakt ook geen deel uit van het natuurnetwerk Nederland (NNN). Uit de kaart van het Natuurbeheerplan blijkt dat in het plangebied of directe omgeving geen beschermde landschapselementen aanwezig zijn. Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied betreft het zuidwestelijk gelegen gebied de Groote Wielen met een afstand van 13 km.

Het plangebied ligt buiten beschermde natuurgebieden. Directe effecten zoals areaalverlies en versnippering kunnen hierdoor worden uitgesloten. Gezien de afstand tot natuurgebieden en de locatie van het plangebied (stedelijke omgeving) kunnen ook verstoring en verandering van de waterhuishouding worden uitgesloten.

In Nederland staan veel Natura 2000-gebieden onder druk door een overbelasting van stikstofdepositie. Conform de wetswijziging die op 1 juli 2021 is aangenomen is het voor bestemmingsplannen uitsluitend nog noodzakelijk om de gebruiksfase te berekenen. In dit geval is er geen sprake van verandering in woningsaldo. Er is enkel sprake van een functiewijziging van een bedrijfswoning tot een reguliere woning. Het aantal verkeersbewegingen neemt planologisch gezien ten opzichte van de huidige situatie af. Daarom wordt geen verandering in stikstofemissie verwacht door de woning zelf of het wegverkeer. Gelet op het vorenstaande wordt gesteld dat de voorgenomen ontwikkeling op voorhand geen negatieve effecten op Natura 2000-gebieden met zich meebrengt.

4.7.2 Soortenbescherming

Er is geen sprake van sloop-, kap-, nieuwbouw- en/of dempingswerkzaamheden. Daarmee kan op voorhand worden bepaald dat eventueel aanwezige beschermde soorten niet nadelig worden beïnvloed. Een quickscan ecologie is daarom niet noodzakelijk.

4.8 Externe Veiligheid

Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's die ontstaan voor de omgeving bij het gebruik, de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen, zoals vuurwerk, LPG en munitie. Sinds een aantal jaren is er wetgeving over 'externe veiligheid' om de burger niet onnodig aan te hoge risico's bloot te stellen.

De normen voor externe veiligheid zijn voor risicovolle inrichtingen vastgelegd in onder andere het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). Wat betreft het vervoer van gevaarlijke stoffen wordt het toetsingskader gevormd door de Wet vervoer gevaarlijke stoffen, de Nota Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen (RNVGS) en de Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen.

Per 1 juli 2012 is de regelgeving veranderd. Op basis van het Besluit externe veiligheid transportroutes (2015) moet rekening worden gehouden met het zogenaamde basisnet voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. Uitgangspunt van het basisnet is dat door het vastleggen van veiligheidszones de gebruiksruimte voor het vervoer van gevaarlijke stoffen en ruimtelijke ontwikkelingen op elkaar kunnen worden afgestemd.

Risicobronnen

In de directe omgeving van het plangebied bevinden zich geen risicobronnen zoals inrichtingen die gevaarlijke stoffen bevatten.

Transport gevaarlijke stoffen

Naast inrichtingen kan het aspect van externe veiligheid een rol spelen bij (spoor/weg/auto)weg in verband met het transport van gevaarlijke stoffen. Het plangebied ligt niet binnen het invloedgebied van de transportroutes gevaarlijk stoffen die een verhoging van het groepsrisico kunnen inhouden.

Buisleidingen

Het plangebied bevindt zich niet in het invloedsgebied van een buisleiding. De dichtstbijzijnde buisleiding ligt op ruim 2,8 km afstand.

Conclusie

Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor dit plan.

4.9 Geluid

Op grond van de Wet geluidhinder geldt rond wegen met een maximumsnelheid hoger dan 30 km/uur, spoorwegen en inrichtingen die 'in belangrijke mate geluidhinder veroorzaken', een geluidzone. Bij de ontwikkeling van nieuwe geluidsgevoelige objecten binnen deze geluidzones moet akoestisch onderzoek worden uitgevoerd om aan te tonen dat de ontwikkeling voldoet aan de voorkeursgrenswaarden die in de wet zijn vastgelegd.

In de Wet geluidhinder (Wgh) wordt onderscheid gemaakt tussen geluidgevoelige functies enerzijds en niet-geluidsgevoelige functies anderzijds. Indien een geluidsgevoelige functie mogelijk wordt gemaakt en binnen de zone van een weg, spoorweg of een industriegebied ligt, moet onderzocht worden of voldaan wordt aan de voorkeursgrenswaarde. In dit geval is alleen het aspect wegverkeerslawaai relevant.

Formeel is de Simmerwei een 60 km/uur-weg en is de Wgh van toepassing. In het kader van de Wgh dienen nieuwe woningen getoetst te worden, echter is er in het voorgenomen plan geen sprake van een nieuwe situatie in de zin van de Wet geluidhinder. De woonfunctie in de voormalige bedrijfswoning houdt deze functie waarbij het woningsaldo hetzelfde blijft. Op basis van artikel 76 lid 3 Wgh hoeft de geluidbelasting van een aanwezige weg op bestaande woningen niet getoetst te worden aan de grenswaarden. Een akoestisch onderzoek is daarom niet nodig. Het wegverkeerslawaai is daarmee geen belemmering voor de uitvoering van dit bestemmingsplan.

4.10 Kabels En Leidingen

In (de omgeving van) een plangebied kunnen kabels en leidingen aanwezig zijn die beperkingen opleggen voor bouwmogelijkheden in het plangebied. Hierbij valt te denken aan hoogspanningsverbindingen, waterleidingen en straalpaden. Bij leidingen, zoals gas-, water- en rioolpersleidingen, volgen deze belemmeringen uit het zakelijk recht. Bij hoogspanningsverbindingen gaat het om de veiligheid en gezondheid. De beperkingen bij straalpaden zijn van belang voor het goed functioneren van de straalpaden.

In en direct rond het plangebied zijn geen kabels en leidingen aanwezig die een planologische bescherming nodig hebben. Daarom is er geen noodzaak tot nader onderzoek.

Het aspect kabels en leidingen vormt geen belemmering voor dit bestemmingsplan.

4.11 Luchtkwaliteit

Een onderdeel van de Wet milieubeheer betreft luchtkwaliteit. De wet is bedoeld om de negatieve effecten op de volksgezondheid, als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging, aan te pakken.

Overschrijdingen van de grenswaarden voor luchtkwaliteit zijn veelal het gevolg van het aantal verkeersbewegingen in een gebied. Op grond van de algemene maatregel van bestuur 'niet in betekenende mate' (NIBM) vormen luchtkwaliteitseisen geen belemmeringen voor projecten die niet in betekenende mate bijdragen aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Op grond van de Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen) zijn (onder andere) woningbouwprojecten met minder dan 1.500 woningen vrijgesteld van toetsing.

De situatie betreft de functiewijziging van een bedrijfswoning naar een reguliere woning. Dit betreft geen verandering ten opzichte van de huidige planologische situatie. Het plan draagt daarom ook niet in betekenende mate bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Aanvullend onderzoek naar het aspect luchtkwaliteit is niet noodzakelijk. Het aspect luchtkwaliteit vormt dan ook geen belemmering voor dit bestemmingsplan.

4.12 Water

Deze 'waterparagraaf' gaat in op de watertoets. Hierin wordt beoordeeld wat de effecten van het bestemmingsplan op de waterhuishouding zijn en of er waterschapsbelangen spelen. De belangrijkste thema's zijn waterveiligheid, de afvoer van schoon hemelwater en afvalwater en de waterkwaliteit.


Het plangebied ligt in het beheersgebied van Wetterskip Fryslân. Het plan is via de digitale watertoets kenbaar gemaakt bij het waterschap. De watertoets is als bijlage 2 bij de toelichting toegevoegd. De uitkomst van de watertoets is dat er geen waterschapsbelang is.

Het aspect water staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg.

Hoofdstuk 5 Juridische Toelichting

5.1 Algemeen

Het bestemmingsplan voldoet aan alle vereisten die zijn opgenomen in de Wet ruimtelijke ordening (Wro), het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Inherent hieraan is de toepassing van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2012. De SVBP maakt het mogelijk om bestemmingsplannen te maken die op vergelijkbare manier zijn opgebouwd en op een zelfde manier worden verbeeld. De SVBP 2012 is toegespitst op de regels die voorschrijven hoe bestemmingsplannen volgens de Wro en het Bro moeten worden gemaakt. De SVBP geeft bindende standaarden voor de opbouw en de verbeelding van het bestemmingsplan, zowel digitaal als analoog. De regels van dit bestemmingsplan zijn opgesteld volgens deze standaarden. Verder sluit de regeling in het voorliggende bestemmingsplan aan bij het bestemmingsplan 'Partiële en correctieve herziening van het bestemmingsplan Buitengebied 2012' en actuele bestemmingsplannen in de omgeving van het plangebied.

Het bestemmingsplan regelt de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de gronden in het plangebied. De juridische regeling is vervat in een verbeelding en bijbehorende regels. Op de verbeelding zijn de verschillende bestemmingen vastgelegd, in de regels (per bestemming) de bouw- en gebruiksmogelijkheden.

5.2 Toelichting Op De Bestemmingen

Het bestemmingsplan bestaat uit een set met bestemmingsregels en een digitale verbeelding met de daarbij behorende plantoelichting. In deze paragraaf volgt een toelichting op de bestemmingsregels.

Bedrijventerrein

Op het perceel met de bestemming "Bedrijventerrein" zijn bedrijven toegestaan in de categorieën 1 tot en met 3.1. Het westelijke deel van het bedrijventerrein heeft de aanduiding "specifieke vorm van bedrijventerrein - autosloperij", zodat het autosloopbedrijf niet direct naast de woning kan worden gesitueerd.

Tuin

Van de noordelijke grens van het plangebied tot circa 1 meter achter de gevel geldt de enkelbestemming "Tuin". Deze enkelbestemming staat een tuin toe en voorkomt de bouw van bijgebouwen voor de voorgevel. De bestemming "Tuin" fungeert ook als scheiding tussen het woonperceel en het perceel met het bedrijventerrein.

Wonen

Op het woonperceel geldt de enkelbestemming "Wonen - 1". Binnen deze bestemming is het mogelijk één hoofdgebouw (woning) te bouwen. Het hoofdgebouw moet binnen het bouwvlak worden gebouwd. Ondergeschikte bebouwing mag wel buiten het bouwvlak worden gebouwd.

5.3 Verbeelding

Rond de huidige woning is een bouwvlak opgenomen. Het bestaande bijgebouw is ondergeschikte bebouwing en bevindt zich buiten het bouwvlak. Aan de voorzijde van de woning heeft het plangebied de tuinbestemming. Dit is overeenkomstig de systematiek in het moederplan. Bovendien ligt de tuinbestemming op de grens tussen de bedrijfsbestemming en de woonbestemming.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

De verplichting bestaat om inzicht te geven in de uitvoerbaarheidsaspecten van een bestemmingsplan en de grondexploitatie. Bij de uitvoerbaarheid wordt een onderscheid gemaakt tussen de maatschappelijke en de economische uitvoerbaarheid.

6.1 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

Het bestemmingsplan doorloopt de in de Wro vastgelegde procedure. Tijdens deze procedure zijn er verschillende momenten waarop burgers en belanghebbenden hun zienswijze op het plan kenbaar kunnen maken.

Overleg

Het voorontwerpbestemmingsplan is voorgelegd aan de betrokken overleginstanties.

De FUMO heeft in een eerder stadium reeds een advies gegeven met betrekking tot het aspect bodem. Dit advies is opgenomen in bijlage 3 en verwerkt in paragraaf 4.5. In het kader van het vooroverleg heeft Brandweer Fryslân een advies gegeven, welke is opgenomen in bijlage 4. De brandweer geeft aan geen bezwaar tegen de beoogde ontwikkeling te hebben. Wel adviseert de brandweer om na te gaan of er uit het water in het plangebied voor minimaal 60 minuten bluswater onttrokken kan worden. Dit advies is afgestemd met de gemeente. Gezien de aanwezigheid van oppervlaktewater in de nabijheid van het plangebied zijn er geen belemmeringen.

Zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan volgt de uniforme openbare voorbereidingsprocedure die is beschreven in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Het ontwerpplan heeft vanaf 18 mei 2023 gedurende 6 weken ter inzage gelegen. Eenieder is daarbij in de gelegenheid gesteld schriftelijk en/of mondeling zienswijzen op het plan naar voren te brengen. Hiervan is geen gebruik gemaakt.

Vaststellingsfase
Het bestemmingsplan is 21 september 2023 door de raad van de gemeente Noardeast-Fryslân vastgesteld. Het besluit tot vaststelling wordt gepubliceerd en het bestemmingsplan ligt zes weken ter inzage. Tijdens die periode bestaat de mogelijkheid beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in te dienen tegen het besluit en het plan.

6.2 Economische Uitvoerbaarheid

Voor de uitvoerbaarheid van het plan is het van belang te weten of het economisch uitvoerbaar is. De economische uitvoerbaarheid wordt enerzijds bepaald door de exploitatie van het plan (financiële haalbaarheid) en anderzijds door de wijze van kostenverhaal van de gemeente (grondexploitatie).

Financiële haalbaarheid

De ontwikkeling betreft een particulier initiatief, waarmee de gemeente geen directe financiële bemoeienis heeft. De financiële haalbaarheid is niet in het geding.

Grondexploitatie

Doel van de in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) opgenomen grondexploitatieregeling is het bieden van ruimere mogelijkheden voor het kostenverhaal en het creëren van meer sturingsmogelijkheden. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen de publiekrechtelijke weg via een exploitatieplan en de privaatrechtelijke weg in de vorm van overeenkomsten. In het geval van een exploitatieplan kan de gemeente eisen en regels stellen voor de desbetreffende gronden, (woning)bouwcategorieën en fasering. Bij de privaatrechtelijke weg worden dergelijke afspraken in een (anterieure) overeenkomst vastgelegd.

Er zal een overeenkomst voor het afwentelen van planschade met de initiatiefnemer en gemeente gesloten worden.

Bijlage 1 Staat Van Bedrijven

Bijlage 1 Staat van bedrijven

Bijlage 2 Landschapskenmerken

Bijlage 2 Landschapskenmerken

Bijlage 3 Lijst Van Toegestane Beroepen En Bedrijven Aan Huis

Bijlage 3 Lijst van toegestane beroepen en bedrijven aan huis

Bijlage 4 Handleiding Inrichtingsplan

Bijlage 4 Handleiding inrichtingsplan

Bijlage 1 Akoestisch Onderzoek

Bijlage 1 Akoestisch onderzoek

Bijlage 2 Watertoets

Bijlage 2 Watertoets

Bijlage 3 Advies Fumo

Bijlage 3 Advies FUMO

Bijlage 4 Overlegreactie Brandweer

Bijlage 4 Overlegreactie Brandweer