KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Wonen - 1 (Artikel 18)
Hoofdstuk 3 Overgangs- En Slotregels
Artikel 4 Overgangsrecht
Artikel 5 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Ligging Plangebied
1.3 Geldend Bestemmingsplan
1.4 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Beschrijving Initiatief
2.1 Huidige Situatie
2.2 Beoogde Situatie
2.3 Ruimtelijke Kwaliteit En Landschappelijke Inpassing
2.4 Planologische Inpassing
Hoofdstuk 3 Beleidskader
Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten
4.1 Verkeer En Parkeren
4.2 Vormvrije Mer-beoordeling
4.3 Bedrijven En Milieuzonering
4.4 Geluid
4.5 Luchtkwaliteit
4.6 Bodem
4.7 Externe Veiligheid
4.8 Ecologie
4.9 Water
4.10 Archeologie
4.11 Cultuurhistorie
Hoofdstuk 5 Juridische Regeling
5.1 Systematiek
5.2 Verbeelding
5.3 Regels
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
6.1 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
6.2 Economische Uitvoerbaarheid
Bijlage 1 Landschappelijke Inpassing
Bijlage 1 Woningmarktmonitor
Bijlage 2 Landschappelijke Inpassing
Bijlage 3 Ecologische Quickscan
Bijlage 4 Tekening Aanpassing Afwatering
Bijlage 5 Archeologisch Onderzoek
Bijlage 6 Watertoets
Bijlage 7 Reactienota

Westergeest - Van Teijenswei

Wijzigingsplan - Gemeente Noardeast-Fryslân

Vastgesteld op 04-10-2022 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het wijzigingsplan Westergeest - Van Teijenswei als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1970.WpWgVanTeijenswei-VA01 van de gemeente Noardeast-Fryslân.

1.2 wijzigingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels, als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1970.WpWgVanTeijenswei-NL.IMRO.1970.WpWgVanTeijenswei- van de gemeente Noardeast-Fryslân met de bijbehorende regels.

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 bestemmingsplan 'Westergeest':

het bestemmingsplan Westergeest dat is vastgesteld op 03-05-2012, als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0079.BpWgDorp10-Vg01 van de gemeente Noardeast-Fryslân.

Voor het overige zijn de begrippen van artikel 1 van het bestemmingsplan Westergeest met identificatienummer NL.IMRO.0079.BpWgDorp10-Vg01 (vastgesteld 03-05-2012) voor zover relevant voor dit wijzigingsplan, van toepassing.

Artikel 2 Wijze Van Meten

De wijze van meten, voor zover relevant voor dit wijzigingsplan, van het bestemmingsplan Westergeest, dat is vastgesteld op 3 mei 2012, is van toepassing.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Wonen - 1 (Artikel 18)

De regels van de bestemming 'Wonen-1' van het bestemmingsplan Westergeest met identificatienummer NL.IMRO.0079.BpWgDorp10-Vg01 (vastgesteld 03-05-2012) zijn, voor zover relevant voor dit wijzigingsplan, van toepassing met dien verstande dat:

  1. a. in afwijking van het bepaalde in lid 18.2 sub a onder 2 het aantal woningen binnen het bouwvlak niet meer dan 6 bedraagt;
  2. b. de afstand van een hoofdgebouw of een blok van aaneen gebouwde hoofdgebouwen tot de zijdelingse bouwperceelgrens ten minste 3 m bedraagt;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'groen' de gronden en bouwwerken uitsluitend zijn bestemd voor:
    1. 1. groenvoorzieningen;
    2. 2. waterlopen;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting' de gronden en bouwwerken uitsluitend zijn bestemd voor:
    1. 1. verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
    2. 2. groenvoorzieningen;
    3. 3. parkeervoorzieningen.
  5. e. ter plaatse van de aanduiding 'water' de gronden en bouwwerken uitsluitend zijn bestemd voor:
    1. 1. waterlopen;
    2. 2. oevers, bermen en beplanting.
  6. f. de gronden en bouwwerken niet mogen worden gebruikt zonder dat de landschappelijke inpassing, zoals opgenomen in Bijlage 1, binnen een jaar na ingebruikname van de woningen, is gerealiseerd en in stand wordt gehouden.

Hoofdstuk 3 Overgangs- En Slotregels

Artikel 4 Overgangsrecht

4.1 Overgangsrecht bouwwerken

Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:

  1. a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
  2. b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van dit lid onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met maximaal 10%;
  3. c. dit lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

4.2 Overgangsrecht gebruik

Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:

  1. a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  2. b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  3. c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  4. d. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 5 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: 'Regels van het wijzigingsplan Westergeest - Van Teijenswei' van de gemeente Noardeast-Fryslân.

Behorende bij het besluit van 4 oktober 2022.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De gemeente Noardeast-Fryslân wil aan de Van Teijenswei in Westergeest, ten westen van De Woarven 27 t/m 41 zes woningen met bijbehorend openbaar terrein realiseren. Momenteel is het plangebied in gebruik als grasland.

De plannen passen niet binnen het geldende bestemmingsplan Westergeest, maar voor het plangebied is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen waarmee het mogelijk is om de ontwikkeling juridisch-planologisch te regelen. Hiervoor is onderhavig wijzigingsplan opgesteld.

1.2 Ligging Plangebied

Het plangebied ligt aan de westkant van Westergeest en wordt ontsloten via de Van Teijenswei die aan de noordzijde aan het plangebied grenst. Aan de noord-, west- en zuidzijde wordt het plangebied omzoomd door een groenstrook en aan de oostzijde zijn de perceelsgrenzen van de woningen aan De Woarven de begrenzing. De globale ligging van het plangebied is in figuur 1.1 weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1970.WpWgVanTeijenswei-VA01_0001.jpeg"

Figuur 1.1 Globale ligging plangebied

1.3 Geldend Bestemmingsplan

Het plangebied is geregeld binnen het bestemmingsplan 'Westergeest' van de voormalige gemeente Kollumerland en Nieuwkruisland en is op 3 mei 2012 vastgesteld. Op basis van dit bestemmingsplan heeft het plangebied de bestemming 'Agrarisch'. In figuur 1.2 is een uitsnede van het geldende bestemmingsplan weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1970.WpWgVanTeijenswei-VA01_0002.jpeg"

Figuur 1.2. Uitsnede geldend bestemmingsplan Westergeest (bron: ruimtelijke plannen)

Binnen dit bestemmingsplan heeft het plangebied de bestemming 'Agrarisch' en is de grond bestemd voor grondgebonden agrarische bedrijven, grasland en akkerbouw- en tuinbouwgronden. Binnen deze bestemming mogen alleen gebouwen ten behoeve van agrarische bedrijven worden opgericht en moeten de gebouwen binnen het bouwvlak worden gebouwd. Het bouwen van woningen voor particulier gebruik is binnen de bestemming niet toegestaan.

Het plangebied omvat de zone die is aangeduid als 'wro-zone -wijzigingsgebied 4'. Op grond van artikel 3.7.onder c van het geldende bestemmingsplan is het college van burgemeester en wethouders bevoegd om deze bestemming te wijzigen ten behoeve van de bestemming ‘Wonen - 1, een bouwvlak op te nemen en/ of de aanduiding “erf” op te nemen. Daarbij geldt dat er maximaal 6 woningen mogen worden gerealiseerd. De woningen moeten passen binnen de gemeentelijke woningbouwafspraken en de met Gedeputeerde Staten van de provincie Fryslân overeengekomen woningbouwafspraken. Voorafgaand aan de wijziging moet er archeologisch en ecologisch onderzoek en een watertoets worden gedaan en de resultaten daarvan moeten in het wijzigingsplan worden verwerkt. Bovendien moet er een goede landschappelijke inpassing worden opgesteld die door Burgemeester en Wethouders is goedgekeurd. Het wijzigingsplan mag de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden niet onevenredig aantasten, moet bijdragen aan een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheid, bezonnings- en privacysituatie mogen niet nadelig worden beïnvloed.

In voorliggend bestemmingsplan wordt gebruik gemaakt van de genoemde wijzigingsbevoegdheid om de realisatie van 6 woningen mogelijk te maken. In deze toelichting worden de realisatie van deze ontwikkeling onderbouwd.

1.4 Leeswijzer

Na deze inleiding wordt in hoofdstuk 2 een beschrijving gegeven van het initiatief. In hoofdstuk 3 wordt het voor het plan relevante beleid beschreven. In hoofdstuk 4 worden de ontwikkelingen getoetst aan de omgevingsaspecten. Hoofdstuk 5 gaat in op de juridische regeling en hoofdstuk 6 beschrijft de uitvoerbaarheid.

Hoofdstuk 2 Beschrijving Initiatief

2.1 Huidige Situatie

Het plangebied is vanaf de noordzijde bereikbaar vanaf de Van Teijenswei. Het perceel grenst aan de oostzijde aan de tuinen van de woningen aan De Woarven. In de huidige situatie is het plangebied in gebruik als grasland. Het terrein wordt omzoomd door opgaande beplanting. In figuur 2.1 is een luchtfoto van het plangebied opgenomen en figuur 2.2 bevat een impressie van het plangebied vanaf de Van Teijenswei.

afbeelding "i_NL.IMRO.1970.WpWgVanTeijenswei-VA01_0003.jpeg"

Figuur 2.1. Luchtfoto huidige situatie

afbeelding "i_NL.IMRO.1970.WpWgVanTeijenswei-VA01_0004.png"

Figuur 2.2 Zicht op plangebied vanaf de Van Teijenswei

2.2 Beoogde Situatie

De gemeente Noardeast-Fryslân is van plan om in het plangebied 6 woningen te realiseren. Deze woningen worden aan de oostzijde van het plangebied gerealiseerd. Daartoe wordt een nieuwe ontsluitingsweg aangelegd aan de oostzijde van het plangebied. Aan de achterzijde van de percelen aan De Woarven wordt een sloot en een groenstrook aangelegd waarmee er een afscheiding ontstaat tussen de bestaande bebouwing en de nieuwbouw. Het noordwestelijk deel van het plangebied wordt ook omzoomd door water en behoudt een groene uitstraling. In figuur 2.3 is een impressie opgenomen van de gewenste situatie.

afbeelding "i_NL.IMRO.1970.WpWgVanTeijenswei-VA01_0005.png"

Figuur 2.3 Inrichtingsschets uitbreidingsplan Van Teijenswei te Westergeest

2.3 Ruimtelijke Kwaliteit En Landschappelijke Inpassing

Bij een nieuwe ontwikkeling, een uitbreidingsplan, of het plaatsen van een nieuw gebouw of bouwwerk, moet een inpassingsplan worden gemaakt als een regeling in dit bestemmingsplan daartoe verplicht. In de wijzigingsbevoegdheid van het geldende bestemmingsplan is opgenomen dat een goede landschappelijk inpassing een voorwaarde is voor de wijzigingsbevoegdheid. De landschappelijke inpassing van dit wijzigingsplan is geborgd door middels aanduidingen te regelen waar water, groen en de ontsluitingsweg gerealiseerd moeten worden.

De gemeente Noardeast-Fryslân heeft een landschappelijk inpassingplan opgesteld. Aan de noordkant van het plangebied is al een stevig bosje aanwezig. Ook de toekomstige achtertuinen hebben al een redelijke bedekking door de bestaande bosschage aan de oostkant van het plangebied.

Het plangebied zal worden ontsloten door middel van een nieuwe ontsluitingsweg aan de oostkant van het plangebied. Tussen de percelen aan De Woarven en de nieuwe weg wordt een sloot aangelegd waarlangs knotwilgen worden geplaatst op 4 meter vanuit het hart van de sloot. Om variatie te creëren met betrekking tot de afstanden en plaatsing worden deze knotwilgen afgewisseld met Grauwe Els. Op deze wijze is het onderhoud van de sloot realiseerbaar en vormen de knotwilgen een groene afscherming met de woningen aan De Woarven. In de berm wordt bovendien een kruidenmengsel aangeplant. Rondom het plangebied wordt water aangelegd om de percelen te ontwateren. In onderstaande figuur is de landschappelijke inpassing weergegeven. De landschappelijke inpassing is in dit wijzigingsplan geborgd als voorwaardelijke verplichting in de regels.

afbeelding "i_NL.IMRO.1970.WpWgVanTeijenswei-VA01_0006.png"

Figuur 2.4 Landschappelijke inpassing woningen Van Teijenswei

Om inzichtelijk te maken welke ruimtelijke kwaliteiten er in en rondom het plangebied aanwezig zijn en hoe deze worden ingepast dan wel beschermd, is een analyse van de ruimtelijke kwaliteit opgesteld. Deze is als Bijlage 2 bij dit wijzigingsplan toegevoegd. Hieruit blijkt dat de uitbreiding past bij de historische ontwikkeling van het dorp en valt binnen de contour van de geest. De verkaveling draagt bij aan een diverse en kleinschalige dorpsrand die past bij een esdorp.

2.4 Planologische Inpassing

De wijziging van het agrarisch bouwperceel naar een woonbestemming wordt planologisch mogelijk gemaakt door het toepassen van een wijzigingsbevoegdheid die is opgenomen in artikel 3.7. onder c van het bestemmingsplan Westergeest. Hiermee kan het bestemmingsplan door Burgemeester en Wethouders, overeenkomstig artikel 3.6 lid 1 sub a van de Wro worden gewijzigd. Aan de toepassing van de wijzigingsbevoegdheid zijn enkele voorwaarden verbonden. In deze paragraaf wordt getoetst of de ontwikkeling voldoet aan de voorwaarden van de wijzigingsbevoegdheid.

Burgemeester en Wethouders kunnen, overeenkomstig de Wet ruimtelijke ordening, de bestemming wijzigen ten behoeve van de bestemming ‘Wonen - 1’, het opnemen van een bouwvlak en het opnemen van de aanduiding “erf” op de gronden ter plaatse van de aanduiding “wro-zone - wijzigingsgebied 4”, met dien verstande dat:

1. er niet meer dan 6 woningen mag worden gerealiseerd;

Het wijzigingsplan voorziet in de ontwikkeling van 6 woningen.

2.het aantal woningen dient te passen binnen de gemeentelijke woningbouwafspraken en de met Gedeputeerde Staten van de provincie Fryslân overeengekomen woningbouwafspraken;

In de woonvisie benoemt de gemeente het streven naar balans in de nieuwbouw. De vraag naar woningen wordt gemonitord en is in kleinere kernen, waaronder Westergeest, een kwestie van maatwerk. Omdat het plan in samenspraak met Doarpsbelang Westergeest ontwikkeld wordt, is het zeer aannemelijk dat de ontwikkeling van dit plan is afgestemd op de lokale behoefte. Gezien de woningtypologie zal het ook leiden tot doorstroming op de lokale woningmarkt, waarbij meerdere huishoudens een passende woning kunnen vinden. Ook voldoet dit plan aan de ambitie om perspectief te bieden op ontwikkelmogelijkheden voor de lokale woningmarkt.

De ontwikkeling van dit plan past op deze wijze ook in de goedgekeurde regionaal afgestemde programmering. Recent heeft de provincie haar goedkeuring verleend aan een experimentele aanpak waarbij de programmering niet meer goedgekeurd hoeft te worden door de provincie, maar dat de gemeente verantwoordelijk is voor de onderbouwing van woningbouwplannen. Dit is ook toegelicht in Hoofdstuk 3.

3. er voor er tot wijziging wordt overgegaan archeologisch onderzoek dient plaats te vinden waarbij de resultaten worden betrokken bij het wijzigingsplan;

Er is archeologisch onderzoek uitgevoerd. De resultaten hiervan zijn in paragraaf 4.10 opgenomen.

4. er, voor er tot wijziging wordt overgegaan, ecologisch onderzoek dient plaats te vinden waarbij de resultaten worden betrokken bij het wijzigingsplan;

Er is ecologisch onderzoek gedaan. De resultaten hiervan zijn in paragraaf 4.8 opgenomen.

5. er, voor er tot wijziging wordt overgegaan, een watertoets heeft plaatsgevonden;

Het plan is via dewatertoets.nl voorgelegd aan Wetterskip Fryslân. De resultaten hiervan zijn in paragraaf 4.9 opgenomen.

6 er, voor er tot wijziging wordt overgegaan, een goede landschappelijke inpassing is opgesteld die door Burgemeester en Wethouders is goedgekeurd;

De gemeente Noardeast-Fryslân heeft een landschappelijk inpassingsplan gemaakt. De landschappelijke inpassing is omgeschreven in paragraaf 2.3.

7. na het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 18 van overeenkomstige toepassing zijn.

Met het in werking treden van dit wijzigingsplan geldt voor het plangebied de bestemming 'Wonen-1' (art. 18 in het geldende bestemmingsplan). De regels uit deze bestemming zijn van toepassing op de woningen in het plangebied.

Bovendien mag de wijzigingsbevoegdheid niet leiden tot een onevenredige aantasting van

  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • de verkeersveiligheid;
  • de bezonnings- en privacysituatie.

Bij het ontwerp van het uitbreidingsplan is rekening gehouden met de aangrenzende gronden; deze worden van het plangebied gescheiden middels een nieuw aan te leggen toegangsweg en een groenstrook. Qua schaal en ontwerp wordt aangesloten bij de woonbestemming die ook geldt voor de aangrenzende woningen aan De Woarven. Met de aanleg van de nieuwe ontsluitingsweg komt de verkeersveiligheid aan de Van Teijenswei niet in het geding. De woningen zijn op voldoende afstand van de woningen aan De Woarven gerealiseerd zodat de realisatie van de woningen geen nadelige impact heeft op de bezonnings- en pricacysituatie van de woningen aan De Woarven, noch van de woning aan de Van Teijenwei 19.

De overige planregels van het moederplan zijn van toepassing verklaard op dit wijzigingsplan.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

Het plangebied is gelegen binnen het in 2012 vastgestelde bestemmingsplan "Westergeest", waarbij wordt voldaan aan de daarin opgenomen wijzigingsbevoegdheid. Deze wijzigingsbevoegdheid is door de gemeenteraad vastgesteld, waarbij ook het rijk en de provincie het bestemmingsplan hebben beoordeeld of hierbij enige strijdigheid was met het vaststellen van het bestemmingsplan, inclusief de wijzigingsbevoegdheid. Dit was niet het geval, zodat het bestemmingsplan op deze wijze onherroepelijk is geworden.

Sinds de vaststelling van het bestemmingsplan is het beleid op een aantal punten die voor dit wijzigingsplan relevant zijn gewijzigd dan wel aangevuld. Ten aanzien van het rijksbeleid gaat het om de Ladder voor Duurzame verstedelijking, die sinds 1 oktober 2012 als procesvereiste is opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en die in 2017 is herzien. Ten aanzien van het provinciale beleid gaat het om de inpassing binnen de wonigbouwafspraken.

Ladder voor duurzame verstedelijking

In de Ladder voor duurzame verstedelijking is opgenomen dat de toelichting van een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, een beschrijving moet bevatten van de behoefte aan de voorgenomen stedelijke ontwikkeling.

Er is sprake van een stedelijke ontwikkeling als er meer dan 11 woningen worden ontwikkeld. In dit geval worden er 6 woningen gerealiseerd zodat geen sprake is van een stedelijke ontwikkeling die moet worden getoetst aan de Ladder. Wanneer de Ladder niet van toepassing is op het plan, moet wel worden gemotiveerd dat er sprake is van een goede ruimtelijke ordening. In paragraaf 2.3 is gemotiveerd hoe de ruimtelijke kwaliteit van het plan is geborgd. In het kader van uitvoerbaarheid moet onder andere aandacht worden besteed aan de behoefte aan het plan.

Woningbouwafspraken met de provincie

Ten aanzien van ruimtelijke plannen die mogelijkheden voor woningbouw bevatten stelt de provinciale verordening Romte Fryslân 2014 dat de aantallen en de kwaliteit van de woningbouw in overeenstemming moeten zijn met een woonplan, dat de schriftelijke instemming van Gedeputeerde Staten heeft.

Sinds 29 november 2021 is de woningbouwprogrammering niet meer onderhevig aan de goedkeuring van de Gedeputeerde Staten, maar is de verantwoordelijkheid voor de onderbouwing in regionaal verband geregeld. Binnen de regio wordt de woningmarkt jaarlijks gemonitord. Uit de meest recente monitor (Bijlage 1) blijkt dat er zowel op korte- als lange termijn een blijvende vraag naar woningen in Westergeest is. Hierop wordt ingespeeld door het inzetten van de wijzigingsprocedure. Het invullen van de wijzigingsbevoegdheid past binnen de afspraken die gemaakt zijn met de provincie.

Het wijzigingsplan is niet in strijd met het rijks-, provinciale en gemeentelijke beleid.

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

4.1 Verkeer En Parkeren

De bebouwde kom van Westergeest bestaat uit één 30 km/uur zone ter bevordering van de verkeersveiligheid van alle verkeersdeelnemers. Hiertoe zijn verkeersborden geplaatst. Ook zijn alle kruispunten waar de voorrang door middel van borden en strepen of haaientanden was geregeld, veranderd in gelijkwaardige kruispunten.

Voor parkeren geldt als uitgangspunt dat een plan geen onevenredige parkeerdruk op de omgeving mag veroorzaken. Daarom is het van belang dat voor de nieuwe woonfunctie in voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien. Daarnaast is het van belang om te beoordelen of de ontsluitende wegen voldoende capaciteit hebben voor de verkeersgeneratie van de nieuwe functies. Om de parkeerbehoefte te bepalen en om het effect van het plan op de verkeersituatie te beoordelen wordt in beginsel gebruik gemaakt van de kencijfers parkeren en verkeersgeneratie van het CROW.

Op basis van de CROW 381 publicatie gelden de volgende kengetallen; Hierbij is uitgegaan van een weinig stedelijke omgeving met de ligging 'rest bebouwde kom'.

Verkeersgeneratie per weekdag:

Functie Kencijfers CROW
Koop, huis, vrijstaand 8,2 per woning
Koop, huis, twee-onder-een-kap 7,8 per woning

Parkeerbehoefte:

Functie Kencijfers CROW
Koop, huis, vrijstaand 2,3 per woning
Koop, huis, twee-onder-een-kap 2,2 per woning

Op basis van deze cijfers zal de ontwikkeling van de woningen aan de Van Teijenswei circa 40 extra verkeersbewegingen genereren per weekdag. Hierdoor neemt de verkeersdruk op dit deel van het dorp toe., maar het betreft alleen bestemmingsverkeer. Daarvoor wordt een ontsluitingsweg van 4,5m breed aangelegd aan de westkant van het plangebied. Langs deze weg wordt een parkeerstrook gerealiseerd.

Voor het plangebied geldt als uitgangspunt dat voorzien moet worden in voldoende parkeergelegenheid. Op basis van de CROW-publicatie geldt voor vrijstaande woningen in weinig stedelijk gebied een norm van minimaal 2.3pp per woning. Voor twee-onder-een-kapwoningen geldt voor weinig stedelijk gebied een norm van minimaal 2.2pp per woning.

Voor de realisatie van 4 vrijstaande woningen en 1 twee-onder-een-kapper zijn derhalve 11 parkeerplaatsen nodig. Ervan uitgaande dat elke woning een parkeerplaats op het eigen erf kan realiseren, zijn er nog minimaal 5 extra parkeerplaatsen nodig. Deze zijn langs de nieuw aan te leggen weg beschikbaar. De parkeerstrook die langs de weg wordt gerealiseerd is geschikt voor 10 parkeerplaatsen. De gemeente kiest voor toepassing van de maximum bandbreedte. Er wordt voor dit gebied een hogere parkeernorm aangehouden aangezien de automobiliteit op het platteland hoog is door het lage voorzieningenniveau en de grotere afstand tot de voorzieningen. Met de realisatie van een extra parkeerstrook wordt voorzien in ruim voldoende parkeergelegenheid.

4.2 Vormvrije Mer-beoordeling

In bijlage C en D van het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het bestemmingsplan planmer-plichtig (bijlage C en D), projectmer-plichtig (bijlage C) of mer-beoordelingsplichtig (bijlage D) zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Daarnaast moet het bevoegd gezag bij de betreffende activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, nagaan of sprake kan zijn van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen:

  • de kenmerken van de projecten;
  • de plaats van de projecten;
  • de kenmerken van de potentiële effecten.

In onderdeel D van de bijlage van het Besluit m.e.r. (D11.2) is de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject opgenomen. Ten aanzien van woningen ligt de drempelwaarde op een aaneengesloten gebied van 100 hectare of meer en/of met 2.000 of meer woningen. Dit bestemmingsplan blijft ruim onder deze grenzen en is dus niet rechtstreeks planMER-, projectMER- of m.e.r.-beoordelingsplichtig.

In het Besluit m.e.r. is geregeld dat ook voor projecten die zijn opgenomen in onderdeel D, maar beneden de drempelwaarden vallen, een besluit moet worden genomen of een MER nodig is. In dat kader wordt afgewogen of het plan mogelijk toch belangrijke negatieve milieueffecten heeft, op basis van de eerdergenoemde omstandigheden.

Kenmerken van het project

Het project voorziet in de herbestemming van een agrarisch perceel waarbij 6 nieuwe woningen worden gerealiseerd. Daarbij neemt de verharding toe door de bouw van woningen en de aanleg van een toegangsweg. Gezien de aard en omvang van de ontwikkeling is de invloed op het milieu echter beperkt.

Plaats van het project

Het plangebied grenst aan de bebouwing van het dorp Westergeest. De realisatie van een woonwijk op deze locatie in aansluiting op de bestaande bebouwing van Westergeest zal naar verwachting geen rechtstreeks effect hebben op gevoelige gebieden, mede omdat het plangebied niet op korte afstand van natuurgebieden ligt. In de directe omgeving zijn geen andere stedelijke ontwikkelingsprojecten voorzien die voorzienbare cumulatie met andere projecten veroorzaken.

Kenmerken potentiële effecten

De realisatie van woningen op voormalige grasland in aansluiting op bestaande bebouwing heeft uitsluitend lokaal effect. Daarnaast zijn er tijdelijk effecten te verwachten die enkel optreden tijdens de realisatie van het plan.

Conclusie

Uit de vormvrije m.e.r.-beoordeling blijkt dat gelet op de kenmerken van het plan, de plaats van het plan en de kenmerken van de potentiële effecten geen belangrijke negatieve milieugevolgen zullen optreden. Er is dan ook geen aanleiding voor het doorlopen van een MER-procedure.

4.3 Bedrijven En Milieuzonering

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is ruimtelijke afstemming tussen bedrijfsactiviteiten, voorzieningen en gevoelige functies (waaronder woningen) noodzakelijk. Bij deze afstemming kan gebruik worden gemaakt van de richtafstanden uit de basiszoneringslijst van de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering' (2009). Een richtafstand wordt beschouwd als de afstand waarbij onaanvaardbare milieuhinder als gevolg van bedrijfsactiviteiten redelijkerwijs kan worden uitgesloten.

In de nabijheid van het plangebied zijn geen bedrijven gevestigd waarvoor een richtafstand geldt. Vanuit dit omgevingsaspect zijn er dan ook geen belemmeringen voor dit bestemmingsplan.

4.4 Geluid

Op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) geldt rond wegen met een maximumsnelheid hoger dan 30 km/uur, spoorwegen en inrichtingen die 'in belangrijke mate geluidhinder veroorzaken', een geluidzone. Bij de ontwikkeling van nieuwe geluidsgevoelige objecten binnen deze geluidzones moet akoestisch onderzoek worden uitgevoerd om aan te tonen dat de ontwikkeling voldoet aan de voorkeursgrenswaarden van 48 Db die in de wet zijn vastgelegd.

Voor de Van Teijenswei geldt een 30km/u regime. Er is langs deze weg geen sprake van een belangrijke stroom van doorgaand verkeer. Het is daarom niet nodig om de ontwikkeling te toetsen aan de Wgh of om in het kader van een 'goede ruimtelijke ordening' akoestisch onderzoek uit te voeren. Ter plaatse van de nieuwe woningen zal sprake zijn van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

4.5 Luchtkwaliteit

In de Wet milieubeheer zijn normen voor luchtkwaliteit opgenomen. Deze normen zijn bedoeld om de negatieve effecten op de volksgezondheid, als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging, tegen te gaan. Als maatgevend voor de luchtkwaliteit worden de gehalten fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2) gehanteerd.

In Friesland zijn geen knelpunten op het gebied van luchtkwaliteit. Op basis van de Grootschalige Concentratie- en Depositiekaarten blijkt dat er in Westergeest en omgeving sprake is van een zeer goede luchtkwaliteit.

Voor bepaalde initiatieven is bepaald dat deze 'niet in betekenende mate' bijdragen aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Een plan komt hiervoor in aanmerking als het voor minder dan 3% van de grenswaarden voor NO2 en PM10 bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit.

Het plan valt binnen de Nibm-regeling, omdat er sprake is van een kleinschalige ontwikkeling van minder dan 2.000 woningen. Aanvullend onderzoek naar het aspect luchtkwaliteit is niet noodzakelijk. Het aspect luchtkwaliteit vormt dan ook geen belemmeringen voor dit wijzigingsplan. Dit aspect heeft geen gevolgen voor het wijzigingsplan.

4.6 Bodem

Het is wettelijk verboden om te bouwen op verontreinigde grond. Voor de ruimtelijke onderbouwing is van belang om te beoordelen of het perceel een zogenaamde verdachte locatie is op het gebied van bodemverontreiniging.

Gezien de huidige agrarische bestemming en omdat er in het verleden geen bedrijvigheid op dit terrein heeft plaatsgevonden, wordt er vanuit gegaan dat de bodem geschikt is voor de woonfunctie. Er wordt een bodemonderzoek uitgevoerd om dit aan te tonen. Om aan te tonen dat de grond geschikt is voor de gewenste functie, moet in het kader van het vergunningentraject worden aangetoond dat de grond 'schoon' is.

4.7 Externe Veiligheid

Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's voor de omgeving bij gebruik, opslag en vervoer van gevaarlijke stoffen. Het toetsingskader wordt gevormd door verschillende besluiten en documenten (Bevi, Bevb, Bevt). Risico's zijn inzichtelijk gemaakt op de risicokaart die per provincie wordt bijgehouden.

In het kader van het aspect externe veiligheid is de risicokaart van de provincie Fryslân geraadpleegd. Hieruit blijkt dat zich in de nabijheid van het plangebied geen risicovolle inrichtingen bevinden. Ook valt het plangebied niet in de invloedsfeer van een buisleiding.

Vanuit externe veiligheid zijn er geen belemmeringen voor de uitvoering van dit wijzigingsplan.

4.8 Ecologie

Met de Wet natuurbescherming (Wnb) zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving. In de Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen gebiedsbescherming en soortenbescherming.

Daarnaast is in elke provinciale verordening een uitwerking van de Wnb opgenomen. In de provincie Fryslân wordt vrijstelling verleend voor het weiden van vee en voor het op of in de bodem brengen van meststoffen. In het kader van ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden worden vrijstellingen verleend ten aanzien van de soorten genoemd in bijlage I bij deze verordening. Per soort worden de handelingen, middelen en methoden genoemd die mogen worden toegepast, slechts voor zover er geen andere bevredigende oplossing bestaat.


Gebiedsbescherming

Het plangebied valt niet onder de NNN/EHS, ganzenfoerageer- en weidevogelgebieden aangesteld door de provincie Fryslân (bron: Natuur overzichtskaart provincie Fryslân). Een toetsing naar een mogelijk conflict tussen gebiedsbescherming en het initiatief is niet van toepassing.

Stikstofgevoeligheid

Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied in de omgeving van het plangebied is Lauwersmeer (6,1 km). Tijdens de gebruiksfase van de nieuwe situatie zal, door de voorwaarden waaraan nieuwbouwwoningen moeten voldoen, de stikstofemissie evenveel of niet veel hoger zijn dan in de huidige situatie. Op sommige plekken binnen het Natura 2000-gebied is de achtergronddepositie hoog, maar binnen het gebied zijn geen stikstofgevoelige habitattypen aangewezen en daardoor ook geen gegevens van de kritische depositiewaarden (KDW's) (bron: AERIUS calculator). Het is daarom niet nodig om een AERIUS-berekening uit te voeren. De provincie Fryslân is echter bevoegd gezag in deze en bepaalt of het uitvoeren van een AERIUS-berekening benodigd is voor de voortgang van dit project.

Soortenbescherming

De soortenbescherming vindt primair plaats via de Wet Natuurbescherming. Op grond van deze wet mogen geen beschermde planten en dieren (en hun verblijfplaatsen), die in de wet zijn aangewezen, worden verstoord. Voor soorten die vermeld staan op bijlage IV, zoals vleermuizen, van de Habitatrichtlijn en een aantal Rode-Lijst soorten is een zware bescherming opgenomen. De verblijfplaatsen van beschermde soorten mogen niet negatief worden beïnvloed door bouwactiviteiten.

Ten behoeve van de ontwikkeling is een ecologische quickscan uitgevoerd. Deze is als Bijlage 3 bij de toelichting opgenomen. Ten aanzien van algemene broedvogels is uit het veldbezoek naar voren gekomen dat binnen het plangebied/ de invloedssfeer van de werkzaamheden vogelsoorten tot broeden kunnen komen waarvan de nesten niet jaarrond beschermd zijn, maar wel bescherming genieten indien er sprake is van een broedgeval. Daarom wordt geadviseerd om de werkzaamheden buiten het broedseizoen uit te voeren. Het broedseizoen loopt grofweg van 1 maart – 1 juli, maar kan afhankelijk van de soort eerder in het jaar beginnen en later in het jaar eindigen. Een broedgeval is altijd beschermd. Eventueel kan tijdens het broedseizoen worden gewerkt. Dit dient dan te gebeuren onder begeleiding van een ecoloog.

Ten aanzien van overige beschermde soorten kan de aanwezigheid van overige onder de Wet natuurbescherming beschermde soorten en soortgroepen binnen de invloedssfeer van de werkzaamheden op voorhand worden uitgesloten.

Op licht beschermde of vrijgestelde soorten is de zorgplicht van toepassing. Deze schrijft voor dat men alles wat redelijkerwijs mogelijk is moet doen om schade aan wilde planten en dieren te voorkomen. Dit kan worden bewerkstelligd door zo te werken dat dieren de kans krijgen om te vluchten en/of door bijvoorbeeld amfibieën binnen het plangebied te verplaatsen naar een locatie dicht bij het plangebied die niet onder invloed staat van de werkzaamheden.

Er kan dus worden geconcludeerd dat ten aanzien van algemene broedvogels de werkzaamheden buiten de broedperiode moeten plaatsvinden en voor licht beschermde en vrijgestelde soorten moet de zorgplicht worden nageleefd. Met inachtneming van deze adviezen is er vanuit ecologie geen belemmering voor de uitvoering van dit wijzigingsplan.

4.9 Water

Deze 'waterparagraaf' gaat in op de watertoets. Hierin wordt beoordeeld wat de effecten van het bestemmingsplan op de waterhuishouding zijn en of er waterschapsbelangen spelen. De belangrijkste thema's zijn waterveiligheid, de afvoer van schoon hemelwater en afvalwater en de waterkwaliteit. De watertoets is een procesvereiste in het kader van de ruimtelijke procedure.

Het plangebied ligt in het beheersgebied van Wetterskip Fryslân. Het plan is via de digitale watertoets kenbaar gemaakt bij het waterschap. De normale watertoetsprocedure is van toepassing.

In de Leidraad Watertoets staan de uitgangspunten waarmee bij het ontwikkelen van ruimtelijke plannen rekening moet worden gehouden. De beschrijving van de wateraspecten sluit zoveel mogelijk aan bij de indeling van het Waterbeheerplan en de Leidraad Watertoets in de thema's Veilig, Voldoende en Schoon.

Veilig

Naast de verdedigingswerken moet worden ingezet op aanpassingen in de ruimtelijke ordening en calamiteitenbeheersing. Er is in dit verband sprake van meerlaagse veiligheid, dit staat voor Veiligheid in drie lagen. In het kader van ruimtelijke ordening is vooral laag 2 van belang. Het gaat er dan om dat de ruimte op een duurzame manier wordt ingericht. Bijvoorbeeld door geen gevoelige functies te realiseren op plekken die kunnen overstromen. In dit plan worden geen gevoelige functies zoals binnen dit thema bedoeld door het waterschap voorgesteld.

Voldoende

Klimaatadaptie

In het kader van klimaatadaptie adviseert het waterschap om bij de inrichting van het plangebied te anticiperen op hevige regenbuien, periodes van droogte en hitte en mogelijk overstroming door bijvoorbeeld het percentage verhard oppervlak te verminderen en het plangebied groener in te richten. Uit de Klimaatatlas Friesland blijkt dat er in het plangebied sprake kan zijn van wateroverlast aan de randen van het plangebied. In het kader van watercompensatie wordt hier bij de ontwikkeling een watergang gerealiseerd, zodat er voldoende ruimte is om het water op te vangen.

Compensatie

Door ruimtelijke ontwikkelingen neemt de hoeveelheid verhard oppervlak toe met als gevolg een versnelde afvoer van hemelwater. Het is nodig om deze versnelde afvoer te compenseren om de waterberging in een gebied in stand te houden. Dit geldt ook voor toevoegen van oppervlakteverharding die wel past binnen het bestemmingsplan, maar waarvan de grond al meer dan vijf jaar braak ligt en waar in het verleden niet voor gecompenseerd is.

Het is niet toegestaan zonder watervergunning neerslag versneld tot afvoer te laten komen indien daarbij meer dan 200 m2 onverharde grond in stedelijk gebied en 1500 m2 in landelijk gebied wordt bebouwd of verhard. Er geldt een vrijstelling van de vergunningsplicht wanneer wordt voldaan aan de compensatieregels genoemd in dit wateradvies. De meest voorkomende manier van compenseren is het graven van extra oppervlaktewater. Bij het graven van extra oppervlaktewater hanteren het Wetterskip de volgende compensatienorm:

  • Boezem 5%, dit heeft alleen betrekking op de Friese boezem;
  • Polder 10%,

Voor het plangebied geldt de norm voor de boezem (5%). Met de bouw van de woningen, neemt de verharde oppervlakte in het plangebied met 1040m2 toe. Daarvan moet 5%, dat is 52m2, binnen het plangebied worden gecompenseerd. In het kader van watercompensatie worden de rondom het plangebied reeds aanwezige sloten/greppels uitgebreid zodat in totaal 112,5m2 water aan het plangebied wordt toegevoegd. Hiermee wordt in voldoende compensatie voorzien.

Peilbeheer

Het plangebied ligt vrij voor de boezem. (streefpeil: -0,52 m NAP). Dit betekent dat het plangebied niet door een boezemkade is beschermd tegen hoge waterstanden in de Friese boezem. Er moet daarom rekening worden gehouden met hoogwater in het kader van regionale wateroverlast. Het is van belang om rekening te houden met de droogleggingsnorm (Leidraad watertoets, paragraaf 4.3.7) of het maatgevend boezempeil (MBP) (op te vragen bij Wetterskip Fryslân). Het MBP, behorend bij een situatie met een kans van voorkomen van 1/100 per jaar, mag tot 1 meter voor de gevel voorkomen. Het waterschap adviseert om de nieuwe bebouwing/infrastructuur voldoende hoog aan te leggen. Het waterschap adviseert om de hoogte in te laten meten omdat hoogtemetingen een momentopname zijn en er kans is dat het aflezen van kaartgegevens niet helemaal accuraat is.

De adviezen van het waterschap worden meegenomen, in die zin dat er waterrobuust, voldoende hoog wordt gebouwd. Naast het verruimen van de watergangen in het plangebied, wordt de situatie voor het aangrenzend gebied ook geoptimaliseerd wat betreft de afvoer van overtollig regenwater naar het oppervlaktewater. Aan de hand van metingen kunnen de peilen van de woningen worden bepaald. Een drooglegging van 0,70 m is landelijk het streven.

Ten behoeve van de aanleg van de watergang heeft afstemming plaatsgevonden met FUMO over de noodzaak van een ontgrondingenvergunning. De aanleg van watergangen is vrijgesteld van de vergunningsplicht als:

1. de bovenbreedte niet meer dan 5,00 m bedraagt én

2. de bodembreedte niet meer dan 1,50 bedraagt én;

3. de diepte niet meer bedraagt dan 1,00 m beneden het oppervlaktewaterpeil, of wanneer een zodanig peil ontbreekt, 1,00 m beneden het maaiveld én;

4. bij de ontgronding niet meer dan 10.000 m3 bodemmateriaal naar elders wordt afgevoerd of in depot wordt gezet;

Aan bovenstaande voorwaarden wordt voldaan waardoor een vrijstelling van de vergunningsplicht geldt.

Grondwateronttrekking

Voor het (tijdelijk) onttrekken van grondwater is een vergunning of melding nodig. Ook op het lozen van onttrokken grondwater is de meldingsplicht van toepassing.

Schoon

Afvalwater en regenwatersysteem

Het uitgangspunt is om regenwater en rioolwater gescheiden af te voeren. Voor de nieuwbouw wordt een nieuwe voorziening gerealiseerd die wordt aangesloten op de bestaande voorziening in Westergeest. Er wordt vanuit gegaan dat in voldoende capaciteit kan worden voorzien. Afstromend hemelwater vanaf de verhardingen kunnen infiltreren of worden afgevoerd via de te realiseren watergangen rondom het plangebied.

Ten aanzien van de afvoer van water uit het plangebied is in een tekening (Bijlage 4) aangegeven hoe de huidige afwatering wordt aangepast vanuit de nieuwe berging (die wordt vergroot). De bestaande afvoer zal worden aangepast en verruimd om de nodige hemelwaterafvoer en de overloop daarvan te kunnen waarborgen. Ook de aangegeven duikers zullen worden verruimd/aangepast, indien nodig. Daarnaast zal van de woning met nummer 19 de overloop van de beerput worden aangesloten op de gemeentelijke riolering. De bewoners van huisnummer 32 wilden hier vooralsnog niet aan meewerken, we gaan hierover nogmaals met hun in gesprek.

Waterkwaliteit

De bouwwijze en onderhoudstechniek moeten emissievrij zijn om verontreiniging van het water te voorkomen. In dit geval zal gebruik worden gemaakt van milieuvriendelijke (bouw)materialen.

Onderhoud

De zorgplicht voor het schoonmaken van de te verruimen watergang komt aan de oostzijde en gedeeltelijke zuidzijde voor rekening van de gemeente. Aan de westzijde dienen de kopers van de kavels deze sloot te onderhouden. Dit wordt ook opgenomen in de koopovereenkomst van de toekomstige kopers.

4.10 Archeologie

Per 1 juli 2016 is de Monumentenwet 1988 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze in werking treedt. Dit geldt ook voor de verordeningen, bestemmingsplannen, vergunningen en ontheffingen op het gebied van archeologie. Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is.

In de wet zijn archeologische resten beschermd. Wanneer de bodem wordt verstoord moeten archeologische resten intact blijven. Als dit niet mogelijk is, is opgraving een optie. Om inzicht te krijgen in de kans op het aantreffen van archeologische resten in bepaalde gebieden zijn op basis van historisch onderzoek archeologische verwachtingskaarten opgesteld. Voor Noardeast-Fryslân wordt gebruik gemaakt van de Friese Archeologische Monumentenkaart Extra (FAMKE). Deze geeft advies over benodigd onderzoek naar archeologische resten uit twee perioden: de ijzertijd tot de middeleeuwen en de steentijd tot de bronstijd.

Het plangebied ligt in een gebied wat volgens de FAMKE is aangewezen voor karterend onderzoek 2 voor de periode Steentijd-Bronstijd. In deze gebieden kunnen zich op enige diepte archeologische lagen uit de steentijd bevinden, die zijn afgedekt door een veen- of kleidek. De provincie beveelt daarom aan om bij ingrepen van meer dan 2.500 m² een karterend (boor)onderzoek uit te laten voeren, waarbij minimaal zes boringen per hectare worden gezet, met een minimum van zes boringen voor gebieden kleiner dan een hectare. Voor de periode Middeleeuwen is voor het plangebied een karterend onderzoek 3 noodzakelijk bij ontwikkelingen groter dan 5.000 m². Het plangebied heeft een oppervlakte van ruim 3.600 m2. Daarom is er alleen voor de periode Steentijd-Bronstijd archeologisch onderzoek noodzakelijk.

Er is archeologisch onderzoek uitgevoerd om te bepalen of er in het plangebied nog archeologische waarden aanwezig zijn. Op basis van bureauonderzoek gold een middelhoge tot hoge verwachting voor archeologische resten vanaf de steentijd tot de vroeg romeinse tijd vanwege de ligging op een dekzandopduidking. Voor de periode 100nC tot de late middeleeuwen gold een lage verwachting. Tijdens het veldonderzoek zijn zes boringen verricht. In geen van de geplaatste boringen in het plangebied zijn archeologische indicatoren gevonden. Nader archeologisch onderzoek is daarom niet nodig. Het archeologisch onderzoek is opgenomen als Bijlage 5 bij de toelichting.

4.11 Cultuurhistorie

De rol van cultuurhistorie in de ruimtelijke ordening is de laatste jaren sterk toegenomen. Bij het opstellen van plannen moeten cultuurhistorische waarden tijdig in beeld worden gebracht. Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) stelt in dat verband specifieke eisen aan het opstellen van bestemmingsplannen. Waar mogelijk moeten cultuurhistorische waarden worden behouden of versterkt. Cultuurhistorie is daarmee veelal een sturend onderdeel geworden in de ruimtelijke ordening.

Ten behoeve van dit wijzigingsplan is de Cultuurhistorische Kaart Fryslân geraadpleegd. Hieruit blijkt dat het plangebied ligt in een gebied met esachtige verkaveling. Deze verkaveling wordt in dit wijzigingsplan niet aangetast, aangezien het plan binnen de bestaande landschapsstructuur wordt gerealiseerd. Vanuit cultuurhistorie zijn er geen belemmeringen voor de uitvoering van dit wijzigingsplan.

Hoofdstuk 5 Juridische Regeling

5.1 Systematiek

Het wijzigingsplan voldoet aan alle vereisten die zijn opgenomen in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Inherent hieraan is de toepassing van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2012. De SVBP maakt het mogelijk om ruimtelijke plannen te maken die op vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op een zelfde manier worden verbeeld. De SVBP 2012 is toegespitst op de regels die voorschrijven hoe plannen conform de Wro en het Bro moeten worden gemaakt.

5.2 Verbeelding

Bij het wijzigingsplan 'Westergeest - Van Teijenswei' hoort een verbeelding. Op deze verbeelding is het plangebied met de toekomstige bestemming weergegeven. Voor dit gebied vervangt het wijzigingsplan de bestemming van de gronden in het bestemmingsplan 'Westergeest'. Na het onherroepelijk worden van het wijzigingsplan maakt het plan deel uit van het bestemmingsplan 'Westergeest'.

5.3 Regels

5.3 Regels

De regels die deel uitmaken van het bestemmingsplan 'Westergeest' van de gemeente Noardeast-Fryslân, zoals vervat in de bestandenset met planidentificatie NL.IMRO.0079.BpWgDorp10-Vg01 met de bijbehorende regels (en bijlagen), zijn onverkort van toepassing na het onherroepelijk worden van dit wijzigingsplan. Het wijzigingsplan heeft formeel alleen betrekking op een wijziging van de verbeelding, met dien verstande dat aan de regels is toegevoegd dat er maximaal 6 woningen in het bestemmingsvlak mogen worden gerealiseerd. Bovendien zijn ten behoeve van de landschappelijke inpassing de aanduidingen 'groen', 'ontsluiting' en 'water' toegevoegd.

De beoogde ontwikkeling wordt namelijk mogelijk gemaakt door de wijzigingsbevoegdheid van artikel 3.7.c 'Wijzigingsgebied wro-zone - wijzigingsgebied 4' van het bestemmingsplan 'Westergeest'. Hiermee wordt de bestemming van het perceel gewijzigd in 'Wonen-1'. Op de verbeelding behorende bij dit wijzigingsplan is een bestemmingsvlak opgenomen, waarbinnen de beoogde ontwikkeling mogelijk wordt gemaakt.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

Het wijzigingsplan doorloopt de procedure zoals vastgelegd in artikel 3.6 lid 1 sub a van de Wro. Door het voeren van de genoemde procedure, met de daar bijhorende zienswijzen-, c.q. beroepsprocedure, wordt de maatschappij betrokken bij het plan.

In het kader van het wettelijk vooroverleg heeft het voorontwerp wijzigingsplan van 31 maart tot en met 11 mei 2022 ter inzage gelegen. Er zijn drie overlegreacties binnengekomen en één gezamenlijke inspraakreactie van omwonenden. Naar aanleiding van deze reacties is het plan op een aantal punten aangepast. De reactienota met daarachter de ingekomen reacties is als Bijlage 7 bij dit bestemmingsplan opgenomen.

Het ontwerpwijzigingsbesluit met bijbehorende stukken heeft gedurende zes weken ter inzage gelegen. Tijdens deze periode kon een ieder bij het college van Burgemeester en Wethouders zienswijzen indienen omtrent het ontwerpwijzigingsbesluit. Er is een zienswijze binnengekomen van de provincie waarin wordt verzocht om alsnog een landschappelijke inpassing in de regels te borgen. Deze voorwaardelijke verplichting is in de regels opgenomen.

Het College van Burgemeester en Wethouders beslist uiteindelijk over de vaststelling van het bestemmingsplan. Uiteindelijk is tegen het bestemmingsplan beroep mogelijk bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.

6.2 Economische Uitvoerbaarheid

Voor de uitvoerbaarheid van het plan is het van belang te weten of het economisch uitvoerbaar is. De economische uitvoerbaarheid wordt enerzijds bepaald door de exploitatie van het plan (financiële haalbaarheid) en anderzijds door de wijze van kostenverhaal van de gemeente (grondexploitatie).

Financiële haalbaarheid

Onderhavig plan betreft een initiatief van de gemeente Noardeast-Fryslän. De kosten voor de procedure en de uitvoering van het voorliggend wijzigingsplan en eventuele planschade die zijn gemoeid met de realisering van het plan, komen ten laste van de gemeente. Hiervoor zijn de benodigde financiële middelen beschikbaar. Het project wordt economisch uitvoerbaar geacht.

Grondexploitatie

Doel van de in de Wet ruimtelijke ordening opgenomen grondexploitatieregeling is het bieden van ruimere mogelijkheden voor het kostenverhaal en het creëren van meer sturingsmogelijkheden. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen de publiekrechtelijke weg via een exploitatieplan en de privaatrechtelijke weg in de vorm van overeenkomsten. In het geval van een exploitatieplan kan de gemeente eisen en regels stellen voor de desbetreffende gronden, (woning)bouwcategorieën en fasering. Bij de privaatrechterlijke weg worden dergelijke afspraken in een (anterieure) overeenkomst vastgelegd.

In dit wijzigingsplan wordt een bouwplan in de zin van artikel 6.2.1 Bro mogelijk gemaakt. In dergelijke gevallen dient een grondexploitatieplan opgesteld te worden tenzij het kostenverhaal anderszins verzekerd is.

In dit plan is er sprake van een ontwikkeling waarvan het initiatief bij de gemeente ligt en dus ook financieel verantwoordelijk is. Hiermee is het kostenverhaal anderszins verzekerd en is het vaststellen van een exploitatieplan niet verplicht.

Bijlage 1 Landschappelijke Inpassing

Bijlage 1 Landschappelijke inpassing

Bijlage 1 Woningmarktmonitor

Bijlage 1 Woningmarktmonitor

Bijlage 2 Landschappelijke Inpassing

Bijlage 2 Landschappelijke inpassing

Bijlage 3 Ecologische Quickscan

Bijlage 3 Ecologische quickscan

Bijlage 4 Tekening Aanpassing Afwatering

Bijlage 4 Tekening aanpassing afwatering

Bijlage 5 Archeologisch Onderzoek

Bijlage 5 Archeologisch onderzoek

Bijlage 6 Watertoets

Bijlage 6 Watertoets

Bijlage 7 Reactienota

Bijlage 7 Reactienota