KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Verkeer
Artikel 4 Water
Artikel 5 Leiding - Gas
Artikel 6 Leiding - Hoogspanningsverbinding
Artikel 7 Leiding - Water
Artikel 8 Waarde - Archeologie 1
Artikel 9 Waarde - Archeologie 2
Artikel 10 Waarde - Archeologie 4
Artikel 11 Waarde - Archeologie 5
Artikel 12 Waarde - Archeologie 6
Artikel 13 Waarde - Archeologie 7
Artikel 14 Waarde - Archeologie 8
Artikel 15 Waarde - Archeologie 10
Artikel 16 Waterstaat - Waterbergingsgebied
Artikel 17 Waterstaat - Waterkering
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 18 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 19 Anti-dubbeltelregel
Artikel 20 Algemene Aanduidingsregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 21 Overgangsrecht
Artikel 22 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Ligging Plangebied
1.3 Planologische Regelingen
1.4 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Planbeschrijving
2.1 Huidige Situatie
2.2 Nut- En Noodzaak Groot Onderhoud
2.3 Nieuwe Situatie
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Rijksbeleid
3.2 Provinciaal Beleid
3.3 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten
4.1 Archeologie
4.2 Bodemkwaliteit
4.3 Cultuurhistorie
4.4 Ecologie
4.5 Externe Veiligheid
4.6 M.e.r.-beoordeling
4.7 Luchtkwaliteit
4.8 Niet Gesprongen Explosieven
4.9 Water
4.10 Wegverkeerslawaai
Hoofdstuk 5 Juridische Toelichting
5.1 Inleiding
5.2 Opzet Van Het Bestemmingsplan
5.3 Toelichting Op De Regels
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
6.1 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
6.2 Economische Uitvoerbaarheid
Bijlage 1 Ontheffing Wet Natuurbescherming
Bijlage 2 Activiteitenplan N214
Bijlage 3 Compensatieplan Nnn
Bijlage 4 Nee, Tenzij Toets Tracé N214
Bijlage 5 Weidevogel Compensatieplan
Bijlage 6 Memo Stikstof
Bijlage 7 Aerius Berekening Aanlegfase
Bijlage 8 Archeologisch Bureauonderzoek Traject N214
Bijlage 9 Berekening Watercompensatie
Bijlage 10 Overzicht Waterhuishouding
Bijlage 11 Akoestisch Onderzoek Wegverkeerslawaai
Bijlage 12 Vooronderzoek Nge
Bijlage 13 Reactienota Informatieavonden
Bijlage 14 Vormvrije M.e.r.-beoordeling N214 Groot Onderhoud
Bijlage 15 Nota Vooroverleg- En Inspraakreacties
Bijlage 16 Nota Zienswijzen

N214 Groot Onderhoud

Bestemmingsplan - Gemeente Molenlanden

Vastgesteld op 27-02-2024 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan N214 Groot Onderhoud met identificatienummer NL.IMRO.1978.BPN214MLLN-VG01 van de gemeente Molenlanden.

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waar gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 antennedrager

een antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne.

1.5 antenne-installatie

een installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.

1.6 archeologisch onderzoek

onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over een opgravingsvergunning beschikt.

1.7 archeologische waarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden.

1.8 bebouwing

een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.9 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.10 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.11 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.12 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel.

1.13 bouwen

plaatsen, geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, veranderen of vergroten van een bouwwerk.

1.14 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.15 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.16 landschapswaarde

de aan een gebied toegekende waarde met betrekking tot het waarneembare deel van de aardoppervlakte, die wordt bepaald door de herkenbaarheid en de identiteit van de onderlinge samenhang tussen levende en niet-levende natuur.

1.17 natuurwaarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de aanwezige flora en fauna.

1.18 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling, apparatuur voor telecommunicatie wordt hieronder niet begrepen.

1.19 peil

  1. a. voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van die weg;
  2. b. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld, op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan.

1.20 overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een dak.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Indien krachtens dit plan een meting moet worden verricht, dan moet de volgende wijze van meten worden toegepast:

2.1 afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens

de kortste afstand van het verticale vlak in de zijdelingse bouwperceelgrens tot enig punt van het op dat bouwperceel voorkomende bouwwerk;

2.2 bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.3 oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.4 peil

1. voor bouwwerken, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de weg grenst: de bouwhoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;

2. in andere gevallen: de gemiddelde bouwhoogte van het aansluitende maaiveld of het afgewerkte terrein.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Verkeer

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor verkeersdoeleinden in de vorm van:

  1. a. wegen met ten hoogste 2x1 doorgaande rijstrook, alsmede opstelstroken, busstroken, voet- en fietspaden;
  2. b. duikers, viaducten en bruggen;
  3. c. bijbehorende voorzieningen zoals groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen, wandel- en/of fietspaden, openbare nutsvoorzieningen, bermen, wegbeplantingen, watergangen en geluidsschermen.

3.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde en geen overkappingen zijnde, worden gebouwd;
  2. b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan ten behoeve van de verkeersregeling, de wegaanduiding of de verlichting bedraagt ten hoogste 3 m;
  3. c. in afwijking van het gestelde onder b, geldt voor viaducten een maximale bouwhoogte van 10 m.

Artikel 4 Water

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. water ten behoeve van de waterhuishouding;
  2. b. bruggen, dammen en kades;
  3. c. natuurvriendelijke oevers;
  4. d. waterberging;
  5. e. groenvoorzieningen.

4.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, worden gebouwd;
  2. b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan ten behoeve van de verkeersregeling of de verlichting bedraagt ten hoogste 3 m.

Artikel 5 Leiding - Gas

5.1 Bestemmingsomschrijving

De op de verbeelding als zodanig aangewezen gronden zijn bestemd voor de aanleg en instandhouding van ondergrondse hoge druk gastransportleidingen (inclusief voorzieningen) met de daarbij behorende belemmeringsstroken.

5.2 Voorrangsbepaling

De regels van deze dubbelbestemming gelden primair ten opzichte van de regels van iedere andere bestemming waarmee deze dubbelbestemming samenvalt.

5.3 Bouwregels

Op de in lid 5.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, worden gebouwd ten behoeve van de in 5.1 lid genoemde bestemming en met inachtneming van de volgende regels:

  1. a. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 3 m bedragen;

5.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan in afwijking van het bepaalde in lid 5.3 een omgevingsvergunning verlenen voor bebouwing ten dienste van de andere daar voorkomende bestemmingen overeenkomstig de bouwregels van de andere daar voorkomende bestemmingen, mits schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken leidingexploitant. Een omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen kwetsbare objecten worden toegelaten.

5.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het opslaan van goederen, met uitzondering het opslaan van goederen t.b.v. inspectie en onderhoud van de gastransportleiding;
  2. b. het wijzigen van het gebruik van bestaande gebouwen, indien daardoor een kwetsbaar object wordt toegelaten.

5.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 6 Leiding - Hoogspanningsverbinding

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van een bovengrondse hoogspanningsverbinding.

6.2 Bouwregels

Op de in 6.1 bedoelde gronden zijn uitsluitend toegestaan bouwwerken ten dienste van de leidingen zoals meet- en regelkasten en hoogspanningsmasten.

6.3 Afwijken van bouwregels

Het bevoegd gezag kan in afwijking van het bepaalde in lid 6.2 een omgevingsvergunning verlenen voor bebouwing ten dienste van de andere daar voorkomende bestemmingen overeenkomstig de bouwregels van de andere daar voorkomende bestemmingen, mits schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken beheerder. Een omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen kwetsbare objecten worden toegelaten.

6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 7 Leiding - Water

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Water' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor een waterleiding.

7.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 7.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
  2. b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

7.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 7.2 onder b, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het belang van de leiding(en) door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad. Alvorens een omgevingsvergunning wordt verleend, wordt advies ingewonnen bij de leidingbeheerder.

7.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

7.5 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken en werkzaamheden, zoals in lid 7.4.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien het leidingbelang daardoor niet onevenredig wordt geschaad. Alvorens een omgevingsvergunning wordt verleend, wordt advies ingewonnen bij de leidingbeheerder.

Artikel 8 Waarde - Archeologie 1

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 1' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden. De inhoud van deze dubbelbestemming gaat vóór ten opzichte van de hieronder liggende enkelbestemmingen.

8.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in 8.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  2. b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
    1. 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bestuursorgaan dat bevoegd is de omgevingsvergunning te verlenen in voldoende mate is vastgesteld;
    2. 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
    3. 3. het overleggen van een rapport als bedoeld in dit lid onder b.1.is niet nodig indien naar het oordeel van burgemeester en wethouders de archeologische waarde van de betrokken locatie in andere beschikbare informatie volgende is vastgesteld;
    4. 4. het bepaalde in dit lid onder b.1 en b.2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
      • vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
      • een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 30 m²;
      • een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 30 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.

8.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 9 Waarde - Archeologie 2

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

De inhoud van deze dubbelbestemming gaat vóór ten opzichte van de hieronder liggende enkelbestemmingen.

9.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in 9.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  2. b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
    1. 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bestuursorgaan dat bevoegd is de omgevingsvergunning te verlenen in voldoende mate is vastgesteld;
    2. 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
    3. 3. het overleggen van een rapport als bedoeld in dit lid onder b.1.is niet nodig indien naar het oordeel van burgemeester en wethouders de archeologische waarde van de betrokken locatie in andere beschikbare informatie volgende is vastgesteld;
    4. 4. het bepaalde in dit lid onder b.1 en b.2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
      • vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
      • een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 100 m²;
      • een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 30 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.

9.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 10 Waarde - Archeologie 4

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 4' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden. De inhoud van deze dubbelbestemming gaat vóór ten opzichte van de hieronder liggende enkelbestemmingen.

10.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in 10.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  2. b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
    1. 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bestuursorgaan dat bevoegd is de omgevingsvergunning te verlenen in voldoende mate is vastgesteld;
    2. 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
    3. 3. het overleggen van een rapport als bedoeld in dit lid onder b.1.is niet nodig indien naar het oordeel van burgemeester en wethouders de archeologische waarde van de betrokken locatie in andere beschikbare informatie volgende is vastgesteld;
    4. 4. het bepaalde in dit lid onder b.1 en b.2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
      • vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
      • een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 250 m²;
      • een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 30 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.

10.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 11 Waarde - Archeologie 5

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 5' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden. De inhoud van deze dubbelbestemming gaat vóór ten opzichte van de hieronder liggende enkelbestemmingen.

11.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in 11.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  2. b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
    1. 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bestuursorgaan dat bevoegd is de omgevingsvergunning te verlenen in voldoende mate is vastgesteld;
    2. 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
    3. 3. het overleggen van een rapport als bedoeld in dit lid onder b.1.is niet nodig indien naar het oordeel van burgemeester en wethouders de archeologische waarde van de betrokken locatie in andere beschikbare informatie volgende is vastgesteld;
    4. 4. het bepaalde in dit lid onder b.1 en b.2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
      • vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
      • een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 250 m²;
      • een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 150 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.

11.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 12 Waarde - Archeologie 6

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 6' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

De inhoud van deze dubbelbestemming gaat vóór ten opzichte van de hieronder liggende enkelbestemmingen.

12.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in 12.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  2. b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
    1. 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bestuursorgaan dat bevoegd is de omgevingsvergunning te verlenen in voldoende mate is vastgesteld;
    2. 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
    3. 3. het overleggen van een rapport als bedoeld in dit lid onder b.1.is niet nodig indien naar het oordeel van burgemeester en wethouders de archeologische waarde van de betrokken locatie in andere beschikbare informatie volgende is vastgesteld;
    4. 4. het bepaalde in dit lid onder b.1 en b.2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
      • vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
      • een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 250 m²;
      • een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 500 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.

12.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 13 Waarde - Archeologie 7

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 7' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

De inhoud van deze dubbelbestemming gaat vóór ten opzichte van de hieronder liggende enkelbestemmingen.

13.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in 13.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  2. b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
    1. 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bestuursorgaan dat bevoegd is de omgevingsvergunning te verlenen in voldoende mate is vastgesteld;
    2. 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
    3. 3. het overleggen van een rapport als bedoeld in dit lid onder b.1.is niet nodig indien naar het oordeel van burgemeester en wethouders de archeologische waarde van de betrokken locatie in andere beschikbare informatie volgende is vastgesteld;
    4. 4. het bepaalde in dit lid onder b.1 en b.2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
      • vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
      • een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 500 m²;
      • een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 30 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.

13.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 14 Waarde - Archeologie 8

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 8' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

De inhoud van deze dubbelbestemming gaat vóór ten opzichte van de hieronder liggende enkelbestemmingen.

14.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in 14.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  2. b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
    1. 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bestuursorgaan dat bevoegd is de omgevingsvergunning te verlenen in voldoende mate is vastgesteld;
    2. 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
    3. 3. het overleggen van een rapport als bedoeld in dit lid onder b.1.is niet nodig indien naar het oordeel van burgemeester en wethouders de archeologische waarde van de betrokken locatie in andere beschikbare informatie volgende is vastgesteld;
    4. 4. het bepaalde in dit lid onder b.1 en b.2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
      • vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
      • een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 10.000 m²;
      • een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 30 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.

14.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 15 Waarde - Archeologie 10

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 10' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologisch vastgestelde waarden.

De inhoud van deze dubbelbestemming gaat vóór ten opzichte van de hieronder liggende enkelbestemmingen.

15.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in 15.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  2. b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
    1. 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bestuursorgaan dat bevoegd is de omgevingsvergunning te verlenen in voldoende mate is vastgesteld;
    2. 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
    3. 3. het overleggen van een rapport als bedoeld in dit lid onder b.1.is niet nodig indien naar het oordeel van burgemeester en wethouders de archeologische waarde van de betrokken locatie in andere beschikbare informatie volgende is vastgesteld;
    4. 4. het bepaalde in dit lid onder b.1 en b.2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
      • vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
      • een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 30 m²;
      • een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 30 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.

15.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 16 Waterstaat - Waterbergingsgebied

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterbergingsgebied' aangewezen gronden zijn, behalve voor de aldaar voorkomende andere bestemming(en), primair bestemd voor handhaving en ontwikkeling van de waterbergende functie van boezemlanden.

16.2 Bouwregels

Uitsluitend mogen worden opgericht bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming. Op de wateren zijn de gebodsbepalingen en verbodsbepaling en de onderhoudsverplichtingen volgens de Keur en Legger waterbeheer van de waterbeheerder van toepassing.

16.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 16.2 teneinde het oprichten van bouwwerken ten behoeve van de op deze gronden liggende andere bestemmingen toe te staan, mits hierbij uit hoofde van de waterbeheerder geen bezwaar bestaat; dienaangaande wordt voor de verlening van de omgevingsvergunning voor bouwen door burgemeester en wethouders schriftelijk advies ingewonnen bij de betrokken beheerder.

16.4 Omgevingsvergunning

Artikel 17 Waterstaat - Waterkering

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Waterstaat - Waterkering" aangewezen gronden zijn, behalve voor de aldaar voorkomende andere bestemming(en), mede bestemd voor:

  1. a. het in stand houden, het beheer, het onderhoud en de verbetering van de waterkering;
  2. b. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals kunstwerken, dijksloten en andere waterstaatwerken.

17.2 Bouwregels

  1. a. uitsluitend mogen worden opgericht bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming. Op de waterkeringen zijn de gebods- en verbodsbepalingen en de onderhoudsverplichtingen volgens de Keur voor waterkeringen en wateren van het waterschap van toepassing.
  2. b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag niet worden gebouwd.

17.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan in afwijking van lid 17.2 onder b beslissen - middels een omgevingsvergunning - met inachtneming van het volgende:

  1. a. de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels worden in acht genomen;
  2. b. het belang van de waterkering wordt niet onevenredig geschaad en vooraf wordt schriftelijk advies ingewonnen bij de betreffende waterbeheerder.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 18 Algemene Afwijkingsregels

Tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds afwijking mogelijk is, kan bij een omgevingsvergunning worden afgeweken van de regels voor:

  1. a. afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10%;
  2. b. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen ten hoogste 3 m bedragen en het bouwvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.

De omgevingsvergunning wordt niet verleend, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

Artikel 19 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 20 Algemene Aanduidingsregels

20.1 Geluidzone - Industrie

Ter plaatse van de aanduiding 'Geluidzone - Industrie' is de vestiging van geluidsgevoelige gebouwen en terreinen niet toegestaan.

20.2 Vrijwaringszone - dijk - 1

  1. a. Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'Vrijwaringszone - dijk - 1' zijn de gronden, naast de voor die gronden aangewezen bestemmingen, tevens aangeduid voor de bescherming, onderhoud en instandhouding van de primaire waterkering;
  2. b. Ter plaatse van gronden met de gebiedsaanduiding 'Vrijwaringszone - dijk - 1' mag niet worden gebouwd;
  3. c. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van dit lid onder b, met inachtneming van de volgende regels:
    1. 1. de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels worden in acht genomen;
    2. 2. het belang van de waterkering wordt niet onevenredig geschaad en vooraf wordt schriftelijk advies ingewonnen bij de betreffende waterbeheerder.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 21 Overgangsrecht

21.1 Overgangsrecht bouwwerken

Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:

  1. a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
  2. b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van dit lid onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met maximaal 10%;
  3. c. dit lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

21.2 Overgangsrecht gebruik

Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:

  1. a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  2. b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  3. c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  4. d. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 22 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: 'Regels van het bestemmingsplan N214 Groot Onderhoud'.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De Dienst Beheer Infrastructuur (DBI) van de Provincie Zuid-Holland is verantwoordelijk voor het planmatig beheer en onderhoud van provinciale wegen. In dit kader zijn verschillende trajectstudies uitgevoerd voor de N214.

De provincie Zuid-Holland werkt aan de projecten "N214A+B Groot Onderhoud en Verbetering Verkeersveiligheid" en de "Reconstructie Gelijkvloerse Kruising N214/N216" (lokaal bekend als de 'Hoge Kruising').

Doelstelling van de maatregelen op de N214 is onder andere het verbeteren van de verkeersveiligheid en bereikbaarheid voor bestemmings-/lokaal verkeer. Er is bepaald dat zowel de N214 als de N216 gebiedsontsluitingswegen zijn en moeten blijven. Daaraan gekoppeld is een uitgangspunt dat de N214 niet aantrekkelijker wordt als alternatieve route tussen de A15 en A27 en vice versa.

Op de N214 zijn twee reconstructies voorzien die de lokale doorstroming moeten verbeteren: Het uitbreiden van de rotonde N214-N481 en de reconstructie van het kruispunt N214-N216. De uitbreiding van de rotonde N214-N481 draagt hoofdzakelijk bij aan een betere verkeersafwikkeling tussen de N214 (richting de A15) en de N481/N480 (Bleskensgraaf/ Nieuw-Lekkerland/Streefkerk). De reconstructie van het kruispunt N214-N216, met een uitbreiding van de verkeerslichten, draagt bij aan een betere verkeersafwikkeling tussen de N214 en N216 (veer Schoonhoven/Groot- Ammers/Goudriaan/Ottoland).

Het ombouwen van de kruispunten Gorissenweg en Middenweg bij Noordeloos tot (enkelstrooks)rotonde wordt gedaan vanuit verkeersveiligheid en een betere oprijdbaarheid van de N214 vanuit Goudriaan en Hoornaar. Het verplaatsen van het kruispunt Minkeloos heet als doel de verkeersveiligheid te verbeteren.

De nieuwe ingrepen passen voor het grootste deel binnen de huidige planologisch geldende regels, maar op een aantal locaties dient er een bestemmingsplanwijziging plaats te vinden om de ingrepen mogelijk te maken. Voorliggend bestemmingsplan voorziet in de wijzigingen die niet passen binnen de geldende regels.

1.2 Ligging Plangebied

Het plangebied ligt in het buitengebied van de gemeente Molenlanden tussen Papendrecht en de A27. Het gebied bestaat uit enkele delen van de provinciale weg N214 en de directe omgeving. De N214 vormt de verbindingsweg van alle kleine kernen in dit gebied naar de A15 (Rotterdam) en de A27 (Utrecht/Breda). Op 5 locaties op de N214 worden ingrepen gedaan die strijdig zijn met het hiervoor geldende bestemmingsplan. Deze locaties zijn aangegeven in figuur 1.1 en vormen daarmee het plangebied van dit bestemmingsplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.1978.BPN214MLLN-VG01_0001.png"

Figuur 1.1: ligging plangebied (in rode cirkels globaal aangegeven)

1.3 Planologische Regelingen

Ter plaatste van het plangebied zijn momenteel de volgende bestemmingsplannen geldig:

  • Aansluiting A15/N3 (2015);
  • Buitengebied Graafstroom (2010);
  • Buitengebied Giessenlanden (2015);
  • Compressorstation Wijngaarden (2009).

Dit plan herziet de bovengenoemde plannen op een aantal locaties waar de aanpassingen aan de N214 strijdig zijn met de vigerende bestemmingsregels. Het bestemmingsplan N214 Groot Onderhoud voorziet op een aantal locaties in de uitbreiding van de verkeersbestemming en bij het kruispunt van de N214-N216 is de bestemming 'Water' opgenomen ten behoeve van een watercompensatie.

Dit bestemmingsplan neemt de bestemmingsregels voor zover mogelijk over zoals deze in de vigerende plannen opgenomen zijn. Tevens neemt het bestemmingsplan alle geldende dubbelbestemmingen over uit de vigerende bestemmingsplannen.

1.4 Leeswijzer

De toelichting van dit bestemmingsplan is als volgt opgebouwd:

Hoofdstuk 2 Beschrijving van de huidige- en toekomstige situatie van het plangebied.
Hoofdstuk 3 Toetsing aan de rijks-, provinciale- en gemeentelijke beleidskaders.
Hoofdstuk 4 Toetsing aan de relevante omgevingsaspecten.
Hoofdstuk 5 Beschrijving van de juridische opzet van de verbeelding en planregels.
Hoofdstuk 6 Beschrijving van de maatschappelijke- en economische uitvoerbaarheid.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Huidige Situatie

De provinciale weg N214 is de belangrijkste ontsluitingsweg in de Alblasserwaard op het hoofdwegennet, tussen de A15 en de A27. De N214 vormt tevens een belangrijk alternatief voor deze snelwegen tussen de aansluitingen Papendrecht (A15) en Noordeloos (A27). De N214 wordt als uitwijkroute gebruikt in geval van afsluitingen op de A15/A27.

Tracébeschrijving

De N214 is een voorrangsweg bestaande uit één rijbaan met 2 rijstroken (1x2-rijstroken) en is voorzien van belijning conform duurzaam veilig, dubbel doorgetrokken asstreep met rijrichtingscheiding. Dit is in figuur 2.2 weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1978.BPN214MLLN-VG01_0002.png"

Figuur 2.1: Tracé N214 (bron: Iv-Infra)

Algemeen

Op de N214 geldt een maximale snelheid van 80km/h. De weg kenmerkt zich door een open ligging, afgewisseld door bomenrijen langs het traject. Het traject loopt voor het grootste deel door het landelijk gebied met uitzondering van de kern Noordeloos.

De N214, is de belangrijkste ontsluitingsweg van de gemeente Molenlanden. Deze weg sluit in het westen aan op de A15 en in het oosten op de A27. Bij filevorming op de A15 wordt de N214 gebruikt als ‘sluiproute’. Haaks op deze hoofdontsluiting zijn drie doorgaande wegen in het gebied aanwezig. Het betreft de N481 in de richting van Streefkerk/Nieuw Lekkerland, de N482 naar Bleskensgraaf/Sliedrecht en de N216 naar Schoonhoven/Schelluinen.

Het oude verkavelingspatroon van de Alblasserwaard is nauwelijks aangetast. Een uitzondering hierop vormt een deel van de N214. Deze weg is later gerealiseerd en doorkruist, met uitzondering van het wegvak ten zuiden van Molenaarsgraaf, het landschap zonder daarbij aan te sluiten op landschapsstructuren. Dit komt mede door de laanbeplanting die langs de weg is aangelegd.

afbeelding "i_NL.IMRO.1978.BPN214MLLN-VG01_0003.jpg"

Figuur 2.2: Het plangebied ten westen van de kruising N214-N216. (bron: Google Streetview)

Langzaam verkeer en openbaar vervoer

Op de N214 geldt een verbod voor langzaam verkeer tussen de N3/A15 en de Damseweg. Op

dit deel is (op enige afstand) een parallelle structuur aanwezig, die hoofdzakelijk in beheer en eigendom van het Waterschap is. Het overige deel van de N214 is toegankelijk voor landbouwverkeer.

Over de N214 rijden de volgende bussen:

  • Lijn 93: Streekbus tussen Groot-Ammers en Dordrecht, via N214a tussen N3/A15-N481.
  • Lijn 388: Snelbus tussen Dordrecht en Utrecht, rijdt via N214a en b tussen de N482 en de A27.
  • Lijn 75: Streekbus tussen Sliedrecht en Knooppunt Meerkerk-A27, kruist de N214a t.h.v. de N482 en rijdt via de N241b tussen de Grotewaard en A27.
  • Lijn 78: Streekbus tussen Noordeloos en Groot-Ammers, rijdt via de N241b tussen de Gorissenweg en Grotewaard
  • Lijn 79: Streekbus tussen Gorinchem en Knooppunt Meerkerk-A27, rijdt via de N241b tussen de Middenweg en A27.
  • Lijn 701: Buurtbus tussen Sliedrecht en Gorinchem, rijdt via de N241b tussen de Grotewaard en Middenweg.

Op de N214 zijn de volgende haltes aanwezig:

  • N214-Bleskensgraaf: Hier stopt lijn 388.
  • N214-Damseweg: Hier stopt lijn 388.
  • N214-Grotewaard:Hier stopt lijn 388, 75, 78 en 701.

2.2 Nut- En Noodzaak Groot Onderhoud

De maatregelen die horen bij het groot onderhoud van de N214 tussen de A15 en A27 komen voort uit de noodzaak voor vlottere en veiligere doorstroming op het traject. De route vormt een belangrijke ontsluitingsweg voor de Alblasserwaard. De verschillende kruispunten lopen tegen hun capaciteit aan. Dagelijks loopt het verkeer vast, vooral in de ochtend- en avondspits of zodra er een omleidingsroute over de N214 loopt vanwege een incident op de A15. Het verkeersaanbod is te groot voor de huidige capaciteit van de weg en kruispunten. Daarom zijn capaciteit verruimende maatregelen aan diverse kruispunten op het traject van de N214 noodzakelijk om de Alblasserwaard goed bereikbaar te houden. Deze maatregelen hebben nadrukkelijk niet het doel om als alternatief te dienen voor doorgaand verkeer op de A15.

Doelstelling van de maatregelen op de N214 is onder andere het verbeteren van de bereikbaarheid voor bestemmings-/lokaal verkeer. De maatregelen moeten leiden tot een betere doorstroming, verkeersveiligheid en bereikbaarheid van de regio.

Hieronder wordt voor de maatregelen die met dit bestemmingsplan worden geregeld, de nut en noodzaak beschreven.

Reconstructie rotonde N214-N481

Ten behoeve van de doorstroming op de N214a wordt de rotonde bij de N481 omgebouwd te worden van enkelstrooksrotonde naar turborotonde. Deze rotonde is een van de kruispunten waar het verkeer geregeld vast staat en de reconstructie van draagt bij aan een betere verkeersafwikkeling tussen de N214 (richting de A15) en de N481/N480 (Bleskensgraaf/Nieuw-Lekkerland/Streefkerk).

Gelijkvloerse kruising N214/N216

Deze gelijkvloerse kruising is een van de punten waar het verkeer geregeld vast staat. De beoogde aanpassingen aan de gelijkvloerse kruising N214/N216 dragen bij aan een betere verkeersafwikkeling tussen de N214 en N216 (Groot-Ammers/Goudriaan/Ottoland). Met de aanpassingen worden de huidige wachttijden in de spits verminderd.

Aanleg enkelstrookrotonde N214-Middenweg

Aan de noordelijke tak van dit kruispunt is de Hugo Botterweg aangesloten. Aan de zuidelijke tak is de Middenweg aangesloten. De Hugo Botterweg is een ontsluitingsweg voor Noordeloos. De Middenweg is een belangrijke ontsluitingsweg voor Hoornaar. Beide wegen zijn in beheer en onderhoud van waterschap Rivierenland. Door de hoge verkeersintensiteit op de hoofdrijbaan heeft verkeer afkomstig van de zijrichtingen moeite de hoofdrijbaan op te rijden en/of over te steken, met name tijdens de spits. Daarom is de aanleg van een enkelstrooksrotonde ter plaatse noodzakelijk. Dit verbetert de doorstroming en verkeersveiligheid op het kruispunt.

Aanleg nieuw kruispunt Minkeloos

Ter hoogte van km 22.1 van de N214 bevindt zich de aansluiting met Minkeloos. De weg is in beheer en onderhoud van waterschap Rivierenland. Één van de raakvlakprojecten van het Groot Onderhoud N214 is de verbreding van de A27. Het ontwerp voor de A27 bij de afslag naar de N214 bestaat uit twee afrijdende stroken. Echter ligt het kruispunt met de Minkeloos hier kort op. Dit kruispunt is vormgegeven als een vorrangskruispunt met een linksafvak. Op dit kruispunt is geen plaatselijke snelheidsverlaging geldig en zijn geen plateaus aanwezig.

In het Groot Onderhoud N214 betreft daarom de maatregel een verlegging van het kruispunt en een opwaardering op basis van het handboek, inclusief een (brom)fietsoversteek. Deze ingreep zorgt voor zowel een verbetering van de verkeersveiligheid op het kruispunt als de oversteekbaarheid voor fietsers. Door de verlegging komt het kruispunt immers verder van het punt af te liggen waar de twee rijstroken vanaf de rotonde bij de A27 samenkomen.

2.3 Nieuwe Situatie

Dit Groot Onderhoud omhelst naast asfaltonderhoud, bermonderhoud, kleine onderhoudsmaatregelen (verlichting, meubilair etc.) een aantal grootschalige reconstructies om de doorstroming en verkeersveiligheid van de N214 te verbeteren.

Parallel aan het Groot Onderhoud N214 loopt bij Rijkswaterstaat de voorbereiding van de verbreding van de A27 en wordt gestudeerd op de verbreding van de A15 tussen Sliedrecht en Gorinchem (oost). Dit zal er toe moeten leiden dat verkeer in de toekomst gebruik kan blijven maken van de rijkswegen, en minder snel geneigd zal zijn om gebruik te maken van de N214 (en het onderliggende lokale wegennet) als ‘sluiproute’. De in dit bestemmingsplan voorkomende reconstructies zijn in deze paragraaf beknopt beschreven en voorzien van visualisaties.

Reconstructie rotonde N214-N481

De huidige rotonde N214-N481 wordt gewijzigd van een enkelstrooksrotonde naar een meerstrooksrotonde, met twee toeleidende stroken op elke tak en twee afrijdende stroken op de N214 in westelijke richting. Tevens is er een ontsluiting gecreëerd vanuit een naastgelegen perceel, hetgeen leidt tot een doorsteek in de middengeleider op de N481. De reconstructie van de rotonde N214-N481 draagt bij aan een betere verkeersafwikkeling tussen de N214 (richting de A15) en de N481/N480 (Bleskensgraaf/Nieuw-Lekkerland/Streefkerk).

afbeelding "i_NL.IMRO.1978.BPN214MLLN-VG01_0004.png"

Figuur 2.3: Visualisatie reconstructie rotonde N214-N481. Links: huidige situatie Rechts: nieuwe situatie (bron: Iv-Infra)

Gelijkvloerse kruising N214/N216

Om de doorstroming van de N214 te verbeteren wordt de gelijkvloerse kruising N214/N216 aangepast. De aanpassingen dragen bij aan een betere verkeersafwikkeling tussen de N214 en N216 (Groot-Ammers/Goudriaan/Ottoland). Met deze aanpassingen worden de huidige wachttijden in de spits verminderd. De aanpassingen bestaan onder andere uit:

  • aanleg 4 nieuwe bushaltes bij de kruising aangelegd: 2 bushaltes langs de N214 en 2 bushaltes langs de N216. Nieuwe haltes worden voorzien van abri’s en fietsenstallingen;
  • realiseren van extra opstelstroken; aan de zuidzijde komen 2 linksaf stroken, 1 rechtdoorgaande strook en 1 rechtsafstrook. In alle andere richtingen komen 2 rechtdoorgaande stroken, 1 linksafstrook en 1 rechtsafstrook;
  • plaatsen van een verkeersregelinstallatie met prioriteiten voor bussen en toegevoegde voetgangersoversteken (overstappende buspassagiers);
  • verbreden van de 2 bruggen aan de oostzijde van de kruising over de Smoutjesvliet en aanleg van een nieuwe fiets/voetgangersbrug aan de zuidzijde van de bestaande bruggen;
  • het aanleggen van een waterberging.

afbeelding "i_NL.IMRO.1978.BPN214MLLN-VG01_0005.png"

Figuur 2.4: Reconstructie kruising N214/N216 (bron: Iv-Infra)

Aanleg enkelstrookrotonde N214-Middenweg

Het kruispunt tussen de N214 en Middenweg is vormgegeven als een voorrangskruispunt met linksafvakken. Ter hoogte van dit kruispunt geldt op de N214 een snelheidsregime van 50 km/u, ondersteund door plateaus voorafgaand aan het kruispunt. De ingreep betreft de aanleg van een enkelstrooksrotonde. Dit om de verkeersveiligheid op het kruispunt te verbeteren en de oprijdbaarheid vanuit Hoornaar te vergemakkelijken.

afbeelding "i_NL.IMRO.1978.BPN214MLLN-VG01_0006.png"

Figuur 2.5: Visualisatie enkelstrooksrotonde N214-Middenweg (bron: Iv-Infra)

Aanleg nieuw kruispunt Minkeloos

Het kruispunt tussen de N214 en Minkeloos is vormgegeven als een voorrangskruispunt met een linksafvak. Op dit kruispunt is geen plaatselijke snelheidsverlaging geldig en zijn geen plateaus aanwezig. De ingreep betreft de verlegging en opwaardering van het kruispunt, inclusief een (brom)fietsoversteek. Dit om de verkeersveiligheid op het kruispunt te verbeteren en de oversteekbaarheid voor fietsers te verbeteren. Door deze verlegging komt het kruispunt immers verder van het punt af te liggen waar de twee rijstroken (vanaf de ovonde bij de A27) samenkomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1978.BPN214MLLN-VG01_0007.png"

Figuur 2.6: Visualisatie nieuwe verbinding Minkeloos (bron: Iv-Infra)

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Nationale omgevingsvisie

De nationale omgevingsvisie (NOVI) 'Duurzaam perspectief voor onze samenleving' komt voort uit de Omgevingswet, die naar verwachting in 2022 in werking treedt. Uitgangspunt is dat ingrepen in de leefomgeving niet los van elkaar plaatsvinden, maar in samenhang. Zo worden in gebieden betere, meer geïntegreerde keuzes gemaakt. De Nationale omgevingsvisie (NOVI) beschrijft hierin vier prioriteiten:

  • Ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie;
  • Duurzaam economisch groeipotentieel;
  • Sterke en gezonde steden en regio's;
  • Toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied.

Binnen deze prioriteiten worden drie afwegingsprincipes gehanteerd, die helpen om beleidskeuzes te maken. Dit zijn:

  • Combinaties van functies hebben voorrang op enkelvoudige functies;
  • Kenmerken en identiteit van een gebied staan centraal;
  • Afwentelen wordt voorkomen.

Tot het moment dat de omgevingswet ingaat (verwacht 1 juli 2022) geldt de omgevingsvisie als structuurvisie en zijn ruimtelijke belangen geborgd in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro, zie §3.1.2). In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is het Rijksbelang opgenomen dat verstedelijking op duurzame wijze plaatsvindt. Wanneer een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk wordt gemaakt moet er getoetst worden aan de 'ladder voor duurzame verstedelijking' (zie §3.1.4).

Toetsing

Voor het plangebied is met name de vierde prioriteit van de NOVI relevant. Het Rijk wil samen met de decentrale overheden werken aan toekomstbestendig landelijk gebied. De aanpassingen aan de N214 zorgen voor een verbetering van de doorstroming en verkeersveiligheid van de N214.

De decentrale overheden zijn verantwoordelijk voor een robuust en samenhangend mobiliteitssysteem waarin langzaam en recreatief verkeer een volwaardige plaats hebben. Over het verbeteren van de samenhang tussen de ruimtelijke ontwikkeling en infrastructuur maken de decentrale overheden en het Rijk via het MIRT en de gebiedsagenda's afspraken.

Geconcludeerd wordt dat de beoogde ontwikkeling in overeenstemming is met de bovengenoemde rijksprioriteiten. Door het project Groot Onderhoud van de N214 ontstaat een meer toekomstbestendig en samenhangend mobiliteitssysteem.

Hiermee is deze ontwikkeling niet in strijd met de nationale omgevingsvisie.

3.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) staat een aantal onderwerpen waarvoor het Rijk uit het oogpunt van de nationale belangen in de structuurvisie Infrastructuur en Ruimte regels stelt. Voor gemeente Haarlemmermeer is hierin van belang:

  • Toekomstige uitbreiding van het hoofdwegennet en hoofdspoorwegennet;
  • De ruimte reservering voor de parallelle Kaagbaan;
  • Zones onder hoogspanningsverbindingen worden gevrijwaard;
  • Aan de provincies is opgedragen om Natuurnetwerk Nederland (NNN) te beschermen;
  • Primaire waterkeringen buiten het kustfundament krijgen ruimtelijke bescherming;
  • Nationale landschappen, zoals het erfgoed van de Stelling van Amsterdam, worden ruimtelijk beschermd;
  • Kaders voor onder meer het bundelen van verstedelijking en voor de bufferzones.

Toetsing

De aanpassingen aan de N214 liggen deels binnen het NNN. Om oppervlakteverlies en verstoring aan de NNN te voorkomen dient er met maatregelen gecompenseerd te worden. In bijlage 3 is hiervoor een compensatieplan opgesteld.

Tussen de kruising N3 en de rotonde N481 ligt een hoogspanningsverbinding. Conform het Barro is deze verbinding aangeduid en opgenomen middels een dubbelbestemming in de regels van dit bestemmingsplan.

Het bestemmingsplan is in lijn met het Barro.

3.1.3 Ladder voor duurzame verstedelijking

In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) (artikel 3.1.6 lid 2) is opgenomen dat bij een ruimtelijk plan, dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, de ladder voor duurzame verstedelijking doorlopen moet worden. Deze bestaat uit de volgende onderdelen:

  1. 1. De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.
  2. 2. Indien in een bestemmingsplan als bedoeld in het eerste lid toepassing is gegeven aan artikel 3.6, eerste lid, onder a of b, van de wet kan bij dat bestemmingsplan worden bepaald dat de beschrijving van de behoefte aan een nieuwe stedelijke ontwikkeling en een motivering als bedoeld in het eerste lid eerst wordt opgenomen in de toelichting bij het wijzigings- of het uitwerkingsplan als bedoeld in dat artikel.
  3. 3. Een onderzoek naar de behoefte in het geval dat een bestemmingsplan als bedoeld in het eerste lid ziet op de vestiging van een dienst als bedoeld in artikel 1 van de Dienstenwet en dit onderzoek betrekking heeft op de economische behoefte, de marktvraag of de beoordeling van de mogelijke of actuele economische gevolgen van die vestiging, slechts tot doel na te gaan of de vestiging van een dienst in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening.

Toetsing

Volgens de handreiking behorende bij de ladder voor duurzame verstedelijking zijn infrastructurele projecten op basis van jurisprudentie geen stedelijke ontwikkelingen. De infrastructurele aanpassingen aan de N214 worden daarom niet aangemerkt als een stedelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 3.1.6 van het Bro. Toetsing aan de ladder is daarom niet aan de orde. Overigens is de nut- en noodzaak van de aanpassing van de N214 wel aangetoond in paragraaf 2.2.

3.2 Provinciaal Beleid

3.2.1 Omgevingsvisie Zuid-Holland (geconsolideerd op 01-08-2020)

Met het Omgevingsbeleid van Zuid-Holland streeft de provincie naar een optimale wisselwerking tussen gewenste ruimtelijke ontwikkelingen en een goede leefomgevingskwaliteit. Toekomstige beleidsvernieuwing biedt kansen voor verbeteringen in Zuid-Holland. De provincie heeft hiervoor 7 vernieuwingsambities geformuleerd. Deze ambities dienen als stip op de horizon:

  1. 1. Samen werken aan Zuid-Holland: inwoners, organisaties en bedrijven in een vroeg stadium betrekken bij besluiten;
  2. 2. Bereikbaar Zuid-Holland: efficiënt, veilig en duurzaam over weg, water en spoor;
  3. 3. Schone energie voor iedereen: op zoek naar schone energie, haalbaar en betaalbaar voor iedereen;
  4. 4. Een concurrerend Zuid-Holland: diversiteit, de economische kracht van Zuid-Holland;
  5. 5. Versterken natuur in Zuid-Holland: een aantrekkelijk landelijk gebied draagt bij aan de kwaliteit van de leefomgeving;
  6. 6. Sterke steden en dorpen in Zuid-Holland: versnellen van de woningbouw met behoud van ruimtelijke en sociale kwaliteit;
  7. 7. Gezond en veilig Zuid-Holland: beschermen en bevorderen van een gezonde, veilige leefomgeving.


Deze ambities zijn vertaald in beleidskeuzes voor de fysieke leefomgeving. Voor de beoogde ontwikkeling is de opgave 'Goed functionerende provinciale infrastructuur' relevant. Deze beleidskeuze uit de omgevingsvisie Zuid-Holland is hieronder beschreven:

Beleidskeuze:

De provincie zorgt voor een vlotte en veilige afwikkeling van het verkeer in Zuid-Holland en voor een zo efficiënt en duurzaam mogelijk onderhoud van de provinciale infrastructuur. We onderhouden onze wegen, fietspaden, vaarwegen, bruggen en sluizen met zo min mogelijk last voor gebruiker en omgeving.

Aanleiding:

De provincie heeft een wettelijke taak om haar infrastructuur op orde te houden. Daarbij is onze ambitie om aanleg, beheer en onderhoud van infrastructuur zo efficiënt mogelijk te laten plaatsvinden, zodat de infrastructuur maximaal beschikbaar is. We beperken hinder voor de omgeving en de gebruikers zo veel mogelijk en verbeteren de omgevingskwaliteit indien mogelijk.

Motivering Provinciaal Belang:

De provincie is conform de Wegenwet, de Wegenverkeerswet en de Scheepvaartverkeerswet wettelijk verantwoordelijk voor haar eigen infrastructuur (en alle bijbehorende inrichting); hieronder vallen provinciale wegen, vaarwegen, fietspaden, bruggen en sluizen.

Toelichting:

We voeren ons beheer, toezicht, bediening en onderhoud uit op basis van ons assetmanagementsysteem (gebaseerd op de internationale assetmanagementstandaard NEN-ISO 55001). Onze assets zijn de wegen, vaarwegen, groen, vaste kunstwerken (bruggen), beweegbare kunstwerken (bruggen en sluizen) en het dynamisch verkeersmanagement.

We voeren dagelijkse beheer- en onderhoudswerkzaamheden (DBO) uit om onze assets technisch in stand te houden, de veiligheid te bewaken en de doorstroming te waarborgen. We bedienen onze bruggen en sluizen vanuit centrale bedieningslocaties. De provincie verzorgt ook voor een aantal andere beheerders (zoals gemeenten, Rijkswaterstaat, ProRail) de bediening op afstand en het technisch beheer van bruggen over cruciale vaar- en wegroutes.

Het planmatig onderhoud (PO) aan de provinciale wegen en vaarwegen wordt uitgevoerd op een conditie-gestuurde, integrale en trajectgerichte manier. Zo blijft de infrastructuur optimaal functioneren tegen de laagste kosten, met overwogen, aanvaardbare risico's. De ambitie om dit op een duurzame wijze te doen is geformuleerd in de beleidskeuze toekomstbestendige infrastructuur. In praktijk zullen beide beleidskeuzes nauw met elkaar verweven zijn.

Toetsing en conclusie

Het project Groot Onderhoud N214 is in lijn met de beleidskeuze van de provincie op de bestaande infrastructuur op orde te hebben. Het project voor de aanpak van de kruising N214-N216 is daarnaast concreet benoemd in het in samenhang met de Omgevingsvisie opgestelde Programma Mobiliteit. In het programma Mobiliteit is de N214 benoemd als een belangrijke oost-west verbinding in het regionale wegennet. Er wordt gesteld dat het kruispunt met de N216 te weinig capaciteit heeft.

Het bestemmingsplan N214 Groot Onderhoud faciliteert de verkeersveiligheid en doorstroming van dit kruispunt.

3.2.2 Omgevingsverordening Zuid-Holland (geconsolideerd op 01-04-2023)

De Omgevingsvisie Zuid-Holland is vertaald in de Omgevingsverordening Zuid-Holland.

Voor de beoogde ontwikkeling zijn de volgende onderwerpen relevant:

  1. 1. Regionale waterkeringen;
  2. 2. Natuurnetwerk Nederland;
  3. 3. Ruimtelijke kwaliteit en beschermingscategorieën;

Toetsing

ad. 1 Regionale waterkeringen

Zoals aangegeven op de onderstaande kaart, kruist de N214 op drie locaties een regionale waterkering.

afbeelding "i_NL.IMRO.1978.BPN214MLLN-VG01_0008.png"

Figuur 3.1: Uitsnede regionale waterkeringen omgevingsverordening Zuid-Holland (bron: ruimtelijkeplannen.nl)

Artikel 6.22 van de provinciale omgevingsverordening beschrijft regels ten aanzien van regionale waterkeringen:

  1. 1. Een bestemmingsplan voor gronden waarop een regionale waterkering ligt als bedoeld in artikel 2.2, bestemt die waterkering als zodanig.
  2. 2. Een bestemmingsplan voor gronden die deel uitmaken van een beschermingszone langs een regionale waterkering, bestemt die beschermingszone als zodanig of duidt die als zodanig aan.
  3. 3. Voor het bepalen van de omvang van de gronden, bedoeld in het eerste lid en in het tweede lid, wordt uitgegaan van de door de beheerder van de waterkering vastgestelde legger.
  4. 4. Met betrekking tot de gronden waarop een regionale waterkering of een beschermingszone ligt, kan een bestemmingsplan worden vastgesteld dat een nieuwe ontwikkeling mogelijk maakt voor zover bij de verwezenlijking daarvan geen belemmeringen kunnen ontstaan voor het onderhoud, de veiligheid of de mogelijkheden voor versterking van de regionale waterkering.
  5. 5. Voor de beoordeling of sprake is van belemmeringen als bedoeld in het vierde lid wordt advies gevraagd aan de beheerder van de waterkering.

In het voorliggende bestemmingsplan is de regionale waterkering, inclusief de beschermingszone, bestemd door middel van de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering'. Het plan voldoet aan de regels voor regionale waterkeringen.

ad. 2 Natuurnetwerk Nederland

Langs de N214 zijn op verschillende locaties gebieden opgenomen als onderdeel van Natuurnetwerk Nederland. Op meerdere plekken raakt dit het plangebied van dit bestemmingsplan. De N214 zal op een aantal locaties worden verbreed, waardoor het plan in het Natuurnetwerk Nederland komt te liggen. Op een aantal van deze locaties functioneert dit ook als ecologische verbindingszone. Bij de kruising van de N214 en de N216 vindt de grootste ingreep in het Natuurnetwerk plaats.

afbeelding "i_NL.IMRO.1978.BPN214MLLN-VG01_0009.png"

Figuur 3.2: Uitsnede Omgevingsverordening (groen= Natuurnetwerk Nederland) (bron: www.ruimtelijkeplannen.nl)

In artikel 6.9e van de verordening zijn de relevante regels voor dit bestemmingsplan tbv Natuurnetwerk Nederland opgenomen:

  1. 1. Een bestemmingsplan voor een locatie binnen het Natuurnetwerk Nederland, onderverdeeld in bestaande en nieuwe natuur, waternatuurgebied en ecologische verbinding, waarvan de plaats geometrisch is bepaald en verbeeld op kaart 7 in bijlage II, wijst geen bestemmingen aan die de instandhouding en ontwikkeling van de wezenlijke kenmerken en waarden van deze gebieden significant beperken, of leiden tot een significante vermindering van de oppervlakte, kwaliteit of samenhang van die gebieden.
  2. 2. De begrenzing van het Natuurnetwerk Nederland, bedoeld in het eerste lid, kan door provinciale staten worden gewijzigd in overeenstemming met artikel 2.10.5 van het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening.
  3. 3. De begrenzing van het Natuurnetwerk Nederland, bedoeld in het eerste lid, kan worden vastgesteld door Gedeputeerde Staten met inachtneming van de volgende voorwaarden:
    1. a. deze bevoegdheid geldt alleen voor de nog te realiseren gebieden en ecologische verbindingen van het Natuurnetwerk Nederland;
    2. b. het oppervlak van het Natuurnetwerk Nederland blijft per saldo ten minste even groot;
    3. c. de functionaliteit van het Natuurnetwerk Nederland blijft onaangetast.
  4. 4. Bij compensatie, bedoeld in artikel 6.31, onder b, worden in ieder geval de volgende voorwaarden in acht genomen:
    1. a. de compensatie leidt niet tot een nettoverlies van areaal, samenhang en kwaliteit van de wezenlijke kenmerken en waarden;
    2. b. de compensatie vindt plaats:
      • aansluitend aan of nabij het aangetaste gebied, met dien verstande dat een duurzame situatie ontstaat;
      • door realisering van kwalitatief gelijkwaardige waarden of fysieke compensatie op afstand van het gebied als fysieke compensatie aansluitend aan of nabij het gebied niet mogelijk is; of
      • op financiële wijze als zowel fysieke compensatie als compensatie door kwalitatief gelijkwaardige waarden op korte termijn redelijkerwijs niet mogelijk is.
  5. 5. De toelichting bij het bestemmingsplan dat een ontwikkeling mogelijk maakt waarvoor ontheffing als bedoeld in artikel 6.31 nodig is, bevat een verantwoording over de aard van de effect beperkende of compenserende maatregelen, de begrenzing van het compensatiegebied, en de wijze waarop die compensatie duurzaam is verzekerd.
  6. 6. Een bestemmingsplan voor het Buijtenland van Rhoon, waarvan de plaats geometrisch is bepaald en verbeeld op kaart 7 in bijlage II, maakt hoogwaardige akkernatuur en (openlucht)recreatie mogelijk met ruimte voor extensieve agrarische bedrijvigheid, voor zover deze bijdraagt aan hoogwaardige akkernatuur en (openlucht}recreatie en met behoud van landschappelijke elementen en cultureel erfgoed, alsmede leidingen voor telecommunicatie of het transport. van gassen, vloeistoffen of elektriciteit.

In bijlage 4 is een Nee, tenzij toets opgenomen. In dit onderzoek is aangegeven wat het ruimtebeslag van de N214 is op de bestaande natuurnetwerken. Voor het grootonderhoud aan de N214 dient de provincie Zuid-Holland 0,22 ha aan NNN, 0,98 ha aan ecologische verbindingszone en 1,07 ha aan belangrijke weidevogelgebied te compenseren. Het oppervlakteverlies door ruimtebeslag en verstoring aan NNN, ecologische verbindingen en belangrijk weidevogelgebied dient met fysieke maatregelen gecompenseerd te worden. De compensatie dient de aangetaste wezenlijke kenmerken en waarden te compenseren en betreft zowel de inrichting van het gebied ten behoeve van de gewenste natuur als het beheer voor tenminste vijf jaar. Indien fysieke maatregelen niet mogelijk zijn, of indien het te compenseren gebied niet groter is dan 3 hectare (NNN) of 5 hectare (weidevogelleefgebied) is een financiële compensatie mogelijk. In bijlage 3 is een concept compensatieplan opgenomen ten behoeve van de compensatie van het NNN, ecologische verbindingszone en het belangrijk weidevogelgebied. PZH heeft vervolgens percelen aangewezen ten behoeve van de compensatie van deze gebieden. Hiervoor wordt momenteel het definitieve compensatieplan opgesteld.

ad. 2 Ruimtelijke kwaliteit en beschermingscategorieën

Verschillende delen van het plangebied zijn aangewezen als belangrijk Weidevogelgebied en/of beschikken over beschermingscategorie 1 of 2. (zie figuur 3.3).

afbeelding "i_NL.IMRO.1978.BPN214MLLN-VG01_0010.png"

Figuur 3.3: Uitsnede Omgevingsverordening (markering = Beschermingscategorie/Weidevogelgebeid) (bron: www.ruimtelijkeplannen.nl)

In artikel 6.9 zijn de volgende voor dit plan relevante regels opgenomen:

1. Een bestemmingsplan kan voorzien in een ruimtelijke ontwikkeling, onder de volgende voorwaarden:

  1. a. de ruimtelijke ontwikkeling past binnen de bestaande gebiedsidentiteit, voorziet geen wijziging op structuurniveau, past bij de aard en schaal van het gebied en houdt rekening met de relevante richtpunten ruimtelijke kwaliteit, zodanig dat de ruimtelijke kwaliteit per saldo ten minste gelijk blijft. In dit geval is er sprake van inpassen;
  2. b. de ruimtelijke ontwikkeling past binnen de bestaande gebiedsidentiteit, maar veroorzaakt wijziging op structuurniveau. Een dergelijke ontwikkeling wordt alleen toegestaan mits de ruimtelijke kwaliteit per saldo ten minste gelijk blijft door zorgvuldige inbedding van de ontwikkeling in de omgeving, rekening houdend met de relevante richtpunten ruimtelijke kwaliteit. In dit geval is er sprake van aanpassen;
  3. c. de ruimtelijke ontwikkeling past niet binnen de bestaande gebiedsidentiteit. Een dergelijke ontwikkeling wordt uitsluitend toegestaan mits de ruimtelijke kwaliteit van de nieuwe ontwikkeling is gewaarborgd door een integraal ontwerp. Daarin wordt behalve aan de ruimtelijke kwaliteit van het gehele gebied ook aandacht besteed aan de fysieke en visuele overgang naar de omgeving en de fasering in ruimte en tijd en wordt ook rekening gehouden met de relevante richtpunten ruimtelijke kwaliteit. In dit geval is er sprake van transformeren.

In dit geval gaat het om 'aanpassen' van de weg (categorie b). Volgens de kwaliteitskaart zijn de belangrijkste richtpunten voor infrastructuur:

  • Nieuwe of aan te passen infrastructuur wordt altijd beschouwd als een integrale gebiedsopgave inclusief inpassingsvraagstukken. Hieronder wordt naast ligging in het landschap ook verstaan; zorgvuldig omgaan met doorlopende landschappelijke structuren, logische oplossingen voor doorgaande ecologische en recreatieve verbindingen en behoud van gebruiks- en belevingswaarde van het omliggend gebied en logische verbinding met aansluitende infrastructuur.
  • Een visuele relatie tussen weg en omgeving is gewenst. Waar wegen landschappelijke hoofdstructuren kruisen, dient de landschappelijke lijn als afzonderlijke structuur zichtbaar en herkenbaar te blijven. Deze ‘contactpunten’ (bijvoorbeeld tunnels, viaducten, aquaducten) worden met zorg ontworpen en komen terug in de beeldkwaliteitsparagraaf.
  • Buiten het stedelijk gebied worden rijks- en provinciale -wegen niet als verstedelijkingsas benut. Nieuwe stedelijke ontwikkelingen die een relatie met de weg hebben concentreren zich bij de op –en afritten van de weg.

Toetsing

Op de kwaliteitskaart is het plangebied aangewezen als provinciale weg. De N214 loopt grofweg van Papendrecht naar Noordeloos door de Alblasserwaard. De weg loopt evenwijdig met lintdorpen als Wijngaarden, Hofwegen, Ottoland en Giessenburg en volgt landschappelijke structuren. Door deze te benadrukken (met bomenrijen en singels) vormt deze weg een belangrijk onderdeel van het landschap in de Alblasserwaard. Om dit tot stand te brengen is er een verjongingsplan Alblasserwaard opgesteld. Het verjongingsplan is separaat van het Groot Onderhoud N214 in uitvoering. De bomen langs de N214 kunnen vanwege de beperkte ruimte niet overal helemaal uitgroeien. Daarom worden de bomen met regelmaat gesnoeid en gecontroleerd.

Na publicatie van het ontwerpbestemmingsplan is een herziening van de provinciale omgevingsverordening vastgesteld.

De aanpassingen aan de N214 voldoen aan de regels van ruimtelijke kwaliteit.

Conclusie

Het bestemmingsplan is in lijn met de provinciale omgevingsverordening.

3.3 Gemeentelijk Beleid

3.3.1 Omgevingsvisie Giessenlanden

Op 14 december 2017 is de omgevingsvisie Giessenlanden vastgesteld door de gemeenteraad van Giessenlanden. In 2019 zijn de gemeenten Molenwaard en Giessenlanden gefuseerd tot de gemeente Molenlanden.

In de visie streeft de gemeente ernaar dat de dorpen met het ommeland in de komende jaren hun identiteit blijven behouden. Eén van de kernopgaven is het verbeteren van de verkeersveiligheid. In de visie worden de zorgen van bewoners genoemd over het mogelijk ontstaan van meer sluipverkeer over de N214. De actie van de gemeente is het overleggen met de dorpsraad over het verbeteren van de verkeersveiligheid in Noordeloos en het buitengebied, met name rond de reconstructie van de N214.

Toetsing en conclusie

Dit bestemmingsplan sluit aan bij de omgevingsvisie Giessenlanden door het verbeteren van de bereikbaarheid van de dorpen in het buitengebied. De reconstructie van de N214 zorgt voor een verbetering van de verkeersveiligheid en het verminderen van de wachttijd bij kruispunten. De capaciteit van de weg wordt niet vergroot en het sluipverkeer over de N214 moet daardoor niet toenemen.

Het beoogde plan is in lijn met de omgevingsvisie Giessenlanden.

3.3.2 Structuurvisie Graafstroom (2011)

De Structuurvisie Graafstroom is in 2011 vastgesteld. De structuurvisie moet helderheid verschaffen in het ruimtelijk beleid van de gemeente Graafstroom (nu gemeente Molenlanden) en de wijze waarop zij deze tot uitvoering wil brengen. Deze helderheid is gewenst voor inwoners en ondernemers, als ook voor andere (semi-)overheden en maatschappelijke partners.

De visie is inmiddels niet meer actueel. Er is daarom alleen getoetst aan het specifieke beleid voor de N214.

afbeelding "i_NL.IMRO.1978.BPN214MLLN-VG01_0011.png"

Figuur 3.4: Uitsnede Structuurvisie Graafstroom (bron: ruimtelijkeplannen.nl)

N214

De visie beschrijft hoe de congestie op de snelwegen van de A27 en A15 is toegenomen. Dit leidt tot een toename van het sluipverkeer over de provinciale en ruilverkavelingswegen in het gebied en door de kernen en linten. Een vermindering van het sluipverkeer door de gemeente is gewenst. Door het zo veel mogelijk weren van sluipverkeer en het aanpakken van de congestie op de rijkswegen kunnen tevens de congestieproblemen op de provinciale wegen in het gebied worden opgelost. De kruising van de N216 en de N214 verdient hierbij aandacht.

Toetsing en conclusie

Dit bestemmingsplan maakt de reconstructie van de N214 mogelijk. Eén van de onderdelen hiervan is het aanpakken van de kruising van de N214 en N216. Het plan zorgt voor een verbetering van de doorstroming en een vermindering van de wachttijden in de spits. Het plan is daarmee in lijn met de structuurvisie.

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

4.1 Archeologie

Toetsingskader

Erfgoedwet
De Nederlandse bodem zit vol met archeologische waarden. Met de ondertekening van het Europese verdrag van Valletta in 1992, een verdrag over behoud en beheer van het archeologische erfgoed, hebben de lidstaten zich tot doel gesteld het bodemarchief te beschermen. Met ingang van 1 september 2007 is het Verdrag van Valletta geïmplementeerd in de Nederlandse wetgeving door middel van de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (Wamz), waardoor het verdrag een juridisch fundament kreeg. Deze wijzigingswet heeft onder meer wijzigingen aangebracht in de Monumentenwet 1988. De Monumentenwet is op 1 juli 2016 deels (met een overgangstermijn tot de Omgevingswet) vervangen door de Erfgoedwet. Deze wet handelt over het aanwijzen van te beschermen cultureel erfgoed. Naast de Monumentenwet vervangt de Erfgoedwet ook andere wetten zoals de Wet tot behoud van cultuurbezit. De Erfgoedwet kent een aantal nieuwe bepalingen. Het gaat om het vaststellen van een gemeentelijke erfgoedverordening en het bijhouden van een erfgoedregister. Ook dienen burgemeester en wethouders het voornemen om hun cultuurgoederen en verzamelingen te vervreemden bekend te maken. De Erfgoedwet bevat bovendien diverse veranderingen met lokale gevolgen, zoals de vervanging van de landelijke aanwijzing van beschermde stads- en dorpsgezichten door een rijksinstructie aan gemeenten. Onderdelen van de Monumentenwet 1988 die naar de Omgevingswet zal overgaan, blijven van kracht tot die wet in werking treedt. De vuistregel voor de verdeling tussen de Erfgoedwet en de nieuwe Omgevingswet is:

  • Roerend cultureel erfgoed en de aanwijzing van rijksmonumenten staat in de Erfgoedwet;
  • De aanwijzing van ruimtelijk cultureel erfgoed (stads- en dorpsgezichten en cultuurlandschappen) en omgang met het cultureel erfgoed in de fysieke leefomgeving komt in de Omgevingswet.

Toetsing en conclusie

In het plangebied bevinden zich verschillende archeologische verwachtingswaarden. Ter hoogte van de rotonde N214-N481 ligt een archeologisch waardevol gebied van provinciaal belang.

Om de verschillende archeologische verwachtingen binnen het plangebied in kaart te brengen is in 2019 is een uitgebreid archeologisch bureauonderzoek uitgevoerd. Uit het bureauonderzoek blijkt dat er verschillende archeologische verwachtingen zijn voor zowel de diverse stroomgordels die zich in het plangebied bevinden als de rivierduinen en de ontginningslinten. Op basis van die verwachtingen kan het plangebied worden ingedeeld in verschillende advieszones. Voor elk deelgebied zijn specifieke advieszones aangegeven. Zie bijlage 13 – A t/m L van het onderzoek in bijlage 8 van dit bestemmingsplan. Afhankelijk van de diepte in de bodem van de werkzaamheden aan de N214 dient er een verkennend booronderzoek te worden gedaan. Hierbij wordt vastgesteld of en tot hoe diep de bodem verstoord is, en op welke dieptes de archeologische resten zich precies kunnen bevinden.

Conclusie

Er wordt geconcludeerd dat het aspect archeologie de vaststelling van het bestemmingsplan niet in de weg staat. Wel dient alvorens de uitvoering van de aanpassingen aan de N214 de archeologische waarde op een aantal locaties aangetoond te worden middels vervolgonderzoek. In het bestemmingsplan zijn de archeologische waarden geborgd door middel van een specifieke dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie (1 t/m 10)'.

4.2 Bodemkwaliteit

Toetsingskader
De kwaliteit van de bodem wordt gewaarborgd in de Wet Bodembescherming. De bodemkwaliteit kan van invloed zijn op de beoogde functies, of financiële haalbaarheid van een bestemmingsplan. De bodem zelf kan ook verschillende functies hebben, zoals een archeologische-, of aardkundige waarde, energie-opslag, waterberging, drinkwaterwinning. Deze functies worden voor zover relevant elders in deze toelichting beschouwd. In deze paragraaf staat de kwaliteit van de bodem centraal.

Ter bescherming van toekomstige gebruikers worden bij nieuwe bestemmingen, of veranderingen van de huidige bestemmingen bepaalde eisen gesteld aan de kwaliteit van de bodem. Dat betekent dat op plekken waar langdurig mensen verblijven onderzoek moet worden gedaan naar de bodemkwaliteit. Indien daaruit blijkt dat er sprake is van een (vermoedelijk) ernstige bodemverontreiniging wordt in deze paragraaf aangegeven hoe daar in relatie met de beoogde bestemming mee wordt omgegaan. Daaruit zal moeten blijken dat de beoogde bestemming haalbaar is.

Onderzoek

De ontwikkeling bestaat uit de herstructurering van de N214 tussen Papendrecht en de A27. De reconstructie bestaat onder andere uit een herinrichting van de bestaande rotondes en knooppunten. Hierdoor is er sprake van functiewijzigingen. Fietspaden en wegen betreffen echter geen plaatsen waar mensen gedurende langer periodes verblijven. Daarnaast bevinden zich in de huidige situatie geen bodemverontreinigende activiteiten plaats. Hierdoor wordt de bodemkwaliteit voldoende geacht voor de beoogde ontwikkeling.

Conclusie

Er wordt geconcludeerd dat het aspect bodem de vaststelling van het bestemmingsplan niet in de weg staat.

4.3 Cultuurhistorie

Toetsingskader

Goede ruimtelijke ordening betekent dat er een integrale afweging plaatsvindt van alle belangen die effect hebben op de kwaliteit van de ruimte. Een van die belangen is de cultuurhistorie. Per 1 januari 2012 is in het kader van de modernisering van de monumentenzorg (MOMO) in het Besluit ruimtelijke ordening van het rijk opgenomen dat gemeenten bij het maken van bestemmingsplannen rekening moeten houden met cultuurhistorische waarden.

Hiertoe dient middels bestudering van kaarten bepaald te worden of binnen (de invloedsfeer van het plangebied) Rijksmonumenten (historische gebouwen, sluizen, tuinbeelden en grafstenen), Archeologische Rijksmonumenten, Werelderfgoederen en beschermde stads- en dorpsgezichten aanwezig zijn.

Onderzoek

Monumenten

In het plangebied zijn geen monumenten of andere cultuurhistorisch waardevolle bouwwerken aanwezig.

Molenbiotoop

Het plangebied ligt niet binnen een molenbiotoop.

Landschap

Zoals in paragraaf 3.2.2 is beschreven, loopt de N214 evenwijdig met lintdorpen als Wijngaarden, Hofwegen, Ottoland en Giessenburg en volgt landschappelijke structuren. Door deze te benadrukken (met bomenrijen en singels) vormt deze weg een belangrijk onderdeel van het landschap in de Alblasserwaard. In het gebied zijn verder geen door de gemeente aangewezen monumentale bomen aanwezig.

Beschermd dorpsgezicht

De N214 ligt voor een deel binnen de kern Noordeloos. Een deel van deze kern is aangewezen als rijksbeschermd dorpsgezicht. Het plangebied ligt niet binnen het beschermde deel en het maakt tevens geen structurele veranderingen of bebouwing mogelijk. Het bestemmingsplan zorgt daarom niet voor aantasting van de cultuurhistorische waarde van het beschermd dorpsgezicht.

Conclusie

De geplande ontwikkeling heeft geen negatieve invloed op eventuele cultuurhistorische waarden.

4.4 Ecologie

Toetsingskader

Met de Wet natuurbescherming (Wnb) zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving.

Gebiedsbescherming

Bescherming van natuurgebieden wordt gewaarborgd door de Wet natuurbescherming en de Wet Ruimtelijke Ordening (Wro). Natura 2000-gebieden worden beschermd door de Wnb en het Natuurnetwerk Nederland (NNN) wordt beschermd door de Wro.

Natura 2000-gebieden

De Minister van Economische Zaken (EZ) wijst gebieden aan die deel uitmaken van het Europese netwerk van natuurgebieden: Natura 2000. Een dergelijk besluit bevat de instandhoudingsdoelstellingen voor de leefgebieden van vogelsoorten (Vogelrichtlijn) en de instandhoudingsdoelstellingen voor de natuurlijke habitats en habitats van soorten (Habitatrichtlijn).

Een bestemmingsplan dat afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied, kan uitsluitend vastgesteld worden indien uit een passende beoordeling of voortoets de zekerheid is verkregen dat het plan, onderscheidenlijk het project de natuurlijke kenmerken van het gebied niet zal aantasten. Indien deze zekerheid niet is verkregen, kan het plan worden vastgesteld, indien wordt voldaan aan de volgende drie voorwaarden:

  • alternatieve oplossingen zijn niet voor handen;
  • het plan is nodig om dwingende redenen van groot openbaar belang, met inbegrip van redenen van sociale of economische aard, en
  • de nodige compenserende maatregelen worden getroffen om te waarborgen dat de algehele samenhang van het Natura 2000-netwerk bewaard blijft.

De bescherming van deze gebieden heeft externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze gebieden plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.

Natuurnetwerk Nederland (NNN)

Gebieden die deel uitmaken van het Natuurnetwerk Nederland (NNN) worden aangewezen in de provinciale verordening. Voor dit soort gebieden geldt het 'nee, tenzij' principe, wat inhoudt dat binnen deze gebieden in beginsel geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogen plaatsvinden.

Soortenbescherming

In de Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen:

  • soorten die worden beschermd in de Vogelrichtlijn;
  • soorten die worden beschermd in de Habitatrichtlijn;
  • overige soorten.


De Wnb bevat onder andere verbodsbepalingen ten aanzien van het opzettelijk vernielen of beschadigen van nesten, eieren en rustplaatsen van vogels als bedoeld in artikel 1 van de Vogelrichtlijn. Gedeputeerde Staten (hierna: GS) kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen Provinciale Staten (hierna: PS) vrijstelling verlenen van dit verbod. De voorwaarden waaraan voldaan moet worden om ontheffing of vrijstelling te kunnen verlenen zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Vogelrichtlijn. Verder is het verboden in het wild levende dieren van soorten, genoemd in bijlage IV, onderdeel a, bij de Habitatrichtlijn, bijlage II bij het Verdrag van Bern of bijlage I bij het Verdrag van Bonn, in hun natuurlijk verspreidingsgebied opzettelijk te doden of te vangen of te verstoren. GS kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen PS vrijstelling verlenen van dit verbod. De gronden voor verlening van ontheffing of vrijstelling zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Habitatrichtlijn.

Ten slotte is een verbodsbepaling opgenomen voor overige soorten. Deze soorten zijn opgenomen in de bijlage onder de onderdelen A en B bij de Wnb. De provincie kan ontheffing verlenen van deze verboden. Verder kan bij provinciale verordening vrijstelling worden verleend van de verboden. De noodzaak tot ontheffing of vrijstelling kan hierbij ook verband houden met handelingen in het kader van de ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden.

Bij de voorbereiding van het bestemmingsplan moet worden onderzocht of de Wet natuurbescherming de uitvoering van het plan niet in de weg staat. Dit is het geval wanneer de uitvoering tot ingrepen noodzaakt waarvan moet worden aangenomen dat daarvoor geen vergunning of ontheffing ingevolge de wet zal kunnen worden verkregen.

Uitwerking Verordening uitvoering Wet natuurbescherming Zuid-Holland

In de provincie Zuid-Holland wordt vrijstelling verleend voor het weiden van vee en voor het op of in de bodem brengen van meststoffen. In het kader van de ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden, daaronder begrepen het daarop volgende gebruik van het ingerichte of ontwikkelde gebied, bestendig beheer of onderhoud in de landbouw of bosbouw, bestendig beheer of onderhoud aan vaarwegen, watergangen, waterkeringen, waterstaatswerken, oevers, vliegvelden, wegen, spoorwegen of bermen, of natuurbeheer, of bestendig beheer of onderhoud van de landschappelijke kwaliteiten van een bepaald gebied worden vrijstellingen verleend ten aanzien van de soorten genoemd in bijlage 6 bij de verordening. Het betreft aardmuis, bastaardkikker, bosmuis, bruine kikker, bunzing, dwergmuis, dwergspitsmuis, egel, gewone bosspitsmuis, gewone pad, haas, hermelijn, huisspitsmuis, kleine watersalamander, konijn, meerkikker, ree, rosse woelmuis, veldmuis, vos, wezel en woelrat.

Onderzoek

Gebiedsbescherming

Het plangebied maakt geen deel uit van een Natura 2000-gebied, het dichtstbijzijnde stikstofgevoelige Natura 2000-gebied Biesbosch ligt op circa 3,66 kilometer. Het plangebied maakt wel deel uit van het Natuurnetwerk Nederland (figuur 4.1).

afbeelding "i_NL.IMRO.1978.BPN214MLLN-VG01_0012.png"

Figuur 4.1 Ligging N214 t.o.v. beschermde natuurgebieden (bron: Provincie Zuid-Holland)

Vanwege de afstand zijn directe effecten op Natura 2000-gebieden zoals areaalverlies, versnippering, verandering van de waterhuishouding en verstoring op voorhand uitgesloten. Voor het onderzoeken van de mogelijke effecten op het nabijgelegen stikstofgevoelige Natura 2000-gebied Biesbosch voor de aanlegfase is een AERIUS-berekening uitgevoerd (zie bijlage 7). Uit de berekening blijkt dat er geen sprake is van rekenresultaten die hoger zijn dan 0,00 mol N/ha/jr voor de aanlegfase.

Compensatieplan NNN-gebied

De aanpassingen aan de N214 worden voor een deel binnen het NNN en weidevogelgebied gerealiseerd. De verloren gronden binnen NNN en weidevogelgebied als gevolg van aanpassingen aan de N214 dienen daarom gecompenseerd te worden.

Door VanderHelm Milieubeheer B.V. is in 2020 een concept compensatieplan (bijlage 3) ten behoeve van het plangebied N214 opgesteld. De volgende drie onderdelen zijn meegenomen: Natuurnetwerk Nederland (NNN), Ecologische verbindingen en weidevogelgebieden.

In opdracht van PZH is het definitieve weidevogelcompensatieplan opgesteld (bijlage 5). In het compensatieplan zijn de betreffende percelen en de inrichting daarvan beschreven. De percelen worden optimaal voor weidevogels ingericht.

Soortenbescherming
Door VanderHelm Milieubeheer B.V. is het gehele traject van de N214 middels ecologisch quickscans en soortgericht onderzoek onderzocht voor de aanwezigheid van beschermde soorten. In bijlage 2 zijn de resultaten van de verschillende onderzoeken samengevat en verwerkt in een activiteitenplan.

Op basis van het activiteitenplan en de hiervoor uitgevoerde onderzoeken worden als gevolg van de aanpassingen aan de N214 verschillende beschermde soorten verstoord. Er is daarom voor deze soorten een ontheffing aangevraagd. De aanvraag betreft het opzettelijk verstoren van de gewone dwergvleermuis, ruige dwergvleermuis, baardvleermuis, heikikker en de grote modderkruiper, alsmede het beschadigen of vernielen van de voortplantingsplaatsen of rustplaatsen van de heikikker en de grote modderkruiper. De ontheffing voor deze soorten is verleend op 18 mei 2020 door de omgevingsdienst Haaglanden. De beschikking is toegevoegd al bijlage 1 bij de toelichting van dit bestemmingsplan.

Conclusie

In het plangebied zijn beschermde soorten aanwezig, waarvoor een ontheffing is verleend (bijlage 1). Werkzaamheden vinden plaats binnen delen van beschermde natuurgebieden (NNN, Ecologische verbindingen en weidevogelgebieden). Voor de compensatie van deze gronden is een compensatieplan opgesteld. Na goedkeuring van het compensatieplan is er geen sprake van overtreding van de Wet natuurbescherming. Het aspect ecologie staat de beoogde aanpassingen aan de N214 niet in de weg.

4.5 Externe Veiligheid

Toetsingskader

Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:

  • bedrijven waar activiteiten plaatsvinden die gevolgen hebben voor de externe veiligheid;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of door buisleidingen.

Voor zowel bedrijvigheid als vervoer van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang, te weten het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich onafgebroken (dat wil zeggen 24 uur per dag gedurende het hele jaar) en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting dan wel infrastructuur. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. het bevoegd gezag heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.

Vervoer van gevaarlijke stoffen

Per 1 april 2015 is het Besluit externe veiligheid transportroutes (BEVT) en de regeling Basisnet in werking getreden. Het BEVT vormt de wet- en regelgeving, en de concrete uitwerking volgt in het Basisnet. Het Basisnet beoogt voor de lange termijn (2020, met uitloop naar 2040) duidelijkheid te bieden over het maximale aantal transporten van, en de bijbehorende maximale risico's die het transport van gevaarlijke stoffen mag veroorzaken. Het Basisnet is onderverdeeld in drie onderdelen: Basisnet Spoor, Basisnet Weg en Basisnet Water. Het BEVT en het bijbehorende Basisnet maakt bij het PR onderscheid in bestaande en nieuwe situaties. Voor bestaande situaties geldt een grenswaarde voor het PR van 10-5 per jaar ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten en een streefwaarde van 10-6 per jaar. Voor nieuwe situaties geldt de 10-6 waarde als grenswaarde voor kwetsbare objecten, en als richtwaarde bij beperkt kwetsbare objecten. In het Basisnet Weg en het Basisnet Water zijn veiligheidsafstanden (PR 10-6 contour) opgenomen vanaf het midden van de transportroute.

Tevens worden in het Basisnet de plasbrandaandachtsgebieden benoemd voor transportroutes. Het Basisnet vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf de rand van het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik. Er geldt een oriënterende waarde voor het groepsrisico en onder voorwaarden een verantwoordingsplicht tot 200 m binnen de transportroute.

Onderzoek en conclusie

In de omgeving van het plangebied bevinden zich verschillende buisleidingen en een hoogspanningskabel. Een weg en fietspad behoren niet tot een (beperkt) kwetsbaar object. Hierdoor hoeft er niet getoetst te worden aan invloedsgebieden of PR-contouren en hoeft het groepsrisico niet te worden verantwoord. De voorgenomen ontwikkeling heeft tevens geen gevolgen ten aanzien van transportroutes. De aard en omvang van dit project heeft geen invloed op het plaatsgebonden risico en het groepsrisico van de weg. Daarom is geen nader onderzoek noodzakelijk en vormt externe veiligheid geen belemmering voor dit plan.

4.6 M.e.r.-beoordeling

Toetsingskader

In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het omgevingsvergunning plan-m.e.r.-plichtig, project-m.e.r.-plichtig of m.e.r.-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Indien een activiteit onder de drempelwaarden blijft, dient alsnog een vormvrije m.e.r.-beoordeling uitgevoerd te worden, waarbij onderzocht dient te worden of de activiteit belangrijke nadelige gevolgen heeft voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen:

  • de kenmerken van het project;
  • de plaats van het project en;
  • de kenmerken van de potentiële (milieu)effecten.

Onderzoek

De onderhavige ontwikkeling is qua aard en omvang zodanig dat de drempelwaarden in onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. niet worden overschreden. Wel dient een vormvrije m.e.r-beoordeling te worden uitgevoerd. De vormvrije m.e.r.-beoordeling is opgenomen in bijlage 14.

4.7 Luchtkwaliteit

Toetsingskader

In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit. Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijnstof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijnstof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in tabel 1 weergegeven.

Tabel 1 Grenswaarden maatgevende stoffen Wm

Stof Toetsing van Grenswaarde
stikstofdioxide (NO2) jaargemiddelde concentratie 40 µg/m³
fijnstof (PM10) jaargemiddelde concentratie 40 µg/m³
24-uurgemiddelde concentratie max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg / m³
fijnstof (PM2,5) jaargemiddelde concentratie 25 µg /m³

Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit onder andere uitoefenen indien de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden of de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht.

Besluit niet in betekenende mate

In dit Besluit niet in betekenende mate is bepaald in welke gevallen een plan vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:

  • een plan heeft een effect van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10 (= 1,2 µg/m³);
  • een plan valt in een categorie die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden; deze categorieën betreffen onder andere woningbouw met niet meer dan 1.500 woningen bij één ontsluitingsweg en 3.000 woningen bij twee ontsluitingswegen, kantoorlocaties met een bruto vloeroppervlak van niet meer dan 100.000 m2 bij één ontsluitingsweg en 200.000 m2 bij twee ontsluitingswegen.

Onderzoek

De beoogde ontwikkeling heeft betrekking op de reconstructie van de N214 tussen Papendrecht en de A27 in de gemeente Molenlanden. Hiermee zal geen verkeerstoename gegenereerd worden. De reconstructie komt de luchtkwaliteit ter plaatste ten goede, aangezien er sprake is van een betere doorstroming van het verkeer. De NSL Rekentool is een rekeninstrument om de luchtkwaliteit bij wegen te berekenen. Hieruit blijkt dat voor de N214 in 2020 de jaargemiddelde concentraties stikstofdioxide en fijn stof langs deze weg ruimschoots onder de grenswaarden lagen. De concentraties luchtverontreinigende stoffen bedroegen in 2020; 19,6 µg/m³ voor NO2, 18,4 µg/m³ voor PM10 en 11,1 µg/m³ voor PM2,5. Het aantal overschrijdingsdagen van de 24-uur gemiddelde concentratie PM10 bedroeg 6,5 dagen. Hierdoor is er ter plaatste van het plangebied sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Nader onderzoek op grond van de Wet milieubeheer en het Besluit nibm is dan ook niet noodzakelijk.

Dit betekent dat de ontwikkeling niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtkwaliteit ter plaatse, en dat nader onderzoek niet noodzakelijk is.

Conclusie

Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling in het plangebied. Er is zelfs sprake van een verbetering omdat de reconstructie de doorstroming van het verkeer ten goede komt. Daarnaast is er plaatse van het plangebied sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

4.8 Niet Gesprongen Explosieven

Toetsingskader

Wanneer er graafwerkzaamheden in verdacht gebied plaats moeten vinden, moet een initiatiefnemer dat vooraf aan de gemeente laten weten door een controle verzoek explosieven in te dienen. De gemeente is verantwoordelijk voor het opsporen en ruimen van niet gesprongen explosieven.

Onderzoek en conclusie

In het kader van de reconstructie van de N214 is in 2020 een vooronderzoek Conventionele Explosieven uitgevoerd voor het tracé van de N214. Dit onderzoek is bijgevoegd in bijlage 12.

Uit het onderzoek blijkt dat er in binnen het tracé van de N214 twee verdachte locaties zijn waar in WO-II veel is gevochten en waar mogelijk niet gesprongen explosieven zijn achtergebleven in de bodem. Op deze twee verdachte locaties dient in het kader van de aanvraag omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen nader onderzoek uitgevoerd te worden. Het kruispunt N214-N216, behorende tot het plangebied, is een verdachte locatie waar mogelijk niet gesprongen explosieven zijn achtergebleven.

Het nader onderzoek wordt bij de aanvraag omgevingsvergunning toegevoegd. Het onderwerp 'Niet gesprongen explosieven' vormt geen belemmering voor bestemmingsplan.

4.9 Water

Watertoets

Het plangebied ligt binnen het beheergebied van het Waterschap Rivierenland, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer. Bij het tot stand komen van het bestemmingsplan is overleg gevoerd met de waterbeheerder over de voorgestane ontwikkeling. Hiermee wordt voorkomen dat ruimtelijke ontwikkelingen in strijd zijn met duurzaam waterbeheer.

Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer

Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's, waarbij het beleid van het waterschap nader wordt behandeld.

Europa:

  • Kaderrichtlijn Water (KRW)

Nationaal:

  • Nationaal Waterplan (NW)
  • Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW)
  • Waterwet

Provinciaal:

  • Provinciaal Waterplan
  • Omgevingsvisie
  • Verordening Ruimte

Waterschapsbeleid

Met het Waterbeheerplan 2016-2021 'Koers houden, kansen benutten' blijft het waterschap op koers om het rivierengebied veilig te houden tegen overstromingen, om voldoende schoon water te hebben en om het afvalwater effectief te zuiveren. Hiermee trekt het Waterschap Rivierenland de lijn door van het vorige waterbeheerplan. Bij de uitvoering van het programma beweegt het waterschap mee met veranderingen en benutten zij de kansen die zich voordoen in de regio. Om inhoudelijke ambities te bereiken ligt het accent in de periode 2016-2021 onder meer op:

  1. 1. Gebiedsgericht werken;
  2. 2. Waterbewustzijn;
  3. 3. Innovatie

Het waterbeheerprogramma is het centrale beleidsdocument van het waterschap. Het programma biedt houvast voor bestuurders en ambtenaren. De doelen en maatregelen in het waterbeheerprogramma zijn opgesteld samen met provincies, gemeenten en andere partijen. Het waterschap houdt rekening met provinciale functies en werkt mee aan het realiseren van provinciale doelen.

Huidige situatie

De N214 is gelegen in de gemeente Molenlanden tussen de A15 bij Papendrecht en de A27 bij Noordeloos.

Bodem en grondwater

Het plangebied maakt geen deel uit van een waterwingebied of een grondwaterbeschermingsgebied. Volgens de Bodemkaart van Nederland bestaat de bodem ter plaatse vooral uit veraarde bovengrond op diep veen, kleidek op veen en veen op ongerijpte klei (figuur 4.5). Met betrekking tot grondwater is er sprake van grondwater II. Dit betekent dat de hoogste gemiddelde grondwaterstand (GHG) op 40 centimeter onder maaiveld ligt. De gemiddelde laagste grondwaterstand (GLG) schommelt tussen de 50 en 80 centimeter onder maaiveld.

afbeelding "i_NL.IMRO.1978.BPN214MLLN-VG01_0013.png"

Figuur 4.2 Aanzicht bodemsoorten met de N214 rood ingetekend

afbeelding "i_NL.IMRO.1978.BPN214MLLN-VG01_0014.png"

Figuur 4.3 Aanzicht grondwatertrap met de N214 rood ingetekend

Waterkwantiteit

Conform de Legger van Waterschap Rivierenland zijn in de nabijheid van de N214 verschillende watergangen aanwezig. Het plangebied bevindt zich in verschillende beschermingszones van een watergang.

afbeelding "i_NL.IMRO.1978.BPN214MLLN-VG01_0015.png"

Figuur 4.4 Uitsnede Legger wateren Waterschap Rivierenland

Watersysteemkwaliteit en ecologie

Het boezemwater in de Alblasserwaard is als waterlichaam aangewezen binnen de Kaderrichtlijn Water (KRW). Het plangebied kruist ter plaatse van de kruising van de N214-N216 een KRW waterlichaam. Er bevinden zich geen natte ecologische verbindingszone zoals opgenomen in het (provinciale) Natuurnetwerk Nederland binnen of in de nabijheid van het plangebied.

Veiligheid en waterkeringen

Het plangebied bij het kruispunt N214-N216 is gelegen binnen de kern- of beschermingszone van een regionale waterkering, zie figuur 4.5. Om in de kernzone van een waterkering te bouwen is een vergunning van het Waterschap Rivierenland nodig.

afbeelding "i_NL.IMRO.1978.BPN214MLLN-VG01_0016.png"

Figuur 4.5 Uitsnede Legger Waterschap Rivierenland met de keringen groen gemarkeerd en de N214 rood ingetekend (Bron: Waterschap Rivierenland)

Afvalwaterketen en riolering

Dit aspect is niet van toepassing.

Toekomstige situatie

Het voornemen bestaat om de N214 tussen Papendrecht en de A27 in de gemeente Molenlanden te herstructureren. De reconstructie bestaat uit het vernieuwen van het asfalt van het gehele wegtraject alsmede de fietspaden behorende tot de inrichting. Daarnaast worden de bestaande rotondes en knooppunten heringericht. Voor de reconstructie worden enkele sloten gedempt. Deze maatregelen leiden tot een toename aan verhard oppervlakte waardoor er tevens nieuwe wateren worden gegraven.

Bodem en grondwater

De voorgenomen ontwikkeling heeft geen gevolgen voor bodem en grondwater.

Waterkwantiteit

Conform de Keur van Waterschap Rivierenland dient bij een toename van het verhard oppervlak een watervergunning te worden aangevraagd en zijn watercompenserende maatregelen noodzakelijk. Ook worden er sloten gedempt die één op één gecompenseerd moeten worden.

In overleg met het Waterschap Rivierenland worden nieuwe wateren gegraven ter compensatie van de verharding. Een overzicht van alle verharde oppervlaktes, te dempen watergangen, te ontgraven watergangen en compensatie is te vinden in bijlage 9.

Waterveiligheid

Vanwege de aanpassingen bij het kruispunt N214-N216 binnen de kern- of beschermingszone van een regionale waterkering wordt er een watervergunning bij het Waterschap Rivierenland aangevraagd.

Watersysteemkwaliteit en ecologie

Ter voorkoming van diffuse verontreinigingen van water en bodem is het van belang om duurzame, niet-uitloogbare materialen te gebruiken gedurende de aanlegfase. Voor het afstromend wegwater gelden de richtlijnen van de landelijke CIW nota Afstromend Wegwater. Voor het horizontale wegvlak geldt dat het afstromend wegwater wordt geloosd via infiltratie in de berm. Waar dit niet mogelijk is, zoals ter plaatse van een onderdoorgang, zal moeten worden voorzien in een voorziening die zorgt voor zuivering van het water alvorens het op het oppervlaktewater wordt geloosd.

Afvalwaterketen en riolering

Dit aspect is niet van toepassing.

Conclusie

De in dit bestemmingsplan mogelijk gemaakte ontwikkelingen zijn onderzocht voor het plangebied. Hieruit blijkt dat er compensatie voor verharding nodig is. Het Waterschap Rivierenland is betrokken geweest bij het aanwijzen van locaties voor compensatie. Het overzicht hiervan is te vinden in bijlage 9. Hiermee worden negatieve effecten op het waterhuishoudkundige uitgesloten.

Voor het voorliggende plan wordt een watervergunning van Waterschap Rivierenland aangevraagd.

Het aspect water vormt geen belemmering voor de ontwikkeling.

4.10 Wegverkeerslawaai

Toetsingskader

Voor wat betreft het aspect geluid dienen de fysieke wijzigingen aan de N214 te worden getoetst aan het reconstructiecriterium uit de Wet geluidhinder (Wgh). Er is sprake van een reconstructie als er sprake is van een fysieke wijziging aan de weg en er door de wijziging in het toekomstig maatgevende jaar zonder het treffen van maatregelen een significantie toename van de geluidbelasting (2 dB) is, getoetst per geluidgevoelige bestemming/object.

Indien er sprake is van een reconstructie in de zin van de Wgh dient er te worden getoetst aan de van toepassing zijnde grenswaarden, waarbij tevens een afweging van geluidreducerende maatregelen dient plaats te vinden.

Toetsing

Op grond van de Wet geluidhinder hebben wegen met een snelheid van 50 km/uur of hoger een geluidzone. De breedte van de geluidzone is afhankelijk van de ligging in stedelijk of buitenstedelijk gebied en het aantal rijstroken. De N214 is een buitenstedelijke weg met 1x2 rijstroken. De zonebreedte is 250 meter aan weerszijden van de te wijzigen N214.

Om uit te sluiten dat er geen sprake is van reconstructie in de zin van de Wet geluidhinder is er een akoestisch onderzoek uitgevoerd. In het akoestisch onderzoek (Bijlage 16) worden de gevolgen van de wijzigingen aan de N214 voor de geluidbelasting op de bestaande woningen berekend. Het gaat om de volgende situaties:

  1. 1. Verplaatsing aansluiting Minkeloos
  2. 2. Aanleg rotonde Gorissenweg
  3. 3. Aanpassen rotonde Grote Waard

Resultaten

Uit de berekeningen blijkt dat de wijzigingen aan de N214 geen toename van de geluidbelasting van 2 dB of meer oplevert op de bestaande woningen in het onderzoeksgebied.

Conclusie

Op basis van de berekeningen in het uitgevoerde akoestisch onderzoek (bijlage 11) blijkt dat de wijzigingen aan de N214 zijn geen reconstructie in de zin van de Wet geluidhinder. Het aspect geluid vormt geen belemmering voor de ontwikkeling.

Hoofdstuk 5 Juridische Toelichting

5.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de plansystematiek van dit bestemmingsplan.

Dit bestemmingsplan wijzigt op een aantal locaties de bestemming waar het nieuwe ontwerp van de N214 strijdig is met het vigerende bestemmingsplan.

Om flexibiliteit te bieden richting het definitieve wegontwerp en om aan te sluiten op de vigerende bestemmingsplannen is voornamelijk de verkeersbestemming opgenomen in dit plan. De verkeersbestemming biedt naast verkeersgerelateerde gebruiken ook de ruimte voor onder andere groen en watergangen. Watergangen die tot categorie A behoren zijn specifiek als 'Water' bestemd in dit bestemmingsplan. Verder zijn alle dubbelbestemmingen uit de vigerende bestemmingsplannen overgenomen in dit bestemmingsplan.

5.2 Opzet Van Het Bestemmingsplan

Dit bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, planregels en een toelichting. De verbeelding en de planregels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Beide planonderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden gezien en toegepast. Op de verbeelding zijn de enkel- en dubbelbestemmingen weergegeven. Aan deze bestemmingen zijn bouwregels en planregels betreffende het gebruik gekoppeld.

De toelichting heeft geen juridische betekenis, maar vormt niettemin een belangrijk onderdeel van het plan. De toelichting van dit bestemmingsplan geeft een weergave van de beweegredenen, de onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen. Tot slot is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het bestemmingsplan.

5.3 Toelichting Op De Regels

Het bestemmingsplan is opgesteld conform de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP2012). Hierin zijn regels opgenomen over onder andere de indeling van de planregels en de naamgeving van bestemmingen. De planregels kennen standaard vier hoofdstukken.

  • Hoofdstuk 1 bevat de begripsbepalingen en de wijze van meten;
  • Hoofdstuk 2 bevat de regeling van de afzonderlijke bestemmingen;
  • Hoofdstuk 3 bevat een aantal algemene en aanvullende bepalingen;
  • Hoofdstuk 4 tenslotte bevat overgangsbepalingen en de titel van het bestemmingsplan.

5.3.1 Hoofdstuk 1: Inleidende regels

Begrippen

In dit artikel is een aantal begrippen verklaard die genoemd worden in de planregels. Dit artikel voorkomt dat er bij de uitvoering van het plan onduidelijkheden ontstaan over de uitleg van bepaalde regelingen.

Wijze van meten

In dit artikel is bepaald hoe de voorgeschreven maatvoering in het plan gemeten moeten worden. Evenals de begripsbepalingen voorkomen de bepalingen inzake de wijze van meten interpretatieverschillen bij de toepassing van de planregels.

5.3.2 Hoofdstuk 2: Bestemmingsregels

Enkelbestemmingen

Verkeer

De verkeersbestemming is de belangrijkste bestemming van het plangebied. Binnen deze bestemming is ruimte voor de ontwikkeling van de aansluiting van de A15 op de N3/N214. Binnen deze bestemming zijn stroomwegen en gebiedsontsluitingswegen toegestaan. Daarnaast zijn ook bruggen, groenvoorzieningen en water en waterhuishoudkundige voorzieningen binnen deze bestemming toegestaan.

Water

De wateren die in het plangebied gerealiseerd gaan worden hebben de bestemming water gekregen. Tevens is het toegestaan in deze bestemming om bruggen, duikers en andere waterhuishoudkundige voorzieningen te realiseren. Ook zijn binnen deze bestemming oevers en groenvoorzieningen mogelijk.

Dubbelbestemmingen

Leiding - Gas

Ten behoeve van de aanwezige gasleiding is de dubbelbestemming Leiding - Gas opgenomen. In deze bestemming staat de bescherming van de gasleiding centraal. Bouwen op grond van de onderliggende enkelbestemming is alleen toegestaan indien na overleg met de leidingbeheerder is gebleken dat de belangen van de leiding niet worden of kunnen worden geschaad. Daarnaast is in deze bestemming een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om de dubbelbestemming te verwijderen indien de leiding verlegd wordt.

Leiding - Hoogspanningsverbinding

Ter hoogte van de afslag Papendrecht van de A15 loopt een hoogspanningsverbinding over de N214. Ten behoeve van de instandhouding en veiligheid van de bovengrondse hoogspanningsverbinding is daarom deze dubbelbestemming opgenomen.

Leiding - Water

In het plangebied ligt een waterleiding. Deze waterleiding behoeft specifieke aandacht, aangezien deze van essentieel belang is voor de drinkwatervoorziening in het voorzieningsgebied van Evides. Op de onderliggende bestemmingen mag pas onder voorwaarden gebouwd worden.

Waarde - Archeologie (alle)

Ten behoeve van de archeologische verwachtingswaarde die in het plangebied is een bescherming opgenomen via de verschillende archeologische dubbelbestemmingen. De dubbelbestemmingen zijn overgenomen uit de hiervoor vigerende bestemmingsplannen.

Waterstaat - Waterbergingsgebied

Ten behoeve van de handhaving en ontwikkeling van de waterbergende functie van boezemlanden is deze dubbelbestemming opgenomen.

Waterstaat - Waterkering

Deze gronden zijn primair bestemd voor dijken, kaden, dijksloten en andere voorzieningen ten behoeve van de aanwezige waterkering.

5.3.3 Hoofdstuk 3: Algemene regels

Anti-dubbeltelregel

De anti-dubbeltelregel voorkomt dat dezelfde gronden meermaals in aanmerking mogen worden genomen bij het verlenen van (verschillende) vergunningen, waardoor bebouwingsmogelijkheden onbedoeld kunnen worden verruimd. Het opnemen van deze regel is verplicht op grond van de Wro.

Algemene aanduidingsregels

Er zijn twee aanduidingen opgenomen met bijbehorende regels. Binnen de aanduiding 'Geluidzone - Industrie' zijn geen geluidsgevoelige objecten mogelijk. De aanduiding 'Vrijwaringszone - dijk-1' zorgt voor de bescherming, onderhoud en instandhouding van de primaire waterkering. Binnen deze aanduiding mag niet worden gebouwd.

5.3.4 Hoofdstuk 4: Overgangs- en slotregel

Overgangsrecht

In dit artikel is het overgangsrecht zoals dat is opgenomen in het Bro overgenomen.

Slotregel

In dit laatste artikel van het bestemmingsplan is de officiële naam van het bestemmingsplan opgenomen.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

De gemeente Molenlanden en de provincie Zuid-Holland vinden het belangrijk dat alle belangen zorgvuldig worden afgewogen. Er is daarom een uitgebreid participatieproces opgezet voor de plannen van de reconstructie van de N214.

Voortraject

Alvorens het opstellen van het bestemmingsplan heeft er op 9 oktober 2018 heeft een informatieavond plaatsgevonden in Hoornaar (voormalige gemeente Giessenlanden) en op 15 oktober 2018 in Bleskensgraaf (voormalige gemeente Molenwaard). Hierbij heeft de provincie een algemene toelichting gegeven op de provinciale projecten in de regio Alblasserwaard en is er specifiek in gegaan op het Groot Onderhoud N214 en de reconstructie van het kruispunt N214-N216. Na de algemene presentatie werden twee panelen met alle maatregelen op de N214 getoond en werden enkele individuele gepresenteerd middels een 2d visualisatie. Daarnaast was ook Rijkswaterstaat aanwezig met tweepresentatie-panelen om haar maatregelen in de Provincie Zuid-Holland toe te lichten. Ten slotte konden aanwezigen een reactieformulier invullen met eventuele vragen aan de provincie.

Na de avonden was het tot 2 november 2018 mogelijk om een reactieformulier in te dienen of een mail. In bijlage 13 is een reactienota n.a.v. de reacties van de informatieavonden opgenomen.

Vooroverleg

Het voorontwerpbestemmingsplan wordt in het kader van artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening voorgelegd aan alle relevante overlegpartners en overheidsinstanties, zoals de provincie Zuid-Holland. Tegelijkertijd heeft voorontwerpbestemmingsplan vanaf 1 januari 2021 gedurende 6 weken ter inzage gelegen. In deze periode zijn drie inspraakreacties ontvangen. De samenvatting en beantwoording van de vooroverleg- en inspraakreacties is opgenomen in bijlage 15.

Zienswijze

Het ontwerpbestemmingsplan is gedurende zes weken ter inzage gelegd. Tijdens deze periode is een ieder in de gelegenheid gesteld om een zienswijze in te dienen (artikel 3.8 Wro). De uitkomsten hiervan kunnen nieuwe niet voorziene uitgangspunten voor het bestemmingsplan geven. Het bestemmingsplan heeft vanaf 11 november 2021 gedurende zes weken ter inzage gelegen. In deze periode is één zienswijze ingediend. De zienswijze is samengevat en beantwoord in de nota zienswijzen in bijlage 16

Vaststelling

Het bestemmingsplan wordt vervolgens, al dan niet gewijzigd, vastgesteld. Het besluit tot vaststelling wordt gepubliceerd en het bestemmingsplan ligt zes weken ter inzage. Tijdens die periode bestaat de mogelijkheid beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in te dienen tegen het besluit en het plan.

6.2 Economische Uitvoerbaarheid

Voor de uitvoerbaarheid van het plan is het van belang te weten of het economisch uitvoerbaar is. De economische uitvoerbaarheid wordt enerzijds bepaald door de exploitatie van het plan (financiële haalbaarheid) en anderzijds door de wijze van kostenverhaal van de gemeente (grondexploitatie).

Voor de voorgenomen planontwikkeling is geen exploitatieplan noodzakelijk (artikel 6.12 Wro jo artikel 6.2.1 Bro).

Vrijwel alle gronden in het plangebied zijn reeds in eigendom van de provincie Zuid-Holland, die tevens alle kosten voor het project voor haar rekening neemt. In de plantoelichting van dit bestemmingsplan is aangetoond dat de ontwikkeling vanuit het publiek belang en het verkeersveiligheidsbelang noodzakelijk is.

Voor de gronden die (nog) niet in eigendom zijn van de provincie geldt het volgende. Er vindt overleg met de eigenaren plaats in het kader van de minnelijke verwerving. Mocht dit niet tot een resultaat leiden, dan zal toepassing worden gegeven aan het instrument onteigening (artikel 72a Onteigeningswet, onteigening voor aanleg en verbetering van wegen). Het bestemmingsplan is financieel en economisch uitvoerbaar.

Bijlage 1 Ontheffing Wet Natuurbescherming

Bijlage 1 Ontheffing Wet natuurbescherming

Bijlage 2 Activiteitenplan N214

Bijlage 2 Activiteitenplan N214

Bijlage 3 Compensatieplan Nnn

Bijlage 3 Compensatieplan NNN

Bijlage 4 Nee, Tenzij Toets Tracé N214

Bijlage 4 Nee, tenzij toets tracé N214

Bijlage 5 Weidevogel Compensatieplan

Bijlage 5 Weidevogel compensatieplan

Bijlage 6 Memo Stikstof

Bijlage 6 Memo stikstof

Bijlage 7 Aerius Berekening Aanlegfase

Bijlage 7 AERIUS berekening aanlegfase

Bijlage 8 Archeologisch Bureauonderzoek Traject N214

Bijlage 8 Archeologisch bureauonderzoek traject N214

Bijlage 9 Berekening Watercompensatie

Bijlage 9 Berekening watercompensatie

Bijlage 10 Overzicht Waterhuishouding

Bijlage 10 Overzicht waterhuishouding

Bijlage 11 Akoestisch Onderzoek Wegverkeerslawaai

Bijlage 11 Akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai

Bijlage 12 Vooronderzoek Nge

Bijlage 12 Vooronderzoek NGE

Bijlage 13 Reactienota Informatieavonden

Bijlage 13 Reactienota informatieavonden

Bijlage 14 Vormvrije M.e.r.-beoordeling N214 Groot Onderhoud

Bijlage 14 Vormvrije m.e.r.-beoordeling N214 Groot Onderhoud

Bijlage 15 Nota Vooroverleg- En Inspraakreacties

Bijlage 15 Nota vooroverleg- en inspraakreacties

Bijlage 16 Nota Zienswijzen

Bijlage 16 Nota zienswijzen