KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Van Toepassingverklaring
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
Artikel 4 Agrarisch - Dijkenlandschap
Artikel 5 Agrarisch - Wegdorpenlandschap
Artikel 6 Agrarisch - Wierdenlandschap
Artikel 7 Agrarisch - Wierdenlandschap 1
Artikel 8 Agrarisch - Wierdenlandschap 2
Artikel 9 Bedrijf
Artikel 10 Bedrijventerrein - 4
Artikel 11 Gemengd
Artikel 12 Gemengd - 1
Artikel 13 Tuin
Artikel 14 Water
Artikel 15 Water - Karakteristieke Sloot
Artikel 16 Water - Karakteristieke Waterloop
Artikel 17 Wonen - 1b
Artikel 18 Wonen - 2b
Artikel 19 Wonen - A1
Artikel 20 Leiding - Gas
Artikel 21 Leiding - Hoogspanningsverbinding
Artikel 22 Leiding - Water
Artikel 23 Waarde - Archeologie 1 Appingedam
Artikel 24 Waarde - Archeologie 1 Delfzijl
Artikel 25 Waarde - Archeologie 2 Appingedam
Artikel 26 Waarde - Archeologie 2 Delfzijl
Artikel 27 Waarde - Archeologie 3 Delfzijl
Artikel 28 Waarde - Archeologie 4 Appingedam
Artikel 29 Waarde - Archeologie 4 Delfzijl
Artikel 30 Waarde - Ruimtelijke Kwaliteit
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 31 Anti-dubbeltelregel
Artikel 32 Algemene Gebruiksregels
Artikel 33 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 34 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 35 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 36 Overgangsrecht
Artikel 37 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Geldend Planologisch Kader
1.3 Plangebied
1.4 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Toelichting Op De Wijzigingen
2.1 Wijzigingen Op Perceelsniveau
2.2 Wijzigingen In Specifieke Bestemmingsplannen
2.3 Algemene Wijzigingen
Hoofdstuk 3 Beleidskaders
3.1 Rijksbeleid
3.2 Provinciaal Beleid
3.3 Regionaal En Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 4 Milieu- En Omgevingsaspecten
Hoofdstuk 5 Juridische Aspecten En Planverantwoording
5.1 Inleiding
5.2 Opzet Van De Regels
5.3 Verantwoording Van De Regels
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
6.1 Economische Uitvoerbaarheid
6.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Bijlage 1 Lijst Geldende Bestemmingsplannen
Bijlage 1 Analyse Van Gezondheidseffecten (Aanvullende Studie) 2017
Bijlage 2 Veehouderij En Gezondheid Omwonenden Iii 2018
Bijlage 3 Veehouderij En Gezondheid Omwonenden Iii - Gelderland, Overijssel En Utreht 2019
Bijlage 4 Overlegreacties

Veegplan Eemsdelta 2023

Bestemmingsplan - gemeente Eemsdelta

Ontwerp op 12-12-2023 - in voorbereiding

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan Veegplan Eemsdelta 2023 met identificatienummer NL.IMRO.1979.119BP-ON01 van de gemeente Eemsdelta;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en daarbij behorende bijlagen;

1.3 bassin:

een mest- of waterbak voor de opslag van mest of water;

1.4 foliebassin:

een mestbassin, uitgevoerd als een met folie beklede grondput met of zonder omdijking;

1.5 geitenhouderij:

het houden van dertig geiten of meer;

1.6 mestbassin:

een reservoir bestemd en geschikt voor het bewaren van dunne mest, dat niet geheel of gedeeltelijk is gelegen onder een stal;

1.7 mestopslag:

opslag van mest voor een agrarisch bedrijf, in een bouwwerk zoals een mestbassin of opslag anders dan in een bouwwerk (mestzak en daarmee gelijk te stellen voorzieningen);

1.8 mestsilo:

een constructie van beton, hout of staal bekleed met folie of beton, dan wel een gemetselde constructie die geheel of gedeeltelijk is ingegraven ten behoeve van de opslag van mest; onder een mestsilo wordt niet begrepen een mestkelder, zijnde een volledig ondergrondse bak, die is gecombineerd met een gebouw;

1.9 mestzak:

een aarden put, bekleed met folie, die geheel of gedeeltelijk is ingegraven en wordt omgeven door een grondwal ten behoeve van de opslag van drijfmest;

1.10 tuinbouw:

het al dan niet bedrijfsmatig telen van groenten, tuinvruchten en tuinbouwzaden;

1.11 vollegronds tuinbouwbedrijf:

een grondgebonden agrarisch bedrijf dat overwegend of uitsluitend is gericht op het telen van tuinbouwgewassen in de volle grond;

Artikel 2 Van Toepassingverklaring

Dit bestemmingsplan 'Veegplan Eemsdelta 2023' is een aanvulling op de bestemmingsplannen die gelden binnen de in de verbeelding opgenomen gebieden. Het bepaalde in deze bestemmingsplannen blijft van toepassing, met dien verstande dat in geval van strijdigheid van bepalingen, de bepalingen van dit veegbestemmingsplan voorgaan op de regels die ingevolge deze bestemmingsplannen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.

Een lijst van bovengenoemde bestemmingsplannen is opgenomen Bijlage 1 bij de regels.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Stalvloeroppervlakte intensieve veehouderij

Bestemmingsplan Bestemming Artikel
Buitengebied (Loppersum) Agrarisch Artikel 3.4. Afwijking van de bouwregels

Artikel 3.4 sub a onder 4 van de bestemming 'Agrarisch' in bovengenoemd bestemmingsplan wordt als volgt aangevuld (zie vet en/of doorgestreept):

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

4. het bepaalde in lid 3.2.1 sub f:

voor het vergroten van de stalvloeroppervlakte van de stalvloer van een bestaande intensieve veehouderij indien er sprake is van een vergroting van het stalvloeroppervlak die noodzakelijk is om tegemoet te komen aan de aangescherpte wettelijke eisen op het gebied van milieu en/of die er toe strekken om het welzijn van de te houden dieren te vergroten door de netto voor het dier beschikbare leefruimte te vergroten, mits:

    1. 1. het aantal dieren zoals vergund op 1 januari 2019 niet toeneemt;
    2. 2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden; (ondergeschikte neventak of volwaardig), met dien verstande dat de stalvloeroppervlakte niet mag worden uitgebreid, dan wel kan worden uitgebreid tot een oppervlakte van ten hoogste 5.000 m2 of 7.500 m2, overeenkomstig onderstaand overzicht:

(...)

mits is aangetoond dat er geen significant negatieve gevolgen zijn voor de instandhoudingsdoelstelling van Natura 2000-gebieden als gevolg van ammoniakdepositie.

De hiervoor genoemde beperkingen voor vergroting van de staloppervlakte zijn niet van toepassing voor zover de toename van de stalvloeroppervlakte noodzakelijk is om daarmee tegemoet te komen aan aangescherpte eisen op het gebied van milieu en dierenwelzijn en het aantal te houden dieren daarbij niet toeneemt.

Binnen de gebouwen mag ten hoogste één bouwlaag worden gebruikt voor het houden van dieren;

Bestemmingsplan Bestemming Artikel
Stad Appingedam, deelgebied agrarische gebieden Agrarisch Artikel 3.3 Afwijken van de bouwregels
Stad Appingedam, deelgebied agrarische gebieden Bijlage 2 vervalt

Artikel 3.3 sub b van de bestemming 'Agrarisch' in bovengenoemd bestemmingsplan wordt als volgt aangevuld (zie vet en/of doorgestreept):

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • b. het bepaalde in lid 3.2.2. sub d. in die zin dat de gezamenlijke stalvloeroppervlakte van gebouwen ten behoeve van een niet-grondgebonden agrarische bedrijfsvoering zoals weergegeven in bijlage 2, wordt vergroot, indien er sprake is van een vergroting van het stalvloeroppervlak die noodzakelijk is om tegemoet te komen aan de aangescherpte wettelijke eisen op het gebied van milieu en/of die er toe strekken om het welzijn van de te houden dieren te vergroten door de netto voor het dier beschikbare leefruimte te vergroten, mits:
    1. 1. het aantal dieren zoals vergund op 1 januari 2019 niet toeneemt;
    2. 2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Binnen de gebouwen mag ten hoogste één bouwlaag worden gebruikt voor het houden van dieren.

deze afwijking uitsluitend wordt verleend ten behoeve van de verbetering van het dierenwelzijn en/of het verbeteren van de milieusituatie, bij een gelijkblijvende productieomvang en bij een gelijkblijvend aantal dieren;

bij toepassing van deze afwijkingsbevoegdheid de richtlijnen van het Informatie- en Kenniscentrum Landbouw gehanteerd worden;

3.2 Bouwhoogte mestbassin

Bestemmingsplan Bestemming Artikel
Buitengebied (Loppersum) en Veeg-Facetplan Bg Loppersum Agrarisch Artikel 3.2.5. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Stad Appingedam, deelplan agrarische gebieden Agrarisch Artikel 3.2.4. Andere bouwwerken

Artikel 3.2.5 van de bestemming 'Agrarisch' in bovengenoemde bestemmingsplan Buitengebied (Loppersum) wordt als volgt aangepast (zie vet en/of doorgestreept):

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. a. alle bouwwerken, geen gebouwen zijnde, dienen, zoveel mogelijk geclusterd, binnen het bouwperceel te worden gebouwd, met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen en bouwwerken ten behoeve van dagrecreatieve voorzieningen;
  2. b. de inhoud en/of de oppervlakte van een mestsilo bedraagt niet meer dan respectievelijk 2.500 m3 en 750 m2; de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 8 m;
  3. c. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 14 meter, met uitzondering van:
    1. 1. de bouwhoogte van mestbassins, die, inclusief afdekking, ten hoogste 8 meter mag bedragen;
    2. 2. de bouwhoogte van overige mestopslagen, niet zijnde mestsilo's, die ten hoogste 2,5 meter mag bedragen
    3. 3. de bouwhoogte van reclamemasten die ten hoogste 6 meter mag bedragen;
    4. 4. de bouwhoogte van dagrecreatieve voorzieningen die ten hoogste 3 meter mag bedragen;
  4. d. de ashoogte van windturbines bedraagt niet meer dan 15 meter, dan wel de hoogte zoals aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m); de wieklengte bedraagt niet meer dan twee derde van de ashoogte;
  5. e. binnen een afstand van 5 meter gemeten vanaf de boveninsteek van watergangen met de bestemming 'Water' mogen geen bouwwerken, geen gebouwen worden gebouwd, met uitzondering van de bestaande werken, geen gebouwen zijnde.

Artikel 3.2.4 van de bestemming 'Agrarisch' in bovengenoemd bestemmingsplan Stad Appingedam, deelplan agrarische gebieden wordt als volgt aangepast (zie vet):

Voor het bouwen van de in lid 3.2.1 onder d genoemde andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  1. a. silo’s en bassins zijn niet toegestaan buiten het bouwvlak;
  2. b. de bouwhoogte van mestbassins en mestsilo’s, inclusief afdekking, zal ten hoogste 6 m 8 m bedragen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld en de milieusituatie;
  3. c. de bouwhoogte van overige mestopslagen zal ten hoogste 2,5 m bedragen;

(...)

3.3 Oppervlakte schuilstallen

Bestemmingsplan Bestemming Artikel
Stad Appingedam, deelplan agrarische gebieden Agrarisch Artikel 3.7. Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 3.7 lid f van de bestemming 'Agrarisch' in bovengenoemd bestemmingsplan Stad Appingedam, deelplan agrarische gebieden wordt als volgt aangepast (zie vet en/of doorgestreept):

Het bestemmingsplan kan worden gewijzigd in die zin dat:

(...)

Aanbrengen aanduiding schuur

f. de aanduiding “specifieke vorm van agrarisch - schuur” ter plaatse wordt aangebracht, mits:

  1. 1. de schuur schuilstal uitsluitend noodzakelijk is ten behoeve van het niet-bedrijfsmatig houden van vee; agrarisch gebruik in de vorm van het stallen van dan wel schuilgelegenheid bieden aan dieren;
  2. 2. de oppervlakte van de schuur schuilstal ten hoogste 50 m² 25 m2 zal bedragen;
  3. 3. de goothoogte van de schuur schuilstal ten hoogste 3,00 m zal bedragen;
  4. 4. de dakhelling van deschuur schuilstal ten hoogste 60° zal bedragen;

Artikel 4 Agrarisch - Dijkenlandschap

4.1 Stalvloeroppervlakte intensieve veehouderij

Bestemmingsplan Bestemming Artikel
Buitengebied-Noord Agrarisch - Dijkenlandschap Artikel 3.2.1. Bedrijfsgebouwen, overkappingen en torensilo's
Buitengebied-Noord Bijlage 5 vervalt

Artikel 3.2.1 van de bestemming 'Agrarisch - Dijkenlandschap' in bovengenoemd bestemmingsplan wordt als volgt gewijzigd (zie vet en/of doorgestreept):

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen, overkappingen en torensilo's gelden de volgende regels:

  1. a. er zullen uitsluitend bedrijfsgebouwen, overkappingen en torensilo's ten behoeve van agrarische bedrijven worden gebouwd;
  2. b. de bedrijfsgebouwen, overkappingen en torensilo's zullen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd, ter plaatse van een bouwperceel;
  3. c. per gebied, dat is voorzien van een bouwperceel, mogen uitsluitend bedrijfsgebouwen, overkappingen en torensilo's ten behoeve van het ter plaatse gevestigde agrarisch bedrijf worden gebouwd;
  4. d. kassen zullen uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van ondersteunende teelt;
  5. e. de stalvloeroppervlakte voor intensieve veehouderij ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - bouwperceel gemengd agrarisch bedrijf' bedraagt niet meer dan de bestaande stalvloeroppervlakte;

e. de stalvloeroppervlakte zal ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van agrarisch – bouwperceel gemengd agrarisch bedrijf”, voor zover gelegen binnen het gebied dat als wit gebied is aangeduid op de kaart in Bijlage 5, ten hoogste de bestaande oppervlakte bedragen;

f. de stalvloeroppervlakte zal ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van agrarisch – bouwperceel gemengd agrarisch bedrijf”, voor zover gelegen binnen het gebied dat als geel gebied op de kaart in Bijlage 5, ten hoogste 5.000 m2 bedragen;

g. de stalvloeroppervlakte zal ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van agrarisch – bouwperceel gemengd agrarisch bedrijf”, voor zover gelegen binnen het gebied dat als groen gebied op de kaart in Bijlage 5, ten hoogste 7.500 m2 bedragen;

  1. f. lid e is de leden e, f en g zijn niet van toepassing ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch – bouwperceel gemengd agrarisch bedrijf', indien er sprake is van een vergroting van het stalvloeroppervlak die noodzakelijk is om tegemoet te komen aan de aangescherpte wettelijke eisen op het gebied van milieu en/of die er toe strekken om het welzijn van de te houden dieren te vergroten door de netto voor het dier beschikbare leefruimte te vergroten, mits:
    1. 1. het aantal dieren zoals vergund op 1 januari 2019 niet toeneemt;
    2. 2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  2. g. de maatvoering van een bedrijfsgebouw, een overkapping of een torensilo zal voldoen aan de eisen die in het volgende bouwschema zijn gesteld (....):

4.2 Wijzigen naar bestemming Wonen

Bestemmingsplan Bestemming Artikel
Buitengebied-Noord Agrarisch - Dijkenlandschap Artikel 3.8 lid g Wijzigingsbevoegdheid
Buitengebied-Zuid Agrarisch - Dijkenlandschap Artikel 3.8 lid d Wijzigingsbevoegdheid

De wijzigingsbevoegdheid in de bestemming 'Agrarisch - Dijkenlandschap' in bovengenoemde bestemmingsplannen wordt als volgt gewijzigd (zie vet en/of doorgestreept):

de bestemming 'Agrarisch - Dijkenlandschap' wordt gewijzigd in de een woonbestemming 'Wonen - Voormalige boerderijpanden', inclusief het aanbrengen van een volgnummer, door het verwijderen van de aanduiding voor het bouwperceel en het geheel of gedeeltelijk verwijderen van het daarbinnen gelegen bouwvlak, ten behoeve van een functieverandering van een bouwperceel, met dien verstande dat :

  1. a. de functie wonen slechts toegestaan is:
    1. 1. in het hoofdgebouw;
    2. 2. in een bij het hoofdgebouw behorend karakteristiek gebouw;
    3. 3. in een bij het hoofdgebouw behorend beeldbepalend gebouw;

mits het toevoegen van nieuwe woningen past in de Woonvisie Eemsdelta 2022-2032 of de daaropvolgende woonvisie;

  1. b. geen afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke en cultuurhistorische kwaliteiten van het betrokken erf;
  2. c. bedrijfsactiviteiten beperkt blijven tot activitieten die naar aard en omvang ruimtelijk, milieuhygiënisch en verkeerskundig inpasbaar zijn;
  3. d. de mogelijkheid van opslag van materialen en goederen op het erf wordt beperkt;
  4. e. de mogelijkheid voor het uitoefenen van detailhandel wordt beperkt;
  5. f. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 23 of 24 van overeenkomstige toepassing zijn, waarbij sprake zal zijn van een toevoeging aan Bijlage 3;
  6. g. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende functies, in die zin dat de functies in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  7. h. de woonfunctie ondergebracht wordt in de voormalige bedrijfswoning;
  8. i. het voormalige boerderijpand of andere beeldbepalende bouwvormen als landschappelijk waardevolle verschijningsvorm worden gehandhaafd;
  9. j. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 5 Agrarisch - Wegdorpenlandschap

5.1 Westerlaan 6, Meedhuizen

Bestemmingsplan Bestemming Artikel
Buitengebied-Zuid Agrarisch - Wegdorpenlandschap Artikel 4.1 Bestemmingsomschrijving

De aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - bouwperceel agrarisch grondgebonden bedrijf' ter plaatse van het adres Westerlaan 6, Meedhuizen wordt gewijzigd in 'specifieke vorm van agrarisch - bouwperceel gemengd agrarisch bedrijf'.

5.2 Stalvloeroppervlakte intensieve veehouderij

Bestemmingsplan Bestemming Artikel
Buitengebied-Zuid Agrarisch - Wegdorpenlandschap Artikel 4.2.1. Bedrijfsgebouwen, overkappingen en torensilo's
Buitengebied-Zuid Bijlage 3 vervalt

Artikel 4.2.1 van de bestemming 'Agrarisch - Wegdorpenlandschap' in bovengenoemd bestemmingsplan wordt als volgt gewijzigd (zie vet en/of doorgestreept):

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen, overkappingen en torensilo's gelden de volgende regels:

  1. a. er zullen uitsluitend bedrijfsgebouwen, overkappingen en torensilo's ten behoeve van agrarische bedrijven worden gebouwd;
  2. b. de bedrijfsgebouwen, overkappingen en torensilo's zullen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd, ter plaatse van een bouwperceel;
  3. c. per gebied, dat is voorzien van een bouwperceel, mogen uitsluitend bedrijfsgebouwen, overkappingen en torensilo's ten behoeve van het ter plaatse gevestigde agrarisch bedrijf worden gebouwd;
  4. d. de stalvloeroppervlakte voor intensieve veehouderij ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - bouwperceel gemengd agrarisch bedrijf' bedraagt niet meer dan de bestaande stalvloeroppervlakte;

d. de stalvloeroppervlakte zal ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van agrarisch – bouwperceel gemengd agrarisch bedrijf”, voor zover gelegen binnen het gebied dat als wit gebied is aangeduid op de kaart in Bijlage 3, ten hoogste de bestaande oppervlakte bedragen;

e. de stalvloeroppervlakte zal ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van agrarisch – bouwperceel gemengd agrarisch bedrijf”, voor zover gelegen binnen het gebied dat als geel gebied op de kaart in Bijlage 3, ten hoogste 5.000 m2 bedragen;

f. de stalvloeroppervlakte zal ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van agrarisch – bouwperceel gemengd agrarisch bedrijf”, voor zover gelegen binnen het gebied dat als groen gebied op de kaart in Bijlage 3, ten hoogste 7.500 m2 bedragen;

  1. e. lid d is de leden d, e en f zijn niet van toepassing ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van agrarisch – bouwperceel gemengd agrarisch bedrijf”, indien er sprake is van een vergroting van het stalvloeroppervlak die noodzakelijk is om tegemoet te komen aan de aangescherpte wettelijke eisen op het gebied van milieu en/of die er toe strekken om het welzijn van de te houden dieren te vergroten door de netto voor het dier beschikbare leefruimte te vergroten, mits:
    1. 1. het aantal dieren zoals vergund op 1 januari 2019 niet toeneemt;
    2. 2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  2. f. de maatvoering van een bedrijfsgebouw, een overkapping of een torensilo zal voldoen aan de eisen die in het volgende bouwschema zijn gesteld (....):

Artikel 6 Agrarisch - Wierdenlandschap

6.1 Stalvloeroppervlakte intensieve veehouderij

Bestemmingsplan Bestemming Artikel
Buitengebied-Zuid Agrarisch - Wierdenlandschap Artikel 5.2.1. Bedrijfsgebouwen, overkappingen en torensilo's
Buitengebied-Zuid Bijlage 3 vervalt

Artikel 5.2.1 van de bestemming 'Agrarisch - Wierdenlandschap' in bovengenoemd bestemmingsplan wordt als volgt gewijzigd (zie vet en/of doorgestreept):

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen, overkappingen en torensilo's gelden de volgende regels:

  1. a. er zullen uitsluitend bedrijfsgebouwen, overkappingen en torensilo's ten behoeve van agrarische bedrijven worden gebouwd;
  2. b. er zullen geen kassen, met uitzondering van tunnelkassen, worden gebouwd;
  3. c. de bedrijfsgebouwen, overkappingen en torensilo's zullen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd, ter plaatse van een bouwperceel;
  4. d. per gebied, dat is voorzien van een bouwperceel, mogen uitsluitend bedrijfsgebouwen, overkappingen en torensilo's ten behoeve van het ter plaatse gevestigde agrarisch bedrijf worden gebouwd;
  5. e. de stalvloeroppervlakte voor intensieve veehouderij ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - bouwperceel gemengd agrarisch bedrijf' bedraagt niet meer dan de bestaande stalvloeroppervlakte;

e. de stalvloeroppervlakte zal ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van agrarisch – bouwperceel gemengd agrarisch bedrijf”, voor zover gelegen binnen het gebied dat als wit gebied is aangeduid op de kaart in Bijlage 3, ten hoogste de bestaande oppervlakte bedragen;

f. de stalvloeroppervlakte zal ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van agrarisch – bouwperceel gemengd agrarisch bedrijf”, voor zover gelegen binnen het gebied dat als geel gebied op de kaart in Bijlage 3, ten hoogste 5.000 m2 bedragen;

g. de stalvloeroppervlakte zal ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van agrarisch – bouwperceel gemengd agrarisch bedrijf”, voor zover gelegen binnen het gebied dat als groen gebied op de kaart in Bijlage 3, ten hoogste 7.500 m2 bedragen;

  1. f. lid e is de leden e, f en g zijn niet van toepassing ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van agrarisch – bouwperceel gemengd agrarisch bedrijf”, indien er sprake is van een vergroting van het stalvloeroppervlak die noodzakelijk is om tegemoet te komen aan de aangescherpte wettelijke eisen op het gebied van milieu en/of die er toe strekken om het welzijn van de te houden dieren te vergroten door de netto voor het dier beschikbare leefruimte te vergroten, mits:
    1. 1. het aantal dieren zoals vergund op 1 januari 2019 niet toeneemt;
    2. 2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  2. g. de maatvoering van een bedrijfsgebouw, een overkapping of een torensilo zal voldoen aan de eisen die in het volgende bouwschema zijn gesteld (....):

Artikel 7 Agrarisch - Wierdenlandschap 1

7.1 Stalvloeroppervlakte intensieve veehouderij

Bestemmingsplan Bestemming Artikel
Buitengebied-Noord Agrarisch - Wierdenlandschap 1 Artikel 4.2.1. Bedrijfsgebouwen, overkappingen en torensilo's
Buitengebied-Noord Bijlage 5 vervalt

Artikel 4.2.1 van de bestemming 'Agrarisch - Wierdenlandschap 1' in bovengenoemd bestemmingsplan wordt als volgt gewijzigd (zie vet en/of doorgestreept):

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen, overkappingen en torensilo's gelden de volgende regels:

  1. a. er zullen uitsluitend bedrijfsgebouwen, overkappingen en torensilo's ten behoeve van agrarische bedrijven worden gebouwd;
  2. b. de bedrijfsgebouwen, overkappingen en torensilo's zullen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd, ter plaatse van een bouwperceel;
  3. c. per gebied, dat is voorzien van een bouwperceel, mogen uitsluitend bedrijfsgebouwen, overkappingen en torensilo's ten behoeve van het ter plaatse gevestigde agrarisch bedrijf worden gebouwd;
  4. d. kassen zullen uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van ondersteunende teelt;
  5. e. de stalvloeroppervlakte voor intensieve veehouderij ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - bouwperceel gemengd agrarisch bedrijf' bedraagt niet meer dan de bestaande stalvloeroppervlakte;

e. de stalvloeroppervlakte zal ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van agrarisch – bouwperceel gemengd agrarisch bedrijf”, voor zover gelegen binnen het gebied dat als wit gebied is aangeduid op de kaart in Bijlage 5, ten hoogste de bestaande oppervlakte bedragen;

f. de stalvloeroppervlakte zal ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van agrarisch – bouwperceel gemengd agrarisch bedrijf”, voor zover gelegen binnen het gebied dat als geel gebied op de kaart in Bijlage 5, ten hoogste 5.000 m2 bedragen;

g. de stalvloeroppervlakte zal ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van agrarisch – bouwperceel gemengd agrarisch bedrijf”, voor zover gelegen binnen het gebied dat als groen gebied op de kaart in Bijlage 5, ten hoogste 7.500 m2 bedragen;

  1. f. lid e is de leden e, f en g zijn niet van toepassing ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van agrarisch – bouwperceel gemengd agrarisch bedrijf”, indien er sprake is van een vergroting van het stalvloeroppervlak die noodzakelijk is om tegemoet te komen aan de aangescherpte wettelijke eisen op het gebied van milieu en/of die er toe strekken om het welzijn van de te houden dieren te vergroten door de netto voor het dier beschikbare leefruimte te vergroten, mits:
    1. 1. het aantal dieren zoals vergund op 1 januari 2019 niet toeneemt;
    2. 2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  2. g. de maatvoering van een bedrijfsgebouw, een overkapping of een torensilo zal voldoen aan de eisen die in het volgende bouwschema zijn gesteld (....):

7.2 Nansumerweg 9 Holwierde

Bestemmingsplan Bestemming Artikel
Buitengebied-Noord Agrarisch - Wierdenlandschap 1 Artikel 4

De bestemming 'Agrarisch - Wierdenlandschap 1' wordt conform bovengenoemd plan van toepassing verklaard voor het perceel Nansumerweg 9 Holwirde, met inachtneming van onderstaande.

Op de verbeelding wordt een bouwvlak opgenomen, alsmede de functieaanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - bouwperceel agrarisch grondgebonden bedrijf'.

Artikel 8 Agrarisch - Wierdenlandschap 2

8.1 Stalvloeroppervlakte intensieve veehouderij

Bestemmingsplan Bestemming Artikel
Buitengebied-Noord Agrarisch - Wierdenlandschap 2 Artikel 5.2.1. Bedrijfsgebouwen, overkappingen en torensilo's
Buigtengebied-Noord Bijlage 5 vervalt

Artikel 5.2.1 van de bestemming 'Agrarisch - Wierdenlandschap 2' in bovengenoemd bestemmingsplan wordt als volgt gewijzigd (zie vet en/of doorgestreept):

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen, overkappingen en torensilo's gelden de volgende regels:

  1. a. er zullen uitsluitend bedrijfsgebouwen, overkappingen en torensilo's ten behoeve van agrarische bedrijven worden gebouwd;
  2. b. de bedrijfsgebouwen, overkappingen en torensilo's zullen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd, ter plaatse van een bouwperceel;
  3. c. per gebied, dat is voorzien van een bouwperceel, mogen uitsluitend bedrijfsgebouwen, overkappingen en torensilo's ten behoeve van het ter plaatse gevestigde agrarisch bedrijf worden gebouwd;
  4. d. kassen zullen uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van ondersteunende teelt;
  5. e. de stalvloeroppervlakte voor intensieve veehouderij ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - bouwperceel gemengd agrarisch bedrijf' bedraagt niet meer dan de bestaande stalvloeroppervlakte;

e. de stalvloeroppervlakte zal ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van agrarisch – bouwperceel gemengd agrarisch bedrijf”, voor zover gelegen binnen het gebied dat als wit gebied is aangeduid op de kaart in Bijlage 5, ten hoogste de bestaande oppervlakte bedragen;

f. de stalvloeroppervlakte zal ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van agrarisch – bouwperceel gemengd agrarisch bedrijf”, voor zover gelegen binnen het gebied dat als geel gebied op de kaart in Bijlage 5, ten hoogste 5.000 m2 bedragen;

  1. f. lid e is de leden e, f en g zijn niet van toepassing ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van agrarisch – bouwperceel gemengd agrarisch bedrijf”, indien er sprake is van een vergroting van het stalvloeroppervlak die noodzakelijk is om tegemoet te komen aan de aangescherpte wettelijke eisen op het gebied van milieu en/of die er toe strekken om het welzijn van de te houden dieren te vergroten door de netto voor het dier beschikbare leefruimte te vergroten, mits:
    1. 1. het aantal dieren zoals vergund op 1 januari 2019 niet toeneemt;
    2. 2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  2. g. de maatvoering van een bedrijfsgebouw, een overkapping of een torensilo zal voldoen aan de eisen die in het volgende bouwschema zijn gesteld (....):

Artikel 9 Bedrijf

9.1 Zijldijksterweg 8 't Zandt

Bestemmingsplan Bestemming Artikel
Buitengebied Loppersum Bedrijf Artikel 4

De bestemming 'Bedrijf' wordt conform bovengenoemd plan van toepassing verklaard voor het perceel Zijldijksterweg 8 't Zandt, met inachtneming van onderstaande.

De aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - transportbedrijf' wordt geschrapt.

Artikel 10 Bedrijventerrein - 4

Bestemmingsplan Bestemming Artikel
Stad Appingedam Bedrijventerrein - 4 Artikel 15.1 Bestemmingsomschrijving

Artikel 15.1 lid 1 van de bestemming 'Bedrijventerrein - 4' in bovengenoemd bestemmingsplan wordt als volgt gewijzigd (zie vet en/of doorgestreept):

De voor 'Bedrijventerrein - 4' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bedrijven die zijn genoemd in Bijlage 2 Bijlage 3 onder de categorieën 1, 2, 3.1, met uitzondering van geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven;

Artikel 11 Gemengd

11.1 Hoofdstraat 45-47 't Zandt

Bestemmingsplan Bestemming Artikel
Woondorpen Gemengd Artikel 7

De bestemming 'Gemengd' wordt conform bovengenoemd plan van toepassing verklaard voor het perceel Hoofdstraat 45-47 't Zandt, met inachtneming van onderstaande.

Aan de bestemmingsomschrijving in lid 7.1 wordt toegevoegd:

  1. a. horecabedrijf van categorie II, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met categorie 2';

Artikel 12 Gemengd - 1

12.1 Landstraat 23 Delfzijl

Bestemmingsplan Bestemming Artikel
Centrum Delfzijl Gemengd - 1 Artikel 9

De bestemming 'Gemengd - 1' wordt conform bovengenoemd plan van toepassing verklaard voor het perceel Landstraat 23 Delfzijl, met inachtneming van onderstaande.

Op de verbeelding wordt de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - eerste bouwlaag' toegevoegd.

De geldende maatvoering wordt overgenomen ter plaatse van de aanduiding 'maxium goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m). Ook de aanduiding 'gevellijn' wordt overgenomen.

Artikel 13 Tuin

Adres Bestemmingsplan Artikel
Havenweg 18 Spijk Spijk artikel 16
A.E. Gorterweg 22 Woldendorp Woldendorp artikel 16
Farmsumerweg 142 Appingedam Stad Appingedam artikel 34
Professor de Blecourtstraat 4 Appingedam Stad Appingedam artikel 34

Voor de genoemde adressen in de bovengenoemde plannen is de bestemming 'Tuin' uit deze plannen van overeenkomstige toepassing.

Artikel 14 Water

14.1 Bijgebouwen woonschepenligplaats

Bestemmingsplan Bestemming Artikel
Delfzijl - Kern West Water 14.2 Bouwregels

Artikel 14.2.3 van de bestemming 'Water' in bovengenoemd bestemmingsplan wordt als volgt aangevuld (zie vet en/of doorgestreept):

In afwijking van het bepaalde in 14.2.1 is het toegestaan om ter plaatse van de aanduiding ‘woonschepenligplaats’ per ligplaats maximaal één bijgebouw op te richten met dien verstande dat:

a. een bijgebouw niet groter mag zijn dan 12 m2;

b. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 2,5 meter,

tenzij een bestaand bijgebouw een oppervlakte heeft van meer dan 12 m², in welk geval de bestaande oppervlakte het maximum is.

Artikel 15 Water - Karakteristieke Sloot

Bestemmingsplan Bestemming Artikel
Buitengebied - Noord Water - Karakteristieke sloot invoegen na artikel 32
Stad-Appingedam, deelgebied Agrarische gebieden Water - Karakteristieke sloot invoegen na artikel 31

In bovengenoemd bestemmingsplannen wordt een nieuwe bestemming Water - Karakteristieke sloot als ingevoegd (zie vet en/of doorgestreept):

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Water - Karakteristieke sloot’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. watergangen met een waterhuishoudkundige functie;
  2. b. oeverstroken;

met dien verstande dat het beloop en profiel van de sloten wordt gehandhaafd, waardoor het landschappelijke karakter van het gebied in hoofdlijnen wordt behouden en waardoor de onregelmatige verkaveling geaccentueerd blijft.

15.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen geen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd.

15.3 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in elk geval wordt begrepen:

  1. a. het verleggen en dempen van de sloten;
  2. b. het wijzigen van het profiel van de sloten.

15.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

  1. a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
    1. 1. de aanleg van dammen (en duikers);
    2. 2. de aanleg van stuwen;
    3. 3. het aanbrengen van ondergrondse leidingen;

met dien verstande dat de vergunning wordt verleend:

  • indien de waterhuishoudkundige noodzaak van de werken en werkzaamheden is aangetoond en bij realisatie het ‘natuurlijke’ karakter van de sloot behouden blijft;
  • indien de onder lid 15.1 genoemde waarden niet worden aangetast.
  1. b. Het verbod als bedoeld onder a is niet van toepassing op werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden die:
    1. 1. reeds in uitvoering zijn ten tijde van de inwerkingtreding van het plan;
    2. 2. het normale onderhoud en/of de normale exploitatie betreffen;
    3. 3. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning.

Artikel 16 Water - Karakteristieke Waterloop

Bestemmingsplan Bestemming Artikel
Buitengebied - Noord Water - Karakteristieke waterloop invoegen na artikel 32
Buitengebied - Zuid Water- Karakteristieke waterloop invoegen na artikel 31
Stad-Appingedam Water - Karakteristieke waterloop invoegen na artikel 70
Stad-Appingedam, deelplan Agrarische gebieden Water - Karakteristieke waterloop invoegen na artikel 12
Buitengebied Loppersum Water - Karakteristieke waterloop artikel 17

In bovengenoemd bestemmingsplannen wordt een nieuwe bestemming Water - Karakteristieke waterloop ingevoegd (zie vet en/of doorgestreept). In het bestemmingsplan Buitengebied Loppersum bestaat deze regeling al maar is de verbeelding aangevuld op dit punt.

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Water - Karakteristieke waterloop’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. watergangen;
  2. b. oeverstroken;
  3. c. gemalen;
  4. d. extensief dagrecreatief gebruik;

met de daarbij behorende:

  1. e. bermen, verharding, groenvoorzieningen, nutsvoorzieningen, aanlegsteigers en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde,

met dien verstande dat het beloop en het profiel van de waterlopen, alsmede de laagten die vanuit de natuurlijke oorsprong met de waterlopen samenhangen of hebben samengehangen, worden gehandhaafd en de herkenbare verkaveling zichtbaar blijft.

16.2 Bouwregels

16.3 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in elk geval wordt begrepen:

  1. a. het verleggen van de waterloop;
  2. b. het wijzigen van het profiel van de waterloop;
  3. c. het gebruik van de gronden voor reclamedoeleinden.

16.4 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 16.3 sub b voor het aanbrengen en/of het herstel van natuurvriendelijke oevers, met dien verstande dat de vergunning wordt verleend indien:

  • de waterhuishoudkundige noodzaak van de werken en werkzaamheden is aangetoond en bij realisatie het ‘natuurlijk’ karakter van de sloot behouden blijft;
  • er overleg met de provincie heeft plaatsgevonden;
  • de onder lid 16.1 genoemde waarden niet worden aangetast.

16.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren in de laagten die met de waterloop samenhangen of hebben samengehangen:

  1. a. het diepploegen van de gronden;
  2. b. het ophogen van de gronden;
  3. c. het afschuiven van de gronden;

met dien verstande dat de vergunning wordt verleend:

  • indien de noodzaak van de werken en werkzaamheden is aangetoond;
  • indien de onder lid 16.1 genoemde waarden niet worden aangetast.

Artikel 17 Wonen - 1b

17.1 Havenweg 18 Spijk

Bestemmingsplan Bestemming Artikel
Spijk Wonen - 1B Artikel 21

De bestemming 'Wonen - 1B' wordt conform bovengenoemd plan van toepassing verklaard voor het perceel Havenweg 18 Spijk, met inachtneming van onderstaande.

Aan de bouwregels in lid 21.2.1. wordt toegevoegd:

  • ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' zal de goot- en bouwhoogte van een gebouw of overkapping ten hoogste de in de aanduiding aangegeven hoogte bedragen.

De functieaanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - draineerbedrijf wordt verwijderd.

Artikel 18 Wonen - 2b

18.1 A.E. Gorterweg 22 Woldendorp

Bestemmingsplan Bestemming Artikel
Woldendorp Wonen - 2B Artikel 21

De bestemming 'Wonen - 2B' wordt conform bovengenoemd plan van toepassing verklaard voor het perceel A.E. Gorterweg 22 Woldendorp, met inachtneming van onderstaande.

Aan de bouwregels in lid 23.2.1. wordt toegevoegd:

  • de goot- en bouwhoogte bedraagt niet meer dan de op de verbeelding aangegeven goot- en bouwhoogte;

Artikel 19 Wonen - A1

19.1 Professor de Blecourtstraat 4 Appingedam

Bestemmingsplan Bestemming Artikel
Stad Appingedam Wonen - A1 Artikel 44

De bestemming 'Wonen - A1' wordt conform bovengenoemd plan van toepassing verklaard voor het perceel Professor de Blecourtstraat 4 Appingedam, met inachtneming van onderstaande.

Aan het perceel wordt de aanduiding 'bedrijf' toegevoegd.

Aan de bouwregels in lid 44.2.2 wordt toegevoegd:

  • ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m), maximum bebouwingspercentage (%)' zullen de goot- en bouwhoogte van een gebouw en het bebouwingspercentage van een bouwvlak ten hoogste de aangegeven hoogte respectievelijk het percentage bedragen.

19.2 Farmsumerweg 142 Appingedam

Bestemmingsplan Bestemming Artikel
Stad Appingedam Wonen - A1 Artikel 44

De bestemming 'Wonen - A1' wordt conform bovengenoemd plan van toepassing verklaard voor het perceel Farmsumerweg 142 Appingedam, met inachtneming van onderstaande.

Aan de bouwregels in lid 44.2.2 wordt toegevoegd:

  • ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m), maximum bebouwingspercentage (%)' zullen de goot- en bouwhoogte van een gebouw en het bebouwingspercentage van een bouwvlak ten hoogste de aangegeven hoogte respectievelijk het percentage bedragen.

Artikel 20 Leiding - Gas

20.1 Farmsumerweg 142 Appingedam

Bestemmingsplan Bestemming Artikel
Stad Appingedam Leiding - Gas Artikel 62

De bestemming 'Leiding - Gas' wordt conform bovengenoemd plan van toepassing verklaard voor het perceel Farmsumerweg 142 Appingedam.

Artikel 21 Leiding - Hoogspanningsverbinding

21.1 Zijldijksterweg 8 't Zandt

Bestemmingsplan Bestemming Artikel
Buitengebied Loppersum Leiding - Hoogspanningsverbinding Artikel 21

De bestemming 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' wordt conform bovengenoemd plan van toepassing verklaard voor het perceel Zijldijksterweg 8 't Zandt.

Artikel 22 Leiding - Water

22.1 Farmsumerweg 142 Appingedam

Bestemmingsplan Bestemming Artikel
Stad Appingedam Leiding - Water Artikel 64

De bestemming 'Leiding - Water' wordt conform bovengenoemd plan van toepassing verklaard voor het perceel Farmsumerweg 142 Appingedam.

Artikel 23 Waarde - Archeologie 1 Appingedam

Bestemmingsplan Bestemming Artikel
Stad Appingedam Waarde - Archeologie 1 artikel 65

23.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 1 Appingedam' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • de bescherming van archeologische waarden.

23.2 Bouwregels

Voor het bouwen van bouwwerken is een omgevingsvergunning noodzakelijk. Een aanvraag daartoe dient bij het college van burgemeester en wethouders te worden ingediend. De Rijksdienst voor Cultureel erfgoed (namens de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap) is adviseur over de aanvraag.

23.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden, is een omgevingsvergunning noodzakelijk. Een aanvraag daartoe dient bij het college van burgemeester en wethouders te worden ingediend. De Rijksdienst voor Cultureel erfgoed (namens de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap) is adviseur over de aanvraag.

Artikel 24 Waarde - Archeologie 1 Delfzijl

Bestemmingsplan Bestemming Artikel
Facetplan Cultuurhistorie Waarde - Archeologie 1 Artikel 3

24.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ´Waarde - Archeologie 1 Delfzijl´aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van archeologische waarden.

In geval van strijdigheid van bepalingen gaan de regels van dit artikel vóór de bepalingen die ingevolge van andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.

24.2 Bouwregels

Voor het bouwen van bouwwerken is een vergunning van de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed noodzakelijk. Een aanvraag daartoe dient bij Burgemeester en Wethouders van de gemeente Eemsdelta te worden ingediend.

24.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Voor het aanleggen van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden, is een vergunning van de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed noodzakelijk. Een aanvraag daartoe dient bij de gemeente Delfzijl te worden ingediend.

Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning krachtens de Erfgoedwet een beschermd monument af te breken, te verstoren of in enig opzicht te wijzigen.

Artikel 25 Waarde - Archeologie 2 Appingedam

Bestemmingsplan Bestemming Artikel
Stad Appingedam Waarde - Archeologie 2 artikel 66

25.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 2 Appingedam' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • de bescherming van archeologische waarden.

25.2 Bouwregels

Op of in deze gronden mogen geen bouwwerken worden gebouwd, waarbij de bodem dieper dan 40 cm -Mv wordt geroerd, met uitzondering van:

  • bouwwerken met een oppervlakte kleiner dan 15 m² ten behoeve van andere daar voorkomende bestemming(en).

De gebouwen die bestaan ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan zijn hiervan uitgezonderd.

25.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 25.2, mits:

  1. a. op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, of;
  2. b. op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad, of;
  3. c. één of meer van de volgende voorwaarden in acht genomen wordt:
    1. 1. een verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden, of;
    2. 2. een verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek door middel van opgravingen, of;
    3. 3. een verplichting de bouw van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.
  4. d. Indien aan de afwijking voorwaarden worden verbonden, wordt een archeologisch deskundige om advies gevraagd.

25.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

25.5 Wijzigingsbevoegdheid

Het bestemmingsplan kan worden gewijzigd in die zin dat:

  1. a. de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2 Appingedam' wordt verwijderd, indien op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

Artikel 26 Waarde - Archeologie 2 Delfzijl

Bestemmingsplan Bestemming Artikel
Facetplan Cultuurhistorie Waarde - Archeologie 2 artikel 4

26.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ´Waarde - Archeologie 2 Delfzijl´aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud van de archeologische waarden.

In geval van strijdigheid van bepalingen gaan de regels van dit artikel vóór de bepalingen die ingevolge van andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.

26.2 Bouwregels

  1. a. Op of in deze gronden mogen geen bouwwerken worden gebouwd, waarbij de bodem dieper dan 40 cm -Mv wordt geroerd, met uitzondering van bouwwerken met een oppervlakte kleiner dan 50 m² ten behoeve van andere daar voorkomende bestemming(en).
  2. b. De gebouwen die bestaan ten tijde van de ter inzage legging van het ontwerpbestemmingsplan zijn hiervan uitgezonderd.

26.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 26.2, mits:

  1. a. op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, of;
  2. b. op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad, of;
  3. c. één of meer van de volgende voorwaarden in acht genomen wordt:
    1. 1. een verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden, of;
    2. 2. een verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek door middel van opgravingen, of;
    3. 3. een verplichting de bouw van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.

Indien er voornemens zijn om aan de afwijking voorwaarden te verbinden, wordt een archeologisch deskundige om advies gevraagd.

26.4 Specifieke gebruiksregels

Het gebruik waarbij sprake is van een permanente verlaging van het waterpeil, is alleen mogelijk indien rekening is gehouden met het belang van de archeologische waarden. Dit is het geval indien:

  1. a. op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, of;
  2. b. op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken en/of werkzaamheden niet onevenredig worden geschaad, of;
  3. c. één of meer van de volgende voorwaarden in acht genomen wordt:
    1. 1. een verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden, of;
    2. 2. een verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek door middel van opgravingen, of;
    3. 3. een verplichting de werken en/of werkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.

26.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

26.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door:

  1. a. de grenzen van de bestemming aan te passen, indien op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
  2. b. aan gronden alsnog de bestemming ´Waarde - Archeologie 2 Delfzijl´ toe te kennen, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat de begrenzing van de gronden met deze medebestemming, gelet op ter plaatse aanwezige archeologische waarden, aanpassing behoeft.

Artikel 27 Waarde - Archeologie 3 Delfzijl

Bestemmingsplan Bestemming Artikel
Facetplan Cultuurhistorie Waarde - Archeologie 3 artikel 5

27.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ´Waarde - Archeologie 3 Delfzijl´aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud van archeologische (verwachtings)waarden.

In geval van strijdigheid van bepalingen gaan de regels van dit artikel vóór de bepalingen die ingevolge van andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.

27.2 Bouwregels

Op of in deze gronden mogen geen bouwwerken worden gebouwd waarbij de bodem dieper dan 0,40 m -Mv wordt geroerd, met uitzondering van:

  1. a. bouwwerken ter vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de bestaande oppervlakte met ten hoogste 100 m² wordt uitgebreid;
  2. b. bouwwerken met een oppervlakte kleiner dan 100 m² ten behoeve van andere daar voorkomende bestemming(en).

27.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 27.2, mits:

  1. a. op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, of;
  2. b. op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad, of;
  3. c. één of meer van de volgende voorwaarden in acht genomen wordt:
    1. 1. een verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden, of;
    2. 2. een verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek door middel van opgravingen, of;
    3. 3. een verplichting de bouw van een bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.

Indien er voornemens zijn om aan de afwijking voorwaarden te verbinden, wordt een archeologisch deskundige om advies gevraagd.

27.4 Specifieke gebruiksregels

Het gebruik waarbij sprake is van een permanente verlaging van het waterpeil, is alleen mogelijk indien rekening is gehouden met het belang van de archeologische waarden. Dit is het geval indien:

  1. a. op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, of;
  2. b. op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken en/of werkzaamheden niet onevenredig worden geschaad, of;
  3. c. één of meer van de volgende voorwaarden in acht genomen wordt:
    1. 1. een verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden, of;
    2. 2. een verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek door middel van opgravingen, of;
    3. 3. een verplichting de werken en/of werkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.

27.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

27.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door:

  1. a. de grenzen van de bestemming aan te passen, indien op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
  2. b. aan gronden alsnog de bestemming ´Waarde - Archeologie 3 Delfzijl´ toe te kennen, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat de begrenzing van de gronden met deze medebestemming, gelet op ter plaatse aanwezige archeologische waarden, aanpassing behoeft.

Artikel 28 Waarde - Archeologie 4 Appingedam

Bestemmingsplan Bestemming Artikel
Stad Appingedam Waarde - Archeologie 4 artikel 68

28.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 4 Appingedam' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • het behoud van archeologische (verwachtings)waarden.

In geval van strijdigheid van bepalingen gaan de regels van dit artikel vóór de bepalingen die ingevolge van andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.

28.2 Bouwregels

Op of in deze gronden mogen geen bouwwerken worden gebouwd, waarbij de bodem dieper dan 50 cm -Mv wordt geroerd, met uitzondering van:

  1. a. bouwwerken ter vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de bestaande oppervlakte met niet meer dan 200 m² wordt uitgebreid;
  2. b. bouwwerken met een oppervlakte kleiner dan 200 m² ten behoeve van andere daar voorkomende bestemming(en).

28.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 28.2, mits:

  1. a. op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, of;
  2. b. op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad, of;
  3. c. één of meer van de volgende voorwaarden in acht genomen wordt:
    1. 1. een verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden, of;
    2. 2. een verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek door middel van opgravingen, of;
    3. 3. een verplichting de bouw van een bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.
  4. d. Indien aan de afwijking voorwaarden worden verbonden, wordt eerst een archeologisch deskundige om advies gevraagd.

28.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

28.5 Wijzigingsbevoegdheid

Het bestemmingsplan kan worden gewijzigd in die zin dat:

  1. a. de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4 Appingedam' wordt verwijderd, indien op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

Artikel 29 Waarde - Archeologie 4 Delfzijl

Bestemmingsplan Bestemming Artikel
Facetplan Cultuurhistorie Waarde - Archeologie 4 artikel 6

29.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ´Waarde - Archeologie 4 Delfzijl´ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud van archeologische (verwachtings)waarden.

In geval van strijdigheid van bepalingen gaan de regels van dit artikel vóór de bepalingen die ingevolge van andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.

29.2 Bouwregels

Op of in deze gronden mogen geen bouwwerken worden gebouwd waarbij de bodem dieper dan 0,45 m -Mv wordt geroerd, met uitzondering van:

  1. a. bouwwerken ter vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de bestaande oppervlakte met ten hoogste 200 m² wordt uitgebreid;
  2. b. bouwwerken met een oppervlakte kleiner dan 200 m² ten behoeve van andere daar voorkomende bestemming(en).

29.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 29.2, mits:

  1. a. op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, of;
  2. b. op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad, of;
  3. c. één of meer van de volgende voorwaarden in acht genomen wordt:
    1. 1. een verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden, of;
    2. 2. een verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek door middel van opgravingen, of;
    3. 3. een verplichting de bouw van een bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.

Indien er voornemens zijn om aan de afwijking voorwaarden te verbinden, wordt een archeologisch deskundige om advies gevraagd.

29.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

29.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door:

  1. a. de grenzen van de bestemming aan te passen, indien op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
  2. b. aan gronden alsnog de bestemming ´Waarde - Archeologie 4 Delfzijl´ toe te kennen, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat de begrenzing van de gronden met deze medebestemming, gelet op ter plaatse aanwezige archeologische waarden, aanpassing behoeft.

Artikel 30 Waarde - Ruimtelijke Kwaliteit

In alle bestemmingsplannen genoemd in de lijst die is opgenomen in Bijlage 1 bij de regels, waar de bestemming 'Waarde - Ruimtelijke kwaliteit' voorkomt, wordt de bestemmingsomschrijving aangevuld met (zie vet en/of doorgestreept):

30.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Ruimtelijke kwaliteit' bestemde gebieden zijn mede bestemd voor het behoud van de bestaande ruimtelijke kwaliteiten waaronder wordt begrepen:

  1. a. het aanwezige straat-, bebouwings- en/of landschapsbeeld ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - karakteristiek gebied';
  2. b. de stedenbouwkundige, landschappelijke en/of architectonische waarden en/of ruimtelijk-visuele waarden van de gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ter plaatse van de bouwaanduiding 'karakteristiek'.
  3. c. de stedenbouwkundige, landschappelijke en/of architectonische waarden en/of ruimtelijk-visuele waarden van de gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - gemeentelijk monument';
  4. d. de wettelijk beschermde bouwwerken op grond van de Erfgoedwet ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – rijksmonument’.

30.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde in de andere daar voorkomende bestemming(en) gelden voor het bouwen ter plaatse van de bouwaanduiding 'karakteristiek' en 'specifieke bouwaanduiding - gemeentelijk monument' dat de bestaande goot- en bouwhoogten, de kapvorm en oppervlakte van het gebouw, alsmede de bestaande gevelindeling en de bestaande ligging dienen te worden gehandhaafd, tenzij het gebouwen betreft waarvoor reeds een sloopvergunning voor het slopen van het gehele gebouw is verleend en de sloop is uitgevoerd.

30.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 30.2 en toestaan dat de goot- of bouwhoogte, kapvorm of oppervlakte, de gevelindeling en/of de ligging wordt gewijzigd, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de karakteristieke verschijningsvorm van het gebouw en er rekening wordt gehouden met ligging en context van het bestaande gebouw.

30.4 Omgevingsvergunning voor het slopen van gebouwen

30.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen de bouwaanduiding 'karakteristiek' wijzigen indien naar het oordeel van een deskundige op het gebied van stedenbouw en/of landschap voldoende duidelijk is dat:

  1. a. een bouwwerk of deel van een bouwwerk of gebied niet of niet meer als karakteristiek kunnen worden beschouwd;
  2. b. een bouwwerk als karakteristiek dient te worden aangemerkt.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 31 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 32 Algemene Gebruiksregels

In alle bestemmingsplannen genoemd in de lijst die is opgenomen in Bijlage 1 bij de regels, worden de algemene gebruiksregels als volgt aangevuld (zie vet en/of doorgestreept):

32.1 Intensieve veehouderijen

  1. a. De nieuwvestiging van een hoofd- of neventak intensieve veehouderij is niet toegestaan.
  2. b. De stalvloeroppervlakte voor intensieve veehouderij bedraagt niet meer dan de bestaande stalvloeroppervlakte;
  3. c. het bepaalde in sub b is niet van toepassing indien vergroting van het stalvloeroppervlak noodzakelijk is om tegemoet te komen aan de aangescherpte wettelijke eisen op het gebied van milieu en/of die er toe strekken om het welzijn van de te houden dieren te vergroten door de netto voor het dier beschikbare leefruimte te vergroten, mits:
    1. 1. het aantal dieren zoals vergund op 1 januari 2019 niet toeneemt;
    2. 2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;

32.2 Geitenhouderijen

32.3 Afvalbedrijven

De nieuwvestiging of uitbreiding van bedrijven waar van derden afkomstige afvalstoffen worden bewerkt, verwerkt, op- of worden overgeslagen is niet toegestaan.

  1. a. In afwijking van het bepaalde in sub a is de opslag van afvalstoffen buiten gebouwen van bestaande afvalbedrijven toegestaan, uitsluitend voor zover vergund.

Artikel 33 Algemene Aanduidingsregels

33.1 Geluidzone - industrie

Adres Bestemmingsplan Artikel
Westerlaan 6 Meedhuizen Buitengebied-Zuid artikel 39.1
Landstraat 23 Delfzijl Centrum (Delfzijl) artikel 37.1
Farmsumerweg 142 Appingedam Stad Appingedam artikel 75.1

Voor de genoemde adressen in de bovengenoemde plannen is de gebiedsaanduiding 'Geluidzone -industrie' uit deze plannen van overeenkomstige toepassing.

33.2 Overige zone - leefgebied akkervogels

Ter plaatse van de 'Overige zone - leefgebied akkervogels' geldt dat schade aan het leefgebied voor akkervogels door aantasting van de landschappelijke openheid of door verstoring van vogels en aantasting van het areaal moet worden voorkómen.

Hiervan is geen sprake bij normaal agrarisch gebruik.

33.3 Overige zone - leefgebied weidevogels

Ter plaatse van de 'Overige zone - leefgebied weidevogels' geldt dat schade aan het leefgebied voor weidevogels door aantasting van de landschappelijke openheid of door verstoring van vogels en aantasting van het areaal moet worden voorkómen.

Hiervan is geen sprake bij normaal agrarisch gebruik.

33.4 Overige zone - welstandsgebied 3

Ter plaats van de 'Overige zone - welstandsgebied 3' gelden de welstandsregels zoals opgenomen in hoofdstuk 3 van bijlage 7 Welstandscriteria zoals opgenomen bij de regels van het bestemmingsplan Stad Appingedam.

33.5 Overige zone - welstandsgebied 11

Ter plaats van de 'Overige zone - welstandsgebied 11' gelden de welstandsregels zoals opgenomen in hoofdstuk 11 van bijlage 7 Welstandscriteria zoals opgenomen bij de regels van het bestemmingsplan Stad Appingedam.

33.6 Overige zone - windturbines toegestaan

Ter plaats van de 'Overige zone - windturbines toegestaan' gelden de regels voor windturbines zoals opgenomen in het bestemmingsplan Buitengebied-Zuid.

33.7 Vrijwaringszone - molenbiotoop

Binnen de bestemmingsplannen waar een vrijwaringszone is opgenomen in verband met de aanwezigheid van een molen, wordt onderstaande bepaling gewijzigd:

Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning, afwijken van:

  • het bepaalde in lid ... en toestaan dat hogere bouwwerken, worden gebouwd, mits vooraf advies wordt gevraagd aan een ter zake deskundige. ingewonnen van de vereniging ‘De Hollandsche Molen’.

Artikel 34 Algemene Afwijkingsregels

In alle bestemmingsplannen genoemd in de lijst die is opgenomen in Bijlage 1 bij de regels, worden de algemene afwijkingsregels als volgt aangevuld (zie vet en/of doorgestreept):

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  1. a. de in het plan opgenomen bouwregels voor een afwijkende maatvoering en/of voor het bouwen buiten het bouwvlak in het geval van:
    1. 1. het herstellen en/of het bouwkundig versterken van beschadigde gebouwen als gevolg van de aardgaswinning;
    2. 2. aardbevingsbestendige nieuwbouw van gebouwen, mits:
      • de nieuwe woning deels in of grenzend aan het bouwvlak wordt gebouwd;
      • bij vervangende nieuwbouw de voormalige woning wordt gesloopt.
  2. b. de in het plan opgenomen maximum oppervlakte van woningen en voormalige boerderijen in het buitengebied en toestaan dat de oppervlakte meer bedraagt dan 300 m2, mits:
    1. 1. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke waarden, het bebouwingsbeeld en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
    2. 2. de afwijking zowel uit stedenbouwkundig als uit landschappelijk oogpunt aanvaardbaar is, waarbij een erfinrichtingsplan, dan wel beplantingsplan een onderdeel kan zijn;
    3. 3. de noodzaak met betrekking tot de uitoefening van de functie is aangetoond gelet op duurzaam ruimtegebruik;
    4. 4. er geen is sprake van kamerverhuur;
    5. 5. de woning uitsluitend bedoeld is voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

Artikel 35 Overige Regels

35.1 Mestbassins

Bestemmingsplan Bestemming Artikel
Facetplan parkeren en actualisering diverse bestemmingen Overige regels Artikel 28.3 Mestbassins en windturbines

In artikel 28.3.1 van de 'Overige regels' in bovengenoemd bestemmingsplan is een gewijzigde regeling opgenomen voor de bouwhoogte van mestbassins voor de onderstaande bestemmingsplannen:

Bestemmingsplan Bestemming Artikel
Buitengebied-Noord Agrarisch - Dijkenlandschap Artikel 3.2 Bouwregels
Buitengebied-Zuid Agrarisch - Dijkenlandschap Artikel 3.2 Bouwregels
Buitengebied-Zuid Agrarisch - Wegdorpenlandschap Artikel 4.2 Bouwregels
Buitengebied-Zuid Agrarisch - Wierdenlandschap Artikel 5.2 Bouwregels
Buitengebied-Noord Agrarisch - Wierdenlandschap 1 Artikel 4.2 Bouwregels
Buitengebied-Noord Agrarisch - Wierdenlandschap 2 Artikel 5.2 Bouwregels

Deze regeling wordt als volgt gwijzigd (zie vet en/of doorgestreept):

  • c. de bouwhoogte van mestbassins, niet zijnde een mestzak, zal inclusief afdekking, ten hoogste 8,00 m bedragen; de bouwhoogte van overige mestopslagen, niet zijnde mestsilo's, zal ten hoogste 2,5 m bedragen.

In artikel 28.3.2 van de 'Overige regels ' in bovengenoemd bestemmingsplan is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen voor de bouwhoogte van mestbassins voor de onderstaande bestemmingsplannen:

Bestemmingsplan Bestemming Artikel
Buitengebied-Noord Agrarisch - Dijkenlandschap Artikel 3.4 Afwijken van de bouwregels
Buitengebied-Zuid Agrarisch - Dijkenlandschap Artikel 3.4 Afwijken van de bouwregels
Buitengebied-Zuid Agrarisch - Wegdorpenlandschap Artikel 4.4 Afwijken van de bouwregels
Buitengebied-Zuid Agrarisch - Wierdenlandschap Artikel 5.4 Afwijken van de bouwregels
Buitengebied-Noord Agrarisch - Wierdenlandschap 1 Artikel 4.4 Afwijken van de bouwregels
Buitengebied-Noord Agrarisch - Wierdenlandschap 2 Artikel 5.4 Afwijken van de bouwregels

Deze regeling wordt in zijn geheel geschrapt (zie vet en/of doorgestreept):

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

X. het bepaalde in lid X onder X in die zin dat de bouwhoogte van mestbassins, niet zijnde een mestzak, inclusief afdekking, ten hoogste 10,00 m bedragen.

35.2 Wettelijk beschermde monumenten

In alle bestemmingsplannen genoemd in de lijst die is opgenomen in Bijlage 1 bij de regels, worden de overige regels als volgt aangevuld (zie vet en/of doorgestreept):

Ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – rijksmonument’ zijn de bouwwerken wettelijk beschermd op grond van de Erfgoedwet.

In geval van strijdigheid gaan de bepalingen in dit lid vóór de bepalingen die ingevolge andere regels voor deze bouwwerken van toepassing zijn.

  1. a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning:
    1. 1. een beschermd monument te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze waardoor het wordt ontsierd of in gevaar wordt gebracht;
    2. 2. werken en werkzaamheden uit te voeren die een beschermd monument in enig opzicht wijzigen, verstoren, herstellen of waardoor een beschermd monument wordt verplaatst, of waardoor het beschermd monument wordt ontsierd of in gevaar gebracht;
    3. 3. een beschermd monument te slopen.
  2. b. Alvorens een omgevingsvergunning te verlenen, winnen burgemeester en wethouders advies in bij de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed.
  3. c. In afwijking van het bepaalde in lid a is geen omgevingsvergunning vereist indien deze activiteit betrekking heeft op:
    1. 1. gewoon onderhoud, voor zover detaillering, profilering en vormgeving, materiaalsoort en kleur niet wijzigen en bij een tuin, park of andere aanleg, de aanleg niet wijzigt;
    2. 2. een activiteit die uitsluitend leidt tot inpandige veranderingen van een onderdeel van het monument dat uit het oogpunt van monumentenzorg geen waarde heeft.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 36 Overgangsrecht

36.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan.
  2. b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in sub a met maximaal 10%.
  3. c. Het gestelde in sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

36.2 Overgangsrecht gebruik

  1. a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in sub a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. c. Indien het gebruik, bedoeld in sub a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. d. Het gestelde in sub a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 37 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het Veegplan Eemsdelta 2023.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Het voorliggend bestemmingsplan betreft een veegplan ofwel gedeeltelijke herziening. Dat wil zeggen dat het veegplan alle onderliggende bestemmingsplannen op bepaalde onderdelen herziet of aanvult. De geldende bestemmingsplannen (betreffende alle vigerende bestemmingsplannen in de gemeente Eemsdelta, zoals gelden op de datum van het ter inzage leggen van dit veegbestemmingsplan) blijven hierbij, met uitzondering van de aan te passen onderdelen, onverminderd van kracht. Het gaat in dit geval om een veegplan ten aanzien van de volgende onderdelen:

  • Aanpassen regels stalvloeroppervlakte intensieve veehouderijen;
  • Aanpassen bouwhoogte mestbassins;
  • Aanpassen oppervlakte schuilstallen;
  • Afwijkende oppervlakte voor woningen en voormalige boerderijen in het buitengebied;
  • Regels opnemen voor opslag buiten gebouwen bij afvalbewerkende bedrijven;
  • Bestemmen karakteristieke sloten Appingedam-Delfzijl;
  • Bestemmen karakteristieke waterlopen;
  • Aanpassen archeologische dubbelbestemming op een aantal locaties;
  • Gemeentelijke monumenten aanduiden en regelen;
  • Rijksmonumenten aanduiden en regelen;
  • Aanpassen regeling molenbiotoop;
  • Aanpassen regelng bijgebouwen woonschepenligplaats;
  • Verbod geitenhouderijen opnemen;
  • Afwijkende maatvoering en/of het bouwen buiten het bouwvlak;
  • Aanpassen van een aantal tekstuele omissies in de regels;


Voor alle genoemde zaken is een planologische aanpassing nodig. In Hoofdstuk 2 wordt per onderdeel uitgebreider op de benodigde planologische wijziging ingegaan.


Voorliggend veegplan voorziet in een passend planologisch kader voor alle onderdelen van het plan. In dit plan wordt aangetoond dat er sprake is van ‘een goede ruimtelijke ordening’

1.2 Geldend Planologisch Kader

In de bestemmingsplannen van de gemeente Eemsdelta worden een aantal bestemmingen of algemene regels gewijzigd. Daarnaast wordt voor enkele adressen de bestemming gewijzigd. Het is een gedeeltelijke herziening, wat wil zeggen dat de betreffende moederbestemmingsplannen (en eventuele partiële herzieningen, wijzigingsplannen en postzegelplannen) van kracht blijven, voor zover die in het voorliggende bestemmingsplan (veegplan) niet worden gewijzigd en aangevuld. De aanvulling bestaat uit een verbeelding en een set regels.

De lijst met van toepassing te verklaren bestemmingsplannen is opgenomen in Bijlage 1 bij de regels.

Ook de in het verleden verleende buitenplanse afwijkingen (uitgebreide omgevingsvergunningen) blijven van kracht.

1.3 Plangebied

Het veegplan omvat het hele grondgebied van de gemeente Eemsdelta.

afbeelding "i_NL.IMRO.1979.119BP-ON01_0001.jpg"

1.4 Leeswijzer

Na deze inleiding wordt in Hoofdstuk 2 ingegaan op de planologische aanpassingen. In Hoofdstuk 4 wordt ingegaan op het beleidskader. In Hoofdstuk 5 wordt op de relevante milieu- en omgevingsaspecten ingegaan. Hoofdstuk 6 gaat in op de juridische aspecten en planverantwoording. In Hoofdstuk 6 wordt

ingegaan op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid (vooroverleg en zienswijzen) van dit veegplan.

Hoofdstuk 2 Toelichting Op De Wijzigingen

Er worden een aantal wijzigingen op perceelsniveau en een aantal algemene wijzigingen doorgevoerd. De wijzigingen op perceelsniveau betreffen bijvoorbeeld het wijzigen van een bestemming of aanduiding voor een concreet adres. De algemene wijzigingen behelsen bijvoorbeeld een wijziging voor het hele gemeentegebied of het wijzigingen van een bepaalde bestemming uit een bepaald bestemmingsplan.

2.1 Wijzigingen Op Perceelsniveau

Westerlaan 6 Meedhuizen

Op het perceel is een intensieve veehouderij gevestigd. De oprichtingsvergunning dateert van 15 december 1998. In het bestemmingsplan Buitengebied-Zuid, dat in 2013 is vastgesteld, is een onjuiste aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch – bouwperceel agrarisch grondgebonden bedrijf' opgenomen. Die aanduiding wordt gewijzigd in 'specifieke vorm van agrarisch – bouwperceel gemengd agrarisch bedrijf.

De verbeelding wordt hierop aangepast. De regels behoeven geen wijziging.

Havenweg 18 Spijk

Voor dit perceel, dat deel uitmaakt van het bestemmingsplan Spijk, is een omgevingsvergunning verleend voor een woonbestemming. Het perceel heeft nu de bestemming 'Bedrijf – 2A'. Dit wordt gewijzigd in 'Wonen – 1B'.

De regels en de verbeelding wordt hierop aangepast.

Hoofdstraat 45-47 `t Zandt

In verband met de realisatie van het dorpshuis wordt op het perceel met de bestemming 'Gemengd', dat deel uitmaakt van het bestemmingsplan Woondorpen, horeca van categorie II toegestaan. Daarom moet de aanduiding'horeca tot en met categorie 2' worden toegevoegd.

De regels en de verbeelding worden hierop aangepast.


A.E. Gorterweg 22 Woldendorp

Er is een omgevingsvergunning verleend om de bestemming 'Detailhandel' te wijzigen naar 'Wonen - 2b'.

De verbeelding wordt hierop aangepast.


Farmsumerweg 142 Appingedam

Dit perceel heeft abusievelijk de bestemming 'Bedrijf – 2' gekregen in het bestemmingsplan Stad Appingedam. De bestemming wordt gewijzigd in de bestemming 'Wonen - A1' met de aanduiding 'bedrijf' en de maatvoering: maximum bebouwingspercentage: 100%, maximum bouwhoogte: 10 m. maximum goothoogte: 10 m.

De regels en verbeelding worden hierop aangepast.


Zijldijksterweg 8 't Zand

Het gehele perceel heeft de bestemming 'Agrarisch' met de functieaanduiding 'specifieke vorm van bedrijf – transportbedrijf', maar moet een bedrijfsbestemming hebben. Hier is al een kleine decennium een timmerbedrijf gevestigd. De bestemming wordt gewijzigd in 'Bedrijf'.

De regels en verbeelding worden hierop aangepast.


Landstraat 23 Delfzijl

Dit perceel heeft in het bestemmingsplan Centrum van de voormalige gemeente Delfzijl de bestemming 'Gemengd – 1'. Wonen op de begane grond is binnen deze bestemming uitgesloten. Echter, in 2017 is een omgevingsvergunning verleend voor het wonen op de begane grond, specifiek voor de Landstraat 23 (A) in Delfzijl. Voor de begane grond wordt daarom een functieaanduiding 'specifieke vorm van wonen - eerste bouwlaag' opgenomen om wonen op de begane grond mogelijk te maken.

De verbeelding wordt hierop aangepast.

Nansumerweg 9 Holwierde

Dit perceel heeft in het bestemmingsplan 'Buitengebied-Noord' (Delfzijl) abusievelijk de bestemming 'Wonen' gekregen. Deze bestemming moet worden gewijzigd in 'Agrarisch – Wierdenlandschap 1' met de functieaanduiding ' specifieke vorm van agrarisch - bouwperceel agrarisch grondgebonden bedrijf'. Met bouwvlak.

De verbeelding wordt hierop aangepast


Professor de Blecourtstraat 4 Appingedam

Dit perceel heeft in het bestemmingsplan Stad Appingedam de bestemming 'Dienstverlening'. In het verleden is een omgevingsvergunning voor een woonfunctie aangevraagd. De bestemming wordt gewijzigd in 'Wonen - A1' waarbij de volgende maatvoering wordt gehandhaafd: maximum bebouwingspercentage: 90%, maximum bouwhoogte: 3 m, maximum goothoogte: 3 m

ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m), maximum bebouwingspercentage (%)' zullen de goot- en bouwhoogte van een gebouw en het bebouwingspercentage van een bouwvlak ten hoogste de aangegeven hoogte respectievelijk het percentage bedragen.

De regels en verbeelding worden hierop aangepast.

2.2 Wijzigingen In Specifieke Bestemmingsplannen

De aanleiding voor onderstaande wijzigingen betreft:

  • Eenzelfde systematiek binnen de drie voormalige gemeenten;
  • Nieuwe inzichten en/of conformeren aan de provinciale regelgeving;
  • Verduidelijken van de huidige regels.

Stalvloeroppervlakte intensieve veehouderij

In de bestemmingsplannen:

  • Buitengebied-Noord (Delfzijl)
  • Buitengebied-Zuid (Delfzijl)
  • Buitengebied (Loppersum)
  • Stad Appingedam, deelgebied Agrarische gebieden

wordt de regeling voor intensieve veehouderij aangepast. Op grond van de Omgevingsverordening provincie Groningen (artikel 2.29.1 en 2.29.2, zie ook paragraaf 3.2.2) mag nieuwvestiging van een intensieve veehouderij niet worden toegestaan. Daarnaast mogen bestaande intensieve veehouderijen niet worden uitgebreid. Er kan wel medewerking worden verleend aan het vergroten van het stalvloeroppervlak, indien dat noodzakelijk is vanwege gewijzigde regelgeving of om het dierenwelzijn te verbeteren, mits het aantal dieren niet toeneemt.

In de bovengenoemde bestemmingsplannen is al geregeld dat intensieve veehouderij alleen is toegestaan ter plaatse van specifiek aangeduide niet-grondgebonden of gemengde agrarische bedrijven.

In het voorliggende veegplan wordt toegevoegd/gewijzigd dat de bestaande stalvloeroppervlakte niet mag worden vergroot, behalve indien dit noodzakelijk is vanwege gewijizgde regelgeving of om het dierenwelzijn te verbeteren, mits het aantal dieren niet toeneemt. zoals is vergund op 1 januari 2019.

In de bestemmingsplannen Buitengebied-Noord en Buitengebied-Zuid is de bijlage vervallen waarin een kaart van het provinciaal IV beleid 2011 is weergegeven.

In de bestemming 'Agrarisch' van het bestemmingsplan Stad Appingedam, deelgebied agrarische gebieden en Buitengebied (Loppersum) worden respectievelijk wordt de afwijkingsbevoegdheid en de wijzigingsbevoegdheid voor vergroting van het agrarisch bouwperceel zodanig aangepast dat vergroting van het agrarisch bouwperceel voor intensieve veehouderij alleen mogelijk is vanwege gewijzigde regelgeving en/of het vergroten van het dierenwelzijn, mits het aantal dieren niet toeneemt, zoals is vergund op 1 januari 2019.

Bouwhoogte mestbassins

In de bestemmingsplannen:

  • Facetplan parkeren en actualisering diverse bestemmingen
  • Buitengebied (Loppersum) en Veeg-Facetplan Bg Loppersum
  • Stad Appingedam, deelgebied Agrarische gebieden

wordt de regeling voor mestbassins ambtshalve aangepast. De maximale bouwhoogte wordt gewijzigd van 6 meter naar 8 meter. De bouwhoogte van overige mestopslagen, met uitzondering van mestsilo's, mag ten hoogste 2,5 m bedragen.

Schuilstallen

In het bestemmingsplan Stad Appingedam, deelplan agrarische gebieden worden de wijzigingsregels in de bestemming 'Agrarisch' zodanig aangepast dat oppervlakte van schuilstallen ten hoogste 25 m2 mag bedragen. Dit vloeit voort uit de Provinciale Verordening (artikel 2.26.1 zie ook paragraaf 3.2.2).

Verwijzing naar bedrijvenlijst

In de bestemming 'Bedrijventerrein - 4' van het bestemmingsplan Stad Appingedam is abusievelijk een verwijzing naar de verkeerde bijlage opgenomen. Er is verwezen naar bijlage 2 (aan huis verbonden beroepen). Er had verwezen moeten worden naar bijlage 3 (bedrijvenlijst). In voorliggend bestemmingsplan wordt dit gecorrigeerd.

Afvalbewerkende bedrijven

In de Provinciale Omgevingsverordening (artikel 2.22.3, zie ook paragraaf 3.2.2). is bepaald dat een bestemmingsplan dat de vestiging of uitbreiding van een bedrijf mogelijk maakt waar van derden afkomstige afvalstoffen worden bewerkt, verwerkt, op - of worden overgeslagen, regels moet stellen over de opslag van afvalstoffen buiten gebouwen.

Op grond van de geldende bedrijvenlijsten bij diverse bestemmingsplannen in de gemeente is de vestiging van dergelijke bedrijven op dit moment toegestaan.

Om te voorkomen dat nieuwe afvalbedrijven zich vestigen is in Artikel 32 Algemene gebruiksregels een verbod opgenomen op nieuwvestiging of uitbreiding van afvalbedrijven. Een uitzondering is gemaakt voor de opslag van afvalstoffen buiten gebouwen bij bestaande afvalbedrijven, uitslutiend voor zover vergund.

Bijgebouwen woonschepenligplaats

Voor de woonschepenligplaatsen die zijn opgenomen in het bestemmingsplan Delfzijl - Kern West wordt in de bestemming 'Water' toegevoegd dat de oppervlakte van bijgebouwen niet meer mag bedragen dan 12 m2, tenzij een bestaand bijgebouw een oppervlakte heeft die goter is, in welk geval de bestaande oppervlakte het maximum is.

Karakteristieke waterlopen en sloten

Op grond van de Omgevingsverordening provincie Groningen (artikel 2.61.1, zie ook paragraaf 3.2.2) moet het bestemmingsplan regels bevatten ter bescherming van het slotenpatroon en het landschapspatroon bij Appingedam en Delfzijl. In de dubbelbestemming 'Water - Karakteristieke sloot' in het voorliggende bestemmingsplan zijn bepalingen opgenomen om dit te regelen voor de bestemmingsplannen Buitengebied - Noord (Delfzijl) en Stad Appingedam - deelgebied Agrarische gebieden.

Op de verbeelding zijn de karakteristieke sloten ook bestemd.

afbeelding "i_NL.IMRO.1979.119BP-ON01_0002.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.1979.119BP-ON01_0003.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.1979.119BP-ON01_0004.png"
afbeelding "i_NL.IMRO.1979.119BP-ON01_0005.png" landschap met herkenbare onregelmatige blokverkaveling

Karakteristieke waterlopen

Op grond van de Omgevingsverordening provincie Groningen (artikel 2.58.1, zie ook paragraaf 3.2.2) moet het bestemmingsplan regels bevatten ter bescherming van de karakteristieke waterlopen. In de dubbelbestemming 'Water - Karakteristieke waterloop' in het voorliggende veegplan zijn bepalingen opgenomen om dit te regelen voor de bestemmingsplannen Buitengebied-Noord en Buitengebied-Zuid (Delfzijl), Stad-Appingedam en Stad-Appingedam, deelplan Agrarische gebieden.

Op de verbeelding zijn de karakteristieke waterlopen ook bestemd.

In het bestemmingsplan Buitengebied Loppersum is al een deel van de karakteristieke waterlopen bestemd. Er zijn in dit veegplan nog een aantal toegevoegd.

Archeologische dubbelbestemming

In de archeologische dubelbestemmingen voor Delfzijl en Appingedam zijn op een aantal plaatsen twee verschillende archeologische dubbelbestemmingen opgenomen. In het voorliggend veegplan wordt dit gecorrigeerd.

Het gaat om archeologische dubbelbestemmingen in het Facetplan Cultuurhistorie (Delfzijl) en bestemmingsplan Stad Appingedam.

Leefgebied akkervogels en weidevogels

In Artikel 33 Algemene aanduidingsregels is een gebiedsaanduiding opgenomen voor de leefgebieden van akkervogels en weidevogels, zoals die op kaart 6 van de Provinciale Verordening zijn opgenomen.

Molenbiotoop

In een aantal bestemmingsplannen is een 'vrijwaringszone - molenbiotoop' opgeomen. In de regeling voor deze vrijwaringszone was opgenomen dat voor advies over hogere bouwwerken binnen deze zone advies moest worden ingewonnen bij de vereniging 'De Hollandsche Molen'. Deze regel is aangepast omdat deze vereniging geen adviezen meer verstrekt.

2.3 Algemene Wijzigingen

Begrippen

In Artikel 1 Begrippen worden de volgende begrippen toegevoegd:

  • tuinbouw: het al dan niet bedrijfsmatig telen van groenten, tuinvruchten en tuinbouwzaden;
  • vollegronds tuinbouwbedrijf: een grondgebonden agrarisch bedrijf dat overwegend of uitsluitend is gericht op het telen van tuinbouwgewassen in de volle grond;

Verbod op nieuwvestiging en uitbreiding hoofd- of neventak intensieve veehouderij

In artikel 2.29.1 en 2.29 2 van de provinciale verordening is een verbod opgenomen om nieuwe hoofd- of neventakken intensieve veehouderijen te vestigen. Ook uitbreiding van de bestaande stalvloeroppervlakte is niet toegestaan, uitgezonderd uitbreiding ten behoeve van aangescherpte wettelijke eisen op het gebied van milieu en/of ten behoeve van dierenwelzijn.

In Artikel 32 Algemene gebruiksregels wordt daarom een regeling opgenomen in die voor het hele grondgebied van de gemeente geldt.

Verbod geitenhouderijen

Dit veegplan regelt dat nieuwe geitenhouderijen en uitbreiding van bestaande geitenhouderijen niet meer zonder zwaarwegende afwegingen ten aanzien van de gezondheidsrisico's van in omliggende functies aanwezige personen worden toegestaan. Onder geitenhouderijen wordt de activiteit houden van meer dan dertig geiten begrepen. Het maakt dus in beginsel niet uit of de geitenhouderij in het kader van een bedrijf of hobby wordt gehouden, los van het feit dat het houden van dit aantal geiten volgens milieurechtelijke begrippen niet als hobbymatige activiteit wordt gezien.

In dit veegplan wordt in Artikel 32 Algemene gebruiksregels een verbod opgenomen om zonder omgevingsvergunning een geitenhouderij op te richten of uit te breiden, alsmede een verbod om een bestaand agrarisch bedrijf om te schakelen naar een geitenhouderij. Het is dus zonder vergunning niet toegestaan om:

  • een nieuwe geitenhouderij te beginnen met meer dan dertig geiten;
  • het geheel of gedeeltelijk wijzigen of uitbreiden van een bestaand (agrarisch) bedrijf door (onder andere) geiten te gaan houden;
  • het uitbreiden van een bestaande geitenhouderij met één of meer geiten. Bij een eventuele uitbreiding kan het dan gaan om zowel het plegen van nieuwbouw als om bestaande bouwwerken geschikt maken voor het houden van geiten.

Op deze uitgangspunten gelden echter de onderstaande uitzonderingen:

  • geitenhouderijen die wensen uit te breiden in het kader van dierenwelzijn, mits het aantal vergunde geiten niet worden uitgebreid;
  • houden van geiten tot dertig geiten.

Motivering

Onderzoek rondom geitenhouderijen heeft uitgewezen dat mensen die in de buurt wonen van deze bedrijven, een grotere kans hebben op een longontsteking. Dat blijkt uit studies gedaan in:

  1. 1. 2017 (Hagenaars, T.J., Hoeksma, P., De Roda Husman, A.M., Swart, A., Wouters, I.M., Veehouderij en Gezondheid Omwonenden (aanvullende studies): Analyse van gezondheidseffecten, risicofactoren en uitstoot van bio-aerosolen, Bilthoven, Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu 2017). Dit onderzoek is opgenomen als Bijlage 1 (Analyse van gezondheidseffecten (aanvullende studie) 2017) bij deze toelichting.
  2. 2. en in 2018 (IJzermans, C.J., Smit, L.A.M., Heederik, D.J.J., Hagenaars, T.J., Veehouderij en gezondheid omwonenden III: longontsteking in de nabijheid van geiten- en pluimveehouderijen; actualisering van gegevens uit huisartspraktijken 2014 - 2016,Utrecht: Nivel, 2018.). Dit onderzoek is opgenomen als Bijlage 2 (Veehouderij en Gezondheid Omwonenden III 2018) bij deze toelichting.

Omdat de bovengenoemde onderzoeken uitsluitend in Noord-Brabant en Limburg zijn uitgevoerd was niet duidelijk of longonsteking ook in andere provincies vaker zou voortkomen rond geitenhouderijen. Daarom is er een vervolg gegeven aan het VGO III door onderzoek te doen in Gelderland, Overijssel en de oostkant van Utrecht. Dit onderzoek (Smit, L.A.M., Huss, A., Jacobs, J., Veehouderij en Gezondheid Omwonenden III, Longontsteking in de nabijheid van geiten- en pluimveehouderijen in Gelderland, Overijssel en Utrecht, Utrecht: IRAS 2019) is in november 2019 uitgebracht. Daarmee werd duidelijk dat voor deze regio's hetzelfde het geval was. Dit onderzoek is opgenomen als Bijlage 3 (Veehouderij en Gezondheid Omwonenden III - Gelderland, Overijssel en Utrecht 2019) bij deze toelichting.

Het is nog onduidelijk wat hier precies de oorzaak van is. Verder onderzoek is daarom noodzakelijk.

Er loopt op dit moment een landelijk onderzoek van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) naar de mogelijke samenhang tussen geitenhouderijen en longklachten bij omwonenden van geitenhouderijen. Naar verwachting kunnen de resultaten in 2024 worden gepubliceerd.

Uit bovenstaande blijkt dat het tot nu toe is bekend dat er een verhoogd risico is op longontsteking in een straal van twee kilometer rondom geitenhouderijen. Dit geldt in beginsel ook voor gebieden buiten Brabant en Limburg. Het ministerie van VWS en het RIVM leiden dit o.a. af naar aanleiding van het bovengenoemde vervolgonderzoek.

Eventuele risico's voor de gezondheid voor omwonenden van veehouderijen moeten in het kader van een goede ruimtelijke ordening en onder de Omgevingswet in het kader van een goede fysieke leefomgeving worden meegewogen bij het vaststellen van ruimtelijke plannen. Het uitgangspunt is daarbij het waarborgen van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat en een gezonde leefomgeving. De huidige bestemmingsplannen bevatten nog maar zeer beperkte regelingen gericht op gezondheidsrisico's rondom geitenhouderijen.

In de meeste provincies is er uit voorzorg besloten om juridische maatregelen (in de onderzoeken wordt gesproken over moratoria) te treffen om te voorkomen dat er meer geitenhouderijen bij komen of dat geitenhouderijen uitbreiden. In de provincie Groningen acht de provincie dit geen taak van het provinciaal bestuur maar van iedere gemeente apart. De Gemeenteraad acht gezondheid een belangrijk afwegingsaspect onder de Omgevingswet.

Dit bestemmingsplan zorgt er voor dat er niet zonder gedegen nadere afwegingen van het gemeentebestuur ten aanzien van dit specifieke gezondheidsrisico's nieuwe geitenhouderijen kunnen worden gevestigd of bestaande kunnen worden uitgebreid.

In dit bestemmingsplan is een geitenhouderij gedefinieerd als een houderij met dertig of meer geiten. Dat aantal is in zekere zin een keuze die voortkomt uit de gedachte dat bij hierbij de gezondheidsrisico's gering worden geacht en het idee dat agrariërs hierdoor ook niet te zwaar worden ingeperkt. In de hierboven genoemde onderzoeken, waar ook op kennisplatformveehouderij.nl naar wordt verwezen, wordt een ondergrens van vijftig geiten aangehouden. Daarbij wordt ook vermeld dat dit niet betekent dat daar beneden gezondheidsrisico's kunnen worden uitgesloten. Kijkend naar het Activiteitenbesluit milieu, wordt voor geurhinder uitgegaan van geitenhouderijen met tien of meer geiten. Feitelijk lijkt daar dus ook de grens te liggen voor het hobbymatig houden van geiten omdat dit als inrichting of bedrijfsmatige activiteit wordt gezien. Aangezien geurhinder nog niets zegt over gezondheid en gezien bovenstaande onderzoeken lijkt dertig geiten een aardige middeling. Daarnaast kan worden opgemerkt dat de risico's ook nog verder beperkt worden omdat het bedrijfsmatig houden van geiten (tien geiten of meer) op grond van de (blijvend) geldende bestemmingsplannen alleen mogelijk is binnen agrarische bestemmingen. Deze bestemmingen liggen bijna altijd al op enige afstand van woongebieden.

Als gevolg van dit bestemmingsplan wordt een ongecontroleerde groei van geitenhouderijen met gezondheidsrisico's voorkomen. Gezondheidsrisico's rondom geitenhouderijen kunnen immers niet worden uitgesloten.

Afwijkingsmogelijkheid voor woningen in het buitengebied voor vergroting oppervlakte.

Voor woningen en voormalige boerderijen met een woonbestemming in het buitengebied geldt een maximum oppervlakte van 300 m2. Voor deze woonbestemmingen wordt een afwijkingsmogelijkheid opgenomen in Artikel 34 Algemene afwijkingsregels om - onder voorwaarden - vergroting van deze oppervlakte mogelijk te maken.

Afwijkende maatvoering en/of bouwen buiten het bouwvlak

In Artikel 34 Algemene afwijkingsregels wordt een bepaling opgenomen om te kunnen afwijken van de bouwregels in de lijst (bijlage bij de regels) opgenomen bestemmingsplannen voor een afwijkende maatvoering en/of voor het bouwen buiten het bouwvlak in geval van:

  • het herstellen en/of het bouwkundig versterken van beschadigde gebouwen als gevolg van de aardgaswinning;
  • aardbevingsbestendige nieuwbouw van gebouwen.

Gemeentelijke monumenten

In een deel van het grondgebied van de gemeente Eemsdelta zijn de gemeentelijke monumenten nog niet bestemd en nog niet op de verbeelding opgenomen.

De beschermende regeling is opgenomen in Artikel 30 Waarde - Ruimtelijke kwaliteit.

Deze zijn aangeduid als 'specifieke bouwaanduiding - gemeentelijk monument'.

Het gaat in totaal om 39 gemeentelijke monumenten.

Rijksmonumenten

In de voormalige gemeente Loppersum zijn rijksmonumenten al meegenomen. In het voorliggende veegplan wordt een regeling voor wettelijk beschermde monumenten opgenomen (Artikel 30 Waarde -Ruimtelijke kwaliteit) voor het hele plangebied opgenomen.

De rijksmonumenten worden aangeduid als 'specifieke bouwaanduiding - rijksmonument'.

Hoofdstuk 3 Beleidskaders

Dit hoofdstuk beschrijft, voor zover van belang, het rijks-, provinciaal- en gemeentelijk beleid. Naast de belangrijkste algemene uitgangspunten worden de specifiek voor dit plan geldende uitgangspunten weergegeven. Daarbij wordt aangegeven hoe de keuzes in dit veegplan zich verhouden tot de verschillende beleidskaders.

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Nationale Omgevingsvisie (NOVI)

Nederland staat voor grote uitdagingen die van invloed zijn op onze fysieke leefomgeving. Complexe opgaven zoals verstedelijking, verduurzaming en klimaatadaptatie zijn nauw met elkaar verweven. Dat vraagt een nieuwe, integrale manier van werken waarmee keuzes voor de leefomgeving sneller en beter gemaakt kunnen worden. De Nationale Omgevingsvisie (NOVI) zorgt voor een gezamenlijke aanpak die leidt tot een duurzaam perspectief voor de leefomgeving. Dit is nodig om de opgenomen doelen te halen en is een zaak van overheid en samenleving.

3.1.2 Ladder voor duurzame verstedelijking

In de Structuurvisie voor Infrastructuur en Ruimte (SVIR), de voorloper van de NOVI is de ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Deze ladder is per 1 oktober 2012 als motiveringseis in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6, lid 2) opgenomen. Op 1 juli 2017 is de Ladder in het Besluit ruimtelijke ordening gewijzigd. Aanleiding voor de wijziging waren de in de praktijk gesignaleerde knelpunten bij de uitvoering van de Ladder en de wens om te komen tot een vereenvoudigt en geoptimaliseerd instrument. Doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening door een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden.

3.1.3 Toetsing van het initiatief aan het rijksbeleid

Dit bestemmingsplan ziet toe op verschillende aanpassingen in de juridisch-planologische regeling voor verscheidene zaken, zoals omschreven in Hoofdstuk 2. Het bestemmingsplan gaat vooral over functiewijzigingen en het aanpassen van geldende planologische regimes. Hiermee zijn geen rijksbelangen gemoeid. Er worden geen nieuwe stedelijke ontwikkelingen mogelijk gemaakt, waarop de Ladder voor duurzame verstedelijking van toepassing is.

3.2 Provinciaal Beleid

3.2.1 Omgevingsvisie provincie Groningen 2016-2022

3.2.2 Provinciale Omgevingsverordening

Tegelijkertijd met de Omgevingsvisie is de bijbehorende Omgevingsverordening provincie Groningen 2016 – 2022 vastgesteld. In de verordening is aangegeven waarmee gemeenten bij ruimtelijke plannen rekening moeten houden.

Afdeling 2.13 Intensieve veehouderij

Artikel 2.29.1

Een bestemmingsplan voorziet niet in nieuwvestiging van een hoofd- of neventak intensieve veehouderij noch in uitbreiding van de bestaande stalvloeroppervlakte voor intensieve veehouderij.

Artikel 2.29.2

In afwijking van artikel 2.29.1 kan in een bestemmingsplan aan het college van burgemeester en wethouders de bevoegdheid worden toegekend om een omgevingsvergunning te verlenen voor uitbreiding van de bestaande stalvloeroppervlakte voor intensieve veehouderij, als in de planregels in de vorm van voorwaarden is geborgd dat deze uitbreiding:

  1. a. noodzakelijk is om tegemoet te komen aan aangescherpte wettelijke eisen op het gebied van het milieu, of
  2. b. bijdraagt aan verbetering van het welzijn van de te houden dieren doordat zij netto meer leefruimte tot hun beschikking hebben;

mits in het bestemmingsplan geborgd wordt dat het aantal te houden dieren zoals is vergund op 1 januari 2019 niet toeneemt.

Afdeling 2.34 Slotenpatroon Appingedam-Delfzijl

Artikel 2.61.1

Een bestemmingsplan dat betrekking heeft op de op kaart 7aangegeven karakteristieke sloten Appingedam-Delfzijl bevatregels gericht op bescherming van het beloop en het profiel van de sloten.

De regels bedoeld in het eerste lid bevatten in elk geval een verbod op het verleggen en dempen van de op kaart 7 aangegeven karakteristieke sloten Appingedam-Delfzijl.

Afdeling 2.31 Karakteristieke waterlopen en daarmee samenhangende laagten

Artikel 2.58.1

Een bestemmingsplan dat betrekking heeft op de op kaart 7 aangegeven karakteristieke waterlopen bevat regels gericht op bescherming van het beloop en het profiel van deze waterlopen.

Afdeling 2.23 Leefgebied weide- en akkervogels

Artikel 2.48.1

  1. 1. Een bestemmingsplan dat betrekking heeft op een op kaart 6 aangegeven ‘leefgebied weidevogels’ en dat voorziet in een nieuwe grootschalige ruimtelijke ontwikkeling biedt inzicht in de maatregelen die nodig zijn om de mogelijke schade aan de waarde van het leefgebied voor weidevogels te voorkomen en restschade elders te compenseren als die ontwikkeling in significante mate afbreuk kan doen aan de waarden van het leefgebied voor weidevogels door aantasting van de landschappelijke openheid, of door verstoring van vogels en aantasting van het areaal.
  2. 2. Het eerste lid is niet van toepassing op normaal agrarisch gebruik.

Artikel 2.48.2

  1. 1. Een bestemmingsplan dat betrekking heeft op een op kaart 6 aangegeven ‘leefgebied akkervogels’ en dat voorziet in een nieuwe grootschalige ruimtelijke ontwikkeling biedt inzicht in de maatregelen die nodig zijn om de mogelijke schade aan de waarde van het leefgebied voor akkervogels te voorkomen en restschade elders te compenseren als die ontwikkeling in significante mate afbreuk kan doen aan de waarden van het leefgebied voor akkervogels door aantasting van de landschappelijke openheid, of door verstoring van vogels en aantasting van het areaal.
  2. 2. Het eerste lid is niet van toepassing op normaal agrarisch gebruik.

Afdeling 2.11 Agrarisch bouwperceel

Artikel 2.26.1

  1. 1. Een bestemmingsplan stelt regels op grond waarvan agrarische bedrijfsbebouwing en voorzieningen voor mestopslag en opslag van veevoer worden geconcentreerd binnen een op de verbeelding van het bestemmingsplan aangewezen agrarisch bouwperceel.
  2. 2. Het eerste lid is niet van toepassing op:
    1. a. bestaande solitair gesitueerde bedrijfsbebouwing en bestaande solitair gesitueerde voorzieningen voor de opslag van mest en veevoer;
    2. b. erf- en terreinafscheidingen of schuilstallen voor het niet-bedrijfsmatig houden van vee tot een oppervlakte van maximaal 25 m².

Afdeling 2.8A Afvalbewerkende bedrijven, afvalverwerkende bedrijven en bedrijven voor de op- en overslag van afvalstoffen

Artikel 2.22.3

  1. 1. Een bestemmingsplan dat voorziet in vestiging of uitbreiding van een bedrijf waar van derden afkomstige afvalstoffen worden bewerkt, verwerkt, op - of worden overgeslagen stelt regels over de opslag van afvalstoffen buiten gebouwen.
  2. 2. Voor zover de regels bedoeld in het eerste lid de opslag van afvalstoffen buiten gebouwen niet uitsluiten, betreffen de regels in ieder geval:
    1. a. de locatie waar de afvalstoffen kunnen worden opgeslagen;
    2. b. de maximaal toegestane hoogte van de opslag van afvalstoffen;
    3. c. de in acht te nemen afstand tussen de opslag van afvalstoffen en naastgelegen percelen of objecten.

3.2.3 Toetsing van het initiatief aan het provinciale beleid

Ten aanzien van de overige in dit veegbestemmingsplan besloten ontwikkelingen wordt gesteld dat het gaat om functiewijzigingen en tekstuele aanpassingen die niet van belang zijn in het kader van het provinciale beleid.

Geconcludeerd wordt dat dit bestemmingsplan past binnen de provinciale beleidskaders.

3.3 Regionaal En Gemeentelijk Beleid

Aanleiding voor veegplan is te voldoen aan de regelgeving van de provinciale omgevingsverordening. Gemeente is wettelijk verplicht om zaken zoals benoemd in paragraaf 3.2.2 wettelijk te regelen.

Hierop is geen aanvullend beleid dat van toepassing is op de specifieke onderwerpen in het veegplan.


Aanleiding voor de wijziging betreft:

  • Eenzelfde systematiek binnenn de drie voormalige gemeenten;
  • Nieuwe inzichten en/of conformeren ad provinciale regelgeving;
  • Verduidelijken van de huidige regels.

3.3.1 Ontwikkelingsvisie Appingedam-Delfzijl 2030

3.3.2 Stadsvisie Appingedam 2019-2030

3.3.3 Conclusie toetsing van het initiatief aan het gemeentelijk beleid

Geconcludeerd wordt dat dit veegbestemmingsplan is in overeenstemming is met het geldende gemeentelijkebeleid.

Hoofdstuk 4 Milieu- En Omgevingsaspecten

Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening moet in de toelichting op het bestemmingsplan een beschrijving worden opgenomen van de wijze waarop de milieukwaliteitseisen bij het plan zijn betrokken. Daarbij moet rekening gehouden worden met de geldende wet- en regelgeving en met de vastgestelde (boven)gemeentelijke beleidskaders. Bovendien is een bestemmingsplan vaak

een belangrijk middel voor afstemming tussen de milieuaspecten en ruimtelijke ordening.


Bij het beoordelen van milieu- en omgevingsaspecten wordt normaliter ingegaan op de volgende thema’s: geluid, bodem, luchtkwaliteit, externe veiligheid, milieuzonering, geur, ecologie, archeologie & cultuurhistorie,waterhuishouding, verkeer en parkeren en het Besluit milieueffectrapportage.

In voorliggend bestemmingsplan hoeven deze aspecten geen nadere aandacht omdat er geen nieuwe planologische ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt.

Hoofdstuk 5 Juridische Aspecten En Planverantwoording

5.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt dieper ingegaan op de opzet van dit juridische deel. Daarnaast wordt een verantwoording gegeven van de gemaakte keuzes op de verbeelding en in de regels. Dat betekent dat er wordt aangegeven waarom een bepaalde functie ergens is toegestaan.

5.2 Opzet Van De Regels

5.2.1 Algemeen

In de Wet ruimtelijke ordening (Wro) die op 1 juli 2008 in werking is getreden, is de verplichting opgenomen om ruimtelijke plannen en besluiten digitaal vast te stellen. De digitaliseringsverplichting geldt vanaf 1 januari 2010. In de ministeriële Regeling standaarden ruimtelijke ordening is vastgelegd dat de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) de norm is voor de vergelijkbaarheid van bestemmingsplannen.

Naast de SVBP zijn ook het Informatiemodel Ruimtelijke Ordening en de Standaard Toegankelijkheid Ruimtelijke Instrumenten normerend bij het vastleggen en beschikbaar stellen van bestemmingsplannen.

De SVBP geeft normen voor de opbouw van de planregels en voor de digitale verbeelding van het bestemmingsplan. Dit bestemmingsplan is opgesteld conform de normen van de SVBP2012.


Het juridisch bindend gedeelte van het bestemmingsplan bestaat uit planregels en bijbehorende verbeelding waarop de bestemmingen zijn aangegeven. Deze verbeelding kan zowel digitaal als analoog worden verbeeld.

De verbeelding en de planregels dienen in samenhang te worden bekeken.
De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken:

  1. 1. Inleidende regels;
  2. 2. Bestemmingsregels;
  3. 3. Algemene regels;
  4. 4. Overgangs- en slotregels.

5.2.2 Inleidende regels

Hoofdstuk 1 bevat de inleidende regels. Deze regels gelden voor het gehele plangebied en bevatten:

  • Begrippen (Artikel 1)

In dit artikel zijn definities van de in de regels gebruikte begrippen opgenomen die zijn gewijzigd of zijn aangevuld ten opzichte van het bestaande planologische regime. De geldende begripsbepalingen uit de onderliggende van kracht zijnde bestemmings- en wijzigingsplannen blijven onverminderd van toepassing. Wel zijn er een aantal specifieke begrippen, met betrekking tot onderhavig bestemmingsplan, opgenomen.

  • Toepassingsbereik (Artikel 2)

In dit artikel is de toepassing van het veegplan bepaald. Hiermee is geborgd dat alle onderliggende plannen blijven gelden, tenzij dit veegplan specifiek in een wijziging op een locatie of ten aanzien van

een dubbelbestemming voorziet.

5.2.3 Algemene regels

Hoofdstuk 3 bevat de algemene regels. Hierbij geldt dat de geldende algemene regels uit de onderliggende van kracht zijnde bestemmings- of wijzigingsplannen onverminderd van toepassing blijven. Wel is de antidubbeltelregel opgenomen.

  • Anti-dubbeltelregel (Artikel 31)

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

  • Algemene gebruiksregels (Artikel 32)
  • Algemene aanduidingsregels (Artikel 33
  • Algemene afwijkingsregels (Artikel 34)
  • Overige regels (Artikel 35)

5.2.4 Overgangs- en slotregels

In Hoofdstuk 4 van de regels staan de overgangs- en slotregels.

In de overgangsregels (Artikel 36) is aangegeven wat dejuridische consequenties zijn van bestaande situaties die in strijd zijn met dit bestemmingsplan.

In de slotregel (Artikel 37) wordt aangegeven hoe het bestemmingsplan wordt genoemd.

5.3 Verantwoording Van De Regels

Kenmerk van de Nederlandse ruimtelijke ordeningsregelgeving is dat er uitgegaan wordt van toelatingsplanologie. Een bestemmingsplan geeft aan welke functies waar zijn toegestaan en welke bebouwingmag worden opgericht.

Bij het opstellen van dit bestemmingsplan betreft het voornamelijk het verwerken van regels uit de Provinciale Omgevingsverordening om het bestemmingsplan met de Provinciale Omgevingsverordening in overeenstemming te brengen.

Voor een toelichting op de wijzigingen van de bestemmingsregels wordt verwezen naar Hoofdstuk 2.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Economische Uitvoerbaarheid

Artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening stelt dat de gemeenteraad gelijktijdig met de vaststelling van hetbestemmingsplan moet besluiten om al dan niet een exploitatieplan vast te stellen. Hoofdregel is dat een exploitatieplan moet worden vastgesteld bij elk bestemmingsplan. Er zijn echter uitzonderingen. Het ismogelijk dat de raad verklaart dat met betrekking tot een bestemmingsplan geen exploitatieplan wordt vastgesteld indien het verhaal van kosten van de grondexploitatie anderszins is verzekerd of het stellen van nadere eisen en regels niet noodzakelijk is.

Dit veegbestemmingsplan maakt geen bouwplannen mogelijk als bedoeld in artikel 6.12 Wro. Voor dit plan hoeft daarom geen afzonderlijk exploitatieplan vastgesteld te worden. Het bestemmingsplan wordt vanuit de gemeentelijke exploitatie gefinancierd. De economische uitvoerbaarheid is daarmee geborgd.

6.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

Voorontwerp

Omdat de ontwikkeling die dit veegplan mogelijk maakt slechts een beperkte invloed op de omgeving heeft, heeft de gemeente geen gelegenheid geboden om een inspraakreactie op het veegplan in te dienen.

Vooroverleg

Het veegplan is in het kader van het wettelijke vooroverleg (artikel 3.1.1 van het Bro) aan de provincie, het waterschap en andere vooroverleginstanties voorgelegd.

Van de provincie, het waterschap Noorderzijlvest en Omgevingsdienst Groningen is een reactie ontvangen. Alleen de proivncie had een aantal opmerkingen die zijn verwerkt.

De voooverlegreacties zijn als Bijlage 4 bij de toelichting gevoegd.

Zienswijzen

Het ontwerp-bestemmingsplan wordt gedurende zes weken ter visie gelegd. Gedurende deze periode heeft iedereen de mogelijkheid om een zienswijze in te dienen. De resultaten hiervan worden te zijner tijd verwerkt.

Bijlage 1 Lijst Geldende Bestemmingsplannen

Bijlage 1 Lijst geldende bestemmingsplannen

Bijlage 1 Analyse Van Gezondheidseffecten (Aanvullende Studie) 2017

Bijlage 1 Analyse van gezondheidseffecten (aanvullende studie) 2017

Bijlage 2 Veehouderij En Gezondheid Omwonenden Iii 2018

Bijlage 2 Veehouderij en Gezondheid Omwonenden III 2018

Bijlage 3 Veehouderij En Gezondheid Omwonenden Iii - Gelderland, Overijssel En Utreht 2019

Bijlage 3 Veehouderij en Gezondheid Omwonenden III - Gelderland, Overijssel en Utreht 2019

Bijlage 4 Overlegreacties

Bijlage 4 Overlegreacties