KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Van Toepassingverklaring
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Waarde - Archeologie 1
Artikel 4 Waarde - Archeologie 2
Artikel 5 Waarde - Archeologie 3
Artikel 6 Waarde - Archeologie 4
Artikel 7 Waarde - Beschermd Dorpsgezicht
Artikel 8 Waarde - Ruimtelijke Kwaliteit
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 9 Anti-dubbeltelregel
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 10 Overgangsrecht
Artikel 11 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Plangebied
1.3 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Beleidskader
2.1 Rijksbeleid
2.2 Provinciaal Beleid
2.3 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 3 Ontstaansgeschiedenis Landschap En Dorpen
3.1 Ontstaansgeschiedenis Landschap
3.2 Ontstaansgeschiedenis Dorpen
Hoofdstuk 4 Karakteristieke Objecten En Gebieden
4.1 Inleiding
4.2 Karakteristieke Objecten En Gebieden
4.3 Beschermde Dorpsgezichten
Hoofdstuk 5 Archeologie
5.1 Onderzoek En Beleid
Hoofdstuk 6 Juridische Vormgeving
6.1 Algemeen
6.2 Opzet Van De Regels
6.3 Bestemmingen
6.4 Algemene Regels
6.5 Overgangs- En Slotregels
Hoofdstuk 7 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Bijlage 1 Overzicht Bestemmingsplannen Behorend Bij Artikel 2
Bijlage 2 Toelichting Aanwijzing Spijk
Bijlage 3 Toelichting Aanwijzing Termunterzijl
Bijlage 1 Lijst Rijksmonumenten
Bijlage 2 Archeologische Beleidsadvieskaart 2017
Bijlage 3 Karakteristieke Objecten Gemeente Delfzijl
Bijlage 4 Vooroverlegreactie

Facetplan Cultuurhistorie

Bestemmingsplan - gemeente Eemsdelta

Vastgesteld op 26-11-2020 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 het plan:

het Facetplan Cultuurhistorie met identificatienummer NL.IMRO.1979.37BP-VG01 van de gemeente Delfzijl;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlage;

1.3 andere bouwwerken:

bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.4 gewoon onderhoud en herstel:

activiteiten die gericht zijn op het behoud van een bouwwerk waarbij vormgeving, detaillering en profilering niet wijzigen;

1.5 karakteristiek gebied:

gebieden die van belang zijn vanwege hun cultuurhistorische, stedenbouwkundige en landschappelijke waarde en tevens vanwege de situationele- en/of ensemblewaarde, gaafheid en/of herkenbaarheid of zeldzaamheid;

1.6 karakteristiek object:

gebouw of een ander bouwwerk dat van cultuurhistorische waarde is op grond van karakteristieke hoofdvorm, architectuur, landschappelijke en/of stedenbouwkundige situering, bijdrage aan de herkenbaarheid van de omgeving, gaafheid of zeldzaamheid;

1.7 maatwerkmethode:

methode van overleg via keukentafelgesprekken met de initiatiefnemer, de gemeente en een deskundige op het gebied van stedenbouw en/of landschap met als doel om op perceelsniveau overeenstemming te bereiken over de herinrichting van een bouwperceel, daarbij rekening houdend met de economische, sociale en financiële belangen van de initiatiefnemer;

1.8 slopen

het afbreken of verwijderen van gebouwen of onderdelen van gebouwen en andere bouwwerken;

1.9 voorziening:

bouwkundige of bouwtechnische maatregel aan een gebouw of ander bouwwerk die strekt tot verbetering van de gebruiksfunctie, waaronder begrepen de daarbij noodzakelijke opheffing van gebreken aan de constructieve veiligheid.

Artikel 2 Van Toepassingverklaring

Dit facetbestemmingsplan is een aanvulling op de bestemmingsplannen die gelden in binnen de verbeelding opgenomen gebieden. Het bepaalde in deze bestemmingsplannen blijft van toepassing, met dien verstande dat in geval van strijdigheid van bepalingen, de bepalingen van dit facetbestemmingsplan voorgaan op de regels die ingevolge andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.

Een lijst van bovengenoemde bestemmingsplannen is opgenomen in Bijlage 1.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Waarde - Archeologie 1

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ´Waarde - Archeologie 1´aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van archeologische waarden.

In geval van strijdigheid van bepalingen gaan de regels van dit artikel vóór de bepalingen die ingevolge van andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.

3.2 Bouwregels

Voor het bouwen van bouwwerken is een vergunning van de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed noodzakelijk. Een aanvraag daartoe dient bij Burgemeester en Wethouders van de gemeente Delfzijl te worden ingediend.

3.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Voor het aanleggen van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden, is een vergunning van de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed noodzakelijk. Een aanvraag daartoe dient bij de gemeente Delfzijl te worden ingediend.

Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning krachtens de Erfgoedwet een beschermd monument af te breken, te verstoren of in enig opzicht te wijzigen.

Artikel 4 Waarde - Archeologie 2

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ´Waarde - Archeologie 2´aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud van de archeologische waarden.

In geval van strijdigheid van bepalingen gaan de regels van dit artikel vóór de bepalingen die ingevolge van andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.

4.2 Bouwregels

  1. a. Op of in deze gronden mogen geen bouwwerken worden gebouwd, waarbij de bodem dieper dan 40 cm -Mv wordt geroerd, met uitzondering van bouwwerken met een oppervlakte kleiner dan 50 m² ten behoeve van andere daar voorkomende bestemming(en).
  2. b. De gebouwen die bestaan ten tijde van de ter inzage legging van het ontwerpbestemmingsplan zijn hiervan uitgezonderd.

4.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 4.2, mits:

  1. a. op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, of;
  2. b. op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad, of;
  3. c. één of meer van de volgende voorwaarden in acht genomen wordt:
    1. 1. een verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden, of;
    2. 2. een verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek door middel van opgravingen, of;
    3. 3. een verplichting de bouw van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.

Indien er voornemens zijn om aan de afwijking voorwaarden te verbinden, wordt een archeologisch deskundige om advies gevraagd.

4.4 Specifieke gebruiksregels

Het gebruik waarbij sprake is van een permanente verlaging van het waterpeil, is alleen mogelijk indien rekening is gehouden met het belang van de archeologische waarden. Dit is het geval indien:

  1. a. op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, of;
  2. b. op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken en/of werkzaamheden niet onevenredig worden geschaad, of;
  3. c. één of meer van de volgende voorwaarden in acht genomen wordt:
    1. 1. een verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden, of;
    2. 2. een verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek door middel van opgravingen, of;
    3. 3. een verplichting de werken en/of werkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.

4.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

4.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door:

  1. a. de grenzen van de bestemming aan te passen, indien op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
  2. b. aan gronden alsnog de bestemming ´Waarde - Archeologie 2´ toe te kennen, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat de begrenzing van de gronden met deze medebestemming, gelet op ter plaatse aanwezige archeologische waarden, aanpassing behoeft.

Artikel 5 Waarde - Archeologie 3

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ´Waarde - Archeologie 3´aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud van archeologische (verwachtings)waarden.

In geval van strijdigheid van bepalingen gaan de regels van dit artikel vóór de bepalingen die ingevolge van andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.

5.2 Bouwregels

Op of in deze gronden mogen geen bouwwerken worden gebouwd waarbij de bodem dieper dan 0,40 m -Mv wordt geroerd, met uitzondering van:

  1. a. bouwwerken ter vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de bestaande oppervlakte met ten hoogste 100 m² wordt uitgebreid;
  2. b. bouwwerken met een oppervlakte kleiner dan 100 m² ten behoeve van andere daar voorkomende bestemming(en).

5.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 5.2, mits:

  1. a. op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, of;
  2. b. op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad, of;
  3. c. één of meer van de volgende voorwaarden in acht genomen wordt:
    1. 1. een verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden, of;
    2. 2. een verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek door middel van opgravingen, of;
    3. 3. een verplichting de bouw van een bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.

Indien er voornemens zijn om aan de afwijking voorwaarden te verbinden, wordt een archeologisch deskundige om advies gevraagd.

5.4 Specifieke gebruiksregels

Het gebruik waarbij sprake is van een permanente verlaging van het waterpeil, is alleen mogelijk indien rekening is gehouden met het belang van de archeologische waarden. Dit is het geval indien:

  1. a. op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, of;
  2. b. op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken en/of werkzaamheden niet onevenredig worden geschaad, of;
  3. c. één of meer van de volgende voorwaarden in acht genomen wordt:
    1. 1. een verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden, of;
    2. 2. een verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek door middel van opgravingen, of;
    3. 3. een verplichting de werken en/of werkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.

5.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

5.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door:

  1. a. de grenzen van de bestemming aan te passen, indien op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
  2. b. aan gronden alsnog de bestemming ´Waarde - Archeologie 3´ toe te kennen, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat de begrenzing van de gronden met deze medebestemming, gelet op ter plaatse aanwezige archeologische waarden, aanpassing behoeft.

Artikel 6 Waarde - Archeologie 4

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ´Waarde - Archeologie 4´ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud van archeologische (verwachtings)waarden.

In geval van strijdigheid van bepalingen gaan de regels van dit artikel vóór de bepalingen die ingevolge van andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.

6.2 Bouwregels

Op of in deze gronden mogen geen bouwwerken worden gebouwd waarbij de bodem dieper dan 0,45 m -Mv wordt geroerd, met uitzondering van:

  1. a. bouwwerken ter vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de bestaande oppervlakte met ten hoogste 200 m² wordt uitgebreid;
  2. b. bouwwerken met een oppervlakte kleiner dan 200 m² ten behoeve van andere daar voorkomende bestemming(en).

6.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 6.2, mits:

  1. a. op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, of;
  2. b. op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad, of;
  3. c. één of meer van de volgende voorwaarden in acht genomen wordt:
    1. 1. een verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden, of;
    2. 2. een verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek door middel van opgravingen, of;
    3. 3. een verplichting de bouw van een bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.

Indien er voornemens zijn om aan de afwijking voorwaarden te verbinden, wordt een archeologisch deskundige om advies gevraagd.

6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

6.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door:

  1. a. de grenzen van de bestemming aan te passen, indien op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
  2. b. aan gronden alsnog de bestemming ´Waarde - Archeologie 4´ toe te kennen, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat de begrenzing van de gronden met deze medebestemming, gelet op ter plaatse aanwezige archeologische waarden, aanpassing behoeft.

Artikel 7 Waarde - Beschermd Dorpsgezicht

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Beschermd dorpsgezicht' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • het behoud, het herstel en de uitbouw van de in paragraaf 4.3 van de toelichting en in Bijlage 2 en Bijlage 3 aangegeven cultuurhistorische en ruimtelijke historische waarden van het gebied en zijn bebouwing.

7.2 Bouwregels

Voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden in afwijking van de andere daar geldende bestemmingen de volgende regels:

  1. a. de gebouwen en andere bouwwerken mogen uitsluitend in overeenstemming met het karakter van het beschermd dorpsgezicht worden gebouwd;
  2. b. per (hoofd)gebouw zal (zullen) één (of meer) gevel(s) in de gevelbouwgrens, ter plaatse van de aanduiding 'gevellijn' worden gebouwd.

7.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

7.4 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

  1. a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning gebouwen, gelegen binnen deze bestemming, te slopen.
  2. b. De onder a genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien:
    1. 1. in redelijkheid niet kan worden geëist dat de bijdrage die een pand aan de waarde van het beschermd dorpsgezicht toevoegt, wordt gehandhaafd;
    2. 2. door sloop van het pand waarvoor vergunning wordt gevraagd geen onevenredige aantasting van de waarden van het beschermd dorpsgezicht wordt veroorzaakt.
  3. c. Alvorens een omgevingsvergunning te verlenen, winnen burgemeester en wethouders advies in bij de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed.

Artikel 8 Waarde - Ruimtelijke Kwaliteit

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Ruimtelijke kwaliteit' bestemde gebieden zijn mede bestemd voor het behoud van de bestaande ruimtelijke kwaliteiten waaronder wordt begrepen:

  1. a. het aanwezige straat-, bebouwings- en/of landschapsbeeld ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - karakteristiek gebied';
  2. b. de stedenbouwkundige, landschappelijke en/of architectonische waarden en/of ruimtelijk-visuele waarden van de gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - karakteristiek object'. Meer informatie over de achtergronden en de beoordeling van het object is beschikbaar via www.delfzijl.nl/karakteristiek en de rapportage 'Karakteristieke objecten gemeente Delfzijl' , opgenomen in Bijlage 3 bij de toelichting. Deze informatie maakt juridisch geen deel uit van het bestemmingsplan.

8.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde in de andere daar voorkomende bestemming(en) gelden voor het bouwen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - karakteristiek object' dat de bestaande goot- en bouwhoogten, de kapvorm en oppervlakte van het gebouw, alsmede de bestaande gevelindeling en de bestaande ligging dienen te worden gehandhaafd, tenzij het gebouwen betreft waarvoor reeds een sloopvergunning voor het slopen van het gehele gebouw is verleend en de sloop is uitgevoerd.

8.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 8.2 en toestaan dat de goot- of bouwhoogte, kapvorm of oppervlakte, de gevelindeling en/of de ligging wordt gewijzigd, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de karakteristieke verschijningsvorm van het gebouw en er rekening wordt gehouden met ligging en context van het bestaande gebouw.

8.4 Omgevingsvergunning voor het slopen van gebouwen

8.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - karakteristiek object' wijzigen indien naar het oordeel van een deskundige op het gebied van stedenbouw en/of landschap voldoende duidelijk is dat:

  1. a. een bouwwerk of deel van een bouwwerk of gebied niet of niet meer als karakteristiek kunnen worden beschouwd;
  2. b. een bouwwerk als karakteristiek dient te worden aangemerkt.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 9 Anti-dubbeltelregel

Grond welke eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 10 Overgangsrecht

  • A. Overgangsrecht bouwwerken
  1. 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    1. a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. b. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan.
  2. 2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  3. 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
  • B. Overgangsrecht gebruik
  1. 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. 2. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  3. 3. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 11 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het Facetplan Cultuurhistorie.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De gemeente Delfzijl heeft de plicht zorg te dragen voor het cultuurhistorisch erfgoed. Een zorg die wordt ingegeven door het feit dat het erfgoed voor een belangrijk deel bepalend is voor het karakter van de gemeente, het erfgoed de gemeente aantrekkelijk maakt en inwoners zich er mee verbonden voelen.

Deze plicht vindt zijn grondslag in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). In dit artikel staat beschreven dat gemeenten verplicht zijn om in de toelichting op een bestemmingsplan een beschrijving te geven van de wijze waarop met de in het plangebied aanwezige cultuurhistorische waarden rekening is gehouden. 'Rekening houden met cultuurhistorische waarden' impliceert dat de gemeenten bij de voorbereiding van een bestemmingsplan een inventarisatie en analyse maken van de cultuurhistorische waarden binnen het betrokken gebied en daar conclusies aan verbinden. Deze conclusies worden verankerd in het bestemmingsplan in de vorm van een toereikend beschermingsregime. Hiermee maakt cultureel erfgoed expliciet onderdeel uit van het ruimtelijke regime in het kader van het bestemmingsplan.

Ook de provincie Groningen bekommert zich om het erfgoed binnen haar provincie en in het bijzonder in het aardbevingsgebied. In de verordening van de provincie is dan ook een rechtstreeks werkende regel opgenomen in artikel 2.9.1 en 2.9.2 dat het binnen het aardbevingsgebied, waartoe de hele gemeente Delfzijl wordt gerekend, verboden is om gebouwen geheel of gedeeltelijk te slopen. Het verbod vervalt, als uit een gemeentelijke inventarisatie blijkt dat een gebouw niet als karakteristiek is aan te merken.

Vanuit de gemeentelijke wens om de ruimtelijke kwaliteit van de omgeving en in het bijzonder het erfgoed te behouden, gelet op landelijke wet- en regelgeving en gelet op de bepalingen vanuit de provinciale verordening, is voorliggend bestemmingsplan opgesteld. Dit bestemmingsplan biedt bescherming aan gebieden waar de cultuurhistorische, landschappelijke en/of stedenbouwkundige waarden onder druk kunnen komen te staan als er geen nadere afweging kan plaatsvinden ten aanzien van sloop en nieuwbouw van gebouwen, bijvoorbeeld als gevolg van schade door de gaswinning in het gebied.

In dit bestemmingsplan worden de karakteristieke gebouwen en andere gebouwde objecten in de gemeente Delfzijl vastgelegd en voorzien van een regeling die toeziet op het voor zover mogelijk in stand houden van de ruimtelijk relevante kenmerken van deze gebouwen en objecten die een belangrijk onderdeel zijn van het erfgoed in de gemeente.

Daarbij ligt in dit bestemmingsplan nadrukkelijk niet slechts de focus op het behoud van gebouwen. In veel gevallen kan sloop van gebouwen worden toegestaan, mits wordt voldaan aan voorwaarden waaronder sloop kan plaatsvinden. Afhankelijk van de situatie wordt bekeken of behoud voorop moet staan, bijvoorbeeld als het gaat om panden die cultuurhistorisch gezien een hoge waarde hebben of dat sloop tot de mogelijkheden behoort, eventueel met voorwaarden voor herontwikkeling van de locatie.

Naast het vastleggen van de karakteristieke bebouwing en gebieden in de gemeente Delfzijl beschrijft dit bestemmingsplan het archeologische beleid van de gemeente. Hierin wordt aangegeven welke aspecten van belang zijn en hoe hier mee dient om te worden gegaan. Het plan voorziet daarbij in een bijbehorende regeling. Het facetplan is wat betreft het archeologisch beleid grotendeels conserverend, dat wil zeggen dat bestaande regelingen opnieuw worden opgenomen in het voorliggende plan.

Tenslotte voorziet het plan in een regeling voor de van rijkswege beschermde zaken (beschermde dorpsgezichten). Op deze wijze worden alle relevante cultuurhistorische zaken bij elkaar in één plan ondergebracht zodat met recht gesproken kan worden van een bestemmingsplan 'Facetplan Cultuurhistorie'. Het facetplan is wat betreft het beleid voor beschermde dorpsgezichten geheel conserverend.

1.2 Plangebied

Dit facetplan voorziet in een regeling die nadere voorwaarden stelt aan het verlenen van een omgevingsvergunning voor het slopen (van delen) van gebouwen in de gemeente. Deze nadere voorwaarden zijn ofwel gekoppeld aan gebieden met bijzondere ruimtelijke kwaliteit, ofwel aan karakteristieke gebouwen binnen de gemeente. In alle andere gevallen zal de plicht voor een omgevingsvergunning voor de sloop van een gebouw komen te vervallen. Tevens voorziet het plan in een regeling omtrent archeologische waarden en de van rijkswege beschermde dorpsgezichten en monumenten.

Het facetplan omvat dan ook de hele gemeente, minus de delen waarvoor nu geen bestemmingsplan maar een beheersverordening geldt. Voor die delen van de gemeente waarvoor nu een beheersverordening geldt, zal een beheersverordening met een facetregeling worden opgesteld.

1.3 Leeswijzer

In hoofdstuk 2 wordt ingegaan op het relevante beleidskader. Hoofdstuk 3 beschrijft de ontstaansgeschiedenis en kwaliteiten van het plangebied. Hoofdstuk 4 geeft een kenschets van de dorpskarakteristiek en in hoofdstuk 5 wordt ingegaan op het relevante archeologisch beleid. Hoofdstuk 6 beschrijft de maatschappelijke uitvoerbaarheid en in hoofdstuk 7 komt de juridische vormgeving aan bod.

Hoofdstuk 2 Beleidskader

Bij het opstellen van een nieuw bestemmingsplan wordt rekening gehouden met het relevante beleid van andere (hogere) overheden. Daarnaast is ook het eigen gemeentelijk beleid van belang. Hierna volgt een overzicht van het relevante beleid.

2.1 Rijksbeleid

2.1.1 Erfgoedwet

De Monumentenwet 1988 is per 1 juli 2016 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze naar verwachting in 2022 in werking treedt. Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is.

De Erfgoedwet bundelt en wijzigt een aantal wetten op het terrein van cultureel erfgoed. Met de Erfgoedwet beschermt de overheid het cultureel erfgoed in Nederland. De Erfgoedwet behandelt onder andere wat cultureel erfgoed is en hoe Nederland omgaat met zowel onroerende als roerende culturele erfgoederen. De wet definiëert deze begrippen en regelt onder meer de verantwoordelijkheden, verplichtingen en het toezicht.

Daarnaast dient ieder ruimtelijk plan een analyse van de overige cultuurhistorische waarden van het plangebied te bevatten (artikel 3.1.6 Bro). Voor zover in een plangebied sprake is van erfgoed, dient op grond van voorgaande dan ook aangegeven te worden op welke wijze met deze cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten archeologie rekening wordt gehouden. Op deze manier is een meer gebiedsgerichte benadering mogelijk, die gericht is op het behoud en de versterking van de ruimtelijke kwaliteit van een bestemmingsplangebied, door te anticiperen op de voorkomende archeologische, historisch-geografische en historisch-(steden)bouwkundige waarden.

Voorliggend bestemmingsplan is opgezet om het aanwezige erfgoed in de gemeente Delfzijl van een passende bescherming te voorzien, een en ander in nauwe samenhang met de omgeving (dorp/landschap). Daarmee sluit dit bestemmingsplan bij uitstek aan op de insteek van de Erfgoedwet.

De rijksmonumenten, die al wettelijk beschermd op grond van de Erfgoedwet zijn, zijn niet in dit bestemmingsplan opgenomen. In Bijlage 1 is een lijst van rijksmonumenten in de gemeente Delfzijl opgenomen. Een belangrijke vermelding is dat rijksmonumenten niet gelijk zijn aan karakteristieke objecten.

2.2 Provinciaal Beleid

Provinciale Staten van Groningen hebben op 1 juni 2016 de nieuwe Omgevingsvisie en bijbehorende Verordening vastgesteld. Naar aanleiding van beleid dat na 1 juni 2016 is vastgesteld of gewijzigd zijn de Omgevingsvisie en bijbehorende Verordening op een aantal onderdelen aangepast. Provinciale Staten hebben op 6 februari 2019 de actualisatie van de Omgevingsvisie en de Verordening vastgesteld. De aangepaste onderdelen zijn in deze paragraaf meegenomen.

2.2.1 Provinciale Omgevingsvisie 2016-2020

De provinciale Omgevingsvisie bevat de integrale lange termijnvisie van de provincie op de fysieke leefomgeving. Een belangrijk doel van de Omgevingsvisie is om op strategisch niveau samenhang aan te brengen in het beleid voor de fysieke leefomgeving. Daarom zijn in deze Omgevingsvisie zoveel mogelijk de visies op verschillende terreinen zoals ruimtelijke ontwikkeling, landschap en cultureel erfgoed, natuur, verkeer en vervoer, water, milieu en gebruik van natuurlijke hulpbronnen samengevoegd en inhoudelijk met elkaar verbonden.

In de provinciale Omgevingsvisie is het beschermen en versterken van de kenmerkende landschapsstructuren en het culturele erfgoed dat bijdraagt aan de identiteit en variëteit van de diverse landschappen in de provincie Groningen als een van de speerpunten van het beleid benoemd en als provinciaal belang geduid.

Landschappelijke kwaliteit en cultuurhistorisch erfgoed zijn van belang voor een gevoel van verbondenheid met en eigenheid van de streek, een plezierige leefomgeving en voor toerisme en recreatie. Dit draagt bij aan een aantrekkelijke provincie om te wonen, werken en recreëren. Tegelijk staat het cultureel erfgoed onder druk door de gevolgen van gaswinning. Een grote inzet op het versterken en daarmee in stand houden van ons cultureel erfgoed is daarmee een belangrijke opgave. Het beschermen en versterken van de kenmerkende landschapsstructuren die bijdragen aan de identiteit van en variëteit in de provincie is een provinciaal belang en een kerntaak. De provincie stelt kaders voor de bescherming, het beheer en de ontwikkeling van de samenhangende landschapsstructuur, waarbinnen ruimte is voor gebiedsinitiatieven en maatwerk.

Cultureel erfgoed
De provincie Groningen ziet dat het cultureel erfgoed in haar provincie onder druk staat onder andere door leegstand en de staat van onderhoud. Bovendien wordt het erfgoed extra bedreigd door schade als gevolg van de gaswinning. De provincie wil dan ook sturen op het in beeld brengen van het culturele erfgoed en vraagt van gemeenten een passende inspanning om het erfgoed in het buitengebied te beschermen. In het aardbevingsgebied, waartoe ook Delfzijl behoort, ligt daarbij een extra opgave voor het beschermen van het cultureel erfgoed in de kernen.

Een cultuurhistorisch object heeft altijd een relatie met de ruimtelijke context: een landschap, een dorpsgezicht, een stedenbouwkundige structuur. Het is daarom belangrijk deze ruimtelijke context eerst op zodanige wijze te begrijpen en te beschrijven dat deze beschrijving gebruikt kan worden als onderlegger en instrument voor keuzes ten aanzien van behoud, herstel en ontwikkeling van het erfgoed en van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. Denk hierbij aan de beschrijving van ruimtelijke kenmerken en kwaliteiten van het landschap, stedenbouwkundige karakteristieken en de ontwikkelingsgeschiedenis van het gebied.

Het gebouwde erfgoed is van belang voor het landschap en de identiteit van de provincie Groningen. De provincie vraagt gemeenten karakteristieke en beeldbepalende bebouwing in het buitengebied te beschermen. In het aardbevingsgebied staat het erfgoed onder druk als gevolg van mijnbouwschade en benodigde maatregelen ten behoeve van versterking. Daarom vraagt de provincie gemeenten binnen het aardbevingsgebied ook binnen de kernen de beeldbepalende en karakteristieke bebouwing te inventariseren en te beschermen. Hiervoor zijn regels opgenomen in de Omgevingsverordening (titel 2.2).

2.2.2 Provinciale Omgevingsverordening 2016-2020

De beleidsuitgangspunten uit de Omgevingsvisie zijn vastgelegd in regels in de provinciale Omgevingsverordening. In deze verordening zijn dan ook regels opgenomen met betrekking tot het cultureel erfgoed. Deze verordening is vastgesteld op 1 juni 2016 maar is inmiddels op onderdelen aangepast. Ook voor wat betreft het onderdeel cultureel erfgoed.

In de herziene verordening wordt in artikel 2.9.1 aangegeven dat "een bestemmingsplan dat betrekking heeft op het aardbevingsgebied regels stelt ter bescherming van de hoofdvorm van karakteristieke en beeldbepalende gebouwen".

De provincie heeft opgenomen in haar verordening dat, voor zover het bestemmingsplan betrekking heeft op karakteristieke gebouwen, in het bestemmingsplan een verbod is opgenomen op het geheel of gedeeltelijk slopen van deze gebouwen zonder omgevingsvergunning. Hier zijn een aantal uitzonderingen op geformuleerd. De omgevingsvergunning bevat in ieder geval een toetsingscriterium op grond waarvan een omgevingsvergunning niet kan worden verleend zonder dat is onderzocht of zinvol (her)gebruik van het gebouw overeenkomstig de geldende bestemming of een andere, uit een oogpunt van goede ruimtelijke ordening, passende bestemming objectief gezien mogelijk is.
Onder karakteristieke gebouwen worden overigens verstaan "gebouwen die van cultuurhistorische waarde zijn op grond van karakteristieke hoofdvorm, architectuur, landschappelijke en/of stedenbouwkundige situering, bijdragen aan de herkenbaarheid van de omgeving, gaafheid of zeldzaamheid".

2.3 Gemeentelijk Beleid

2.3.1 Welstandsnota

De Welstandsnota biedt een kader voor beleid en advisering met betrekking tot de beeldkwaliteit van de bebouwing in de gemeente. Daarvoor wordt eerst de structuur per gebied beschreven en de ruimtelijke opbouw ervan wordt geanalyseerd. Vervolgens vindt er een waardering plaats van de verschillende kwaliteiten, waarna de kaders zijn aangegeven waarbinnen de bebouwing zich kan ontwikkelen.

De gebiedsindeling vanuit de Welstandsnota geeft een goed beeld van de kenmerken van elk van de deelgebieden, gebaseerd op de ontwikkelingsgeschiedenis van het gebied. Daarmee is de gebiedsindeling uit de Welstandsnota bij uitstek geschikt om de basis te vormen voor de begrenzing van dit bestemmingsplan dat zich richt op die gebieden die belangrijk zijn voor de identiteit en karakteristiek van de gemeente.

2.3.2 Nota cultuurhistorie Delfzijl

De gemeente Delfzijl heeft een lange geschiedenis. Van deze geschiedenis zijn in het landschap en de bebouwing nog duidelijke resten aanwezig. Om deze resten en daarmee de geschiedenis van Delfzijl voor het nageslacht te bewaren, is een goede bescherming noodzakelijk. De Nota cultuurhistorie en cultuurhistorische waardenkaart van de gemeente Delfzijl draagt bij aan deze bescherming (Libau, 2016).

Cultuurhistorie is de geschiedenis van het landschap en zijn bewoners en de invloed die de bewoners op het landschap hebben (gehad). Archeologie is een onderdeel van de cultuurhistorie. Dit betekent dat archeologische resten mede het verhaal van de cultuurhistorie vertellen. Ook historische (steden)bouwkunde en historische geografie (zoals verkaveling, kolken, wegen, paden en boomsingels) zijn onderdeel van de cultuurhistorie. Binnen het grondgebied van de gemeente Delfzijl zijn sporen van bewoning uit de steentijd teruggevonden. Dit betekent dat ook de cultuurhistorie terug gaat tot in de steentijd. Echter ook resten uit de Koude Oorlog en resten van alles wat zich tussen de steentijd en de Koude Oorlog heeft afgespeeld behoren tot de cultuurhistorie.

De gemeente Delfzijl heeft met het opstellen van de Nota cultuurhistorie een inventarisatie uitgevoerd van haar cultuurhistorisch waardevolle elementen. Hierbij zijn verkaveling, wegen, waterwegen, voormalige vestigingsterreinen, dijken en overige elementen, zoals historische spoorlijnen, groenstructuren en oude meren, in kaart gebracht, evenals de cultuurhistorische elementen uit de Tweede Wereldoorlog en de Koude Oorlog.

De Nota analyseert ook de landschapsgeschiedenis van de gemeente Delfzijl. Paragraaf 3.1 gaat nader in op de landschapsgeschiedenis.

Op 29 september 2016 heeft de gemeenteraad de Nota cultuurhistorie en bijbehorende kaart vastgesteld.

2.3.3 Nota archeologie Delfzijl

In het archeologische beleid komt aan bod welke archeologische resten en waarden worden aangetroffen in Delfzijl. Dit kunnen bijvoorbeeld resten van gebouwen zijn of vondsten in bodemlagen. Er is onderzocht in welke gebieden deze resten en/of sporen zijn aangetroffen, of naar verwachting kunnen worden aangetroffen, en van welke periode deze dateren. Het archeologiebeleid van de gemeente Delfzijl heeft zijn weerslag gekregen in gemeentelijke bestemmingsplannen en in de Erfgoedverordening 2013. Voor locaties waar dergelijke resten (naar verwachting) worden aangetroffen, zijn regels opgesteld. In 2017 is het archeologiebeleid geëvalueerd en geactualiseerd en is opnieuw vastgesteld. De Nota wordt in hoofdstuk 5 nader uitgewerkt.

2.3.4 Erfgoedverordening Delfzijl 2013

De Erfgoedverordening 2013 van de gemeente Delfzijl is vastgesteld op 12 september 2017. De Erfgoedverordening bevat regels over de gemeentelijke monumenten en archeologische waarden. Op grond van de verordening kan het college bebouwing aanwijzen als gemeentelijk monumenten. De verordening bevat een verbod op het op enige wijze wijzigen van gemeentelijke monumenten. Daarnaast bevat de verordening een verbod op het verstoren van archeologische waarden.

Hoofdstuk 3 Ontstaansgeschiedenis Landschap En Dorpen

3.1 Ontstaansgeschiedenis Landschap

De gemeente Delfzijl ligt op de grens van land en water. Ook op het land zijn diverse soorten grenzen terug te vinden. Al deze grenzen en hun ontstaanswijze hebben bijgedragen aan de dynamische geschiedenis van de huidige gemeente Delfzijl. De grens tussen water en land is in het verleden beweeglijk geweest.

De basis voor het landschap is gelegd tijdens de laatste ijstijden. In de één na laatste ijstijd (Saalien) heeft het landijs dikke pakketten afzettingen achtergelaten en zijn hoge heuvels en diepe dalen gevormd. In de laatste ijstijd (Weichselien) kwam het landijs niet in Nederland, maar was de invloed van het ijs wel duidelijk merkbaar: er heerste een toendraklimaat en de diepe ondergrond was permanent bevroren. De oudere afzettingen werden door vorst en wind geërodeerd, waarna deze door de wind opnieuw werden afgezet. Deze afzettingen noemen we dekzandafzettingen. Na de ijstijden brak er circa 11.700 jaar geleden een warmere periode aan, het Holoceen. Dit is de periodewaarin wij nog steeds leven.

Gekeken naar het gebied van de gemeente Delfzijl, is te zien dat rond 9000 voor Chr., aan het begin van het Holoceen, het gebied grotendeels bestond uit dekzanden die door open water en beekdalen werden doorsneden. Rond 5500 voor Chr. is te zien dat binnen dit gebied, onder invloed van de klimaatsveranderingen en de zeespiegelstijging, veengroei begint op te treden. Tevens is aan de noordkant van het gebied een getijdengebied ontstaan. In deze periode zijn de hogere delen van het landschap nabij (zoet) water een geliefde vestigingsplaats voor jagers-verzamelaars en later de eerste boeren. Dat dit ook voor de huidige gemeente Delfzijl geldt, blijkt wel uit de vondst van een hunebed en steenkist onder de wierde van Heveskesklooster.
In de periode vanaf 5500 voor Chr. zette de klimaatverandering en zeespiegelstijging door. Hierdoor kwamen steeds grotere delen van het gebied onder invloed van de zee te staan. Tevens nam de veengroei in het gebied toe: er ontstonden uitgestrekte moerasgebieden. Aan het begin van de bronstijd was het grondgebied van de huidige gemeente Delfzijl grotendeels met veen bedekt. Het resterende deel bestond uit kwelders en getijdengebieden. Het gebied was hierdoor niet meer geschikt voor grootschalige bewoning. In de loop van de tijd ontstonden door aanslibbing op de kwelders hoger gelegen ruggen, de zogenaamde kwelderwallen. Vanaf de ijzertijd waren deze wallen deels geschikt voor bewoning. Ondertussen bleef de zeespiegelstijging doorgaan. Mensen wierpen daarom (woon)heuvels op. Deze woonheuvels staan bekend als wierden en liggen vaak op de kwelderwallen. Het wonen op wierden zette zich voort tot in de middeleeuwen. Vanaf de late middeleeuwen gaat men door het aanleggen van dijken steeds meer land terugwinnen op het water en na de middeleeuwen heeft de kust van Delfzijl grotendeels zijn huidige vorm.

Op de cultuurhistorische waardekaart van de provincie Groningen wordt een aantal verschillende landschapstypen onderscheiden. Binnen de gemeente Delfzijl komen vier van deze landschapstypen voor. Hieronder wordt kort ingegaan op deze vier landschapstypen.

3.1.1 Het wierdenlandschap

Binnen dit landschapstype bestaat de hoofdstructuur uit wierden(dorpen) langs natuurlijke waterlopen en/of in reeksen samenvallend met oude kustlijnen. De essentiële elementen binnen dit landschapstype zijn de grootschalige openheid, wierden(dorpen), natuurlijke laagten, natuurlijke waterlopen, onregelmatige blokverkaveling, trekvaarten, (monumentale) boerderijen met bijbehorende erven, borgen en kerken. De klooster-, vesting-, borg- en kerkterreinen vormen samen met de boerenrentenierswoningen de ondersteunende elementen binnen dit landschapstype.

3.1.2 Het dijkenlandschap

De hoofdstructuur binnen dit landschapstype bestaat uit parallelle dijken en boerderijreeksen langs de (voormalige) dijken. De grootschalige openheid, de dijken en de (monumentale) boerderijen met bijbehorende erven zijn essentiële elementen binnen dit gebied. Deze elementen worden ondersteund door de aanwezigheid van opstrekkende verkaveling, kolken, eendenkooien, zijlen en coupures.

3.1.3 Het wegdorpenlandschap op zeeklei

In dit landschapstype vormt het grootschalige open landschap met reeksen boerderijen, deels op huiswierden en/of inversieruggen, de hoofdstructuur van het landschap. Net als bij het wierden- en dijkenlandschap is de grootschalige openheid binnen het wegdorpenlandschap op zeeklei een essentieel element. Ook de boerderijreeksen behoren tot de essentiële elementen. De ondersteunende elementen bestaan uit meedenverkaveling met territoriagrenzen, inversieruggen, opstrekkende wegen en borg- en kloosterterreinen.

3.1.4 Het wegdorpenlandschap op overgang zand/veen

Flauwe zandruggen met wegdorpen (groene linten) overgaand in een grootschalig open landschap vormen de hoofdstructuur van dit landschapstype. De grootschalige openheid is wederom een essentieel element. Daarnaast vormen het reliëf van glaciale ruggen, groene linten, wegdorpen met boerderijen en bijbehorende erven (inclusief slingertuinen) en soms zware wegbeplanting, borgen met landgoedbossen en vesting(terrein)en de essentiële elementen van dit landschapstype. De dorpssilhouetten, kerken en kerkterreinen/kerkhoven en hoogveenrestanten vormen de ondersteunende elementen.

3.2 Ontstaansgeschiedenis Dorpen

De nota 'Karakteristieke objecten gemeente Delfzijl' (Libau, 2020) analyseert de ontstaansgeschiedenis van de dorpen in de gemeente Delfzijl. De nota is in Bijlage 2 opgenomen. Voor Delfzijl is een verdeling gemaakt per deelgebied. Onder deelgebied noord vallen: Bierum, Godlinze, Holwierde, Krewerd, Losdorp en Spijk. Onder deelgebied midden vallen: Delfzijl en Farmsum. Onder deelgebied zuid vallen: Borgsweer, Meedhuizen, Termunten, Termunterzijl, Wagenborgen en Woldendorp. Voor elk van deze dorpen is een analyse gemaakt. Deze analyse is te vinden in de nota, die is opgenomen in Bijlage 3.

Hoofdstuk 4 Karakteristieke Objecten En Gebieden

4.1 Inleiding

Vanuit de wens om de ruimtelijke kwaliteit van de omgeving en in het bijzonder het erfgoed te behouden, is een inventarisatie gemaakt van het erfgoed in de gemeente. Daarbij is in eerste instantie gekeken naar karakteristieken op gebouwniveau. Binnen de gemeente zijn ook gebieden aanwezig met bijzondere kwaliteiten die kenmerkend zijn voor de eigenheid van de gemeente Delfzijl. De kwaliteiten van deze gebieden zitten niet alleen in de aanwezige bebouwing, maar overstijgen vaak het niveau van het individuele gebouw of bouwwerk.

Om te komen tot een inventarisatie van de karakteristieke objecten en karakteristieke gebieden in de gemeente, is het van belang te definiëren wat onder karakteristiek wordt verstaan en waar deze karakteristiek uit bestaat. Voorliggende hoofdstukken hebben een beeld gegeven van de karakteristieke kenmerken en kwaliteiten van het landschap en de dorpen.

In dit hoofdstuk wordt uiteengezet op welke wijze de selectie en waardering van karakteristieke objecten en karakteristieke gebieden tot stand is gekomen.

4.2 Karakteristieke Objecten En Gebieden

4.2.1 Inventarisatie objecten

De gemeente Delfzijl is rijk aan historische plekken en bebouwing. Van typisch Groninger dorpsbebouwing langs compacte straten in wierdedorpen tot boerderijen met een vrije ligging in het landschap. Uit het rijke erfgoed is in het verleden een beperkt aantal belangrijke gebouwen aangemerkt als rijksmonument. Maar er is zoveel meer dat historisch van belang is en bijdraagt aan de identiteit van het gebied.

De directe aanleiding voor de gemeenten om het gebouwde erfgoed nader in beeld te brengen en over te gaan tot de selectie van karakteristieke bebouwing vormt de bedreiging van het gebouwde erfgoed door aan gaswinning gerelateerde aardbevingen.

De lijst met karakteristieke gebouwen is opgesteld door deskundigen van Libau, die alle gebouwen die vóór 1960 gebouwd zijn, hebben beoordeeld. Dit leidde tot een voorlopige lijst, die is aangevuld en aangescherpt tijdens een aantal werkgroepbijeenkomsten. De werkgroepen bestonden uit belanghebbende organisaties en inwoners met belangstelling voor en kennis van gebouwd erfgoed. Naar aanleiding van de inbreng van de werkgroepen zijn er ook karakteristieke gebieden opgenomen op de lijst. Dit zijn gebieden waarbij het straatbeeld en de countouren van de bebouwing beschermd wordt met als doel de authentieke uitstraling van het gebied te behouden en te versterken. De karakteristieke gebieden worden beschreven in paragraaf 4.2.3.

De lijst van karakteristieke gebouwen en andere bouwwerken bestaat nu uit circa 700 objecten. Voor Delfzijl is een verdeling gemaakt per deelgebied. Onder deelgebied noord vallen: Bierum, Godlinze, Holwierde, Krewerd, Losdorp en Spijk. Onder deelgebied midden vallen: Delfzijl en Farmsum. Onder deelgebied zuid vallen: Borgsweer, Meedhuizen, Termunten, Termunterzijl, Wagenborgen en Woldendorp. De gebouwen op de lijst zijn gerangschikt per hoofdkern en vervolgens op straatnaam en huisnummer. De complete lijst van karakteristieke objecten is als Bijlage 3 bij de toelichting opgenomen.

Door middel van het planologisch verankeren van deze objecten in het bestemmingsplan kunnen eventuele sloopaanvragen op grond van de aanwezige cultuurhistorische waarden worden beoordeeld. Ook biedt de status van een karakteristiek object zicht op de inzet van deskundigheid. Daarnaast is de status van belang voor de begeleiding en biedt mogelijk ook meer financiële ruimte om bij het object passende maatregelen te treffen, mocht versterking uit oogpunt van veiligheid nodig zijn.

4.2.2 Waardering van objecten

De aanwijzing tot karakteristiek object moet navolgbaar zijn, logisch en goed onderbouwd. Aan de hand van een wegingssysteem is bepaald of een object al dan niet karakteristiek is, om te komen tot objectieve beoordeling. Ieder object is voorzien van een korte beschrijving en een score ten aanzien van de vijf algemeen gehanteerde criteria voor de waardering van gebouwd erfgoed. Deze criteria zijn opgesteld door de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE). Het object of complex wordt aangemerkt als karakteristiek voor de gemeente Delfzijl op grond van de volgende criteria:

  • cultuurhistorische waarde;
  • architectuurhistorische waarde
  • stedenbouwkundig-landschappelijke en/of ensemble waarde;
  • authenticiteit;
  • zeldzaamheid.

Op elk van de vijf criteria is bij dit onderzoek een score bepaald. Per categorie kunnen de objecten tot drie punten scoren:

  • 0 = geen waarde
  • 1 = aanwezige waarde;
  • 2 = hoge waarde;
  • 3 = zeer hoge waarde.

De bebouwing die naar aanleiding van de beoordeling als de meest waardevolle is aangemerkt heeft de hoogste score. De laagste score op de ljist van karakteristieke objecten is 5 punten. Alle als karakteristiek beoordeelde objecten krijgen een motivatie waarom ze als zodanig zijn gewaardeerd. Dit zijn beknopte motivaties en geen zwaar opgetuigde redengevende omschrijvingen zoals bij monumentaanwijzingen. De vijf criteria zijn hieronder nader toegelicht.

Cultuurhistorische waarde

Bij de aanwijzing wordt gekeken naar de cultuurhistorische waarde, waarbij de volgende leidraad wordt gebruikt:

  • het belang van het object als bijzondere uitdrukking van een lokale culturele, sociaal-economische, maatschappelijke en/of wetenschappelijke ontwikkeling;
  • het belang van het object als uitdrukking van een emotionele band of beleving van de bewoners met het gebied.


Architectuurhistorische waarde

Bij de aanwijzing wordt gekeken naar de architectuurhistorische waarde. Deze waarde uit zich in één of meer van de volgende punten:

  • het belang van het object voor de geschiedenis van de architectuur van het exterieur;
  • het belang van het object voor het oeuvre van een architect, stedenbouwkundige of ontwerper;
  • het belang van het object vanwege de esthetische kwaliteiten van het ontwerp;
  • het belang van het object vanwege bijzonder materiaalgebruik, detaillering en constructie van het ontwerp (of onderdelen daarvan);
  • het belang van het object vanwege het innovatieve karakter als uitdrukking van een technische of typologische ontwikkeling.


Stedenbouwkundig-landschappelijke en/of ensemble waarde

Bij de aanwijzing wordt gekeken naar de stedenbouwkundig-landschappelijke en/of ensemble waarde, waarbij de volgende leidraad wordt gebruikt:

  • de betekenis van het object vanwege de situering en de ruimtelijke relaties met de omgeving;
  • de betekenis van het object als essentieel onderdeel of representant van een groter geheel, dat cultuurhistorisch, architectuurhistorisch en/of stedenbouwkundig-landschappelijk van belang is.


Authenticiteit

Bij de aanwijzing wordt gekeken naar de authenciteit, wat zich uit in:

  • de betekenis van het object vanwege de authenticiteit van het ontwerp (of onderdelen daarvan);
  • het belang van het object in relatie tot de structurele en/of visuele gaafheid van de landelijke omgeving of directe omgevingsruimte.


Zeldzaamheid

Bij de aanwijzing wordt gekeken naar de zeldzaamheid, waarbij het volgende van belang is:

  • het belang van het object / complex vanwege de architectonische, stedenbouwkundig-landschappelijke, bouwtechnische, typologische en/of functionele zeldzaamheid in het gebied van de gemeente Delfzijl.

Kortom: karakteristieke gebouwen en andere bebouwing zijn objecten die vanwege hun ligging en hun verschijningsvorm van belang zijn voor de (afleesbaarheid van) de cultuurhistorie van de gemeente Delfzijl. Het zijn de bijzondere parels in de dorpen en in het buitengebied van de gemeente.
De betreffende objecten zijn voorzien van een motivatie.

De locaties zijn opgenomen op de verbeelding van het bestemmingsplan. Zo'n locatie geeft de indicatie dat op dat adres karakteristieke bebouwing aanwezig is. Informatie over het karakteristieke object zelf en om welke gebouwen of delen van gebouwen het gaat, staat in de beschrijving die te vinden is op de website van de gemeente en in de rapportage 'Karakteristieke objecten gemeente Delfzijl', opgenomen in Bijlage 3 bij deze toelichting. Meer informatie over de achtergronden en de beoordeling van het object is beschikbaar via deze website en rapportage.

In artikel 8 van de bestemmingsplanregels is de weblink www.delfzijl.nl/karakteristiek opgenomen, evenals een verwijzing naar de rapportage.

4.2.3 Karakteristieke gebieden

Binnen de gemeente zijn diverse gebieden aanwezig met bijzondere kwaliteiten die kenmerkend zijn voor de eigenheid van de gemeente Delfzijl. De kwaliteiten van deze gebieden zitten niet alleen in de aanwezige bebouwing, maar overstijgen vaak het niveau van het individuele gebouw. Een karakteristiek gebied is een gebied met bijzondere kwaliteiten die kenmerkend zijn voor de eigenheid van de gemeente Delfzijl. Dat kan het straatbeeld zijn, de samenhang van bebouwing, een wierde of de verkavelingsstructuur. De inzet van de aanwijzing tot karakteristiek gebied is het behoud van de bebouwing, wierden en verkavelingsstructuur in de gebieden.

Te denken valt bijvoorbeeld aan een dorp als Godlinze en Losdorp, beide van oorsprong radiaire wierdedorpen. De dorpen zijn oud, zo komt het dorp Losdorp al in 1053 in bronnen voor. De kwaliteiten zitten niet (alleen) in de bebouwing, maar ook in de samenhang met de omgeving en in de dorpse structuur, zoals de kerk die in beide dorpen centraal op de wierde staat, de ringwegen, de verkaveling, etc.

Om de bijzondere kwaliteiten van dergelijke gebieden te kunnen behouden en versterken, heeft de gemeente karakteristieke gebieden aangewezen. Het betreft die gebieden waar de structuur en het bebouwingsbeeld waardevol zijn en het de moeite waard is om hier zorgvuldig mee om te gaan. Bij toekomstige ontwikkelingen moet rekening worden gehouden met de situering, maat en schaal van de bebouwing binnen karakteristieke gebieden. Ook is de bescherming van deze gebieden bedoeld om te voorkómen dat er bijvoorbeeld storende gaten in het dorpsbeeld ontstaan. Het slopen van (delen van) een gebouw kan hier alleen wanneer dat niet leidt tot achteruitgang van de kenmerkende waarden van het gebied, zodanig dat het stedenbouwkundig of landschappelijk beeld niet onevenredig wordt aangetast.

Voor deze gebieden geldt dat de cultuurhistorische betekenis voor een belangrijk deel wordt bepaald door de onderlinge samenhang van de bebouwing.

Op de verbeelding van het bestemmingsplan zijn naast de karakteristieke gebouwen, ook de karakteristieke gebieden opgenomen. Daarbij is (in de regels) een link aangemaakt naar een externe website waarop de verzamelde nadere informatie is te raadplegen (www.delfzijl.nl/karakteristiek).

4.3 Beschermde Dorpsgezichten

Voor de beschermde dorpsgezichten geldt de verplichting dat op grond van de Monumentenwet/Erfgoedwet beschermende regels moeten worden opgesteld. De gemeente Delfzijl kent een drietal beschermde dorpsgezichten, te weten Uitwierde, Spijk en Termunterzijl. In de bescherming voorzagen de vigerende bestemmingsplannen 'Spijk' en 'Termunten - Termunterzijl - Borgsweer' en de beheersverordening 'Biessum, Uitwierde'.

Dit wordt nu geregeld in voorliggend facetbestemmingsplan voor cultureel erfgoed. De opzet is conserverend. Dat wil zeggen dat voor dit facetbestemmingsplan de planregels van het bestemmingsplan 'Spijk' (artikel 37) en 'Termunten - Termunterzijl - Borgsweer' (artikel 39) zijn overgenomen, voor zover mogelijk. Het dorpsgezicht Uitwierde wordt gereguleerd in de aparte 'Facetbeheersverordening Cultuurhistorie'.

Spijk

Spijk behoort waarschijnlijk tot de groep van oudste nederzettingen in het Noord-Groninger zeekleigebied. De vroegste geschiedenis van de nederzetting gaat in dat geval terug tot enige honderden jaren voor het begin van onze jaartelling. De dorpswierde heeft een dubbele ringwegstructuur en een ringgracht rondom het centraal gelegen kerkterrein. De eenvoudige, uniforme bebouwing tussen beide ringwegen is straalsgewijze gericht en accentueert de traditionele opbouw van de dorpskern.

De toelichting op de aanwijzing als beschermd dorpsgezicht is als Bijlage 2 bij de regels opgenomen.

Termunterzijl

In het begin van de 17de eeuw werd het huidige Termunterzijldiep gegraven en werd er een nieuwe sluis gebouwd, die in 1725 vervangen werd door het nu aanwezige complex. Bij de sluis kwam aan weerszijden van het Diep een bebouwing tot ontwikkeling. De historische structuur bestaat uit het sluizencomplex en de langs het Diep gelegen bebouwing

De toelichting op de aanwijzing als beschermd dorpsgezicht is als Bijlage 3 bij de regels opgenomen.

In de planregels zijn het huidig ruimtelijke karakter en typering van de te beschermen waarden gewaarborgd.

Hoofdstuk 5 Archeologie

5.1 Onderzoek En Beleid

Archeologische waarden dienen op grond van de Monumentenwet/Erfgoedwet te worden mee gewogen in de besluitvorming over ruimtelijke ingrepen. Bij het opstellen van ruimtelijke plannen dient dan ook rekening te worden gehouden met zowel de bekende als de te verwachten archeologische waarden.

In 2008 is voor acht gemeenten in de provincie Groningen, waaronder de gemeente Delfzijl, een archeologische verwachtingskaart en beleidsadvieskaart vervaardigd (RAAP-rapport 1732). De aanzet tot deze verwachtings- en beleidsadvieskaart werd gegeven in de Nota Archeologiebeleid Regio Noord-Groningen (2005). In 2013 zijn de archeologische verwachtingskaart en beleidsadvieskaart herzien en is de Nota Archeologie opgesteld (Libau, 2013). Deze Nota Archeologie vormt de basis van het archeologiebeleid van de gemeente Delfzijl, dat zijn weerslag heeft gekregen in gemeentelijke bestemmingsplannen en de Erfgoedverordening 2013. In opdracht van de gemeente Delfzijl heeft RAAP in 2017 een evaluatie en actualisatie van het gemeentelijke beleid uitgevoerd (RAAP-rapport 3278). De Nota Archeologie vormt daarbij het uitgangspunt. Dit leidde tot het het stuk 'Herziening archeologische beleidsnota en beleidsadvieskaart gemeente Delfzijl 2017'. De archeologische beleidsadvieskaart is als Bijlage 2 opgenomen.

In samenwerking met GSP is het 'Behoudsplan van archeologische waarden en verwachtingen op het bedrijventerrein Oosterhorn' (A+M, 2017) opgesteld. Dit om, bij ingebruikname van nieuwe percelen binnen het industriegebied, niet tegen onnodig hoge kosten voor archeologisch onderzoek aan te lopen. Het plan gaat uit van behoud in-situ, bijvoorbeeld middels ophogen van de percelen.

Het facetplan is wat betreft het archeologisch beleid verder grotendeels conserverend. De wijzigingen worden op de verbeelding meegenomen. De planregels behoeven geen aanpassingen naar aanleiding van het geactualiseerde beleid.

Hoofdstuk 6 Juridische Vormgeving

6.1 Algemeen

De Wet ruimtelijke ordening (Wro) bevat de regeling voor de opzet en de inhoud van een bestemmingsplan. In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is deze regeling verder uitgewerkt.

Het bestemmingsplan bestaat uit:

  1. a. een verbeelding van het bestemmingsplangebied waarin alle bestemmingen van de gronden worden aangewezen;
  2. b. de regels waarin de bestemmingen worden beschreven en waarbij per bestemming het doel wordt of de doeleinden worden genoemd;
  3. c. een toelichting waarin onder meer het relevante beleid op verschillende overheidsniveaus wordt beschreven, een toets plaatsvindt aan de milieuaspecten en de bestemmingsregels worden toegelicht.

Ook zijn de regels van de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2012 (SVBP 2012) toegepast. Met deze standaard worden de regels en de verbeelding zodanig opgebouwd en ingericht dat bestemmingsplannen goed met elkaar kunnen worden vergeleken.

Het bestemmingsplan, met de daarbij behorende toelichting, wordt langs elektronische weg vastgelegd en ook in die vorm vastgesteld, tegelijk met een analoge versie van het bestemmingsplan. Als de digitale en analoge versie tot interpretatieverschillen leiden, is de digitale versie beslissend.

6.2 Opzet Van De Regels

De regels zijn opgebouwd uit een aantal hoofdstukken.

Hoofdstuk 1 Inleidende regels
In artikel 1 is een uitleg van de in het bestemmingsplan gebruikte begrippen opgenomen. Artikel 2 is een artikel dat aangeeft dat dit bestemmingsplan een aanvulling is op de bestemmingsplannen die al van toepassing zijn binnen het plangebied, zoals dat is aangegeven op de verbeelding. Ook de regels van deze bestemmingsplannen blijven van toepassing, voor zover het voorliggende bestemmingsplan hiervan niet afwijkt. In geval van strijdigheid gaan de regels van het bestemmingsplan 'Facetplan Cultuurhistorie' voor.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
In hoofdstuk 2 zijn de bestemmingen opgenomen. Voor de meeste bestemmingen zijn de volgende onderdelen opgenomen:

  • Bestemmingsomschrijving;
  • Bouwregels;
  • Nadere eisen;
  • Afwijking van de bouwregels;
  • Omgevingsvergunning voor het bouwen van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden;
  • Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk;
  • Wijzigingsbevoegdheid.

In de bestemmingsomschrijving wordt een nadere omschrijving gegeven van de aangegeven bestemmingen op de verbeelding. Het gaat dan om een beschrijving van de toegelaten functies (gebruiksdoeleinden), al dan niet aangevuld met aanwijzingen over de ruimtelijke inrichting.

In de bouwregels wordt aangegeven aan welke voorwaarden bouwwerken moeten voldoen. Uitgangspunt voor het plangebied is dat de regels zo worden ingericht dat de bepalingen voor hoofdgebouwen, bijbehorende bouwwerken (aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen) en overige bouwwerken (geen gebouwen zijnde) duidelijk van elkaar zijn te onderscheiden.

Nadere eisen hebben in de praktijk meestal alleen betrekking op de plaats en de afmetingen van de bebouwing. Er kunnen alleen nadere eisen worden gesteld ten aanzien van onderwerpen en onderdelen die al in het plan zijn omschreven.

Ten aanzien van onderdelen kan achteraf wellicht de conclusie worden getrokken dat sprake is van een beperking, die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd. Het is dan gewenst om in de concrete situatie ten aanzien van de noodzaak, omvang en dergelijke opnieuw een afweging te maken ten opzichte van de overige belangen. Deze afweging wordt mogelijk door en vindt plaats op grond van de in het plan opgenomen afwijkings- en wijzigingsbevoegdheden.

Hoofdstuk 3 Algemene regels In dit hoofdstuk zijn een anti-dubbeltelregel en de overige regels opgenomen. Zoals de titel van het hoofdstuk al aangeeft, gelden deze regels voor het hele plangebied.

Het doel van de anti-dubbeltelregel is om te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde gebouwen niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein niet nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld. Kortweg gezegd komt het erop neer, dat grond die één keer in beschouwing is genomen voor het toestaan van gebouwen, niet een tweede maal mag meetellen voor de toelaatbaarheid van andere gebouwen, als die grond inmiddels tot een ander bouwperceel is gaan behoren.
In de overige regels zijn regels opgenomen die niet passen binnen de andere categorieën van regels.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels In dit hoofdstuk zijn het overgangsrecht en de slotregel opgenomen.

6.3 Bestemmingen

Dit bestemmingsplan bevat alleen dubbelbestemmingen. De basisbestemmingen zijn opgenomen in de bestemmingsplannen die aan dit bestemmingsplan zijn gerelateerd.

Waarde - Archeologie
In Hoofdstuk 5 is ingegaan op het archeologiebeleid van de gemeente Delfzijl. Daarin zijn de terreinen van monumentale of hoge archeologische waarde onderverdeeld, wat in dit bestemmingsplan is vertaald in respectievelijk de bestemmingen Waarde - Archeologie 1, 2, 3 en 4.

Binnen de archeologiebestemmingen van artikel 3 tot en met 6 is - aansluitend op wat in de basisbestemmingen is geregeld - rekening gehouden met de cultuurhistorische en archeologische waarden. De bescherming van deze waarden is geregeld door middel van de bouwregels en een omgevingsvergunningstelsel. Onderstaand is de bijbehorende regeling samengevat.

Tabel 1. Samenvatting vergunningplicht Archeologie

Waarde –
Archeologie 1
Waarde –
Archeologie 2
Waarde –
Archeologie 3
Waarde –
Archeologie 4
Bouwen Altijd vergunning RCE
Onderzoek bij te bebouwen oppervlakte Meer dan 50 m2 en dieper dan 0,4 m Meer dan 100 m2 en dieper dan 0,4 m Meer dan 200 m2 en dieper dan 0,45 m
Werken en werkzaamheden Altijd vergunning RCE
Ontgronden/afgraven/
egaliseren/kilveren
Meer dan 5 m2 Meer dan 100 m2 Meer dan 200 m2
Woelen/mengen/diepploegen/ontginnen Dieper dan 0,4 m Dieper dan 0,4 m Meer dan 200 m2 en dieper dan 0,45 m
Graven/dempen waterlopen Altijd, ongeacht afmetingen Altijd, ongeacht afmetingen Altijd, ongeacht afmetingen
Systematische drainage
Dieper dan 0,4 m Dieper dan 0,4 m Dieper dan 0,45 m
Transportleidingen Breder dan 0,5 m en dieper dan 1 m Breder dan 0,5 m en dieper dan 1 m Breder dan 0,5 m en dieper dan 1 m
Permanent verlagen
waterpeil
Altijd* Altijd* --

* specifieke gebruiksregels

In de verschillende vlakken van de tabel staat aangegeven wanneer de regels van de verschillende waarden archeologie van kracht zijn. Zo moet er bij de activiteit bouwen bij de 'Waarde - Archeologie 1' altijd een vergunning worden aangevraagd bij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed. Een ander voorbeeld is dat bij het bouwen van een woning bij een 'Waarde - Archeologie 2' altijd onderzoek naar archeologische resten noodzakelijk is als de oppervlakte van het gebouw groter is dan 50 m2 en dieper dan 0,4 m. Als laatste zijn er ook nog vlakken waar 'altijd' in staat. Voor deze activiteiten geldt altijd een vergunningsplicht, ongeacht de afmetingen van het gebied waar de werkzaamheden plaatsvinden.

Voor 'Waarde - Archeologie 2' en 'Waarde - Archeologie 3' geldt dat het gebruik waarbij sprake is van een permanente verlaging van het waterpeil, alleen mogelijk is indien rekening is gehouden met het belang van de archeologische waarden. Het Waterschap besluit over verlaging van het waterpeil.

Waarde - Beschermd dorpsgezicht De binnen de dubbelbestemming 'Waarde - Beschermd dorpsgezicht' gelegen gronden (artikel 7) zijn mede bestemd voor het behoud en zo mogelijk herstel van de ruimtelijke structuur en cultuurhistorische waarden. Het gaat om de door het Rijk aangewezen beschermde dorpsgezichten van Spijk en Termunterzijl. Het huidige ruimtelijk karakter en de te beschermen waarden zijn beschreven in de toelichting op de aanwijzing van het beschermd dorpsgezicht. De toelichting van elk van de beschermde dorpsgezichten is als bijlage bij de regels gevoegd. De 'Facetbeheersverordening Cultuurhistorie' reguleert het beschermde dorpsgezicht van Uitwierde.

In de bouwregels is geregeld dat het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, alleen is toegestaan als ze in overeenstemming met het karakter van het beschermd dorpsgezicht worden gebouwd. De (hoofd)gebouwen worden in de gevellijnen gebouwd. Daarnaast is een omgevingsvergunning nodig voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden. Hierbij kan worden gedacht aan het kappen en aanplanten van bomen, het ophogen of afgraven van gronden en het wijzigen van de bestrating/verharding.

Tot slot is het op grond van artikel 2.1, lid 1, sub h van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit het slopen van een bouwwerk in een beschermd stads- of dorpsgezicht. Dit sloopverbod is ook opgenomen in de bestemmingsplanregels.

Waarde - Ruimtelijke kwaliteit
In artikel 8 zijn de karakteristieke gebieden en karakteristieke objecten geregeld. Zie hiervoor ook Hoofdstuk 4, waarin een uitgebreide beschrijving is opgenomen.

De karakteristieke objecten zijn op de verbeelding aangeduid als 'specifieke vorm van waarde - karakteristiek object'. Het gaat hier om een indicatieve aanduiding, die meestal op het hoofdgebouw is gelegd: dit kan betekenen dat het hoofdgebouw karakteristiek is, maar het kan ook gaan om een bijgebouw, om alle gebouwen of delen van gebouwen. In de regels wordt voor meer informatie over achtergronden, om welke objecten het precies gaat en de beoordeling van de objecten verwezen naar de inventarisatie van de karakteristieke objecten, die via www.delfzijl.nl/karakteristiek is in te zien. De inventarisatie maakt in juridische zin geen deel uit van het bestemmingsplan. Daarnaast is de inventarisatie te raadplegen in de rapportage 'Karakteristieke objecten gemeente Delfzijl' , opgenomen in Bijlage 3 bij deze toelichting.

De karakteristieke gebieden zijn op de verbeelding aangeduid als 'specifieke vorm van waarde - karakteristiek gebied'.
Voor de bescherming van bebouwing in karakteristieke gebieden en karakteristieke objecten is geregeld dat sloop alleen mogelijk is als hiervoor een omgevingsvergunning wordt verleend. Uiteraard moet dan aan diverse voorwaarden worden voldaan. Voor gebouwen in karakteristieke gebieden is het beschermingsregiem iets minder streng: er is alleen een omgevingsvergunning nodig als het hele gebouw wordt gesloopt. Voor karakteristieke objecten is ook een sloopvergunning nodig voor de sloop van een deel van het karakteristieke object.

6.4 Algemene Regels

Anti-dubbeltelregel
In artikel 9 is de anti-dubbeltelregel opgenomen.

6.5 Overgangs- En Slotregels

In respectievelijk artikel 10 en 11 zijn het overgangsrecht en de slotregel opgenomen. Voor de redactie van het overgangsrecht geldt het Besluit ruimtelijke ordening. Bebouwing die niet voldoet aan de regels van dit bestemmingsplan is onder het overgangsrecht gebracht. Een geringe uitbreiding van de bebouwing met 10% wordt mogelijk gemaakt.

Het gebruik van gronden en opstallen die in strijd zijn met dit bestemmingsplan op het tijdstip van inwerkingtreding, mag in beginsel worden voortgezet. Wijziging van dit strijdige gebruik is verboden, indien de afwijking van het plan wordt vergroot. Indien het strijdige gebruik, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan één jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

In de slotregel van het bestemmingsplan wordt aangegeven onder welke titel het bestemmingsplan wordt vastgelegd.

Hoofdstuk 7 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

Het facetplan is wat betreft het archeologisch beleid grotendeels conserverend en wat betreft het beleid over beschermde dorpsgezichten geheel conserverend. Dat wil zeggen dat bestaande regelingen zijn overgenomen. Daarom heeft voor deze onderdelen geen inspraak plaatsgevonden.

Het onderdeel karakteristieke objecten en gebieden is nieuw. Tijdens de voorbereiding van dit bestemmingsplan is uitvoerig contact gezocht met eigenaren/bewoners en belanghebbenden om uitleg te geven over de inventarisatie van de karakteristieke objecten. Deze werkwijze is in paragraaf 4.2 aan bod gekomen. Voorafgaand aan de terinzagelegging van het ontwerp-bestemmingsplan hebben de indieners van een inspraakreactie, naar aanleiding van de aanwijzing van hun pand als karakteristiek object, een reactie ontvangen. Omdat de gemeente een uitgebreid traject met inspraak en participatie heeft doorlopen, is er gekozen om niet meer met een voorontwerpbestemmingsplan te komen maar meteen een ontwerpbestemmingsplan ter inzage te leggen. De Nota van inspraakreacties is niet opgenomen in het bestemmingsplan, omdat deze inspraakrecreaties alleen betrekking hebben op de vaststelling van de karakteristieke objecten en gebieden en niet op het hele plan. De indieners van de inspraakreacties hebben een brief ontvangen met beantwoording en de geanonimiseerde versie van de hele Nota is te vinden op www.delfzijl.nl/karakteristiek.


Het bestemmingsplan is voor overleg toegezonden aan de wettelijke overlegpartners. Het waterschap Noorderzijlvest heeft een vooroverlegreactie ingediend (Bijlage 4). Het waterschap Noorderzijlvest merkt op dat een vergunningplicht geldt voor het graven/dempen/uitbaggeren van watergangen die liggen op gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie 2, 3 en 4'. Het waterschap stelt zich op het standpunt dat pas een vergunningplicht geldt als er gebaggerd wordt waardoor een profiel ontstaat dat ruimer is dan het leggerprofiel. Het baggeren tot de in de legger van het waterschap opgenomen minimale afmetingen is regulier onderhoud, waarbij niet in de vaste bodem van de watergangen wordt gegraven. Hetzelfde geldt voor secundaire watergangen: baggeren tot de vaste bodem, zonder het wijzigen van het profiel, is vergunningvrij. Omdat reeds in de planregels was vastgelegd voor 'Waarde - Archeologie 3 en 4' dat deze vergunningplicht niet geldt voor het normale onderhoud en het normaal agrarisch gebruik, waaronder het uitbaggeren van sloten wordt begrepen, wordt voldaan aan deze wens. Deze uitzondering is ook toegevoegd aan 'Waarde - Archeologie 2'. Het waterschap heeft hiermee ingestemd.

Het bestemmingsplan heeft vervolgens van 3 september tot en met 14 oktober 2020 gedurende zes weken ter inzage gelegen. Tijdens deze termijn hebben 15 personen of instanties een zienswijze ingediend. De beantwoording van de zienswijzen is in een separate Nota Zienswijzen vastgelegd.

Bijlage 1 Overzicht Bestemmingsplannen Behorend Bij Artikel 2

Bijlage 1 Overzicht bestemmingsplannen behorend bij artikel 2

Bijlage 2 Toelichting Aanwijzing Spijk

Bijlage 2 Toelichting aanwijzing Spijk

Bijlage 3 Toelichting Aanwijzing Termunterzijl

Bijlage 3 Toelichting aanwijzing Termunterzijl

Bijlage 1 Lijst Rijksmonumenten

Bijlage 1 Lijst Rijksmonumenten

Bijlage 2 Archeologische Beleidsadvieskaart 2017

Bijlage 2 Archeologische beleidsadvieskaart 2017

Bijlage 3 Karakteristieke Objecten Gemeente Delfzijl

Bijlage 3 Karakteristieke objecten gemeente Delfzijl

Bijlage 4 Vooroverlegreactie

Bijlage 4 Vooroverlegreactie