KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 2 Toepassing
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 3 Anti-dubbeltelregel
Artikel 4 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 5 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 6 Overgangsrecht
Artikel 7 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Plangebied
1.3 Geldende Bestemmingsplannen
1.4 Juridische Context
1.5 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Normering Windturbinebepalingen Windpark Delfzijl Zuid Uitbreiding
2.1 Inleiding
2.2 De Te Hanteren Normen Voor Windpark Delfzijl Zuid Uitbreiding
2.3 Nadere Toelichting En Onderbouwing Geluid
2.4 Nadere Toelichting En Onderbouwing Slagschaduw
2.5 Nadere Toelichting En Onderbouwing Externe Veiligheid
2.6 Nadere Toelichting Overige Windturbinebepalingen
Hoofdstuk 3 Juridische Vormgeving
3.1 Inleiding
3.2 Planregels Voor Geluid, Slagschaduw En Externe Veiligheid
3.3 Overige Planregels
Hoofdstuk 4 Uitvoerbaarheid
Bijlage 1 Handhavings- En Rekenmethodiek
Bijlage 2 Geconsolideerde Versie Planregels
Bijlage 1 Windturbinebepalingen
Bijlage 2 Onderzoek Milieunormen Windenergie Windpark Delfzijl Zuid Uitbreiding
Bijlage 3 Notitie Normen Windturbines
Bijlage 4 Zienswijzennota

Wijziging Windpark Delfzijl Zuid Uitbreiding 2020

Bestemmingsplan - gemeente

Vastgesteld op 07-12-2021 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In dit plan wordt verstaan onder:

1.1 plan:

het bestemmingsplan "Wijziging Windpark Delfzijl Zuid Uitbreiding 2020" met identificatienummer NL.IMRO.1979.68BP-VG01 van de gemeente Eemsdelta;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels;

1.3 bestemmingsplan "Windpark Delfzijl Zuid Uitbreiding (2020)":

het bestemmingsplan "Windpark Delfzijl Zuid Uitbreiding (2020)' met identificatienummer NL.IMRO.0010.48BP-VG01, vastgesteld op 25 juni 2020;

1.4 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of bebouwen van deze gronden;

1.5 (beperkt) kwetsbaar object:

in relatie tot windturbines:

  • beperkt kwetsbaar object: objecten als bedoeld in artikel 1, lid 1, onder b, van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) zoals deze luidde ten tijde van vaststelling van het bestemmingsplan;
  • kwetsbaar object: objecten als bedoeld in artikel 1, lid 1, onder l, van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) zoals dit luidde ten tijde van vaststelling van het bestemmingsplan;

1.6 molenaarswoning:

een woning die verbonden is aan een inrichting die windturbines realiseert en exploiteert doordat:

  1. a. de eigenaar van de woning:
    1. 1. (mede-)initiatiefnemer is voor die inrichting, en/of;
    2. 2. eigenaar is van gronden die nodig zijn voor de realisatie van de windturbines en/of bijbehorende civiele en elektrische infrastructuur van die inrichting, en;
  2. b. de gebruiker van de woning door middel van een privaatrechtelijke overeenkomst een functie heeft aanvaard als molenaar en in die hoedanigheid werkzaamheden verricht en zorg draagt voor het toezicht op en onderhoud van één of meerdere turbines van de betreffende inrichting;

1.7 overig slagschaduw gevoelig object:

overige objecten voor zover personen in een ruimte binnen dit object gedurende langere aaneengesloten tijd verblijven tijdens de daglichtperiode (zoals scholen, kantoren en dienstverlening, zorggerelateerde activiteiten, dagrecreatieve doeleinden, horecagelegenheden, kampeerterreinen en molenaarswoningen bij andere windparken dan Windpark Delfzijl Zuid Uitbreiding), niet zijnde (agrarische) bedrijfsgebouwen zoals stallen, opslagloodsen, schuren, alsmede buitenterreinen of molenaarswoningen bij windpark Delfzijl Zuid Uitbreiding), en voor zo ver:

  • het gebruik in overeenstemming met de geldende bestemming is;
  • dit een gebouw of bouwwerk betreft, de gevel of het dakvlak voorzien is van één of meerdere lichtdoorlatende vlakken in de richting van de windturbine(s);

Voor zo ver slechts een deel van een object als slagschaduwgevoelig kan worden aangemerkt hoeft alleen dat deel als slagschaduwgevoelig te worden beschouwd;

1.8 slagschaduw gevoelig object:

ieder object bedoeld voor bewoning of anderszins voor permanent verblijf van personen (woningen, woonboten of woonwagens en zorginstellingen, niet zijnde een molenaarswoning), voor zo het gebruik in overeenstemming met de geldende bestemming is, en voor zover de gevel of het dakvlak voorzien is van één of meerdere lichtdoorlatende vlakken in de richting van de windturbine(s);

1.9 Windpark Delfzijl Zuid Uitbreiding:

een nieuw windpark in provinciaal concentratiegebied voor windenergie, als zodanig ook aangewezen in de Structuurvisie Eemsmond-Delfzijl, en gelegen ten zuiden van het bestaande windpark Delfzijl-Zuid en zoals vastgelegd in het bestemmingsplan "Windpark Delfzijl Zuid Uitbreiding (2020)' met identificatienummer NL.IMRO.0010.48BP-VG01.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 2 Toepassing

Dit bestemmingsplan is een wijziging van, en aanvulling op, het bestemmingsplan "Windpark Delfzijl Zuid Uitbreiding (2020)' met identificatienummer NL.IMRO.0010.48BP-VG01, vastgesteld op 25 juni 2020.

De regels van het bestemmingsplan "Windpark Delfzijl Zuid Uitbreiding (2020)" blijven volledig van toepassing, met dien verstande dat:

  • A. de begrippen in de artikel 1 van de regels van het bestemmingsplan "Windpark Delfzijl Zuid Uitbreiding (2020)" worden aangevuld met de definities die in Artikel 1 zijn opgenomen;
  • B. aan artikel 4.1.4, e Overige specifieke gebruiksregels van het bestemmingsplan "Windpark Delfzijl Zuid Uitbreiding (2020)" wordt lid c. toegevoegd die luidt:
    1. 1. "de slagschaduwduur op ramen binnen de gevel van slagschaduw gevoelige objecten, gelegen binnen 1.810 meter vanaf het middelpunt van een windturbine, veroorzaakt door alle windturbines die zijn aangeduid met de bestemming 'Bedrijf - Windturbinepark Voorlopig' tezamen mag niet meer bedragen dan 0 uur per jaar, uitgezonderd de tijd die noodzakelijk is voor het afschakelen van de windturbines als gevolg van de automatische stilstandvoorziening, en;
    2. 2. de slagschaduwduur op ramen binnen de gevel van overige slagschaduw gevoelige objecten, gelegen binnen 1.810 meter vanaf het middelpunt van een windturbine, veroorzaakt door alle windturbines die zijn aangeduid met de bestemming 'Bedrijf - Windturbinepark Voorlopig' tezamen mag niet meer bedragen dan 6 uur per jaar;"
  • C. aan artikel 4.1.4, e Overige specifieke gebruiksregels van het bestemmingsplan "Windpark Delfzijl Zuid Uitbreiding (2020)" wordt lid d. toegevoegd die luidt: "Alvorens een windturbine voor energieproductie in gebruik genomen en gehouden mag worden, dient deze ten behoeve van het voorkomen of beperken van lichtschittering voorzien te zijn van niet reflecterende materialen of coatinglagen op betreffende onderdelen, waarbij het meten van reflectiewaarden plaatsvindt overeenkomstig NEN-EN-ISO 2813 of een daaraan ten minste gelijkwaardige meetmethode."
  • D. aan artikel 4.1.4, e Overige specifieke gebruiksregels van het bestemmingsplan "Windpark Delfzijl Zuid Uitbreiding (2020)" wordt lid e. toegevoegd die luidt: "Een windturbine mag niet in gebruik worden genomen of gehouden indien vanwege een geconstateerd of redelijkerwijs vermoed gebrek daaraan de veiligheid voor de omgeving in het geding is. Ter voldoening aan deze voorwaardelijke verplichting wordt een windturbine minstens eenmaal per kalenderjaar beoordeeld op de noodzakelijke beveiligingen, onderhoud en reparaties door een deskundige op het gebied van windturbines";
  • E. aan artikel 4.1.4, e Overige specifieke gebruiksregels van het bestemmingsplan "Windpark Delfzijl Zuid Uitbreiding (2020)" wordt lid f. toegevoegd die luidt: "Een windturbine mag enkel in gebruik worden genomen en gehouden indien wordt voldaan aan de veiligheidseisen opgenomen in NEN-EN-IEC 61400-1, NEN-EN-IEC 61400-2 of NEN-EN-IEC 61400-3";
  • F. de gebiedsaanduidingen 'veiligheidszone - windturbine PR10-5' en 'veiligheidszone - windturbinePR10-6' worden opgenomen en de algemene aanduidingsregels in artikel 8 van de regels van het bestemmingsplan "Windpark Delfzijl Zuid Uitbreiding (2020)" worden daarvoor aangevuld met de regels zoals opgenomen in Artikel 4 Algemene aanduidingsregels;
  • G. aan artikel 4.1.4 b Geluid windturbines van het bestemmingsplan "Windpark Delfzijl Zuid Uitbreiding (2020)" wordt toegevoegd: "Op deze bepaling is de Handhavings- en rekenmethodiek van toepassing zoals opgenomen in Bijlage 1 bij deze regels"

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 3 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 4 Algemene Aanduidingsregels

4.1 veiligheidszone - windturbine PR10-5

Ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - windturbine PR10-5' zijn kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten uitgesloten.

4.2 veiligheidszone - windturbine PR10-6

Ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - windturbine PR10-6' zijn kwetsbare objecten uitgesloten.

Artikel 5 Overige Regels

5.1 Verhouding met bestemmingsplannen

voor zover de gebiedsaanduidingen, als bedoeld in artikel 4.1 en 4.2 van dit plan, samenvallen met (dubbel)bestemmingen uit onderliggende bestemmingsplannen gelden de regels in artikel 4.1 en 4.2 als aanvulling op de regels van de bestemmingen uit onderliggende bestemmingsplannen waarbij de regels voor de gebiedsaanduidingen voorrang hebben. De onderliggende bestemmingen blijven verder van toepassing.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 6 Overgangsrecht

6.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;
  1. b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van dit lid onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met maximaal 10%;
  2. c. dit lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

6.2 Overgangsrecht gebruik

  1. a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  2. b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  3. c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  4. d. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 7 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan “Wijziging Windpark Delfzijl Zuid Uitbreiding 2020”.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Uitspraak Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State

Op 30 juni 2021 heeft de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: ABRvS of de Afdeling) een uitspraak gedaan over windpark Delfzijl Zuid Uitbreiding over - onder meer en - samengevat de vraag of voor het Activiteitenbesluit milieubeheer (hierna: Activiteitenbesluit) en de Activiteitenregeling milieubeheer (hierna: Activiteitenregeling) een plan-MER-plicht bestaat op grond van de Europese SMB-richtlijn1 in navolging op het Vlaamse Nevele-arrest2. De Afdeling is in die uitspraak tot het oordeel gekomen dat op grond van het Europese recht inderdaad een dergelijke beoordeling moet worden gemaakt van de windturbinebepalingen. Die beoordeling zal in eerste instantie door het Rijk worden opgesteld. Totdat die beoordeling is gemaakt, worden de windturbinebepalingen uit het Activiteitenbesluit en de Activiteitenregeling (zie Kader 1.1 voor samenvatting en Bijlage 1) buiten toepassing gelaten. De Afdeling geeft in haar uitspraak van 30 juni 2021 ook aan dat in de tussentijd het bevoegd gezag bij het vaststellen van een bestemmingsplan voor een concreet project eigen normen kan stellen ter vervanging van de normstelling uit het Activiteitenbesluit en de -regeling3. Daarbij geldt dat deze normen moeten worden voorzien van een actuele, deugdelijke, op zichzelf staande en op de aan de orde zijnde situatie toegesneden motivering.

Kader 1.1 Samenvatting relevante windturbinebepalingen uit Activiteitenbesluit en -regeling

afbeelding "i_NL.IMRO.1979.68BP-VG01_0001.png"

De realisatie van windpark Delfzijl Zuid Uitbreiding is van belang voor het halen van de duurzaamheidsdoelstellingen van onder meer de gemeente Eemsdelta, maar ook van de provincie Groningen. De Afdeling heeft de gemeente Eemsdelta de mogelijkheid geboden om door middel van een 'bestuurlijke lus' het bestemmingsplan voor windpark Delfzijl Zuid Uitbreiding te herstellen en de provincie Groningen om hetzelfde te doen voor de bijbehorende omgevingsvergunning.

Wijziging bestemmingsplan voor windpark Delfzijl Zuid Uitbreiding

Door middel van deze wijziging worden aan het bestemmingsplan "Windpark Delfzijl Zuid Uitbreiding (2020)" met identificatienummer NL.IMRO.0010.48BP-VG01, vastgesteld op 25 juni 2020, planregels toegevoegd met eigen normen voor met name de aspecten geluid, slagschaduw en externe veiligheid voor windpark Delfzijl Zuid Uitbreiding. Deze planregels worden in deze toelichting en bijbehorende Bijlage 2 voorzien van een actuele, deugdelijke, op zichzelf staande en op de aan de orde zijnde situatie toegesneden motivering. In het onderzoek in Bijlage 2 is gekeken naar een brede marge aan mogelijke normen voor het plan. Bij de onderzoeksopzet is uitgegaan van de windturbinelocaties zoals die uit het voorkeursalternatief in de milieueffectrapportage in het bestemmingsplan "Delfzijl Zuid Uitbreiding (2020)" zijn vastgelegd. Het windpark, zoals dat al vele jaren in beleidsplannen is vastgelegd (waaronder de rijksstructuurvisie Windenergie op Land van maart 2014 en de provinciale structuurvisie Eemsmond-Delfzijl van 10 april 2017), en ook al onder meer is onderzocht en onderbouwd in een milieueffectrapportage voor het windpark zelf, is een gegeven en vormt het uitgangspunt voor onderzoek en motivering van de eigen normering.

  1. 1. ECLI:NL:RVS:2021:1395
  2. 2. Grote kamer van het Hof van Justitie van de Europese Unie in de zaak Nevele (C-24-19). Zie: https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/?uri=ecli:ECLI:EU:C:2020:503
  3. 3. Overweging 65 uit de uitspraak ECLI:NL:RVS:2021:1395

1.2 Plangebied

Deze wijziging heeft betrekking op het plangebied van het bestemmingsplan "Windpark Delfzijl Zuid Uitbreiding (2020)" met identificatienummer NL.IMRO.0010.48BP-VG01, vastgesteld op 25 juni 2020 (zie ook Figuur 1.1) en daar waar de nieuwe op te nemen gebiedsaanduidingen buiten de oorspronkelijk plangrens komen is de plangrens daar op uitgebreid.

Het plangebied ligt direct ten zuiden van, en aansluitend op, het bestaande Windpark Delfzijl-Zuid. Het plangebied voor windpark Delfzijl Zuid Uitbreiding wordt globaal omsloten door de provinciale weg N362 aan de westzijde, het Termunterzijldiep aan de oostzijde en het bestaande windpark Delfzijl-Zuid aan de noordzijde. De Zomerweg loopt in oost-west richting door het plangebied.

Figuur 1.1 plangebied bestemmingsplan "Windpark Delfzijl Zuid Uitbreiding (2020)"

afbeelding "i_NL.IMRO.1979.68BP-VG01_0002.png"

1.3 Geldende Bestemmingsplannen

Ter plaatse van dit bestemmingsplan 'geldt' het bestemmingsplan "Windpark Delfzijl Zuid Uitbreiding (2020)" met identificatienummer NL.IMRO.0010.48BP-VG01 (vastgesteld op 25 juni 2020). Het bestemmingsplan "Windpark Delfzijl Zuid Uitbreiding (2020)" is nog niet onherroepelijk vanwege de (tussen)uitspraak van de Afdeling van 30 juni 2021 maar is ook niet vernietigd door toepassing van de bestuurlijke lus. Deze wijziging geeft een aanvulling op dát bestemmingsplan. Het bestemmingsplan "Windpark Delfzijl Zuid Uitbreiding (2020)" blijft dan ook van toepassing en dient in samenhang met de bestemmingsplan gelezen te worden. Daarnaast geldt ter plaatse van het geplande windpark ook het bestemmingsplan "Buitengebied-Zuid" met identificatienummer NL.IMRO.0010.06BP-VG02 (vastgesteld op 19 december 2013) van de voormalige gemeente Delfzijl. Dit bestemmingsplan is en blijft ook van toepassing, voor zover het bestemmingsplan "Windpark Delfzijl Zuid Uitbreiding (2020)" dat al niet heeft herzien.

1.4 Juridische Context

Milieuregels in ruimtelijke spoor

Op basis van jurisprudentie4 is het mogelijk om in het ruimtelijk spoor (zoals een bestemmingsplan) regels te stellen over de milieueffecten van windturbines. Door het vervallen van de toepasbaarheid van de windturbinebepalingen uit het Activiteitenbesluit en -regeling moet worden bepaald in hoeverre de goede ruimtelijke ordening het met het oog de op de ruimtelijke aanvaardbaarheid nodig maakt om milieunormen op te nemen in de planregels van het bestemmingsplan. Bij toepassing van deze bevoegdheid dient een onderbouwing te worden gegeven van de ruimtelijke aanvaardbaarheid daarvan ten behoeve van de goede ruimtelijke ordening. De ruimtelijke aanvaardbaarheid van de milieunormen die in de planregels van dit bestemmingsplan worden opgenomen wordt in Hoofdstuk 2 toegelicht, waarbij de aan het bestemmingsplan "Windpark Delfzijl Zuid Uitbreiding (2020)" ten grondslag liggende, en bijbehorende, milieu- en onderzoeksinformatie ook van toepassing blijft. Dit wijzigingsplan is een feitelijk een aanvulling.

Toepassing bestuurlijke lus en bijbehorende procedure

Bestuurlijke lus algemeen

De rechter kan in een (hoger) beroepsprocedure de bestuurlijke lus toepassen. Als een besluit van een bestuursorgaan een gebrek heeft, kan de rechter het bestuursorgaan de gelegenheid geven om dit gebrek tijdens de beroepsprocedure te herstellen (artikel 8:51a Awb). Dit gebeurt in een tussenuitspraak, waarin het bestuursorgaan een termijn van een bepaald aantal weken krijgt (in deze 26 weken) om het besluit te herstellen. Het doel van de bestuurlijke lus is finale geschilbeslechting: het toepassen van de bestuurlijke lus moet ertoe leiden dat de rechter binnen een afzienbare termijn een definitieve beslissing kan nemen over het geschil.

De rechter moet het geschil zo veel mogelijk definitief beslechten (artikel 8:41a Awb). Als een besluit gebrekkig is en dus vernietigbaar, moet de rechter eerst nagaan of hij de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand kan laten, of zelf in de zaak kan voorzien. Als dat niet mogelijk is kan de rechter in bepaalde gevallen de bestuurlijke lus toepassen (artikel 8:72 Awb). De bestuurlijke lus is vooral geschikt voor het herstellen van een onzorgvuldige voorbereiding (artikel 3:2 Awb) of een gebrekkige motivering van een besluit (artikel 3:46 Awb). Als een zaak zich niet leent voor een bestuurlijke lus, dan kan de rechter het besluit ‘gewoon’ vernietigen. In dit geval is dus door de Afdeling toepassing gegeven aan een bestuurlijke lus, waarmee ruimte voor herstel is gegeven.

Toepassing bestuurlijke lus voor windpark Delfzijl Zuid Uitbreiding

Het herstel bestaat voor windpark Delfzijl Zuid Uitbreiding uit het stellen van eigen normen voor ter vervanging van de windturbinebepalingen uit de Activiteitenbesluit- en -regeling, omdat die niet meer toegepast kunnen worden. Daarbij geldt dat deze normen moeten worden voorzien van een actuele, deugdelijke, op zichzelf staande en op de aan de orde zijnde situatie toegesneden motivering.

Het bestuursorgaan zal zich bij het herstel aan de opdracht van de rechter moeten houden en moeten herstellen binnen de kaders die de rechter heeft gesteld. Als het bestuursorgaan een gebrek herstelt door middel van een herstelbesluit, moet dat het op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend maken en mededelen. In deze wordt dat gedaan door het eerst ter inzage leggen van een ontwerpbesluit met toepassing van de uniforme openbare voorbereidingsprocedure (afdeling 3.4 Awb). Na het nemen van het herstelbesluit meldt het bestuursorgaan dit aan de Afdeling.

  1. 4. zie ECLI:NL:RVS:2017:2316, ECLI:NL:RVS:2017:2318, ECLI:NL:RVS:2017:2333, ECLI:NL:RVS:2017:2332, ECLI:NL:RVS:2017:2331

1.5 Leeswijzer

In hoofdstuk 2 wordt ingegaan op de achtergronden, onderzoek en onderbouwing van de ruimtelijke aanvaardbaarheid van geluid, slagschaduw en externe veiligheidsnormen. Hoofdstuk 3 beschrijft de juridische vormgeving. In hoofdstuk 4 komt de financieel-economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid aan bod.

Hoofdstuk 2 Normering Windturbinebepalingen Windpark Delfzijl Zuid Uitbreiding

2.1 Inleiding

Bij de vaststelling van het bestemmingsplan "Windpark Delfzijl Zuid Uitbreiding (2020)" en de verlening van de omgevingsvergunning voor de realisatie van het windpark Delfzijl Zuid Uitbreiding (Gedeputeerde Staten van Groningen op 20 juni 2020) is oorspronkelijk uitgegaan van de normen voor geluid, slagschaduw en externe veiligheid van windturbines uit het Activiteitenbesluit en -regeling. Voor de toets of sprake is van een goede ruimtelijke ordening, was aangesloten bij de normen uit het Activiteitenbesluit en -regeling. De normering voor geluid, slagschaduw en externe veiligheid voor windturbines uit het Activiteitenbesluit en -regeling hebben een belangrijke overeenkomst met elkaar en met die van andere bronnen. De normen zijn vastgesteld op basis van de aanvaardbaarheid van enige mate van hinder of risico voor omwonende ten opzichte van het algemene maatschappelijk belang van, in deze, het realiseren van windturbines om duurzame energie op te wekken en daarmee de landelijke duurzaamheidsdoelstellingen en klimaatdoelstellingen te behalen. Er is dus sprake van een afweging tussen het individueel belang van een omwonende, op het gebied van leefbaarheid, veiligheid en gezondheid, versus het algemeen maatschappelijk belang van de energietransitie naar hernieuwbare energie en verbetering van het klimaat en de leefomgeving5. Het accepteren van enige mate van hinder of risico is inherent aan het feit dat Nederland een druk bevolkt en dicht bebouwd land is. Uitsluiten van hinder of risico behoort niet tot de mogelijkheden, omdat er daarmee geen ontwikkelingen meer kunnen plaats vinden (zie ook Kader 2.1). Dat geldt voor veel maatschappelijke activiteiten, zoals weg- en railverkeer, luchtvaart, industrie, sport- en recreatieterreinen en ook windturbines.

Dezelfde afwegingen vinden plaats bij het opnemen van milieunormen in dit bestemmingsplan.

Kader 2.1 Bescherming tegen hinder versus ruimtelijke ontwikkelingen: ALARA-principe [bron: Kader 1.1 Bijlage 2]

afbeelding "i_NL.IMRO.1979.68BP-VG01_0003.png"

Er is voor dit windpark onderzoek uitgevoerd ter onderbouwing van eigen normen ter vervanging van de windturbinebepalingen (normstelling voor windturbines uit het Activiteitenbesluit en de -regeling) voor windpark Delfzijl Zuid Uitbreiding (zie Bijlage 2). Voor de milieuthema’s die genormeerd zijn in Activiteitenbesluit en -regeling (geluid, slagschaduw, externe veiligheid en lichtschittering) is in dit onderzoek:

  • inzichtelijk gemaakt welke effecten verwacht kunnen worden bij realisatie van windturbines;
  • aangegeven aan de hand van welke criteria en (reken)methodieken deze effecten inzichtelijk kunnen worden gemaakt en beoordeeld;
  • inzichtelijk gemaakt hoe deze effecten zich lokaal manifesteren in het beoogde project, en;
  • of de gehanteerde normstelling, rekening houdend met alle relevante aspecten en belangen, voldoende bescherming biedt om een aanvaardbaar woon- en leefklimaat te borgen;
  • welke gevolgen de normstelling heeft voor het initiatief.

Voor de behandeling van bovenstaande punten is gebruik gemaakt van de actuele stand van wetenschappelijke kennis op de verschillende milieuthema’s.

Op basis van dit onderzoek is in de plantoelichting van dit bestemmingsplan een ruimtelijk aanvaardbare normstelling bepaald voor windpark Delfzijl Zuid Uitbreiding op basis van 'een actuele, deugdelijke, op zichzelf staande en op de aan de orde zijnde situatie toegesneden motivering' en vertaald in de planregels.

De normstelling wordt in paragraaf 2.2 eerst toegelicht. In paragraaf 2.3, 2.4, 2.5 en 2.6 en Bijlage 2 wordt de tot standkoming van deze normen nader onderbouwd en toegelicht.

  1. 5. Zie paragraaf 5.2 "Nota van toelichting" bij besluit van 14 oktober 2010 tot wijziging van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer en het Besluit omgevingsrecht (wijziging milieuregels windturbines), Staatsblad 2010, 729 en verwijzing naar TNO-onderzoek "Hinder door geluid van windturbines", rapport nr 2008-D-R1051/b).

2.2 De Te Hanteren Normen Voor Windpark Delfzijl Zuid Uitbreiding

Op basis van de nadere toelichting en onderbouwing in paragraaf 2.3, 2.4, 2.5 en 2.6 en Bijlage 2 worden hieronder de ruimtelijk aanvaardbare normen voor windpark Delfzijl Zuid Uitbreiding samengevat. In feite is deze paragraaf de conclusie van de hierna volgende paragrafen. De normen zijn ook juridisch verankerd in de planregels (zie voor juridische vormgeving Hoofdstuk 3).

Een norm voor windturbinegeluid van 47 dB Lden en 41 dB Lnight voor alle windturbines binnen het oinderhavige park is op basis van een afweging tussen de te verwachten hinder en het belang van opwekking duurzame elektriciteit met windturbines ruimtelijk aanvaardbaar6.

Het hanteren van de norm voor slagschaduw van windturbines van maximaal 6 uur slagschaduw per jaar beperkt de mogelijke effecten daarvan voor slagschaduw gevoelige objecten tot een ruimtelijk aanvaardbaar niveau. Een maximale slagschaduwduur van 6 uur per jaar op gevoelige objecten veroorzaakt in zeer beperkte mate hinder, vooral in verhouding tot het totale aantal zonuren per jaar. Aanvullend op wat al ruimtelijk aanvaardbaar is wordt specifiek voor dit windpark en de invloedssfeer daar van voor woningen de norm gesteld dat windpark Delfzijl Zuid Uitbreiding geen slagschaduw mag toevoegen (uitgezonderd de tijd benodigd voor in- en uitschakelen van de windturbines). Voor overige slagschaduw gevoelige objecten geldt dat de windturbines van windpark Delfzijl Zuid Uitbreiding maximaal 6 uur slagschaduw per jaar mogen veroorzaken. Deze normstelling is in afstemming met de initiatiefnemers tot stand gekomen en is nadrukkelijk geen algemeen gemeentelijk of provinciaal beleid, en ook geen nieuw beleid voor slagschaduw van windturbines.

Een norm voor externe veiligheid van windturbines van PR10-05 voor beperkt kwetsbare objecten en PR10-06 voor kwetsbare objecten is ruimtelijk aanvaardbaar omdat er sprake is van een risico dat aanmerkelijk lager ligt dan andere algemeen aanvaarde maatschappelijke risico's en dat gelijk is aan andere risicobronnen van externe veiligheid.

Voor de volledigheid worden een aantal overige regels ten aanzien van het in gebruik nemen en hebben van windturbines uit de windturbinebepalingen toegevoegd aan de planregels. Dit zijn niet zo zeer milieunormen waar een inhoudelijke afweging over plaats heeft gevonden voor wat betreft de hoogte en aanvaardbaarheid. Voor de volledigheid worden de volgende algemene regels gesteld ter voorkoming van hinder:

  • ter voorkoming van lichtschittering;
  • algemene veiligheid en controle;
  • verplichte NEN-certificering van de windturbines.

Ook wordt voor de volledigheid een handhavings- en rekenmethodiek voor geluid van windturbines opgenomen in de planregels.

  1. 6. Dit geldt ook voor windturbines die gerealiseerd zijn voor 1 januari 2011 (en daarna) en ook voor windturbines uit andere windparken

2.3 Nadere Toelichting En Onderbouwing Geluid

2.3.1 Inleiding en uitleg over het aspect windturbinegeluid

Wat is geluid van windturbines?

Net als alle andere mechanische installaties produceren windturbines geluid. Dit geluid wordt deels veroorzaakt door de bewegende onderdelen in de gondel, maar is voornamelijk afkomstig van de bladen die door de lucht 'zoeven'. Net als voor andere geluidbronnen waaronder wegverkeers-, industrie-, railverkeer- en luchtvaartgeluid is het wenselijk om normen vast te leggen voor de hoeveelheid geluid die mag optreden op de omgeving teneinde de hinder hiervan te beperken tot een aanvaardbaar niveau. Om te komen tot een normstelling speelt het daadwerkelijk optredende geluidniveau, de betreffende omgeving en de hinderlijkheid van het specifieke geluid een rol.

Achtergrond Europese systematiek geluiddosismaat Lden en Lnight en toepassing dosismaat voor geluidnorm windturbines

Volgens richtlijn 2002/49/EG van het Europees Parlement dient omgevingslawaai in alle lidstaten op dezelfde wijze behandeld te worden. De geluidbelasting dient daarbij in decibel (dB) Lden of dB Lnight te worden uitgedrukt. Lden is een berekend gewogen jaargemiddelde van de geluidsbelasting tijdens de dag-, de avond- en de nachtperiode. De avond- en nachtperiode krijgen een opslag van respectievelijk +5 en +10 dB omdat in deze periode geluid als hinderlijker wordt ervaren en deze periodes worden derhalve zwaarder meegewogen. De nachtelijke geluidbelasting wordt uitgedrukt in Lnight. Voor het bepalen van de hinder wordt gebruik gemaakt van Lden. Lnight wordt gebruikt om effecten die kunnen leiden tot slaapverstoring te bepalen.

Gezien het constante karakter van windturbinegeluid (de verschillen tussen dag-, avond- en nachtperiode zijn beperkt) is de Lden-normering een passende maat om blijvende toe te passen. Toepassing geven aan een andere geluidsdosismaat dan de Lden is overwogen. Een andere dosismaat levert geen hoger beschermingsniveau op en is ook anderszins niet evident beter ter bescherming van de omgeving tegen windturbinegeluid. De geluidsnorm voor windturbines van een jaargemiddelde in Lden is een theoretisch getal dat door zogenaamde straffactoren hoger ligt dan de werkelijke gemiddelde geluidbelasting. Het geluid dat een windturbine in de avond en nacht maakt, telt in de berekeningen zwaarder mee. Bij het geluid in de avond wordt 5 decibel opgeteld en bij het geluid in de nacht zelfs 10 decibel. Daarnaast is een windturbine continu in bedrijf. Daar waar het wellicht in theorie mogelijk is om aan het gemiddelde te voldoen met een kortstondige hoge piekbelasting en een lange tijd heel weinig geluid, zal dat in de praktijk door de aard van een windturbine (de hoeveelheid geluid die een windturbine produceert is afhankelijk van het bronvermogen van de windturbine en heeft tevens een rechtstreeks verband heeft met de jaargemiddelde optredende windsnelheid) niet gebeuren. Daardoor is het maximale geluid dat in praktijk op de gevel van een woning kan ontstaan lager dan de Lden norm.

Ter illustratie: bij een berekende geluidbelasting van bijvoorbeeld 47 dB Lden op een woning (Lden dus, inclusief straffactoren voor extra hinderlijkheid van geluid in avond en nacht) is het daadwerkelijk te ervaren geluidniveau op de gevel van de woning circa 43-45 dB(A), dus 2-4 dB(A) lager dan de Lden. Bij constante geluidniveaus bedraagt het verschil tussen de geluidbelasting in dB Lden en dB Lnight circa 6 dB en biedt een aparte norm voor Lnight geen extra bescherming. In uitzonderlijke gevallen, afhankelijk van concrete omstandigheden, kan de Lnight een verschil van 7 dB of meer hebben met de Lnight. Om extra verstoring in de nacht ten allen tijden te voorkomen wordt daarom in de geluidpraktijk van windturbines toch ook een Lnight gehanteerd, In praktijk wordt vrijwel altijd, wanneer aan de Lden wordt voldaan ook aan de bijbehorende Lnight voldaan.

Aanvullende indicatoren voor toetsing windturbinegeluid niet nodig in dit bestemmingsplan

Voor bijzondere geluidbelastingssituaties zijn aanvullende indicatoren mogelijk voor toetsing van geluid. Redenen voor het gebruik van aanvullende indicatoren kunnen bijvoorbeeld zijn:

  • combinatie van geluid uit verschillende bronnen;
  • relatief stille gebieden op het platteland;
  • de lage frequentiecomponent (LFG) van het geluid is sterk.

Cumulatieve norm voor alle geluidbronnen gesteld voor concentratiegebied windenergie in Structuurvisie Eemsmond-Delfzijl en reeds getoetst in bestemmingsplan "Windpark Delfzijl Zuid Uitbreiding (2020)"

Voor de combinatie van geluid uit verschillende bronnen, in relatie ook tot de aard van het plangebied dat is aangewezen als concentratiegebied voor windenergie, zijn in de Structuurvisie Eemsmond-Delfzijl (aanvullende) geluidnormen voor cumulatief geluid met bronnen gesteld. De normering maakt geen onderdeel uit van de winturbinebepalingen uit het Activiteitenbesluit en -regeling maar van de afweging in het kader van een goede ruimtelijke ordening zoals dat in het bestemmingsplan "Windpark Delfzijl Zuid Uitbreiding (2020)" al heeft plaatsgevonden. Er is hier geen aanleiding voor heroverweging van deze normen.

Aandeel laagfrequent geluid in het gehele geluidspectrum bij windturbines niet onevenredigheid groot

Het aanvullend hanteren van een aparte norm voor laagfrequent geluid (LFG) is niet nodig omdat het aandeel laagfrequent geluid in het gehele geluidspectrum bij windturbines niet onevenredigheid groot is. Het hanteren van de dosismaat Lden en eventueel bijbehorende Lnight voor windturbinegeluid biedt voldoende bescherming tegen LFG (zie ook Bijlage 2).

Effecten van geluidbelasting

Blootstelling aan geluid kan leiden tot hinder of stress gerelateerde klachten. Met name in de nachtperiode, wanneer dit kan leiden tot slaapverstoring. Recent literatuuronderzoek van het Rijksinstituut voor Gezondheid en Milieu (RIVM)7 (2020) concludeert hierover specifiek voor windturbines dat “wonen in de buurt van een windturbine of het horen van geluid van windturbines kan leiden tot chronische hinder onder omwonenden”. Hoe sterker het geluid (in dB) van windturbines, hoe groter de hinder ervan. Uit de literatuur bleek niet dat het zogeheten 'laagfrequent geluid' (lage tonen) van windturbines voor extra hinder zorgt tot die gerelateerd aan 'gewoon' geluid. Voor andere gezondheidseffecten zijn de resultaten van wetenschappelijk onderzoek niet eenduidig: deze effecten hangen niet duidelijk samen met het geluidniveau, maar soms wel met de ervaren hinder. Voor andere gezondheidseffecten (slaapverstoring, slapeloosheid en geestelijke gezondheidseffecten) ontbreekt consistent bewijs. Deze resultaten onderbouwen de eerdere conclusies van eigen literatuurstudie van drie jaar eerder.

In 2018 heeft de Wereld Gezondheidsorganisatie (WHO) een rapport uitgebracht ten aanzien van geluidrichtlijnen voor verschillende geluidbronnen binnen de Europese Unie8. Dit WHO-rapport vermeldt ook dat er geen andere gezondheidseffecten dan hinder optreden als gevolg van de aanwezigheid van windturbinegeluid. Op basis van diverse onderzoeken wordt gesteld dat op basis van een geluidniveau van 45 dB Lden ongeveer 10% van de omwonenden ernstige hinder buitenshuis ervaart. Het bewijs hiervoor wordt echter aangemerkt als van lage kwaliteit. Er wordt geen percentage binnenshuis genoemd, noch wordt aangegeven welke percentages verwacht worden bij andere geluidbelastingen. Omdat de kwaliteit van dit bewijs als laag wordt beschouwd (bevestigd door RIVM, 2020), is het advies wat hieruit voortkomt aangeduid als voorwaardelijk (conditional).9 In het rapport wordt verder opgemerkt dat:

  • effecten veroorzaakt door de houding tegenover windturbines moeilijk zijn los te koppelen van de beleving van geluid;
  • het percentage van de bevolking dat wordt gehinderd door windturbinegeluid beperkt is ten opzichte van gehinderden door andere geluidbronnen;
  • wordt verwacht dat zorg voor communicatie, betrokkenheid en raadpleging van omwonenden tijdens het planningsproces een positieve invloed kan hebben op de beleving van de milieueffecten van windturbines.

Zeer recent (juli 2021)10 heeft RIVM een nieuwe factsheet over gezondheidseffecten van windturbines opgesteld met een overzicht van wat op dit moment bekend is over gezondheidseffecten van geluid van windturbines. De literatuuronderzoeken van het RIVM zelf als ook het rapport van de WHO komen hier in aan bod. Ook gaat de factsheet in op de dosis-hinderrelatie voor windturbinegeluid zoals hierna beschreven. De factsheet geeft geen nieuwe inzichten en bevestigt wat in andere onderzoeken al is beschreven. Over wetenschappelijk inzichten over de normstelling voor geluid is ook advies gevraagd aan LBP|Sight (zie Bijlage 3). Uit dit advies zijn ook geen feiten naar voren gekomen die tot andere inzichten leiden. Meer recent zijn een tweetal publicaties in de media gekomen11 waarin de wetenschappelijke inzichten en onafhankelijkheid van het RIVM en hun literatuuronderzoek in twijfel worden getrokken. Het RIVM heeft daar zelf onderbouwd op gereageerd.12 De publicaties geven geen aanleiding om het literatuuronderzoek van het RIVM in twijfel te trekken.

Hinderlijkheid van windturbinegeluid

Dosis-hinderrelatie voor windturbinegeluid

De dosis-hinderrelatie is de relatie tussen de hoogte van de geluidbelasting (dosis) en het aantal (ernstig) gehinderden die daar bij kunnen optreden. In de literatuur zijn twee dosis-hinderrelaties gevonden voor windturbinegeluid die de geluidbelasting in dB Lden relateren aan een percentage personen dat ernstige hinder ondervindt. Deze twee relaties zijn ook beschreven in het eerder benoemde WHO-rapport uit 2018, maar ook door Janssen et al uit 201113 en Kuwano et al uit 201414. De dosis-hinderrelatie van Janssen et al (2011) is dezelfde als het TNO-rapport (2008)15 en is vastgesteld voor zowel hinder als ernstige hinder binnenshuis, als ook buitenshuis. In onderstaande grafiek zijn de dosis-hinderrelaties van Janssen et al (2011) (ernstige hinder: binnenshuis en buitenshuis) en van Kuwano et al (2014) (ernstige hinder, buitenshuis) weergegeven voor geluidbelasting tussen 33 dB en 55 dB Lden. Voor gehinderden zijn ook berekeningen uitgevoerd voor wat betreft de scenario's in Tabel 2.2 maar daarvoor wordt verwezen naar bijlage 3 van Bijlage 2.

Figuur 2.1 Percentage ernstig gehinderden windturbinegeluid binnenshuis (blauw) en buitenshuis (rood) [bron: Figuur 2.1 Bijlage 2]

afbeelding "i_NL.IMRO.1979.68BP-VG01_0004.png"

Vergelijking met andere geluidbronnen - bescherming binnenshuis

Bij het bepalen wat een aanvaardbare geluidbelasting is, in relatie tot de effecten daarvan op omgeving en op de productie van duurzame energie, kan rekening worden gehouden met het niveau van geluidbelasting dat voor andere bronnen acceptabel wordt geacht. Er zijn in Nederland ook voor andere geluidproducerende activiteiten bijbehorende geluidnormen van toepassing. Bijvoorbeeld voor weg- en railverkeer, industrie en luchtvaart. Bij de vaststelling van de geluidnormen voor andere bronnen wordt vaak de maximaal toegestane geluidbelasting gerelateerd aan een percentage personen die bij deze geluidbelasting ernstige hinder ondervindt.16 In Nederland wordt voor het beoordelen van geluidbronnen en gevolgen daarvan voor de omgeving altijd de situatie binnenshuis beoordeeld. Achterliggende reden is dat een bewoner in zijn eigen woning een goed- woon- en leefklimaat mag verwachten en daar ook optimale bescherming verdient. Ook voor windturbinegeluid wordt daarom gekeken naar de situatie binnenshuis. De volgende tabel geeft het algemeen geaccepteerde percentage potentieel ernstig gehinderden aan bij de normstelling (maximaal toelaatbare waarde) in Nederland voor verschillende geluidbronnen. Voor windturbines ligt het verwachte percentage ernstig gehinderden bij een geluidbelasting van 47 dB Lden op circa 8 á 9%.17 In absolute aantallen gaat het in Nederland bij wegverkeer om circa 970.000 ernstig gehinderden, bij luchtvaartverkeer ruim 260.000, bij railverkeer om bijna 100.000 en windturbines ruim 7.000 ernstig gehinderden.18

Tabel 2.1 Verwacht percentage ernstig gehinderden voor verschillende geluidbronnen19 [bron: Tabel 2.1 Bijlage 2]

afbeelding "i_NL.IMRO.1979.68BP-VG01_0005.png"

Wat geluidbelasting voor een individuele bewoner betekent qua hinderbeleving, kan sterk verschillen. De meeste bewoners zullen weinig tot geen hinder ervaren, maar anderen kunnen er om meerdere redenen veel last van hebben. In het Kennisbericht "Geluid van windturbines" (Pilot Kennisplatform Windenergie, 2015) wordt hierover nog het volgende gesteld: “Het is niet goed mogelijk de beoordeling van geluid los te zien van andere factoren. Bijvoorbeeld het zien van windturbines en de schaduwwerping kunnen invloed hebben op de mate van geluidhinder. Ook heeft de manier waarop een project tot stand is gekomen, invloed op de houding en waarneming van omwonenden. Dit is bij andere geluidsbronnen niet anders.”

  1. 7. RIVM-rapport 2020-0214, Gezondheidseffecten van windturbinegeluid, I. van Kamp & G.P. van den Berg
  2. 8. Environmental Noise Guidelines for the European Region, WHO, 2018
  3. 9. n tegenstelling tot andere geluidbronnen, zoals wegverkeer, railverkeer en luchtvaart; voor deze bronnen is een veel sterker bewijs gevonden voor hinder en wordt de aanbevolen maximale geluidbelasting ‘sterk aanbevolen’ (strong recommendation)
  4. 10. RIVM Factsheet Gezondheidseffecten van windturbinegeluid, M. Reedijk, I. van Kamp, J. Hin, juli 2021. Te raaddplegen via: https://www.rivm.nl/sites/default/files/2021-08/Factsheet-windturbines.pdf
  5. 11. van Hoof, J.J., (oktober 2021), Factsheet "Verborgen belangen in literatuur windturbines", Universiteit Twente en interview ‘Windindustrie beïnvloedde RIVM-onderzoek windturbine" in Binnenlands Bestuur, 27 oktober 2021. Geraadpleegd via: https://www.binnenlandsbestuur.nl/ruimte-en-milieu/nieuws/windindustrie-beinvloedde-rivm-onderzoek.18721083.lynkx?pageStart8=11 Bijl, D. (oktober 2021), Gezondheidseffecten van windturbinegeluid, Analyse RIVM-rapporten" op verzoek van het bestuur van Windwiki. Geraadpleegd via: https://www.windwiki.nl/
  6. 12. "Reactie op het artikel Windturbines in Binnenlands Bestuur| RIVM, 27-10-2021", 27 oktober 2021, RIVM, geraadpleegd via: https://www.rivm.nl/windenergie/reactie-artikel-BB "Reactie RIVM op het evaluatierapport van Bijl 3 -11-2021", 17 november 2021, RIVM, geraadpleegd via: https://www.rivm.nl/documenten/reactie-rivm-op-evaluatierapport-van-dick-bijl.
  7. 13. S.A. Janssen, H. Vos en A.R. Eisses, TMP-rapport, Hinder door geluid van windturbines: Dosis—effectrelaties op basis van Nederlandse en Zweedse gegevens, 2008-D-R1051/B
  8. 14. Sonoko Kuwanoa, Takashi Yanob, Takayuki Kageyamac, Shinichi Sueokad and Hideki Tachibana, Social survey on wind turbine noise in Japan, Noise controle engineering Journal 62, November-December 2014.
  9. 15. TNO-rapport: Hinder door geluid van windturbines, 2008-D-R1051/B, TNO, 2008
  10. 16. Brief van de minister van VROM, 31 209, nr 135, 28-9-2010
  11. 17. Zie o.a. bijlage C van het TNO-onderzoek (2008), brief van de minister van VROM, 31 209, nr 135, 28-9-2010 en Kamerbrief Staatssecretaris van EZK, 9 juni 2021; DGKE-WO / 21119163
  12. 18. Brief van de minister van VROM, 31 209, nr 135, 28-9-2010
  13. 19. Brief van de minister van VROM, 31 209, nr 135, 28-9-2010

2.3.2 Onderzoek lokale situatie windpark Delfzijl Zuid Uitbreiding

Uitgangspunten voor geluidberekeningen

Voor de (technische) uitgangspunten en referentiesituatie ter bepaling van de akoestische effecten wordt verwezen naar Bijlage 2. Voor de nabij gelegen windparken Geefsweer en Oosterhorn zijn nu de windturbines gehanteerd die daadwerkelijk zijn vergund/gerealiseerd (Vestas V136-4.3MW STE). Voor windpark Delfzijl Zuid Uitbreiding is de referentiewindturbine Nordex N133-4.8MW STE gehanteerd. Er is nog geen concreet windturbinetype geselecteerd voor het windpark, maar binnen de normen in de planregels geeft dit type windturbine een worst-case inschatting van de geluideffecten. Het nu beschouwde windturbinetype is overigens minder luid dan de windturbinetypes die in eerdere onderzoeken (m.e.r.-procedure en bestemmingsplan "Windpark Delfzijl Zuid Uitbreiding (2020)" en vergunningaanvraag) zijn beschouwd. Voor windpark Geefsweer zijn vijf woningen aangemerkt als molenaarswoning behorende tot dát windpark. Voor windpark Delfzijl Zuid Uitbreiding zijn zes woningen aangemerkt als molenaarswoning. Molenaarswoningen worden niet als geluidgevoelig beschouwd (mede) op basis van de structuurvisie Eemsmond-Delfzijl. De geluidbelasting op die woningen is wel inzichtelijk gemaakt. Bij de beoordeling van de cumulatieve geluidbelasting is het aandeel van windturbinegeluid op molenaarswoningen niet getoetst op basis van de structuurvisie Eemsmond-Delfzijl. Voor de afwegingen voor dit windpark is de cumulatieve geluidbelasting mét het aandeel windturbinegeluid voor molenaarswoningen aanvullend wel voor de volledigheid inzichtelijk gemaakt.

Minimaal geluidniveau

Bij het bepalen van de gevolgen van windpark Delfzijl Zuid Uitbreiding voor het aspect geluid is gekeken naar woningen gelegen binnen de 37 dB Lden-contour20 van windpark Delfzijl Zuid Uitbreiding. Volgens het eerder aangehaalde TNO-rapport (2008)21 is het percentage ernstig gehinderden bij een geluidbelasting lager dan 37 dB Lden nog slechts 0,5%. Dit wordt op voorhand als zonder meer aanvaardbaar beschouwd, immers de hanteren norm hoeft effecten niet uit te sluiten (zie ook Kader 2.1). Bovendien zijn de daadwerkelijk optredende geluidniveaus in dB(A) binnenshuis bij een geluidbelasting op de buitengevel van 37 dB Lden zodanig laag (uitgaande van een gevelwering van 15-20 dB(A)), dat deze redelijkerwijs niet meer waarneembaar zijn en daarmee ook vanuit dit oogpunt verwaarloosbaar worden geacht.

Er zijn 102 woningen gelegen binnen de 37 dB Lden contour van windpark Delfzijl Zuid Uitbreiding (op basis van de referentiewindturbine zonder geluidvoorzieningen). Van deze woningen zijn 11 woningen (zie voor een overzicht Tabel 2.5 van Bijlage 2) vanwege hun binding met één van de nabijgelegen windparken of windturbines aangemerkt als molenaarswoning22. Deze bewoners hebben dus ook (economisch) profijt bij een windpark. Hierdoor wordt de geluidbelasting als minder hinderlijk ervaren zo blijkt uit ook uit het TNO-rapport (2008). Daarom worden alle molenaarswoningen in de omgeving buiten beschouwing gelaten voor het bepalen van het aantal mensen dat ernstige hinder ervaart of kan ervaren. De in de planregels vast te leggen normstelling voor windpark Delfzijl Zuid Uitbreiding is wel van toepassing voor molenaarswoningen die bij een andere inrichting behoren dan windpark Delfzijl Zuid Uitbreiding omdat deze bij toetsing aan de norm als woningen van derden wordt beschouwd.

Er is voor gekozen om het geluidsniveau als norm uit te werken tot het niveau van 44 dB Lden als ondergrens. Bij de geluidbelasting van 44 dB Lden bedraagt het percentage ernstig gehinderden binnenshuis circa 4%, wat overeenkomt met het percentage ernstig gehinderden voor (snel)wegverkeersgeluid bij de voorkeursgrenswaarde van 48 dB Lden. Een dergelijk percentage ernstig gehinderden is zonder meer aanvaardbaar in het licht van het belang van de ontwikkeling van duurzame energie met behulp van wind in vergelijking met de dosis-hinderrelatie van andere geluidbronnen. Het percentage ernstig gehinderden bij een ontheffingsgrenswaarde van 58 dB voor wegverkeersgeluid bedraagt circa 9% en bij een maximale ontheffingswaarde van 63 dB voor binnenstedelijk gebied circa 14% (zie Tabel 2.1). Daarnaast leidt verdere mitigatie (strenger dan 44 dB Lden) voor windpark Delfzijl Zuid Uitbreiding tot een niet uitvoerbare realisatie (zie Tabel 2.2 ter indicatie). Mitigatie van meer dan 44 dB leidt tot meer dan 8,6% opbrengstverlies en verlies van meer dan 20.717 MWh aan opgewekte elektriciteit, voor geluid, dat is vergelijkbaar met de elektriciteitsproductie van snel meer dan 2 windturbines op het gehele windpark).

Maximaal geluidniveau en scenario's

De maximale geluidbelasting van windpark Delfzijl Zuid Uitbreiding bedraagt op toetspunten (zonder toepassing van geluidemissie reducerende voorzieningen) 48 dB Lden, uitgaande van de referentiewindturbine, waardoor dit ook automatisch de bovengrens bepaalt van de onderzochte geluidbelasting. Door de (referentie)windturbines van windpark Delfzijl Zuid Uitbreiding in een stillere modus te laten draaien is het mogelijk om de geluidbelasting van windpark Delfzijl Zuid Uitbreiding te reduceren tot waardes van bijvoorbeeld 47, 46, 45 en 44 dB Lden. Deze zogenoemde scenario's zijn in de nadere berekeningen vervolgens opgeteld bij de bestaande windturbines in de omgeving (windparken Geefsweer, Delfzijl Zuid, Oosterhorn, Delfzijl Noord en solitaire turbines) om de geluidbelasting van alle windturbines gezamenlijk te laten zien.

Verwacht productieverlies verschillende scenario's/toetswaardes

Voor de hierboven benoemde scenario's of toetswaardes voor een geluidnorm voor windpark Delfzijl Zuid Uitbreiding is per waarde de benodigde geluidmitigatie doorgerekend om aan de waardes te kunnen voldoen en is het bijbehorende opbrengstverlies inzichtelijk gemaakt (zie Tabel 2.2). De verliezen zijn turbinespecifiek voor de referentiewindturbine. Een ander turbinetype zou tot enigszins lagere óf hogere verliezen kunnen leiden maar leidt niet tot relevante verschillen.

Tabel 2.2 Verwacht productieverlies veroorzaakt door geluidmitigatie van windpark Delfzijl Zuid uitbreiding voor verschillende scenario's [bron: Tabel 2.2. Bijlage 2]

afbeelding "i_NL.IMRO.1979.68BP-VG01_0006.png"

Bepaling aantal ernstig gehinderden binnenshuis

Volgens CBS23 bedraagt de gemiddelde huishoudensgrootte in gemeente Eemsdelta en omliggende gemeenten 2,1 personen per huishouden. Per huishouden/woning is de geluidbelasting bepaald en op basis van de dosis-hinderrelatie uit het TNO-rapport (2008) het aantal ernstig gehinderden binnenshuis bepaald door het percentage te vermenigvuldigen met 2,1. Als voorbeeld: een woning ontvangt een geluidbelasting van 47 dB Lden. Het percentage ernstig gehinderden dat hiermee correspondeert op basis van het TNO-onderzoek (2008) is 8,09%.24 Als 8,09% van 2,1 personen ernstige hinder ervaart van het windturbinegeluid, resulteert dat in 0,17 ernstig gehinderde personen. Door dit voor een groot aantal woningen te doen en bij elkaar op te tellen, is het totaal aantal ernstig gehinderden berekend.

Het plangebied en omgeving bevat circa 91 woningen van derden (niet-molenaarswoningen) binnen de 37 dB-contour zonder mitigatie. Vermenigvuldigd met de gemiddelde bezetting per huishouden betekent dit dat er circa 191 personen in en rond het plangebied wonen die geen directe relatie met het windpark hebben (hierna: de populatie). De effecten op deze populatie worden in de beschouwing van de verschillende scenario's steeds vergeleken. In de referentiesituatie (dus door de geluidbelasting van de bestaande windturbines) is er sprake van 1,6% van de populatie aan ernstig gehinderden, dit zijn 3 van de 191 personen. Opgemerkt dient daarbij te worden dat het hier steeds gaat om een theoretische weergave van het aandeel van de bevolking dat ernstige hinder rapporteert en dat de beleving van deze hinder slechts een deel van het jaar zal optreden (onder andere afhankelijk van windsnelheid en -richting).

De invloed van de verschillende scenario's met toetswaarde voor geluid (met bijbehorende geluidmitigatie) op het aantal ernstig gehinderden binnenshuis is op basis van de dosis-hinderrelatie uit het TNO-rapport van 2008 in beeld gebracht in Tabel 2.3.

Tabel 2.3 Verwacht aantal ernstig gehinderden binnenshuis in de referentiesituatie en na realisatie van windpark Delfzijl Zuid Uitbreiding [bron: Tabel 2.3 Bijlage 2]

afbeelding "i_NL.IMRO.1979.68BP-VG01_0007.png"

Geluidbelasting ter plaatse van woningen van derden

Voor windpark Delfzijl Zuid Uitbreiding zijn diverse scenario's voor geluidnormen onderzocht, variërend van maximaal 48 dB Lden tot en met minimaal 44 dB Lden met tussenstappen van 1 dB25 . Voor deze verschillende scenario’s is voor de 91 woningen in de omgeving, die niet als molenaarswoning zijn aangeduid, de geluidbelasting in dB Lden bepaald en gecategoriseerd weergegeven in Tabel 2.4.

Uit Tabel 2.4 kan worden opgemaakt dat zonder geluidvoorzieningen voor windpark Delfzijl Zuid Uitbreiding er 7 van de 91 beschouwde woningen een geluidbelasting van meer dan 45 dB Lden ervaren (3 woningen bij 46 dB, 3 bij 47 en 1 bij 48 dB = totaal 7 woningen). Wanneer een normstelling van 47 dB Lden wordt gehanteerd (zoals gehanteerd in de structuurvisie Eemsmond-Delfzijl) zijn er eveneens 7 woningen met een geluidbelasting van meer dan 45 dB Lden (4 woningen bij 46 dB en 4 bij 47 dB). Tabel 2.4 laat ook zien dat er zonder geluidvoorzieningen 61 woningen een geluidbelasting van 38 dB Lden of hoger ervaren, dat er bij een normstelling van 47 dB Lden nog 58 woningen zijn met een geluidsbelasting van 38 dB of hoger en dat dat bij een normstelling van 44 dB Lden nog 22 woningen zijn waar een geluidbelasting van 38 dB Lden of hoger wordt ervaren. Tabel 2.4 laat ook zien dat er bij een lagere getalsnorm voor windturbinegeluid voornamelijk ‘winst’ wordt behaald bij woningen die al een relatief lage geluidbelasting ervaren. Dit blijkt ook al uit de berekeningen als weergegeven in Tabel 2.3, waarbij het verschil tussen het hanteren van een norm van 47 en 45 dB Lden een verschil van 1 ernstig gehinderde is en dat is 0,5% van populatie van 191 personen.

Tabel 2.4 Aantal woningen per geluidbelasting in dB Lden [bron: Tabel 2.4 Bijlage 2]

afbeelding "i_NL.IMRO.1979.68BP-VG01_0008.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.1979.68BP-VG01_0009.png"

Molenaarswoningen

Om in het kader van een goede ruimtelijke ordening ook inzichtelijk te maken wat de scenario's op de molenaarswoningen in de omgeving zijn, is de geluidbelasting op deze 11 woningen berekend en weergegeven in Tabel 2.5.

Tabel 2.5 Geluidbelasting molenaarswoningen in en rondom windpark Delfzijl Zuid Uitbreiding (inclusief molenaarswoningen behorende bij andere windparken [bron: Tabel 2.5 Bijlage 2]26

afbeelding "i_NL.IMRO.1979.68BP-VG01_0010.png"

Uit de berekening kan worden opgemaakt dat voor de molenaarswoningen die geen onderdeel zijn van windpark Delfzijl Zuid Uitbreiding (aangeduid met B en C in Tabel 2.5) er maximaal een reductie van 2 dB Lden optreedt bij hanteren van een lage normstelling van 44 dB Lden. Voor de molenaarswoningen van windpark Delfzijl Zuid Uitbreiding geldt dat de geluidbelasting varieert van maximaal 53 dB Lden zonder geluidmitigatie tot maximaal 50 dB Lden bij een normstelling van 44 dB Lden voor geluidgevoelige objecten.

Cumulatief windturbinegeluid met referentiesituatie
Voor de diverse scenario's voor een geluidnorm zijn eveneens de opgetelde27 geluidbelastingen bepaald (windpark Delfzijl Zuid Uitbreiding samen met de reeds bestaande/vergunde windturbines). De resultaten zijn samengevat weergegeven in Tabel 2.6.

Tabel 2.6 Aantal woningen per geluidbelasting in dB Lden (referentiesituatie en cumulatief met windpark Delfzijl Zuid Uitbreiding) [bron: Tabel 2.6 Bijlage 2]

afbeelding "i_NL.IMRO.1979.68BP-VG01_0011.png"

Uit Tabel 2.6 kan worden opgemaakt dat zonder windpark Delfzijl Zuid Uitbreiding er 8 van de 91 beschouwde woningen een opgetelde geluidbelasting van meer dan 45 dB Lden ervaren. Wanneer windpark Delfzijl Zuid Uitbreiding daaraan toe wordt gevoegd (zonder mitigatie door geluidvoorzieningen) stijgt dit aantal tot 17. Wanneer een normstelling voor windpark Delfzijl Zuid Uitbreiding van 47 dB Lden wordt gehanteerd (zoals voorgesteld in de Structuurvisie Eemsmond-Delfzijl) zijn er eveneens 17 woningen met een geluidbelasting van meer dan 45 dB Lden. Ook laat de Tabel 2.6 zien dat er bijvoorbeeld zonder windpark Delfzijl Zuid Uitbreiding 13 woningen een opgetelde geluidbelasting van 42 dB Lden of hoger ervaren. Wanneer windpark Delfzijl Zuid Uitbreiding (zonder toepassing van geluidvoorzieningen) daaraan wordt toegevoegd stijgt dat aantal tot 35. Bij een normstelling voor windpark Delfzijl Zuid Uitbreiding van 45 dB Lden zijn er nog 27 woningen waar een opgetelde geluidbelasting van 42 dB Lden of hoger wordt ervaren en bij 44 dB Lden nog 26 woningen met een geluidbelasting van 42 dB Lden of hoger.

Om inzichtelijk te maken wat de effecten op de molenaarswoningen in de omgeving zijn, zijn de geluidbelastingen op deze 11 woningen berekend en weergegeven in Tabel 2.7 in Bijlage 2. Voor de molenaarswoningen bij andere windparken geldt dat, alhoewel ze niet bij de gehinderden zijn meegenomen, er op die woningen wel voldaan dient te worden aan de in de regels vast te leggen geluidnorm waardoor er sprake is van een goede ruimtelijke ordening. Voor molenaarswoningen bij windpark Delfzijl Zuid Uitbreiding geldt dat niet getoetst hoeft te worden aan een geluidnorm. Het aanvaardbare woon- en leefklimaat ter plaatse van alle molenaarswoningen is al onderbouwd in het kader van cumulatie van geluid in het bestemmingsplan "Windpark Delfzijl Zuid Uitbreiding (2020)" (zie ook hierna).

Cumulatie met andersoortige geluidbronnen reeds getoetst in bestemmingsplan "Windpark Delfzijl Zuid Uitbreiding (2020)"
Al hoe wel de windtubinebepalingen niet toezien op de cumulatieve geluidbelasting met andersoortige bronnen en dus de bijbehorende normstelling op basis van de structuurvisie Eemsmond-Delfzijl in het bestemmingsplan "Windpark Delfzijl Zuid Uitbreiding (2020)" niet ter discussie staat is voor de volledigheid wel in beeld gebracht in hoeverre verschillende scenario's/toetsnormen voor alleen windturbinegeluid van invloed zijn op de cumulatie met andersoortige geluidbronnen. Verwezen wordt daarvoor naar Bijlage 2. De cumulatieve geluidbelasting overschrijdt ter plaatse van woningen van derden niet de toetswaarde van 65 dB Lcum van de structuurvisie Eemsmond-Delfzijl, voor alle scenario's. Daardoor kan geconcludeerd worden dat, onafhankelijk van de geluidnorm die voor windturbinegeluid wordt gehanteerd, er voldaan wordt aan de cumulatieve norm uit de structuurvisie Eemsmond-Delfzijl die ook als is geborgd in de planregels van het bestemmingsplan "Windpark Delfzijl Zuid Uitbreiding (2020)". Er is voor cumulatie geluid met andersoortige geluidbronnen geen aanleiding gestelde normen te herzien.

Voor molenaarswoningen geldt ingevolge de structuurvisie Eemsmond-Delfzijl dat het aandeel windturbinegeluid niet bij de bepaling van de cumulatieve geluidbelasting wordt betrokken. Er is al aangetoond dat hiermee de cumulatieve geluidbelasting op molenaarswoningen toelaatbaar is en ruimtelijk aanvaardbaar.28 Voor de volledigheid zijn de cumulatieve geluidbelastingen voor de verschillende scenario's op molenaarswoningen in beeld gebracht in Bijlage 2.

  1. 20. Op basis an de Nordex N133-4.8MW STE windturbine zonder geluidvoorzieningen (mitigerende maatregelen)
  2. 21. TNO-rapport: Hinder door geluid van windturbines, 2008-D-R1051/B, TNO, 2008
  3. 22. TNO-rapport: Hinder door geluid van windturbines, 2008-D-R1051/B, TNO, 2008
  4. 23. CBS Statline, geraadpleegd op 14-7-2021, onderwerp: Regionale kerncijfers Nederland, https://opendata.cbs.nl/statline/#/CBS/nl/dataset/70072ned/table?dl=56247. Gegegevens hebben nog betrekking op de voormalige gemeente Delfzijl, nu Eemsdelta
  5. 24. In de meeste stukken is 9% ernstig gehinderden bij Lden 47 dB te lezen. Volgens bijlage C van het TNO-onderzoek (2008) is er echter sprake van 8,09% ernstig gehinderden bij 47dB Lden. 9% is dus een zeer conservatieve afronding naar boven. Een afronding naar 8%, zoals ook wel eens wordt gebruikt, is eigenlijk beter passend.
  6. 25. In Tabel 2.4 van Bijlage 1 is voor de volledigheid ook lager dan 44 dB Lden per stap van 1 dB het aantal woningen weergegeven per scenario en geluidbelasting. Hier is dat samengevoegd tot de waarde <44 dB
  7. 26. Woning Westerlaan 6 is een molenaarswoning bij windpark Geefsweerd maar ligt buiten de 37 dB Lden-contour van windpark Delfzijl Zuid Uitbreiding en wordt daarom niet beschouwd of verder benoemd.
  8. 27. Opgetelde geluidbelasting refereert naar al het windturbinegeluid, cumulatieve geluidbelasting wordt gehanteerd voor cumulatie met andersoortige geluidbronnen
  9. 28. Zie structuurvisie Eemsmond-Delfzijl en paragraaf 5.2.2 in de plantoelichting van het bestemmingsplan "Windpark Delfzijl Zuid Uitbreiding (2020)".

2.3.3 Ruimtelijke aanvaardbare norm geluid windturbines windpark Delfzijl Zuid Uitbreiding

Overweging van de onderzoeksgegevens ten aanzien van aantal ernstig gehinderden

Uit de beschikbare, voorgenoemde, wetenschappelijke onderzoeken van het RIVM, WHO en TNO blijkt dat het noodzakelijk is de geluidbelasting als gevolg van het windpark te beperken tot een aanvaardbaar niveau, teneinde een goed woon- en leefklimaat voor omwonenden te kunnen garanderen. In de bestaande situatie in en rondom het plangebied is reeds sprake van een geluidbelasting op de omgeving en geluidgevoelige objecten als gevolg van aanwezige geluidbronnen, waarmee circa 3 ernstig gehinderden gemoeid zijn.

Beperkte vermindering ernstige gehinderden met strenge norm

Na realisatie van windpark Delfzijl Zuid Uitbreiding zal dit windpark, zonder het nemen van mitigerende maatregelen voor geluid, een maximale geluidbelasting van 48 dB Lden veroorzaken op woningen. Realisatie van windpark Delfzijl Zuid Uitbreiding leidt met de dosis-hinderrelaties van het TNO-onderzoek (2008) tot een toename van het aantal ernstig gehinderden van circa 3 in de referentiesituatie tot 6,6 ernstig gehinderden bij een norm van 48 dB Lden. Wanneer de geluidnorm, zoals gehanteerd in de besluitvorming tot nu toe, wordt toegepast (van 47 dB Lden) ten opzichte van de maximale geluidbelasting (48 dB Lden) dan geeft dit 0,1% minder ernstig gehinderden binnen de populatie (0,2 ernstig gehinderde personen). Het verder verlagen van de normstelling tot bijvoorbeeld 45 dB Lden leidt tot maximaal 1 ernstig gehinderde minder dan bij een normstelling van 47 dB Lden (en een afname van 0,5% binnen de populatie).

Tabel 2.3 toont aan dat er bij het hanteren van een normstelling van 47 dB Lden 3,4 ernstig gehinderden extra optreden ten opzichte van de referentiesituatie (dat is een toename van 1,7% binnen de populatie ten opzichte van de referentiesituatie zonder windpark Delfzijl Zuid Uitbreiding).

Indien een lagere norm van bijvoorbeeld 45 dB Lden wordt gehanteerd, is de potentiële winst maximaal circa één ernstig gehinderde minder dan bij 47 dB Lden, waarbij dit echter ten koste gaat van circa 5,4 procent (12.963 MWh) van de energieopbrengst (zie ook Bijlage 2). Dit is vergelijkbaar met de jaarlijkse energieproductie van circa 1 windturbine. Gezien de doelstellingen vanuit de Klimaatwet is het aannemelijk dat die windturbines dan op een andere locatie zullen worden gerealiseerd om de doelstelling te kunnen bereiken. Het is tevens aannemelijk dat ook op een andere locatie woningen in de omgeving aanwezig zijn en daarmee ook dáár een aantal ernstig gehinderden zullen optreden als gevolg van de geluidbelasting aldaar. De algemene milieuwinst van het vaststellen van een lagere geluidnorm op de locatie Delfzijl Zuid Uitbreiding is verwaarloosbaar, aangezien dit tot een geringe vermindering van ernstig gehinderden leidt en dit aantal gehinderden dan redelijkerwijs op een andere locatie zal optreden. Specifiek ter plaatse van windpark Delfzijl Zuid Uitbreiding is de optredende milieuwinst ook al beperkt door het beperkt aantal potentieel gehinderden. Er is bovendien door de provincie beleidsmatig aangegeven dat het gebied waarin het windpark zich bevindt als concentratiegebied voor windenergie is aangemerkt teneinde de (hinder)effecten van windenergie te clusteren, zodat elders andere gebruiksfuncties (wonen, natuur, recreatie, et cetera) kunnen prevaleren. Vanuit wetenschappelijk perspectief (zie paragraaf 2.3.1) er geen aanleiding is om te veronderstellen dat er sprake is van onaanvaardbare hinder of het optreden van gezondheidseffecten bij het stellen van een norm van 47 dB Lden, en dat er geen wetenschappelijke gronden zijn om te stellen dat een lagere norm vanuit het oogpunt van gezondheid noodzakelijk is.

Een minder strenge norm van 48 dB Lden geeft overigens ook slechts een zeer beperkte toename van het percentage gehinderden binnen de populatie, maar het wordt niet wenselijk geacht richting de omgeving om in dit stadium van de planvorming nog een minder strenge norm te gaan stellen.

Op basis van het aanvullende verrichte onderzoek naar windturbinegeluid specifiek voor windpark Delfzijl Zuid Uitbreiding is een normstelling van 47 dB Lden en daarbij behorend een norm van 41 dB Lnight passend in de afweging tussen hinder, milieuwinst en elektricteitsopbrengst en daarmee ruimtelijk aanvaardbaar. De norm van 47 dB Lden en 41 dB Lnight voor alle windturbines binnen het windpark was op basis van de structuurvisie Eemsmond-Delfzijl al opgenomen in de planregels van het bestemmingsplan "Windpark Delfzijl Zuid Uitbreiding (2020)" en vraagt dus voor wat betreft het vastleggen van de geluidnorm geen nadere regeling. Wel wordt een handhavings- en rekenmethodiek voor geluid van windturbines toegevoegd aan de planregels, omdat het op dit moment onduidelijk en onzeker is of nog een beroep gedaan kan worden op deze regels uit het Activiteitenbesluit en -regeling.

Het windpark maakt deel uit van het gebied van de structuurvisie Eemsmond-Delfzijl (vastgesteld 19 april 2017). Ingevolge deze structuurvisie geldt voor de woningen in de invloedssfeer van het windpark, naast de geluidnormen voor het windpark, een norm van 65 dB Lcum voor het gecumuleerde geluid. Deze norm is voor de structuurvisie met een gezondheidskundige beoordeling afgewogen. Er is geen aanleiding deze norm te herzien. Deze norm kan worden gezien als een 'vangnet' voor het geluid waar omwonenden aan kunnen worden blootgesteld en biedt een aanvullende grond om te oordelen dat een lagere norm voor geluid van de windturbines niet per definitie opportuun is, omdat dit (theoretisch) ruimte zou bieden aan een opvulling van de geluidruimte binnen de cumulatieve norm door andere bronnen. Aan de norm van 65 dB Lcum wordt met de realisatie van het onderhavige windpark, met inbegrip van alle andere met de structuurvisie voorziene ontwikkelingen, voldaan. Gesteld kan dus worden dat het totaal van geluid van de betrokken bronnen als toelaatbaar wordt beschouwd.

2.4 Nadere Toelichting En Onderbouwing Slagschaduw

2.4.1 Inleiding en uitleg over het aspect slagschaduw

Wat is slagschaduw?

De draaiende rotorbladen van windturbines kunnen een bewegende schaduw op hun omgeving werpen op het moment dat de zon schijnt. Deze zogenaamde ‘slagschaduw’ kan onder bepaalde omstandigheden als hinderlijk worden ervaren door personen in de omgeving. Daarnaast kan (zon)licht reflecteren van onderdelen van de windturbine, dit wordt ‘lichtschittering’ genoemd. Beide fenomenen kunnen zich alleen voordoen indien er sprake is van zonneschijn. In bewolkte weersomstandigheden treden deze effecten niet op. De impact van slagschaduw op de omgeving verschilt sterk, afhankelijk van de locatie van de windturbine, de locatie van de plek waar een waarnemer verblijft, de afmetingen van de windturbine en de windrichting en zonneschijnduur.

Om te kunnen spreken van slagschaduw(hinder) op de omgeving moet aan een paar voorwaarden worden voldaan:

  1. 1. er is sprake van een minimale afdekking van de lichtbron (in dit geval de zon) van 20% van het oppervlak van bron. Indien dit minder is, zal zoveel licht rond het object – in dit geval het windturbineblad - buigen dat van een effectieve schaduw geen sprake is. Hoe kleiner de afdekking, hoe ‘diffuser’ de schaduw (zie nader Bijlage 2);
  2. 2. er moet sprake zijn van een minimale stralingsintensiteit van 120 Watt/m2 om het vereiste contrast (schaduw) te kunnen laten optreden29;
  3. 3. de windturbine moet in bedrijf zijn (draaien) om te kunnen spreken van hinderlijke slagschaduw;
  4. 4. er dient sprake te zijn van een ruimte met een beperkt aantal lichtbronnen die significant kunnen worden afgeschermd door een bewegende slagschaduw. De ervaring van een bewegende schaduw in de buitenlucht wordt niet als hinderlijk ervaren;
  5. 5. de schaduw moet daadwerkelijk de gevel van het gevoelige object kunnen bereiken en dus niet afgeschermd worden door obstakels zoals gebouwen of bomen (‘line of sight’).

Wanneer is een object of terrein ‘slagschaduwgevoelig’?

Niet op alle plekken waar slagschaduw theoretisch kan optreden is er sprake van een milieu- of hindereffect indien er slagschaduw optreedt. In een weiland of op open water, waar geen of zeer weinig mensen aanwezig (kunnen) zijn leidt de slagschaduw immers niet tot een waarneembare hinder. In zoverre is dit vergelijkbaar met geluid, waar de beoordeling plaatsvindt op geluidgevoelige objecten. Voor slagschaduw dient dit echter te worden verfijnd omdat er ook verschillen bestaan tussen beide effecten. Bijvoorbeeld in een gebouw zonder ramen in de gevel in de richting van de windturbine kan geluid nog steeds een effect veroorzaken, echter een effect van slagschaduw is per definitie uitgesloten omdat er geen licht door een dichte gevel kan dringen.

Slagschaduwgevoelige objecten zijn objecten bedoelt voor wonen (waaronder woningen). Overige objecten, voor zover personen in een ruimte binnen dit object gedurende langere aaneengesloten tijd verblijven tijdens de daglichtperiode, kunnen vanuit een goede ruimtelijke ordening ook (gedeeltelijk) als voor slagschaduw gevoelig worden aangemerkt. Voorbeelden van overige slagschaduwgevoelige objecten zijn dan onder andere: scholen, kantoorgebouwen, horecagelegenheden en kampeerterreinen (voor wat betreft de kampeermiddelen). Een stal, overige agrarische bebouwing, opslagloods, landbouwgrond, sportveld of parkeerterrein zijn voorbeelden van niet-slagschaduwgevoelige objecten of terreinen.

Hinderlijkheid van slagschaduw

Gevolgen van slagschaduw

Het menselijk oog is gevoelig voor optredende verschillen tussen licht en donker en voor snelle bewegingen. Dit trekt aandacht en leidt af, waardoor dit als hinderlijk kan worden ervaren door de waarnemer. De mate van hinder van een passerende schaduw wordt onder meer bepaald door de frequentie van het passeren (rotortoerental), door de blootstellingsduur en door de intensiteit van de wisselingen in lichtsterkte.

Uit onderzoek dat in 1999 in Duitsland is verricht blijkt dat omwonenden van windturbines die een netto slagschaduwduur van meer dan 15 uur per jaar ervaren een hogere mate van dagelijkse hinder ervaren in hun leefomgeving30. Herhaaldelijke of langdurige blootstelling hieraan kan bovendien leiden tot stress en concentratieverlies. Onderzoekers van de Universiteit van Kiel vonden in dezelfde laboratoriumstudie een duidelijke relatie tussen blootstellingsduur aan slagschaduw en de ervaren hinder voor de testpersonen. Uit het laboratoriumonderzoek komt specifiek naar voren dat in de eerste 20 minuten dat contrastrijke slagschaduw optreedt een fysieke reactie worden veroorzaakt, die bij langere blootstelling daarna door het lichaam wordt gecompenseerd. De onderzoekers hebben aanbevolen de slagschaduwduur te beperken om effecten op langere termijn te voorkomen vanwege de energie die deze compensatie kost.

Bij frequenties hoger dan 2,5 Hz (aantal passeringen per seconde) kan als gevolg daarvan sprake zijn van een kans op een epileptische aanval bij personen die gevoelig zijn voor licht31. Bij grote moderne windturbines is de frequentie echter veel lager dan 2,5 Hz (veelal beneden de 1 Hz), omdat de rotorbladen relatief weinig omwentelingen per minuut maken. Epileptische aanvallen kunnen dan ook op basis daarvan worden uitgesloten.

Er is geen bewijs gevonden dat directe blootstelling aan slagschaduw bij frequenties beneden de 2,5 Hz an sich gezondheidseffecten veroorzaakt. In de periode sinds dit onderzoek zijn in Europa vele duizenden windturbines gerealiseerd waaruit geen wetenschappelijk vastgestelde gevallen van gezondheidseffecten als gevolg van slagschaduw bekend zijn en er zijn ook geen andere onderzoeken gepubliceerd die een andere conclusie geven op dit punt. Directe gevolgen voor de gezondheid als gevolg van blootstelling aan slagschaduw – mits frequenties beneden 2,5 Hz blijven - zijn daarmee niet aannemelijk. Slagschaduw wordt echter wel als hinderlijk beschouwd.

Hinder beperken in de tijd

Uit een vergelijkende literatuurstudie uit 2017 van Koppen et al32, blijkt dat in veel landen een maximale slagschaduwduur op een slagschaduwgevoelig object wordt gehanteerd van 8 uur per jaar, in sommige gevallen aangevuld met een maximum per dag van 30 minuten. Jaarlijks schijnt de zon, volgens de KNMI, gemiddeld zo'n 1.550 uur in Nederland (minimaal circa 1.400 uur en maximaal circa 1.700 uur). Een jaar telt 8.760 uren en de daglichtperiode is ongeveer de helft daarvan (4.380 uur). Dit betekent dat ongeveer 15% van het jaar de zon schijnt. Er is dus slechts een beperkt deel van het jaar dat slagschaduw kan optreden. In Tabel 2.7 is deze verhouding tussen de totale zonneschijn en daglichtduur per jaar afgezet tegen een bepaalde slagschaduwduur.

Tabel 2.7 Percentage tijd in relatie tot slagschaduwduur [bron: Tabel 3.1 Bijlage 2]

afbeelding "i_NL.IMRO.1979.68BP-VG01_0012.png"

In Nederland wordt nu veelal een maximale slagschaduwduur van 6 uur op een slagschaduwgevoelig object gehanteerd (als hanteerbare vertaling van de oorspronkelijke norm in de Activiteitenregeling). Als uitgegaan wordt van maximaal 6 uur slagschaduw per jaar, dan bedraagt dit circa 0,4% van het gehele maximale percentage aan zonuren per jaar. Vervolgens wordt er ook vanuit gegaan dat gedurende deze 6 uur slagschaduw daadwerkelijk iemand zich bevindt in een ruimte waarop de slagschaduw optreedt. In praktijk kan iemand op dat moment niet thuis zijn of zich ergens in huis bevinden waar de slagschaduw niet merkbaar is. Blootstelling aan slagschaduw volgens deze beoordelingssystematiek is op jaarbasis dus zeer beperkt.

Er is internationaal beperkt onderzoek beschikbaar naar de relatie tussen blootstellingsduur aan slagschaduw effecten hiervan op personen. In 2016 heeft Health Canada33 aanvullend onderzoek gedaan naar variabelen die de hoogte van de ervaren hinder beïnvloeden. Hieruit is gebleken dat wanneer de aaneengesloten blootstellingsduur van slagschaduw onder de 10 minuten is, de hinder beperkt is tot 3,8% van de blootgestelde personen. Indien de blootstellingsduur meer dan 30 aaneengesloten minuten bedraagt, ervaart 21,1% van de personen ernstige hinder. Dit is voor zover bekend de enige dosis-effectrelatie studie die bekend is in relatie tot slagschaduw van windturbines34.

Tot slot wordt opgemerkt dat verscheidene landen een bruto slagschaduwnorm35 hanteren. Omdat de dosis-effectrelatie gaat over de daadwerkelijke blootstelling aan slagschaduw wordt een netto blootstellingsduur als een betere beoordelingsmaat gezien. Bij een bruto beoordelingsmaat is namelijk nog steeds onduidelijk welke netto belasting en dus welke effecten op de omgeving dit daadwerkelijk oplevert.

Hinder beperkt tot afstand

In theorie kan een slagschaduw bij een heel lage zonnestand en een vrij blikveld zeer ver reiken. Echter, er is een beperking aan de afstand waarop nog gesproken kan worden van enige mate van invloed36. Specifiek voor slagschaduw geldt dat de schaduw minder scherp wordt naarmate de afstand toeneemt, omdat op grotere afstanden de afdekking van de zon door het windturbineblad nog maar beperkt is. De minimale afdekking moet 20% zijn om te spreken van enige waarneembare schaduw (zie Bijlage 2). Bij moderne windturbines is dit, afhankelijk van de afmeting van de windturbine, op afstanden van circa 1.800-2.000 meter van de windturbine tot aan een slagschaduwgevoelig object niet meer aan de orde.

Beoordelingskader van slagschaduw

Blootstellingsduur

Zoals hiervoor is aangegeven is met name de blootstellingsduur de belangrijkste parameter om de effecten van optredende slagschaduw te beoordelen. Daarom dient in slagschaduwonderzoeken de optredende cumulatieve slagschaduw (van alle windturbines in het windpark gezamelijk maar met andere windturbines in de omgeving) op gevoelige objecten inzichtelijk te worden gemaakt. Dit kan visueel worden verbeeld in slagschaduwduurcontouren (in uren per jaar) op kaart. De uiterste contour, waarbuiten slagschaduw als verwaarloosbaar kan worden beschouwd (de ‘0 uur per jaar contour’), ligt maximaal op een afstand waarbij de zon voor minimaal 20% (of meer) kan worden afgeschermd. Daarnaast wordt per individueel schaduwgevoelig object inzichtelijk gemaakt wat de verwachte jaarlijks optredende slagschaduwduur zal zijn.

Afscherming

In de rekenmodellen die worden gehanteerd om slagschaduw te bepalen wordt ervan uitgegaan dat er altijd een ‘line of sight’ bestaat tussen de windturbine en de gevel van een gevoelig object of het schaduwgevoelige terrein. Dit betekent dat afscherming door bijvoorbeeld andere gebouwen of bomen niet wordt meegenomen. Deze afscherming speelt echter wel een belangrijke rol in het al dan niet optreden van slagschaduw op de gevel of het terrein. Ter illustratie: wanneer een object met een hoogte van 10 meter zich binnen circa 45 meter van de gevel van het gevoelige object bevindt tussen de windturbine en het object, zal de schaduw geblokkeerd worden (zie Figuur 2.2). Uiteraard geldt dit voor (loof)bomen alleen in de zomerperiode, echter voor gebouwen geldt deze afscherming het gehele jaar.

Figuur 2.2 Illustratie afschermingseffect slagschaduw [bron: Figuur 3.1 Bijlage 2]

afbeelding "i_NL.IMRO.1979.68BP-VG01_0013.png"

Afscherming wordt in de rekenmodellen niet meegenomen, echter kan in voorkomende gevallen wel een belangrijke factor van betekenis zijn. Met name op grotere afstanden en lage zonnestanden zal dit in het algemeen snel optreden. Door de afstand waarop slagschaduw wordt beoordeeld te begrenzen, is echter al deels rekening gehouden met dit effect.

  1. 29. World Meteorological Organization, 2021; Chapter 8 Measurement of sunshine duration: https://library.wmo.int/doc_num.php?explnum_id=3154
  2. 30. Pohl, J, Faul, F, & Mausfeld, R; Belästigung durch periodischen schattenwurf von Windenergieanlagen, 1999
  3. 31. Parsons Brinckerhoff, 2006; Update of UK Shadow flicker Evidence Base
  4. 32. Koppen, E, et al, 2017; International Legislation and Regulations for Wind Turbine Shadow Flicker Impact
  5. 33. https://asa.scitation.org/doi/pdf/10.1121/1.4942403
  6. 34. De onderzoekers geven aan dat de gepresenteerde dosis effectrelatie is, wanneer enkel naar slagschaduw onafhankelijk van geluidbelasting wordt gekeken.
  7. 35. In dit geval wordt de maximale theoretische slagschaduwduur bedoeld, gebaseerd op een situatie dat de zon altijd schijnt gedurende de daglichtperiode, de windturbine altijd draait en de wind vanuit een (on)gunstige richting waait.
  8. 36. ECLI:NL:RVS:2018:616, waarin wordt gesproken van tien keer de tiphoogte als afstand waarop in beginsel geen gevolgen van enige betekenis zijn te verwachten van een windpark

2.4.2 Onderzoek lokale situatie windpark Delfzijl Zuid Uitbreiding

Uitgangspunten voor slagschaduwberekeningen

Voor de (technische) uitgangspunten en referentiesituatie ter bepaling van de akoestische effecten wordt verwezen naar Bijlage 2. Voor windpark Delfzijl Zuid Uitbreiding is een referentiewindturbine gehanteerd met een rotordiameter van 136 meter en een ashoogte van 136 meter (maximale afmetingen37).

Het gebied waarin slagschaduw, dat wordt veroorzaakt door windpark Delfzijl Zuid Uitbreiding, waarneembaar is (minimale afdekking van 20% van de zon) ligt binnen een afstand van 1.810 meter van de windturbines. In totaal liggen in dit gebied 150 objecten die als slagschaduwgevoelig worden aangemerkt (woningen). Van deze woningen zijn 6 vanwege hun binding met windpark Delfzijl Zuid Uitbreiding aangemerkt als molenaarswoning38. Deze woningen worden apart beschouwd van de zogenoemde woningen van derden in het bepalen van de toename in slagschaduwduur. Tevens zijn er 7 bestaande woningen binnen het plangebied waarvan de woonfunctie wordt wegbestemd in het bestemmingsplan "Windpark Delfzijl Zuid uitbreiding (2020)". Deze woningen krijgen de bestemming van een agrarische bouwvlak zonder woning of bestemming 'Bedrijf-1' (zonder bedrijfswoning). De objecten met de bestemming 'Bedrijf-1" kunnen mogelijk slagschaduwgevoelig zijn, afhankelijk van het concrete toekomstige gebruik. Binnen het slagschaduwgebied liggen tevens nog twee overige slagschaduwgevoelige objecten (een bedrijfsverzamelgebouw en een camping) waarvoor de slagschaduwduur ook afzonderlijk is bepaald. De slagschaduwduur op de overige voor slagschaduw gevoelige objecten is wel inzichtelijk gemaakt, maar de objecten worden apart beschouwd van de woningen.

Voor de 137 overgebleven woningen is de toevoeging van de jaargemiddelde slagschaduwduur ten opzichte van de referentiesituatie bepaald. Binnen het slagschaduwgebied liggen teven twee overige slagschaduwgevoelige objecten (een bedrijfsverzamelgebouw en een camping) waarvoor de slagschaduwduur afzonderlijk is bepaald. In onderstaand overzicht wordt dit weergegeven.

In Figuur 2.3 is met isolijnen de cumulatieve jaargemiddelde slagschaduwduur per gevel weergegeven die wordt veroorzaakt door de referentiesituatie (Windpark Geefsweer, windpark Delfzijl Zuid en solitaire windturbines) en windpark Delfzijl Zuid Uitbreiding tezamen.

Figuur 2.3 Cumulatie jaargemiddelde slagschaduwduur referentiesituatie en windpark Delfzijl Zuid Uitbreiding [bron: Figuur 3.6 Bijlage 2]

afbeelding "i_NL.IMRO.1979.68BP-VG01_0014.png"Gevolgen voor woningen

Met toevoeging van slagschaduw als gevolg van windpark Delfzijl Zuid uitbreiding wordt bij 114 van de 137 woningen39, inclusief molenaarswoningen bij andere windparken, slagschaduw ondervonden. Dit is een toevoeging van 86 woningen ten opzichte van de referentiesituatie. De maximale toevoeging van totale jaarlijkse slagschaduwduur bedraagt ongeveer 423 uur. Wanneer gekeken wordt naar de slagschaduwduur per dag per object valt op dat de meeste woningen maximaal tussen de 0-20 minuten slagschaduw per dag ontvangen, slechts 13 woningen hebben een verwachte maximale slagschaduw van meer dan 30 minuten en 6 woningen hebben een verwachte maximale slagschaduw tussen 20 en 30 minuten per dag.

Overige slagschaduwgevoelige objecten

Er zijn zes objecten die worden aangeduid als overig slagschaduwgevoelig object. Ten eerste is er het object aan Familie Bronsweg 22a waarin onder andere een fitnesscentrum en kapper zijn gehuisvest. Het andere slagschaduwgevoelig object is camping ‘Klein Finland’ aan de Boslaan 7. Daarnaast worden ook de vier weg te bestemmen woonfunctie die een bedrijfsbestemming krijgen beschouwd als (potentieel) overig slagschaduwgevoelig object. Deze objecten kunnen afhankelijk van het toekomstig gebruik op basis van de nieuwe bestemming slagschaduwgevoelig zijn. Dit zijn de adressen Kloosterlaan 25, 26, 27 en Zomerdijk 2. Voor deze zes objecten is de toevoeging in jaargemiddelde slagschaduwduur ter plaatse inzichtelijk gemaakt (zie Tabel 3.6, 3.7 en 3.8 in Bijlage 2).

Op de camping zal, zonder toepassing van slagschaduwmitigatie, gedurende 0 tot 4 uur aan slagschaduw per jaar van windpark Delfzijl Zuid Uitbreiding ondervonden worden, afhankelijk van de specifieke locatie op het campingterrein. Afgezien van de beperkte totale jaarlijkse slagschaduwduur zal de hoeveelheid hinder die daadwerkelijk wordt ondervonden op de camping sterk afhankelijk zijn van het moment waarop slagschaduw optreedt, aangezien de bezetting op de camping voor het overgrote deel seizoensgebonden is. De toename aan slagschaduwduur op het adres Familie Bronsweg 22a is maximaal 21 minuten op jaarbasis. Afgezien van de beperkte totale jaarlijkse slagschaduwduur zal de hoeveelheid hinder die daadwerkelijk wordt ondervonden op het adres sterk afhankelijk zijn van het moment waarop slagschaduw optreedt. De bezetting zal zich voornamelijk beperken tot door de weekse dagen en beperkte opening in het weekend.

Daarnaast zijn er de 4 weg te bestemmen woningen in het plangebied die een bestemming 'Bedrijf-1' krijgen. Op grond van de bestemde functie zouden deze vier panden als slagschaduwgevoelig kunnen worden beschouwd. De panden zijn gelegen in het plangebied en ondervinden daardoor aanzienlijke slagschaduw. Het wegnemen van alle slagschaduw ter plaatse van deze 4 gebouwen (een theoretische norm van 0 uur per jaar) zorgt voor een extra stilstand van in totaal 447:33 u per jaar voor windpark Delfzijl Zuid Uitbreiding. Dit betekent een gemiddelde stilstand van 0,3% per windturbine. Een deel van dit stilstandverlies kan optreden indien een bepaalde mate van normstelling wordt gesteld voor ‘overige slagschaduwgevoelige objecten’.

Molenaarswoningen

In het plangebied bevinden zich 6 molenaarswoningen bij windpark Dellfzijl Zuid Uitbreiding. Voor deze objecten is de toevoeging van jaargemiddelde slagschaduwduur 790:38 uur in totaal ten opzichte van de referentiesituatie. De totale toename van slagschaduwduur is zonder toepassing van mitigatie.

Effecten van lagere maximale slagschaduwduur

Vervolgens is bepaald in hoeverre de totale jaarlijkse slagschaduwduur afneemt bij het hanteren van een maximale slagschaduwbelasting per gevoelig object. Dit is in een aantal scenario's (stappen) gedaan. Hierbij is als laagste waarde 2 uur per jaar gehanteerd, aangezien het in werking stellen van een stilstandvoorziening altijd enige vertraging oplevert, waardoor het technisch vrijwel niet uitvoerbaar is om terug te gaan naar 0 uur per jaar. De bovengrens wordt bepaald door de niet gemitigeerde situatie.

In onderstaande Tabel 2.8 is het effect op de totale jaarlijks optredende slagschaduwduur nabij gevoelige objecten aangegeven, bij verschillende toelaatbare maximale belastingen per object.

Tabel 2.8 Toename in jaargemiddelde slagschaduwduur ter plaatse van woningen [bron: Tabel 3.11 Bijlage 2]

afbeelding "i_NL.IMRO.1979.68BP-VG01_0015.png"

  1. 37. oor analyse van de breedte van het rotorblad en toerentallen is aangesloten bij de gegevens van een Vestas V136-4.2 MW
  2. 38. Er zijn tevens vijf woningen die als molenaarswoning zijn aangemerkt voor windpark Geefsweer. Deze zijn wel als slagschaduwgevoelig object beschouwd voor windpark Delfzijl Zuid uitbreiding.
  3. 39. Aan de noordzijde wordt het schaduwgebied begrensd omdat de zon in het zuiden altijd hoog staat. Direct aan de zuidzijde treedt nooit schaduw op omdat de zon nooit in het noorden staat.

2.4.3 Ruimtelijk aanvaardbare norm voor slagschaduw

Uit de (beperkt) beschikbare wetenschappelijke onderzoeken blijkt dat, hoewel er geen directe gevolgen voor de gezondheid te verwachten zijn als gevolg van slagschaduw van windpark Delfzijl Zuid Uitbreiding, het wel wenselijk is de totale optredende hoeveelheid slagschaduw ter plaatse van gevoelige objecten te beperken.

In de referentiesituatie wordt ter plaatse van 28 van de 137 woningen in het gebied slagschaduw ondervonden. De netto jaargemiddelde slagschaduwduur ter plaatse van deze woningen bedraagt in totaal ongeveer 1.245 uur.

Na realisatie van windpark Delfzijl Zuid Uitbreiding zal door het windpark, zonder het nemen van mitigerende maatregelen, bij 114 van de 137 woningen enige vorm van slagschaduw veroorzaken en neemt het totaal aantal uur slagschaduw toe met 423 uur. Bij de helft van de woningen waar slagschaduw optreedt (57) is dit minder dan 2 uur per jaar (zonder mitigatie). Circa 100 woningen ontvangen jaarlijks meer dan 6 uur slagschaduw zonder mitigatie. In de nieuwe situatie is bij 19 woningen sprake van een slagschaduwbelasting van meer dan 20 minuten per dag (worst case). Voor de overige woningen is dit 20 minuten per dag of minder.

In Tabel 2.9 is inzichtelijk gemaakt welke gevolgen het beperken van de maximale blootstellingsduur heeft voor het windpark en de woningen in verschillende scenario's. Hierbij is telkens de maximale blootstellingsduur per woning als uitgangspunt gehanteerd. Uit deze tabel kan worden afgeleid dat het reduceren van de optredende slagschaduwduur per jaar tot een relatief beperkt productieverlies leidt voor het windpark. Daar staat echter tegenover dat de daarmee voorkomen hinder ter plaatse van slagschaduwgevoelige objecten ook relatief beperkt is.

Tabel 2.9 Toename in jaargemiddelde slagschaduwduur ter plaatse van woningen en energieopbrengstverliezen [bron: Tabel 3.12 Bijlage 2]

afbeelding "i_NL.IMRO.1979.68BP-VG01_0016.png"

Ruimtelijke aanvaardbaarheid slagschaduw

Het ligt, vanuit het waarborgen van een goed woon- en leefklimaat, voor de hand om de slagschaduwnorm in ieder geval zodanig te stellen dat voor de 19 woningen, waar een slagschaduwduur van meer dan 20 minuten per dag mogelijk is, de optredende hoeveelheid slagschaduw wordt beperkt. Voor de overige woningen is de slagschaduwbelasting per dag minder dan 20 minuten en is ook de totale jaarlijkse slagschaduwbelasting gering (tussen de 2 minuten en circa 5,5 uur per jaar). Bij een norm van maximaal 6 uur slagschaduw per jaar wordt dit uitgangspunt geborgd en de hinder beperkt. Bovendien is de kans dat gedurende deze periode er ook daadwerkelijk iemand zich bevindt in een ruimte waarop die slagschaduw optreedt ook geen 100%. In relatie tot de totale daglichtperiode is dan geen sprake meer van onaanvaardbare hinder waardoor verdere reductie niet nodig wordt geacht. Een norm van de maximaal 6 uur slagschaduw per jaar door alle windturbines op slagschaduwgevoelige en overige slagschaduwgevoelige objecten is daarmee ruimtelijk aanvaardbaar.

Aanvullende afweging voor woningen

Voor woningen is, ondanks dat 6 uur slagschaduw per jaar ruimtelijk aanvaardbaar wordt geacht, een aanvullende afweging gemaakt voor specifiek voorliggend windpark.

Bij aanvullende belangenafweging voor het vaststellen van de norm voor slagschaduw speelt de specifieke locatie van dit windpark een belangrijke rol. Windpark Delfzijl Zuid Uitbreiding is gelegen in één van de concentratiegebieden voor grootschalige windenergie van de provincie Groningen. Windpark Delfzijl Zuid Uitbreiding is in dát concentratiegebied - voor zover gelegen in de voormalig gemeente Delfzijl, nu gemeente Eemsdelta - het laatste windpark dat gerealiseerd zal worden. In de onmiddellijke nabijheid van het te realiseren windpark zijn al de bestaande windparken Delfzijl Zuid en Geefsweer gelegen. Deze windparken veroorzaken al slagschaduw op de omgeving. Om deze overlast niet verder toe te laten nemen wordt, aanvullend en specifiek voor windpark Delfzijl Zuid Uitbreiding, opgenomen dat het windpark op woningen in de omgeving geen extra slagschaduw mag veroorzaken. Dit met uitzondering van de tijd die nodig is om de turbines af- en aan te schakelen.

In de belangenafweging van de normen voor slagschaduw is onder andere gekeken naar de locatie, het belang van initiatiefnemers en de omwonenden. Het opnemen van een (strengere) norm ter beperking van hinder door slagschaduw op gevoelige objecten (woningen) levert een aanvaardbare mitigatie en productieverlies op en terwijl een verbetering voor de omgeving gecreëerd kan worden.

Een planregel hierover wordt opgenomen, waarbij er een onderscheid wordt gemaakt in een norm voor slagschaduwgevoelige objecten (0 uur slagschaduw, uitgezonderd aan- en afschakeltijd) en overige slagschaduw gevoelige objecten (6 uur slagschaduw).

2.5 Nadere Toelichting En Onderbouwing Externe Veiligheid

2.5.1 Inleiding en uitleg over het aspect externe veiligheid

Plaatsgebonden risico als beoordelingsmaat

Hoewel het risico zeer klein is, kunnen windturbines omvallen of kunnen er onderdelen afbreken. Het effect van de windturbines op de omgeving wordt beoordeeld aan de hand van een aantal criteria, die zijn afgeleid uit wet- en regelgeving en adviezen voor toetsing van beheerders van infrastructurele werken.

Een risicocontour (ofwel plaatsgebonden risico) geeft aan hoe groot in de omgeving de overlijdenskans is door een ongeval met een risicobron: binnen de contour is het risico groter, buiten de contour is het risico kleiner. Voor windturbines is buiten de identificatieafstand (werpafstand bij overtoeren) risico in het geheel uit te sluiten.

Het plaatsgebonden risico is de berekende kans per jaar, dat een persoon overlijdt als rechtsreeks gevolg van een ongeval bij een risicobron, aangenomen dat hij op die plaats in de omgeving permanent (24 uur voor 365 dagen) en onbeschermd verblijft. Het plaatsgebonden risico rekent daarmee de maximale trefkans uit voor een individueel persoon wat permanent aanwezig is en is daarmee niet geschikt voor beoordeling van voorbijgangers / passanten. Het risico wordt uitgedrukt in een kans op overlijden waarbij de conservatieve aanname wordt gedaan dat treffen door een windturbineonderdeel gelijk staat aan 100% kans op overlijden. De kans wordt tevens conservatief berekend zonder rekening te houden met vluchtgedrag of actieve actie van de te raken persoon om risico’s te vermijden of uit de weg te gaan. Het plaatsgebonden risico is daarmee een conservatieve maat voor het maximale risico wat in de omgeving kan worden ervaren op een bepaalde locatie.

Achtergrond: veiligheid en kansen

Omgaan met risico’s in een drukbevolkt land

De doelstelling van het externe veiligheidsbeleid op rijksniveau luidt: “Het uitvoeren van een veiligheids- en risicobeleid om mens en milieu te beschermen tegen maatschappelijk onaanvaardbaar geachte gezondheids- en milieurisico’s”. Het beleid is erop gericht een zogenaamd basisbeschermingsniveau voor externe veiligheid te bieden aan personen die wonen, werken of recreëren in de omgeving van risicovolle activiteiten.

Uitgangspunt van het landelijke risicobeleid in zijn algemeenheid is dat het gevaar van een activiteit acceptabel is wanneer op een bepaalde plaats een daar aanwezig individu geen hogere kans op overlijden heeft dan maatschappelijk is geaccepteerd. Deze basisbescherming, die veelal een limiet kent van 10-06 of 10-05 per jaar40, wordt uitgedrukt in het plaatsgebonden risico (PR)41. Dit geldt voor onder andere industrie, transport en opslag van gevaarlijke stoffen zoals toxische of brandbare stoffen maar is ook toepasbaar voor windturbines.

Het externe veiligheidsbeleid van alle risicobronnen is met introductie van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) in 2004 gelijkgetrokken. Het hanteren van PR10-05 en PR10-06 voor een aanvaardbaar risico dateert al van eerder, zo wordt het onder andere genoemd in het Nationaal milieubeleidsplan 4 (juni 2001) maar ook daarvoor werd deze norm als aanvaardbaar gehanteerd. In het kader van de vuurwerkramp in Enschede (2000) en het daarop volgende rapport van de commissie Oosting heeft er toe geleidt dat het gehele externe veiligheidsbeleid in Nederland tegen het licht is gehouden en er uiteindelijk maatschappelijk aanvaardbare normen in het Bevi zijn vastgelegd.

Er is geen aanleiding om te twijfelen aan de ruimtelijke aanvaardbaarheid van het plaatsgebonden risiconiveaus van 10-05 en 10-06 die optreden voor andere risicobronnen. Weliswaar is er een kans op een effect, maar het hanteren van een andere kans als beoordelingsniveau leidt niet tot een afname van het gevolg maar alleen van de kans dat dit effect kan optreden. Het feit dat een zekere mate van risico, alhoewel zeer beperkt, wordt geaccepteerd is inherent aan het feit dat Nederland een drukbevolkt land is en multifunctioneel ruimtegebruik toegepast wordt.

Aanvaardbaar beschermingsniveau

In 2014 heeft het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties een rapport laten opstellen over het in perspectief zetten van risico’s42. Uit dit rapport kunnen geen cijfermatige conclusies worden getrokken maar het geeft wel aan waarom een mate van bescherming voor windturbines leidt tot maatschappelijk aanvaardbare risico’s in vergelijking met risico’s bij andere activiteiten. Op stadsniveau (generieke stad van 50.000 personen) is de kans op een vergelijkbaar aantal verloren levensjaren voor reizen met het vliegtuig vergeleken met een windturbineongeluk circa 1.000x hoger, het wonen in laaggelegen gebieden (overstromingsrisico) geeft circa een 10x hogere kans en voor autorijden ligt de kans op een vergelijkbaar aantal verloren levensjaren bijna 10.000x hoger dan bij een windturbineongeluk. Hieruit kan worden geconstateerd dat het toepassen van risicocriteria in de orde van grote van PR10-05 en PR10-06 bij windturbines een maatschappelijk geaccepteerd risico kan opleveren. Overigens blijkt uit literatuur en ook navraag bij een externe veiligheidsdeskundige dat wereldwijd het geaccepteerde plaatsgebonden risico over het algemeen ligt op een niveau tussen 10-04 en 10-06. Zo geeft in het Verenigd Koninkrijk de Health and Safety Executive (HSE)43 aan dat de jaarlijkse acceptabele letaliteitskans voor een lid van de maatschappij circa 1:100.000 (=PR10-05) is als gevolg van een nucleaire installatie en bij een niveau van 1:1.000.000 (=PR10-06) is er ook geen verdere verbetering van de situatie meer benodigd.

Bescherming van objecten

In het Besluit externe veiligheid Inrichtingen (Bevi) worden mogelijk te beschermen objecten onderverdeeld in beperkt kwetsbare objecten en kwetsbare objecten, waarbij bij de indeling rekening is gehouden met de mogelijke verblijfsduur van personen, de hoeveelheid aanwezige personen en de zelfredzaamheid van personen die normaliter in het type vermelde objecten kunnen voorkomen.

Groepsrisico en maatschappelijk risico

De bescherming van personen is naast het hanteren van een maximale eis per persoon ook afhankelijk van de hoeveelheid personen die een bepaald risico ondervinden. Hoe meer personen een risico kunnen ondervinden hoe minder geaccepteerd het risico wordt. Dit komt tot uiting in beoordeling van normen die worden omschreven voor het groepsrisico (GR) als ook het totale maatschappelijk risico (MR) dat kan optreden. Toetsing van maatschappelijk en groepsrisico voor windturbines maakt geen deel uit van de windturbinebepalingen. Er wordt derhalve hier ook niet verder op in gegaan. Voor de volledigheid is er in Bijlage 2 wel nader op in gegaan.

  1. 40. Deze risico’s komen overeen met een kans op overlijden van 1 op 1.000.000 en 1 op 100.000 per jaar
  2. 41. Nota Modernisering omgevingsveiligheid (Tweede Kamer, vergaderjaar 2013-2014, 29517, nr. 92) en oels, J.M, et al, 2018; Bewust Omgaan met Veiligheid: doelen en effectmaten in het risico- en veiligheidsbeleid, RIVM Rapport 2018-0029
  3. 42. Risico's in perspectief – Risicovergelijking, HaskoningDHV Nederland B.V, november 2014 i.o.v. Ministerie BZK
  4. 43. Reducing risks, HSE’s decision-making process, Health and Safety Executive, 2001.

2.5.2 Onderzoek lokale situatie windpark Delfzijl Zuid Uitbreiding

Uitgangspunten voor berekeningen externe veiligheid

Voor een nadere toelichting op de (technische) uitgangspunten ter bepaling van de externe veiligheidseffecten wordt verwezen naar Bijlage 2.

Voor de beoordeling worden alle objecten waar mensen zich in kunnen bevinden binnen de maximale effectzone in kaart gebracht. Buiten de maximale effectzone (bladworp bij overtoeren) kunnen geen onderdelen van de windturbine meer terechtkomen, waardoor hier ook geen effecten meer kunnen optreden. Daarnaast wordt het maximale plaatsgebonden risico (PR) dat binnen een object kan optreden per windturbine berekend. De maximale PR-waarden worden opgeteld per object om het maximale optredende PR te berekenen. Eén adreslocatie kan uit meerdere gebouwen (objecten) bestaan.

Om het aantal aanwezige personen in te schatten wordt gerekend met relatieve verblijfstijden. Voor woningen wordt gerekend met een aanwezigheidsfactor van 2,1 personen per object. In het bestemmingsplan "Windpark Delfzijl Zuid Uitbreiding (2020)" zijn woonfuncties wegbestemd en zijn vier van deze woonfuncties bestemd naar een bedrijfsbestemming. Voor de schuren behorende bij agrarische bedrijven en overige objecten zonder toegewezen functie, wordt gerekend met een aanwezigheidsfactor44 van 0,125 en specifiek voor de sluisgebouwen aan het Termunterzijldiep in het gebied met een aanwezigheidsfactor van 0,025.

In de huidige situatie treden er op de objecten binnen de maximale effectafstand van windpark Delfzijl Zuid Uitbreiding geen veiligheidsrisico’s op. De bestaande windturbines ten noorden (Windpark Delfzijl Zuid) en ten westen van de locatie (Windpark Geefsweer) veroorzaken geen significante veiligheidsrisico’s voor de bestaande objecten.

Effecten plaatsgebonden risico als gevolg van windpark Delfzijl Zuid Uitbreiding

Door de komst van de windturbines ontstaan er gebieden rondom de windturbineposities waar een verhoogd risico optreedt. De ligging van de PR10-06 contouren liggen maximaal op een afstand gelijk aan de tiphoogte (204 meter) en de PR10-05 contouren liggen maximaal op een afstand gelijk aan een halve rotordiameter (68 meter).Voor deze specifieke analyse zijn de PR-contouren specifiek berekend van een drietal mogelijke windturbinetypes, waaronder de Nordex N133 op 136 meter ashoogte.

Figuur 2.4 Weergave PR-contouren [bron: Figuur 4.2 Bijlage 2]

afbeelding "i_NL.IMRO.1979.68BP-VG01_0017.png"

Vervolgens is gekeken welke objecten zich bevinden binnen bepaalde plaatsgebonden risicocontouren om inzicht te krijgen in het optredende risico voor aanwezige bebouwing.

Tabel 2.10 Aantal objecten binnen PR-contouren van windpark Delfzijl Zuid Uitbreiding bij toepassing verschillende types windturbines [bron: Tabel 4.1 Bijlage 2]

afbeelding "i_NL.IMRO.1979.68BP-VG01_0018.png"

Effecten wegbestemmen woonfuncties in plangebied

In het bestemmingsplan "Windpark Delfzijl Zuid Uitbreiding (2020)" worden enkele bestaande woonfuncties wegbestemd (zowel woonbestemmingen als agrarische bedrijfswoningen). Het wegbestemmen en herbestemmen van de woonfuncties is integraal onderdeel van uitgevoerd onderzoek. Om het effect van de verwijdering van de woonfuncties inzichtelijk te maken is in onderstaande grafiek het resultaat hiervan inzichtelijk gemaakt. Dit geeft aan hoe een wijziging van de persoonsbezetting de grafiek kan verplaatsen.

Figuur 2.5 Weergave effect van wegbestemmen woonfunctie [bron: Figuur 4.4 Bijlage 2]

afbeelding "i_NL.IMRO.1979.68BP-VG01_0019.png"

  1. 44. Deze aanwezigheidsfactor staat voor circa 1 persoon voor 3 uur per dag en respectievelijk één persoon gedurende 40 minuten per dag.

2.5.3 Ruimtelijk aanvaardbare norm externe veiligheid windturbines

In navolging van andere risicobronnen ligt het voor de hand om ook voor windturbines uit te gaan van een basisbeschermingsniveau voor de omgeving. Daarbij is het eveneens logisch om onderscheid te maken tussen beperkt kwetsbare objecten en kwetsbare objecten en deze te beoordelen aan de hand van de plaatsgebonden risicocontouren. Zoals uit de berekeningen in paragraaf 2.5 blijkt geeft dit tevens voldoende bescherming tegen het optreden van onaanvaardbare groepsrisico’s.

Met een kans van 1 de 100.000 jaar bij continue jaarlang onbeschermd verblijf op de PR10-05 contour bij (beperkt) kwetsbare objecten en 1 op de miljoen bij continue jaarlang onbeschermd verblijf op de PR10-06 contour bij kwetsbare objecten is daarmee sprake van een risico dat aanmerkelijk lager ligt dan andere algemeen aanvaarde (maatschappelijke) risico’s en gelijk is aan andere risicobronnen van externe veiligheid. Een norm voor externe veiligheid van windturbines van PR10-05 voor beperkt kwetsbare objecten en PR10-06 voor kwetsbare objecten is daarmee ruimtelijk aanvaardbaar. Een planregel hierover wordt opgenomen.

2.6 Nadere Toelichting Overige Windturbinebepalingen

2.6.1 Lichtschittering

Gladde en glimmende oppervlakken (bijvoorbeeld glas, maar ook geschilderde oppervlakken) kunnen invallend zonlicht reflecteren. Wanneer dit licht bij de ontvanger aankomt kan dit een hinderlijk (verblindend) effect hebben of tot gevaarlijke situaties leiden, bijvoorbeeld voor wegverkeer. Dit effect kan echter eenvoudig worden voorkomen door de betreffende objecten en oppervlakken te voorzien van een anti-reflecterende coating of gebruik te maken van niet reflecterende materialen. Voor windturbines is dit standaardpraktijk en wordt dit geborgd door reflectiewaarden te controleren via de certificering en de NEN-EN-ISO 2813 of een daaraan ten minste gelijkwaardige meetmethode.

Er is daarmee geen noodzaak tot het opnemen van nadere voorschriften of normen, anders dan hierboven beschreven om gevolgen van lichtschittering te beperken. Met het opleggen van de verplichting van een anti-reflecterende coating worden alle mogelijke effecten voorkomen. Een planregel hierover wordt opgenomen.

2.6.2 Bouw- en ontwerpnormen IEC

De windturbines voldoen aan de internationale norm (IEC-61400-1). Op grond van deze norm bevat de windturbine diverse veiligheidssystemen om ervoor te zorgen dat bij falen van onderdelen of bij extreme weersomstandigheden de windturbine niet wordt beschadigd. Onder andere bevat de windturbine een remsysteem welke ervoor zorgt dat de rotorbladen uit de wind worden gedraaid bij te hoge windsnelheden. Daarnaast is een bliksembeveiliging voorgeschreven die ervoor zorg dat inslaande bliksem buiten kwetsbare delen van de windturbine naar de grond leidt. Met het opleggen van de verplichting van het voldoen aan internationale normen worden alle mogelijke effecten voorkomen. Een planregel hierover wordt opgenomen.

2.6.3 Algemene veiligheid en controle

Bij een geconstateerd of vermoed gebrek dient een windturbine buiten bedrijf te worden gesteld, daarmee wordt voorkomen dat het gebrek een gevaarlijke situatie voor de omgeving oplevert. Met het opleggen van de verplichting worden alle mogelijke effecten voorkomen. Een planregel hierover wordt opgenomen.

Hoofdstuk 3 Juridische Vormgeving

3.1 Inleiding

In hoofdstuk 2 wordt de ruimtelijke aanvaardbaarheid van de normen voor geluid, slagschaduw en externe veiligheid onderbouwd. Dit hoofdstuk gaat in op de juridische inpassing en vormgeving van de ruimtelijke aanvaardbare normen in deze herziening van het bestemmingsplan, in relatie ook tot het bestemmingsplan "Windpark Delfzijl Zuid Uitbreiding (2020)".

Dit bestemmingsplan is opgezet conform de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Inherent hieraan is de toepassing van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2012. De SVBP bevat standaarden voor de opbouw en de verbeelding van het inpassings- of bestemmingsplan, zowel digitaal als analoog.

Verhouding met geldende bestemmingsplannen

Als uitgangspunt is gehanteerd dat het bestemmingsplan zo min mogelijk ingrijpt in de geldende ruimtelijke plannen. Overal waar mogelijk blijft de geldende regeling in stand (zoals in een zogenaamd paraplubestemmingsplan), alleen waar nodig wordt een nieuwe regeling toegevoegd. Er wordt dus als het ware een 'extra laag' over deze bestemmingen heen gelegd. De reden voor deze werkwijze is dat op deze manier de onderliggende vigerende bestemmingen niet worden aangetast. Dit bestemmingsplan en het geldende bestemmingsplannen bestaan dus naast elkaar als zelfstandige documenten. Deze documenten moeten in samenhang worden gelezen voor een compleet beeld van de juridisch-planologische situatie in het gebied. Voor een geconsolideerde (samengevoegde) versie van de planregels van het bestemmingsplan "Windpark Delfzijl Zuid Uitbreiding (2020)" met onderhavig bestemmingsplan wordt verwezen naar Bijlage 2 bij de regels. Deze bijlage heeft verder geen juridische status.

3.2 Planregels Voor Geluid, Slagschaduw En Externe Veiligheid

Geluid

Het bestemmingsplan "Windpark Delfzijl Zuid Uitbreiding (2020)" bevat een planregel in artikel 4.1.4, b Geluid windturbines, waarmee de norm van Lden 47 dB van het windpark wordt gereguleerd op basis van de structuurvisie Eemsmond-Delfzijl. Deze norm van Lden 47 dB is cumulatief (alle windturbines), en daarmee inclusief windturbines van voor 1 januari 2011 en andere windparken. Het is dus ook niet nodig hierover nog een nadere regeling op te nemen of de bestaande regeling te wijzigen. Er wordt aan de planregel wel een passage toegevoegd om daarmee de Handhavings- en rekenmethodiek voor windturbinegeluid in de planregels te borgen. De Handhavings- en rekenmethodiek wordt opgenomen in Bijlage 1 bij de regels. Voor de formulering is aangesloten op de formulering uit de (bijlage bij de) windturbinebepalingen.

Slagschaduw

Er wordt voorgesteld een planregel toe te voegen aan artikel 4.1.4, e Overige specifieke gebruiksregels van het bestemmingsplan "Windpark Delfzijl Zuid Uitbreiding (2020)". Lid c. wordt toegevoegd die luidt:

  1. 1. "de slagschaduwduur op ramen binnen de gevel van slagschaduw gevoelige objecten, gelegen binnen 1.810 meter vanaf het middelpunt van een windturbine, veroorzaakt door alle windturbines die zijn aangeduid met de bestemming 'Bedrijf - Windturbinepark Voorlopig' tezamen mag niet meer bedragen dan 0 uur per jaar, uitgezonderd de tijd die noodzakelijk is voor het afschakelen van de windturbines als gevolg van de automatische stilstandvoorziening, en;
  2. 2. de slagschaduwduur op ramen binnen de gevel van overige slagschaduw gevoelige objecten, gelegen binnen 1.810 meter vanaf het middelpunt van een windturbine, veroorzaakt door alle windturbines die zijn aangeduid met de bestemming 'Bedrijf - Windturbinepark Voorlopig' tezamen mag niet meer bedragen dan 6 uur per jaar;"

Bijbehorende begripsbepaling voor slagschaduw gevoelig object en overig slagschaduw gevoelig object wordt ook opgenomen in de planregels.

Externe veiligheid

In de plantoelichting van het bestemmingsplan "Windpark Delfzijl Zuid Uitbreiding (2020)" is geconcludeerd dat er geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten aanwezig zijn binnen de PR10-06 en PR10-05 contour van de windturbines. Op grond van het bestaande bestemmingsplan 'Buitengebied-Zuid', dat rondom de bestemmingen van de windturbines van toepassing is, zijn de gronden bestemd met de enkelbestemming 'Agrarisch - Wegdorpenlandschap'. Op grond van deze bestemming is het toegestaan te bouwen binnen een bouwvlak. Binnen de PR10-06 en PR10-50 contour van de windturbines ligt geen bouwvlak vanuit het onderliggende bestemmingsplan. Het bestaande bestemmingsplan biedt daarmee geen rechtstreekse bouwtitel voor (beperkt) kwetsbare objecten binnen de PR10-5 en PR10-6 contour van het windpark. Op basis hiervan bestaat er geen directe noodzaak om een nadere regeling op te nemen. Voor de volledigheid wordt toch voorgesteld een regeling op te nemen.

De windturbines in windpark Delfzijl Zuid Uitbreiding worden voorzien van de contouren PR10-05 en PR10-06 door het opnemen van de gebiedsaanduidingen 'veiligheidszone - windturbine PR10-5' en 'veiligheidszone - windturbine PR10-6'. In de planregels worden aanduidingsregels opgenomen die vestiging van kwetsbare objecten binnen de PR10-06 voorkomt en (beperkt)wetsbare objecten binnen de PR10-05 contour.

Bijbehorende begripsbepaling voor (beperkt) kwetsbaar object wordt ook opgenomen in de planregels.

3.3 Overige Planregels

Voor de volledigheid worden een aantal overige regels ten aanzien van het in gebruik nemen en hebben van windturbines uit de windturbinebepalingen toegevoegd aan de planregels:

  • ter voorkoming van lichtschittering;
  • algemene veiligheid en controle;
  • verplichte NEN-certificering van de windturbines.

Voor de formulering is aangesloten op de formulering uit de windturbinebepalingen.

De planregel ter voorkoming van lichtschittering borgt dat de windturbines geen lichtschittering veroorzaken. Daarmee worden alle effecten op de omgeving van lichtschittering voorkomen.

Door in het bestemmingsplan te borgen dat bij een geconstateerd of vermoed gebrek de windturbine buiten bedrijf moet worden gesteld, wordt voorkomen dat het gebrek een gevaarlijke situatie voor de omgeving oplevert. Ter borging van deze voorwaardelijke verplichting wordt opgelegd dat minimaal op jaarbasis een controle van de windturbine wordt uitgevoerd.

Om te zorgen dat de te realiseren windturbines voldoen aan de laatste stand van techniek wat betreft de veiligheid van de constructie, wordt ruimtelijk geborgd dat voldaan moet worden aan bepaalde NEN-normen. Daarmee worden de veiligheidsaspecten van de windturbine zoveel mogelijk beheerst.

Ten slotte worden naast de standaard dubbeltelbepaling, overgangs- en slotregels een overige regel opgenomen (Artikel 5), die de verhouding van de nieuwe gebiedsaanduidingen regelt met de onderliggende bestemmingsplannen.

Hoofdstuk 4 Uitvoerbaarheid

Financieel-economische uitvoerbaarheid

Dit bestemmingsplan maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk. Het plan is geen plan zoals bedoeld in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Het is daarom niet noodzakelijk om een exploitatieplan of een overeenkomst over kostenverhaal op te stellen. Het plan leidt niet tot kosten en is dus economisch uitvoerbaar.

Maatschappelijke uitvoerbaarheid

De herziening van dit bestemmingsplan leidt niet tot feitelijke wijziging van de omstandigheden maar is een ondergeschikte en administratieve wijziging zonder maatschappelijke gevolgen waardoor het plan maatschappelijk uitvoerbaar is.

Zienswijzen

Van 16 september tot en met 28 oktober 2021 hebben de ontwerpbesluiten voor het wijzigingsbestemmingsplan Windpark Delfzijl Zuid Uitbreiding en de omgevingsvergunning voor het windpark ter inzage gelegen. Ten aanzien van deze ontwerpbesluiten zijn 9 zienswijzen ingediend. Een samenvatting van de zienswijzen en bijbehorende beantwoording zijn te vinden in Bijlage 4. De zienswijzen hebben niet geleid tot aanpassingen van het bestemmingsplan ten opzichte van het ontwerp. Er is wel sprake van enkele beperkte ambtshalve wijzigingen zoals weergegeven in tabel 4.1.

Tabel 4.1 Staat van wijzigingen


Algemeen
1 Versienummer van het bestemmingsplan wordt gewijzigd van ontwerp (ON01) naar vastgesteld (VG01)
2 Het 'Vaststellingsbesluit' is toegevoegd aan het bestemmingsplan

Toelichting
1 Paragraaf 2.3.1, onder 'Effect van geluidsbelasting': het advies van LBP Sight, waar in de eindnoot naar werd verwezen is opgenomen als bijlage bij de toelichting. De tekst is daarop aangepast. Daarnaast is aanvullend een update gegeven ten aanzien van een tweetal recente publicaties, van datum na advies van LBP Sight en na ter inzage legging van het ontwerp bestemmingsplan. ambtshalve wijziging
2 Paragraaf 2.3.1 onder 'Achtergrond Europese systematiek geluiddosismaat Lden en Lnight en toepassing dosismaat voor geluidnorm windturbines': voor de volledigheid is toegevoegd dat een andere dosismaat dan Lden wel is overwogen maar geen evident voordeel geeft. ambtshalve wijziging
3 Paragraaf 3.2, onder 'Slagschaduw': is aangepast op de wijziging van de regels, zoals toegelicht onder 1. ambtshalve wijziging
4 Hoofdstuk 4, onder 'Maatschappelijke uitvoerbaarheid': paragraaf 'zienswijzen' is toegevoegd met deze staat van wijzigingen. ambtshalve wijziging
Bijlagen bij toelichting
5 Bijlage 3: Notitie normen windturbines LPB Sight is toegevoegd ambtshalve wijziging
6 Bijlage 4: Zienswijzennota is toegevoegd ambtshalve wijziging

Regels
1 Artikel 2, sub B, lid 1 en lid 2 worden als volgt aangepast: passages "… binnen 12 maal de rotordiameter van een windturbine …" komen te luiden: "… binnen 1.810 meter vanaf het middelpunt van een windturbine …". In Bijlage 2 bij de toelichting 'Onderzoek milieunormen windenergie windpark Delfzijl Zuid Uitbreiding' wordt toegelicht dat er sprake is van hinderlijke slagschaduw wanneer er is sprake van een minimale afdekking van de lichtbron (in dit geval de zon) van 20% van het oppervlak van bron. Voor windpark Delfzijl Zuid ligt deze afstand (worst case) concreet op 1.810 meter. Deze afstand is groter dan 12 maal de rotordiameter (1.632 meter). Om aan te sluiten bij dit uitgangspunt voor hinderbeleving in het onderzoek, wordt de concrete afstand bij 20% afdekking voor optimale bescherming opgenomen in de planregels. Ook bijlage 2 bij de regels wordt hier op aangepast. ambtshalve wijziging
Bijlagen bij regels
2 Bijlage 2: de wijziging van de regels onder 1 en versienummer, is aangepast in de bijlage met de geconsolideerde versie van de planregels. ambtshalve wijziging

Bijlage 1 Handhavings- En Rekenmethodiek

Bijlage 1 Handhavings- en rekenmethodiek

Bijlage 2 Geconsolideerde Versie Planregels

Bijlage 2 Geconsolideerde versie planregels

Bijlage 1 Windturbinebepalingen

Bijlage 1 Windturbinebepalingen

Bijlage 2 Onderzoek Milieunormen Windenergie Windpark Delfzijl Zuid Uitbreiding

Bijlage 2 Onderzoek milieunormen windenergie windpark Delfzijl Zuid Uitbreiding

Bijlage 3 Notitie Normen Windturbines

Bijlage 3 Notitie normen windturbines

Bijlage 4 Zienswijzennota

Bijlage 4 Zienswijzennota