KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Water - Waterkering 1
Artikel 4 Waarde - Archeologie 2
Artikel 5 Waarde - Archeologie 4
Artikel 6 Waarde - Ruimtelijke Kwaliteit
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 7 Anti-dubbeltelregel
Artikel 8 Algemene Gebruiksregels
Artikel 9 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 10 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 11 Algemene Wijzigingsregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 12 Overgangsrecht
Artikel 13 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Ligging Plangebied
1.3 Planologische Regeling
1.4 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Bestaande En Toekomstige Situatie
2.1 Beeldkwaliteitsplan
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Rijksbeleid
3.2 Provinciaal Beleid
3.3 Regionaal Beleid
3.4 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 4 Milieu- En Omgevingsaspecten
4.1 Archeologie En Cultuurhistorie
4.2 Ecologie
4.3 Bodem
4.4 Verkeer, Ontsluiting En Parkeren
4.5 Milieuzonering
4.6 Geluid
4.7 Externe Veiligheid
4.8 Luchtkwaliteit
4.9 Water
4.10 Kabels En Leidingen
4.11 Ontplofbare Oorlogsresten
4.12 Vormvrije M.e.r.-beoordeling
Hoofdstuk 5 Juridische Toelichting
5.1 Toelichting Op Het Juridisch Systeem
5.2 Toelichting Op De Bestemmingen
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
6.1 Economische Uitvoerbaarheid
6.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Bijlage 1 Staat Van Bedrijven
Bijlage 1 Beeldkwaliteitsplan
Bijlage 2 Stikstofberekening
Bijlage 3 Onderzoek Externe Veiligheid
Bijlage 4 Watertoets Plangebied West
Bijlage 5 Watertoets Plangebied Oost
Bijlage 6 Zienswijze Waterschap Noorderzijlvest

Delfzijl - Strand

Bestemmingsplan - Gemeente Eemsdelta

Vastgesteld op 13-12-2023 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 het plan:

het bestemmingsplan Delfzijl - Strand met identificatienummer NL.IMRO.1979.91BP-VG01 van de gemeente Eemsdelta;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en bijlagen;

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 agrarisch medegebruik:

het medegebruik van gronden voor agrarische doeleinden, voor zover de overige functies van de gronden dit toelaten;

1.6 ander bouwwerk:

een bouwwerk, geen gebouw, geen bijbehorend bouwwerk en geen overkapping zijnde;

1.7 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.8 bestaand:

ten aanzien van de aanwezige bouwwerken en de werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden, en het overige gebruik: legaal aanwezig ten tijde van het inwerkingtreden van het bestemmingsplan;

1.9 bestaand gebruik:

het gebruik dat bestaat ten tijde van het van kracht worden van het betreffende gebruiksverbod;

1.10 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.11 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.12 bijbehorend bouwwerk:

een functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegenaan gebouwd(e) gebouw of overkapping;

1.13 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.14 bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.15 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.16 dijkverbetering Eemshaven-Delfzijl:

versterking van de dijk tussen Eemshaven en Delfzijl inclusief de bijbehorende koppelprojecten, zoals deze in het inpassingsplan mogelijk worden gemaakt;

1.17 extensief dagrecreatief medegebruik:

recreatief medegebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan, zoals wandelen, fietsen, paardrijden, kanoën, vissen, picknicken, of een naar de aard daarmee gelijk te stellen medegebruik, dat enkel overdag plaatsvindt;

1.18 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.19 geluidsbelasting:

de geluidsbelasting vanwege een industrieterrein;

1.20 geluidsgevoelige functies:

in een gebouw of op een terrein aanwezige functies die maken dat een gebouw of terrein als geluidsgevoelig object wordt aangemerkt;

1.21 geluidsgevoelige gebouwen:

gebouwen welke dienen ter bewoning of andere geluidsgevoelige gebouwen of terreinen, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en/of het Besluit Geluidhinder;

1.22 geluidsgevoelige objecten:

gebouwen welke dienen ter bewoning of andere geluidsgevoelige gebouwen of terreinen, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en/of het Besluit Geluidhinder;

1.23 hoofdgebouw:

één of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.24 horecabedrijf en/of -instelling:

een bedrijf of instelling waar bedrijfsmatig dranken en etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;

1.25 kap:

een dak dat voor minder dan 50% in het horizontale vlak ligt;

1.26 landschappelijke waarden:

waarden in verband met de verschijningsvorm van een gebied en de aanwezigheid van waarneembare structuren en/of elementen in dat gebied;

1.27 natuurlijke waarden:

de aan een gebied toegekende waarden in verband met de geologische, bodemkundige en biologische elementen voorkomende in dat gebied (bij de afweging van het begrip natuurlijke waarden zal de Flora- en faunawet steeds onderdeel van het toetsingskader zijn);

1.28 normaal onderhoud, gebruik en beheer:

een gebruik gericht op het in zodanige conditie houden of brengen van objecten dat het voortbestaan van deze objecten op tenminste het bestaande kwaliteitsniveau wordt bereikt;

1.29 overkapping:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, van één bouwlaag dat dient ter overdekking en niet dan wel met ten hoogste twee wanden is omgeven;

1.30 seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte, waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een seksbioscoop, een seks automatenhal, een parenclub of een prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische-massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.31 standplaats:

op of aan de weg of aan een openbaar water, dan wel op een andere - al dan niet met enige beperking - voor publiek toegankelijke en in de openlucht gelegen plaats:

  1. a. met een voertuig, een kraam, een tafel of enig ander middel een standplaats innemen of hebben teneinde in de uitoefening van de handel goederen te koop aan te bieden dan wel diensten aan te bieden;
  2. b. anderszins goederen uitstallen of uitgestald hebben om deze te koop aan te bieden, te verkopen of te verstrekken aan publiek;

1.32 strand:

de zone tussen de duinvoet en de gemiddelde laagwaterlijn;

1.33 strandhoreca:

een bedrijf dat primair is gericht op de verhuur van strandmeubilair, strandrecreatie en/of het verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken en secundair op het exploiteren van zaalaccommodatie voor een besloten publiek, niet zijnde een café/bar, een bar-dancing of dancing (discotheek), een hotel en/of naar de aard daarmee te vergelijken bedrijven;

1.34 strandrecreatie:

elke recreatieve activiteit die een directe of indirecte relatie heeft met het strand en de zee, niet zijnde strandhoreca of een voorziening ten behoeve van toeristische overnachtingen;

1.35 windturbine:

een door de wind aangedreven turbine, die wordt gebruikt voor de productie van elektriciteit.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij onduidelijkheden of interpretatieverschillen betreffende de wijze van meten is de uitleg van de NEN 2580 (oppervlakten en inhouden van gebouwen, termen, definities en bepalingsmethoden) bepalend. Bij de toepassing van deze voorschriften wordt als volgt gemeten:

2.1 de (bouw)hoogte/de nokhoote van een bouwwerk:

het verschil tussen het hoogste punt/de nok van een bouwwerk tot een zich loodrecht daaronder bevindend punt in het maaiveld*;

2.2 de dakhelling van een bouwwerk:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.3 de goothoogte van een bouwwerk:

het verschil tussen de goot van een bouwwerk tot een zich loodrecht daaronder bevindend punt in het maaiveld*;

2.4 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

*

afbeelding "i_NL.IMRO.1979.91BP-VG01_0011.png"

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Water - Waterkering 1

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water - Waterkering 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. werken ten behoeve van de primaire waterkering;
  2. b. water;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'horeca' tevens voor een horecabedrijf en/of -instelling, in de vorm van een strandhorecabedrijf;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'recreatie' tevens voor een boulevard met voorzieningen gericht op recreanten;
  5. e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - standplaats' tevens voor standplaatsen;
  6. f. ter plaatse van de aanduiding 'strand' tevens voor dagrecreatie, in de vorm van speel- en ligweiden, sport en waterrecreatie;

met daaraan ondergeschikt:

  1. g. wegen en paden;
  2. h. water;
  3. i. een gebouw ten behoeve van een gemaal;
  4. j. het behoud, herstel en de ontwikkeling van natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden;
  5. k. het agrarisch medegebruik;
  6. l. groenvoorzieningen;
  7. m. extensief dagrecreatief medegebruik;
  8. n. kabels en leidingen;

met de daarbij behorende:

  1. o. waterstaatkundige voorzieningen, waaronder kaden en dijken, sluizen en gemalen;
  2. p. terreinen;
  3. q. paden;
  4. r. waterstaatkundige voorzieningen;
  5. s. bouwwerken.

3.2 Bouwregels

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. een goede woonsituatie;
  2. b. een goede milieusituatie;
  3. c. en goede landschappelijke inpassing;
  4. d. de verkeersveiligheid;
  5. e. de sociale veiligheid;
  6. f. de zeedefensie;
  7. g. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

3.4 Afwijken van de bouwregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de sociale veiligheid, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.2.1 onder c in die zin dat de oppervlakte van het gebouw wordt vergroot naar ten hoogste 500 m2.

3.5 Specifieke gebruiksregels

3.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

a. Vergunningplicht

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag vereist:

    1. 1. het ophogen en afgraven van gronden;
    2. 2. het planten van bomen en struiken;
    3. 3. het dempen en graven van waterlopen;
    4. 4. het verwijderen en aanbrengen van verhardingen, waaronder de wegen en paden;
    5. 5. het aanleggen van kabels en leidingen;
    6. 6. het aanleggen van (de fundering van) het strandpaviljoen.

b. Uitzonderingen

Het bepaalde in lid 3.6 onder a is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  1. 1. het normale onderhoud betreffen;
  2. 2. die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;
  3. 3. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  4. 4. verband houden met de realisering van de dijkverbetering Eemshaven-Delfzijl.

c. Toetsingscriteria

Een omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, na voorafgaand advies van de beheerder van de waterkering, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waterkerende functie en de natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden van de waterkering.

Artikel 4 Waarde - Archeologie 2

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • het behoud van de archeologische waarden.

4.2 Bouwregels

Op of in deze gronden mogen geen bouwwerken worden gebouwd, waarbij de bodem dieper dan 0,40 m wordt geroerd, tenzij het betreft:

  1. a. bouwwerken waarvan de bestaande oppervlakte met ten hoogste 50 m² wordt uitgebreid;
  2. b. bouwwerken ten behoeve van archeologisch onderzoek en bouwwerken met een oppervlakte kleiner dan 50 m² ten behoeve van de andere daar voorkomende bestemming(en).

4.3 Afwijken van de bouwregels

4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 5 Waarde - Archeologie 4

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • het behoud van de archeologische waarden.

5.2 Bouwregels

Op of in deze gronden mogen geen bouwwerken worden gebouwd, waarbij de bodem dieper dan 0,45 m wordt geroerd, tenzij het betreft:

  1. a. bouwwerken waarvan de bestaande oppervlakte met ten hoogste 200 m² wordt uitgebreid;
  2. b. bouwwerken ten behoeve van archeologisch onderzoek en bouwwerken met een oppervlakte kleiner dan 200 m² ten behoeve van de andere daar voorkomende bestemming(en).

5.3 Afwijken van de bouwregels

5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 6 Waarde - Ruimtelijke Kwaliteit

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Ruimtelijke kwaliteit' bestemde gebieden zijn mede bestemd voor het behoud van de bestaande ruimtelijke kwaliteiten waaronder wordt begrepen:

  1. a. het aanwezige straat-, bebouwings- en/of landschapsbeeld ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - karakteristiek gebied';
  2. b. de stedenbouwkundige, landschappelijke en/of architectonische waarden en/of ruimtelijk-visuele waarden van de gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - karakteristiek object'. Meer informatie over de achtergronden en de beoordeling van het object is beschikbaar via www.delfzijl.nl/karakteristiek en de rapportage 'Karakteristieke objecten gemeente Delfzijl' , opgenomen in Bijlage 3 bij de toelichting. Deze informatie maakt juridisch geen deel uit van het bestemmingsplan.

6.2 Bouwregels

karakteristiek object' dat de bestaande goot- en bouwhoogten, de kapvorm en oppervlakte van het gebouw, alsmede de bestaande gevelindeling en de bestaande ligging dienen te worden gehandhaafd, tenzij het gebouwen betreft waarvoor reeds een sloopvergunning voor het slopen van het gehele gebouw is verleend en de sloop is uitgevoerd.

6.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 8.2 en toestaan dat de goot- of bouwhoogte, kapvorm of oppervlakte, de gevelindeling en/of de ligging wordt gewijzigd, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de karakteristieke verschijningsvorm van het gebouw en er rekening wordt gehouden met ligging en context van het bestaande gebouw.

6.4 Omgevingsvergunning voor het slopen van gebouwen

6.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - karakteristiek object' wijzigen indien naar het oordeel van een deskundige op het gebied van stedenbouw en/of landschap voldoende duidelijk is dat:

  1. a. een bouwwerk of deel van een bouwwerk of gebied niet of niet meer als karakteristiek kunnen worden beschouwd;
  2. b. een bouwwerk als karakteristiek dient te worden aangemerkt.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 7 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 8 Algemene Gebruiksregels

8.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van de gronden voor het aanbrengen van afbeeldingen en/of tekens voor commerciële doeleinden;
  2. b. het gebruik van de gronden voor seksinrichtingen;
  3. c. het dempen van water of watergangen zonder binnen het plangebied te voorzien in watercompensatie met minimaal hetzelfde waterbergend vermogen.

Artikel 9 Algemene Aanduidingsregels

9.1 Geluidzone - industrie

Ter plaatse van de aanduiding 'Geluidzone - industrie' geldt dat een op grond van de daar geldende bestemming toelaatbaar geluidsgevoelig gebouw, of de uitbreiding daarvan, slechts mag worden gebouwd indien de geluidbelasting vanwege de gaswinlocatie of het industrieterrein van de gevels van dit geluidgevoelige gebouw niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een verkregen hogere grenswaarde.

9.2 Milieuzone - archeologische begeleiding

Ter plaatse van de aanduiding 'Milieuzone - archeologische begeleiding' geldt dat een op grond van de daar geldende bestemming toelaatbare bodemingreep die dieper gaat dan 0,30 meter en een groter oppervlak beslaat dan 50 m2 slechts mag worden uitgevoerd onder begeleiding van een archeologisch deskundige op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd programma van eisen.

9.3 Vrijwaringszone - dijk stedelijk

Artikel 10 Algemene Afwijkingsregels

Met een omgevingsvergunning kan het bevoegd gezag afwijken van de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen en percentages, tot ten hoogste 10% van die maten, afmetingen en percentages, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden. Deze regel is niet van toepassing op de regels voor windturbines.

Artikel 11 Algemene Wijzigingsregels

  1. a. Het college van Gedeputeerde Staten is bevoegd het inpassingsplan te wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover dit van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein, met dien verstande dat de overschrijding niet meer dan 3 meter mag bedragen en het bestemmingsvlak met niet meer dan 10% mag worden vergroot.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 12 Overgangsrecht

12.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in lid a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  3. c. Lid a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

12.2 Overgangsrecht gebruik

  1. a. Het gebruik van gronden en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet, behoudens voor zover uit de Richtlijn 79/409/EEG en 92/43/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand onderscheidenlijk van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna beperkingen voortvloeien ten aanzien van ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaand gebruik.
  2. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. c. Indien het gebruik, bedoeld in lid a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. d. Lid a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 13 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels, behorende bij het bestemmingsplan Delfzijl - Strand van de gemeente Eemsdelta.

behorend bij het besluit 13 december 2023.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Gemeente Eemsdelta is voornemens om op een gedeelte van het strand van Delfzijl een strandpaviljoen en drie standplaatsen planologisch mogelijk te maken. In de noordwesthoek van het strand, nabij het Eemshotel, is ruimte voor één permanent strandpaviljoen van 400 m2, inclusief terras. In de zuidoosthoek, op het Baaisterhoofd, is ruimte voor seizoensgebonden mobiele horeca, foodtrucks en ambulante handel. Op de boulevard is ruimte voor één koffie-/ijskar.

In de huidige situatie valt dit gebied onder meerdere bestemmingsplannen en zijn de ontwikkelingen niet mogelijk op basis van de geldende bestemmingsplannen. Om de ontwikkeling juridisch-planologisch toch te kunnen regelen, is het opstellen van een nieuw bestemmingsplan noodzakelijk. Voorliggend bestemmingsplan voorziet hierin.

1.2 Ligging Plangebied

Het plangebied ligt aan het stadsstrand van Delfzijl, zie figuur 1.1. Het plangebied maakt deel uit van het centrum van Delfzijl, het havengebied en de Waddenzee. Het plangebied ligt ten noordoosten van het centrum. In het noordwesten van het plangebied is een strandpaviljoen beoogd. In het zuidoosten zijn drie standplaatsen beoogd.

afbeelding "i_NL.IMRO.1979.91BP-VG01_0001.png"

Figuur 1.1 Plangebied met de beoogde functies

afbeelding "i_NL.IMRO.1979.91BP-VG01_0002.png"

Figuur 1.2 Ligging van het plangebied

1.3 Planologische Regeling

Inpassingsplan Dijkverbetering Eemshaven-Delfzijl

Het plangebied is momenteel geregeld in het inpassingsplan Dijkverbetering Eemshaven-Delfzijl, dat op 24 mei 2017 door Gedeputeerde Staten van Provincie Groningen is vastgesteld. Doel van het inpassingsplan is het verbeteren van de dijk tussen de Eemshaven en Delfzijl. De dijkverbetering moet ertoe leiden dat de zeedijk tussen de Eemshaven en Delfzijl voldoet aan de nieuwe veiligheidsnormen en bestand is tegen aardbevingen, rekening houdend met bodemdalingen. Het plangebied heeft de bestemmingen 'Water - Waterkering 1', 'Recreatie', de gebiedsaanduidingen 'geluidzone - industrie', 'milieuzone - archeologische begeleiding', 'vrijwaringszone - dijk landelijk' en de functieaanduidingen 'recreatie' en 'strand'.

Binnen de bestemming 'Water - Waterkering 1' zijn de gronden bestemd voor werken ten behoeve van de primaire waterkering en water. De gronden ter plaatse van de aanduiding 'strand' zijn mede bestemd voor dagrecreatie, in de vorm van speel- en ligweiden, sport en waterrecreatie. Ter plaatse van de aanduiding 'recreatie' zijn de gronden mede bestemd voor een boulevard met voorzieningen gericht op recreanten. Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.

Binnen de bestemming 'recreatie' zijn ter plaatse van de aanduiding 'strand' de gronden bestemd voor dagrecreatie, in de vorm van speel- en ligweiden, sport en waterrecreatie. Daarnaast zijn extensieve dagrecreatie en horeca, ondergeschikt aan het extensief dagrecreatief medegebruik, toegestaan. Ter plaatse van de aanduiding 'strand' mag maximaal één gebouw worden gebouwd met een maximale oppervlakte van 70 m2 en een maximale hoogte van 3 meter.

In de figuren 1.3 en 1.4 is een uitsnede van het geldende plan weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1979.91BP-VG01_0003.jpg"

Figuur 1.3 Uitsnede geldende plannen met het plangebied

afbeelding "i_NL.IMRO.1979.91BP-VG01_0004.png"

Figuur 1.4 Uitsnede geldende inpassingsplan Dijkverbetering Eemshaven-Delfzijl

Beheersverordening Waddenzee en Noordzee

Voor het zuidoosten van het plangebied is ook de beheersverordening Waddenzee en Noordzee van toepassing. De voor ‘Water’ aangewezen gronden zijn bestemd voor het behoud en het herstel van de natuurlijke, cultuurhistorische en landschappelijke waarden van het getijdengebied Waddenzee en Noordzee, de ontwikkeling van de natuurlijke waarden van het getijdengebied Waddenzee en Noordzee en bestaand gebruik.

In figuur 1.5 is een uitsnede van het geldende plan weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1979.91BP-VG01_0005.png"

Figuur 1.5 Uitsnede geldende beheersverordening Waddenzee en Noordzee

Facetplan Geluidzone

Tevens is het Facetplan - Geluidzone van toepassing op het plangebied, dat op 25 juni 2013 is vastgesteld. Binnen dit bestemmingsplan zijn de geluidzones van de industrieterreinen in Delfzijl opgenomen, op basis van uitgevoerde akoestische onderzoeken. Binnen dit plan geldt voor het plangebied de gebiedsaanduiding 'geluidzone - industrie'. Hier geldt dat een op grond van de basisbestemming toelaatbaar geluidgevoelig gebouw, of uitbreiding daarvan, slechts mag worden gebouwd indien de geluidsbelasting vanwege het industrieterrein op de gevel van dit geluidgevoelig gebouw niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een verkregen hogere grenswaarde.

Facetplan Cultuurhistorie

Op basis van het Facetplan Cultuurhistorie, vastgesteld op 26 november 2020, geldt voor het plangebied de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie 2' en 'Waarde - Archeologie 4'. De aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud van de archeologische waarden.

Voor 'Waarde - Archeologie 2' geldt dat op of in deze gronden geen bouwwerken mogen worden gebouwd, waarbij de bodem dieper dan 40 cm -Mv wordt geroerd, met uitzondering van bouwwerken met een oppervlakte kleiner dan 50 m² ten behoeve van andere daar voorkomende bestemming(en). Onder voorwaarden kan hier met een omgevingsvergunning van worden afgeweken.

Voor 'Waarde - Archeologie 4' geldt dat op of in deze gronden geen bouwwerken mogen worden gebouwd waarbij de bodem dieper dan 0,45 m -Mv wordt geroerd, met uitzondering van bouwwerken ter vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de bestaande oppervlakte met ten hoogste 200 m² wordt uitgebreid, of bouwwerken met een oppervlakte kleiner dan 200 m² ten behoeve van andere daar voorkomende bestemming(en). Ook hier kan onder voorwaarden met een omgevingsvergunning van worden afgeweken.

Facetbestemmingsplan kamergewijze verhuur

Op 24 januari 2023 is het facetbestemmingsplan kamergewijze verhuur vastgesteld. Gemeente Eemsdelta heeft dit plan opgesteld om kamerverhuur binnen woonbestemmingen en bestemmingen met een bedrijfswoning tegen te gaan.

Facetplan parkeren

Tenslotte is het Facetplan parkeren en actualisering diverse bestemmingen van toepassing op het plangebied, dat op 22 december 2021 is vastgesteld. Door middel van dit plan is een bepaling ten aanzien van parkeren opgenomen in de vigerende gemeentelijke plannen. Zo kan bij aanvragen om een omgevingsvergunning een parkeertoets plaatsvinden.

1.4 Leeswijzer

Het bestemmingsplan voldoet aan de landelijke standaarden voor de opzet van (digitale) bestemmingsplannen. Voor wat betreft structuur, indeling en bestemmingen is zoveel als mogelijk aangesloten bij de geldende bestemmingsplannen voor het centrum van Delfzijl en bij de bestaande door Delfzijl gehanteerde plansystematiek. De stedenbouwkundige randvoorwaarden en beleidsmatige keuzes zijn op hoofdlijn vastgelegd.

In deze plantoelichting wordt het plan beschreven en de uitgangspunten, die daaraan ten grondslag liggen, gemotiveerd. Na deze inleiding (hoofdstuk 1) worden in de volgende hoofdstukken beschreven:

  • een gebiedsbeschrijving en beschrijving van de bestaande situatie (hoofdstuk 2);
  • een beschrijving van het geldende en van belang zijnde beleidskader (hoofdstuk 3);
  • de effecten voor de omgeving en de te nemen maatregelen vanuit de omgeving (hoofdstuk 4);
  • een planbeschrijving met daarin de hoofduitgangspunten voor de juridische regeling (hoofdstuk 5);
  • een weergave van de uitvoerbaarheidsaspecten (hoofdstuk 6).

Hoofdstuk 2 Bestaande En Toekomstige Situatie

afbeelding "i_NL.IMRO.1979.91BP-VG01_0006.jpg"

Figuur 2.1 Ligging plangebied met luchtfoto van de huidige situatie

In de tweede helft van de vorige eeuw raakte het op zee gerichte karakter van de havenstad Delfzijl verloren door grootschalige industrialisering. Door het project Marconi Buitendijks raakte het stadscentrum van Delfzijl weer verbonden met de Waddenzee. In 2018 onderging het strand een grote metamorfose. De dijk is meer landinwaarts gelegd waardoor een groter stadsstrand gerealiseerd kon worden. Er is een boulevard aangelegd met een brug die de boulevard verbindt met de stad. In 2022 heeft de gemeente Eemsdelta een strandvisie vastgesteld. Deze visie geeft aan welke ontwikkelingen wenselijk en kansrijk zijn en helpt in de beoordeling van plannen, met als doel een gezamenlijke ontwikkeling van het strand Delfzijl. In paragraaf 3.4.2 wordt nader ingegaan op de strandvisie.

2.1 Beeldkwaliteitsplan

Gemeente Eemsdelta heeft een beeldkwaliteitsplan opgesteld. Dit plan is opgenomen in bijlage 1 en bevat een hardheidsclausule. Voor uitzonderlijke architectonische kwaliteit kan en uitzondering worden gemaakt om zich te houden aan een of meer van de kwaliteitseisen. Dit moet echter onderbouwd worden.

De kwaliteit van het strand wordt bepaald door de heldere lijn in het ontwerp van de boulevard. Door gebruik te maken van de hoogte is er een tussenniveau geïntroduceerd tussen dijk en strand. Zo zijn er verschillende plekken aan de boulevard gemaakt die ruimte bieden voor ontmoeting en verblijf. Deze hebben daarmee een belangrijke rol in het bieden van een comfortabele toegang tot het strand. Het geheel kenmerkt zich door een robuuste vormgeving met eerlijke materialen. Voor de ontwikkeling van het paviljoen geldt dat het gebouw aansluit bij deze kwaliteiten en de sfeer van de boulevard en het strand in Delfzijl en ondergeschikt blijft aan de boulevard. De bebouwing is daarom compact. Er is sprake van een architectonisch samenhangend geheel, waarbij niet alleen de zijgevels, maar ook het dak als een beeldbepalende gevel wordt beschouwd. Hierdoor is er een positieve impact op de omgeving. De bebouwing draagt bij aan het strand- en kustkarakter van het strand.

De positie van het strandpaviljoen is erg belangrijk. Het strandpaviljoen moet een eigen plek op het strand hebben, waarbij het duidelijk is wat bij het paviljoen hoort en wat niet. Daarnaast moet het paviljoen ondergeschikt zijn aan het grotere geheel. Het is echter belangrijk dat het strandpaviljoen goed bereikbaar is, waardoor deze goed functioneert. Het strandpaviljoen moet tevens alzijdig worden, waarbij de positie ook een belangrijke rol speelt, zodat het paviljoen een hoog kwalitatief karakter heeft. Zie figuur 2.2.

afbeelding "i_NL.IMRO.1979.91BP-VG01_0007.png"

Figuur 2.2 Ligging paviljoen

Het strandpaviljoen heeft maximaal 2 lagen, waarbij de 2e laag niet meer dan 40% van de 1e laag is. De onderste verdieping is maximaal 4 meter hoog en de bovenste verdieping is maximaal 3,5 meter hoog. Aan de zijde van de dijk heeft het paviljoen altijd één laag. De tweede laag bevindt zich aan de kant van het strand waardoor het dak oploopt vanaf de dijk. Het paviljoen staat op 0,75 meter boven het strand. Deze voorwaarden zijn gewaarborgd in de planregels.

Het terras is onderdeel van het hoofdvolume of heeft een duidelijke samenhang met het hoofdvolume, waardoor de ruimtelijke eenheid behouden blijft. Het terras is 25% tot maximaal 40% van het vloeroppervlak van het gebouw. Het terras wordt ingezet om een getrapte toegang naar het strand mogelijk te maken. De terrasschermen (max. 120 cm hoog en transparant) en vloerdelen sluiten in vormgeving en materiaal aan bij het gebouw. Het terras is onderdeel van het maximaal te realiseren aantal vierkante meters. Dit is gewaarborgd in de planregels.

Voor een volledige uitwerking van de beeldkwaliteitseisen wordt verwezen naar bijlage 1. Waar nodig zijn deze eisen gewaarborgd in de planregels.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

Binnen het Rijksbeleid zijn de Nationale Omgevingsvisie, de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte, de Ladder voor Duurzame verstedelijking en het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening van belang.

3.1.1 Nationale Omgevingsvisie (NOVI)

Op 11 september 2020 is de Nationale Omgevingsvisie (hierna: NOVI) vastgesteld. De NOVI is de langetermijnvisie van het Rijk op de toekomstige inrichting en ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland. De NOVI geeft richting en helpt om keuzes te maken, te kiezen voor slimme combinaties van functies en uit te gaan van de specifieke kenmerken en kwaliteiten van gebieden. Er wordt gestimuleerd om er nu mee aan de slag te gaan en beslissingen niet uit te stellen of door te schuiven. Het versterken van de omgevingskwaliteit staat in de NOVI centraal. Dat wil zeggen dat alle plannen met oog voor de natuur, gezondheid, milieu en duurzaamheid gemaakt moeten worden. Bij de NOVI hoort een Uitvoeringsagenda. Hierin staat hoe uitvoering wordt gegeven aan de NOVI.

Binnen de NOVI zijn 8 voorlopige aandachtsgebieden geformuleerd als zogeheten NOVI-gebied. In een NOVI-gebied krijgt een aantal concrete vraagstukken extra prioriteit. Dit helpt om grote veranderingen en ruimtelijke opgaven in een regio beter te realiseren. Het plangebied valt onder het NOVI-gebied Groningen. Het Rijk heeft als doel om een nieuw en aantrekkelijk toekomstperspectief voor Groningen met fysieke maatregelen te creëren. Het Rijk heeft een belangrijke rol als het gaat om gaswinning. Enerzijds laat schade diepe sporen na in het Groningse landschap, anderzijds biedt dit vele kansen voor het ruimtelijk beleid van provincie en gemeenten. Het gebied is ook wat betreft cultureel erfgoed van groot belang voor Nederland. Het opstellen van een plan van aanpak om prioriteiten te bepalen en mogelijkheden van organisatie van de inzet van regio en Rijk te onderzoeken, behoort tot het proces.

Opgaven

Nederland heeft een aantal dringende maatschappelijke opgaven. Deze opgaven kunnen niet apart van elkaar worden opgelost, zij moeten in samenhang bekeken worden. Ze grijpen in elkaar en vragen meer ruimte dan beschikbaar is in Nederland. Niet alles kan, niet alles kan overal. Op het niveau van nationale belangen wil het Rijk sturen en richting geven aan de omgeving in Nederland, verwoord in vier opgaven:

  1. 1. Ruimte maken voor klimaatverandering en energietransitie;
  2. 2. De economie van Nederland verduurzamen en het groeipotentieel behouden;
  3. 3. Steden en regio's sterker en leefbaarder maken;
  4. 4. Toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied.

Uitvoering

De NOVI gaat vergezeld van een Uitvoeringsagenda, waarin staat aangegeven hoe het Rijk invulling geeft aan zijn rol bij de uitvoering van de NOVI. In de Uitvoeringsagenda zijn onder andere een overzicht van instrumenten en (gebiedsgerichte) programma's op de verschillende beleidsterreinen te vinden. De Uitvoeringsagenda zal, indien nodig, jaarlijks worden geactualiseerd.

De ontwikkeling in het plangebied raakt de opgave 'toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied'. In het plangebied worden voorzieningen beoogd om het stadsstrand van Delfzijl op toeristisch en recreatief gebied te ontwikkelen. Daarmee wordt het plangebied toekomstbestendig gemaakt.

Conclusie

Het plan voldoet aan de Nationale Omgevingsvisie.

3.1.2 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 door de minister vastgesteld. Met de Structuurvisie zet het kabinet het roer om in het nationale ruimtelijke beleid. Om de verantwoordelijkheden te leggen waar deze het beste passen, brengt het Rijk de ruimtelijke ordening meer over aan gemeenten en provincies. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 14 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk. Buiten deze 14 belangen hebben decentrale overheden beleidsruimte voor het faciliteren van ontwikkelingen.

3.1.3 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) is op 30 december 2011 in werking getreden. Het Barro stelt regels omtrent de 14 aangewezen nationale belangen zoals genoemd in de SVIR. Dit plan raakt geen Rijksbelangen genoemd in het Barro.

3.1.4 Ladder voor duurzame verstedelijking

In de SVIR is de 'Ladder voor duurzame verstedelijking' geïntroduceerd. De Ladder is ook als procesvereiste opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Dat betekent dat overheden nieuwe stedelijke ontwikkelingen moeten motiveren met oog voor de behoefte en de beschikbare ruimte binnen stedelijk gebied. Een stedelijke ontwikkeling is de ontwikkeling of uitbreiding van een bedrijventerrein, een zeehaventerrein, een woningbouwlocatie, kantoren, een detailhandelsvoorziening of een andere stedelijke voorziening die voldoende substantieel is.

Binnen het plangebied worden één strandpaviljoen en drie standplaatsen gerealiseerd. Het plangebied valt onder het terrein 'zeehaventerrein' en geldt als 'andere stedelijke functie', omdat het bestemmingsplan geen woningbouw mogelijk maakt. Voor dit type gebied geldt een ondergrens van 500 m2. Het strandpaviljoen zal een oppervlakte van 400 m2 krijgen. In combinatie met de drie standplaatsen kan daarom worden aangenomen dat de ontwikkeling als stedelijke ontwikkeling kan worden aangemerkt. Ook ligt het plangebied in het buitengebied, waardoor een uitgebreide motiveringsplicht geldt. Een toets aan de Ladder is derhalve noodzakelijk.

Laddertoets

Bij de beoordeling van de behoefte moet het bestaande aanbod betrokken worden. Vaak betekent dit dat er moet worden gemotiveerd, dat rekening is gehouden met (de effecten op) leegstand. Allereerst is het van belang om vast te stellen dat er op lange termijn behoefte is aan de activiteit. Uit de strandvisie van Eemsdelta volgt in het algemeen een zeer positieve basishouding van de gesprekspartners (overheden, bedrijven en inwoners van Delfzijl). Men ziet het nieuwe strand en de brug vanaf het centrum naar het strand als een aanwinst voor Delfzijl. In de ogen van de gesprekspartners geeft het meerwaarde aan de leefomgeving en geeft het veel (economische) mogelijkheden voor het aantrekken van dagbezoeken en mogelijk zelfs verblijfsrecreanten.

Kwantitatieve behoefte

Ten aanzien van de beoogde ontwikkelingen in het plangebied geldt, zo volgt uit de strandvisie, dat er twijfels bestaan over de economische levensvatbaarheid, zeker wanneer investeringen uit de exploitatie terugverdiend moeten worden. Er lijkt een voorkeur te bestaan om, vanwege de beperkte omvang van het strand, niet een grootschalige gelegenheid óp het strand toe te staan, maar eerder voor aanbod aan de randen en op de dijk. Daarbij wordt ook aangemerkt dat er al horeca in de nabijheid van het strand aanwezig is. Hiermee moet rekening worden gehouden; ook om te voorkomen dat het aanbod sneller groeit dan de vraag en het de bestaande horeca kannibaliseert.

Het aanbod aan restaurants in Delfzijl bestaat uit negen restaurants. Om te kunnen duiden of dit veel of weinig is, zijn in de strandvisie twee analyses uitgevoerd.

  • De cijfers gerelateerd aan het aantal inwoners, oftewel de dichtheid bepaald per 10.000 inwoners;
  • De cijfers uit Delfzijl vergeleken met gemiddelde uit in Nederland, de provincie Groningen en de gemeente Eemsdelta.

Dit levert de onderstaande cijfers op aangaande de categorie restaurants.

Dichtheid per 10.000 inwoners Restaurants
Nederland 9,7
Groningen (provincie) 7,8
Gemeente Eemsdelta (COROP-gebied) 7,7
Delfzijl (plaats) 3,6

Nederland heeft een gemiddelde dichtheid van 9,7 restaurants per 10.000 inwoners. In Delfzijl is dit fors lager met 3,6 restaurants per 10.000 inwoners. De omvang van het aantal restaurants in Delfzijl is beduidend lager dan mag worden verwacht op basis van het inwoneraantal. Dit lijkt een indicatie voor ontwikkelruimte voor een restaurant, zeker wanneer hierbij ook wordt ingezet op een (passende) toename van het aantal toeristische gasten.

Kwalitatieve behoefte

Op welke doelgroep en hun wensen en beleving kan een nieuw initiatief zich het beste richten? Deze vraag is relevant om ervoor te zorgen dat een nieuw initiatief ook nieuwe doelgroepen aantrekt, en dus niet onbedoeld concurreert met bestaand aanbod. Om hier inzicht in te geven is in de strandvisie een leefstijlanalyse van het bestaande aanbod uitgevoerd. Op basis van online-informatie en de gebiedsbezoeken is voor de horecagelegenheden bepaald voor welke leefstijlen het horeca aanbod vooral aantrekkelijk is. In onderstaande figuur zijn de resultaten weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1979.91BP-VG01_0008.png"

Figuur 3.1 Resultaten kwalitatieve behoefte

Het meest opvallende verschil is bij de plezierzoeker. Deze groep vertegenwoordigt 17% van de inwoners van de gemeente Eemsdelta, terwijl slechts 6% van het aanbod in Eemsdelta (en 3% van het aanbod in Delfzijl) voor hen aantrekkelijk is. De plezierzoeker zoekt eigentijdse belevingen, een sfeervol restaurant, gezelligheid, veel activiteit en reuring, vlotte bediening en een goede prijs-kwaliteitverhouding. Deze groep houdt ook bij uitstek van de sfeer en beleving van een eigentijds strandpaviljoen.

Buiten bestaand stedelijk gebied

Voor ontwikkelingen buiten bestaand stedelijk gebied is een extra motivering vereist, waarbij moet worden aangetoond waarom de ontwikkeling niet binnen bestaand stedelijk gebied kan worden voorzien. Met betrekking tot de ontwikkeling kan worden gesteld dat deze niet binnen bestaand stedelijk gebied kan worden voorzien, omdat een strandpaviljoen zijn functie aan een strand ontleent en daarom gebonden is aan deze locatie. Dit geldt eveneens voor de standplaatsen.

Conclusie

Op basis van de kwantitatieve en kwalitatieve behoefte kan worden gesteld dat er behoefte is aan de ontwikkeling. In bestaand stedelijk gebied is geen locatie aanwezig die tegemoetkomt aan de functie van een strandpaviljoen.

3.2 Provinciaal Beleid

3.2.1 Provinciale Omgevingsvisie

Het ruimtelijk beleid is door de Provincie Groningen vastgelegd in de Omgevingsvisie 2016-2020. In de Omgevingsvisie wordt al het ruimtelijk beleid gebundeld in één document. Tegelijk met de Omgevingsvisie is ook de Omgevingsverordening provincie Groningen 2016 vastgesteld. Beide documenten hebben inmiddels diverse wijzigingen ondergaan. In dit bestemmingsplan is getoetst aan de geconsolideerde versie van 3 februari 2021 van beide documenten die op www.ruimtelijkeplannen.nl bekend zijn gemaakt. De provinciale belangen uit de visie zijn in de Omgevingsverordening vertaald in bindende regels die bij ruimtelijke plannen en ontwikkelingen in acht dienen te worden gehouden. Het gaat hierbij om zowel ruimtelijke aspecten waaronder landschapswaarden en cultuurhistorische waarden als functionele aspecten waaronder verkeer en vervoer en wonen.

3.2.2 Provinciale Omgevingsverordening

Ter uitvoering van het beleid uit de Omgevingsvisie hebben Provinciale Staten op 1 juni 2016 de provinciale Omgevingsverordening vastgesteld. De verordening bevat regels over de fysieke leefomgeving en wel voor de onderwerpen ruimtelijke ordening, milieu, water, verkeer en ontgrondingen. Daarmee sluit het aan op eerdere verordeningen. De verordening bevat algemene regels omtrent de inhoud van bestemmingsplannen en de daarbij behorende toelichting. Deze regels moeten bewerkstelligen dat provinciale ruimtelijke belangen doorwerken op lokaal niveau. Dit betekent dat gemeenten zich bij het opstellen van (nieuwe) bestemmingsplannen hieraan moeten houden; de voorwaarden zijn zowel inhoudelijk als methodisch. In de Omgevingsverordening wordt met betrekking tot de inhoud van bestemmingsplannen onder meer aandacht gevraagd voor de wijze waarop met de ruimtelijke kwaliteit en aspecten van duurzaamheid wordt omgegaan. Na vaststelling op 1 juni 2016 is de verordening inmiddels diverse malen gewijzigd. Toetsing aan de verordening heeft plaatsgevonden op basis van de geconsolideerde versie van 15 november 2022 die is bekendgemaakt op ruimtelijkeplannen.nl.

De provinciale omgevingsverordening ziet primair op het buitengebied. In de directe omgeving van het plangebied is de bestemming 'Water - waterkering 1' gevestigd. In de verordening zijn voor deze regionale waterkeringen regels opgesteld. Artikel 3.2, tweede lid bepaalt dat GS voor de regionale waterkeringen maatgevende hoogwaterstanden vaststellen. Bij de planontwikkeling mag de werking van deze waterkeringen niet worden geschaad. Dit wordt bewerkstelligd doordat het plangebied wordt bestemd met de enkelbestemming 'Water - Waterkering 1'. Dit conform het inpassingsplan van Provinciale Staten.

3.3 Regionaal Beleid

3.3.1 Ontwikkelingsvisie Eemsdelta 2030

Met de Ontwikkelingsvisie Eemsdelta 2030 wordt een integraal langetermijnperspectief voor de regio in 2030 geschetst, met soms een doorkijk naar 2050. Delfzijl heeft in potentie een sterk profiel als havenstad aan de Waddenzee, maar dit profiel komt nu onvoldoende tot uitdrukking. Eemsdelta wil de beleving van de havens en de waddennatuur verbinden met het centrum. Voor wat betreft de waterkering is de voorwaarde dat de veiligheid geborgd blijft.

Uit de visie volgt de economische betekenis van het toerisme versterkt moet worden. Daarmee worden de toeristisch-recreatieve ontwikkelingskernen, zoals Delfzijl, versterkt. De beleefbaarheid en de toegankelijkheid van de Waddenzee en Waddenkust door middel van recreatieve voorzieningen zoals uitkijkposten, informatiepunten, kunstwerken en horeca. Daarmee draagt het planvoornemen bij aan de ontwikkelingsvisie.

3.4 Gemeentelijk Beleid

3.4.1 Actieplan Centrum Delfzijl

Om de functie van Delfzijl als regionaal en economisch centrum te behouden zijn maatregelen nodig, zowel op het gebied van wonen als voorzieningen. Deze maatregelen zijn beschreven in het Actieplan Centrum Delfzijl (2012-2022).

In het plan wordt een verbetering en uitbreiding van het zeestrand voorgesteld, waarbij het strand geschikt wordt gemaakt voor grotere evenementen. Het strand en andere toeristische trekkers in de omgeving kunnen elkaar versterken en Delfzijl aantrekkelijker maken voor bewoners en bezoekers. Uit onderzoek is gebleken dat Delfzijl jaarlijks 70.000 bezoekers kan trekken als een combinatie kan worden geboden van overdekte dagrecreatie, bezoekerscentrum, horeca en strand, met voldoende parkeermogelijkheden. Om die kansen te benutten is in het plan extra aandacht besteed aan de toeristisch-recreatieve mogelijkheden van de zone tussen het centrum en de Eems.

Dit actieplan dateert van 2012-2022. Ten tijde van het opstellen van het bestemmingsplan is het strand uitgebreid (zie ook paragraaf 3.4.2) en is de gemeente voornemens nieuwe horecafuncties aan het strand toe te voegen. Daarmee is het planvoornemen in lijn met het Actieplan.

3.4.2 Strandvisie

In mei 2022 is door gemeente Eemsdelta, in samenwerking met het Bureau voor Ruimte & Vrije Tijd en LAOS Landschap, Ons strand: Strandvisie Delfzijl opgesteld. Doel van de strandvisie is het komen tot een onderbouwde visie op de wenselijke en kansrijke toeristisch-recreatieve ontwikkeling van het strand Delfzijl, alsmede een ruimtelijk en economisch kader op hoofdlijnen voor de beoordeling van initiatieven. Aanleiding voor de visie is het nieuw aangelegde stadsstrand van Delfzijl. De kust bij Delfzijl kreeg de afgelopen jaren een nieuw gezicht en vormt nu een aantrekkelijke toegangspoort naar het Werelderfgoed Waddenzee. Daarvoor werd de zeedijk landinwaarts verlegd waardoor een stadsstrand van 2,3 hectare kon worden gerealiseerd. Dit heeft de vraag opgeroepen wat met de ontwikkeling van het stadsstrand gedaan moet worden en wat passende initiatieven zijn. Deze strandvisie geeft aan welke ontwikkeling wenselijk en kansrijk zijn en helpt in de beoordeling van plannen, met als doel een passende gezamenlijke ontwikkeling van het strand Delfzijl.

Uitgangspunten

Voor de doorontwikkeling van het strand Delfzijl zijn een aantal uitgangspunten geformuleerd:

  1. 1. Een strand om trots op te zijn;
  2. 2. Meer dan zwemmen en zonnen;
  3. 3. Een sterk profiel van Delfzijl;
  4. 4. Het strand en haar omgeving zijn uniek;
  5. 5. Gemakkelijk te bereiken, schoon en netjes;
  6. 6. Voor strandbezoeker en natuurliefhebber;
  7. 7. Geen strand zonder strandpaviljoen;
  8. 8. Het strand is voor iedereen;
  9. 9. Strand en omgeving zijn een geheel;
  10. 10. Onbekend maakt onbemind;
  11. 11. ''De strandwacht''.

Op het plangebied zijn de uitgangspunten 'meer dan zwemmen en zonnen', 'geen strand zonder strandpaviljoen' en 'het strand is voor iedereen' van toepassing.

  • Meer dan zwemmen en zonnen: de potentie voor het strand en de directe omgeving kan worden verzilverd door in te zetten op een passend ambitie- en bijhorende voorzieningenniveau. Dit betekent voldoende attractiewaarde, dus meer dan zwemmen en zonnen alleen en met onderscheidende activiteiten en voorzieningen. De realisatie van een strandpaviljoen en drie standplaatsen draagt bij aan dit uitgangspunt.
  • Geen strand zonder strandpaviljoen: vanuit de markt is er ruimte voor een horecagelegenheid, omdat de restaurantdichtheid in Delfzijl relatief laag is (zie ook paragraaf 3.1.4). Qua type restaurant ontbreekt het op dit moment ook aan een strandpaviljoen en qua beleving is vooral behoefte aan aanbod gericht op de plezierbezoeker (sfeervolle eigentijdse inrichting, diversiteit op de kaart, spontante bediening) en harmoniezoeker/verbindingszoeker (laagdrempelig, gezellig, goede prijs-kwaliteit verhouding). Het planvoornemen sluit hierop aan.
  • Het strand is voor iedereen: de (ruimtelijke) inpassing van horeca en andere voorzieningen op of aan het strand is cruciaal. Deze moeten passen bij de schaal en de publieke functie en het karakter van het strand.

Voor het strandpaviljoen is in de strandvisie het volgende kader geschapen:

  • Op een passende plek, die het publieke karakter van het strand niet aantast of zich storend in de zichtlijnen (vanaf de entree op de dijk) bevindt;
  • Jaarronde exploitatie is mogelijk;
  • De omvang van het paviljoen is middelgroot, ca. 400 m2;
  • Het initiatief is duurzaam in de realisatie (bijv. materiaalgebruik) en exploitatie (bijv. energiegebruik);
  • Het strandpaviljoen mag voor een vaste periode worden gerealiseerd, maar is wel demontabel;
  • Het strandconcept focust op doelgroepen plezierzoeker (kwaliteit, diversiteit, eigentijds, sfeervol) en harmoniezoeker / verbindingszoeker (laagdrempelig, goede prijs-kwaliteit verhouding, gezellige reuring).

Voor ambulante handel is het volgende kader geschapen:

  • Ruimte voor food en non-food;
  • Verpachting met roulerend karakter en hiermee toegankelijk voor diverse aanbieders;
  • In de keuze voor pachters wordt rekening gehouden met het aanwezige aanbod, door middel van branchering.
  • Aandacht voor beeldkwaliteit, bijv. door (passende) vormen van units (vanuit de gemeente) aan te bieden.

Het bestemmingsplan zal hiermee in overeenstemming worden gebracht.

Specifiek met betrekking tot het planvoornemen staat in de strandvisie het volgende. ''In de noordwesthoek van het strand, nabij het Eemshotel, is ruimte voor één permanent strandpaviljoen van 400 m2 (incl. terras) aansluitend op de boulevard (de mogelijkheid hiervoor kan worden verkend). In de zuidoosthoek, op het Baaisterhoofd (niet op de boulevard), is ruimte voor seizoensgebonden mobiele horeca, food trucks en ambulante handel. Op de boulevard is ruimte voor een koffie- of ijskar. In de directe omgeving van de boulevard zijn voldoende parkeerplaatsen''.

Ruimtelijke randvoorwaarden

Voor het intensiever benutten van het stadsstrand en de boulevard moet de directe omgeving op orde zijn. Met betrekking tot het planvoornemen gelden hiervoor de onderstaande ruimtelijke en organisatorische randvoorwaarden.

  • Voordat het nieuwe strandpaviljoen kan worden gerealiseerd is het noodzakelijk dat er tussen het station, het busstation en de boulevard voor voetgangers (o.a. bezoekers uit Stedum, Loppersum en Appingedam) een meer veilige en directe verbinding komt;
  • Het nieuwe strandpaviljoen dient rolstoeltoegankelijk te zijn en ontsloten te worden vanaf de boulevard. Een deel van de parkeerplaatsen bij het Eemshotel wordt geschikt gemaakt voor mindervaliden;
  • Het nieuwe strandpaviljoen dient te voldoen aan alle randvoorwaarden en specificaties van Rijkswaterstaat en het Waterschap en mag de waterveiligheid niet in de weg staan. Zie voor een nadere onderbouwing paragraaf 4.9;
  • Het paviljoen dient van een hoge ruimtelijke kwaliteit te zijn. Hiervoor zal een specifiek beeldkwaliteitsplan worden opgesteld of een speciaal traject waarmee hierop regie kan worden gevoerd. Hierbij verdient de organisatie van de aanlevering van goederen, opslag en vuilophalen bijzondere aandacht. Het beeldkwaliteitsplan wordt nader uitgewerkt in een volgende versie van dit bestemmingsplan;
  • Voor de strandbezoekers en bezoekers van seizoensgebonden mobiele horeca, food trucks en ambulante handel strekt het tot aanbeveling om in het weekend gebruik te kunnen maken van de parkeerplaats (met ca. 65 parkeerplaatsen) van Groningen Seaports.

Hoofdstuk 4 Milieu- En Omgevingsaspecten

4.1 Archeologie En Cultuurhistorie

4.1.1 Archeologie

Per 1 juli 2016 is de Monumentenwet 1988 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan in de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over in de Omgevingswet. De inwerkingtreding van deze wet is op 1 januari 2024. Dit geldt ook voor de verordeningen, ruimtelijke plannen, vergunningen en ontheffingen op het gebied van archeologie. Vooruitlopend op de datum van inwerkingtreding van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is. De kern van de wet is dat wanneer de bodem wordt verstoord, archeologische resten intact moeten blijven. Als dit niet mogelijk is, is opgraving een optie.

Onderzoek

Ter plaatse van het plangebied is het facetplan Cultuurhistorie geraadpleegd. Op de plankaart is te zien dat een klein gedeelte van het plangebied is bestemd met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4', Conform de regels van het facetplan is voor deze dubbelbestemming bij ruimtelijke ontwikkelingen groter dan 200 m2 en dieper dan 0,45 m onder het maaiveld, archeologisch onderzoek vereist.

Omdat op voorhand niet kan worden uitgesloten dat archeologisch onderzoek noodzakelijk is, zal een archeologisch bureauonderzoek worden uitgevoerd. De resultaten van dit onderzoek worden aan een volgende versie van het bestemmingsplan toegevoegd.

afbeelding "i_NL.IMRO.1979.91BP-VG01_0009.png"

Figuur 5.1 Ligging plangebied met vigerend facetplan

Conclusie

Het aspect archeologie vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.

4.1.2 Cultuurhistorie

Toetsingskader

De regering heeft in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) vastgelegd dat gemeenten vanaf 1 januari 2012 in hun bestemmingsplannen rekening moeten houden met aanwezige cultuurhistorische waarden. Burgers krijgen hiermee het recht om bij de planning van bouwwerkzaamheden aan te geven of er cultureel erfgoed wordt geraakt.

Onderzoek

Op basis van de Nota cultuurhistorie en de cultuurhistorische waardenkaart van de gemeente geldt ter plaatse van het plangebied de cultuurhistorische waarde 'Dijken (WR-ch1)'. Het is belangrijk de nog aanwezige oude dijkstructuren in het landschap te bewaren. Hierbij horen ook de schotbalken en kolken.

In dit geval is het plangebied onbebouwd en wordt deze herontwikkeld door middel van de realisatie van één strandpaviljoen en drie standplaatsen. Bij de toekomstige ontwikkeling is nauwkeurig gekeken naar de cultuurhistorische waarden in de omgeving. In de volgende versie van dit bestemmingsplan wordt een stedenbouwkundige onderbouwing gegeven van het voornemen en wordt het beeldkwaliteitsplan uiteengezet. Door deze randvoorwaarden aan te houden worden geen cultuurhistorische waarden geschaad met dit voornemen.

Conclusie

In het stedenbouwkundig plan en in dit bestemmingsplan is rekening gehouden met het aspect cultuurhistorie.

4.2 Ecologie

Toetsingskader

Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening gehouden worden met de natuurwaarden van de omgeving en met beschermde plant- en diersoorten. Met de Wet natuurbescherming (Wnb) zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn, in de Nederlandse wetgeving.

De Wnb kent diverse soorten natuurgebieden. De Natura 2000-gebieden zijn door de Minister van Economische Zaken aangewezen gebieden die deel uitmaken van het Europese netwerk van natuurgebieden. Daarnaast bestaat het Natuur Netwerk Nederland (NNN) uit gebieden die worden aangewezen in de provinciale verordening. Binnen de NNN-gebieden mogen in beginsel geen ruimtelijke ontwikkelingen plaatsvinden.

In de Wnb wordt ook onderscheid gemaakt tussen soorten die worden beschermd in de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn en de overige soorten. De Wnb bevat onder andere verbodsbepalingen ten aanzien van het opzettelijk vernielen of beschadigen van nesten, als bedoeld in artikel 1 van de Vogelrichtlijn.

Uitwerking Verordening uitvoering Wet natuurbescherming provincie Groningen

In de provincie Groningen wordt vrijstelling verleend voor het weiden van vee en voor het op of in de bodem brengen van meststoffen. In verband met de uitvoering van werkzaamheden in het kader van ruimtelijke ontwikkeling en inrichting, de uitvoering van werkzaamheden in het kader van bestendig beheer of onderhoud aan vaarwegen, watergangen, waterkering, waterstaatswerken, oevers, vliegvelden, wegen, spoorwegen of bermen, of in het kader van natuurbeheer, de uitvoering van werkzaamheden in het kader van bestendig beheer of onderhoud in de landbouw of bosbouw of bestendig gebruik worden vrijstellingen verleend ten aanzien van de soorten genoemd in bijlage II bij deze verordening. Het betreft aardmuis, bastaardkikker, bosmuis, bruine kikker, bunzing, dwergmuis, dwergspitsmuis, egel, gewone bosspitsmuis, gewone pad, haas, hermelijn, huisspitsmuis, kleine watersalamander, konijn, meerkikker, ondergrondse woelmuis, ree, rosse woelmuis, tweekleurige bosspitsmuis, veldmuis, vos, wezel en woelrat.

Toetsing

Gebiedsbescherming

Het plangebied ligt aan het Natura 2000-gebied (tevens NatuurNetwerk Nederland) de Waddenzee. Vanwege de ligging van het plangebied zijn negatieve effecten op de instandhoudingsdoelstellingen van dit Natura 2000-gebied niet uit te sluiten. In dat kader is het van belang om een stikstofdepositieberekening uit te voeren, om te bepalen of sprake is van een toename van stikstofdepositie in zowel de gebruiksfase als de aanlegfase.

De stikstofberekening is opgenomen als bijlage 2. Hieruit komt naar voren dat er geen sprake is van een significante stikstofdepositie.

Soortenbescherming

Het plangebied omvat het stadsstrand van Delfzijl. Dit gebied bevat geen habitatspecifieke eigenschappen. Ook zal met het planvoornemen de bodem minimaal worden geroerd, omdat de bodem niet dieper wordt afgegraven dan nodig is om de fundering van het strandpaviljoen aan te leggen. Op voorhand kan daarom worden gesteld dat een ecologisch bureauonderzoek naar soorten in het plangebied niet noodzakelijk wordt geacht.

Conclusie

De voorgenomen ontwikkeling vormt geen belemmering ten aanzien van het aspect ecologie.

4.3 Bodem

Toetsingskader

Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening gehouden te worden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijziging dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone grond te worden gerealiseerd.

Toetsing

In de huidige situatie heeft het plangebied de bestemmingen 'Groen' en 'Water - Waterkering 1'. De toe te voegen horecafunctie, te weten het strandpaviljoen, wordt aangemerkt als een gevoelige functie. Desondanks wordt een historisch bodemonderzoek niet noodzakelijk geacht. Het strandpaviljoen zal op palen komen te staan, waardoor de bodem niet zal worden geroerd. Bij de te realiseren standplaatsen zal de bodem ook niet worden geroerd.

Conclusie

Het aspect bodem vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.

4.4 Verkeer, Ontsluiting En Parkeren

Ten behoeve van het aspect verkeer, ontsluiting en parkeren is gemeente Eemsdelta momenteel bezig met het opstellen van een mobiliteitsplan. In een volgende versie van dit bestemmingsplan wordt nader ingegaan op dit aspect.

4.5 Milieuzonering

Toetsingskader

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies, zoals woningen, een goed woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd. Hierbij dient rekening gehouden te worden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de betreffende bedrijven.

Om in de bestemmingsregeling de belangenafweging tussen bedrijvigheid en (nieuwe) milieugevoelige functies in voldoende mate mee te nemen, wordt in deze rapportage gebruikgemaakt van de richtafstanden uit de basiszoneringslijst van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009). Een richtafstand wordt beschouwd als de afstand waarbij onaanvaardbare milieuhinder als gevolg van bedrijfsactiviteiten redelijkerwijs kan worden uitgesloten. Voor de richtafstanden wordt onderscheid gemaakt tussen rustige woongebieden/rustige buitengebieden en gemengde gebieden.

Onderzoek

In de toekomstige situatie worden een strandpaviljoen en drie standplaatsen aan het plangebied toegevoegd. Deze vallen allen onder de milieucategorie 1. Voor gemengd gebied geldt hiervoor een richtafstand van 0 meter. Dit betekent dat geen afstand tot eventuele woningen in acht hoeft te worden genomen. Ook zijn geen woningen in de directe omgeving van het plangebied aanwezig.

Ten oosten van het plangebied is een gemengde functie gevestigd. Hier is een bedrijf tot en met milieucategorie 3.1 toegestaan. Hiervoor geldt een richtafstand van 30 meter. Zoals te zien op figuur 5.2 valt het plangebied gedeeltelijk in de zone van dit bedrijf. In de werkelijke situatie zal echter een minimale afstand van 30 meter gegarandeerd kunnen worden, omdat de standplaats op het strand wordt gevestigd. Ten zuiden van de gemengde functie is een bedrijventerrein gevestigd, waarvoor een milieucategorie van 3.2 is toegestaan. Hiervoor geldt een richtafstand van 50 meter. Op basis van figuur 5.2 geldt een afstand van circa 30 meter tussen dit bedrijventerrein en de buitenste rand van het plangebied. Wanneer de standplaats ten noorden van het plangebied zal worden gevestigd, zal een afstand van circa 140 meter worden aangehouden.

afbeelding "i_NL.IMRO.1979.91BP-VG01_0010.png"

Figuur 5.2 Ligging van het plangebied

4.6 Geluid

Toetsingskader

Wegverkeerslawaai

In de Wet geluidhinder wordt de omvang van de wettelijke zones langs verkeerswegen aangegeven. Op grond van de Wet geluidhinder hebben alle wegen een geluidszone, tenzij er sprake is van een woonerf, een 30-km/uurgebied of een gemeentelijke geluidsniveaukaart waaruit blijkt dat de geluidsbelasting op 10 meter uit de as van de meest nabijgelegen rijstrook 48 dB of minder bedraagt. De 48 dB is de voorkeursgrenswaarde voor het wegverkeerslawaai. Voor nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen die in een zone geprojecteerd worden, bepaald de wet dat akoestisch onderzoek verplicht is. De geluidbelasting van het verkeer op de buitengevels van geluidsgevoelige bestemmingen mag de in de wet genoemde normen niet overschrijden.

Geluidzone industrielawaai

Een geluidzone wordt vastgesteld rond industrieterreinen waar inrichtingen zijn gevestigd die 'in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken' zoals bedoeld in de Wet geluidhinder (Wgh). Dergelijke bedrijven worden in de volksmond ook wel 'grote lawaaimakers' genoemd. Op grond van de wet behoort tot de geluidzone het gebied tussen het industrieterrein zelf en de buitengrens van de zone. Het industrieterrein zelf maakt dus geen deel uit van de zone. Buiten een geluidzone mag de geluidsbelasting als gevolg van het betreffende industrieterrein niet meer dan 50 dB(A) bedragen. Voor het gezoneerde industrieterrein zelf en daarop aanwezige of geprojecteerde woningen gelden geen geluidnormen.

Grenswaarden voor nieuwe gevoelige functies

Binnen de geluidzone zijn geluidsgevoelige bestemmingen slechts aanvaardbaar indien de geluidsbelasting aan de gevel aan de wettelijke grenswaarden voldoet. Voor nieuwe geluidsgevoelige functies, zoals woningen, geldt een wettelijke voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A). Op grond van de momenteel vigerende Wet geluidhinder kan het bevoegd gezag de betreffende hogere grenswaarden vaststellen indien blijkt dat maatregelen onvoldoende doeltreffend zijn, dan wel overwegende bezwaren ondervinden van stedenbouwkundige, landschappelijke of financiële aard.

Onderzoek

Binnen het plangebied wordt geen geluidgevoelig object mogelijk gemaakt, waardoor er ook geen noodzaak is om akoestisch onderzoek uit te voeren.

4.7 Externe Veiligheid

Toetsingskader

Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:

  • bedrijven waar activiteiten plaatsvinden die gevolgen hebben voor de externe veiligheid;
  • het vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of door buisleidingen.

Voor zowel bedrijvigheid als het vervoer van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang, te weten het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval indien hij zich onafgebroken (dat wil zeggen 24 uur per dag gedurende het hele jaar) en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting dan wel infrastructuur. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. Het bevoegd gezag heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.

Risicovolle inrichtingen

Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) geeft een wettelijke grondslag aan het extern veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Op basis van het Bevi geldt voor het PR rondom een risicovolle inrichting een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Beide liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij een ruimtelijke ontwikkeling moet aan deze normen worden voldaan. Het Bevi bevat geen grenswaarde voor het GR; wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR in het invloedsgebied rondom de inrichting. De in het externe veiligheidsbeleid gehanteerde norm voor het GR geldt daarbij als oriëntatiewaarde. Deze verantwoordingsplicht geldt zowel in bestaande als in nieuwe situaties.

Toetsing

Risicovolle inrichtingen

Ten oosten van het plangebied bevindt zich aan de Oosterhorn 4b te Farmsum J. Wildeman Storage Logistics (hierna: Wildeman). Wildeman is een BRZO-inrichting en valt onder het Bevi. De PR 10-6 is bepaald op circa 180 meter. Het invloedsgebied van Wildeman is bepaald op 3.704 meter. Het plangebied ligt op circa 2.700 meter van Wildeman. Het invloedsgebied van Wildeman is daarmee gelegen over het plangebied. Echter, gezien de zeer grote afstand tussen het plangebied en de inrichting van Wildeman, eerdere ervaringen met ontwikkelingen binnen een invloedsgebied van een ander Bevi-bedrijf op een zeer grote afstand tot de risicovolle inrichting, zal de fNcurve niet significant veranderen en daarom wordt een groepsrisico berekening niet zinvol geacht en is derhalve achterwege gelaten.

Buiten het plangebied bevindt zich aan de Warvenweg 20 te Farmsum JPB Logistics B.V., locatie Warvenweg. JPB is een BRZO-inrichting en valt onder het Bevi. De PR 10-6 is bepaald op circa 1.100 meter. Het invloedsgebied is bepaald op 15.100 meter. Het plangebied wordt gerealiseerd op circa 5.000 meter afstand van JPB. De PR 10-6 contour en het invloedsgebied reiken niet tot het plangebied. Een groepsrisicoberekening wordt om die reden niet zinvol geacht en is achterwege gelaten.

Advies Veiligheidsregio Groningen

Het plangebied ligt binnen het toxisch invloedsgebied van J. Wildeman Storage & logistics, locatie Oosterhorn 4b te Farmsum. Het gifwolkaandachtsgebied is begrensd op 1,5 km op basis van art. 5.12 lid 4 Bkl, dat op 1 januari 2024 in werking treedt. Vanuit risicogericht denken sluit Veiligheidsregio Groningen, vooruitlopend op het van kracht worden van het Bkl, al aan op deze afkapgrens. Daarmee is J. Wildeman geen relevante risicobon voor het plangebied. Voorts ligt het plangebied binnen het toxisch invloedsgebied van Akzo Nobel Chemicals BV/Nouryon. Ook hiervoor is het gifwolkaandachtsgebied begrensd op 1,5 km. Veiligheisregio ziet Akzo Nobel Chemicals BV/Nouryon niet als een relevante risicobron voor het plangebied. Gezien het bovenstaande ziet Veiligheidsregio Groningen geen aanleiding hier verder inhoudelijk advies over te geven en ziet zij geen aanleiding voor aanvullende maatregelen.

Risicovolle transportroute

In verband met de voorgenomen realisatie van een strandpaviljoen en standplaatsen voor foodtrucks te Delfzijl zijn de externe veiligheidsrisico's van de nabij gelegen spoorlijn Sauwerd - Delfzijl berekend. Het onderzoek hiernaar is opgenomen als bijlage 3. Hieruit zijn de volgende conclusies getrokken:

Plaatsgebonden risico

Het plaatsgebonden risico vormt geen belemmeirng voor de ontwikkeling van het plangebied.

Groepsrisico

Het groepsrisico is zowel in de huidige als toekomsitge situatie kleiner dan 10% van de oriëntatiewaarde. De verdere verantwoording van het groepsrisico kan achterwege blijven.

Wel dient te worden ingegaan op de bestrijding en beperking van de omvang van een ramp en de mogelijkheden voor personen om zich in veiligheid te brengen indien een ramp zich voordoet.

In dit geval kunnen mensen van de bron af vluchten, doordat er voldoende infrastructuur ligt die men van de spoorlijn weg kan leiden. Bovendien is tussen de spoorlijn en het plangebied sprake van een hoge dijk die voor beschutting zal zorgen in het plangebied. Hiermee zal de omvang van een ramp beperkt worden. Verder is het spoortracé voor hulpdiensten goed te bereiken om een eventuele ramp te kunnen bestrijden.

Plasbrandaandachtsgebied

Het PAG vormt geen belemmering voor de ontwikkeling van het plangebied.

Conclusie

Het aspect externe veiligheid staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg.

4.8 Luchtkwaliteit

Toetsingskader

In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit. Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang.

Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit onder andere uitoefenen indien de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden of de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht.

Besluit niet in betekenende mate

In dit Besluit niet in betekenende mate is bepaald in welke gevallen een plan vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden twee situaties onderscheiden:

  • een plan heeft een effect van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10 (= 1,2 µg/m³);
  • een plan valt in een categorie die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden; deze categorieën betreffen onder andere woningbouw met niet meer dan 1.500 woningen bij één ontsluitingsweg en 3.000 woningen bij twee ontsluitingswegen, kantoorlocaties met een bruto vloeroppervlak van niet meer dan 100.000 m2 bij één ontsluitingsweg en 200.000 m2 bij twee ontsluitingswegen.

Onderzoek

Het bestemmingsplan maakt één strandpaviljoen en drie standplaatsen mogelijk. Daarmee draagt dit plan niet in betekenende mate bij aan de toename van de hoeveelheid stikstofdioxide en fijnstof in de lucht. Er wordt dan ook voldaan aan de luchtkwaliteitswetgeving en nader onderzoek is niet noodzakelijk.

De luchtkwaliteit ter plaatse van de dichtstbijzijnde weg die is opgenomen in de NSL-monitoringstool (N57) (Kustweg) voldoet ruim aan de wettelijke grenswaarden omtrent de aanwezige concentraties luchtverontreinigende stoffen. Omdat direct langs deze weg aan de grenswaarden wordt voldaan, zal dit ook ter plaatse van het plangebied het geval zijn.

Conclusie

Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling in het plangebied. Ter plaatse van het plangebied is er sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

4.9 Water

Toetsingskader

Op grond van de Wet ruimtelijke ordening en op basis van jurisprudentie dient de uitvoerbaarheid van een ruimtelijk plan te worden aangetoond en dient in het plan te worden onderbouwd dat er sprake is van een goede ruimtelijke ordening. In dit hoofdstuk zijn de sectorale aspecten beschreven die voor dit plan relevant zijn. De resultaten en conclusies van eventuele onderzoeken zijn per aspect opgenomen in de betreffende paragraaf.

Waterbeheer en watertoets

Het plangebied ligt binnen het beheergebied van het Waterschap Noorderzijlvest én het beheergebied van Waterschap Hunze en Aa's. Het waterschap is verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer. Bij het tot stand komen van dit bestemmingsplan wordt overleg gevoerd met de waterbeheerder over de voorgestane ontwikkeling. Dit is gedaan door middel van het doorlopen van de digitale watertoets. Het resultaat is opgenomen als Bijlage 4 en Bijlage 5. Hieruit is naar voren gekomen dat de maatwerkprocedure en de korte procedure gevolgd moet worden.

Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer

Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's, waarbij het beleid van de waterschappen nader wordt behandeld.

Europees:

  • Kaderrichtlijn Water (KRW)

Nationaal:

  • Nationaal Waterplan (NW)
  • Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW)
  • Waterwet

Provinciaal:

  • Provinciaal Waterplan
  • Provinciale Structuurvisie
  • Verordening Ruimte

Beleid Waterschap Noorderzijlvest

Het beleid van waterschap Noorderzijlvest is vastgelegd in het Waterbeheerprogramma 2022-2027, de keur en de leggers. Het waterbeheerplan bevat de hoofdlijnen van het beleid voor de taken van het waterschap met betrekking tot het watersysteem, de waterkeringen en de waterketen. Het waterschap staat voor veilig, voldoende en schoon water. Daarbij is het volgende kader van belang:

  • Nationale Omgevingsvisie;
  • Nationaal Deltaprogramma (Deltaplannen Waterveiligheid, Zoetwater en Ruimtelijk Adaptatie);
  • Regionale waterprogramma’s;
  • Provinciale omgevingsvisies en verordeningen;
  • Klimaatscenario's KNMI;
  • Omgevingsagenda Noord.

Waterschap Noorderzijlvest werkt met drie programma's, te weten 'Veilig leven met water', 'Voldoende en gezond water: voldoende water in elk seizoen, schoon en gezond water, vaarwegen, recreatie, cultuurhistorie, ruimtelijke kwaliteit' en 'Gezuiverd water'. Daarnaast geldt ook de Keur, deze geeft met verboden aan welke activiteiten in de buurt van water en waterkeringen niet zijn toegestaan.

Beleid Waterschap Hunze en Aa's

Het beleid van waterschap Hunze en Aa's is vastgelegd in het Waterbeheerprogramma 2022-2027. Zorgen voor schoon, veilig en voldoende water is de kern van het waterschapswerk. Wat deze ontwikkelingen en opgaven zijn en hoe daarmee wordt omgegaan, legt het waterschap voor een periode van zes jaar vast in het waterbeheerprogramma. Daarbij is het volgende kader van belang:

  • Deltaplan Waterveiligheid;
  • Deltaplan Zoetwater;
  • Europese Kaderrichtlijn Water;
  • Deltaplan Ruimtelijke Adaptie.

Het waterschap heeft als taak te zorgen voor veiligheid, voldoende water en schoon en ecologisch gezond water. Daarbij horen de volgende doelen en ambities:

  • Zorgen voor voldoende water, zowel in natte als in droge perioden;
  • Het functioneel ouden van het watersysteem en waterkeringen, waardoor de waterveiligheid en water aan- en afvoer nu en in de toekomst gewaarborgd blijft. Daarnaast benut het Waterschap zoveel mogelijk kansen voor ecologie en natuur;
  • Het in functionele staat houden van de vaarweg;
  • Het geheel terugdringen of beheersen van invasieve exoten zodat er geen belemmering is van de doorstroming van de watergangen, schade aan oevers en dijken of gevaar voor verdringing van inheemse soorten;
  • Dijken verzwakken niet door graafschade en gravers veroorzaken geen onveilige situaties voor medewerkers of inwoners;
  • Door middel van vergunningverlening, toezicht en handhaving voorkomen en beperken we zoveel mogelijk de nadelige gevolgen op onze watersystemen, als gevolg van (voorgenomen) activiteiten;
  • De zuiveringen voldoen aan de lozingsvoorwaarden;
  • Duurzaam grondwaterbeheer, waardoor een robuust grondwatersysteem nu en in de toekomst gewaarborgd blijft.

Gemeentelijk beleid

In het watertakenplan DAL/W2 specifieke Delfzijl 2018-2022 worden de gemeentelijke watertaken van Delfzijl uitgewerkt. Er zijn drie zorgplichten die ook gehandhaafd zullen worden in de nieuwe Omgevingswet. Dit zijn: de zorgplicht voor inzameling en transport van stedelijk afvalwater, zorgplicht voor doelmatige inzameling en verwerking van hemelwater en de zorgplicht voor het voorkomen/beperken van schade door grondwateroverlast. Naast de DAL-gemeenten (Delfzijl, Appingedam en Loppersum) doen in totaal 27 gemeenten, 2 waterschappen en 2 waterbedrijven mee in de samenwerkingsovereenkomst Groningen en Noord-Drenthe. Het Watertakenplan is afgestemd op de regionale aanpak. Er zijn 5 doelen gedefinieerd omtrent de uitvoering van de gemeentelijke watertaken. Deze betreffen:

  1. 1. Risico's voor de volksgezondheid door aanraking schadelijke stoffen en geuroverlast maximaal beperken
  2. 2. Beperk wateroverlast door water op straat en beperkt overstroming maximaal
  3. 3. Beperk hinder door falen riolen en door verstopping of werkzaamheden
  4. 4. Zorg voor goede oppervlaktewaterkwaliteit, voer zo weinig mogelijk water af naar de zuivering
  5. 5. De klant staat voorop. Aantal klachten zit onder het landelijk gemiddelde.

Toetsing: maatwerkprocedure

Het plan is via de digitale watertoets kenbaar gemaakt bij waterschap Noorderzijlvest.

Primaire kering

Het plangebied raakt een primaire kering. De primaire kering wordt door middel van de Keur van het waterschap Noordzijlvest beschermd en is opgenomen in de Omgevingsverordening van de provincie Groningen. Rondom deze kering ligt in het buitengebied een profiel van vrije ruimte van 75 meter en daarnaast een beschermingszone van 25 meter. In het stedelijk gebied is het profiel van vrije ruimte 5 meter met daarnaast een beschermingszone van 25 meter. Binnen deze zonering geldt een verbods- en vergunningsregime ingevolge de Keur van het waterschap voor diverse werkzaamheden en werken die van invloed kunnen zijn op de goede toestand van de waterkering.

Het doel van dit regime is het beschermen van de stabiliteit en het waterkerend vermogen van de primaire waterkering. Met de doorvertaling van de waterkeringszones in de gemeentelijke bestemmingsplannen beogen de provincie Groningen en het waterschap Noorderzijlvest te bereiken dat de bescherming van de zonering, die van vitaal belang is voor het functioneren van de waterkering, ook langs planologische weg gewaarborgd is. Bij nieuwe bestemmingsplannen dienen deze zones te worden opgenomen op de verbeelding en in de regels. De bestemming 'Water - Waterkering 1' is derhalve van toepassing op het plangebied. In deze bestemming is een vergunningplicht opgenomen voor het aanleggen van het strandpaviljoen.

Waterafvoer

Het oppervlaktewater wordt afgevoerd via een gescheiden stelsel, hemelwater wordt afgevoerd naar oppervlaktewater. Het beleid van waterschap en gemeente is dat afvalwater en schoon hemelwater gescheiden moeten worden afgevoerd. Als er mogelijkheden zijn om het hemelwater rechtstreeks naar aanwezig oppervlaktewater af te voeren, heeft dat voorkeur. Het waterschap kan nadere eisen stellen om het ontvangende oppervlaktewater daarvoor geschikt te maken. Wanneer het waterschap nadere eisen stelt aan het afvoeren van oppervlaktewater, zullen deze eisen worden verwerkt in de waterparagraaf van een volgende versie van dit bestemmingsplan.

Toetsing: korte procedure

Het plan is via de digitale watertoets kenbaar gemaakt bij waterschap Hunze en Aa's. Uit de resultaten volgt dat er geen onderwerpen van toepassing zijn die gevolgen hebben voor het plangebied en de directe omgeving. Dit houdt verband met de omstandigheid dat in dit deel van het plangebied standplaatsen worden gerealiseerd en dit geen gevolgen heeft voor het aspect water.

De korte procedure houdt in dat het waterschap in principe geen reactie zal geven op het plan in de verder planprocedure (formele reactie op het ontwerpplan). In uitzonderlijke gevallen kan blijken na controle, dat er toch een water belang ligt. Een aanvullende reactie kan dan nog volgen op het plan.

Conclusie

De ontwikkeling heeft geen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse.

4.10 Kabels En Leidingen

Toetsingskader

Rond planologisch relevante leidingen dient rekening te worden gehouden met zones waarbinnen mogelijke beperkingen gelden (belemmeringenzones).

Onderzoek en conclusie

In de directe omgeving van het plangebied bevindt zich geen kabels en leidingen waar planologisch rekening mee gehouden hoeft te worden.

Het aspect kabels en leidingen staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg.

4.11 Ontplofbare Oorlogsresten

Toetsingskader

De voormalige gemeente Delfzijl is tijdens de Tweede Wereldoorlog zwaar getroffen door oorlogsgeweld. Delfzijl is door de Duitse aanwezigheid tijdens de bezettingsperiode meerdere keren gebombardeerd. Hier zaten zogenaamde blindgangers bij, explosieven die niet tot explosie zijn gekomen en in de grond zijn blijven liggen. Een groot deel van de blindgangers is tijdens de Tweede Wereldoorlog al geruimd, maar een deel kan nog steeds in de grond liggen. Deze niet-gesprongen explosieven (ook wel NGE genoemd) vormen een risico op het moment dat in de nabijheid van deze explosieven activiteiten in de bodem worden uitgevoerd. Als een gebied verdacht is van explosieven dient een vervolgonderzoek te worden uitgevoerd door een gecertificeerd explosievenopsporingsbedrijf.

Onderzoek

Om na te gaan of mogelijk sprake kan zijn van niet-gesprongen explosieven ter plaatse van het plangebied, zal hier onderzoek naar worden uitgevoerd. De resultaten van dit onderzoek worden toegevoegd aan een volgende versie van dit bestemmingsplan.

4.12 Vormvrije M.e.r.-beoordeling

Beleid en Normstelling

In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het omgevingsvergunning plan-m.e.r.-plichtig, project-m.e.r.-plichtig of m.e.r.-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Indien een activiteit onder de drempelwaarden blijft, dient alsnog een vormvrije m.e.r.-beoordeling uitgevoerd te worden, waarbij onderzocht dient te worden of de activiteit belangrijke nadelige gevolgen heeft voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële (milieu)effecten.

Per 16 mei 2017 is de regelgeving voor de MER en m.e.r.-beoordeling gewijzigd met daarin een nieuwe procedure voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling.

  • Voor de ontwerp-bestemmingsplanfase moet een m.e.r-beoordelingsbeslissing worden genomen, waarin wordt aangegeven of wel of geen MER nodig is, gelet op de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële (milieu)effecten en mogelijke mitigerende maatregelen. Deze beslissing wordt als bijlage bij het bestemmingsplan opgenomen.
  • Voor elke aanvraag waarbij een vormvrije m.e.r.-beoordeling aan de orde komt moet de initiatiefnemer een aanmeldingsnotitie opstellen, waarbij ook mitigerende maatregelen mogen worden meegenomen. Het bevoegd gezag dient binnen zes weken na indienen een m.e.r.-beoordelingsbesluit af te geven. Een vormvrije m.e.r.-beoordelingsbeslissing hoeft echter niet gepubliceerd te worden.

Onderzoek

De ontwikkeling is op basis van de aard en omvang niet rechtstreeks m.e.r.-plichtig. Ook is geen passende beoordeling nodig in het kader van de Wet natuurbescherming. De ontwikkeling komt niet voor in de onderdelen C en D van bijlage I van het Besluit mer. Een vormvrije m.e.r.-beoordeling is derhalve niet aan de orde.

Hoofdstuk 5 Juridische Toelichting

5.1 Toelichting Op Het Juridisch Systeem

Het bestemmingsplan voldoet aan alle vereisten die zijn opgenomen in de Wet ruimtelijke ordening (Wro), het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Inherent hieraan is de toepassing van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2012. De SVBP maakt het mogelijk om bestemmingsplannen te maken die op vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op eenzelfde manier worden verbeeld. De SVBP 2012 is toegespitst op de regels die voorschrijven hoe bestemmingsplannen conform de Wro en het Bro moeten worden gemaakt. De SVBP geeft bindende standaarden voor de opbouw en de verbeelding van het bestemmingsplan, digitaal en analoog. De regels van dit bestemmingsplan zijn opgesteld conform deze standaarden.

Het bestemmingsplan regelt de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de gronden in het plangebied. De juridische regeling is vervat in een verbeelding en bijbehorende regels. Op de verbeelding zijn de verschillende bestemmingen vastgelegd, in de regels (per bestemming) de bouw- en gebruiksmogelijkheden.

5.2 Toelichting Op De Bestemmingen

Het plangebied is in onderhavig bestemmingsplan opgedeeld in een enkel- en dubbelbestemming. In deze paragraaf is per bestemming een toelichting gegeven. Met de gekozen wijze van bestemmen is zoveel mogelijk aangesloten bij het inpassingsplan van Gedeputeerde Staten.

Water - Waterkering 1

Op het plangebied is de bestemming 'Water - Waterkering 1' van toepassing. De aangewezen gronden zijn bestemd voor werken ten behoeve van de primaire waterkering en water. In het plangebied liggen de aanduidingen 'strand', 'recreatie', 'horeca' en 'specifieke vorm van detailhandel - standplaats'. Een gebouw mag uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'horeca' worden gebouwd, waarvoor een maximale oppervlakte van 400 m2 geldt.Uit het beeldkwaliteitsplan (paragraaf 2.1) volgt dat het strandpaviljoen maximaal twee lagen heeft. De onderste verdieping is maximaal 4 meter hoog en de bovenste verdieping is maximaal 3,5 meter hoog. Aan de zijde van de dijk heeft het paviljoen altijd één laag. De tweede laag bevindt zich aan de kant van het strand, waardoor het dak oploopt vanaf de dijk. Zodoende bedraagt de bouwhoogte van een gebouw aan de dijkzijde ten hoogste 4 meter en bedraagt de bouwhoogte van een gebouw aan de waterzijde ten hoogste 8 meter. De fundering van 0,75 meter is hierbij inbegrepen.

De maximale oppervlakte van het strandpaviljoen kan met een wijzigingsbevoegdheid eventueel worden vergroot naar ten hoogste 500 m2. Voor de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - standplaats' geldt dat het gebruik van de gronden ten behoeve van meer dan drie standplaatsen als strijdig gebruik wordt aangemerkt.

Waarde - Archeologie 2 en 4

De beschermende archeologische regeling is ook opgenomen in dit bestemmingsplan. De aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud van de archeologische waarden. Op of in deze gronden mogen geen bouwwerken worden gebouwd waarbij de bodem dieper dan 0,30 meter wordt geroerd, tenzij het bouwwerken waarvan de bestaande oppervlakte met ten hoogste 50 m2 wordt uitgebreid of bouwwerken ten behoeve van archeologisch onderzoek en bouwwerken met een oppervlakte kleiner dan 50 m2 ten behoeve van de andere daar voorkomende bestemming(en) betreft. Hier kan met een omgevingsvergunning van worden afgeweken, mits op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad.

Waarde - Ruimtelijke kwaliteit

De beschermende regeling voor karakteristieke objecten en gebieden uit het Facetplan Cultuurhistorie is overgenomen in dit bestemmingsplan.

Algemene aanduidingsregels

Op de verbeelding van het bestemmingsplan zijn drie gebiedsaanduidingen opgenomen.

Geluidzone - industrie

Voor deze zones is een regeling opgenomen die geluidhinder voorkomt. Ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie' geldt dat een op grond van de daar geldende bestemming toelaatbaar geluidsgevoelig gebouw, of de uitbreiding daarvan, slechts mag worden gebouwd indien de geluidbelasting vanwege de gaswinlocatie of het industrieterrein van de gevels van dit geluidgevoelige gebouw niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een verkregen hogere grenswaarde.

Milieuzone - archeologische begeleiding

Ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - archeologische begeleiding' geldt dat een op grond van de daar geldende bestemming toelaatbare bodemingreep die dieper gaat dan 0,30 meter en een groter oppervlak beslaat dan 50 m2 slechts mag worden uitgevoerd onder begeleiding van een archeologisch deskundige op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd programma van eisen.

Vrijwaringszone - dijk stedelijk

Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - dijk stedelijk' zijn de gronden, naast de voor die gronden aangewezen bestemmingen en aanduidingen, tevens aangeduid voor de bescherming, ophoging, verbreding en verbetering van het doelmatig en veilig functioneren van de nabijgelegen primaire waterkering met de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Economische Uitvoerbaarheid

Voor de uitvoerbaarheid van het plan is het van belang te weten of het economisch uitvoerbaar is. De economische uitvoerbaarheid wordt enerzijds bepaald door de exploitatie van het plan (financiële haalbaarheid) en anderzijds door de wijze van kostenverhaal van de gemeente (grondexploitatie).

Grondexploitatie

Doel van de in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) opgenomen grondexploitatieregeling is het bieden van ruimere mogelijkheden voor het kostenverhaal en het creëren van meer sturingsmogelijkheden. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen de publiekrechtelijke weg via een exploitatieplan en de privaatrechtelijke weg in de vorm van overeenkomsten. In het geval van een exploitatieplan kan de gemeente eisen en regels stellen voor de desbetreffende gronden, (woning)bouwcategorieën en fasering. Bij de privaatrechtelijke weg worden dergelijke afspraken in een (anterieure) overeenkomst vastgelegd.

De standplaatsen op het Baaisterhoofd staan op gronden van Groningen Seaports, die de voorwaarden bepaald waarop privaatrechtelijke toestemming kan worden gegeven voor het in gebruik nemen van de gronden.

Daarnaast zijn er een aantal initiatiefnemers bekend bij de gemeente die een paviljoen zouden willen realiseren en exploiteren. De gemeente wil de initiatiefnemers allen een gelijke kans geven om de realisatie en exploitatie van het paviljoen te kunnen uitvoeren. Een selectie is daarom passend.

De selectie vindt plaats door een zogenaamde Didam- selectie. Bij een Didam-selectie wordt het opstalrecht te koop aangeboden binnen de publiekrechtelijke mogelijkheden. Dat wil zeggen dat het moet voldoen aan het bestemmingsplan, beeldkwaliteitsplan, bouwbesluit en andere regels die reeds voor het gebied gelden.
Bij een Didam-selectie wordt er op de gemeentelijke website een selectieprocedure gepubliceerd waarna de erfpachter wordt gecontracteerd. Op deze manier geven we zowel de bij ons bekende als nieuwe initiatiefnemers de kans om zich in te schrijven en behandelen we ze op gelijke wijze (transparantie- non-discrimatiebeginsel en gelijkheidsbeginsel). Dit in nauwe samenspraak met andere grondeigenaren.

6.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

Vooroverleg

In het kader van het vooroverleg ex artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is het bestemmingsplan voorgelegd aan de betrokken overleginstanties. De reactie van het waterschap is opgenomen in bijlage 6 en verwerkt in paragraaf 4.9. De overlegreactie van Veiligheidsregio Groningen is verwerkt in paragraaf 4.7.

Ontwerpfase en zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan heeft gedurende zes weken ter inzage gelegd. Gedurende deze zes weken werd een ieder in de gelegenheid gesteld zijn zienswijze op het ontwerpbestemmingsplan kenbaar te maken.

Daarop zijn meerdere reacties binnen gekomen van partijen die geen zienswijze indienen maar wel reageren op het plan. Het Waterschap Noorderzijlvest en de Veiligheidsregio Groningen hebben in reactie laten weten dat hun eerdere overlegreacties op goede wijze zijn verwerkt in het bestemmingsplan en dat zij om die reden afzien van het indienen van een zienswijze. Daarnaast heeft Rijkswaterstaat in reactie op de terinzagelegging van het ontwerp-bestemmingsplan haar uitgangspunten en randvoorwaarden voor het verlenen van een vergunning voor de realisering van het strandpaviljoen (nogmaals) kenbaar gemaakt bij de gemeente. Dit betreft dus geen zienswijze op het ontwerp-bestemmingsplan. In de vergunningsfase zal in contact worden getreden met Rijkswaterstaat en zal moeten worden voldaan aan de door hen gestelde uitgangspunten.

Tot slot heeft de provincie ook nog een reactie ingediend. De Provincie raadt aan het beeldkwaliteitsplan juridisch bindend onderdeel van het bestemmingsplan te laten zijn. Het beeldkwaliteitsplan is nu als bijlage bij de toelichting opgenomen en wordt vastgesteld als aanvulling op het geldende welstandskader. Voor de commissie voor ruimtelijke kwaliteit zal dit dan ook het toetsingskader zijn bij een eventuele vergunningaanvraag. Het beeldkwaliteitsplan leent zich niet om als juridisch bindend onderdeel van het bestemmingsplan te zijn, omdat dit ook architectonische vrijheid kan beperken. Op dit moment zijn er nog geen ontwikkelaars en ontwerpen gereed voor een eventueel paviljoen of ambulante handel. Als juridisch bindend onderdeel zouden de kaders als regels opgenomen worden. Met de huidige verwerking als bijlage bij het plan en aanvulling op het welstandskader, biedt het beeldkwaliteitsplan iets meer vrijheid, wat door de gemeente als positief wordt gezien.

Naast bovenstaande reacties is één zienswijze ingediend op het ontwerp-bestemmingsplan. Deze zienswijze is hieronder samengevat en voorzien van een gemeentelijke beantwoording. De volledige zienswijze is in bezit van de gemeente en op aanvraag op het gemeentehuis in te zien.

Zienswijze

De reclamanten hebben in hun zienswijze enkele uitgangspunten naar voren gebracht, waarin op 5 aspecten wordt ingegaan.

1. Plaats strandpaviljoen

De reclamanten stellen dat de gewenste plaats van het strandpaviljoen leidt tot hoge kosten omdat hier een speciaal pad voor mensen met een beperking c.q. toegang vanaf de boulevard over de dijk voor moet worden aangelegd. Daarnaast vragen de reclamanten zich af of een robuuste verschijningsvorm van het paviljoen op het strand niet tot een heel groot bouwblok leidt. Reclamanten stellen verder dat de langwerpige vorm van het paviljoen op deze plek leidt tot veel schaduw op het terras en er dus geen zon op het terras zal zijn. Reclamanten stellen dat een andere plek voor het strandpaviljoen, waar voorzieningen aanwezig zijn, inclusief toegang voor mensen met beperking de voorkeur heeft. Dit zou kunnen in aansluiting op de bestaande onderste treden van de boulevard.

Reactie gemeente

De plaats van het strandpaviljoen is tot stand gekomen en beargumenteerd in de strandvisie en het beeldkwaliteitsplan. In de visie is de ruimtelijke opbouw uiteengezet. Dit geeft inzicht in de activiteiten op het strand, herkenbare volumes bij het strand en de ontwikkelingsmogelijkheden.

De positie van het strandpaviljoen is erg belangrijk. Er is ruimte voor een strandpaviljoen in de noordwesthoek van het strand. Het strandpaviljoen moet een eigen plek op het strand hebben waarbij het duidelijk is wat bij het paviljoen hoort en wat niet. Daarnaast moet het paviljoen ondergeschikt zijn aan het groter geheel. Het stadsstrand blijft hierdoor vrij van bebouwing voor strandbezoekers, bijeenkomsten, herdenking en kleine en grote evenementen. Het is echter belangrijk dat het strandpaviljoen goed bereikbaar is, waardoor deze goed functioneert. Bij de planuitvoering zal er rekening worden gehouden met de toegankelijkheid voor een ieder.

Vanuit het beeldkwaliteitsplan is een bepaalde vorm van uitstraling en kwaliteit gekozen. Het terras wordt ingezet om een getrapte toegang naar het strand mogelijk te maken. Positie van het terras aan de strandzijde oost, maar is ook deels mogelijk aan de zuidzijde i.v.m. avondzon (terras overhoeks).

2. Grootte strandpaviljoen

De reclamanten stellen dat de grootte van het strandpaviljoen die op basis van de juridisch-planologische regeling onvoldoende toereikend is om een gezonde exploitatie van het paviljoen op te kunnen zetten. Reclamanten stellen dat er minimaal 625 m2 aan bebouwd oppervlak nodig zal zijn, in plaats van de 400 m2 die nu mogelijk is.

Reactie gemeente

De grootte van het strandpaviljoen komt voort uit de strandvisie. Hierbij is een analyse gedaan op basis van de behoefte en de ruimte die er is voor ontwikkelingen van een nieuwe horecagelegenheid, op basis van het bestaande aanbod. Een andere reden is de uitstraling en de beeldkwaliteit van het strand en de grootte van het deel van het strand dat we willen onttrekken voor de ontwikkeling van het paviljoen. Vooralsnog wordt niet de noodzaak gezien om een groter paviljoen toe te staan.

Het is mogelijk om met een afwijking van het bestemmingsplan de oppervlakte van het gebouw te vergroten naar 500 m2, mits er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de sociale veiligheid, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden. Indien dit wordt aangetoond is een groter oppervlak dan 400 m2 mogelijk.

3. Bouwvorm en gebruikte materialen

Reclamanten wijzen erop dat in het plan is aangegeven dat het paviljoen robuust moet worden vormgegeven in eerlijke materialen en compacte bebouwing. Hierbij worden aluminium, staal en hout benoemd. Ook wordt een zichtfunctie, verlichting bij avond en massaliteit genoemd. De reclamanten missen hierbij naast natuurlijke materialen toepassing van glas zodat vanaf de boulevard door het paviljoen naar de zee kan worden gekeken.

Reactie gemeente

Vanuit het beeldkwaliteitsplan geven de referentiebeelden gebouwen weer met gevels van glas, rondom. In het beeldkwaliteitsplan staat omschreven dat alle zijden (gevels) representatief en waar mogelijk transparant zijn. De gevels kunnen wel verschillen in uitwerking als daar vanuit oriëntatie en functie aanleiding voor is.

Daarnaast kan er een hardheidsclausule worden toegepast. Voor een voorstel van uitzonderlijke architectonische kwaliteit kan er een uitzondering worden gemaakt om zich te houden aan één of meer van de kwaliteitseisen. Dit moet echter met redenen onderbouwd worden.

4. Reclame-uitingen en zichtbaarheid

Reclamanten stellen dat de gemeente zich in het beeldkwaliteitsplan uitspreekt tegen schreeuwerige reclame en opvallende uitingen. De reclamanten stellen dat reclame juist een medium is om naar bezoekers te communiceren over de verwachting van het product. Reclamanten stellen daarom dat op en langs de boulevard ruimte en mogelijkheden moeten zijn voor reclame-uitingen.

Reactie gemeente

Vanuit het beeldkwaliteitsplan kunnen er reclame-uitingen zijn, maar deze dienen vooral mee ontworpen te worden. Voor het gebied wordt een hoge kwaliteit en daarmee ook uniformiteit geambieerd. Dit is opgenomen in het beeldkwaliteitsplan en vertaalt zich onder meer in het uitgangspunt van het mee-ontwerpen van reclame-uitingen.

5. Hoogte palen en dakconstructie

Reclamanten geven aan dat in het plan is opgenomen dat eventuele palen niet hoger mogen zijn dan 75 cm boven de grond. Echter wordt hier vanuit Noorderzijlvest niets over gezegd. Rijkswaterstaat stelt ook andere eisen en doelen, die niet terug worden gevonden in het gemeentelijk plan. Daarnaast stellen de reclamanten dat de gemeente op voorhand de vrijheid van de architect beperkt door de mogelijkheiden voor het uitvoeren van een speelse vormvolgende dakconstructie, wat tevens kan leiden tot hoge kosten.

Reactie gemeente

De 0,75 meter hoogte van de palen vanaf het strand gerekend, is als hoogte in het beeldkwaliteitsplan opgenomen. Het beeldkwaliteitsplan geeft de kaders voor de ruimtelijke en beeldkwaliteit. Het gaat hierbij hoofdzakelijk om de uiterlijke verschijning van de ontwikkelingen die het bestemmingsplan planologisch mogelijk maakt. De hoogte van 0,75 meter is dan ook een voorwaarde die voortkomt vanuit de gewenste verschijningsvorm van het toekomstig mogelijk te realiseren paviljoen. De eisen die Waterschap en Rijkswaterstaat stellen komen voort uit de waterveiligheid en de veiligheid van de waterkering. De hoogte van 0,75 meter niet in strijd met de uitgangspunten van Rijkswaterstaat en het waterschap. Mocht onverhoopt in de uitvoering blijken dat deze hoogte tot problemen oplevert, dan kan er een belangenafweging worden gemaakt, waarbij de waterveiligheid en de functie als primaire waterkering zwaarder wegen dan de uitvoering van de beeldkwaliteit.

Het beeldkwaliteitsplan bezit daarnaast een hardheidsclausule. Voor uitzonderlijke architectonische kwaliteit kan er een uitzondering worden gemaakt om zich te houden aan één of meer van de kwaliteitseisen. Dit moet met redenen worden onderbouwd.

Vaststelling

Vervolgens is het bestemmingsplan op 13 december 2023 ongewijzigd vastgesteld. Na de vaststelling wordt het bestemmingsplan nogmaals zes weken ter inzage gelegd. Tijdens deze periode is het mogelijk beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Bijlage 1 Staat Van Bedrijven

Bijlage 1 Staat van bedrijven

Bijlage 1 Beeldkwaliteitsplan

Bijlage 1 Beeldkwaliteitsplan

Bijlage 2 Stikstofberekening

Bijlage 2 Stikstofberekening

Bijlage 3 Onderzoek Externe Veiligheid

Bijlage 3 Onderzoek externe veiligheid

Bijlage 4 Watertoets Plangebied West

Bijlage 4 Watertoets plangebied west

Bijlage 5 Watertoets Plangebied Oost

Bijlage 5 Watertoets plangebied oost

Bijlage 6 Zienswijze Waterschap Noorderzijlvest

Bijlage 6 Zienswijze Waterschap Noorderzijlvest