Actualisatieplan Heerhugowaard
Bestemmingsplan - gemeente Dijk en Waard
Vastgesteld op 23-04-2024 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 -Plan:
Het bestemmingsplan "Actualisatieplan Heerhugowaard" met IMRO nummer NL.IMRO.1980.BP96ACTUALISATIE5-VA01 van de gemeente Dijk en Waard.
1.2 -Bestaand:
Onder bestaand wordt verstaan:
- het vergunde gebruik dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig is; en/of,
- de vergunde bebouwing die op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering of vergund is, krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen dan wel vergunningsvrij is; en/of,
- in gevallen wanneer gebruik en/of bebouwing na het tijdstip van inwerkingtreding van het voorgaande geldende bestemmingsplan op basis van een vergunde omgevingsvergunning mag of is gerealiseerd dan wel vergunningsvrij is, wordt het nieuwe gebruik en/of bebouwing als onderdeel van dit plan aangemerkt.
1.3 -Bestemmingsplan:
De geometrisch bepaalde planobjecten met bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.
1.4 Aan-huis-verbonden-beroep:
Een dienstverlenend beroep, dat in of bij een woonhuis wordt uitgeoefend, waarbij het woonhuis in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijk effect of ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.
1.5 Aanbouw:
Een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.6 Aanduiding:
Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.7 Aanduidingsgrens:
De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.8 ABC-goederen:
Auto's, boten, caravans en daarmee direct samenhangende artikelen, zoals accessoires, onderhoudsmiddelen, onderdelen en/of materialen.
1.9 Afmeervoorziening:
Een voorziening ten behoeve van het afmeren van een schip, zoals een steiger.
1.10 Agrarisch bedrijf:
Een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren, waarbij het bewerken, verwerken en/of bewaren van die gewassen en/of dieren op het eigen bedrijf is toegestaan, daaronder mede begrepen het bewerken, verwerken en/of bewaren van gewassen en/of dieren van derden als aanvulling op het eigen productieniveau, waarbij het eigen productieniveau niet mag worden overschreden en waarbij naar vorm onderscheid wordt gemaakt in.
1.11 Agrarisch hulp- en handelsbedrijf:
Een bedrijf dat uitsluitend of overwegend gericht is op de levering van goederen, het verrichten van werkzaamheden voor opslag, verwerking en of het vervoer van goederen en / of de levering van diensten, uitsluitend of overwegend ten behoeve van agrarische bedrijven.
1.12 Bebouwing:
Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
1.13 Bebouwingspercentage:
Een in de regels of op de verbeelding aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van het bouwvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd.
1.14 Bed & Breakfast:
Een kleinschalige overnachtingsaccommodatie gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en kortdurend verblijf met het serveren van ontbijt. Een bed & breakfast is gevestigd in een woonhuis of bijgebouw en wordt gerund door de eigenaren van het betreffende huis.
1.15 Bedrijfsgebouw:
Een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf, niet zijnde een kas.
1.16 Bedrijfsvloeroppervlakte:
De totale vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een aan-huis-verbonden beroep dan wel een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke.
1.17 Bedrijfswoning / dienstwoning:
Een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor het huishouden van een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is.
1.18 Begane grond:
Een bouwlaag waarvan het vloerpeil ter hoogte van het aansluitende maaiveld ligt.
1.19 Begin- en eindtijden bij evenementen:
Een eendaags of meerdaags evenement vindt plaats tussen 07:00-24:00 uur, vrijdag, zaterdag en dagen voorafgaand aan een wettelijke vrije dag tussen 07:00-01:00 uur en zondag tussen 13:00-24:00 uur, tenzij in de regels voor het evenemententerrein een afwijking van deze tijden is opgenomen.
1.20 Bestemmingsgrens:
De grens van een bestemmingsvlak.
1.21 Bestemmingsvlak:
Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.22 Bevi-inrichting:
Een bedrijf als bedoeld in artikel 2, lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi).
1.23 Bijbehorend bouwwerk:
Uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.24 Bijgebouw:
Een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.25 Bouwen:
Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.26 Bouwgrens:
De grens van een bouwvlak.
1.27 Bouwlaag:
Een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder.
1.28 Bouwperceel:
Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.29 Bouwperceelgrens:
De grens van een bouwperceel.
1.30 Bouwvlak:
Een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
1.31 Bouwwerk, geen gebouw zijnde:
Bouwwerk of gedeelte daarvan voor zover geen gebouw of onderdeel daarvan is.
1.32 Bouwwerk:
Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.33 CROW-richtlijn:
Richtlijnen ten aanzien van parkeerkencijfers, opgesteld door het Nationale Kennisplatform voor infrastructuur, verkeer, vervoer en openbare ruimte.
1.34 Cultuurhistorische waarde:
De aan een bouwwerk of een gebied toegekende waarde, die wordt gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis heeft gemaakt van dat bouwwerk of gebied.
1.35 Dagrecreatieve voorzieningen:
Vormen van recreatief gebruik, zoals wandelpaden, visplaatsen en parkeerplaatsen, waarbij de recreatie geen specifiek beslag legt op de ruimte, geen sprake is van overnachting en geen gemotoriseerde vormen van recreatie zijn toegestaan.
1.36 Dak:
Iedere bovenbeëindiging van een bouwwerk.
1.37 Dakkapel:
Een constructie ter vergroting van een gebouw, welke zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst.
1.38 Dakterras:
Een bouwkundige voorziening op het platte dak van een perceel dat bestaat uit een te betreden vlak, geheel of gedeeltelijk omgeven door een hekwerk conform de voorgeschreven bouwhoogte in het Bouwbesluit.
1.39 Detailhandel:
Een bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, zulks met uitzondering van horeca activiteiten.
1.40 Dienstverlenend bedrijf en/of dienstverlenende instelling:
Een bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, waaronder zijn begrepen kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio’s en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en een seksinrichting.
1.41 Dienstverlening:
Het bedrijfsmatig verlenen van diensten.
1.42 Dove gevel:
De bouwkundige constructie die een ruimte in een woning of gebouw scheidt van de buitenlucht, daaronder begrepen het dak, waarin:
- geen te openen delen aanwezig zijn en met een in NEN 5077 bedoelde karakteristieke geluidwering die ten minste gelijk is aan het verschil tussen de geluidsbelasting van die constructie en 33 dB onderscheidenlijk 35 dB(A), dan wel;
- alleen bij uitzondering te openen delen aanwezig zijn, mits de delen niet direct grenzen aan een geluidsgevoelige ruimte.
1.43 Eerste bouwlaag:
De begane grondlaag.
1.44 Erfafscheiding:
Constructie voor het afscheiden van een erf of een gedeelte daarvan bij een hoofdgebouw, waarbij er sprake moet zijn van een functionele relatie tussen de erfafscheiding en het hoofdgebouw.
1.45 Erotisch getinte vermaakfunctie:
Een vermaakfunctie, welke is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal.
1.46 Evenement:
Evenement als bedoeld in de begripsbepalingen van de 'Algemene Plaatselijke Verordening' van de gemeente Dijk en Waard, zoals die luidt op de dag van de tervisielegging van dit bestemmingsplan.
1.47 Evenementendag:
Als gesproken wordt van een evenement van een dag, moet daaronder worden verstaan een periode van 24 uur aansluitend, wat betekent dat de periode over 2 kalenderdagen verspreid kan zijn.
1.48 Extensieve dagrecreatie:
Die vormen van openluchtrecreatie waarbij rust voorop staat en het aantal recreanten per oppervlakte-eenheid beperkt is.
1.49 Gastouderopvang:
Opvang van kinderen in een gezinssituatie door een ander dan diegene die als ouder fungeert en hiervoor aanspraak maakt op kinderopvangtoeslag of een andere tegemoetkoming, waardoor deze vorm als bedrijfsmatig te typeren is.
1.50 Gebouw:
Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.51 Geluidscategorie 1:
Evenementen waarbij het geluid maximaal 95 dB(A)/105 dB(C) op 30,0 m van het podium/luidsprekers en 75 dB(A) op de gevel van geluidgevoelige bestemmingen bedraagt.
1.52 Geluidscategorie 2:
Evenementen waarbij het geluid maximaal 70dB(A) op de gevel van geluidgevoelige bestemmingen bedraagt.
1.53 Geluidscategorie 3:
Evenementen waarbij het geluid van luidsprekers e.d. op een afstand van 5,0 tot 7,0 m maximaal een geluidsniveau (gemeten over 1 minuut) van 65 dB(A) mag bedragen en waarbij het geluid op de gevel van dichtstbijzijnde woningen niet hoger mag zijn dan 50 dB(A). Indien de dichtstbijzijnde woningen zich op kortere afstand dan 15,0 m bevinden mag het invallend geluid maximaal 55 dB(A) bedragen.
1.54 Geluidwerend vlies:
Een bouwkundige constructie aangebracht aan de buitenzijde van een gevel met het doel een geluidsreductie op deze gevel te bewerkstelligen als gevolg waarvan voldaan wordt aan het gestelde in de Wet geluidhinder, en waarbij de afstand tussen geluidwerende vlies en gevel tenminste 0,5 m is en waarbij er tussen geluidwerende vlies en gevel sprake is van buitenlucht, met openingen ten behoeve van de luchtverversing met een capaciteit van tenminste 6 dm³ per seconde per m² vloeroppervlak van de achterliggende woning(en).
1.55 Glastuinbouwbedrijf:
Een agrarisch bedrijf dat gericht is op het voortbrengen van producten door het overwegend in kassen telen van gewassen.
1.56 Groene gevel:
Een verticale constructie van planten die in grond wortelen en al dan niet met klimbegeleiding tegen de gevel op groeien (grondgebonden) dan wel een constructie tegen of voor de gevel waarbij planten in de gehele constructie worden geplant.
1.57 Groene gevelbeeld:
Een gebouw waarvan een deel van de constructie aan het zicht wordt onttrokken door toepassing van een groene gevel of door toepassing van afschermende opgaande beplanting voor de gevel of op balkons, terrassen en/of galerijen.
1.58 Grondgebonden agrarisch bedrijf / niet-grondgebonden agrarisch bedrijf:
Een agrarisch bedrijf, waarvan de exploitatie geheel of nagenoeg geheel wordt ontleend aan de groeikracht van de grond als agrarisch productiemiddel (grondgebonden agrarisch bedrijf), dan wel een agrarisch bedrijf, waarvan de exploitatie niet of nauwelijks wordt ontleend aan de groeikracht van de grond als agrarisch productiemiddel (niet grondgebonden agrarisch bedrijf) en naar omvang in:
- Volwaardig agrarisch bedrijf: een agrarisch bedrijf met volledige werkgelegenheid voor ten minste één arbeidskracht met een aanvaardbaar inkomen, waarbij de continuïteit van het bedrijf voor langere termijn is gewaarborgd;
- Reëel agrarisch bedrijf: een agrarisch bedrijf met werkgelegenheid voor ten minste een halve arbeidskracht, waarbij de continuïteit van het bedrijf voor langere termijn is gewaarborgd en dat als doelstelling heeft door te groeien naar een volwaardig agrarisch bedrijf;
- Deeltijd agrarisch bedrijf: een agrarisch bedrijf met werkgelegenheid voor minder dan een halve arbeidskracht, maar wel met marktoriëntatie, waarbij de continuïteit van het bedrijf voor langere termijn is gewaarborgd;
- Hobby agrarisch bedrijf: een bedrijf met een omvang van ten minste 1,5 ha land, het erf daarbij inbegrepen, in eigendom, pacht of een combinatie daarvan en dat een agrarische productie ontplooit van minimaal 5 standaardbedrijfseenheden of een gelijke productieomvang uitgedrukt in soortgelijke eenheden.
1.59 Grondgebonden woning:
Een woning die rechtstreeks toegankelijk is op het straatniveau en waarvan één van de woonlagen aansluit op het maaiveld. Grondgebonden woningen hebben meestal een op de grond gelegen terras en/of een tuin.
1.60 Groothandel:
Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, verkopen en/of leveren van goederen aan wederverkopers, instellingen, dan wel personen ter aanwending in een ander bedrijf.
1.61 Hogere grenswaarde:
Een maximale waarde voor de geluidbelasting, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder, c.q. het Besluit geluidhinder.
1.62 Hoofdgebouw:
Een gebouw dat, gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt.
1.63 Horecabedrijf:
Een bedrijf of instelling waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt; de volgende categorieën horeca-instellingen worden onderscheiden:
- Horeca van categorie 1: horecabedrijven die gelet op de aard en de omvang zowel uit functionele als uit milieuoverwegingen niet of nauwelijks storend werken op de bestaande en/of toekomstige functies van de omgeving van deze bedrijven en waarbij het accent ligt op het verstrekken van maaltijden (bijvoorbeeld een restaurant).
- Horeca van categorie 2: horecabedrijven die gelet op de aard en de omvang zowel uit functionele als uit milieuoverwegingen in geringe mate storend werken op de bestaande en/of toekomstige functies van de omgeving van deze bedrijven en waarbij het accent ligt op het verstrekken van lunches of snacks (bijvoorbeeld een cafetaria, lunchroom, tearoom, broodjeszaak of ijssalon).
- Horeca van categorie 3: horecabedrijven die gelet op de aard en de omvang zowel uit functionele als uit milieuoverwegingen in min of meer ernstige mate storend werken op de bestaande en/of toekomstige functies van de omgeving van deze bedrijven en waarbij het accent ligt op het (vrijwel) uitsluitend verstrekken van dranken (bijvoorbeeld een café, bar, café-restaurant en zaalverhuur).
- Horeca van categorie 4: horecabedrijven die gelet op de aard en de omvang zowel uit functionele als uit milieuoverwegingen in ernstige mate storend werken op de bestaande en/of toekomstige functies van de omgeving van deze bedrijven en waarbij het accent ligt op het dansen en het verstrekken van dranken (discotheek).
- Horeca van categorie 5: horecabedrijven die gelet op de aard en de omvang zowel uit functionele als uit milieuoverwegingen in geringe mate storend werken op de bestaande en/of toekomstige functies van de omgeving van deze bedrijven en waarbij het accent ligt op het verstrekken van nachtverblijf, al dan niet in combinatie met het verstrekken van maaltijden (bijvoorbeeld een hotel, pension of jeugdherberg).
1.64 Huishouden:
Persoon of groep personen die een afzonderlijk huishouding voert, waarbij sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan; bedrijfsmatige kamerverhuur wordt daaronder niet begrepen.
1.65 Intensief agrarisch bedrijf:
Een niet-grondgebonden agrarisch bedrijf dat gericht is op het voortbrengen van producten door het, overwegend binnen bedrijfsgebouwen, telen van gewassen en/of houden, mesten of fokken van dieren.
1.66 Kampeermiddel:
- Een tent, een tentwagen, een kampeerauto of een caravan;
- enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde, één en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen of gewezen voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.
1.67 Kampeerplaats:
Een terreingedeelte bestemd voor het plaatsen van één kampeermiddel.
1.68 Kampeerterrein:
Het geheel van kampeerplaatsen met bijbehorende voorzieningen.
1.69 Kantoor:
Een gebouw of een gedeelte daarvan, dat dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden en werkzaamheden die verband houden met het doen functioneren van instellingen en bedrijven.
1.70 Kantoorruimte / praktijkruimte (in een woning):
Een gedeelte van een woning of woongebouw, dat dient voor het uitoefenen van een beroep, dat in die woning met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend en dat is gericht op het verlenen van diensten.
1.71 Kap:
Een uitwendige scheidingsconstructie onder een hoek van meer dan 5 graden met het horizontale vlak.
1.72 Kas:
Een gebouw, waarvan de wanden en het dak geheel of grotendeels bestaan uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal, voor het kweken van vruchten, bloemen of planten en dergelijke.
1.73 Kleinschalige bedrijfsmatige activiteit:
De in de 'Staat van bedrijfsactiviteiten' genoemde bedrijvigheid, dan wel naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen bedrijvigheid, die door zijn beperkte omvang in of bij een woonhuis met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend.
1.74 Kringloopwinkel:
Winkel die met het oog op de beperking van de afvalstroom en het hergebruik van producten gebruikte waren inzamelt, sorteert, eventueel repareert en opnieuw verkoopt.
1.75 Kunstobject:
Uiting van één der beeldende kunsten in de vorm van een bouwwerk, geen gebouw zijnde.
1.76 Kunstwerk:
Een bouwwerk, geen gebouw zijnde ten behoeve van civieltechnische en/of infrastructurele doeleinden, zoals een brug, een dam, een duiker, een tunnel, een via- of aquaduct, een sluis, dan wel een daarmee gelijk te stellen voorziening.
1.77 Landbouwhuisdieren:
Dieren die, als ze volwassen zijn, een schofthoogte van 50 cm of meer hebben.
1.78 Landschappelijke waarde:
De aan een gebied toegekende waarde, die wordt gekenmerkt door het waarneembare deel van het aardoppervlak en wordt bepaald door herkenbaarheid en identiteit van de onderlinge samenhang en beïnvloeding van de levende- en niet levende natuur en het menselijk grondgebruik.
1.79 Ligplaats:
Een door de gemeente aangewezen ligplaats die door een woonschip wordt ingenomen.
1.80 Maaiveld:
Hoogte van het terreinoppervlak.
1.81 Maatschappelijke bedrijvigheid:
Een in het bedrijfsplan van de initiatiefnemer aangetoonde vorm van bedrijvigheid waarmee - naast economische - ook sociale doelstellingen worden nagestreefd zoals werkgelegenheid voor zorgbehoevenden, scholing, (re-)integratie, dagbesteding en participatie.
1.82 Maatschappelijke voorzieningen:
Educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van sport en sportieve recreatie en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening;
1.83 Mantelzorg:
Intensieve zorg of ondersteuning, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende, ten behoeve van zelfredzaamheid of participatie, rechtstreeks voortvloeiend uit een tussen personen bestaande sociale relatie, die de gebruikelijke hulp van huisgenoten voor elkaar overstijgt, en waarvan de behoefte met een verklaring van een huisarts, wijkverpleegkundige of andere door de gemeente aangewezen sociaal-medisch adviseur kan worden aangetoond.
1.84 Natuurvriendelijke oever:
Oever zonder of met een gedeeltelijk verwijderde beschoeiing en een flauw niet afgewerkt talud.
1.85 Natuurwaarde:
De aan een gebied toegekende waarde, die wordt gekenmerkt door geologische, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang.
1.86 NGE, SBE en SO:
Nederlandse Grootte Eenheid, Standaard Bedrijfseenheid en Standaard Opbrengsten: maten waarmee de economische omvang van agrarische activiteiten wordt weergegeven.
1.87 Omgevingsvergunning:
Vergunning voor activiteiten als genoemd in artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).
1.88 Onderkomen:
Een voor verblijf geschikt bouwwerk, waaronder begrepen al dan niet aan zijn bestemming onttrokken voer- of vaartuig, ark, caravan, woon- of stacaravan, voor zover geen bouwwerk zijnde, alsmede een tent.
1.89 Ontmoetingsplaats:
Een als zodanig ingerichte openbare locatie voor het ontmoeten van personen, al dan niet met voorzieningen, gebouwen en / of bouwwerken geen gebouw zijnde.
1.90 Oorspronkelijk maaiveld:
Hoogte van het terreinoppervlak (maaiveld) voordat er kunstmatige ophoging van het terreinoppervlak heeft plaatsgevonden.
1.91 Op- en afbouwdagen:
Op- en afbouwactiviteiten behorende bij een evenement waarbij voldaan dient te worden aan de begin- en eindtijden, zoals deze zijn opgenomen in artikel 8.3 van het Bouwbesluit.
1.92 Openbare nutsvoorziening:
Gebouwde dan wel ongebouwde voorzieningen ten behoeve van algemene nutsdoeleinden zoals de watervoorziening, afval, energievoorziening of het (tele)communicatie-verkeer.
1.93 Overkapping:
Een bijbehorend bouwwerk in de vorm van een bouwwerk van één bouwlaag dat dient ter overdekking en niet of slechts met een wand is omgeven.
1.94 Pand:
De kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.
1.95 Parkeerkencijfers:
Hulpmiddel om een orde van grootte uit te rekenen voor het bepalen van het aantal aan te leggen parkeerplaatsen bij een bepaalde voorziening (bijvoorbeeld woonwijk of winkelgebied).
1.96 Parkeernorm:
Het door het bevoegd gezag vastgestelde aantal parkeerplaatsen.
1.97 Parkeren:
Het stallen van een motorvoertuig.
1.98 Peil:
- Voor bouwwerken, waarvan de hoofdingang direct aan de weg grenst: de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
- in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitend afgewerkt terrein, waarbij plaatselijke, niet bij het verdere verloop van het terrein passende, ophogingen of verdiepingen aan de voet van het bouwwerk, anders dan noodzakelijk voor de bouw daarvan, buiten beschouwing blijven
- ;indien in of op het water wordt gebouwd: het waterpeil.
1.99 Perceelsafscheiding:
Constructie voor het afscheiden van een perceel of een gedeelte daarvan zonder dat er sprake is van een relatie tot bebouwing.
1.100 Perifere detailhandel:
Detailhandel in volumineuze goederen die wegens aard en omvang en de specifieke vestigingseisen, met name op het gebied van bereikbaarheid en parkeren, niet thuishoort in het kernwinkelgebied of bestaande winkelcentra, zoals detailhandel in grove bouwmaterialen, keukens en sanitair, tuininrichtingsartikelen, woninginrichting en meubelen.
1.101 Permanente bewoning:
Bewoning van een gebouw als hoofdverblijf.
1.102 Productiegebonden detailhandel:
Detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie.
1.103 Prostitutie:
Het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.
1.104 Recreatief medegebruik:
Een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan.
1.105 Recreatieve bewoning:
De bewoning die plaatsvindt in het kader van de weekend- en/of verblijfsrecreatie waarbij elders hoofdverblijf wordt gehouden.
1.106 Seksinrichting:
Een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.
1.107 Snijdende voorgevellijn:
De (denkbeeldige) doorgetrokken voorgevellijn van een woning of woningrij, welke de voorgevellijn van de dwars daarop geplaatste andere woning of woningrij kruist.
1.108 Sociaal ondernemerschap:
Een in het bedrijfsplan van de initiatiefnemer aangetoonde vorm van bedrijvigheid waarmee - naast economische - ook maatschappelijk en/of sociale doelstellingen worden nagestreefd gericht op het oplossen van een maatschappelijk vraagstuk en/of het creëren van maatschappelijke waarde zoals maatschappelijke betrokkenheid en het werken met duurzame inkopen en producten.
1.109 Stacaravan:
Een caravan, die als gebouw valt aan te merken.
1.110 Standplaats voor ambulante handel:
Een door burgemeester en wethouders aangewezen ruimte op of aan de weg voor het te koop aanbieden, verkopen of verstrekken van goederen, waren of diensten.
1.111 Toonzaal/showroom:
Een gebouw, dat dient voor de uitstalling van goederen ten behoeve van detail- en/of groothandel.
1.112 Trekkershut:
Een gebouw van eenvoudige constructie en beperkte omvang ten behoeve van een kortstondig recreatief nachtverblijf voor passanten.
1.113 Uitbouw:
Een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw voor de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.114 Verblijfsrecreatie:
Het kortdurend verblijf van één of meerdere personen met overnachting die elders hun hoofdverblijf hebben, waarbij in ieder geval geen sprake is van permanente bewoning.
1.115 Verdieping:
Een bouwlaag boven de begane grond.
1.116 Verkoopvloeroppervlakte:
Een voor het publiek zichtbare en toegankelijke (besloten) winkelruimte ten behoeve van de detailhandel (let op: dit is dus de nettovloeroppervlakte).
1.117 Voorgevel:
De naar de openbare weg gerichte gevel van een gebouw / het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of uitstraling als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.
1.118 Voorgevelrooilijn:
Alle naar de naastgelegen wegen toegekeerde bouwgrenzen van het hoofdgebouw en het denkbeeldig verlengde daarvan of de lijn die op de verbeelding is opgenomen als 'gevellijn'.
1.119 Voorkeursgrenswaarde:
De bij het bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder (Wgh) en/of het Besluit geluidhinder.
1.120 Voorzieningen van algemeen nut:
Voorzieningen ten behoeve van een op het openbaar net aangesloten nutsvoorziening, het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer of het wegverkeer.
1.121 Waterpeil:
Het door het hoogheemraadschap vastgestelde streefpeil voor het desbetreffende peilvlak zoals dat geldt op de dag van ter inzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan.
1.122 Webwinkel:
Uitoefening van detailhandel waarbij goederen uitsluitend worden verkocht door middel van een schriftelijke en/of elektronische opdracht, die niet ter plaatse ter hand worden gesteld en waarbij geen uitstalling van goederen ten verkoop bestaat (geen showroom).
1.123 Wgh-inrichtingen:
Bedrijven zoals bedoeld in artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken.
1.124 Winkel:
Een gebouw, dat een ruimte omvat, welke door zijn indeling kennelijk bedoeld is te worden gebruikt voor de detailhandel.
1.125 Wonen:
Bewonen van een woning door één afzonderlijke huishouden.
1.126 Woning:
Een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van niet meer dan één afzonderlijk huishouden.
1.127 Wooneenheid:
Een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één afzonderlijk huishouden.
1.128 Woongebouw:
Een gebouw, dat meerdere naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden.
1.129 Woonhuis:
Een gebouw, dat één woning omvat, dan wel twee of meer naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden.
1.130 Woonschip:
- Elk vaar- of drijftuig, dat uitsluitend of in hoofdzaak wordt gebezigd als of te oordelen naar zijn constructie en/of inrichting uitsluitend of in hoofdzaak bestemd is tot als hoofdbewoning geldend dag- en/of nachtverblijf van één huishouden;
- een vaar- of drijftuig, als bedoeld onder a. in opbouw;
- een casco dat tot vaar- of drijftuig, als bedoeld onder a. kan worden opgebouwd;
- elk vaar- of drijftuig, waarin of waarop bedrijfsmatige of soortgelijke activiteiten worden uitgeoefend of dat daartoe is ingericht;
- de overblijfselen van een vaar- of drijftuig, als bedoeld onder a. tot en met c.
1.131 Woonwagen:
Voor de bewoning en/of huisvesting van één huishouden bestemd, niet in de grond gefundeerd en met slechts één voor bewoning bestemde bouwlaag, gebouw dat is geplaatst op een woonwagenstandplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst".
1.132 Woonzorgcomplex:
Een al dan niet afgesloten inrichting met een cluster van wooneenheden waarbij de functie wonen wordt gecombineerd met zorg- en welzijnsvoorzieningen, veelal voorzien van bijbehorende voorzieningen gericht op dagbesteding, recreatie en educatie.
1.133 Woonzorgeenheid:
Een gebouw of deel van een gebouw, dat blijkens zijn indeling en inrichting bestemd is voor de huisvesting van één bewoner van een woon-zorgcomplex.
1.134 Zomerhuis:
Een gebouw dat naar de aard en inrichting is bedoeld voor recreatieve bewoning.
1.135 Zorginstelling:
Een gebouw dat bestemd is voor het verlenen van intensieve zorg waarbij tevens de uitrusting van het gebouw sterk gericht is op zorgprocessen.
1.136 Zorgwoning:
Een gebouw of zelfstandig gedeelte van een gebouw dat bedoeld is voor de huisvesting van personen die geestelijke en/of lichamelijke verzorging behoeven; verzorging kan voortdurend of nagenoeg voortdurend plaatsvinden en in het gebouw kan afzonderlijke ruimte ten behoeve van de verzorging aanwezig zijn.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Deze 'Wijze van meten' is van toepassing op alle geldende bestemmingsplannen van de voormalige gemeente Heerhugowaard.
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 Lengte, breedte en diepte van gebouwen:
Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren.
2.2 De dakhelling:
Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.3 De bouwhoogte van een bouwwerk:
Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
Bij het bepalen van de bouwhoogte wordt gebruik gemaakt van bijlage 1: Bouw- en goothoogte hoofdgebouw.
2.4 De goothoogte van een bouwwerk:
Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
Bij het bepalen van de goothoogte wordt gebruik gemaakt van bijlage 1: Bouw- en goothoogte hoofdgebouw.
2.5 De oppervlakte van een bouwwerk:
Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.6 De inhoud van een bouwwerk:
Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de scheidsmuren en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.7 De afstand tot de (zijdelingse) grens van een bouwperceel:
Vanaf enig punt van een bouwwerk tot de (zijdelingse) grens van een bouwperceel.
2.8 Uitzondering:
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken of bestemmingsvlakken, wordt buiten beschouwing gelaten:
- galerijen, balkons en luifels, mits de afwijking van de plaatsingseisen niet meer dan 2 m bedraagt;
- (brand)trappen en trappenhuizen.
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken of bestemmingsvlakken worden:
- ondergeschikte bouwdelen als goot- en dakoverstekken, plinten, pilasters, kozijnen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel en kroonlijsten buiten beschouwing gelaten, mits de afwijking van de plaatsingseisen niet meer dan 1 m bedraagt
- buitenunits ten behoeve van duurzaamheidsmaatregelen buiten beschouwing gelaten, mits:
- het gezamenlijk aantal buitenunits aan een bouwwerk per bouwperceel niet meer dan 2 bedraagt;
- de buitenunits worden geplaatst aan een bouwwerk in het achtererfgebied;
- de afwijking van de plaatsingseisen niet meer dan 1 m bedraagt.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Agrarisch’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- de uitoefening van het grondgebonden volwaardig, reëel of in deeltijd uitgeoefend agrarisch bedrijf en uitsluitend op de locaties die in gebruik zijn of waren voor de uitoefening van dierenhouderijbedrijven met een grondgebonden agrarische bedrijfsvoering:
- de uitoefening van dierenhouderijbedrijven met een grondgebonden agrarische bedrijfsvoering;de uitoefening van een niet-grondgebonden agrarisch bedrijf ter plaatse van de aanduiding "intensieve veehouderij";
- bedrijfsgebouwen;
- kassen ten behoeve van teeltondersteuning;
- boog- en gaaskassen uitsluitend toegestaan in de periode van 1 maart tot en met 15 oktober;
- bedrijfswoningen;
- bijbehorende bouwwerken;
- bouwwerken geen gebouw zijnde ten behoeve van het houden van paarden;
- praktijk- en kantoorruimten voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf;
- plattelandswoning, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - plattelandswoning" met uitsluiting van een bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning uitgesloten";
- nutsvoorziening, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "nutsvoorziening";
met als nevenfuncties:
- bed & breakfast accommodatie;
- dagrecreatieve voorzieningen zoals een theetuin;
- kamperen binnen het bouwvlak;
- trekkershutten;
- webwinkel;
- detailhandel in ter plaatse voortgebrachte agrarische producten en/of op een ander agrarisch bedrijf voortgebrachte soortgelijke agrarische producten;
met daarbij behorende:
- erven en terreinen;
- wegen, fiets- en voetpaden;
- water;
- groen.
- de uitoefening van het grondgebonden volwaardig, reëel of in deeltijd uitgeoefend agrarisch bedrijf en uitsluitend op de locaties die in gebruik zijn of waren voor de uitoefening van dierenhouderijbedrijven met een grondgebonden agrarische bedrijfsvoering: de uitoefening van dierenhouderijbedrijven met een grondgebonden agrarische bedrijfsvoering;de uitoefening van een niet-grondgebonden agrarisch bedrijf ter plaatse van de aanduiding "intensieve veehouderij";bedrijfsgebouwen;kassen ten behoeve van teeltondersteuning;boog- en gaaskassen uitsluitend toegestaan in de periode van 1 maart tot en met 15 oktober;bedrijfswoningen;bijbehorende bouwwerken;bouwwerken geen gebouw zijnde ten behoeve van het houden van paarden;praktijk- en kantoorruimten voor de uitoefening van een aan huis verbonden beroep of bedrijf;plattelandswoning, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - plattelandswoning" met uitsluiting van een bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning uitgesloten";nutsvoorziening, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "nutsvoorziening";
met als nevenfuncties:
bed and breakfast accommodatie;dagrecreatieve voorzieningen zoals een theetuin;kamperen binnen het bouwvlak;trekkershutten;webwinkel;detailhandel in ter plaatse voortgebrachte agrarische producten en/of op een ander agrarisch bedrijf voortgebrachte soortgelijke agrarische producten;
met daarbij behorende
erven en terreinen;wegen, fiets- en voetpaden;water;groen.
3.2 Bouwregels
3.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan:
- de situering van de in lid 3.2.5 sub b van dit artikel genoemde bouwwerken.
3.4 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van:
- het bepaalde in lid 3.2.2 sub f voor het bouwen van bedrijfsgebouwen voor (het verlengde van) de achtergevel, indien dat noodzakelijk is voor een doelmatige bedrijfsvoering;
- het bepaalde in lid 3.2.2 sub g en h voor een goothoogte van maximaal 7,00 m en een bouwhoogte van maximaal 12,00 m, mits het woonmilieu van derden niet onevenredig wordt geschaad;
- het bepaalde in lid 3.2.4 sub b voor een wandhoogte van mest- en waterbassins binnen het bouwvlak tot een hoogte van 5,50 m, mits het woonmilieu van derden niet onevenredig wordt geschaad;
- het bepaalde in lid 3.2.4 sub g voor het bouwen van een bouwwerk geen gebouw zijnde ten behoeve van het houden van paarden, waarbij burgemeester en wethouders voorwaarden kunnen verbinden aan de situering en de landschappelijke inpassing van het bouwwerk geen gebouw zijnde ten behoeve van het houden van paarden.
3.5 Specifieke gebruiksregels
3.6 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van:
- het bepaalde in lid 3.1 ten behoeve van het toestaan van huisvesting voor tijdelijke werknemers onder voorwaarde dat:
- de huisvestingsvoorziening wordt gesitueerd binnen het agrarisch bouwvlak;
- de huisvesting plaatsvindt ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering;het een ondergeschikte functie ten opzichte van een volwaardig agrarisch bedrijf betreft;
- de tijdelijke werknemers noodzakelijk zijn voor een goede agrarische bedrijfsvoering;
- het aantal te huisvesten werknemers niet meer bedraagt dan 40 personen;
- het bepaalde in lid 3.5.1 sub c voor een bed & breakfast accommodatie voor ten hoogste 5 kamers en maximaal 10 slaapplaatsen, waarbij het oppervlak van de bed & breakfast accommodatie niet meer mag bedragen dan 40% van het vloeroppervlak van de woning en de bijbehorende bouwwerken, met een maximum van 125 m2 onder de voorwaarde dat er voldoende parkeergelegenheid op eigen erf aanwezig is en de activiteiten geen afbreuk doen aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
- het bepaalde in lid 3.1 sub n voor het situeren van het kampeerterrein of een deel daarvan buiten het bouwvlak, maar wel aansluitend aan het bouwvlak, waarbij burgemeester en wethouders voorwaarden kunnen stellen aan de situering en landschappelijke inpassing van het kampeerterrein.
Artikel 4 Agrarisch - 1
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Agrarisch - 1’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- de exploitatie van het volwaardig glastuinbouwbedrijf en ter plaatse van de aanduiding "agrarisch bedrijf" voor het grondgebonden agrarisch bedrijf , waarbij ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch uitgesloten - nieuwvestiging" de vestiging van nieuwe grondgebonden agrarische bedrijven niet is toegestaan en ter plaatse van de aanduiding "kas uitgesloten" de bouw van kassen niet is toegestaan;
- bedrijfsgebouwen;
- kassen;
- bedrijfswoningen;
- bijbehorende bouwwerken;
- praktijk- en kantoorruimten voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf;
- nutsvoorziening, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "nutsvoorziening";
- het gebruik voor dagbesteding en logeermogelijkheid van groepen kinderen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding “jeugdopvang”;
met als nevenfuncties:
- bed & breakfast accommodatie;
- dagrecreatieve voorzieningen zoals een theetuin;
- webwinkel;
- detailhandel in ter plaatse voortgebrachte agrarische producten en/of op een ander agrarisch bedrijf voortgebrachte soortgelijke agrarische producten;
met daarbij behorende:
- erven en terreinen;
- wegen, fiets- en voetpaden;
- water;
- groen.
4.2 Bouwregels
4.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan:
- de situering en de landschappelijke inpassing van de in lid 4.2.4 sub e van dit artikel genoemde warmteopslaginstallaties.
4.4 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van:
- het bepaalde in lid 4.2.2 sub f en g voor een goothoogte van maximaal 7,00 m en een bouwhoogte van maximaal 12,00 m, mits het woonmilieu van derden niet onevenredig wordt geschaad;
- het bepaalde in lid 4.2.2 sub i voor een bouwhoogte van maximaal 12,00 m, mits het woonmilieu van derden niet onevenredig wordt geschaad;
- het bepaalde in lid 4.2.2 sub p voor het bouwen van bedrijfsgebouwen voor (het verlengde van) de achtergevel van de bedrijfswoning, indien dat voor een doelmatige bedrijfsvoering noodzakelijk is;
- het bepaalde in lid 4.2.2 voor de bouw van één dierenverblijf voor landbouwhuisdieren door een niet-agrariër als eigenaar van de betrokken gronden waarvan:
- de oppervlakte niet meer 30 m2 mag bedragen;
- de goothoogte niet meer dan 3,00 m mag bedragen;
- de bouwhoogte niet meer dan 5,00 m mag bedragen;
- bij situering van het bouwwerk in de nabijheid van een waterloop: het bouwwerk op minimaal 5,00 m uit de waterloop, gemeten vanaf de bovenkant van het talud, moet worden geplaatst; en:
- per eigenaar slechts eenmaal bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.2.5 en aan de omgevingsvergunning het gebruiksvoorschrift wordt verbonden dat het bouwwerk uitsluitend als dierenverblijf mag worden gebruikt;
- de omgevingsvergunning voor de afwijking niet wordt verleend als het bouwwerk komt te liggen binnen een straal van 100 m van de bestemming ‘Natuur’ en /of de dubbelbestemmingen ‘Waterstaat – Waterkering’, ‘Waarde – Cultuurhistorie’ en/of de ‘Waarde -Ecologie’.
4.5 Specifieke gebruiksregels
4.6 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van:
- het bepaalde in lid 4.1 ten behoeve van het toestaan van huisvesting voor tijdelijke werknemers onder voorwaarde dat:
- de huisvestingsvoorziening wordt gesitueerd binnen het agrarisch bouwvlak;
- de huisvesting plaatsvindt ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering;
- het een ondergeschikte functie ten opzichte van een volwaardig agrarisch bedrijf betreft;
- de tijdelijke werknemers noodzakelijk zijn voor een goede agrarische bedrijfsvoering;
- het aantal te huisvesten werknemers niet meer bedraagt dan 40 personen;
- het bepaalde in lid 4.5.1 sub c voor een bed & breakfast accommodatie voor ten hoogste 5 kamers en maximaal 10 slaapplaatsen, waarbij het oppervlak van de bed & breakfast accommodatie niet meer mag bedragen dan 40% van het vloeroppervlak van de woning en de bijbehorende bouwwerken, met een maximum van 125 m2 onder de voorwaarde dat er voldoende parkeergelegenheid op eigen erf aanwezig is en de activiteiten geen afbreuk doen aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
Artikel 5 Agrarisch Met Waarden
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Agrarisch met waarden’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- de uitoefening van het grondgebonden volwaardig, reëel of in deeltijd uitgeoefend agrarisch bedrijf en uitsluitend op de locaties, die in gebruik zijn of waren voor de uitoefening van dierenhouderijbedrijven met een grondgebonden agrarische bedrijfsvoering: de uitoefening van dierenhouderijbedrijven met een grondgebonden agrarische bedrijfsvoering;
- de instandhouding en bescherming van cultuurhistorische- landschappelijke- en ecologische waarden, waarbij het verboden is om, anders dan voor toegestane bouwwerken, werken en werkzaamheden, de bovenste 0,50 m van de bodem van de voor ‘Agrarisch met waarden’ bestemde gronden te ontgraven;
- de uitoefening van het intensieve agrarisch bedrijf ter plaatse van de aanduiding "intensieve veehouderij";
- bedrijfsgebouwen;
- kassen ten behoeve van teeltondersteuning;
- bedrijfswoningen;
- paardenhouderij ter plaatse van de aanduiding "paardenhouderij";
- bijbehorende bouwwerken;
- bouwwerken geen gebouw zijnde ten behoeve van het houden van paarden;
- praktijk- en kantoorruimten voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf;
met als nevenfuncties:
- bed & breakfast accommodatie;
- dagrecreatieve voorzieningen zoals een theetuin;
- kamperen binnen het bouwvlak;
- trekkershutten;
- webwinkel;
- detailhandel in ter plaatse voortgebrachte agrarische producten en/of op een ander agrarisch bedrijf voortgebrachte soortgelijke agrarische producten;
met daarbij behorende:
- erven en terreinen;
- wegen, fiets- en voetpaden;
- water;
- groen.
5.2 Bouwregels
5.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van:
- het bepaalde in lid 5.2.2 sub f voor het bouwen van bedrijfsgebouwen voor (het verlengde van) de achtergevel, indien dat noodzakelijk is voor een doelmatige bedrijfsvoering;
- het bepaalde in lid 5.2.2 sub g en h voor een goothoogte van maximaal 7,00 m en een bouwhoogte van maximaal 12,00 m, als daardoor het woonmilieu van derden niet onevenredig wordt geschaad;
- het bepaalde in lid 5.2.4 sub b voor een wandhoogte van mest- en waterbassins binnen het bouwvlak tot een hoogte van 5,50 m, mits landschappelijke en culturele waarden niet worden geschonden en het woonmilieu van derden niet onevenredig wordt geschaad;
- het bepaalde in lid 5.2.4 sub g voor het bouwen van een bouwwerk geen gebouw zijnde ten behoeve van het houden van paarden, mits landschappelijke inpasbaar.
De omgevingsvergunning voor de afwijking genoemd in lid 5.3 sub d wordt niet verleend als het bouwwerk komt te liggen binnen een straal van 100 m van de bestemming ‘Natuur’, en/of de dubbelbestemmingen ‘Waterstaat - Waterkering’, ‘Waarde - Cultuurhistorie’ of ‘Waarde Ecologie’.
5.4 Specifieke gebruiksregels
5.5 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van:
- van het bepaalde in lid 5.1 ten behoeve van het toestaan van huisvesting voor tijdelijke werknemers onder voorwaarde dat:
- de huisvestingsvoorziening wordt gesitueerd binnen het agrarisch bouwvlak;
- de huisvesting plaatsvindt ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering;
- het een ondergeschikte functie ten opzichte van een volwaardig agrarisch bedrijf betreft;
- de tijdelijke werknemers noodzakelijk zijn voor een goede agrarische bedrijfsvoering;
- het aantal te huisvesten werknemers niet meer bedraagt dan 40 personen;
- het bepaalde in lid 5.4.1 sub c voor een bed & breakfast accommodatie voor ten hoogste 5 kamers en maximaal 10 slaapplaatsen, waarbij het oppervlak van de bed & breakfast accommodatie niet meer mag bedragen dan 40% van het vloeroppervlak van de woning en de bijbehorende bouwwerken, met een maximum van 125 m2 onder de voorwaarde dat er voldoende parkeergelegenheid op eigen erf aanwezig is;
- van het bepaalde in lid 5.1 sub m voor het situeren van het kampeerterrein of een deel daarvan buiten het bouwvlak, maar wel aansluitend aan het bouwvlak, waarbij burgemeester en wethouders voorwaarden kunnen stellen aan de situering en landschappelijke inpassing van het kampeerterrein.
5.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 6 Bedrijf
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Bedrijf’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- bedrijfsgebouwen ten behoeve van:
- het bedrijf als genoemd in de bij dit bestemmingsplan behorende bijlage 3: Bedrijvenlijst bestaande bedrijven;
- de bedrijven die zijn genoemd in bijlage 4: Staat van bedrijfsactiviteiten onder de milieucategorieën 1 en 2 met uitzondering van geluidzoneringsplichtige- en Bevi - inrichtingen;
- een recyclingsbedrijf met puinbrekerij/malerij > 100.000 ton/jaar ter plaatse van de aanduiding "bedrijf tot en met milieucategorie 5.2";
- productiegebonden detailhandel, met uitzondering van detailhandel in voeding- en genotmiddelen;
- garage ter plaatse van de aanduiding "garage" met de daarbij behorende voor het garagebedrijf normale detailhandel;
- bedrijfswoning uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning";
- een hondenschool uitsluitend ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van bedrijf – hondenschool”;
- kantoren, voor zover deze ten dienste staan van de op het perceel gevestigde (productie)bedrijf;
- bijbehorende bouwwerken;
- bouwwerken geen gebouw zijnde;
met de daarbij behorende:
- erven en terreinen;
- parkeervoorzieningen;
- groen;
- wegen, straten en paden.
6.2 Bouwregels
6.3 Specifieke gebruiksregels
6.4 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van de milieusituatie, bij een omgevingsvergunning afwijken van:
- het bepaalde in lid 6.1 sub a onder 1 en toestaan dat tevens bedrijven worden gevestigd die naar de aard en de invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die zijn genoemd in bijlage 4: Staat van bedrijfsactiviteiten onder de milieucategorieën 1 en 2;
- het bepaalde in lid 6.1 sub a onder 1 voor het vestigen van bedrijven, die zijn opgenomen onder milieucategorie 3 bijlage 4: Staat van bedrijfsactiviteiten, maar die naar aard en invloed op de omgeving worden geacht tot de onder milieucategorie 1 of 2 vallende bedrijven te horen.
Artikel 7 Centrum - 1
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Centrum – 1’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- gebouwen ten behoeve van:
- detailhandel;
- dienstverlenende voorzieningen;
- maatschappelijk;
- horeca, categorie 1 en categorie 2;
- een kinderdagopvangvoorziening uitsluitend ter plaatse van de aanduiding “kinderdagverblijf”;
- bijbehorende bouwwerken;
met de daarbij behorende:
- wegen en paden;
- groen en groenvoorzieningen;
- parkeervoorzieningen;
- tuinen, erven en terreinen;
- bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
7.2 Bouwregels
7.3 Specifieke gebruiksregels
Artikel 8 Centrum - 3
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Centrum - 3’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- gebouwen ten behoeve van:
- detailhandel; waarbij geldt dat ter plaatse van de aanduiding “supermarkt uitgesloten” een supermarkt uitgesloten;
- dienstverlenende voorzieningen;
- woningen vanaf de tweede bouwlaag;
- kamergewijze verhuur van de woonfunctie ter plaatse van de aanduiding “kamerverhuur”;
- Horeca 2 ter plaatse van de aanduiding “horeca tot en met horecacategorie 2”;
- Horeca 3 ter plaatse van de aanduiding “horeca tot en met horecacategorie 3”;
met de daarbij behorende:
- wegen en paden;
- groenvoorzieningen;
- parkeervoorzieningen;
met de daarbij behorende:
- tuinen, erven en terreinen;
- bouwwerken geen gebouw zijnde;
8.2 Bouwregels
8.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:
- het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
- het gebruik van een woning voor meer dan één huishouden.
Artikel 9 Detailhandel
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Detailhandel’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- detailhandel met dien verstande dat:
- ter plaatse van de aanduiding "tuincentrum" de gronden uitsluitend zijn bestemd voor een tuincentrum, waarbij is toegestaan:
- de teelt en verkoop van planten;
- de verkoop van aan huis en tuin gerelateerde artikelen;
- de verkoop van kleindieren en dierbenodigdheden;
- dienstverlening; met daaraan ondergeschikt:
- de verkoop van outdoorartikelen;
- ter plaatse van de aanduiding "horeca", horeca 1 en 2;
- ter plaatse van de aanduiding "detailhandel" voor detailhandel;
- ter plaatse van de aanduiding "detailhandel perifeer" uitsluitend voor perifere detailhandel;
- ter plaatse van de aanduiding "tuincentrum" de gronden uitsluitend zijn bestemd voor een tuincentrum, waarbij is toegestaan:
- bedrijvigheid ten behoeve van de toelevering van uitgangsmateriaal voor de zeewierindustrie uitsluitend ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van bedrijf – zeewierteelt”;
- bedrijfswoning, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning";
- bedrijfsgebouwen;
- bijbehorende bouwwerken;
- kantoren;
- opslag;
- bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
met de daarbij behorende:
- erven en terreinen;
- parkeervoorzieningen;
- groen;
- wegen, straten en paden.
9.2 Bouwregels
9.3 Specifieke gebruiksregels
Artikel 10 Groen
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Groen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- groenvoorzieningen;
- ontmoetingsplaatsen;
- gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen, ontmoetingsplaatsen en onderhoud en beheer van groen;
- voet- en fietspaden;
- parkeervakken en parkeerstroken;
- sport- en speelvoorzieningen;
- water;
- kunstwerken, zoals bruggen duikers, dammen en dergelijke;
- kunstobjecten;
- opstelplaatsen voor de Brandweer;
- verkeersvoorzieningen;
- inzamelcontainers;
- tewaterlaatplaatsen;
met de daarbij behorende:
- bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder geluidsvoorzieningen.
10.2 Bouwregels
10.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend het gebruik van gronden ten behoeve van verblijfsrecreatie.
Artikel 11 Horeca - 2
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Horeca – 2’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- horecabedrijven die gelet op de aard en de omvang zowel uit functionele als uit milieuoverwegingen in geringe mate storend werken op de bestaande en/of toekomstige functies van de omgeving van deze bedrijven en waarbij het accent ligt op het verstrekken van lunches of snacks (bijvoorbeeld een cafetaria, lunchroom, tearoom, broodjeszaak, ijssalon, enzovoorts) en het verstrekken van maaltijden (bijvoorbeeld een restaurant).
- ter plaatse van de aanduiding “wonen” is een woning vanaf de tweede bouwlaag mogelijk.
11.2 Bouwregels
11.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:
- horecabedrijven die gelet op de aard en de omvang zowel uit functionele als uit milieuoverwegingen in min of meer ernstige mate storend werken op de bestaande en/of toekomstige functies van de omgeving van deze bedrijven en waarbij het accent ligt op het (vrijwel) uitsluitend verstrekken van (alcoholische) dranken (café, bar, café - restaurant + zalenverhuur met uitzondering van een discotheek);
- horecabedrijven die gelet op de aard en de omvang zowel uit functionele als uit milieuoverwegingen in ernstige mate storend werken op de bestaande en/of toekomstige functies van de omgeving van deze bedrijven en waarbij het accent ligt op dansen (discotheek);
- het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.
Artikel 12 Maatschappelijk
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Maatschappelijk’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- gebouwen ten behoeve van maatschappelijke doeleinden (betrekking hebbend op de maatschappij, de samenleving), zoals:
- medische voorzieningen;
- culturele voorzieningen;
- religieuze voorzieningen;
- welzijnsvoorzieningen;
- educatieve voorzieningen;
- voorzieningen voor openbaar bestuur;
- onderwijsvoorzieningen;
- kinderopvang/peuterspeelzaal; en,
- ter plaatse van de aanduiding "begraafplaats" voor een gebruik van de gronden voor de lijkbezorging van mens en dier;
met de daarbij behorende:
- bijbehorende bouwwerken, waaronder een terras uitsluitend ter plaatse van de aanduiding “terras”;
- wegen en paden;
- parkeervoorzieningen;
- groenvoorzieningen;
- speelvoorzieningen;
- water;
- kunstwerken;
- erven en terreinen;
- kunstobjecten;
- bouwwerken geen gebouwen zijnde;
- woningen.
12.2 Bouwregels
12.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 12.2.1 sub a en toestaan dat gebouwen buiten het bouwvlak worden gebouwd, mits de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen ten hoogste gelijk zal zijn aan de oppervlakte van het bouwvlak.
12.4 Specifieke gebruiksregels
Artikel 13 Natuur
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Natuur’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- het behoud, herstel en/of de ontwikkeling van natuurwetenschappelijke- en landschappelijke waarden;
- de ontwikkeling en instandhouding van een ecologische verbindingszone;
- waterhuishoudkundige doeleinden
- ;fiets- en voetpaden, al dan niet verhard, ten behoeve van recreatief medegebruik;
- waterberging, sloten, kreken en waterlopen;
- kunstwerken, zoals bruggen, duikers en damwanden.
13.2 Bouwregels
13.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering van bouwwerken geen gebouw zijnde ten behoeve van:
- de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 14 Recreatie
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Recreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- gebouwen ten behoeve van:
- dagrecreatieve voorzieningen; met daaraan ondergeschikt:
- horeca van categorie 1 en 2;
- kampeergelegenheid voor 3 kampeerauto’s en 5 tenten ter plaatse van de aanduiding “kampeerterrein";
met de bij de bestemming behorende:
- gebouwen ten behoeve van onderhoud en beheer en sanitaire voorzieningen;
- verkeers-, parkeer- en groenvoorzieningen;
- speelvoorzieningen;
- bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder kunstwerken;
- kunstobjecten;
- waterpartijen;
- evenementen.
14.2 Bouwregels
14.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- het behoud van de ruimtelijke kwaliteiten van het terrein;
- de verkeersveiligheid;
- de sociale veiligheid;
- de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
14.4 Afwijken van de bouwregels
Artikel 15 Tuin
15.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Tuin’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- tuinen, water en erfverhardingen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdbebouwing;
- als er een garageoprit aanwezig is, het parkeren op die garageoprit;
- natuurvriendelijke oevers als de bestemming ‘Tuin’ grenst aan de bestemming ‘Water’.
15.2 Bouwregels
15.3 Specifieke gebruiksregels
Artikel 16 Tuin - 1
16.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Tuin – 1’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- tuinen en erfverhardingen;
- als er een garageoprit aanwezig is, het parkeren op die garageoprit;
- het parkeren buiten de garageoprit van maximaal 1 personenauto per woning;
- natuurvriendelijke oevers als de bestemming ‘Tuin - 1’ grenst aan de bestemming ‘Water’.
16.2 Bouwregels
16.3 Specifieke gebruiksregels
Artikel 17 Tuin - 2
17.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Tuin - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- tuinen en erfverhardingen;
- ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - carport' is een carport toegestaan;
- als er een garageoprit aanwezig is, het parkeren op die garageoprit;
- het parkeren buiten de garageoprit van maximaal 2 personenauto's per woning;
- natuurvriendelijke oevers als de bestemming 'Tuin - 2' grenst aan de bestemming 'Water'.
17.2 Bouwregels
17.3 Specifieke gebruiksregels
Artikel 18 Verkeer
18.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Verkeer’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- wegen en straten;
- voet- en fietspaden;
- een horeca-terras, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding “terras”;
met de daarbij behorende:
- verkeers- , parkeer-, openbare nuts- en groenvoorzieningen,
- bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder kunstwerken.
18.2 Bouwregels
Artikel 19 Verkeer - 1
19.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Verkeer – 1’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- straten;
- paden;
- verkeersvoorzieningen;
- parkeervoorzieningen, waarbij ter plaatse van de aanduiding"parkeerterrein" geldt dat de gronden uitsluitend voor parkeren behorende bij de aangrenzende woonbestemming zijn toegestaan;
- fietsvoorzieningen, waaronder een gebouwde fietsenstalling;
- groenvoorzieningen;
- ontmoetingsplaatsen;
- sport- en speelvoorzieningen;
- standplaats voor ambulante handel;
- ter plaatse van de aanduiding “parkeergarage” zijn parkeergarages toegestaan;
- markt ter plaatse van de aanduiding “markt”;
- evenementen ter plaatse van de aanduiding “evenemententerrein”;
- terrassen ter plaatse van de aanduiding “terras”;
- gebouwen ten behoeve van openbare- en nutsvoorzieningen;
- ter plaatse van de “specifieke bouwaanduiding - balkon” zijn balkons ten behoeve van de woningen op de 6e, 7e en 8ste verdieping toegestaan;
met de daarbij behorende:
- bouwwerken, geen gebouwen zijnde waaronder kunstwerken, zoals bruggen, duikers, dammen, viaducten en dergelijke;
- opstelplaatsen voor inzamelcontainers;
- beweegbare palen;
- terrasschermen;
- reclamezuilen;
- kunstobjecten; en,
- water.
19.2 Bouwregels
19.3 Nadere eisen
19.4 Specifieke gebruiksregels
Artikel 20 Verkeer - N241
20.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer – N241' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- wegen en straten met dien verstande dat:
- de weg uit niet meer dan twee rijstroken bestaat, waarbij opstelstroken en busstroken niet worden meegeteld;
- het midden van de weg gelegen dient te zijn ter plaatse van de figuur 'as van de weg';
- kunstwerken en straatmeubilair;
- fiets- en voetpaden;
- bermen, bermbeplanting, taluds en sloten;
- groenvoorzieningen;
- waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging en waterlopen;
- nutsvoorzieningen;
- geluidsbeperkende voorzieningen ten behoeve van geluidgevoelige objecten.
20.2 Bouwregels
In of op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, die voldoen aan de volgende regels:
- de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 8,00 m.
20.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan de inrichting van geluidsbeperkende voorzieningen als bedoeld in lid 20.1 sub h, ter voorkoming van een onevenredige aantasting van:
- het ruimtelijk beeld;
- de woonsituatie;
- de sociale veiligheid.
20.4 Specifieke gebruiksregels
- Het gebruik van deze bestemming door doorgaand gemotoriseerd verkeer is na herinrichting van de weg zoals voorzien in dit plan uitsluitend toegestaan indien de noodzakelijke landschappelijke maatregelen zijn getroffen zoals verwoord in het door het college van Gedeputeerde Staten vast te stellen landschapsplan waarbij minimaal aan de volgende landschappelijke inpassing invulling wordt gegeven:
- Langs de Westerlangereis: een herkenbaar dijkprofiel en gevarieerde wegbegeleidende beplanting en waarbij het zicht op molen De Hoop behouden blijft.
- Het gebruik van deze bestemming door doorgaand gemotoriseerd verkeer, voor wat betreft de wegvakken gelegen binnen een afstand van 250 m van de percelen gelegen aan het adres zoals genoemd in lid 20.4 sub b onder 1, is na herinrichting van deze wegvakken zoals voorzien in dit plan uitsluitend toegestaan indien:
- een maatregelenonderzoek is uitgevoerd voor geluidgevoelige objecten aan Verlaat 30 te Heerhugowaard; en
- adequate bron- of overdrachtsmaatregelen zijn genomen die er toe leiden dat de maximale gevelbelasting 63 dB bedraagt op de objecten genoemd in lid 20.4sub b onder 1; waarbij,
- indien geen adequate bron- of overdrachtsmaatregelen kunnen worden getroffen, maatregelen aan de geluidgevoelige objecten zijn getroffen met betrekking tot de geluidwering van de gevels om te bevorderen dat de geluidsbelasting binnen de woning bij gesloten ramen ten hoogste 33 dB bedraagt tenzij de rechthebbende ten aanzien van het geluidgevoelig object niet heeft toegestemd mee te werken aan maatregelen die moeten worden getroffen.
- Het gebruik van deze bestemming door doorgaand gemotoriseerd verkeer, voor wat betreft de wegvakken gelegen binnen een afstand van 250 m van de percelen gelegen aan de adressen zoals genoemd in lid 20.4 sub c onder 1, is na herinrichting van deze wegvakken zoals voorzien in dit plan uitsluitend toegestaan indien:
- een maatregelenonderzoek is uitgevoerd voor de geluidgevoelige objecten aan de:
- A.C. de Graafweg 2 te Heerhugowaard;
- Verlaat 1 te Heerhugowaard;
- Verlaat 3A te Heerhugowaard;
- Verlaat 5 te Heerhugowaard;
- Verlaat 7 te Heerhugowaard;
- Verlaat 32 te Heerhugowaard;
- Verlaat 34 te Heerhugowaard;
- Verlaat 36 te Heerhugowaard; en
- adequate bron- of overdrachtsmaatregelen zijn genomen die er toe leiden dat de maximale gevelbelasting 60 dB bedraagt op de objecten genoemd in lid 20.4 sub c onder 1; waarbij,
- indien geen adequate bron- of overdrachtsmaatregelen kunnen worden getroffen, maatregelen aan de geluidgevoelige objecten zijn getroffen met betrekking tot de geluidwering van de gevels om te bevorderen dat de geluidsbelasting binnen de woning bij gesloten ramen ten hoogste 33 dB bedraagt tenzij de rechthebbende ten aanzien van het geluidgevoelig object niet heeft toegestemd mee te werken aan maatregelen die moeten worden getroffen.
- een maatregelenonderzoek is uitgevoerd voor de geluidgevoelige objecten aan de:
20.5 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 20.1 sub a onder 2 voor het situeren van het midden van de weg binnen een strook van 2 m aan weerszijden de figuur 'as van de weg' mits:
- akoestisch onderzoek aantoont dat dit niet leidt tot een reconstructie-effect in de zin van de Wet geluidhinder; of,
- wanneer sprake is van een reconstructie-effect in de zin van de Wet geluidhinder de geluidsbelasting vanwege werkverkeer op de gevel van geluidgevoelige objecten niet hoger is dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde.
Artikel 21 Wonen
21.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- aaneen gebouwde woningen en twee-onder-één-kap woningen;
- bijbehorende bouwwerken;
- bed & breakfast;
met de daarbij behorende:
- erven;
- bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- dakterras ter plaatse van de aanduiding "terras"; en,
- natuurvriendelijke oevers als de bestemming ‘Wonen’ grenst aan de bestemming ‘Water’.
21.2 Bouwregels
21.3 Specifieke gebruiksregels
21.4 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 22 Wonen - 1
22.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- vrijstaande woningen;
- bijbehorende bouwwerken;
- dubbele inpandige bewoning, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding “kangoeroewoning”;
- aan-huis-verbonden beroep en/of dienstverlenend bedrijf of dienstverlenende instelling, een webwinkel of gastouderopvang met inachtneming van het bepaalde in lid 22.3.1 sub a;
- bed & breakfast;
met de bij de bestemming behorende:
- tuinen, erven en terreinen;
- verkeers-, parkeer- en groenvoorzieningen;
- bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- dakterras ter plaatse van de aanduiding "terras"; en,
- natuurvriendelijke oevers als de bestemming 'Wonen - 1' grenst aan de bestemming 'Water'.
22.2 Bouwregels
22.3 Specifieke gebruiksregels
22.4 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 23 Wonen - 2
23.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Wonen – 2’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- woongebouwen;
- bijbehorende bouwwerken;
- ter plaatse van de aanduiding “kantoor” zijn de gronden bestemd voor een kantoor (zonder baliefunctie) met een maximale oppervlakte van niet meer dan 200 m2;
- ter plaatse van de aanduiding “gemengd” zijn de gronden op de begane grond bestemd voor detailhandel en dienstverlenende bedrijvigheid en/of instellingen;
met de daarbij behorende:
- tuinen, erven en terreinen;
- verkeers-, parkeer- en groenvoorzieningen;
- parkeergarage ter plaatse van de aanduiding “parkeergarage”;
- geluidwerende voorzieningen;
- (dak)terrassen;
- bouwwerken, geen gebouw zijnde;
- natuurvriendelijke oevers als de bestemming ‘Wonen - 2’ grenst aan de bestemming ‘Water’; en,
- ter plaatse van de aanduiding “maatschappelijk”: op de begane grond voor een gebruik voor medische voorzieningen en horeca 1 en 3:
- ter plaatse van de aanduiding “bedrijf tot en met milieucategorie 2”: op de begane grond voor bedrijven die zijn genoemd in bijlage 4: Staat van bedrijfsactiviteiten onder de milieucategorieën 1 en 2 met uitzondering van Bevi- en geluidzoneringsplichtige inrichtingen.
23.2 Bouwregels
23.3 Specifieke gebruiksregels
23.4 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 24 Wonen - 4
24.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - 4' aangewezen gronden zijn bestemd voor de stalling van één of meer motorvoertuigen en/of berging voor een huishouden.
24.2 Bouwregels
24.3 Specifieke gebruiksregels
Artikel 25 Wonen - Buitengebied
25.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Wonen - Buitengebied’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- vrijstaande en twee-onder-één-kap woningen;
- bijbehorende bouwwerken;
- bed & breakfast accommodatie;
- bedrijf, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "bedrijf";
- bijbehorende bouwwerken uitgesloten, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "bijgebouwen uitgesloten";
- een opslagloods, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding “opslag”;
- één bouwwerk geen gebouw zijnde ten behoeve van het houden van paarden;
- detailhandel, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "detailhandel";
met de daarbij behorende:
- erven;
- bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
25.2 Bouwregels
25.3 Specifieke gebruiksregels
Artikel 26 Leiding
26.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding' aangewezen gronden zijn, met in achtneming van het bepaalde onder , behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
- de aanleg en instandhouding van ondergrondse leidingen voor gas, water, elektriciteit, riool en overige stoffen met de bijbehorende vrijwaringszone;
- bijbehorende voorzieningen.
26.2 Bouwregels
26.3 Afwijken van de bouwregels
- Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 26.2 voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde overeenkomstig de andere ter plaatse geldende bestemming(en), indien de belangen en de veiligheid van de betreffende leiding daar niet door worden geschaad en geen kwetsbare objecten worden toegelaten.
- Alvorens over het verlenen van een omgevingsvergunning te beslissen voor het bouwen van gebouwen met betrekking tot de samenvallende bestemming(en), of voor bouwwerken geen gebouwen zijnde winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder(s) omtrent de vraag of door de voorgenomen bouwactiviteiten de belangen en de veiligheid van de leiding niet worden geschaad en de eventueel te stellen voorwaarden.
26.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 27 Leiding - Hoogspanningsverbinding
27.1 Bestemmingsomschrijving
De 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' aangewezen gronden zijn, met in achtneming van het bepaalde , behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor een zone ten behoeve van een bovengrondse hoogspanningsverbinding.
27.2 Bouwregels
27.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 28 Waarde - Archeologie 1
28.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 1' aangewezen gronden zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen, tevens bestemd voor het herstel en behoud van archeologische waarden. In geval van strijdigheid van regels gaan de regels van dit artikel voor de regels die ingevolge andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.
28.2 Bouwregels
Aanvullend op de bouwregels in de andere voor de betreffende gronden aangewezen bestemmingen gelden de volgende bouwregels:
- Voor bouwwerken moet, alvorens een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt verleend, door de aanvrager een archeologisch onderzoek worden aangeleverd op grond waarvan kan worden vastgesteld of en zo ja, in hoeverre archeologische waarden worden verstoord. Het archeologisch onderzoek dient te zijn opgesteld door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg.
- Indien uit het in lid 28.2 sub a genoemde archeologische onderzoek blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor bouwen kunnen worden verstoord, verbindt het bevoegd gezag een of meer van de volgende voorwaarden aan de omgevingsvergunning:
- de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
- de verplichting tot het doen van opgravingen in de zin van artikel 1.1 onder "opgraving jo. artikel 5.1 van de Erfgoedwet;
- De verplichting in lid 28.2 sub a geldt niet voor:
- vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
- bouwplannen waarbij de som van het oppervlakte van de te funderen bouwvlakken plus alle overige bodemroerende werkzaamheden (incl. heien) niet groter is dan 50 m² en waarvoor niet dieper wordt ontgraven dan 40 cm -Mv.
- Op een aanvraag die betrekking heeft op een terrein waarvoor reeds eerder een omgevingsvergunning is afgegeven, zoals bedoeld in lid 28.2 sub a, waaraan voorschriften zijn verbonden als bedoeld in lid 28.2 sub b, is lid 28.2 sub c onder 2, niet van toepassing. Burgemeester en wethouders kunnen in een zodanig geval bepalen dat de aanvrager een nieuw rapport moet overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord in voldoende mate is vastgesteld. lid 28.2 sub b onder 1 tot en met 2 blijft overeenkomstig van toepassing.
- Indien het bevoegd gezag voornemens is om aan de omgevingsvergunning voorwaarden te verbinden als bedoeld in lid 28.2 sub b wordt een deskundige om advies gevraagd. Bij een negatief advies wordt de omgevingsvergunning niet verleend.
28.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
- Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
- het ontgronden, afgraven, egaliseren, mengen, diepploegen en ontginnen van gronden met dien verstande dat het werkzaamheden, geen bouwwerken zijnde, betreft die dieper gaan dan 40 cm beneden het bestaande maaiveld en waarbij de som van de totale bodemingrepen groter is dan 50 m2.
- het verlagen van het waterpeil of het bemalen van gronden.
- Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 28.3 sub a wordt slechts verleend indien:
- door de aanvrager een archeologisch onderzoek wordt aangeleverd op grond waarvan kan worden vastgesteld of en zo ja, in hoeverre archeologische waarden worden verstoord. Het archeologisch onderzoek dient te zijn opgesteld door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg.
- de volgende voorwaarden in acht worden genomen, wanneer op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden kunnen worden verstoord:
- een verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden; of
- een verplichting tot het doen van een opgraving, in de zin van artikel 1.1 onder "opgraving jo. artikel 5.1 van de Erfgoedwet; of
- Indien het bevoegd gezag voornemens is om aan de omgevingsvergunning voorwaarden te verbinden als bedoeld in lid 28.3 sub b onder 2 wordt deskundige om advies gevraagd. Bij een negatief advies wordt de omgevingsvergunning niet verleend.
- Het verbod als bedoeld in lid 28.3 sub a is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die
- reeds in uitvoering zijn ten tijde van het in werking treden van het plan;
- het normale onderhoud betreffen;
- mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning;
- op archeologisch onderzoek gericht zijn.
28.4 Wijzigingsbevoegdheid
- Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat aan de gronden de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 1' wordt ontnomen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.
- Alvorens de in lid 28.4 sub a bedoelde wijziging wordt toegepast, wordt een ter zake kundig bureau om advies gevraagd. Bij een negatief advies wordt de wijziging niet toegepast.
Artikel 29 Waarde - Archeologie 2
29.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen, tevens bestemd voor het herstel en behoud van archeologische waarden. In geval van strijdigheid van regels gaan de regels van dit artikel voor de regels die ingevolge andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.
29.2 Bouwregels
Aanvullend op de bouwregels in de andere voor de betreffende gronden aangewezen bestemmingen gelden de volgende bouwregels:
- Voor bouwwerken moet, alvorens een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt verleend, door de aanvrager een archeologisch onderzoek worden aangeleverd op grond waarvan kan worden vastgesteld of en zo ja, in hoeverre archeologische waarden worden verstoord. Het archeologisch onderzoek dient te zijn opgesteld door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg.
- Indien uit het in lid 29.2 sub a genoemde archeologische onderzoek blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor bouwen kunnen worden verstoord, verbindt het bevoegd gezag een of meer van de volgende voorwaarden aan de omgevingsvergunning:
- de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
- de verplichting tot het doen van opgravingen in de zin van artikel 1.1 onder "opgraving jo. artikel 5.1 van de Erfgoedwet;
- De verplichting in lid 29.2 sub a geldt niet voor bouwplannen die:
- vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
- bouwplannen waarbij de som van het oppervlakte van de te funderen bouwvlakken plus alle overige bodemroerende werkzaamheden (incl. heien) niet groter is dan 500 m² en waarvoor niet dieper wordt ontgraven dan 40 cm -Mv.
- Op een aanvraag die betrekking heeft op een terrein waarvoor reeds eerder een omgevingsvergunning is afgegeven, zoals bedoeld in lid 29.2 sub a, waaraan voorschriften zijn verbonden als bedoeld in het lid 29.2 sub b, is lid 29.2 sub c onder 2, niet van toepassing. Burgemeester en wethouders kunnen in een zodanig geval bepalen dat de aanvrager een nieuw rapport moet overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord in voldoende mate is vastgesteld. lid 29.2 sub b onder 1 tot en met 2 blijft overeenkomstig van toepassing.
- Indien het bevoegd gezag voornemens is om aan de omgevingsvergunning voorwaarden te verbinden als bedoeld in lid 29.2 sub b wordt een deskundige om advies gevraagd. Bij een negatief advies wordt de omgevingsvergunning niet verleend.
29.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
- Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
- het ontgronden, afgraven, egaliseren, mengen, diepploegen en ontginnen van gronden met dien verstande dat het werkzaamheden, geen bouwwerken zijnde, betreft die dieper gaan dan 40 cm beneden het bestaande maaiveld en waarbij de som van de totale bodemingrepen groter is dan 500 m2.
- het verlagen van het waterpeil of het bemalen van gronden.
- Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 29.3 sub a wordt slechts verleend indien:
- door de aanvrager een archeologisch onderzoek wordt aangeleverd op grond waarvan kan worden vastgesteld of en zo ja, in hoeverre archeologische waarden worden verstoord. Het archeologisch onderzoek dient te zijn opgesteld door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg.
- de volgende voorwaarden in acht worden genomen, wanneer op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden kunnen worden verstoord:
- een verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden; of
- een verplichting tot het doen van een opgraving, in de zin van artikel 1.1 onder "opgraving jo. artikel 5.1 van de Erfgoedwet; of
- Indien het bevoegd gezag voornemens is om aan de omgevingsvergunning voorwaarden te verbinden als bedoeld in lid 29.3 sub b onder 2 wordt deskundige om advies gevraagd. Bij een negatief advies wordt de omgevingsvergunning niet verleend.
- Het verbod als bedoeld in lid 29.3 sub a is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:
- reeds in uitvoering zijn ten tijde van het in werking treden van het plan;
- het normale onderhoud betreffen;
- mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning;
- op archeologisch onderzoek gericht zijn.
29.4 Wijzigingsbevoegdheid
- Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat aan de gronden de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2' wordt ontnomen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.
- Alvorens de in lid 29.4 sub a bedoelde wijziging wordt toegepast, wordt een ter zake kundig bureau om advies gevraagd. Bij een negatief advies wordt de wijziging niet toegepast.
Artikel 30 Waarde - Archeologie 3
30.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen, tevens bestemd voor het herstel en behoud van archeologische waarden. In geval van strijdigheid van regels gaan de regels van dit artikel voor de regels die ingevolge andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.
30.2 Bouwregels
Aanvullend op de bouwregels in de andere voor de betreffende gronden aangewezen bestemmingen gelden de volgende bouwregels:
- Voor bouwwerken moet, alvorens een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt verleend, door de aanvrager een archeologisch onderzoek worden aangeleverd op grond waarvan kan worden vastgesteld of en zo ja, in hoeverre archeologische waarden worden verstoord. Het archeologisch onderzoek dient te zijn opgesteld door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg.
- Indien uit het in lid 30.2 sub a genoemde archeologische onderzoek blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor bouwen kunnen worden verstoord, verbindt het bevoegd gezag een of meer van de volgende voorwaarden aan de omgevingsvergunning:
- de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
- de verplichting tot het doen van opgravingen in de zin van artikel 1.1 onder "opgraving jo. artikel 5.1 van de Erfgoedwet;
- De verplichting in lid 30.2 sub a geldt niet voor:
- vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
- bouwplannen waarbij de som van het oppervlakte van de te funderen bouwvlakken plus alle overige bodemroerende werkzaamheden (incl. heien) niet groter is dan 2.500 m² en waarvoor niet dieper wordt ontgraven dan 40 cm -Mv.
- bouwplannen die plaatsvinden ter plaatse van een bestaande spoorweg die zich boven het oorspronkelijke maaiveld bevindt. Hier geldt dat de verplichting in lid 30.2 sub a pas van toepassing is bij werkzaamheden die het oorspronkelijk maaiveld verstoren, waarbij ook de regels zoals opgenomen in lid 30.2 sub b en sub c onder 1 en 2 van toepassing zijn.
- Op een aanvraag die betrekking heeft op een terrein waarvoor reeds eerder een omgevingsvergunning is afgegeven, zoals bedoeld in lid 30.2 sub a, waaraan voorschriften zijn verbonden als bedoeld in lid 30.2 sub b, is lid 30.2 sub c onder 2, niet van toepassing. Burgemeester en wethouders kunnen in een zodanig geval bepalen dat de aanvrager een nieuw rapport moet overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord in voldoende mate is vastgesteld. lid 30.2 sub 1 tot en met 2 blijft overeenkomstig van toepassing.
- indien het bevoegd gezag voornemens is om aan de omgevingsvergunning voorwaarden te verbinden als bedoeld in lid 30.2 sub b wordt een deskundige om advies gevraagd. Bij een negatief advies wordt de omgevingsvergunning niet verleend.
30.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
- Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
- het ontgronden, afgraven, egaliseren, mengen, diepploegen en ontginnen van gronden met dien verstande dat het werkzaamheden, geen bouwwerken zijnde, betreft die dieper gaan dan 40 cm beneden het bestaande maaiveld en waarbij de som van de totale bodemingrepen groter is dan 2.500 m2.
- het verlagen van het waterpeil of het bemalen van gronden.
- Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 30.3 sub a wordt slechts verleend indien:
- door de aanvrager een archeologisch onderzoek wordt aangeleverd op grond waarvan kan worden vastgesteld of en zo ja, in hoeverre archeologische waarden worden verstoord. Het archeologisch onderzoek dient te zijn opgesteld door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg.
- de volgende voorwaarden in acht worden genomen, wanneer op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden kunnen worden verstoord:
- een verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden; of
- een verplichting tot het doen van een opgraving, in de zin van artikel 1.1 onder "opgraving jo. artikel 5.1 van de Erfgoedwet; of
- Indien het bevoegd gezag voornemens is om aan de omgevingsvergunning voorwaarden te verbinden als bedoel in lid lid 30.3 sub b onder 2 wordt deskundige om advies gevraagd. Bij een negatief advies wordt de omgevingsvergunning niet verleend.
- Het verbod als bedoeld in lid 30.3 sub a is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:
- reeds in uitvoering zijn ten tijde van het in werking treden van het plan;
- het normale onderhoud betreffen;
- mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning;
- op archeologisch onderzoek gericht zijn;
- plaatsvinden ter plaatse van een bestaande spoorweg die zich boven het oorspronkelijke maaiveld bevindt, tenzij de werkzaamheden het oorspronkelijk maaiveld wel verstoren.
30.4 Wijzigingsbevoegdheid
- Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat aan de gronden de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3' wordt ontnomen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.
- Alvorens de in lid 30.4 sub a bedoelde wijziging wordt toegepast, wordt een ter zake kundig bureau om advies gevraagd. Bij een negatief advies wordt de wijziging niet toegepast.
Artikel 31 Waarde - Archeologie 4
31.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 4' aangewezen gronden zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen, tevens bestemd voor het herstel en behoud van archeologische waarden. In geval van strijdigheid van regels gaan de regels van dit artikel voor de regels die ingevolge andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.
31.2 Bouwregels
Aanvullend op de bouwregels in de andere voor de betreffende gronden aangewezen bestemmingen gelden de volgende bouwregels:
- Voor bouwwerken moet, alvorens een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt verleend, door de aanvrager een archeologisch onderzoek worden aangeleverd op grond waarvan kan worden vastgesteld of en zo ja, in hoeverre archeologische waarden worden verstoord. Het archeologisch onderzoek dient te zijn opgesteld door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg.
- Indien uit het in lid 31.2 sub a genoemde archeologische onderzoek blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor bouwen kunnen worden verstoord, verbindt het bevoegd gezag een of meer van de volgende voorwaarden aan de omgevingsvergunning:
- de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
- de verplichting tot het doen van opgravingen in de zin van artikel 1.1 onder "opgraving jo. artikel 5.1 van de Erfgoedwet;
- De verplichting in lid 31.2 sub a geldt niet voor bouwplannen die:
- vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
- bouwplannen waarbij de som van het oppervlakte van de te funderen bouwvlakken plus alle overige bodemroerende werkzaamheden (incl. heien) niet groter is dan 5.000 m² en waarvoor niet dieper wordt ontgraven dan 40 cm -Mv.
- bouwplannen die plaatsvinden ter plaatse van een bestaande spoorweg die zich boven het oorspronkelijke maaiveld bevindt. Hier geldt dat de verplichting in lid 31.2 sub a pas van toepassing is bij werkzaamheden die het oorspronkelijk maaiveld verstoren, waarbij ook de regels zoals opgenomen in lid 31.2 sub b en sub c onder 1 en 2 van toepassing zijn.
- Op een aanvraag die betrekking heeft op een terrein waarvoor reeds eerder een omgevingsvergunning is afgegeven, zoals bedoeld in lid 31.2 sub a, waaraan voorschriften zijn verbonden als bedoeld in lid 31.2 sub b, is lid 31.2 sub c onder 2, niet van toepassing. Burgemeester en wethouders kunnen in een zodanig geval bepalen dat de aanvrager een nieuw rapport moet overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord in voldoende mate is vastgesteld. lid 31.2 sub b onder 1 tot en met 2 blijft overeenkomstig van toepassing.
- Indien het bevoegd gezag voornemens is om aan de omgevingsvergunning voorwaarden te verbinden als bedoeld in lid 31.2 sub b wordt een deskundige om advies gevraagd. Bij een negatief advies wordt de omgevingsvergunning niet verleend.
31.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
- Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
- het ontgronden, afgraven, egaliseren, mengen, diepploegen en ontginnen van gronden met dien verstande dat het werkzaamheden, geen bouwwerken zijnde, betreft die dieper gaan dan 40 cm beneden het bestaande maaiveld en waarbij de som van de totale bodemingrepen groter is dan 5.000 m2.
- het verlagen van het waterpeil of het bemalen van gronden.
- Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 31.3 sub a wordt slechts verleend indien:
- door de aanvrager een archeologisch onderzoek wordt aangeleverd op grond waarvan kan worden vastgesteld of en zo ja, in hoeverre archeologische waarden worden verstoord. Het archeologisch onderzoek dient te zijn opgesteld door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg.
- de volgende voorwaarden in acht worden genomen, wanneer op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden kunnen worden verstoord:
- een verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden; of
- een verplichting tot het doen van een opgraving, in de zin van artikel 1.1 onder "opgraving jo. artikel 5.1 van de Erfgoedwet; of
- Indien het bevoegd gezag voornemens is om aan de omgevingsvergunning voorwaarden te verbinden als bedoeld in lid 31.3 sub b onder 2 wordt deskundige om advies gevraagd. Bij een negatief advies wordt de omgevingsvergunning niet verleend.
- Het verbod als bedoeld in lid 31.3 sub a is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:
- reeds in uitvoering zijn ten tijde van het in werking treden van het plan;
- het normale onderhoud betreffen;
- mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning;
- op archeologisch onderzoek gericht zijn;
- plaatsvinden ter plaatse van een bestaande spoorweg die zich boven het oorspronkelijke maaiveld bevindt, tenzij de werkzaamheden het oorspronkelijk maaiveld wel verstoren.
31.4 Wijzigingsbevoegdheid
- Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat aan de gronden de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4' wordt ontnomen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.
- Alvorens de in lid 31.4 sub a bedoelde wijziging wordt toegepast, wordt een ter zake kundig bureau om advies gevraagd. Bij een negatief advies wordt de wijziging niet toegepast.
Artikel 32 Waarde - Archeologie 5
32.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 5' aangewezen gronden zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen, tevens bestemd voor het herstel en behoud van archeologische waarden. In geval van strijdigheid van regels gaan de regels van dit artikel voor de regels die ingevolge andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.
32.2 Bouwregels
Aanvullend op de bouwregels in de andere voor de betreffende gronden aangewezen bestemmingen gelden de volgende bouwregels:
- Voor bouwwerken moet, alvorens een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt verleend, door de aanvrager een archeologisch onderzoek worden aangeleverd op grond waarvan kan worden vastgesteld of en zo ja, in hoeverre archeologische waarden worden verstoord. Het archeologisch onderzoek dient te zijn opgesteld door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg.
- Indien uit het in lid 32.2 sub a genoemde archeologische onderzoek blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor bouwen kunnen worden verstoord, verbindt het bevoegd gezag een of meer van de volgende voorwaarden aan de omgevingsvergunning:
- de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
- de verplichting tot het doen van opgravingen in de zin van artikel 1.1 onder "opgraving jo. artikel 5.1 van de Erfgoedwet;
- De verplichting in lid 32.2 sub a geldt niet voor:
- vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
- bouwplannen waarbij de som van het oppervlakte van de te funderen bouwvlakken plus alle overige bodemroerende werkzaamheden (incl. heien) niet groter is dan 10.000 m² en waarvoor niet dieper wordt ontgraven dan 40 cm -Mv.
- bouwplannen die plaatsvinden ter plaatse van een bestaande spoorweg die zich boven het oorspronkelijke maaiveld bevindt. Hier geldt dat de verplichting in lid 32.2 sub a pas van toepassing is bij werkzaamheden die het oorspronkelijk maaiveld verstoren, waarbij ook de regels zoals opgenomen in lid 32.2 sub b en sub c onder 1 en 2 van toepassing zijn.
- Op een aanvraag die betrekking heeft op een terrein waarvoor reeds eerder een omgevingsvergunning is afgegeven, zoals bedoeld in lid 32.2 sub a, waaraan voorschriften zijn verbonden als bedoeld in lid 32.2 sub b, is lid 32.2 sub c onder 2, niet van toepassing. Burgemeester en wethouders kunnen in een zodanig geval bepalen dat de aanvrager een nieuw rapport moet overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord in voldoende mate is vastgesteld. lid 32.2 sub b onder 1 tot en met 3 blijft overeenkomstig van toepassing.
- indien het bevoegd gezag voornemens is om aan de omgevingsvergunning voorwaarden te verbinden als bedoeld in lid 32.2 sub b wordt een deskundige om advies gevraagd. Bij een negatief advies wordt de omgevingsvergunning niet verleend.
32.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
- Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
- het ontgronden, afgraven, egaliseren, mengen, diepploegen en ontginnen van gronden met dien verstande dat het werkzaamheden, geen bouwwerken zijnde, betreft die dieper gaan dan 40 cm beneden het bestaande maaiveld en waarbij de som van de totale bodemingrepen groter is dan 10.000 m2.
- het verlagen van het waterpeil of het bemalen van gronden.
- Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 32.3 sub a wordt slechts verleend indien:
- door de aanvrager een archeologisch onderzoek wordt aangeleverd op grond waarvan kan worden vastgesteld of en zo ja, in hoeverre archeologische waarden worden verstoord. Het archeologisch onderzoek dient te zijn opgesteld door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg.
- de volgende voorwaarden in acht worden genomen, wanneer op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden kunnen worden verstoord:
- een verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden; of
- een verplichting tot het doen van een opgraving, in de zin van artikel 1.1 onder "opgraving jo. artikel 5.1 van de Erfgoedwet; of
- Indien het bevoegd gezag voornemens is om aan de omgevingsvergunning voorwaarden te verbinden als bedoeld in lid 32.3 sub b onder 2 wordt deskundige om advies gevraagd. Bij een negatief advies wordt de omgevingsvergunning niet verleend.
- Het verbod als bedoeld in lid 32.3 sub a is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:
- reeds in uitvoering zijn ten tijde van het in werking treden van het plan;
- het normale onderhoud betreffen;
- mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning;
- op archeologisch onderzoek gericht zijn;
- plaatsvinden ter plaatse van een bestaande spoorweg die zich boven het oorspronkelijke maaiveld bevindt, tenzij de werkzaamheden het oorspronkelijk maaiveld wel verstoren.
32.4 Wijzigingsbevoegdheid
- Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat aan de gronden de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 5' wordt ontnomen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.
- Alvorens de in lid 32.4 sub a bedoelde wijziging wordt toegepast, wordt een ter zake kundig bureau om advies gevraagd. Bij een negatief advies wordt de wijziging niet toegepast.
Artikel 33 Waarde - Archeologie 6
33.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 6' aangewezen waterbodems zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen, tevens bestemd voor het herstel en behoud van archeologische waarden. In geval van strijdigheid van regels gaan de regels van dit artikel voor de regels die ingevolge andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.
33.2 Bouwregels
Aanvullend op de bouwregels in de andere voor de betreffende waterbodems aangewezen bestemmingen gelden de volgende bouwregels:
- Voor bouwwerken moet, alvorens een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt verleend, door de aanvrager een archeologisch onderzoek worden aangeleverd op grond waarvan kan worden vastgesteld of en zo ja, in hoeverre archeologische waarden worden verstoord. Het archeologisch onderzoek dient te zijn opgesteld door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg.
- Indien uit het in lid 33.2 sub a genoemde archeologische onderzoek blijkt dat de archeologische waarden van de waterbodems door het verlenen van de omgevingsvergunning voor bouwen kunnen worden verstoord, verbindt het bevoegd gezag een of meer van de volgende voorwaarden aan de omgevingsvergunning:
- de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de waterbodem kunnen worden behouden;
- de verplichting tot het doen van opgravingen in de zin van artikel 1.1 onder "opgraving jo. artikel 5.1 van de Erfgoedwet;
- De verplichting in lid 33.2 sub a geldt niet voor:
- vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
- bouwplannen waarbij de som van het oppervlakte van de te funderen bouwvlakken in de (water)bodem niet groter is dan 50 m².
- Op een aanvraag die betrekking heeft op een terrein waarvoor reeds eerder een omgevingsvergunning is afgegeven, zoals bedoeld in lid 33.2 sub a, waaraan voorschriften zijn verbonden als bedoeld in lid 33.2 sub b, is lid 33.2 sub c onder 2, niet van toepassing. Burgemeester en wethouders kunnen in een zodanig geval bepalen dat de aanvrager een nieuw rapport moet overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord in voldoende mate is vastgesteld. lid 33.2 sub b onder 1 tot en met 3 blijft overeenkomstig van toepassing.
- indien het bevoegd gezag voornemens is om aan de omgevingsvergunning voorwaarden te verbinden als bedoeld in lid 33.2 sub b wordt een deskundige om advies gevraagd. Bij een negatief advies wordt de omgevingsvergunning niet verleend.
33.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
- Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
- het afgraven (onder andere saneren), baggeren (waaronder saneren), onderzuigen van de waterbodem en/of het anderszins ingrijpend wijzigen van de waterbodemstructuur;
- het dempen, graven of verdiepen van vaargeulen, watergangen en waterpartijen;
- het uitvoeren van werkzaamheden aan oevers en kaden;
- het uitvoeren van overige grondbewerkingen;
- het aanleggen van ondergrondse energie-, transport- en/of communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
- bemalen of grondwaterpeilverlagingen;
- In afwijking van het in lid 33.3 sub a onder 1 tot en met 5 genoemde verbod geldt een uitzondering voor werkzaamheden, geen bouwwerken zijnde, waarbij de som van de totale bodemingrepen in de (water)bodem groter is dan 50 m2.
- Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 33.3 sub a wordt slechts verleend indien:
- door de aanvrager een archeologisch onderzoek wordt aangeleverd op grond waarvan kan worden vastgesteld of en zo ja, in hoeverre archeologische waarden worden verstoord. Het archeologisch onderzoek dient te zijn opgesteld door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg.
- de volgende voorwaarden in acht worden genomen, wanneer op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden kunnen worden verstoord:
- een verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de waterbodem kunnen worden behouden; of
- een verplichting tot het doen van opgravingen, in de zin van artikel 1.1 onder "opgraving jo. artikel 5.1 van de Erfgoedwet;
- indien het bevoegd gezag voornemens is om aan de omgevingsvergunning voorwaarden te verbinden als bedoel in lid 33.3 sub c onder 2 wordt een deskundige om advies gevraagd. Bij een negatief advies wordt de omgevingsvergunning niet verleend.
- Het verbod als bedoeld in lid 33.3 sub a is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:
- reeds in uitvoering zijn ten tijde van het in werking treden van het plan;
- mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning;
- op archeologisch onderzoek gericht zijn.
33.4 Wijzigingsbevoegdheid
- Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat aan de gronden de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 6' wordt ontnomen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.
- Alvorens de in lid 33.4 sub a bedoelde wijziging wordt toegepast, wordt een ter zake kundig bureau om advies gevraagd. Bij een negatief advies wordt de wijziging niet toegepast.
Artikel 34 Waarde - Archeologie 7
34.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 7' aangewezen voormalige en nog functionerende dijken zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen, tevens bestemd voor het herstel en behoud van archeologische waarden. In geval van strijdigheid van regels gaan de regels van dit artikel voor de regels die ingevolge andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.
34.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
- Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag dijkcoupures (doorsnijdingen) uit te voeren.
- Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 34.2, sub a wordt slechts verleend indien:
- door de aanvrager een archeologisch onderzoek wordt aangeleverd op grond waarvan kan worden vastgesteld of en zo ja, in hoeverre archeologische waarden van de dijk worden verstoord. Het archeologisch onderzoek dient te zijn opgesteld door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg.
- Het college van burgemeester en wethouders kan op basis van het archeologisch onderzoek voorwaarden aan de vergunning verbinden, zoals:
- een verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische opbouw van de dijk wordt behouden; of,
- een verplichting tot een archeologische opgraving, in de zin van artikel 1.1 onder "opgraving jo. artikel 5.1 van de Erfgoedwet, waardoor de historische opbouw van de dijk inzichtelijk wordt.
- Indien het bevoegd gezag voornemens is om aan de omgevingsvergunning voorwaarden te verbinden als bedoeld in lid 34.2, sub b, onder 2 wordt een deskundige om advies gevraagd. Bij een negatief advies wordt de omgevingsvergunning niet verleend.
- Het verbod als bedoeld in lid 34.2, sub a is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:
- reeds in uitvoering zijn ten tijde van het in werking treden van het plan;
- het normale onderhoud betreffen;
- mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning;
- op archeologisch onderzoek gericht zijn.
34.3 Wijzigingsbevoegdheid
- Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat aan de gronden de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 7' wordt ontnomen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.
- Alvorens de in lid 34.3, sub a bedoelde wijziging wordt toegepast, wordt een ter zake kundig bureau om advies gevraagd. Bij een negatief advies wordt de wijziging niet toegepast.
Artikel 35 Waarde - Cultuurhistorie
35.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Cultuurhistorie' aangewezen gronden zijn, met in achtneming van het bepaalde , behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud, de bescherming en het herstel van de cultuurhistorische, bouwhistorische en beeldbepalende elementen in de op die grond gelegen bouwwerken.
35.2 Bouwregels
35.3 Afwijken van de bouwregels
Het college van burgemeester en wethouders kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in onder a en b voor het realiseren van een kleinere of grotere goot- en bouwhoogte en breedte van het hoofdgebouw onder de voorwaarde dat:
- de bij de regels van de onderliggende bestemming aangegeven maximale goot- en bouwhoogte en maximale breedte niet wordt overschreden en;
- het hoofdgebouw wordt vernieuwd of verbouwd waarbij een restauratieve aanpak van de voorgevel en het dak voorop staat;
- de karakteristiek en ruimtelijke kwaliteit van de omgeving niet in onevenredige mate worden aangetast.
Alvorens wordt afgeweken wint het bevoegd gezag advies in bij de adviescommissie voor Ruimtelijke kwaliteit (monumentencommissie).
35.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
35.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om een dubbelbestemming ‘Waarde - Cultuurhistorie’ toe te voegen, te wijzigen of te verwijderen met dien verstande dat:
- toevoegen uitsluitend mogelijk is indien een object aangewezen is als monument of beeldbepalend pand op basis van artikel 3 van de gemeentelijke Erfgoedverordening 2010 of de dan geldende verordening die de Erfgoedverordening 2010 vervangt;
- wijzigen uitsluitend mogelijk is indien de wijziging voortvloeit uit een besluit als bedoeld in artikel 8 van de gemeentelijke Erfgoedverordening 2010 of de dan geldende verordening die de Erfgoedverordening 2010 vervangt;
- verwijdering uitsluitend mogelijk is indien de aanwijzing als monument of beeldbepalend pand is ingetrokken conform artikel 9 van de gemeentelijke Erfgoedverordening 2010 of de dan geldende verordening die de Erfgoedverordening 2010 vervangt;
- de procedure voor het middels deze wijzigingsprocedure wijzigen of verwijderen van de dubbelbestemming, indien gewenst, gelijktijdig kan worden gevoerd met de besluitvorming op basis van de gemeentelijke Erfgoedverordening 2010 of de dan geldende verordening die de Erfgoedverordening 2010 vervangt.
Artikel 36 Waterstaat - Waterkering
36.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Waterstaat – Waterkering’ aangewezen gronden zijn, met in achtneming van het bepaalde in lid 43.1, naast de daarvoor aangewezen andere bestemmingen, mede bestemd voor primaire en secundaire waterkering.
36.2 Bouwregels
36.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 37 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplaan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 38 Algemene Bouwregels
38.1 Ondergronds bouwen
Voor ondergrondse bouwdelen van gebouwen gelden de volgende regels:
- ondergronds bouwen is enkel toegestaan binnen het bouwvlak;
- de verticale bouwdiepte mag niet meer bedragen dan 3,00 m onder peil/maaiveld.
38.2 Bestaande afmetingen
Wanneer een bestaand gebouw, overkapping of bouwwerk, geen gebouw en geen overkapping zijnde:
- een grotere goothoogte;
- een grotere bouwhoogte;
- een grotere dakhelling;
- een kleinere dakhelling,
heeft dan in de bouwregels in de van toepassing zijnde bestemming is toegestaan, dan mag:
- de goot- en/of bouwhoogte en/of dakhelling niet meer dan de bestaande goot- en/of bouwhoogte en/of dakhelling bedragen;
- de dakhelling ten minste de bestaande dakhelling bedragen.
Artikel 39 Algemene Gebruiksregels
39.1 Aantal wooneenheden
Bij bestemmingen die de functie wonen bevatten bedraagt het aantal woningen niet meer dan het bestaande aantal, waarbij het bestaand aantal woningen gedefinieerd wordt als:
"Het aantal woningen dat op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan legaal aanwezig is en het aantal woningen dat:
- nog gebouwd mag worden krachtens een onherroepelijk bestemmingsplan en/of omgevingsvergunning;
- in uitvoering is krachtens een bouwvergunning/omgevingsvergunning voor het bouwen en/of
- gebruiken van een woning; en,
- nog gebouwd kan worden met gebruikmaking van een reeds verleende vrijstelling op grond van de WRO, een ontheffing op basis van de Wro of een afwijkingsprocedure op basis van de Wabo".
39.2 Bouwwerken in het water bij woningen
Bouwwerken, zoals steigers, oeverbeschermingen en dergelijke in het water zijn toegestaan indien:
- deze voldoen aan de algemene regels zoals deze zijn gesteld door de waterbeheerder;
- direct aangrenzend aan het woonperceel worden gerealiseerd;
- uitsluitend dienen voor het eigen gebruik.
39.3 Parkeervoorzieningen
Bij het verlenen van een omgevingsvergunning wordt getoetst of er ten aanzien van de betreffende ruimtelijke ontwikkeling en/of gebruikswijziging van gronden en opstallen voldoende parkeerplaatsen zijn/worden aangelegd. Er wordt een omgevingsvergunning verstrekt als verzekerd is dat aan het noodzakelijk parkeerareaal in bestaande of te ontwikkelen (gezamenlijke) parkeervoorzieningen wordt voldaan. Als uitgangspunt voor de berekening van de parkeereis van een ruimtelijke ontwikkeling (toevoegen of uitbreiding van een of meerdere functies) worden de meest recente toekomstbestendige richtlijnen/parkeerkencijfers van het CROW gehanteerd. Meer achtergronden over deze regeling staan opgenomen in de toelichting. Na vaststelling krijgt hierop, de parkeernota Heerhugowaard 2021, dan wel de opvolgers daarvan, een aanvullende werking.
Een omgevingsvergunning wordt uitsluitend verleend en het gebruiken en/of bebouwen van gronden is uitsluitend toegestaan indien voldaan wordt aan:
- en op grond van de functie te verwachte juiste, benodigde en noodzakelijke parkeervoorzieningen met bijbehorende eisen voor locatie en inrichting;
- een op grond van de functie te verwachte benodigde ruimte voor het laden of lossen van goederen;
- het gemiddelde van de bandbreedte voor de betreffende functie van de meest recente CROW parkeerkencijfers;
- de parkeergelegenheid die is vereist, vergund en aangelegd ook als zodanig in stand wordt gelaten.
Artikel 40 Algemene Aanduidingsregels
40.1 veiligheidszone
40.2 veiligheidszone - hoogspanningsverbinding
40.3 vrijwaringszone - straalpad
40.4 overige zone - boringen en ontgravingen waterscheidende laag
Artikel 41 Algemene Afwijkingsregels
41.1 Afwijkingsregels t.a.v. maatvoeringen
Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, met een omgevingsvergunning afwijken van:
- de bij recht op de verbeelding en/of in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
- de bestemmingsregels en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of de intensiteit daartoe aanleiding geven;
- de bestemmingsregels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
- de bestemmingsregels ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot niet meer dan 10,00 m;
- de bestemmingsregels ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten, wordt vergroot tot niet meer dan 40,00 m;
- het bepaalde ten aanzien van de maximale (bouw)hoogte van gebouwen en toestaan dat de (bouw)hoogte van de gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en/of airco-units en lichtkappen, wordt vergroot, mits:
- de oppervlakte van de plaatselijke verhoging niet meer dan 10 m² bedraagt;
- de hoogte van de plaatselijke verhoging niet meer bedraagt dan 1,25 maal de maximale (bouw)hoogte van het betreffende gebouw;
- en, afwijken van de bestemmingsregels voor het toestaan van utilitaire bouwwerken ten behoeve van nutsvoorzieningen, waarvan:
- de goothoogte niet meer bedraagt dan 3,00 m;
- de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 5,50 m;
- de oppervlakte niet meer bedraagt dan 25 m2.
41.2 Afwijkingsregels tijdelijke woonruimte voor mantelzorg
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen afwijken voor het bouwen van tijdelijke woonruimte voor mantelzorg onder de voorwaarde dat;
- door een deskundige is aangetoond dat de verzorging in verband met medische-, psychische- en/of sociale omstandigheden noodzakelijk is en de aanvrager in staat is om die zorg te leveren;
- het totale oppervlak van bijgebouwen niet meer bedraagt dan 100 m2, met dien verstande dat bij een woonbestemming het gezamenlijk bebouwd oppervlak voor bijgebouwen niet meer bedraagt dan 75% van de gronden tot een maximum van 100 m2;
- door de bouw van extra woonruimte er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van belangen van omwonenden en bedrijven;
- parkeren plaatsvindt op eigen erf;
- er geen extra ontsluiting op de openbare weg nodig is;
- bij de aanvraag voor de afwijking een bouwkundig rapport overlegt waarin een overzicht wordt gegeven van:
- de bestaande bouwkundige- en gebruikssituatie;
- de te treffen voorzieningen;
- de nieuwe inrichtingssituatie;
- de voor mantelzorg gerealiseerde vrijstaande bijbehorende bouwwerken, na het beëindigen van de mantelzorgsituatie, niet gebruikt worden voor zelfstandige bewoning.
41.3 Afwijkingsregels woon(zorg)initiatieven voor meerdere huishoudens
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het toegestane gebruik van een woning en/of wooneenheid, door een woon(zorg)initiatief toe te staan voor meerdere huishoudens, onder voorwaarde dat:
- er sprake is van een maatschappelijk belang;
- de ruimtelijke kwaliteit niet onevenredig wordt aangetast;
- de belangen van omwonenden niet onevenredig worden geschaad door beperking van privacy- en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en/of sociale onveiligheid.
41.4 Afwijkingsregels parkeervoorzieningen
In afwijking van het bepaalde in lid 39.3 kunnen burgemeester en wethouders voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning. Het afwijkingsbesluit moet worden voorzien van een motivering waaruit in ieder geval blijkt dat in het kader van een goede ruimtelijke ordening, een optimaal te gebruiken parkeersituatie geborgd is. Bij deze motivering dient (zodra vastgesteld) de gemeentelijke parkeernota Heerhugowaard 2021 dan wel de rechtsopvolgers daarvan en de meest recente uitgave van het CROW, thans 'toekomstbestendig parkeren, 2018' als leidraad te worden gebruikt.
41.5 Afwijkingsregels trekkershutten
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen afwijken van het bepaalde in lid 3.2.5 en lid 5.2.5 voor het bouwen van trekkershutten onder de volgende voorwaarden;
- het aantal trekkershutten mag niet meer bedragen dan 5;
- de trekkershutten dienen gesitueerd te zijn in de directe omgeving van specifieke plaatsen, zoals cultuurhistorische of landschappelijke plaatsen en knooppunten in wandel- of fietsroutes en aan te sluiten bij bestaande bebouwing;
- de aanvraag dient vergezeld te gaan van een beeldkwaliteitsplan;
- de goothoogte van een trekkershut mag niet meer bedragen dan 3,00 m;
- de bouwhoogte van een trekkershut mag niet meer bedragen dan 3,50 m;
- de oppervlakte van een van een trekkershut mag niet meer bedragen dan 28 m2.
Artikel 42 Algemene Wijzigingsregels
42.1 Bestemmingswijzigingen
Burgemeester en wethouders zijn, met in achtneming van het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, bevoegd om de (dubbel)bestemming(en):
- 'Groen' en 'Verkeer - 1' te wijzigen in een bestemming 'Tuin', 'Tuin - 1', 'Tuin - 2', 'Wonen', 'Wonen - 1', 'Wonen - 2' of in een combinatie van die bestemmingen, waarbij de volgende regels in acht worden genomen:
- de wijzigingsbevoegdheid is alleen van toepassing op gronden met de bestemming 'Groen' of 'Verkeer - 1' die zijn of worden afgestoten;
- de gronden waarvan de bestemming wordt gewijzigd, moeten aansluiten op gronden die reeds die bestemming hebben;
- indien aan de voorzijde van de woning geen tuinbestemming aanwezig is, wordt de bestemming van de gronden gewijzigd in een voor die woning passende tuinbestemming;
- indien vanuit stedenbouwkundig oogpunt noodzakelijk wordt de voorgevelrooilijn aangepast aan de gewijzigde bestemming en aangegeven op de verbeelding;
- de wijzigingsbevoegdheid heeft geen betrekking op het vestigen of uitbreiding van bouwvlakken.
- ‘Agrarisch’ wijzigen ten behoeve van het op de verbeelding aangeven van een nieuw agrarisch bouwperceel onder de volgende voorwaarden:
- de toekenning van het bouwperceel kan uitsluitend plaatsvinden langs de Middenweg, de Veenhuizerweg en de noordzijde van de Rustenburgerweg;
- het bouwperceel kan uitsluitend worden toegekend aan een volwaardig- of een reëel agrarisch bedrijf, niet zijnde een dierenhouderijbedrijf, waarbij het areaal en de productie van het bedrijf buiten Heerhugowaard niet mag worden meegerekend voor het bepalen van de omvang van het bedrijf;
- het oppervlak van het bouwperceel mag langs de Middenweg en de Veenhuizerweg niet meer dan 2 ha en langs de noordzijde van de Rustenburgerweg niet meer dan 1,5 ha bedragen;
- de regels van lid 3.1 t/m 3.2.4 zijn overeenkomstig van toepassing.
- ‘Agrarisch’ of ‘Agrarisch met waarden’ wijzigen voor het van vorm veranderen en/of vergroten van een agrarisch bouwperceel, indien dat noodzakelijk is voor een doelmatige bedrijfsvoering van een volwaardig agrarisch bedrijf, waarbij:
- de oppervlakte van het agrarisch bouwperceel na vergroting voor het open middengebied en de Veenhuizerpolder niet meer dan 2 ha en voor de overige gebieden niet meer dat 1,5 ha mag bedragen; en,
- het areaal en de productie van het bedrijf buiten Heerhugowaard meetellen voor het bepalen van de omvang van het bedrijf;
- voor het van vorm veranderen en/of vergroten van een agrarisch bouwperceel de noodzaak voor een doelmatige bedrijfsvoering van het volwaardig agrarisch bedrijf door een rapport van een agrarisch deskundige wordt onderbouwd;
- het bepaalde in lid 3.1 t/m 3.2.4 is overeenkomstig van toepassing.
- ‘Agrarisch’, ‘Agrarisch met waarden’ op grond van de provinciale regeling ruimte voor ruimte wijzigen in de bestemming ‘Wonen’ voor één of meer woningen onder de voorwaarden dat;
- in geval van een agrarische bestemming uit onderzoek blijkt dat naar objectieve maatstaven een zinvol gebruik ter plaatse overeenkomstig de bestemming niet meer mogelijk is;
- er geen dringende redenen zijn die zich tegen de bestemming ‘Wonen’ verzetten;
- uit een te overleggen beeldkwaliteitsplan blijkt dat beëindiging van de functies en sloop van de bebouwing ter plaatse leidt tot een verbetering van het landschap en dat het bebouwde oppervlak verminderd door een netto afname van de bebouwing;
- de compensatie vanuit het ruimte voor ruimte beleid plaats dient te vinden in of aansluitend aan het bestaand bebouwd gebied en compensatie op de te saneren locatie is alleen toegestaan, indien gebleken is dat compensatie in of aansluitend aan bestaand bebouwd gebied niet mogelijk is en uit een deskundigenrapport blijkt dat de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van de omliggende agrarische bedrijven niet wordt belemmerd;
- uit een te overleggen exploitatieopzet blijkt dat niet meer woningen worden toegestaan dan om beëindiging van de functies en sloop van de onderhavige bebouwing te compenseren;
- met de bouw van de woning(en) eerst mag worden begonnen, nadat de functies zijn beëindigd en de onderhavige bebouwing is gesloopt, waarbij: burgemeester en wethouders ten aanzien van het bepaalde in lid 42.1 sub d onder 1 en 2 advies inwinnen van een onafhankelijk deskundige en verbinden aan de wijziging van de regels met betrekking tot de situering, het bouwen en het gebruik.
- ‘Agrarisch - 1’ te wijzigen voor het opleggen of verwijderen van de dubbelbestemming ‘Leiding - Gas’ ten behoeve van leidingen voor het transport van CO2 en warmte; burgemeester en wethouders verbinden regels aan de wijziging met betrekking tot de aanleg en de instandhouding van de leiding.
- ‘Bedrijf’ wijzigen in de bestemming ‘Agrarisch’ of ‘Agrarisch met waarden’ ten behoeve van het op de verbeelding aangeven van een agrarisch bouwperceel voor akkerbouw- en vollegrondstuinbouwbedrijven onder de volgende voorwaarden:
- het bouwperceel kan uitsluitend worden toegekend aan een volwaardig - of een reëel agrarisch bedrijf, waarbij het areaal en de productie van het bedrijf buiten de gemeente Dijk en Waard wordt meegerekend voor het bepalen van de omvang van het bedrijf;
- de oppervlakte van het agrarisch bouwperceel na vergroting voor het open middengebied niet meer dan 2 ha en voor de overige gebieden niet meer dat 1,5 ha mag bedragen;
- het bepaalde in lid 3.1 t/m 3.2.4 is overeenkomstig van toepassing.
- ‘Agrarisch’ en ‘Agrarisch met waarden’ wijzigen in de bestemming ‘Natuur’, waarbij de regels van artikel 13 overeenkomstig van toepassing zijn.
- ‘Wonen’ wijzigen voor het opleggen van een aanduiding voor een prostitutie- en of seksinrichting, onder de volgende voorwaarden:
- het aantal prostitutie- en/of seksinrichtingen mag voor het hele grondgebied van de gemeente Dijk en Waard niet meer bedragen dan 2;
- prostitutie- en of seksinrichting mogen zich niet vestigen binnen een straal 250 m van woonwijken of andere woningen, scholen en andere op kinderen gerichte voorzieningen en kerken;
- het oppervlak van een prostitutie- en of seksinrichting mag niet meer bedragen dan 250 m2;
- op eigen terrein dient voldoende parkeergelegenheid te zijn;
- de uitstraling van de prostitutie- en/of seksinrichting mag geen onevenredige afbreuk doen aan de omgeving;
- het gebruik van een gebouw als prostitutie- en/of seksinrichting mag de gebruiksmogelijkheden van de overige in het pand aanwezige functies, dan wel de gebruiksmogelijkheden van de in de directe nabijheid van de inrichting gelegen panden niet nadelig beïnvloeden.
- ‘Agrarisch’, ‘Agrarisch – 1’ en ‘Agrarisch met waarden’ wijzigen voor het opleggen van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - plattelandswoning" in samenhang met het opnemen van een aanduiding “bedrijfswoning uitgesloten” voor overige gronden binnen het agrarisch bouwvlak, onder de voorwaarde dat:
- het agrarisch bedrijf gehandhaafd blijft;
- de aanduiding uitsluitend ter plaatse van de voormalige bedrijfswoning wordt gelegd;
- uit een deskundige rapport blijkt dat de bedrijfsvoering en de ontwikkelingsmogelijkheden van de omringende bedrijven niet onevenredig worden beperkt, en waarbij de inhoud van woning niet meer mag bedragen dan de inhoud van de woning op het moment van het wijzigingsbesluit; het beheer en toezicht gewaarborgd is.
- ‘Wonen’ wijzigen voor het toestaan van meer huishoudens in aan het agrarisch gebruik onttrokken en voor wonen bestemde stolpen, onder de voorwaarde dat:
- de hoofdvorm en het karakter van de stolp behouden blijft;
- uit een te overleggen beeldkwaliteitsplan blijkt dat de stolp, erf en erfbebouwing zich als één geheel blijft manifesteren;
- de erfontsluiting via één toegang plaatsvindt;
- authentieke details behouden blijven;
- uit een te overleggen beeldkwaliteitsplan blijkt dat de erfbebouwing, zowel op zichzelf als in relatie tot de omgeving, zorgvuldig kan worden ingepast;
- indien van toepassing uit een deskundige rapport blijkt dat de bedrijfsvoering en de ontwikkelingsmogelijkheden van de omringende bedrijven niet onevenredig worden beperkt.
De wijzigingsbevoegdheid wordt niet toegepast indien dat tot gevolg heeft daardoor meer dan 800 m2 aan bebouwing en/of gesloten verharding kan worden gerealiseerd en de aanvrager geen document van de waterbeheerder kan overleggen, waaruit blijkt dat, in het kader van de watertoets, het door de beheerder te bepalen voldoende oppervlak of volume aan waterberging ten hoeve van de waterhuishouding wordt gerealiseerd.
42.2 Wijziging van regeling parkeervoorzieningen
Burgemeester en wethouders kunnen aanvullende wijzigingen aanbrengen aan het bepaalde in lid 39.3 indien:
- het besluit tot het stellen van de wijziging is voorzien van een motivering waaruit in ieder geval blijkt dat de wijziging noodzakelijk is om de ruimtelijke kwaliteit en een goede parkeersituatie te borgen;
- het voldoen aan deze regels door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit.
Bij de motivering voor het stellen van een aanvullende wijziging dient eveneens (zodra vastgesteld) de gemeentelijke parkeernota Heerhugowaard 2021 dan wel de rechtsopvolgers daarvan en de meest recente uitgave van het CROW, thans 'Toekomstbestendig parkeren, 2018' als leidraad te worden gebruikt.
Artikel 43 Overige Regels
43.1 Voorrangsregeling
Voor zover de in het bestemmingsplan aangegeven bestemmingen geheel of gedeeltelijk samenvallen gelden:
- in de eerste plaats de regels in artikel 36 'Waterstaat - Waterkering';
- in de tweede plaats de regels in artikel 26 'Leiding';
- in de derde plaats de regels in artikel 27 'Leiding - Hoogspanningsverbinding';
- in de vierde plaats de regels in artikel 28 t/m 34 'Waarde - Archeologie 1', 'Waarde - Archeologie 2', 'Waarde - Archeologie 3', 'Waarde - Archeologie 4', 'Waarde - Archeologie 5', 'Waarde - Archeologie 6' en 'Waarde - Archeologie 7';
- in de vijfde plaats de regels in artikel 35 'Waarde - Cultuurhistorie';
- in de zesde plaats de regels in artikel 40 "vrijwaringszone - straalpad";
- in de zevende plaats de regels in artikel 40 "veiligheidszone - hoogspanningsverbinding";
- in de achtste plaats de regels in artikel 40 "overige zone - boringen en ontgravingen waterscheidende laag";
- in de negende plaats de regels in de medebestemming.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 44 Overgangsrecht
44.1 Overgangsrecht bouwwerken
44.2 Overgangsrecht gebruik
Artikel 45 Slotregel
Deze regels kunnen worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan 'Actualisatieplan Heerhugowaard' van de gemeente Dijk en Waard.
Hoofdstuk 1 Inleiding
Paragraaf 1.1 Aanleiding En Doel
Met de invoering van de Wet ruimtelijke ordening in juli 2008 was een actualiseringsopgave voor bestemmingsplannenopgelegd. Op 1 juli 2013 moesten alle bestemmingsplannen actueel zijn. Deze periode van grootschalige actualiseringis dan ook medio 2013 afgerond en wordt er inmiddels10 jaar jaar met de huidige bestemmingsplannen gewerkt. Voordiverse ontwikkellocaties zijn in de afgelopen jaren bestemmingsplannen opgesteld, waarin de aangevraagdeontwikkeling mogelijk is gemaakt. De opbouw van deze bestemmingsplannen sluit aan op de plannen uit degrootschalige actualisering (een uniforme bestemmingsplansystematiek). Daarnaast is een deel van de ontwikkelingen mogelijk gemaakt via een omgevingsvergunning, in afwijking van een geldend bestemmingsplan.
In 2024 wordt de Omgevingswet ingevoerd, waarna er (in formele zin) sprake zal zijn van één tijdelijk omgevingsplanvoor de gehele gemeente. Uiterlijk tot en met eind 2031 is er sprake van een overgangsfase waarin de gemeentenieuwe regels in het omgevingsplan moet opnemen ter vervanging van het tijdelijke omgevingsplan. Het tijdelijkeomgevingsplan bestaat in eerste instantie nog uit de 'oude' bestemmingsplannen, uitwerkingsplannen,wijzigingsplannen en verordeningen.Verleende omgevingsvergunningen gaan echter niet automatisch mee in deomschakeling naar het tijdelijke omgevingsplan en zijn daarin niet zichtbaar. Vooruitlopend op de inwerkingtreding vande Omgevingswet is het goed om alle geldende ruimtelijke plannen op orde te hebben en de verleende vergunningenal zoveel mogelijk actueel en uniform vastgelegd te hebben via een bestemmingsplan. Het voorliggendeactualisatieplan voorziet daar in.
Het voorliggende actualisatieplan is opgesteld om:
- Het beleidsneutraal wijzigen en harmoniseren (voor een deel) van de regels In het kader van de samenvoegingvan de gemeente Dijk en Waard.
- Het opnemen van verleende en onherroepelijke vergunningen waarbij is afgeweken van het geldendebestemmingsplan.
- Het doorvoeren van correcties (herstel van onvolkomenheden) in de geldende bestemmingsplannen.
Het Actualisatieplan biedt een goede basis om de komende jaren te komen tot één nieuw omgevingsplan voor detoekomstige gemeente Dijk en Waard. Actuele ruimtelijke plannen zijn ook belangrijk om slagvaardig te kunnenharmoniseren, omdat niet eerst meer hoeft te worden geïnventariseerd op het gebied van verleendeomgevingsvergunningen.Richting daadwerkelijke invoering van de Omgevingswet (2024) zal op de valreep nogmaals een ronde van de meestrecentevergunningverlening plaatsvinden, dus de vergunningen vanaf november 2020, in een zogeheten Veegplan.
Paragraaf 1.2 Plangebied
Het Actualisatieplan heeft betrekking op vrijwel alle geldende bestemmingsplannen in de voormalige gemeente Heerhugowaard. De lijst met bestemmingsplannen waarop het actualisatieplan betrekking heeft is opgesomd in bijlage 1 Geldende bestemmingsplannen.
Onherroepelijke vergunningen tot november 2020 zijn geïnventariseerd en verwerkt in het voorliggendeactualisatieplan. Met name de uitgebreide omgevingsvergunningen zijn nader geregeld en zichtbaar gemaakt opwww.ruimtelijkeplannen.nl en worden te zijner tijd ook mee omgezet naar het tijdelijke omgevingsplan. Daarnaast is dekeuze gemaaktom ook de zogeheten kruimelgevallen (reguliere omgevingsvergunningsprocedure) mee te nemen voorzover die zien op een functiewijziging van een locatie (dus bijvoorbeeld van de bestemde situatie voor 'Wonen' naar'Bedrijf'). Wanneer een omgevingsvergunning ervoor zorgt dat de verbeelding van het geldende bestemmingsplanwijzigt, dan wordt deze omgevingsvergunning verwerkt in het voorliggende actualisatieplan.
Daarnaast is met voorliggend actualisatieplan nog een enkele aanpassing doorgevoerd, bijvoorbeeld omdat omissies zijn geconstateerd in geldende bestemmingsplannen. Het gaat bij deze doorgevoerde correcties niet om nieuwe keuzes, maar om reparaties van de geldende bestemde situatie waarin abusievelijk fouten zijn gemaakt bij het opstellen van een geactualiseerd bestemmingsplan. Ook wat betreft het regelen van verleende omgevingsvergunningen gaat het met voorliggend bestemmingsplan niet om nieuwe situaties. De ruimtelijke afweging op grond van beleidskaders en omgevingsaspecten om medewerking te verlenen aan ruimtelijke ontwikkelingen heeft reeds eerder plaatsgevonden. In navolgend bestemmingsplan bestaat daarom geen reden om daar uitvoerig opnieuw op in te gaan.
Paragraaf 1.4 Leeswijzer
De toelichting van dit bestemmingsplan is opgebouwd uit vijf hoofdstukken. In hoofdstuk 2 komen de verschillendebeleidskaders op rijksniveau, provinciaal en gemeentelijk niveau aan de orde. Ook wordt ingegaan op de toetsing vande omgevingsaspecten. Hoofdstuk 3 bevat een overzicht van de wijzigingen die in het Actualisatieplan zijnopgenomen. Hoofdstuk 4 is de juridische toelichting op het bestemmingsplan. Hoofdstuk 5 gaat in op de economischeen maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan.
Hoofdstuk 2 Toetsingskader
In dit hoofdstuk zijn de belangrijkste beleidsdocumenten op rijks-, provinciaal-, regionaal- en lokaal niveau samengevat, voor zover deze documenten relevant beleid en/of besluiten omvatten ten aanzien van dit bestemmingsplan.
Paragraaf 2.1 Beleidskader
2.1.1 Rijksbeleid Nationale Omgevingsvisie
De Nationale Omgevingsvisie (hierna: NOVI) is de langetermijnvisie van het Rijk op de toekomstige inrichting en ontwikkeling van onze leefomgeving. Hiermee wil het Rijk inspelen op de grote uitdagingen zoals klimaatverandering, energietransitie, circulaire economie, bereikbaarheid en woningbouw. De NOVI geeft weer wat bij deze grote uitdagingen de nationale belangen zijn, welke keuzes het Rijk maakt en welke richting het Rijk meegeeft aan decentrale keuzes. Deze keuzes hangen samen met de toekomstbeelden van de fysieke leefomgeving, de maatschappelijke opgaven en economische kansen die daarbij horen. In de NOVI zijn deze maatschappelijke opgaven samengevat in vier prioriteiten:
- Ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie;
- Duurzaam economisch groeipotentieel;
- Sterke en gezonde steden en regio's;
- Toekomstbestendige ontwikkeling over het landelijk gebied.
De druk op de fysieke leefomgeving in Nederland is zo groot, dat belangen soms botsen. Het streven vanuit de NOVI is combinaties te maken en win-win situaties te creëren. Soms zijn er scherpe keuzes nodig en moeten belangen worden afgewogen. Hiertoe gebruikt de NOVI drie afwegingsprincipes:
- Combinaties van functies gaan voor enkelvoudige functies: in het verleden is scheiding van functies vaak te rigide gehanteerd. Met de NOVI wordt gezocht naar maximale combinatiemogelijkheden tussen functies, gericht op een efficiënt en zorgvuldig gebruik van de ruimte.
- Kenmerken en identiteit van een gebied staan centraal: wat de optimale balans is tussen bescherming en ontwikkeling, tussen concurrentiekracht en leefbaarheid, verschilt van gebied tot gebied. Sommige opgaven en belangen wegen in het ene gebied zwaarder dan in het andere.
- Afwentelen wordt voorkomen: het is van belang dat de leefomgeving zoveel mogelijk voorziet in mogelijkheden en behoeften van de huidige generatie van inwoners zonder dat dit ten koste gaat van die van toekomstige generaties.
Het voorliggende actualisatieplan regelt geen nieuwe zaken, maar vertaalt omgevingsvergunningverlening door in een planologisch-juridische regeling en herstelt enkele omissies in de geldende bestemmingsplannen. Dit actualisatieplan is niet in strijd met de maatschappelijke opgaven en belangen zoals benoemd in de NOVI.
2.1.2 Provinciaal beleid Omgevingsvisie Noord-Holland 2050
De Wet ruimtelijke ordening (Wro) biedt de basis voor het stellen van algemene regels, op te nemen in een Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB). Die regels richten zich primair op gemeenten, die het eerstverantwoordelijke overheidsniveau zijn voor de inhoud van ruimtelijke plannen. In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro), ook wel bekend onder de naam AMvB Ruimte, zijn de nationale belangen uit de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) uit 2012 (als voorganger van de NOVI) voorzien van juridische kaders, waarmee de doorwerking van de nationale belangen op ruimtelijk gebied is geborgd.
Het gaat om de volgende nationale belangen: Rijksvaarwegen, Project Mainportontwikkeling Rotterdam, Kustfundament, Grote rivieren, Waddenzee en waddengebied, Defensie, Ecologische hoofdstructuur, erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde, hoofdwegen en hoofdspoorwegen, elektriciteitsvoorziening, buisleidingen van nationaal belang voor vervoer van gevaarlijke stoffen, primaire waterkeringen buiten het kustfundament en IJsselmeergebied (uitbreidingsruimte).
De SVIR bepaalt welke kaderstellende uitspraken zodanig zijn geformuleerd dat deze bedoeld zijn om beperkingen te stellen aan de ruimtelijke besluitvormingsmogelijkheden op lokaal niveau. Ten aanzien daarvan is een borging door middel van normstelling, gebaseerd op de Wro, gewenst. Die uitspraken onderscheiden zich in die zin dat van de provincies en de gemeenten wordt gevraagd om de inhoud daarvan te laten doorwerken in de ruimtelijke besluitvorming. Zij zijn dus concreet normstellend bedoeld en worden geacht direct of indirect, dat wil zeggen door tussenkomst van de provincie, door te werken tot op het niveau van de lokale besluitvorming, zoals de vaststelling van bestemmingsplannen. In het Barro zijn geen regels opgenomen die beperkend zijn voor het onderhavige actualisatieplan.
2.1.3 Provinciaal beleid Omgevingsverordening NH2020
In deze verordening zijn de provinciale belangen uit de Structuurvisie Noord-Holland 2040 van 2010 uitgewerkt in algemene regels. Er is aangesloten bij de Ladder voor duurzame verstedelijking. Verschillende regels zijn opgenomenover onderwerpen, in zowel het landelijk als het bestaand stedelijk gebied van Noord-Holland, waarmee een provinciaalbelang gemoeid is. Afhankelijk van de ligging van een plangebied zijn de regels uit de verordening al dan niet vantoepassing. Het bestaand stedelijk gebied is in het provinciale overheidsbeleid beleidsmatig aangewezen voor verdere verstedelijking.
De belangrijkste onderwerpen uit de Omgevingsvisie Noord-Holland 2050 worden verankerd in de nieuwe Omgevingsverordening Noord-Holland. Deze vervangt alle bestaande verordeningen die betrekking hebben op deleefomgeving zoals de Provinciale Ruimtelijke Verordening, de Provinciale Milieuverordening, de Waterverordeningenen de Wegenverordening. Op 22 oktober 2020 is de Omgevingsverordening NH2020 vastgesteld door PS en op 16november 2020 in werking getreden.
Zoals aangegeven, worden in dit Actualisatieplan geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt en is er daarmee geen strijdigheid met het beleid zoals dat is geformuleerd in de Omgevingsverordening NH2020.
2.1.4 Gemeentelijk beleid Archeologiebeleid Dijk en Waard
Op 7 juni 2022 is het archeologiebeleid Dijk en Waard door de gemeenteraad vastgesteld. Dit archeologiebeleidbestaat uit een beleidsnota, archeologische beleidskaart en bijbehorende onderbouwende kaartbijlagen.
De archeologische beleidskaarten van de voormalige gemeenten Langedijk en Heerhugowaard dateerden uit 2010.Het is nodig het archeologiebeleid te actualiseren op basis van de laatste archeologische kennis en richtlijnen. Sinds het opstellen van de vorige beleidskaarten zijn verscheidene nieuwe archeologische onderzoeken uitgevoerd en zijn nieuwe archeologische vindplaatsen aan het licht gekomen. Ten opzichte van het vigerende beleid van de voormalige gemeenten Langedijk en Heerhugowaard hebben wijzigingen plaatsgevonden in de archeologische categorieën en de vrijstellingsgrenzen voor archeologisch onderzoek. Ook was er door het samengaan van de gemeenten Langedijk en Heerhugowaard tot de gemeente Dijk en Waard de noodzaak om binnen twee jaar na de gemeentelijke fusie het archeologiebeleid te harmoniseren.Het archeologisch bodemarchief verdient een goede bescherming: zowel voor de wetenschap (het vormt een bronvoor kennisvergaring) als vanuit maatschappelijk oogpunt (het draagt bij aan de kwaliteit van de leefomgeving). Elke gemeente behoort dan ook een gedegen archeologiebeleid te voeren. De actualisatie van de gemeentelijkbeleidsadvieskaart heeft zich niet alleen gericht op het toevoegen en analyseren van nieuwe archeologische vindplaatsen en onderzoeken.
Ten opzichte van de vorige beleidskaarten zijn enkele aanvullingen/wijzigingen doorgevoerd:
- informatiekaarten waarop de uitgevoerde archeologische onderzoeken en bekende archeologische vindplaatsen zijn weergegeven;
- een landschappelijke ondergrondkaart die de basis vormt voor de archeologische verwachtingen uit de verschillende perioden;
- een historisch-landschappelijke kaart waarop de historisch-geografische elementen zijn weergegeven.
Op de beleidskaart is de gemeente verdeeld in verschillende archeologiegebieden, elk met een eigen vrijstellingsgrens die aangeeft wanneer een ontwikkeling is vrijgesteld van de archeologische onderzoeksplicht. De actualisatie heeftgeleid tot een aanpassing van de categorieën en de vrijstellingsgrenzen voor onderzoek. In de gemeente Dijk en Waard worden 9 verschillende archeologiecategorieën onderscheiden op grond van het noodzakelijk geachtearcheologisch beschermingsregime. Het nieuwe gemeentelijk archeologiebeleid is op perceelsniveau verwerkt in voorliggend actualisatieplan. In dit actualisatieplan is sprake van een zevental opgenomen categorieën middelsdubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie' (1 t/m 7) op de verbeelding en in de regels.
Paragraaf 2.2 Omgevingstoets
2.2.1 Algemeen
Om de uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan te toetsen, is het noodzakelijk dat verschillende onderzoeken worden uitgevoerd. Dit Actualisatieplan maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk, maar verwerkt vastgesteld beleid, onherroeplijke vergunningen en repareert juridisch onvolkomenheden van geringe omvang. De ruimtelijke afweging van toelaatbaarheid, uitvoerbaarheid en wenselijkheid heeft in het spoor van vaststelling van beleid dan wel vergunningverlening reeds plaatsgevonden Er vindt dan ook geen verdere toetsing aan de goede ruimtelijke ordening plaats.
Hoofdstuk 3 Toelichting Op De Wijzigingen
In dit hoofdstuk wordt aangegeven hoe het beleid en de planuitgangspunten zijn vertaald naar de inhoud van het plan. Er wordt aangegeven waar wat met dit actualisatieplan geregeld en opnieuw vastgelegd wordt en waarom.
Paragraaf 3.1 Verwerking Verleende Vergunningen
In 2024 is de beoogde inwerkingtreding van de Omgevingswet voorzien. Hiermee wordt een groot aantal wijzigingendoorgevoerd. Een van die wijzigingen heeft betrekking op de digitale raadpleegbaarheid van bestemmingsplannen enverleende omgevingsvergunningen. In dit Actualisatieplan is gekeken naar alle vergunning(aanvragen). Er is een drietal categorieën te onderscheiden met elk hun eigen reden om deze verleende vergunningen te verwerken in het Actualisatieplan.
Nu de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) nog gelden, worden verleende vergunningen met een procedure van 26 weken gepubliceerd op www.ruimtelijkeplannen.nl. Deze verleendevergunningen zijn na de inwerkingtreding van de Omgevingswet niet langer digitaal raadpleegbaar. Daarom zijn alle verleende vergunningen in dit Actualisatieplan vertaald naar een regeling die thuishoort in een bestemmingsplan. Er is zoveel mogelijk aangesloten bij de systematiek van de geldende bestemmingsplannen.
Met de ‘kruimelgevallenregeling’ (artikel 4 bijlage II Besluit omgevingsrecht) is het mogelijk om een wijziging van hettoegestane gebruik en bouwen te vergunnen. Denk hierbij aan het wijzigen van een functie detailhandel naar de functiewonen. Dit type vergunningen wordt sinds 2014 verleend, dit was het moment dat de Wabo in werking trad. Deze verleende vergunningen zijn nog niet verwerkt in een recent bestemmingsplan. Per verleende vergunning is gekeken hoe ze passen in de plansystematiek van de geldende bestemmingsplannen. Voorts zijn ze opgenomen in dit Actualisatieplan en voorzien van een regeling. Verleende vergunningen met een klein ruimtelijk gevolg worden verleend met een totale proceduretijd van 8 weken. Deze vergunningen worden geregeld via de definitie van het begrip bestaand. Ieder keer als er een nieuw bestemmingsplan wordt vastgesteld, maken deze vergunningen onderdeel uit van het geldende bestemmingsplan. Deze verleende vergunningen zijn nog niet verwerkt in een recent bestemmingsplan. Door in dit Actualisatieplan een regeling voor bestaand bouwen en gebruik opnieuw op te nemen, zijn alle verleende vergunningen onderdeel van dit Actualisatieplan. Onder bestaand wordt verstaan: “die legale(vergunde) situatie voor wat betreft de aanwezige bouwwerken en de werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden en het overige gebruik zoals die is op het moment dat dit Actualisatieplan in werking treedt”.
Paragraaf 3.2 Parkeren In Stad Van De Zon
Voorliggend herstelpunt ziet op het aanwezig zijn van parkeerruimte op eigen terrein op het achtererf bij woningen in Stad van de Zon. In het thans geldende bestemmingsplan Heerhugowaard-Zuid 2021 ter plaatse is de parkeerruimte op eigen terrein bij een groot aantal woningen bestemd als “Verkeer - 1” met een functieaanduiding “parkeerterrein”. Deze aanduiding heeft ten doel om daar waar sprake is van parkeren op eigen erf het niet mogelijk te maken om de parkeerplek aan die functie te onttrekken door de grond bijvoorbeeld in te richten als siertuin dan wel een garage te bouwen.
De functieaanduiding “parkeerterrein” is op de verbeelding gelegd maar abusievelijk niet goed in de regels van het bestemmingsplan verwerkt. Er is namelijk een koppeling met de regels in de woonbestemming opgenomen en niet met de verkeersbestemming waar de opgenomen aanduiding ligt. Die ontbrekende koppeling wordt met voorliggend actualisatieplan hersteld, zodat kan worden voorkomen dat bewoners de parkeerruimte achter de woning inrichten als tuin. Daarmee kan een toename van de parkeerdruk (wat leidt tot overlast) in de openbare ruimte worden voorkomen
Overigens was in het eerder geldende bestemmingsplan al sprake van een dergelijke gebruiksregeling. De verkeersruimte achter de woningen in het oude bestemmingsplan waren daarin ook al voorzien van een aanduiding voor parkeren, waarmee geregeld werd dat de gronden met die aanduiding geen siertuin mochten zijn en beschikbaar moesten blijven voor het parkeren.
Paragraaf 3.3 Milieucategorisering Overtoom 1 Te Heerhugowaard
Op 26 oktober 2021 is het bestemmingsplan Heerhugowaard-Zuid 2021 vastgesteld. In dat bestemmingsplan is voor het perceel Overtoom 1 uitgegaan van bestaande bedrijvigheid van milieucategorie 3.2. Ter plaatse is een afvalrecyclingsbedrijf gevestigd dat echter reeds in 2019 een revisievergunning milieu heeft verkregen met activiteiten die behoren tot milieucategorie 5.2. Daar is een procedure voor gevoerd waarbij de ruimtelijke afweging van toelaatbaarheid en uitvoerbaarheid is gemaakt. De daarop vervolgens verleende vergunning ziet op het zeven en breken van puin tot 1.1 miljoen ton/jaar. Op grond van de VNG-publicatie Bedrijven en Milieuzonering geldt voor dergelijke bedrijvigheid (SBI-code 372-A2) bij een hoeveelheid van meer dan 100.000 ton/jaar milieucategorie 5.2 (tot 100.000 ton/jaar is dat 4.2), op basis van het hinderaspect geluid. Op basis van het eerder ter plaatse geldende bestemmingsplan waren die bedrijfsmatige activiteiten tot en met milieucategorie 5.2 planologisch-juridisch toegestaan. In het nieuwe bestemmingsplan Heerhugowaard-Zuid 2021 is dat abusievelijk gewijzigd. Deze omissie wordt nu met voorliggend actualisatieplan hersteld. Voor de locatie Overtoom 1 is een functieaanduiding “bedrijvigheid tot en met milieucategorie 5.2” opgenomen. Deze aanduiding ligt op de verbeelding en in de regels is de koppeling gelegd in de bestemming ‘Bedrijf’ dat de vergunde bedrijvigheid ter plaatse is toegelaten, te weten een recyclingsbedrijf met puinbrekerij/malerij met een doorzet groter dan 100.000 ton/jaar.
Paragraaf 3.4 Actualisatie Archeologiebeleid Dijk En Waard
De archeologische beleidskaarten van de voormalige gemeenten Langedijk en Heerhugowaard dateerden uit 2010. Sinds het opstellen van deze kaarten zijn verscheidene nieuwe archeologische onderzoeken uitgevoerd en zijn nieuwe archeologische vindplaatsen aan het licht gekomen. Verder ontstond door het samengaan van de gemeenten Langedijk en Heerhugowaard tot de gemeente Dijk en Waard de noodzaak om de archeologische beleidskaart te actualiseren en te harmoniseren. Het geactualiseerde Archeologiebeleid is op 7 juni 2022 door de gemeenteraad van Dijk en Waard vastgesteld.
In dit actualiseringsplan zijn dubbelbestemmingen opgenomen voor de categorieën 0 tot en met 6 van het nieuwe archeologiebeleid van de gemeente. Dit ter bescherming van de aanwezige archeologische waarden. Deze komen in de plaats van de soms verouderde of ontbrekende dubbelbestemmingen voor archeologie uit de voorheen vigerende bestemmingsplannen. Met deze dubbelbestemming zijn de archeologische waarden in de ondergrond voldoende beschermd.
De basis voor verwerking van de archeologische dubbelbestemmingen heeft het Bestemmingsplan Ondergrond Heerhugowaard gevormd die per 16 december 2022 in ontwerp beschikbaar is gekomen en gemeentedekkend het nieuwe archeologische beschermingsregime gaat regelen.
Paragraaf 3.5 Herstellen En Verduidelijken
Voorliggend actualisatieplan is gericht op het vastleggen van datgene wat de afgelopen jaren is vergund in de voormalige gemeente Heerhugowaard of van datgene wat werd bedoeld planologisch-juridisch te regelen (reparatie van enkele omissies). Schoonheidsfoutjes in de planologisch-juridische regelingen van de bij dit actualisatieplannen betrokken ruimtelijke plannen zijn daar waar mogelijk hersteld dan wel verduidelijkt, zonder daarbij in deze plantoelichting langer bij stil te staan. Denk hierbij aan verschrijvingen, foute verwijzingen en ondergeschikte ommissies in de geldende plannen.
Hoofdstuk 5 Juridische Vormgeving
Dit hoofdstuk dient als uitleg over de wijze waarop voorliggend actualisatieplan juridisch moet worden geduid. Daarbij is uitleg gegeven over de verhouding met wet- en regelgeving naast het bestemmingsplan. In de handhavingparagraaf is aangegeven hoe op bestemmingsplannen wordt gehandhaafd.
Paragraaf 5.1 Algemeen
De regels vormen samen met de verbeelding het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan. Zowel de verbeelding als de regels voldoen aan de verplichte landelijke standaarden voor de uitwisseling en vergelijkbaarheid van digitale bestemmingsplannen (IMRO2012 en SVBP2012).
Het bestemmingsplan bestaat uit:
- een verbeelding van het plangebied waarin alle bestemmingen van de gronden worden aangewezen;
- de regels waarin de bestemmingen worden beschreven en waarbij per bestemming het doel wordt of de doeleinden worden genoemd.
Bij het bestemmingsplan hoort een toelichting dat hierbij voorligt. Het bestemmingsplan met de daarbij behorende toelichting wordt langs elektronische weg beschikbaar gesteld.
Paragraaf 5.2 Bestemmingsplanprocedure
In de Wro en het Bro zijn wettelijke regels voor de bestemmingsplanprocedure vastgelegd. Hierin zijn de volgende fasen onderscheiden:
Ontwerpfase
Na aankondiging in de Staatscourant en in één of meer plaatselijke dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen, wordt het ontwerpbestemmingsplan zes weken ter inzage gelegd. Tijdens deze periode kan een ieder zienswijzen over het ontwerp naar voren brengen.
Vaststellingsfase
Na afloop van de termijn van de terinzagelegging stelt de gemeenteraad het bestemmingsplan al dan niet gewijzigd vast.
Beroepsfase
Na de vaststelling van het bestemmingsplan maakt de gemeenteraad het vaststellingsbesluit bekend en legt het vastgestelde bestemmingsplan ter inzage. Gedurende de periode van 6 weken na bekendmaking van het vaststellingsbesluit kan beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
Op basis van artikel 3.1.6, lid 1, sub f, Bro bestaat de verplichting om inzicht te geven in de uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan. In dat verband wordt een onderscheid gemaakt tussen de economische uitvoerbaarheid en maatschappelijke uitvoerbaarheid.
Paragraaf 6.1 Economische Uitvoerbaarheid
Omdat sprake is van het vastleggen van reeds verleende omgevingsvergunningen en het herstellen van een enkele omissie kan worden geconcludeerd dat voorliggend actualisatieplan niet door een onvoldoende economische uitvoerbaarheid wordt belemmerd. De kosten vanwege voorliggende ruimtelijke procedure wordt door de gemeente gedragen.
Paragraaf 6.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
In het kader van de te voeren ruimtelijke procedure wordt het ontwerpbestemmingsplan gepubliceerd in het in het digitale Gemeenteblad en de website www.officielebekendmakingen.nl. Gedurende de periode van tervisielegging kan iedereen een zienswijze indienen met betrekking tot dit Actualisatieplan 2022 HHW.
1 Bouw- En Goothoogte Hoofdgebouw
1 Bouw- en goothoogte hoofdgebouw
2 Gemeente Heerhugowaard; Een Historisch-geografische Inventarisatie
2 Gemeente Heerhugowaard; Een historisch-geografische inventarisatie
3 Bedrijvenlijst Bestaande Bedrijven
3 Bedrijvenlijst bestaande bedrijven
4 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
4 Staat van bedrijfsactiviteiten
5 Beeldkwaliteitsplan T.b.v. Groenaankleding
5 Beeldkwaliteitsplan t.b.v. groenaankleding
6 Akoestisch Onderzoek Stationsweg 114 Te Heerhugowaard
6 Akoestisch onderzoek Stationsweg 114 te Heerhugowaard
1 Geldende Bestemmingsplannen
Het actualisatieplan heeft betrekking op de onderstaande bestemmingsplannen:
- Inpassingsplan Reconstructie N241 A.C. De Graafweg, vastgesteld op 4 maart 2019.
- Bestemmingsplan Buitengebied 2014, vastgesteld op 25 oktober 2016.
- Bestemmingsplan Heerhugowaard Oost, vastgesteld op 26 februari 2013.
- Bestemmingsplan Heerhugowaard Kern-Noord, vastgesteld op 22 maart 2011.
- Bestemmingsplan Stationsgebied, vastgesteld op 23 juni 2015.
- Bestemmingsplan Eerste partiele herziening Broekhorn, vastgesteld op 28 september 2010.
- Bestemmingsplan Beveland 2010, vastgesteld op 23 november 2010.
- Actualisatieplan Heerhugowaard 2014, vastgesteld op 23 september 2014.
- Bestemmingsplan Stadshart, vastgesteld op 22 januari 2013.
- Bestemmingsplan Oud Centrum, vastgesteld op 18 juni 2013.
- Bestemmingsplan De Draai 2019, vastgesteld 17 december 2019.
- Bestemmingsplan ZuidOostHoek, vastgesteld op 18 juni 2013.
- Bestemmingsplan Stationsweg 114, vastgesteld op 26 maart 2019.
- Bestemmingsplan Schrijverswijk-Planetenwijk 2020, vastgesteld op 23 maart 2021.
- Actualisatieplan Heerhugowaard 2017, vastgesteld op 8 mei 2018.
- Bestemmingsplan Heerhugowaard-Zuid 2021, vastgesteld op 26 oktober 2021.
Daarnaast is het gebiedsdekkende Bestemmingsplan Wonen en parkeren, vastgesteld op 16 februari 2021, betrokken.