Hondsbergweg 2a,2b en 4 Westerbeek
Bestemmingsplan - Gemeente Land van Cuijk
Vastgesteld op 09-03-2023 - geheel onherroepelijk in werking
Bestanden
1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan:
het bestemmingsplan ‘Hondsbergweg 2a-2b en 4 Westerbeek' met identificatienummer
NL.IMRO.1982.BPWeHondsbergweg2a-VA01 van de gemeente Land van Cuijk.
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij horende bijlagen:
1.3 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.4 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.5 aanduidingsvlak:
een vlak, door aanduidingsgrenzen van andere vlakken gescheiden.
1.6 aan huis verbonden bedrijf:
een bedrijf dat in of bij (een gedeelte van) een woning wordt uitgeoefend en dat is gericht op het
vervaardigen van producten en/of het leveren van diensten, door de gebruiker van de woning, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.
1.7 aan huis verbonden beroep:
een dienstverlenend beroep op zakelijk, maatschappelijk, juridisch, medisch, vastgesteldtechnisch of
kunstzinnig gebied, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend door de gebruiker van de woning, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft in of bij de woning die met de woonfunctie in overeenstemming is waarbij beperkte detailhandel via internet mede is toegestaan.
1.8 aanvaardbaar woon- en leefklimaat:
woon- en leefklimaat waarbij in ieder geval wordt voldaan aan de normen van alle relevante
milieuaspecten zoals geluid, bodem, geurhinder, luchtkwaliteit, gezondheid en externe veiligheid.
Voor het aspect cumulatieve geurhinder uit stallen van veehouderijen worden onderstaande waarden gehanteerd als streef- en toetswaarden. De waarden zijn uitgedrukt in Europese odour units (ouE). De genoemde deelgebieden zijn de gebieden zoals aangegeven in artikel 3 van de Verordening geurhinder en veehouderij Sint Anthonis 2016 en de daarbij behorende kaart:
het bestemmingsplan ‘Hondsbergweg 2a-2b en 4 Westerbeek' met identificatienummer
NL.IMRO.1982.BPWeHondsbergweg2a-VA01 van de gemeente Land van Cuijk.
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij horende bijlagen:
1.3 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.4 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.5 aanduidingsvlak:
een vlak, door aanduidingsgrenzen van andere vlakken gescheiden.
1.6 aan huis verbonden bedrijf:
een bedrijf dat in of bij (een gedeelte van) een woning wordt uitgeoefend en dat is gericht op het
vervaardigen van producten en/of het leveren van diensten, door de gebruiker van de woning, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.
1.7 aan huis verbonden beroep:
een dienstverlenend beroep op zakelijk, maatschappelijk, juridisch, medisch, vastgesteldtechnisch of
kunstzinnig gebied, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend door de gebruiker van de woning, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft in of bij de woning die met de woonfunctie in overeenstemming is waarbij beperkte detailhandel via internet mede is toegestaan.
1.8 aanvaardbaar woon- en leefklimaat:
woon- en leefklimaat waarbij in ieder geval wordt voldaan aan de normen van alle relevante
milieuaspecten zoals geluid, bodem, geurhinder, luchtkwaliteit, gezondheid en externe veiligheid.
Voor het aspect cumulatieve geurhinder uit stallen van veehouderijen worden onderstaande waarden gehanteerd als streef- en toetswaarden. De waarden zijn uitgedrukt in Europese odour units (ouE). De genoemde deelgebieden zijn de gebieden zoals aangegeven in artikel 3 van de Verordening geurhinder en veehouderij Sint Anthonis 2016 en de daarbij behorende kaart:
Achtergrondbelasting (Ou's) | Kernen (voorgrondnorm 2) | Kernrandzones (voorgrondnorm 3-5) | Buitengebied en bedrijventerrein (voorgrondnorm 8-10) |
Goed (streefwaarde) | Maximaal 5 | Maximaal 8 | Maximaal 10 |
Voldoende (toetswaarde) | Maximaal 10 | Maximaal 20 | Maximaal 20 |
Onvoldoende (nee, tenzij) | Meer dan 10 | Meer dan 20 | Meer dan 20 |
1.9 abiotische waarden:
het geheel van waarden in verband met het abiotische milieu (= niet levende natuur), in de vorm van aardkundige en/of hydrologische kenmerken, zowel op zichzelf als in relatie tot de aanwezigheid of nabijheid van (ontwikkelingsmogelijkheden voor) een waardevol biotisch milieu (= levende natuur, gevormd door organismen en leefgemeenschappen).
1.10 achtererf:
erf aan de achterkant en de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1 m van de voorkant van het hoofdgebouw. Indien het hoofdgebouw geen woning is, maar op het perceel wel een of meer op de grond staande woningen aanwezig zijn, wordt het achtererf bepaald door het gebouw waarvan de voorkant het dichtst is gelegen bij openbaar toegankelijk gebied.
1.11 afhankelijke woonruimte:
een bijbehorend bouwwerk bij een (bedrijfs)woning dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met deze (bedrijfs)woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is.
1.12 agrarisch bedrijf:
inrichting die tot een, krachtens artikel 1.1, derde lid, Wet milieubeheer, aangewezen categorie behoort en die is gericht op het voortbrengen van producten door het telen van gewassen of door het houden van dieren, zijnde: een (vollegronds)teeltbedrijf, een veehouderij, een glastuinbouwbedrijf of een overig agrarisch bedrijf.
1.13 agrarisch bedrijfsgebouw:
een (gedeelte van een) gebouw, dat dient voor de uitoefening van een agrarisch bedrijf.
1.14 agrarisch natuurbeheer:
de instandhouding van bijzondere natuur door natuurbeheersmaatregelen op landbouwgronden
uitgevoerd door boeren gecombineerd met de agrarische bedrijfsvoering.
1.15 agrarisch grondgebruik:
het weiden van dieren en/of het telen van gewassen, niet zijnde een volkstuin(complex).
1.16 agrarisch-technisch hulpbedrijf:
bedrijf dat geheel of in overwegende mate gericht is op het leveren van goederen en diensten aan
agrarische bedrijven of dat agrarische producten bewerkt, vervoert of verhandelt, zoals loonbedrijven, bedrijven voor mestopslag en handel, veetransport en veehandel, met uitzondering van mestbewerking
1.17 agrarisch verwant bedrijf:
bedrijf dat geheel of in overwegende mate gericht is op het verlenen van diensten aan particulieren of niet-agrarische bedrijven waarbij gebruik gemaakt wordt van het telen van gewassen, het houden van dieren of het toepassen van andere land-, bos- of natuurbouwkundige methoden, met uitzondering van mestbewerking.
1.18 agrarische waarden:
de waarden, die rechtstreeks verband houden met de mogelijkheden voor de uitoefening van een
doelmatige, agrarische bodem- en/of bedrijfsexploitatie
1.19 ander bouwwerk:
bouwwerk geen gebouw zijnde. Een ander bouwwerk met dak wordt aangemerkt als een bijbehorend
bouwwerk
1.20 antenne-installatie:
installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een
techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbijbehorende bevestigingsconstructie.
1.21 archeologische waarde:
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de kennis en de studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten uit oude tijden.
1.22 archeologisch onderzoek:
onderzoek, verricht door of namens een dienst of instelling die over een opgravingsvergunning beschikt.
1.23 attentiegebied ehs:
gebied gelegen rondom en binnen de ecologische hoofdstructuur waar fysieke ingrepen een negatief effect kunnen hebben op de waterhuishouding.
1.24 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
1.25 bebouwingscluster:
een vlakvormige verzameling van gebouwen in het buitengebied.
1.26 bebouwingsconcentratie:
een kernrandzone, bebouwingslint of bebouwingscluster.
1.27 bebouwingslint:
een lijnvormige verzameling van gebouwen langs een weg in het buitengebied, doorgaans dubbelzijdig aanwezig, met geringe afstanden tussen de bouwkavels, veelal met een historisch gegroeide mening van kleinschalige buitengebied- en niet-buitengebiedfuncties.
1.28 bed & breakfast:
een kleinschalige vorm van logiesaccommodatie waarbij één of meerdere gastenkamers aanwezig zijn en waarbij de gastenkamers geen eigen kookgelegenheid hebben en waarbij de gasten een door de ondernemer bereid ontbijt kunnen nuttigen.
1.29 bedrijf:
een bedrijf dat gericht is op het vervaardigen, bewerken en/of verwerken van producten zoals genoemd in de Staat van Bedrijfsactiviteiten, niet zijnde detailhandel, kantoor, maatschappelijke voorzieningen, dienstverlening en horeca.
1.30 bedrijfsgebouw:
een gebouw, niet zijnde een kas, dat dient voor de uitoefening van de hoofdfunctie
1.31 bedrijfsmatig:
in de uitoefening van een bedrijf.
1.32 bedrijfsmatig exploiteren recreatieverblijf:
het via een bedrijf, stichting of andere rechtspersoon voeren van een zodanig beheer/exploitatie, dat in de logiesverblijven daadwerkelijk recreatieve (nacht)verblijfsmogelijkheden worden geboden.
1.33 bedrijfsvloeroppervlakte:
de totale vloeroppervlakte van een kantoor, winkel of bedrijf met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten.
1.34 bedrijfswoning:
één woning in of bij een gebouw of op een terrein, bedoeld voor het huishouden van één persoon of gezin, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming noodzakelijk is.
1.35 beeldkwaliteit:
het optimaal op elkaar afstemmen van bebouwing met de karakteristieken van de locatie en omgeving door middel van aandacht voor stedenbouwkundige aspecten, architectuur, cultuurhistorie en landschap.
1.36 begane grond:
de eerste bouwlaag boven peil.
1.37 bestaande situatie:
bebouwing en gebruik van grond en opstallen zoals die feitelijk en legaal aanwezig is ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan.
1.38 beperkingen veehouderij:
gebied waar de ontwikkelingsmogelijkheden van veehouderijen zijn beperkt.
1.39 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak.
1.40 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.41 bewoning:
verblijf op een bepaald adres door eenzelfde persoon of groep van personen, terwijl elders niet daadwerkelijk over een hoofdverblijf (vaste woonplaats) wordt beschikt.
1.42 bijbehorend bouwwerk:
uitbreiding van een hoofdgebouw of woning dan wel een functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw of woning verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak, daaronder begrepen:
a. aanbouw: een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee
het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat qua vorm, ligging en omvang ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
b. bijgebouw: een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
c. uitbouw: een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een
hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm kan worden onderscheiden van het hoofdgebouw en dat qua vorm, ligging en omvang ondergeschikt is aan het hoofdgebouw ;
d. een overkapping of een carport, bestemd voor het overdekt stallen van motorvoertuigen.
1.43 bijbehorend bouwwerk bij een stacaravan of chalet:
uitbreiding van een stacaravan of chalet danwel functioneel met een stacaravan of chalet verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk met een dak
1.44 bijbehorende voorzieningen:
voorzieningen, die horen bij de betreffende bedrijfsvoering of functie en/of bouwvlakken.
1.45 bodemingreep:
werkzaamheden waarbij in de bodem wordt gegraven, danwel anderszins voorzieningen in de bodem
worden ingebracht waardoor verstoring van de bodem kan plaatsvinden, zoals het slaan van heipalen.`
1.46 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.47 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak.
1.48 bouwperceel:
bestemmingsvlak waarop functioneel bij elkaar behorende bebouwing en voorzieningen worden
geconcentreerd, bestaande uit een bouwvlak, waarbinnen de gebouwen zijn toegelaten, met de direct daaraan grenzende gronden waar ook bouwwerken geen gebouwen zijnde en vergunningvrije bouwwerken zijn toegestaan .
1.49 bouwperceelgrens:
de grens van een bouwperceel.
1.50 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
1.51 bouwwerk:
een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
1.52 centrale voorzieningen:
gemeenschappelijke voorzieningen ten behoeve van een terrein met recreatieverblijven als geheel, zoals een campingwinkel, kantine, ontvangstkantoor, zwembad, sanitaire voorzieningen, wasgebouw, sporten spelvoorzieningen.
1.53 cultuurhistorische waarden en kenmerken:
waarden en kenmerken van een gebied of daar aanwezige zaken, verband houdend met het bouwkundig erfgoed, het stedenbouwkundig erfgoed, de historische groenwaarden, het historisch-geografisch erfgoed en de bekende en verwachte archeologische waarden.
1.54 dagrecreatie:
bieden van diensten op het gebied van recreatie, educatie, cultuur of sport, door middel van
publieksaantrekkende voorzieningen, welke door de consument binnen één dag kunnen worden
afgenomen en welke zich geheel of in overwegende mate in de open lucht bevinden.
1.55 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waaronder grootschalige detailhandel, volumineuze detailhandel, tuincentrum en supermarkt.
1.56 dienstverlening:
a. zakelijke dienstverlening: het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder een kantoor en een congres- en vergaderaccommodatie;
b. persoonlijke dienstverlening: het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek
rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder een
kapsalon, schoonheidsspecialist e.d.
1.57 duurzame locatie:
een bestaand agrarisch bouwblok met een zodanige ligging dat het zowel vanuit milieuoogpunt, in het bijzonder wat betreft ammoniak, geur, fijnstof en gezondheid voor mensen, als vanuit ruimtelijk oogpunt, in het bijzonder wat betreft natuur, landschap en cultuurhistorie, verantwoord is om ruimtelijke
ontwikkelingen te laten plaatsvinden.
1.58 duurzame ontwikkeling:
een ontwikkeling die zowel vanuit milieuoogpunt, in het bijzonder wat betreft ammoniak, geur, fijnstof en gezondheid voor mensen, als vanuit ruimtelijk oogpunt, in het bijzonder wat betreft natuur, landschap en cultuurhistorie, aanvaardbaar is. Daarbij dienen aantoonbare ruimtelijke-economische belangen voor de lange termijn aanwezig te zijn die de ontwikkeling rechtvaardigen. Daarnaast dient zuinig ruimtegebruik te worden toegepast;
1.59 ecologische hoofdstructuur:
samenhangend netwerk van natuurgebieden van nationaal en internationaal belang met als doel de veiligstelling van ecosystemen met de daarbij behorende soorten, bestaande uit de meest waardevolle natuur- en bosgebieden en andere gebieden met belangrijke aanwezige en te ontwikkelen natuurwaarden.
1.60 ecologische verbindingszone:
bij bestemmingsplan aangeduid langgerekt gebied waarbinnen verbindende landschapselementen zijn of worden gerealiseerd.
1.61 ecologische waarden en kenmerken:
aanwezige en potentiële waarden, gebaseerd op de beoogde natuurkwaliteit voor het gebied, waartoe behoren de natuurdoelen en natuurkwaliteit, geomorfologische processen, de waterhuishouding, de kwaliteit van bodem, water en lucht, rust, de mate van stilte, donkerte en openheid, de landschapsstructuur en de belevingswaarde.
1.62 erf:
al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, voorzover dit plan die inrichting niet verbiedt.
1.63 erfbeplanting:
afschermende (rand)beplanting binnen of direct aansluitend op het bouwvlak van een agrarisch bedrijf of binnen of direct aansluitend aan een ander bedrijf of woning.
1.64 evenementen:
alle voor publiek toegankelijke verrichtingen van vermaak, waaronder herdenkingsplechtigheden
braderieën, optochten op de weg, feesten, muziekvoorstellingen of wedstrijden op of aan de weg en kleine evenementen waaronder straatfeesten of buurtbarbecues op één dag begrepen.
1.65 extensieve dagrecreatie:
vrijetijdsbesteding die in hoofdzaak is gericht op natuur- en landschapsbeleving, zoals wandelen,
fietsen, paardrijden, vissen, zwemmen, roeien, kanoën etc.
1.66 extensieve recreatieve voorziening:
een verblijf of afgebakend terrein geschikt voor recreatieve doeleinden waar weinig mensen tegelijkertijd de mogelijkheid hebben om te recreëren. Het beleven van rust staat voorop en er is een beperkte uitstraling naar de omgeving.
1.67 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden
omsloten ruimte vormt.
1.68 geluidsgevoelige functie:
bewoning of andere geluidgevoelige functies in geluidgevoelige gebouwen of ruimten zoals bedoeld in de Wet geluidhinder c.q. het Besluit geluidhinder.
1.69 geluidsgevoelig object:
gebouwen welke dienen ter bewoning of andere geluidsgevoelige gebouwen of terreinen, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder c.q. het Besluit geluidhinder.
1.70 geluidszoneringsplichtige inrichtingen:
een inrichting, waarbij op grond van artikel 40 van de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld.
1.71 gemeenschappelijke voorzieningen:
voorzieningen ten dienste van en ondergeschikt aan de verblijfsrecreatie, zoals ruimtes voor vermaak (slechtweervoorziening) en sanitaire voorzieningen.
1.72 gevellijn:
de als zodanig aangegeven lijn en het verlengde daarvan, die niet door hoofdgebouwen mag worden overschreden.
1.73 gemengd landelijk gebied:
multifunctionele gebruiksruimte, gelegen buiten bestaand stedelijk gebied, buiten de ecologische
hoofdstructuur en buiten de groenblauwe mantel.
1.74 glastuinbouwbedrijf:
agrarisch bedrijf met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate in kassen plaatsvindt.
in de uitoefening van een bedrijf.
1.32 bedrijfsmatig exploiteren recreatieverblijf:
het via een bedrijf, stichting of andere rechtspersoon voeren van een zodanig beheer/exploitatie, dat in de logiesverblijven daadwerkelijk recreatieve (nacht)verblijfsmogelijkheden worden geboden.
1.33 bedrijfsvloeroppervlakte:
de totale vloeroppervlakte van een kantoor, winkel of bedrijf met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten.
1.34 bedrijfswoning:
één woning in of bij een gebouw of op een terrein, bedoeld voor het huishouden van één persoon of gezin, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming noodzakelijk is.
1.35 beeldkwaliteit:
het optimaal op elkaar afstemmen van bebouwing met de karakteristieken van de locatie en omgeving door middel van aandacht voor stedenbouwkundige aspecten, architectuur, cultuurhistorie en landschap.
1.36 begane grond:
de eerste bouwlaag boven peil.
1.37 bestaande situatie:
bebouwing en gebruik van grond en opstallen zoals die feitelijk en legaal aanwezig is ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan.
1.38 beperkingen veehouderij:
gebied waar de ontwikkelingsmogelijkheden van veehouderijen zijn beperkt.
1.39 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak.
1.40 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.41 bewoning:
verblijf op een bepaald adres door eenzelfde persoon of groep van personen, terwijl elders niet daadwerkelijk over een hoofdverblijf (vaste woonplaats) wordt beschikt.
1.42 bijbehorend bouwwerk:
uitbreiding van een hoofdgebouw of woning dan wel een functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw of woning verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak, daaronder begrepen:
a. aanbouw: een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee
het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat qua vorm, ligging en omvang ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
b. bijgebouw: een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
c. uitbouw: een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een
hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm kan worden onderscheiden van het hoofdgebouw en dat qua vorm, ligging en omvang ondergeschikt is aan het hoofdgebouw ;
d. een overkapping of een carport, bestemd voor het overdekt stallen van motorvoertuigen.
1.43 bijbehorend bouwwerk bij een stacaravan of chalet:
uitbreiding van een stacaravan of chalet danwel functioneel met een stacaravan of chalet verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk met een dak
1.44 bijbehorende voorzieningen:
voorzieningen, die horen bij de betreffende bedrijfsvoering of functie en/of bouwvlakken.
1.45 bodemingreep:
werkzaamheden waarbij in de bodem wordt gegraven, danwel anderszins voorzieningen in de bodem
worden ingebracht waardoor verstoring van de bodem kan plaatsvinden, zoals het slaan van heipalen.`
1.46 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.47 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak.
1.48 bouwperceel:
bestemmingsvlak waarop functioneel bij elkaar behorende bebouwing en voorzieningen worden
geconcentreerd, bestaande uit een bouwvlak, waarbinnen de gebouwen zijn toegelaten, met de direct daaraan grenzende gronden waar ook bouwwerken geen gebouwen zijnde en vergunningvrije bouwwerken zijn toegestaan .
1.49 bouwperceelgrens:
de grens van een bouwperceel.
1.50 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
1.51 bouwwerk:
een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
1.52 centrale voorzieningen:
gemeenschappelijke voorzieningen ten behoeve van een terrein met recreatieverblijven als geheel, zoals een campingwinkel, kantine, ontvangstkantoor, zwembad, sanitaire voorzieningen, wasgebouw, sporten spelvoorzieningen.
1.53 cultuurhistorische waarden en kenmerken:
waarden en kenmerken van een gebied of daar aanwezige zaken, verband houdend met het bouwkundig erfgoed, het stedenbouwkundig erfgoed, de historische groenwaarden, het historisch-geografisch erfgoed en de bekende en verwachte archeologische waarden.
1.54 dagrecreatie:
bieden van diensten op het gebied van recreatie, educatie, cultuur of sport, door middel van
publieksaantrekkende voorzieningen, welke door de consument binnen één dag kunnen worden
afgenomen en welke zich geheel of in overwegende mate in de open lucht bevinden.
1.55 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waaronder grootschalige detailhandel, volumineuze detailhandel, tuincentrum en supermarkt.
1.56 dienstverlening:
a. zakelijke dienstverlening: het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder een kantoor en een congres- en vergaderaccommodatie;
b. persoonlijke dienstverlening: het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek
rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder een
kapsalon, schoonheidsspecialist e.d.
1.57 duurzame locatie:
een bestaand agrarisch bouwblok met een zodanige ligging dat het zowel vanuit milieuoogpunt, in het bijzonder wat betreft ammoniak, geur, fijnstof en gezondheid voor mensen, als vanuit ruimtelijk oogpunt, in het bijzonder wat betreft natuur, landschap en cultuurhistorie, verantwoord is om ruimtelijke
ontwikkelingen te laten plaatsvinden.
1.58 duurzame ontwikkeling:
een ontwikkeling die zowel vanuit milieuoogpunt, in het bijzonder wat betreft ammoniak, geur, fijnstof en gezondheid voor mensen, als vanuit ruimtelijk oogpunt, in het bijzonder wat betreft natuur, landschap en cultuurhistorie, aanvaardbaar is. Daarbij dienen aantoonbare ruimtelijke-economische belangen voor de lange termijn aanwezig te zijn die de ontwikkeling rechtvaardigen. Daarnaast dient zuinig ruimtegebruik te worden toegepast;
1.59 ecologische hoofdstructuur:
samenhangend netwerk van natuurgebieden van nationaal en internationaal belang met als doel de veiligstelling van ecosystemen met de daarbij behorende soorten, bestaande uit de meest waardevolle natuur- en bosgebieden en andere gebieden met belangrijke aanwezige en te ontwikkelen natuurwaarden.
1.60 ecologische verbindingszone:
bij bestemmingsplan aangeduid langgerekt gebied waarbinnen verbindende landschapselementen zijn of worden gerealiseerd.
1.61 ecologische waarden en kenmerken:
aanwezige en potentiële waarden, gebaseerd op de beoogde natuurkwaliteit voor het gebied, waartoe behoren de natuurdoelen en natuurkwaliteit, geomorfologische processen, de waterhuishouding, de kwaliteit van bodem, water en lucht, rust, de mate van stilte, donkerte en openheid, de landschapsstructuur en de belevingswaarde.
1.62 erf:
al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, voorzover dit plan die inrichting niet verbiedt.
1.63 erfbeplanting:
afschermende (rand)beplanting binnen of direct aansluitend op het bouwvlak van een agrarisch bedrijf of binnen of direct aansluitend aan een ander bedrijf of woning.
1.64 evenementen:
alle voor publiek toegankelijke verrichtingen van vermaak, waaronder herdenkingsplechtigheden
braderieën, optochten op de weg, feesten, muziekvoorstellingen of wedstrijden op of aan de weg en kleine evenementen waaronder straatfeesten of buurtbarbecues op één dag begrepen.
1.65 extensieve dagrecreatie:
vrijetijdsbesteding die in hoofdzaak is gericht op natuur- en landschapsbeleving, zoals wandelen,
fietsen, paardrijden, vissen, zwemmen, roeien, kanoën etc.
1.66 extensieve recreatieve voorziening:
een verblijf of afgebakend terrein geschikt voor recreatieve doeleinden waar weinig mensen tegelijkertijd de mogelijkheid hebben om te recreëren. Het beleven van rust staat voorop en er is een beperkte uitstraling naar de omgeving.
1.67 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden
omsloten ruimte vormt.
1.68 geluidsgevoelige functie:
bewoning of andere geluidgevoelige functies in geluidgevoelige gebouwen of ruimten zoals bedoeld in de Wet geluidhinder c.q. het Besluit geluidhinder.
1.69 geluidsgevoelig object:
gebouwen welke dienen ter bewoning of andere geluidsgevoelige gebouwen of terreinen, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder c.q. het Besluit geluidhinder.
1.70 geluidszoneringsplichtige inrichtingen:
een inrichting, waarbij op grond van artikel 40 van de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld.
1.71 gemeenschappelijke voorzieningen:
voorzieningen ten dienste van en ondergeschikt aan de verblijfsrecreatie, zoals ruimtes voor vermaak (slechtweervoorziening) en sanitaire voorzieningen.
1.72 gevellijn:
de als zodanig aangegeven lijn en het verlengde daarvan, die niet door hoofdgebouwen mag worden overschreden.
1.73 gemengd landelijk gebied:
multifunctionele gebruiksruimte, gelegen buiten bestaand stedelijk gebied, buiten de ecologische
hoofdstructuur en buiten de groenblauwe mantel.
1.74 glastuinbouwbedrijf:
agrarisch bedrijf met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate in kassen plaatsvindt.
1.75 goede leefomgeving:
a. er is rekening gehouden met de gevolgen van de beoogde ruimtelijke ontwikkeling voor de in het plan begrepen gronden en de naaste omgeving, in het bijzonder wat betreft de bodemkwaliteit, de waterhuishouding, de in de grond aanwezige of te verwachten monumente, de cultuurhistorische waarden, de ecologische waarden, de aardkundige waarden en de landschappelijke waarden;
b. de omvang van de beoogde ruimtelijke ontwikkeling, de omvang van de bebouwing en de beoogde functie, past in de omgeving gelet op de bestaande en toekomstige functies in de omgeving en de effecten die de ontwikkeling op die functies heeft, waaronder de effecten vanwege milieuaspecten en volksgezondheid;
c. een op de beoogde ruimtelijke ontwikkeling afgestemde afwikkeling van het personen- en
goederenvervoer is verzekerd, waaronder een goede aansluiting op de aanwezige infrastructuur van weg, water of spoor, inclusief openbaar vervoer, een en ander onder onverminderd hetgeen in hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer is bepaald.
1.76 groenblauwe mantel:
gebieden met een belangrijke nevenfunctie voor natuur en water die overwegend grenzen aan de
ecologische hoofdstructuur en ecologische verbindingszone of die deze verbinden.
1.77 groepsaccommodatie:
een (gedeelte van) een gebouw dat is bestemd voor periodiek recreatief nachtverblijf door groepen, met permanent daarvoor ingerichte ruimten met gemeenschappelijke voorzieningen.Een kampeerboerderij en kamp(eer)huis vallen onder het begrip groepsaccommodatie.
1.78 hervestiging agrarisch bedrijf:
verplaatsen van een bestaand agrarisch bedrijf van het ene agrarisch bouwvlak naar het andere agrarisch bouwvlak, waar de agrarische activiteiten zijn gestaakt.
1.79 hoge teeltondersteunende voorzieningen:
teeltondersteunende voorzieningen met een minimale bouwhoogte van 1,5 meter.
a. er is rekening gehouden met de gevolgen van de beoogde ruimtelijke ontwikkeling voor de in het plan begrepen gronden en de naaste omgeving, in het bijzonder wat betreft de bodemkwaliteit, de waterhuishouding, de in de grond aanwezige of te verwachten monumente, de cultuurhistorische waarden, de ecologische waarden, de aardkundige waarden en de landschappelijke waarden;
b. de omvang van de beoogde ruimtelijke ontwikkeling, de omvang van de bebouwing en de beoogde functie, past in de omgeving gelet op de bestaande en toekomstige functies in de omgeving en de effecten die de ontwikkeling op die functies heeft, waaronder de effecten vanwege milieuaspecten en volksgezondheid;
c. een op de beoogde ruimtelijke ontwikkeling afgestemde afwikkeling van het personen- en
goederenvervoer is verzekerd, waaronder een goede aansluiting op de aanwezige infrastructuur van weg, water of spoor, inclusief openbaar vervoer, een en ander onder onverminderd hetgeen in hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer is bepaald.
1.76 groenblauwe mantel:
gebieden met een belangrijke nevenfunctie voor natuur en water die overwegend grenzen aan de
ecologische hoofdstructuur en ecologische verbindingszone of die deze verbinden.
1.77 groepsaccommodatie:
een (gedeelte van) een gebouw dat is bestemd voor periodiek recreatief nachtverblijf door groepen, met permanent daarvoor ingerichte ruimten met gemeenschappelijke voorzieningen.Een kampeerboerderij en kamp(eer)huis vallen onder het begrip groepsaccommodatie.
1.78 hervestiging agrarisch bedrijf:
verplaatsen van een bestaand agrarisch bedrijf van het ene agrarisch bouwvlak naar het andere agrarisch bouwvlak, waar de agrarische activiteiten zijn gestaakt.
1.79 hoge teeltondersteunende voorzieningen:
teeltondersteunende voorzieningen met een minimale bouwhoogte van 1,5 meter.
1.80 hoofdgebouw:
een gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of
toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is. Indien het hoofdgebouw geen woning is, maar op het perceel wel een of meer op de grond staande woningen aanwezig zijn, wordt die woning tevens als hoofdgebouw aangemerkt.
1.81 hoofdverblijf:
de plaats die fungeert als het centrum van de sociale en maatschappelijke activiteiten van betrokkene en welke een voor bewoning geschikte verblijfplaats is, die tenminste bestaat uit een keuken, woon-, was- en slaapgelegenheid.
1.82 horeca:
het bedrijfsmatig verstrekken van dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse, het bedrijfsmatig bieden van hotel- of groepsaccommodatie, het bedrijfsmatig bieden van vermaaks- of wellnessfaciliteiten of het bedrijfsmatig bieden van congres- of vergaderfaciliteiten, een en ander al dan niet in combinatie met elkaar. Daarbij worden de volgende categorieën onderscheiden:
een gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of
toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is. Indien het hoofdgebouw geen woning is, maar op het perceel wel een of meer op de grond staande woningen aanwezig zijn, wordt die woning tevens als hoofdgebouw aangemerkt.
1.81 hoofdverblijf:
de plaats die fungeert als het centrum van de sociale en maatschappelijke activiteiten van betrokkene en welke een voor bewoning geschikte verblijfplaats is, die tenminste bestaat uit een keuken, woon-, was- en slaapgelegenheid.
1.82 horeca:
het bedrijfsmatig verstrekken van dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse, het bedrijfsmatig bieden van hotel- of groepsaccommodatie, het bedrijfsmatig bieden van vermaaks- of wellnessfaciliteiten of het bedrijfsmatig bieden van congres- of vergaderfaciliteiten, een en ander al dan niet in combinatie met elkaar. Daarbij worden de volgende categorieën onderscheiden:
Categorie | Omschrijving / typologie | Subcategorie |
1 | Maaltijdverstrekkers: | |
- cafetaria, snackbar, automatiek | 1a | |
- lunchroom, ijssalon, kiosk | 1a | |
- pannenkoekenhuis, shoarmazaak, poffertjeszaak, creperie | 1a | |
- restaurant | 1b | |
2 | Drankverstrekkers: | |
- café, bar, nachtclub | 2a | |
- tearoom, koffiehuis | 2b | |
3 | Multifunctioneel horecabedrijf | 3 |
4 | Vermaak, ontspanning en discotheken: | |
- snooker- of biljartcentrum | 4a | |
- casino of amusementshal | 4a | |
- bowling- of kegelcentrum, lasergamecentrum | 4a | |
- discotheek, dancing | 4a | |
- bioscoop | 4b | |
5 | Logiesverstrekkers: | |
- hotel | 5 | |
- motel | 5 | |
- pension | 5 | |
6 | Ontmoetingscentra/ Maatschappelijke instellingen | 6 |
1.83 huishouden:
één, of meerdere personen, die gemeenschappelijk samenleven in een onderlinge persoonlijke
verbondenheid gericht op een duurzaam samenzijn.
1.84 hydrologische waarde:
gronden met een bijzondere betekenis voor het watersysteem in verband met beekherstel,
verdrogingsbestrijding, waterberging en/of waterkering.
1.85 intensieve veehouderij:
een veehouderij met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate in gebouwen plaatsvindt en gericht is op het houden van dieren, zoals rundveemesterij, varkens-, vleeskalver-, pluimvee-, pelsdier-, geiten- of schapenhouderij of een combinatie van deze bedrijfsvormen, alsmede naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijfsvormen, met uitzondering van melkrundveehouderij.
1.86 kamerverhuur:
het bedrijfsmatig (nacht)verblijf aanbieden, waarbij de kamerhuurder ter plaatse het hoofdverblijf heeft.
het bedrijfsmatig (nacht)verblijf aanbieden, waarbij de kamerhuurder ter plaatse het hoofdverblijf heeft.
1.87 kampeermiddel:
- een tent, een tentwagen, een kampeerauto of een caravan;
- enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voorzover geen bouwwerk zijnde,
dat geschikt is voor tijdelijk recreatief nachtverblijf, één en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen of gewezen voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.
1.88 kampeerterrein:
terrein, geheel of gedeeltelijk ingericht en bedrijfsmatig geëxploiteerd, en blijkens die inrichting en exploitatie bestemd om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van
kampeermiddelen.
1.89 kantoor:
voorzieningen gericht op het verlenen van diensten op administratief, financieel, architectonisch,
juridisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, niet zijnde openbare dienstverlening, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.
1.90 kap:
een constructie van één of meer dakvlakken met een helling van meer dan 30° en minder dan 65° niet zijnde een lessenaarsdak tenzij in de regels en / of de plankaart een andere regeling is opgenomen in welk geval die regeling geldt.
1.91 kelder:
een geheel ondergronds gelegen ruimte, die grotendeels is gesitueerd onder een bovengronds
bouwwerk.
1.92 kernrandzone:
een overgangszone tussen de bebouwde kom en het buitengebied, met daarin relatief veel bebouwing op korte afstand van elkaar met een ondergeschikte en/of afnemende agrarische functie.
1.93 kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen:
het ontplooien van recreatieve activiteiten zoals kleinschalige recreatieve activiteiten in de vorm van bijvoorbeeld excursieruimten, huifkarverhuur, theetuinen en boerengolf, al dan niet als nevenactiviteit verbonden aan de agrarische bedrijfsvoering.
1.94 kleinschalig kamperen:
recreatief (nacht)verblijf op gronden met de hoofdfunctie agrarisch bedrijf of wonen, met gebruikmaking van kampeermiddelen tot een in de regels aangegeven maximum aantal kampeermiddelen.
1.95 kleinschalig logeren:
recreatief (nacht)verblijf in de vorm van logies en ontbijt tot een in het plan aangegeven maximum aantal logeereenheden, zoals logeren bij de boer, bed&breakfast.
1.96 kunstwerken:
een civieltechnische constructie of -installatie in de infrastructuur die één of meer functies vervult zoals onderdoorgangen, duikers, overkluizingen.
1.97 lage teeltondersteunende voorzieningen:
teeltondersteunende voorzieningen met een maximale bouwhoogte van 1,5 meter.
1.88 kampeerterrein:
terrein, geheel of gedeeltelijk ingericht en bedrijfsmatig geëxploiteerd, en blijkens die inrichting en exploitatie bestemd om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van
kampeermiddelen.
1.89 kantoor:
voorzieningen gericht op het verlenen van diensten op administratief, financieel, architectonisch,
juridisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, niet zijnde openbare dienstverlening, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.
1.90 kap:
een constructie van één of meer dakvlakken met een helling van meer dan 30° en minder dan 65° niet zijnde een lessenaarsdak tenzij in de regels en / of de plankaart een andere regeling is opgenomen in welk geval die regeling geldt.
1.91 kelder:
een geheel ondergronds gelegen ruimte, die grotendeels is gesitueerd onder een bovengronds
bouwwerk.
1.92 kernrandzone:
een overgangszone tussen de bebouwde kom en het buitengebied, met daarin relatief veel bebouwing op korte afstand van elkaar met een ondergeschikte en/of afnemende agrarische functie.
1.93 kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen:
het ontplooien van recreatieve activiteiten zoals kleinschalige recreatieve activiteiten in de vorm van bijvoorbeeld excursieruimten, huifkarverhuur, theetuinen en boerengolf, al dan niet als nevenactiviteit verbonden aan de agrarische bedrijfsvoering.
1.94 kleinschalig kamperen:
recreatief (nacht)verblijf op gronden met de hoofdfunctie agrarisch bedrijf of wonen, met gebruikmaking van kampeermiddelen tot een in de regels aangegeven maximum aantal kampeermiddelen.
1.95 kleinschalig logeren:
recreatief (nacht)verblijf in de vorm van logies en ontbijt tot een in het plan aangegeven maximum aantal logeereenheden, zoals logeren bij de boer, bed&breakfast.
1.96 kunstwerken:
een civieltechnische constructie of -installatie in de infrastructuur die één of meer functies vervult zoals onderdoorgangen, duikers, overkluizingen.
1.97 lage teeltondersteunende voorzieningen:
teeltondersteunende voorzieningen met een maximale bouwhoogte van 1,5 meter.
1.98 landschappelijke inpassing:
het optimaal op elkaar afstemmen van bebouwing en beplanting, rekening houdend met de ter plaatse voorkomende landschappelijke en cultuurhistorische waarden om zo te komen tot een landschappelijke inpassing van nieuwe bebouwing die recht doet aan de kwaliteit en de beleving van het landschap.
1.99 landschappelijke waarden en kenmerken:
gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde van het landschap, gericht op ruimtelijke,
ecologische, cultuurhistorische en recreatieve aspecten.
1.100 landschapselementen:
ter plaatse gebonden ecologische en/of landschappelijk waardevolle elementen zoals bosjes,
houtwallen, poelen, moerasjes en dergelijke.
1.101 lessenaarsdak:
een asymmetrische dakvorm met één hellend dakvlak over (nagenoeg) de volledige breedte of diepte van een gebouw.
1.102 logies:
het bedrijfsmatig (nacht)verblijf aanbieden, waarbij de betreffende huurder het hoofdverblijf elders heeft.
1.103 maatschappelijke voorzieningen:
educatieve, sociaal-medische, (sociaal-)culturele en levensbeschouwelijke, religieuze, onderwijs-, sporten
recreatieve voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening alsook
ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen.
1.104 maatvoeringsvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge een matrixsymbool in het betreffende vlak bepaalde afmetingen, percentages, oppervlakten, hellingshoeken en/of aantallen, zowel ten aanzien van het bouwen als ten aanzien van het gebruik, zijn toegelaten.
1.105 mantelzorg:
langdurige zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een zorgvrager door personen uit diens directe omgeving, waarbij zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en die de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt.
1.106 mestbewerking:
de toepassing van basistechnieken of combinaties daarvan met als doel de aard, samenstelling of hoedanigheid van dierlijke mest te wijzigen, zoals droging, bezinking, (co)vergisting, scheiding, hygiënisatie of indamping van mest.
het optimaal op elkaar afstemmen van bebouwing en beplanting, rekening houdend met de ter plaatse voorkomende landschappelijke en cultuurhistorische waarden om zo te komen tot een landschappelijke inpassing van nieuwe bebouwing die recht doet aan de kwaliteit en de beleving van het landschap.
1.99 landschappelijke waarden en kenmerken:
gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde van het landschap, gericht op ruimtelijke,
ecologische, cultuurhistorische en recreatieve aspecten.
1.100 landschapselementen:
ter plaatse gebonden ecologische en/of landschappelijk waardevolle elementen zoals bosjes,
houtwallen, poelen, moerasjes en dergelijke.
1.101 lessenaarsdak:
een asymmetrische dakvorm met één hellend dakvlak over (nagenoeg) de volledige breedte of diepte van een gebouw.
1.102 logies:
het bedrijfsmatig (nacht)verblijf aanbieden, waarbij de betreffende huurder het hoofdverblijf elders heeft.
1.103 maatschappelijke voorzieningen:
educatieve, sociaal-medische, (sociaal-)culturele en levensbeschouwelijke, religieuze, onderwijs-, sporten
recreatieve voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening alsook
ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen.
1.104 maatvoeringsvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge een matrixsymbool in het betreffende vlak bepaalde afmetingen, percentages, oppervlakten, hellingshoeken en/of aantallen, zowel ten aanzien van het bouwen als ten aanzien van het gebruik, zijn toegelaten.
1.105 mantelzorg:
langdurige zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een zorgvrager door personen uit diens directe omgeving, waarbij zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en die de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt.
1.106 mestbewerking:
de toepassing van basistechnieken of combinaties daarvan met als doel de aard, samenstelling of hoedanigheid van dierlijke mest te wijzigen, zoals droging, bezinking, (co)vergisting, scheiding, hygiënisatie of indamping van mest.
1.107 milieucategorie:
milieucategorie zoals omschreven in de bij deze regels behorende staat van bedrijfsactiviteiten.
1.108 morfologie:
de vorm van het landschap en de processen die bij de vorming een rol spelen.
1.109 multifunctioneel horecabedrijf:
een inrichting die gericht is op het verstrekken van (alcoholische) dranken voor consumptie ter plaatse, alsmede het verstrekken van maaltijden of etenswaren die ter plaatse genuttigd plegen worden, alsmede (in sommige gevallen) de gelegenheid biedt tot dansen.
1.110 natuurlijke waarde:
de aan een gebied toegekende waarde gekenmerkt door geologische, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang.
1.111 nevenactiviteit:
activiteiten waarvoor een gedeelte van de vloeroppervlakte van de bedrijfsgebouwen en daarbij behorende gronden als zodanig mag worden gebruikt en die uitgevoerd worden naast het eigenlijke beroep of de hoofdactiviteit. Deze activiteiten zijn ondergeschikt aan de primair toegekende functie.
1.112 nutsvoorzieningen:
voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie, alsmede voorzieningen voor het openbaar vervoer en/of het wegverkeer.
1.113 omschakeling:
geheel of gedeeltelijk overstappen van de ene agrarische bedrijfsvorm naar de andere agrarische bedrijfsvorm, waaronder tevens wordt verstaan een gebruikswijziging van bestaande gebouwen, gericht op het in gebruik nemen van de gebouwen voor de uitoefening van een veehouderij.
milieucategorie zoals omschreven in de bij deze regels behorende staat van bedrijfsactiviteiten.
1.108 morfologie:
de vorm van het landschap en de processen die bij de vorming een rol spelen.
1.109 multifunctioneel horecabedrijf:
een inrichting die gericht is op het verstrekken van (alcoholische) dranken voor consumptie ter plaatse, alsmede het verstrekken van maaltijden of etenswaren die ter plaatse genuttigd plegen worden, alsmede (in sommige gevallen) de gelegenheid biedt tot dansen.
1.110 natuurlijke waarde:
de aan een gebied toegekende waarde gekenmerkt door geologische, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang.
1.111 nevenactiviteit:
activiteiten waarvoor een gedeelte van de vloeroppervlakte van de bedrijfsgebouwen en daarbij behorende gronden als zodanig mag worden gebruikt en die uitgevoerd worden naast het eigenlijke beroep of de hoofdactiviteit. Deze activiteiten zijn ondergeschikt aan de primair toegekende functie.
1.112 nutsvoorzieningen:
voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie, alsmede voorzieningen voor het openbaar vervoer en/of het wegverkeer.
1.113 omschakeling:
geheel of gedeeltelijk overstappen van de ene agrarische bedrijfsvorm naar de andere agrarische bedrijfsvorm, waaronder tevens wordt verstaan een gebruikswijziging van bestaande gebouwen, gericht op het in gebruik nemen van de gebouwen voor de uitoefening van een veehouderij.
1.114 ondergeschikt bouwdeel:
een buiten de gevel of dakvlakken uitstekend ondergeschikt deel van een bouwwerk, met uitzondering van een uitgebouwd gedeelte van een gebouw dat dient ter uitbreiding van het oppervlak.
1.115 ondergeschikte horeca:
een horecavoorziening binnen een bestemming waarvan de functie een andere dan horeca is maar waar men uitsluitend ten behoeve van de hoofdfunctie een ruimte specifiek heeft ingericht voor de consumptie van drank en etenswaren, zoals een kantine in een verenigingsgebouw, sportvoorziening of recreatie-inrichting.
1.116 ondergronds bouwwerk:
een (gedeelte van een) bouwwerk, waarvan de vloer is gelegen onder peil.
1.117 onderkomen:
een voor verblijf geschikt, al dan niet aan zijn bestemming onttrokken, vaar- of voertuig, ark of caravan, voor zover dat/die niet als een bouwwerk is aan te merken, alsmede een tent.
1.118 oppervlakte van bestaande gebouwen van een veehouderij(tak):
de oppervlakte van gebouwen, die:
a. op 21 september 2013 legaal aanwezig of in uitvoering was; of
b. mag worden gebouwd krachtens een vóór 21 september 2013 verleende vergunning; of
c. is gebaseerd op een vóór 21 september 2013 ingediende volledige en ontvankelijke aanvraag voor een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, die in overeenstemming is met het geldende bestemmingsplan.
1.119 opslag:
het opbergen van materialen met de bedoeling en op een dergelijke wijze, dat men later weer over het materiaal kan beschikken.
1.120 overig agrarisch bedrijf:
een agrarisch bedrijf dat niet binnen de begripsbepaling van veehouderij, vollegrondsteeltbedrijf of glastuinbouwbedrijf valt.
een buiten de gevel of dakvlakken uitstekend ondergeschikt deel van een bouwwerk, met uitzondering van een uitgebouwd gedeelte van een gebouw dat dient ter uitbreiding van het oppervlak.
1.115 ondergeschikte horeca:
een horecavoorziening binnen een bestemming waarvan de functie een andere dan horeca is maar waar men uitsluitend ten behoeve van de hoofdfunctie een ruimte specifiek heeft ingericht voor de consumptie van drank en etenswaren, zoals een kantine in een verenigingsgebouw, sportvoorziening of recreatie-inrichting.
1.116 ondergronds bouwwerk:
een (gedeelte van een) bouwwerk, waarvan de vloer is gelegen onder peil.
1.117 onderkomen:
een voor verblijf geschikt, al dan niet aan zijn bestemming onttrokken, vaar- of voertuig, ark of caravan, voor zover dat/die niet als een bouwwerk is aan te merken, alsmede een tent.
1.118 oppervlakte van bestaande gebouwen van een veehouderij(tak):
de oppervlakte van gebouwen, die:
a. op 21 september 2013 legaal aanwezig of in uitvoering was; of
b. mag worden gebouwd krachtens een vóór 21 september 2013 verleende vergunning; of
c. is gebaseerd op een vóór 21 september 2013 ingediende volledige en ontvankelijke aanvraag voor een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, die in overeenstemming is met het geldende bestemmingsplan.
1.119 opslag:
het opbergen van materialen met de bedoeling en op een dergelijke wijze, dat men later weer over het materiaal kan beschikken.
1.120 overig agrarisch bedrijf:
een agrarisch bedrijf dat niet binnen de begripsbepaling van veehouderij, vollegrondsteeltbedrijf of glastuinbouwbedrijf valt.
1.121 overkapping:
een bouwwerk op het erf van een gebouw of standplaats, dat strekt tot vergroting van het woongenot van het gebouw of de standplaats. Daarbij geldt, indien vóór dan wel achter het (verlengde van) de voorgevel van een gebouw wordt gebouwd, het volgende:
a. vóór: het moet een open constructie zijn;
b. achter: maximaal drie wanden waarvan maximaal twee tot de constructie behoren.
1.122 overtollige bebouwing:
de oppervlakte en/of inhoud van bebouwing waarmee de maximaal volgens de regels van de geldende en/of de beoogde bestemming toegestane oppervlakte en/of inhoud van de bebouwing wordt overschreden.
1.123 paardenhouderij:
een overig agrarisch bedrijf waar overwegend handelingen aan en/of met paarden worden verricht en die primair zijn gericht op het stallen, africhten, trainen en verhandelen van paarden, niet zijnde een manege.
een bouwwerk op het erf van een gebouw of standplaats, dat strekt tot vergroting van het woongenot van het gebouw of de standplaats. Daarbij geldt, indien vóór dan wel achter het (verlengde van) de voorgevel van een gebouw wordt gebouwd, het volgende:
a. vóór: het moet een open constructie zijn;
b. achter: maximaal drie wanden waarvan maximaal twee tot de constructie behoren.
1.122 overtollige bebouwing:
de oppervlakte en/of inhoud van bebouwing waarmee de maximaal volgens de regels van de geldende en/of de beoogde bestemming toegestane oppervlakte en/of inhoud van de bebouwing wordt overschreden.
1.123 paardenhouderij:
een overig agrarisch bedrijf waar overwegend handelingen aan en/of met paarden worden verricht en die primair zijn gericht op het stallen, africhten, trainen en verhandelen van paarden, niet zijnde een manege.
1.124 parkeergelegenheid/parkeervoorzieningen:
elke stallingsgelegenheid (op zowel openbaar als particulier terrein) ten behoeve van een motorvoertuig op meer dan twee wielen.
1.125 perceelgrens:
een kadastrale grenslijn tussen (bouw)percelen onderling;
1.126 plattelandswoning:
een (voormalige) agrarische bedrijfswoning die -naast het gebruik als bedrijfswoning voor het agrarisch bedrijf waarbij de woning behoort- tevens mag worden gebruikt voor bewoning als burgerwoning door derden, en die niet wordt beschermd tegen milieugevolgen van het bijbehorende bedrijf.
1.127 productiegebonden detailhandel:
qua oppervlakte beperkte op de eindgebruiker gerichte verkoop van overwegend (streek)eigen
goederen/producten vanuit een bedrijf dat die goederen/producten vervaardigt/produceert, bewerkt en/of toepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie.
1.128 prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen
vergoeding.
1.129 recreatie:
vrijetijdsbesteding zoals verblijfsrecreatie, dagrecreatie, agrotoerisme en extensief recreatief
medegebruik zoals wandelen, fietsen, paardrijden, vissen, zwemmen, roeien, kanoën etc..
1.130 recreatieverblijf:
elke stallingsgelegenheid (op zowel openbaar als particulier terrein) ten behoeve van een motorvoertuig op meer dan twee wielen.
1.125 perceelgrens:
een kadastrale grenslijn tussen (bouw)percelen onderling;
1.126 plattelandswoning:
een (voormalige) agrarische bedrijfswoning die -naast het gebruik als bedrijfswoning voor het agrarisch bedrijf waarbij de woning behoort- tevens mag worden gebruikt voor bewoning als burgerwoning door derden, en die niet wordt beschermd tegen milieugevolgen van het bijbehorende bedrijf.
1.127 productiegebonden detailhandel:
qua oppervlakte beperkte op de eindgebruiker gerichte verkoop van overwegend (streek)eigen
goederen/producten vanuit een bedrijf dat die goederen/producten vervaardigt/produceert, bewerkt en/of toepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie.
1.128 prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen
vergoeding.
1.129 recreatie:
vrijetijdsbesteding zoals verblijfsrecreatie, dagrecreatie, agrotoerisme en extensief recreatief
medegebruik zoals wandelen, fietsen, paardrijden, vissen, zwemmen, roeien, kanoën etc..
1.130 recreatieverblijf:
- plaatsgebonden recreatieverblijf: een bouwwerk dat langer dan 8 maanden op een kampeerterrein is geplaatst of niet langer te verplaatsen is dat geheel of ten dele wordt gebruikt of kan worden gebruikt voor recreatief verblijf; waaronder in ieder geval worden gerekend: een chalet, stacaravan, zomerhuisje, tenthuisje en trekkershut;
- niet-plaatsgebonden recreatieverblijf: een bouwwerk dat niet langer dan 8 maanden op een kampeerterrein is geplaatst en verplaatsbaar is dat geheel of ten dele wordt gebruikt of kan worden gebruikt voor recreatief verblijf.
1.131 recreatiewoning:
woning of enig ander verblijf, een bouwwerk zijnde, dat blijkens de inrichting geschikt is voor tijdelijk recreatief nachtverblijf.
1.132 recreatief medegebruik:
een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan.
1.133 relatie:
een verbindingslijn die één of meerdere bij elkaar behorende bestemmings-/bouwvlakken met elkaar verbindt, waardoor er voor de toepassing van deze regels sprake is van één bouwvlak, met dien verstande dat bestemmingen en functieaanduidingen uitsluitend op álle met elkaar verbonden bouwvlakken gelden indien deze in al deze gekoppelde bouwvlakken apart zijn aangegeven.
woning of enig ander verblijf, een bouwwerk zijnde, dat blijkens de inrichting geschikt is voor tijdelijk recreatief nachtverblijf.
1.132 recreatief medegebruik:
een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan.
1.133 relatie:
een verbindingslijn die één of meerdere bij elkaar behorende bestemmings-/bouwvlakken met elkaar verbindt, waardoor er voor de toepassing van deze regels sprake is van één bouwvlak, met dien verstande dat bestemmingen en functieaanduidingen uitsluitend op álle met elkaar verbonden bouwvlakken gelden indien deze in al deze gekoppelde bouwvlakken apart zijn aangegeven.
1.134 rijbak:
een onoverdekte voorziening ten behoeve van paardrijactiviteiten, met een bodem van zand, hout, boomschors of ander materiaal om de bodem te verstevigen en al dan niet voorzien van een omheining, bedoeld voor het berijden, africhten en laten bewegen van paarden. Hieronder worden zowel een paardrijbak als een longeerbak verstaan.
1.135 ruimtelijke eenheid:
complex van bij elkaar behorende bouwwerken.
1.136 ruimtelijke kwaliteit:
kwaliteit van een gebied die bepaald wordt door de mate waarin sprake is van gebruikswaarde,
belevingswaarde en toekomstwaarde.
1.137 ruimtelijke ontwikkeling:
bouwactiviteiten en planologische gebruiksactiviteiten waarvoor een wijziging van het planologisch
regime nodig is.
1.138 schuilgelegenheid:
overdekte ruimte, aan maximaal drie zijden omsloten door wanden, waarvan dieren gebruik moeten kunnen maken in geval van weidegang, met als doel bescherming tegen extreme weersomstandigheden in zowel zomer als winter. In de schuilgelegenheid is geen opslag toegestaan.
1.139 seksinrichting:
een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij
bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotische/pornografische aard plaatsvinden, waaronder in ieder geval worden verstaan een prostitutiebedrijf, een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.
1.140 smartshop:
een winkel die zich specialiseert in de verkoop van psychoactieve substanties waaronder meestal natuurlijke psychedelica en gerelateerde literatuur en accessoires.
een onoverdekte voorziening ten behoeve van paardrijactiviteiten, met een bodem van zand, hout, boomschors of ander materiaal om de bodem te verstevigen en al dan niet voorzien van een omheining, bedoeld voor het berijden, africhten en laten bewegen van paarden. Hieronder worden zowel een paardrijbak als een longeerbak verstaan.
1.135 ruimtelijke eenheid:
complex van bij elkaar behorende bouwwerken.
1.136 ruimtelijke kwaliteit:
kwaliteit van een gebied die bepaald wordt door de mate waarin sprake is van gebruikswaarde,
belevingswaarde en toekomstwaarde.
1.137 ruimtelijke ontwikkeling:
bouwactiviteiten en planologische gebruiksactiviteiten waarvoor een wijziging van het planologisch
regime nodig is.
1.138 schuilgelegenheid:
overdekte ruimte, aan maximaal drie zijden omsloten door wanden, waarvan dieren gebruik moeten kunnen maken in geval van weidegang, met als doel bescherming tegen extreme weersomstandigheden in zowel zomer als winter. In de schuilgelegenheid is geen opslag toegestaan.
1.139 seksinrichting:
een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij
bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotische/pornografische aard plaatsvinden, waaronder in ieder geval worden verstaan een prostitutiebedrijf, een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.
1.140 smartshop:
een winkel die zich specialiseert in de verkoop van psychoactieve substanties waaronder meestal natuurlijke psychedelica en gerelateerde literatuur en accessoires.
1.141 stacaravan:
een kampeermiddel ten behoeve van recreatief nachtverblijf in de vorm van een caravan of soortgelijk onderkomen op wielen, dat mede gelet op de afmetingen, kennelijk niet bestemd is om regelmatig en op normale wijze op de verkeerswegen ook over grotere afstanden als een aanhangsel van een auto te worden voortbewogen.
1.142 standplaats (toeristisch):
een in of op het terrein aangegeven, zichtbaar gemarkeerde plek door middel van nummering,
stroomvoorziening, erfafscheiding of anderszins, voor het plaatsen of geplaatst houden van een
kampeermiddel ten behoeve van tijdelijk recreatief nachtverblijf. Een bijzet-tentje voor bijvoorbeeld de kinderen wordt hierbij niet als afzonderlijk kampeermiddel aangemerkt.
1.143 statische opslag (binnenopslag):
de binnenopslag van goederen die geen regelmatige verplaatsing behoeven en geen onevenredige verkeersaantrekende werking hebben zoals (seizoens)stalling van auto's, boten, caravans, campers en dergelijke. De opslag mag niet zijn bedoeld voor handel;
1.144 toename van oppervlakte van gebouwen ten behoeve van een bestaande veehouderij(tak):
nieuw op te richten gebouwen en/of het in gebruik nemen van bestaande gebouwen welke voorheen niet in gebruik waren ten behoeve van een veehouderij(tak).
1.145 twee-aaneen gebouwde woning:
een gebouw, deel uitmakend van een bouwmassa bestaande uit twee hoofdgebouwen, waarvan de hoofdbebouwing aan maximaal één zijde grenst/aansluit aan een ander hoofdgebouw.
1.146 VAB-vestiging:
vestiging van een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling waarbij gebruik wordt gemaakt van een bestaand bestemmingsvlak of bouwvlak waarbinnen het geldend bestemmingsplan het bouwen van gebouwen en bijbehorende bouwwerken met een gezamenlijke oppervlakte van meer dan 100 m² toestaat.
1.147 veehouderij:
agrarisch bedrijf gericht op het fokken, mesten en houden van runderen, varkens, schapen, geiten, pluimvee, tamme konijnen en/of pelsdieren.
1.148 verblijfsrecreatie:
vormen van recreatie die hoofdzakelijk gericht zijn op verstrekken van nachtverblijf.
een kampeermiddel ten behoeve van recreatief nachtverblijf in de vorm van een caravan of soortgelijk onderkomen op wielen, dat mede gelet op de afmetingen, kennelijk niet bestemd is om regelmatig en op normale wijze op de verkeerswegen ook over grotere afstanden als een aanhangsel van een auto te worden voortbewogen.
1.142 standplaats (toeristisch):
een in of op het terrein aangegeven, zichtbaar gemarkeerde plek door middel van nummering,
stroomvoorziening, erfafscheiding of anderszins, voor het plaatsen of geplaatst houden van een
kampeermiddel ten behoeve van tijdelijk recreatief nachtverblijf. Een bijzet-tentje voor bijvoorbeeld de kinderen wordt hierbij niet als afzonderlijk kampeermiddel aangemerkt.
1.143 statische opslag (binnenopslag):
de binnenopslag van goederen die geen regelmatige verplaatsing behoeven en geen onevenredige verkeersaantrekende werking hebben zoals (seizoens)stalling van auto's, boten, caravans, campers en dergelijke. De opslag mag niet zijn bedoeld voor handel;
1.144 toename van oppervlakte van gebouwen ten behoeve van een bestaande veehouderij(tak):
nieuw op te richten gebouwen en/of het in gebruik nemen van bestaande gebouwen welke voorheen niet in gebruik waren ten behoeve van een veehouderij(tak).
1.145 twee-aaneen gebouwde woning:
een gebouw, deel uitmakend van een bouwmassa bestaande uit twee hoofdgebouwen, waarvan de hoofdbebouwing aan maximaal één zijde grenst/aansluit aan een ander hoofdgebouw.
1.146 VAB-vestiging:
vestiging van een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling waarbij gebruik wordt gemaakt van een bestaand bestemmingsvlak of bouwvlak waarbinnen het geldend bestemmingsplan het bouwen van gebouwen en bijbehorende bouwwerken met een gezamenlijke oppervlakte van meer dan 100 m² toestaat.
1.147 veehouderij:
agrarisch bedrijf gericht op het fokken, mesten en houden van runderen, varkens, schapen, geiten, pluimvee, tamme konijnen en/of pelsdieren.
1.148 verblijfsrecreatie:
vormen van recreatie die hoofdzakelijk gericht zijn op verstrekken van nachtverblijf.
1.149 verkoopvloeroppervlak:
in een detailhandelsvestiging voorkomende hoeveelheid bedrijfsvloeroppervlakte, binnenwerks gemeten in m² op de vloer van de bedrijfsruimte, ten behoeve van de uitstalling ten verkoop, het verkopen of leveren van goederen of het verlenen van aanverwante diensten.
in een detailhandelsvestiging voorkomende hoeveelheid bedrijfsvloeroppervlakte, binnenwerks gemeten in m² op de vloer van de bedrijfsruimte, ten behoeve van de uitstalling ten verkoop, het verkopen of leveren van goederen of het verlenen van aanverwante diensten.
1.150 (vollegronds)teeltbedrijf:
agrarisch bedrijf in de land- en tuinbouwsector dat zich richt op het telen van gewassen met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate niet in gebouwen plaatsvindt.
agrarisch bedrijf in de land- en tuinbouwsector dat zich richt op het telen van gewassen met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate niet in gebouwen plaatsvindt.
1.151 voorgevel:
de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of uitstraling als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.
1.152 voorgevelrooilijn:
denkbeeldige lijn die strak loopt langs de voorgevel van het hoofdgebouw tot aan de zijdelingse
perceelsgrenzen.
1.153 vormverandering van een bouwvlak:
wijziging van de begrenzing van een bouwvlak zonder dat dit gepaard gaat met een vergroting van de totale oppervlakte.
de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of uitstraling als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.
1.152 voorgevelrooilijn:
denkbeeldige lijn die strak loopt langs de voorgevel van het hoofdgebouw tot aan de zijdelingse
perceelsgrenzen.
1.153 vormverandering van een bouwvlak:
wijziging van de begrenzing van een bouwvlak zonder dat dit gepaard gaat met een vergroting van de totale oppervlakte.
1.154 waterhuishoudkundige voorzieningen:
al het oppervlaktewater zoals sloten, greppels, (infiltratie)vijvers, kanalen, beken en andere waterlopen, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen, alsmede voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en waterkwaliteit. Hierbij kan gedacht worden aan duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten etc..
1.155 waterberging:
gebieden die integraal onderdeel uitmaken van het watersysteem en die periodiek vanuit het
oppervlaktewatersysteem kunnen overstromen.
1.156 waterwingebied:
gebied waar waterwinning plaatsvindt ten behoeve van de openbare drinkwatervoorziening door
onttrekking van grondwater.
1.157 weg:
alle voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande wegen of paden, daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de wegen of paden behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de wegen liggende en als zodanig aangeduide parkeerterreinen.
1.158 werk:
een constructie, geen gebouw of bouwwerk zijnde.
1.159 wet/wettelijke regelingen:
indien en voorzover in deze regels wordt verwezen naar wettelijke regelingen c.q. verordeningen e.d., dienen deze regelingen te worden gelezen zoals deze luiden op het tijdstip van de tervisielegging van het vastgesteldplan, tenzij anders bepaald.
1.160 woning:
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.
al het oppervlaktewater zoals sloten, greppels, (infiltratie)vijvers, kanalen, beken en andere waterlopen, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen, alsmede voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en waterkwaliteit. Hierbij kan gedacht worden aan duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten etc..
1.155 waterberging:
gebieden die integraal onderdeel uitmaken van het watersysteem en die periodiek vanuit het
oppervlaktewatersysteem kunnen overstromen.
1.156 waterwingebied:
gebied waar waterwinning plaatsvindt ten behoeve van de openbare drinkwatervoorziening door
onttrekking van grondwater.
1.157 weg:
alle voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande wegen of paden, daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de wegen of paden behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de wegen liggende en als zodanig aangeduide parkeerterreinen.
1.158 werk:
een constructie, geen gebouw of bouwwerk zijnde.
1.159 wet/wettelijke regelingen:
indien en voorzover in deze regels wordt verwezen naar wettelijke regelingen c.q. verordeningen e.d., dienen deze regelingen te worden gelezen zoals deze luiden op het tijdstip van de tervisielegging van het vastgesteldplan, tenzij anders bepaald.
1.160 woning:
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.
1.161 zelfstandige horeca:
horeca als hoofdactiviteit, die niet als ondersteuning van een andere hoofdactiviteit/-bestemming dient.
1.162 woon- en verblijfsgebouwen:
gebouwen bedoeld voor kleinschalige woonvoorzieningen, alsmede voor kleinschalig groepsverblijf of afdelingsvertblijf ten behoeve van mensen met een verstandelijke beperking.
1.163 woonunit:
een tijdelijke extra woonruimte met zelfstandige voorzieningen, bestemd voor bewoning door mensen die een tijdelijke behoefte aan woonruimte hebben.
1.164 zorgvoorziening:
een voorziening ten behoeve van de welzijnszorg, in casu de verzorging/verpleging van mensen op het fysieke, psychische en/of sociale vlak in het kader van de verbetering van hun welzijn, met uitzondering van mantelzorg. Onder zorgvoorziening worden zorgboerderijen, kinderboerderijen en educatieve voorzieningen verstaan.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 De dakhelling:
Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.2 De goothoogte van een bouwwerk:
Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te
stellen constructiedeel.
2.3 De inhoud van een bouwwerk:
a. Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
b. Bij het berekenen van de blijkens de digitale verbeelding of deze regels geldende
bebouwingspercentages, of van het in deze regels maximaal te bebouwen oppervlak, wordt de
oppervlakte van ondergrondse gebouwen mede in aanmerking genomen.
2.4 De bouwhoogte van een bouwwerk:
Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard
daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.5 De oppervlakte van een bouwwerk:
Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.6 De oppervlakte van een overkapping:
tussen de buitenzijde van de afdekking van de overkapping, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van de overkapping.
2.7 De hoogte van een windturbine:
Vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.
2.8 Afstand tot de bouwperceelsgrens:
Tussen de grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is.
2.9 Afstand tussen gebouwen:
Tussen een bepaald punt van het ene bouwwerk en een bepaald punt van het andere bouwwerk, waar die afstand het kortst is.
2.10 Ondergeschikte bouwdelen:
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, uitbouwen, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt.
2.11 Ondergrondse (verticale) bouwdiepte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot de afgewerkte vloer van het ondergrondse (deel van het) bouwwerk.
2.12 Peil:
2.1 De dakhelling:
Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.2 De goothoogte van een bouwwerk:
Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te
stellen constructiedeel.
2.3 De inhoud van een bouwwerk:
a. Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
b. Bij het berekenen van de blijkens de digitale verbeelding of deze regels geldende
bebouwingspercentages, of van het in deze regels maximaal te bebouwen oppervlak, wordt de
oppervlakte van ondergrondse gebouwen mede in aanmerking genomen.
2.4 De bouwhoogte van een bouwwerk:
Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard
daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.5 De oppervlakte van een bouwwerk:
Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.6 De oppervlakte van een overkapping:
tussen de buitenzijde van de afdekking van de overkapping, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van de overkapping.
2.7 De hoogte van een windturbine:
Vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.
2.8 Afstand tot de bouwperceelsgrens:
Tussen de grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is.
2.9 Afstand tussen gebouwen:
Tussen een bepaald punt van het ene bouwwerk en een bepaald punt van het andere bouwwerk, waar die afstand het kortst is.
2.10 Ondergeschikte bouwdelen:
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, uitbouwen, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt.
2.11 Ondergrondse (verticale) bouwdiepte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot de afgewerkte vloer van het ondergrondse (deel van het) bouwwerk.
2.12 Peil:
a. ter plaatste een gebouw waarvan de hoofdtoegang direct aan een weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
b. indien in het water wordt gewerkt: de hoogte van de waterbodem;
c. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende terrein.
b. indien in het water wordt gewerkt: de hoogte van de waterbodem;
c. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende terrein.
2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. agrarisch bedrijfsmatig grondgebruik;
b. agrarisch hobbymatig grondgebruik;
c. bestaande bollenteelt;
d. erfbeplanting, wegbeplanting, landschapselementen en bosschages;
a. agrarisch bedrijfsmatig grondgebruik;
b. agrarisch hobbymatig grondgebruik;
c. bestaande bollenteelt;
d. erfbeplanting, wegbeplanting, landschapselementen en bosschages;
een en ander met bijbehorende voorzieningen, waaronder:
e. extensief dagrecreatief medegebruik;
f. groenvoorzieningen;
g. nutsvoorzieningen;
h. bestaande paden, verkeers- en ontsluitingsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en in- en uitritten;
i. boven- en/of ondergrondse waterhuishoudkundige voorzieningen.
f. groenvoorzieningen;
g. nutsvoorzieningen;
h. bestaande paden, verkeers- en ontsluitingsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en in- en uitritten;
i. boven- en/of ondergrondse waterhuishoudkundige voorzieningen.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen
Op de voor 'Agrarisch' aangewezen gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, behoudens
kleinschalige voorzieningen ten behoeve van beheer of extensief recreatief medegebruik, waarvan de goot- en bouwhoogte maximaal respectievelijk 3 en 5 meter en de oppervlakte maximaal 30 m² mag bedragen.
3.2.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde
Op de voor 'Agrarisch' aangewezen gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, behoudens
kleinschalige voorzieningen ten behoeve van beheer of extensief recreatief medegebruik, waarvan de goot- en bouwhoogte maximaal respectievelijk 3 en 5 meter en de oppervlakte maximaal 30 m² mag bedragen.
3.2.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde
Op de voor 'Agrarisch' aangewezen gronden mogen geen bouwwerken, geen gebouw zijnde, worden gebouwd, met uitzondering van:
a. omheiningen rond een legaal bestaande paardrijbak, met dien verstande dat:
a. omheiningen rond een legaal bestaande paardrijbak, met dien verstande dat:
- de bouwhoogte maximaal 1,70 meter bedraagt;
- de omheiningen qua kleur en materiaalgebruik passen in de omgeving;
b. lichtmasten rond een legaal bestaande paardrijbak, met dien verstande dat:
- de bouwhoogte maximaal 6 meter bedraagt;
- de afstand van lichtmasten tot woningen van derden minimaal 75 meter dient te bedragen;
- de afstand van lichtpunten tot wegen minimaal 15 meter dient te bedragen;
- er maximaal 4 lichtpunten worden geplaatst;
- de lichtmasten zodanig worden geplaatst dat deze afschijnen van woningen van derden en van
de openbare weg;
c. erf- en perceelsafscheidingen met een open constructie, waarvan de bouwhoogte maximaal 1,50 meter bedraagt;
d. een voederberging of voederruif voor de instandhouding van het wild, met dien verstande dat:
d. een voederberging of voederruif voor de instandhouding van het wild, met dien verstande dat:
- de inhoud van de voederberging of voederruif maximaal 3 m³ bedraagt;
- de bouwhoogte maximaal 2 meter bedraagt;
3.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats, de afmetingen en de
verschijningsvorm van de bebouwing en de inrichting van gronden en opstallen:
a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en
leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
b. in verband met de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
c. ter waarborging van een goede landschappelijke inpassing;
d. ter voorkoming van hemelwaterproblematiek in verband met nieuwe bebouwing en/of verharding.
verschijningsvorm van de bebouwing en de inrichting van gronden en opstallen:
a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en
leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
b. in verband met de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
c. ter waarborging van een goede landschappelijke inpassing;
d. ter voorkoming van hemelwaterproblematiek in verband met nieuwe bebouwing en/of verharding.
3.4 Afwijken van de bouwregels
3.4.1 Algemeen
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het plan ten behoeve van de in dit lid
genoemde ontwikkelingen onder de daarbij genoemde voorwaarden en met dien verstande dat:
a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- de verkeersveiligheid;
- de milieusituatie;
- de bestaande natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische, aardkundige en/of abiotische
waarden; - de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van nabijgelegen gronden en bebouwing;
b. er sprake moet zijn van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat;
c. vergunning voor de in dit lid genoemde activiteiten uitsluitend wordt verleend mits verzekerd is dat de ontwikkeling gepaard gaat met inpassing van de activiteiten, een en ander op basis van een goedgekeurd landschapsplan, waarbij aanleg, beheer en instandhouding juridisch geborgd zijn;
d. de onder c. bedoelde inpassing mede kan betreffen:
c. vergunning voor de in dit lid genoemde activiteiten uitsluitend wordt verleend mits verzekerd is dat de ontwikkeling gepaard gaat met inpassing van de activiteiten, een en ander op basis van een goedgekeurd landschapsplan, waarbij aanleg, beheer en instandhouding juridisch geborgd zijn;
d. de onder c. bedoelde inpassing mede kan betreffen:
- de landschappelijke inpassing van bebouwing en verharding;
- aanleg van gebiedseigen landschapselementen in of nabij de projectlocatie;
- het slopen van bebouwing;
- het vergroten van de architectonische kwaliteit van bouwwerken.
3.4.2 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van een hoogzit
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.2 ten behoeve van het bouwen van een hoogzit voor de uitoefening van de jacht of natuurstudie, met dien verstande dat de bouwhoogte maximaal 6 meter en de oppervlakte maximaal 5 m² bedraagt.
3.4.3 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.2 ten behoeve van het
bouwen van:
a. tijdelijke hoge teeltondersteunende voorzieningen, met dien verstande dat:
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.2 ten behoeve van het bouwen van een hoogzit voor de uitoefening van de jacht of natuurstudie, met dien verstande dat de bouwhoogte maximaal 6 meter en de oppervlakte maximaal 5 m² bedraagt.
3.4.3 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.2 ten behoeve van het
bouwen van:
a. tijdelijke hoge teeltondersteunende voorzieningen, met dien verstande dat:
- de bouwhoogte maximaal 3 meter bedraagt;
- geen onevenredige aantasting plaatsvindt van actuele en bestaande natuur, landschappelijke,
cultuurhistorische, abiotische en archeologische waarden;
b. tijdelijke lage teeltondersteunende voorzieningen, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
- de voorzieningen worden verwijderd nadat de teelt waarvoor deze worden aangelegd is
beëindigd; - geen onevenredige aantasting plaatsvindt van actuele en bestaande natuur, landschappelijke,
cultuurhistorische, abiotische en archeologische waarden;
met dien verstande dat:
a. aangetoond moet worden dat binnen het agrarisch bestemmingsvlak geen reële mogelijkheden zijn voor realisering van de voorzieningen;
b. het bepaalde in artikel 3.4.1, sub d. en e., niet van toepassing is.
b. het bepaalde in artikel 3.4.1, sub d. en e., niet van toepassing is.
3.5 Specifieke gebruiksregels
3.5.1 Strijdig gebruik
Onder gebruiken of het laten gebruiken in strijd met de bestemming wordt in ieder geval verstaan het gebruiken of het laten gebruiken van gronden en bouwwerken voor en/of als:
Onder gebruiken of het laten gebruiken in strijd met de bestemming wordt in ieder geval verstaan het gebruiken of het laten gebruiken van gronden en bouwwerken voor en/of als:
a. kamperen;
b. detailhandel;
c. paardenbakken, anders dan bedoeld in artikel 3.2.2;
d. waterbassin voor een agrarisch bedrijf;
e. het plaatsen van onderkomens en/of kampeermiddelen, van al dan niet afgedankte voer- en
vaartuigen, van wagens en materialen;
f. het beproeven van en/of racen met voertuigen, al dan niet in wedstrijdverband;
g. evenementen;
h. tijdelijke lage teeltondersteunende voorzieningen, behoudens gedurende de teeltperiode waarvoor deze nodig zijn en met dien verstande dat deze uitsluitend zijn toegestaan indien de voorzieningen na afloop van de teeltperiode waarvoor deze worden gebruikt, worden opgeruimd/verwijderd;
i. permanente teeltondersteunende voorzieningen;
j. (buiten)opslag, waaronder de opslag van mest(stoffen), behalve als dit tijdelijk noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte tijdelijke gebruik;
k. het plaatse van zonnecollectoren en -panelen;
l. het realiseren van voerplaten.
m. bollenteelt, met uitzondering van op het moment van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan bestaande bollenteelt.
3.5.2 Schuilgelegenheden
Het gebruik van bestaande gebouwen als schuilgelegenheid voor het bedrijfsmatig en/of hobbymatig
houden van dieren is toegestaan, met dien verstande dat:
b. detailhandel;
c. paardenbakken, anders dan bedoeld in artikel 3.2.2;
d. waterbassin voor een agrarisch bedrijf;
e. het plaatsen van onderkomens en/of kampeermiddelen, van al dan niet afgedankte voer- en
vaartuigen, van wagens en materialen;
f. het beproeven van en/of racen met voertuigen, al dan niet in wedstrijdverband;
g. evenementen;
h. tijdelijke lage teeltondersteunende voorzieningen, behoudens gedurende de teeltperiode waarvoor deze nodig zijn en met dien verstande dat deze uitsluitend zijn toegestaan indien de voorzieningen na afloop van de teeltperiode waarvoor deze worden gebruikt, worden opgeruimd/verwijderd;
i. permanente teeltondersteunende voorzieningen;
j. (buiten)opslag, waaronder de opslag van mest(stoffen), behalve als dit tijdelijk noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte tijdelijke gebruik;
k. het plaatse van zonnecollectoren en -panelen;
l. het realiseren van voerplaten.
m. bollenteelt, met uitzondering van op het moment van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan bestaande bollenteelt.
3.5.2 Schuilgelegenheden
Het gebruik van bestaande gebouwen als schuilgelegenheid voor het bedrijfsmatig en/of hobbymatig
houden van dieren is toegestaan, met dien verstande dat:
a. dit gebruik uitsluitend is toegestaan indien dit noodzakelijk is uit oogpunt van dierenwelzijn;
b. de schuilgelegenheid uitsluitend wordt gebruikt voor het stallen van dieren. Gebruik voor opslag is niet toegestaan.
b. de schuilgelegenheid uitsluitend wordt gebruikt voor het stallen van dieren. Gebruik voor opslag is niet toegestaan.
3.6 Afwijken van de gebruiksregels
3.6.1 Algemeen
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het plan ten behoeve van de in dit lid
genoemde ontwikkelingen onder de daarbij genoemde voorwaarden en met dien verstande dat:
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het plan ten behoeve van de in dit lid
genoemde ontwikkelingen onder de daarbij genoemde voorwaarden en met dien verstande dat:
a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- de verkeersveiligheid;
- de milieusituatie;
- de bestaande natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische, aardkundige en/of abiotische
waarden; - de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van nabijgelegen gronden en bebouwing;
b. er sprake moet zijn van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat;
c. vergunning voor de in dit lid genoemde activiteiten uitsluitend wordt verleend mits verzekerd is dat de ontwikkeling gepaard gaat met inpassing van de activiteiten, een en ander op basis van een goedgekeurd landschapsplan, waarbij aanleg, beheer en instandhouding juridisch geborgd zijn;
d. de onder c. bedoelde inpassing mede kan betreffen:
c. vergunning voor de in dit lid genoemde activiteiten uitsluitend wordt verleend mits verzekerd is dat de ontwikkeling gepaard gaat met inpassing van de activiteiten, een en ander op basis van een goedgekeurd landschapsplan, waarbij aanleg, beheer en instandhouding juridisch geborgd zijn;
d. de onder c. bedoelde inpassing mede kan betreffen:
- de landschappelijke inpassing van bebouwing en verharding;
- aanleg van gebiedseigen landschapselementen in of nabij de projectlocatie;
- het slopen van bebouwing;
- het vergroten van de architectonische kwaliteit van bouwwerken.
3.6.2 Afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van een paardrijbak
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.5.1 ten behoeve van de inrichting en het gebruik van gronden als paardrijbak voor hobbymatig gebruik, met dien verstande dat:
a. de noodzaak voor realisering van de rijbak wordt aangetoond;
b. de paardrijbak uitsluitend mag worden gerealiseerd direct aansluitend aan een bestemmingsvlak volgens de bestemmingen: 'Agrarisch - Glastuinbouw', 'Agrarisch - Grondgebonden', 'Agrarisch - Niet grondgebonden', 'Agrarisch - Paardenhouderij', Bedrijf', 'Bedrijf - Agrarisch technisch hulpbedrijf', 'Bedrijf - Agrarisch verwant bedrijf' of 'Wonen';
c. aangetoond moet worden dat binnen het aangrenzende bestemmingsvlak als bedoeld onder b. geen reële mogelijkheden zijn voor het gehele of gedeeltelijk realiseren van een paardrijbak;
d. de oppervlakte maximaal 1200 m² bedraagt;
e. de afstand tot woningen van derden minimaal 50 meter bedraagt;
f. de afstand tot de as van de weg minimaal 15 meter bedraagt;
g. tredmolens e.d. niet zijn toegestaan.
3.6.3 Afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van een kleinschalig kampeerterrein
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.5.1 voor het gebruik van gronden als kleinschalig kampeerterrein, met dien verstande dat:
a. het kampeerterrein uitsluitend wordt gerealiseerd direct aansluitend aan een bestemmingsvlak
volgens de bestemmingen 'Agrarisch - Glastuinbouw', 'Agrarisch - Grondgebonden', 'Agrarisch -
Intensieve veehouderij', 'Agrarisch - Niet grondgebonden', 'Agrarisch - Paardenhouderij' of 'Wonen';
b. aangetoond moet worden dat binnen het bestemmingsvlak als bedoeld onder a. geen reële
mogelijkheden zijn voor geheel of gedeeltelijk realiseren van het kampeerterrein;
c. het totaal aantal kampeermiddelen op het kampeerterrein inclusief het deel binnen het bestemmingsvlak maximaal 25 bedraagt, met dien verstande dat stacaravans, chalets of trekkershutten niet zijn toegestaan;
d. er voldoende parkeergelegenheid binnen het bestemmingsvlak aanwezig is met afschermende
randbeplanting;
e. sanitaire en andere kampeervoorzieningen zoals verharding ten behoeve van parkeren uitsluitend mogen worden gerealiseerd in bestaande gebouwen en binnen het onder a. bedoelde bestemmingsvlak;
f. tussen de kampeermiddelen een onderlinge afstand dient te worden aangehouden van minimaal 5 meter.
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.5.1 ten behoeve van de inrichting en het gebruik van gronden als paardrijbak voor hobbymatig gebruik, met dien verstande dat:
a. de noodzaak voor realisering van de rijbak wordt aangetoond;
b. de paardrijbak uitsluitend mag worden gerealiseerd direct aansluitend aan een bestemmingsvlak volgens de bestemmingen: 'Agrarisch - Glastuinbouw', 'Agrarisch - Grondgebonden', 'Agrarisch - Niet grondgebonden', 'Agrarisch - Paardenhouderij', Bedrijf', 'Bedrijf - Agrarisch technisch hulpbedrijf', 'Bedrijf - Agrarisch verwant bedrijf' of 'Wonen';
c. aangetoond moet worden dat binnen het aangrenzende bestemmingsvlak als bedoeld onder b. geen reële mogelijkheden zijn voor het gehele of gedeeltelijk realiseren van een paardrijbak;
d. de oppervlakte maximaal 1200 m² bedraagt;
e. de afstand tot woningen van derden minimaal 50 meter bedraagt;
f. de afstand tot de as van de weg minimaal 15 meter bedraagt;
g. tredmolens e.d. niet zijn toegestaan.
3.6.3 Afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van een kleinschalig kampeerterrein
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.5.1 voor het gebruik van gronden als kleinschalig kampeerterrein, met dien verstande dat:
a. het kampeerterrein uitsluitend wordt gerealiseerd direct aansluitend aan een bestemmingsvlak
volgens de bestemmingen 'Agrarisch - Glastuinbouw', 'Agrarisch - Grondgebonden', 'Agrarisch -
Intensieve veehouderij', 'Agrarisch - Niet grondgebonden', 'Agrarisch - Paardenhouderij' of 'Wonen';
b. aangetoond moet worden dat binnen het bestemmingsvlak als bedoeld onder a. geen reële
mogelijkheden zijn voor geheel of gedeeltelijk realiseren van het kampeerterrein;
c. het totaal aantal kampeermiddelen op het kampeerterrein inclusief het deel binnen het bestemmingsvlak maximaal 25 bedraagt, met dien verstande dat stacaravans, chalets of trekkershutten niet zijn toegestaan;
d. er voldoende parkeergelegenheid binnen het bestemmingsvlak aanwezig is met afschermende
randbeplanting;
e. sanitaire en andere kampeervoorzieningen zoals verharding ten behoeve van parkeren uitsluitend mogen worden gerealiseerd in bestaande gebouwen en binnen het onder a. bedoelde bestemmingsvlak;
f. tussen de kampeermiddelen een onderlinge afstand dient te worden aangehouden van minimaal 5 meter.
3.6.4 Afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van bollenteelt
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.5.1 voor het gebruik van de gronden ten behoeve van nieuwe bollenteelt, met dien verstande dat:
a. hagen en bomen dienen te worden aangeplant ter bescherming tegen drift afkomstig van het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen die worden gebruikt in deze teelt en ter borging van het woon- en leefklimaat ter plaatse van omliggende woningen.
3.7 Wijzigingsbevoegdheid
3.7.1 Algemeen
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen ten behoeve van de in dit artikel genoemde ontwikkelingen onder de daarbij genoemde voorwaarden en met dien verstande dat:
a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen ten behoeve van de in dit artikel genoemde ontwikkelingen onder de daarbij genoemde voorwaarden en met dien verstande dat:
a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- de milieusituatie;
- de bestaande natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische, aardkundige en/of abiotische
waarden; - de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van nabijgelegen gronden en bebouwing;
b. er sprake moet zijn van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat;
c. voorzieningen worden getroffen ter voorkoming van hemelwaterproblematiek.
3.7.2 Uitbreiding bestemming 'Wonen'
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming te wijzigen in de bestemming 'Wonen' ten behoeve van het uitbreiden van een bestaand bestemmingsvlak, dien verstande dat:
a. de ontwikkeling gepaard dient te gaan met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied, indien het bestemmingsvlak na uitbreiding groter wordt dan 1.000 m²;
b. de onder a. bedoelde verbetering mede kan betreffen:
c. voorzieningen worden getroffen ter voorkoming van hemelwaterproblematiek.
3.7.2 Uitbreiding bestemming 'Wonen'
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming te wijzigen in de bestemming 'Wonen' ten behoeve van het uitbreiden van een bestaand bestemmingsvlak, dien verstande dat:
a. de ontwikkeling gepaard dient te gaan met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied, indien het bestemmingsvlak na uitbreiding groter wordt dan 1.000 m²;
b. de onder a. bedoelde verbetering mede kan betreffen:
- de landschappelijke inpassing van bebouwing en verharding;
- het toevoegen, versterken of herstellen van landschapselementen die een bijdrage leveren aan
de versterking van de landschapsstructuur of de relatie stad-land; - activiteiten, gericht op het behoud of herstel van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing of
terreinen; - het wegnemen van verharding;
- het slopen van bebouwing;
- een fysieke bijdrage aan de realisering van de ecologische hoofdstructuur en ecologische
verbindingszones.
c. indien een kwaliteitsverbetering als bedoeld onder a. niet is verzekerd, de vergunning slechts wordt verleend indien een passende financiële bijdrage in een landschapsfonds is verzekerd.
Artikel 4 Bedrijf – Agrarisch Technisch Hulpbedrijf
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf - Agrarisch technisch hulpbedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. agrarisch-technische hulpbedrijven, met maximale milieucategorie 2 of vergelijkbaar met milieucategorie 2;
b. wonen in een bedrijfswoning;
b. wonen in een bedrijfswoning;
met daaraan ondergeschikt:
c. groenvoorzieningen;
d. tuinen, erven en terreinen, erfverhardingen en inritten;
e. paden, wegen, ontsluitings- en parkeervoorzieningen;
f. boven- en/of ondergrondse waterhuishoudkundige voorzieningen.
d. tuinen, erven en terreinen, erfverhardingen en inritten;
e. paden, wegen, ontsluitings- en parkeervoorzieningen;
f. boven- en/of ondergrondse waterhuishoudkundige voorzieningen.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen
Op de voor 'Bedrijf - Agrarisch technisch hulpbedrijf' aangewezen gronden mogen uitsluitend ten behoeve van de in artikel 4.1 genoemde bestemming worden gebouwd:
Op de voor 'Bedrijf - Agrarisch technisch hulpbedrijf' aangewezen gronden mogen uitsluitend ten behoeve van de in artikel 4.1 genoemde bestemming worden gebouwd:
a. gebouwen;
b. een bedrijfswoning;
c. bijbehorende bouwwerken;
d. bouwwerken, geen gebouw zijnde.
b. een bedrijfswoning;
c. bijbehorende bouwwerken;
d. bouwwerken, geen gebouw zijnde.
4.2.2 Bouwen binnen bestemmings- en/of bouwvlak
Voor het bouwen binnen het bestemmingsvlak gelden de volgende regels:
a. per bestemmingsvlak is maximaal één bedrijf toegestaan, met dien verstande dat wordt voldaan aan het bepaalde in lid 4.2, sublid 4.2.3, 4.2.4. en 4.2.5;
b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, dienen te worden gebouwd binnen het bestemmingsvlak;
c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde kunnen worden gebouwd tot op de bestemmingsvlakgrens, met dien verstande dat de afstand tot de zijdelingse en achterste bestemmingsvlakgrens minimaal 5 meter dient te bedragen, behoudens terreinafscheidingen met een maximale hoogte van 2 meter;
d. in afwijking van het bepaalde onder c. kunnen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, op een kortere afstand tot de zijdelingse en achterste bestemmingsvlakgrens worden gebouwd, mits de afstand tot de perceelsgrens van percelen van derden minimaal 3 meter bedraagt;
e. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals waterbassins, verhardingen en parkeervoorzieningen kunnen worden gerealiseerd binnen het bestemmingsvlak;
f. bedrijfsgebouwen, bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
g. bedrijfsgebouwen, bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken kunnen worden gebouwd tot op de bouwvlakgrens, met dien verstande dat de afstand tot de achterste bouwperceelsgrens minimaal 5 meer dient te bedragen en de afstand tot de westelijke bestemmingsgrens minimaal 2 meter dient te bedragen;
h. in afwijking van het bepaalde onder g. kunnen bedrijfsgebouwen, bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken, op een kortere afstand tot de achterste bouwvlakgrens worden gebouwd, mits de afstand tot de perceelsgrens van percelen van derden minimaal 5 meter bedraagt;
i. indien op de verbeelding het bouwvlak gelijk is aan het bestemmingsvlak gelden de regels onder a. tot en met h. voor het gehele bestemmingsvlak, tevens bouwvlak zijnde;
j. het bouwvlak mag geheel worden bebouwd.
b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, dienen te worden gebouwd binnen het bestemmingsvlak;
c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde kunnen worden gebouwd tot op de bestemmingsvlakgrens, met dien verstande dat de afstand tot de zijdelingse en achterste bestemmingsvlakgrens minimaal 5 meter dient te bedragen, behoudens terreinafscheidingen met een maximale hoogte van 2 meter;
d. in afwijking van het bepaalde onder c. kunnen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, op een kortere afstand tot de zijdelingse en achterste bestemmingsvlakgrens worden gebouwd, mits de afstand tot de perceelsgrens van percelen van derden minimaal 3 meter bedraagt;
e. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals waterbassins, verhardingen en parkeervoorzieningen kunnen worden gerealiseerd binnen het bestemmingsvlak;
f. bedrijfsgebouwen, bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
g. bedrijfsgebouwen, bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken kunnen worden gebouwd tot op de bouwvlakgrens, met dien verstande dat de afstand tot de achterste bouwperceelsgrens minimaal 5 meer dient te bedragen en de afstand tot de westelijke bestemmingsgrens minimaal 2 meter dient te bedragen;
h. in afwijking van het bepaalde onder g. kunnen bedrijfsgebouwen, bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken, op een kortere afstand tot de achterste bouwvlakgrens worden gebouwd, mits de afstand tot de perceelsgrens van percelen van derden minimaal 5 meter bedraagt;
i. indien op de verbeelding het bouwvlak gelijk is aan het bestemmingsvlak gelden de regels onder a. tot en met h. voor het gehele bestemmingsvlak, tevens bouwvlak zijnde;
j. het bouwvlak mag geheel worden bebouwd.
4.2.3 Bedrijfsgebouwen
Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:
a. de goothoogte van bedrijfsgebouwen bedraagt maximaal 6 meter;
b. de bouwhoogte van bedrijfsgebouwen bedraagt maximaal 11 meter;
b. de bouwhoogte van bedrijfsgebouwen bedraagt maximaal 11 meter;
4.2.4 Bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken
Voor het bouwen van bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:
a. per bouwvlak is maximaal één bestaande bedrijfswoning toegestaan;
b. de inhoud van de bedrijfswoning inclusief aangebouwde bijbehorende bouwwerken bedraagt maximaal 750 m³, met dien verstande dat in aanvulling daarop extra aangebouwde bijbehorende bouwwerken kunnen worden gebouwd overeenkomstig het bepaalde onder f ;
c. de goothoogte van de bedrijfswoning bedraagt maximaal 6 meter;
d. de bouwhoogte van de bedrijfswoning bedraagt maximaal 9 meter;
e. de oppervlakte van bijbehorende bouwwerken bedraagt maximaal 100 m², met dien verstande dat bij de woning aangebouwde bijbehorende bouwwerken binnen de maximum inhoudsmaat van 750 m³ niet worden meegerekend bij het bepalen van het maximale oppervlak van 100 m²';
f. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken bedraagt maximaal 3 meter;
g. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken bedraagt maximaal 5,5 meter;
h. bijbehorende bouwwerken worden op een afstand van minimaal 3 meter achter de bestaande voorgevelrooilijn gebouwd;
i. de afstand tussen de woning en daarbij behorende vrijstaande bijbehorende bouwwerken bedraagt maximaal 20 meter.
b. de inhoud van de bedrijfswoning inclusief aangebouwde bijbehorende bouwwerken bedraagt maximaal 750 m³, met dien verstande dat in aanvulling daarop extra aangebouwde bijbehorende bouwwerken kunnen worden gebouwd overeenkomstig het bepaalde onder f ;
c. de goothoogte van de bedrijfswoning bedraagt maximaal 6 meter;
d. de bouwhoogte van de bedrijfswoning bedraagt maximaal 9 meter;
e. de oppervlakte van bijbehorende bouwwerken bedraagt maximaal 100 m², met dien verstande dat bij de woning aangebouwde bijbehorende bouwwerken binnen de maximum inhoudsmaat van 750 m³ niet worden meegerekend bij het bepalen van het maximale oppervlak van 100 m²';
f. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken bedraagt maximaal 3 meter;
g. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken bedraagt maximaal 5,5 meter;
h. bijbehorende bouwwerken worden op een afstand van minimaal 3 meter achter de bestaande voorgevelrooilijn gebouwd;
i. de afstand tussen de woning en daarbij behorende vrijstaande bijbehorende bouwwerken bedraagt maximaal 20 meter.
4.2.5 Bouwwerken, geen gebouw zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:
a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde bedraagt maximaal 6 meter, met uitzondering van:
- erf- en terreinafscheidingen, waarvan de bouwhoogte maximaal 1 meter bedraagt;
- erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevelrooilijn, waarvan de bouwhoogte maximaal 2 meter bedraagt;
b. in afwijking van en/of in aanvulling op het bepaalde onder a. gelden voor de onderstaande bouwwerken, geen gebouwen zijnde, de volgende en de daarbij genoemde regels:
- de afstand tot de niet naar de weg gekeerde bestemmingsvlakgrens bedraagt minimaal 5 meter;
- de afstand tot de bestemming 'Verkeer' bedraagt minimaal 10 meter;
- voor de hierna genoemde bouwwerken gelden de daarbij genoemde regels:
- Kunstmest- en voedersilo's:
- De maximale bouwhoogte bedraagt 12 meter;
- De kunstmest- en voedersilo wordt gebouwd achter (het verlengde van) de achtergevel van de bedrijfswoning.
c. omheiningen rond een paardrijbak zijn toegestaan, met dien verstande dat:
- de bouwhoogte maximaal 1,70 meter bedraagt;
- de omheiningen qua kleur en materiaalgebruik passen in de omgeving;
d. lichtmasten rond een paardrijbak zijn toegestaan, met dien verstande dat:
- de bouwhoogte maximaal 6 meter bedraagt;
- de afstand van lichtmasten tot woningen van derden minimaal 75 meter dient te bedragen;
- de afstand van lichtpunten tot wegen minimaal 15 meter dient te bedragen;
- er maximaal 4 lichtpunten worden geplaatst;
- de lichtmasten zodanig worden geplaatst dat deze afschijnen van woningen van derden en van de openbare weg;
e. zonnecollectoren en –panelen zijn toegestaan, met dien verstande dat:
- de zonnecollectoren en/of –panelen worden geplaatst binnen het bestemmingsvlak op de grond;
- de zonnecollectoren en/of –panelen worden geplaatst op een afstand van 3 meter achter de voorgevelrooilijn;
- de zonnecollectoren en/of –panelen ten dienste staan van de (bedrijfs)woning;
- de bouwhoogte maximaal 2 meter bedraagt;
- de totale oppervlakte van het bestemmingsvlak dat gebruikt wordt voor de plaatsing van zonnecollectoren en/of –panelen maximaal 250 m² bedraagt;
- de zonnecollectoren en/of –panelen landschappelijk worden ingepast.
4.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing en aan de inrichting van het bestemmingsvlak:
a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
c. ter voorkoming van hemelwaterproblematiek;
d. ter waarborging van een goede landschappelijke inpassing.
b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
c. ter voorkoming van hemelwaterproblematiek;
d. ter waarborging van een goede landschappelijke inpassing.
4.4 Specifieke gebruiksregels
4.4.1 Strijdig gebruik
Onder gebruiken of het laten gebruiken in strijd met de bestemming wordt in ieder geval verstaan het gebruiken of het laten gebruiken van gronden en bouwwerken voor en/of als:
a. bedrijfsgebouwen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - voorwaardelijke verplichting' indien de erfbeplanting niet binnen 1 jaar na ingebruikname van een bedrijfsgebouw is aangeplant, onderhouden en duurzaam in stand wordt gehouden overeenkomstig het erfbeplantingsplan zoals opgenomen in Bijlage 2 van deze regels. Bij gefaseerde realisatie van bedrijfsgebouwen dient de bijbehorende omliggende erfbeplanting binnen 1 jaar na ingebruikname van een bedrijfsgebouw te zijn aangeplant, onderhouden en duurzaam in stand te worden gehouden;
b. detailhandel;
c. een aan huis verbonden beroep of bedrijf, met uitzondering van bestaande legale aan huis verbonden beroepen en/of bedrijven;
d. horeca;
e. geluidszoneringsplichtige en risicovolle inrichtingen;
f. bedrijven van categorie 3 en 4;
g. kamerverhuur;
h. inwoning/mantelzorg;
i. woningsplitsing;
j. verblijfsrecreatie;
k. evenementen;
l. seksinrichtingen;
m. bewoning van vrijstaande bijbehorende bouwwerken en gebouwen, geen (bedrijfs)woning zijnde;
n. het gebruik van de bedrijfswoning als burgerwoning;
o. opslag van goederen en materialen buiten het bouwvlak;
p. buitenopslag voor de voorgevelrooilijn;
q. het splitsen van een bestemmings-/bouwvlak en/of het vestigen van meerdere bedrijven in hetzelfde bestemmings-/bouwvlak;
r. mestopslag en mesthandel, uitgezonderd opslag van mest in een daarvoor bestemd bouwwerk aanwezig in de bestaande situatie en uitsluitend bestemd voor bemesting van de eigen gronden.
b. detailhandel;
c. een aan huis verbonden beroep of bedrijf, met uitzondering van bestaande legale aan huis verbonden beroepen en/of bedrijven;
d. horeca;
e. geluidszoneringsplichtige en risicovolle inrichtingen;
f. bedrijven van categorie 3 en 4;
g. kamerverhuur;
h. inwoning/mantelzorg;
i. woningsplitsing;
j. verblijfsrecreatie;
k. evenementen;
l. seksinrichtingen;
m. bewoning van vrijstaande bijbehorende bouwwerken en gebouwen, geen (bedrijfs)woning zijnde;
n. het gebruik van de bedrijfswoning als burgerwoning;
o. opslag van goederen en materialen buiten het bouwvlak;
p. buitenopslag voor de voorgevelrooilijn;
q. het splitsen van een bestemmings-/bouwvlak en/of het vestigen van meerdere bedrijven in hetzelfde bestemmings-/bouwvlak;
r. mestopslag en mesthandel, uitgezonderd opslag van mest in een daarvoor bestemd bouwwerk aanwezig in de bestaande situatie en uitsluitend bestemd voor bemesting van de eigen gronden.
4.4.2 Voorwaardelijke verplichting sloop
Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - voorwaardelijke verplichting' dient binnen 5 jaar na onherroepelijk worden van het bestemmingsplan de werkplaats aan de straatzijde te worden gesloopt.
Voor de overige te slopen bebouwing geldt dat deze binnen 1 jaar na onherroepelijk worden van het bestemmingsplan dient te zijn gesloopt.
Voor de overige te slopen bebouwing geldt dat deze binnen 1 jaar na onherroepelijk worden van het bestemmingsplan dient te zijn gesloopt.
4.4.3 Voorwaardelijke verplichting bodem
a. De gronden en gebouwen ter plaatse van de nieuwe bedrijfswoning binnen bestemming ‘Bedrijf - Agrarisch technisch hulpbedrijf' mogen overeenkomstig de bestemmingsomschrijving niet eerder worden gebruikt dan nadat een verkennend bodemonderzoek heeft plaatsgevonden en daaruit volgt dat de bodem geschikt is voor de functie, eventueel nadat sanering heeft plaatsgevonden;
b. De sloop van de werkplaats aan de straatzijde binnen bestemming ‘Bedrijf - Agrarisch technisch hulpbedrijf' mag pas plaatsvinden nadat een verkennend bodemonderzoek heeft plaatsgevonden en daaruit volgt dat de bodem geschikt is voor de functie, eventueel nadat sanering heeft plaatsgevonden.
b. De sloop van de werkplaats aan de straatzijde binnen bestemming ‘Bedrijf - Agrarisch technisch hulpbedrijf' mag pas plaatsvinden nadat een verkennend bodemonderzoek heeft plaatsgevonden en daaruit volgt dat de bodem geschikt is voor de functie, eventueel nadat sanering heeft plaatsgevonden.
4.5 Wijzigingsbevoegdheid
4.5.1 Algemeen
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen ten behoeve van de in dit artikel genoemde ontwikkelingen onder de daarbij genoemde voorwaarden en met dien verstande dat:
a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- de verkeersveiligheid;
- de milieusituatie;
- de bestaande natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische, aardkundige en/of abiotische waarden;
- de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van nabijgelegen gronden en bebouwing;
b. er sprake moet zijn van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat;
c. voorzieningen worden getroffen ter voorkoming van hemelwaterproblematiek;
d. de ontwikkeling gepaard dient te gaan met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied;
e. de onder d. bedoelde verbetering mede kan betreffen:
c. voorzieningen worden getroffen ter voorkoming van hemelwaterproblematiek;
d. de ontwikkeling gepaard dient te gaan met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied;
e. de onder d. bedoelde verbetering mede kan betreffen:
- de landschappelijke inpassing van bebouwing en verharding;
- het toevoegen, versterken of herstellen van landschapselementen die een bijdrage leveren aan de versterking van de landschapsstructuur of de relatie stad-land;
- activiteiten, gericht op het behoud of herstel van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing of terreinen;
- het wegnemen van verharding;
- het slopen van bebouwing;
- een fysieke bijdrage aan de realisering van de ecologische hoofdstructuur en ecologische verbindingszones.
f. indien een kwaliteitsverbetering als bedoeld onder d. niet is verzekerd, het wijzigingsplan slechts wordt vastgesteld indien een passende financiële bijdrage in een landschapsfonds is verzekerd.
4.5.2 Omschakeling naar een ander soort bedrijf
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming te wijzigen in de bestemming 'Bedrijf' ten behoeve van omschakeling naar een bedrijf in de categorie 1 of 2 volgens bijlage 2 Staat van Bedrijfsactiviteiten, onder de kolom 'Bedrijf', met dien verstande dat:
a. mits sprake is van een gelijke of lagere milieukundige en ruimtelijke impact;
b. de beoogde ontwikkeling niet leidt tot een bestemmingsvlak met een omvang van meer dan 5.000 m²;
c. er is verzekerd dat overtollige bebouwing wordt gesloopt;
d. de beoogde ontwikkeling niet leidt tot:
b. de beoogde ontwikkeling niet leidt tot een bestemmingsvlak met een omvang van meer dan 5.000 m²;
c. er is verzekerd dat overtollige bebouwing wordt gesloopt;
d. de beoogde ontwikkeling niet leidt tot:
- twee of meer zelfstandige bedrijven;
- een al dan niet zelfstandige kantoorvoorziening met een baliefunctie;
- een al dan niet zelfstandige detailhandelsvoorziening met een verkoopvloeroppervlakte van meer dan 200 m²;
e. de toelichting bij het wijzigingsplan een verantwoording bevat waaruit blijkt dat:
- ingeval de beoogde ontwikkeling plaatsvindt binnen de aanduiding 'overige zone - groenblauwe mantel', deze ontwikkeling gepaard gaat met een positieve bijdrage aan de bescherming en ontwikkeling van de onderkende ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken;
- de inrichting van het bestemmingsvlak een gunstige verhouding tussen bruto en netto ruimtebeslag bevordert;
- er sprake is van een bebouwingspercentage en bouwhoogte welke passend zijn bij de aard van de omgeving en de beoogde ontwikkeling;
- de beoogde activiteit niet leidt tot een grootschalige ontwikkeling.
Artikel 5 Wonen
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. wonen;
met daaraan ondergeschikt:
b. bestaande legale mantelzorgvoorzieningen;
c. bestaande legale ondergeschikte nevenactiviteiten;
d. bestaande legale aan huis verbonden beroepen en bedrijven;
e. groenvoorzieningen;
f. tuinen, erven en terreinen;
g. paden, wegen, ontsluitings- en parkeervoorzieningen;
h. boven- en/of ondergrondse waterhuishoudkundige voorzieningen.
a. wonen;
met daaraan ondergeschikt:
b. bestaande legale mantelzorgvoorzieningen;
c. bestaande legale ondergeschikte nevenactiviteiten;
d. bestaande legale aan huis verbonden beroepen en bedrijven;
e. groenvoorzieningen;
f. tuinen, erven en terreinen;
g. paden, wegen, ontsluitings- en parkeervoorzieningen;
h. boven- en/of ondergrondse waterhuishoudkundige voorzieningen.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Algemeen
Op de voor 'Wonen' aangewezen gronden mogen uitsluitend ten behoeve van de in artikel 5.1 genoemde bestemming worden gebouwd:
a. hoofdgebouwen in de vorm van woningen;
b. bijbehorende bouwwerken;
c. bouwwerken, geen gebouw zijnde.
Op de voor 'Wonen' aangewezen gronden mogen uitsluitend ten behoeve van de in artikel 5.1 genoemde bestemming worden gebouwd:
a. hoofdgebouwen in de vorm van woningen;
b. bijbehorende bouwwerken;
c. bouwwerken, geen gebouw zijnde.
5.2.2 Woning en bijbehorende bouwwerken
Voor het bouwen van woningen en bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:
a. per bouwvlak is maximaal één woning toegestaan;
b. uitsluitend bestaande woningen zijn toegestaan. Herbouw van een woning kan uitsluitend plaatsvinden ter plaatse van de bestaande woning;
c. de voorgevel van de woning wordt gebouwd in de bestaande voorgevelrooilijn;
d. de inhoud van de woning bedraagt maximaal 750 m³;
e. de goothoogte van woningen bedraagt maximaal 6 meter;
f. de bouwhoogte van woningen bedraagt maximaal 9 meter;
g. de oppervlakte van bijbehorende bouwwerken bedraagt maximaal 235 m²;
h. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken bedraagt maximaal 3 meter;
i. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken bedraagt maximaal 5,5 meter;
j. de dakhelling dient te worden afgestemd op de dakhelling van het hoofdgebouw, danwel dient er sprake te zijn van een plat dak;
k. woningen en bijbehorende bouwwerken kunnen worden gebouwd tot op de bouwvlakgrens, met dien verstande dat de afstand tot de zijdelingse en achterste bouwperceelsgrens minimaal 5 meter dient te bedragen;
l. in afwijking van het bepaalde onder k. kunnen woningen en bijbehorende bouwwerken, op een kortere afstand tot de zijdelingse en achterste bouwvlakgrens worden gebouwd, mits de afstand tot de perceelsgrens van percelen van derden minimaal 5 meter bedraagt;
Voor het bouwen van woningen en bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:
a. per bouwvlak is maximaal één woning toegestaan;
b. uitsluitend bestaande woningen zijn toegestaan. Herbouw van een woning kan uitsluitend plaatsvinden ter plaatse van de bestaande woning;
c. de voorgevel van de woning wordt gebouwd in de bestaande voorgevelrooilijn;
d. de inhoud van de woning bedraagt maximaal 750 m³;
e. de goothoogte van woningen bedraagt maximaal 6 meter;
f. de bouwhoogte van woningen bedraagt maximaal 9 meter;
g. de oppervlakte van bijbehorende bouwwerken bedraagt maximaal 235 m²;
h. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken bedraagt maximaal 3 meter;
i. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken bedraagt maximaal 5,5 meter;
j. de dakhelling dient te worden afgestemd op de dakhelling van het hoofdgebouw, danwel dient er sprake te zijn van een plat dak;
k. woningen en bijbehorende bouwwerken kunnen worden gebouwd tot op de bouwvlakgrens, met dien verstande dat de afstand tot de zijdelingse en achterste bouwperceelsgrens minimaal 5 meter dient te bedragen;
l. in afwijking van het bepaalde onder k. kunnen woningen en bijbehorende bouwwerken, op een kortere afstand tot de zijdelingse en achterste bouwvlakgrens worden gebouwd, mits de afstand tot de perceelsgrens van percelen van derden minimaal 5 meter bedraagt;
m. bijbehorende bouwwerken worden op een afstand van minimaal 3 meter achter de bestaande
voorgevelrooilijn gebouwd;
n. de afstand tussen de voorgevel van de woning en vrijstaande bijbehorende bouwwerken bedraagt maximaal 40 meter, met dien verstande dat de afstand tussen de zijgevel van vrijstaande bijbehorende bouwwerken en (het verlengde van) de zijgevel van de woning maximaal 10 meter bedraagt.
voorgevelrooilijn gebouwd;
n. de afstand tussen de voorgevel van de woning en vrijstaande bijbehorende bouwwerken bedraagt maximaal 40 meter, met dien verstande dat de afstand tussen de zijgevel van vrijstaande bijbehorende bouwwerken en (het verlengde van) de zijgevel van de woning maximaal 10 meter bedraagt.
5.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde, gelden de volgende bepalingen:
a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde bedraagt maximaal 2 meter, met uitzondering van:
a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde bedraagt maximaal 2 meter, met uitzondering van:
- erf- en terreinafscheidingen, waarvan de bouwhoogte maximaal 1 meter bedraagt;
- erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevelrooilijn, waarvan de bouwhoogte maximaal 2 meter bedraagt;
b. omheiningen rond een paardrijbak zijn toegestaan, met dien verstande dat:
- de bouwhoogte maximaal 1,70 meter bedraagt;
- de omheiningen qua kleur en materiaalgebruik passen in de omgeving;
c. lichtmasten rond een paardrijbak zijn toegestaan, met dien verstande dat:
- de bouwhoogte maximaal 6 meter bedraagt;
- de afstand van lichtmasten tot woningen van derden minimaal 75 meter dient te bedragen;
- de afstand van lichtpunten tot wegen minimaal 15 meter dient te bedragen;
- er maximaal 4 lichtpunten worden geplaatst;
- de lichtmasten zodanig worden geplaatst dat deze afschijnen van woningen van derden en van
de openbare weg;
d. zonnecollectoren en –panelen zijn toegestaan, met dien verstande dat:
- de zonnecollectoren en/of –panelen worden geplaatst binnen het bestemmingsvlak op de
grond; - de zonnecollectoren en/of –panelen worden geplaatst op een afstand van 3 meter achter de
voorgevelrooilijn; - de zonnecollectoren en/of –panelen ten dienste staan van de woning;
- de bouwhoogte maximaal 2 meter bedraagt;
- de totale oppervlakte van het bestemmingsvlak dat gebruikt wordt voor de plaatsing van
zonnecollectoren en/of –panelen maximaal 250 m² bedraagt; - de zonnecollectoren en/of –panelen landschappelijk worden ingepast.
5.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing en aan de inrichting van het bestemmingsvlak:
a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en
leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
c. ter voorkoming van hemelwaterproblematiek;
d. ter waarborging van een goede landschappelijke inpassing.
a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en
leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
c. ter voorkoming van hemelwaterproblematiek;
d. ter waarborging van een goede landschappelijke inpassing.
5.4 Specifieke gebruiksregels
5.4.1 Strijdig gebruik
Onder gebruiken of het laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan
het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken voor en/of als:
Onder gebruiken of het laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan
het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken voor en/of als:
a. gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - voorwaardelijke verplichting' indien de erfbeplanting niet binnen 1 jaar na ingebruikname van een gebouw is aangeplant, onderhouden en duurzaam in stand wordt gehouden overeenkomstig het erfbeplantingsplan zoals opgenomen in Bijlage 2 van deze regels;
b. een aan huis verbonden beroep of bedrijf;
c. kamerverhuur;
d. kamperen;
e. woningsplitsing;
f. detailhandel;
g. evenementen;
h. seksinrichtingen;
i. bewoning van vrijstaande bijbehorende bouwwerken en gebouwen, geen (bedrijfs)woning zijnde, behoudens gebruik van een bestaand bouwwerk in verband met mantelzorg
j. opslag van goederen en materialen buiten het bouwvlak;
k. buitenopslag voor de voorgevelrooilijn;
l. het splitsen van een bestemmings-/bouwvlak en/of het realiseren van meerdere woningen in hetzelfde bestemmings-/bouwvlak;
5.4.2 Paardrijbakken
Het gebruik van gronden als paardrijbak is toegestaan, met dien verstande dat:
b. een aan huis verbonden beroep of bedrijf;
c. kamerverhuur;
d. kamperen;
e. woningsplitsing;
f. detailhandel;
g. evenementen;
h. seksinrichtingen;
i. bewoning van vrijstaande bijbehorende bouwwerken en gebouwen, geen (bedrijfs)woning zijnde, behoudens gebruik van een bestaand bouwwerk in verband met mantelzorg
j. opslag van goederen en materialen buiten het bouwvlak;
k. buitenopslag voor de voorgevelrooilijn;
l. het splitsen van een bestemmings-/bouwvlak en/of het realiseren van meerdere woningen in hetzelfde bestemmings-/bouwvlak;
5.4.2 Paardrijbakken
Het gebruik van gronden als paardrijbak is toegestaan, met dien verstande dat:
a. de oppervlakte maximaal 1.200 m² bedraagt;
b. de afstand tot woningen van derden minimaal 50 meter bedraagt;
c. de afstand tot de as van de weg minimaal 15 meter bedraagt;
d. de paardrijbak landschappelijk (groen/houtsingels) dient te worden ingepast;
e. tredmolens e.d. niet zijn toegestaan;
f. aanwezige waarden in het gebied niet onevenredig worden aangetast;
b. de afstand tot woningen van derden minimaal 50 meter bedraagt;
c. de afstand tot de as van de weg minimaal 15 meter bedraagt;
d. de paardrijbak landschappelijk (groen/houtsingels) dient te worden ingepast;
e. tredmolens e.d. niet zijn toegestaan;
f. aanwezige waarden in het gebied niet onevenredig worden aangetast;
5.5 Afwijken van de gebruiksregels
5.5.1 Ondergeschikte nevenactiviteiten bij de woonfunctie
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 5.4.1 ten behoeve van
het gebruik van grond en gebouwen voor ondergeschikte nevenactiviteiten bij de woonfunctie, met dien verstande dat:
a. de woonfunctie op het perceel als hoofdfunctie aanwezig en herkenbaar dient te blijven;
b. de activiteit wordt uitgeoefend door een bewoner van de woning;
c. nevenfuncties uitsluitend zijn toegestaan binnen het bouwvlak tot een bebouwingsoppervlakte van maximaal 80 m²;
d. de volgende nevenactiviteiten zijn toegestaan:
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 5.4.1 ten behoeve van
het gebruik van grond en gebouwen voor ondergeschikte nevenactiviteiten bij de woonfunctie, met dien verstande dat:
a. de woonfunctie op het perceel als hoofdfunctie aanwezig en herkenbaar dient te blijven;
b. de activiteit wordt uitgeoefend door een bewoner van de woning;
c. nevenfuncties uitsluitend zijn toegestaan binnen het bouwvlak tot een bebouwingsoppervlakte van maximaal 80 m²;
d. de volgende nevenactiviteiten zijn toegestaan:
- kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen;
- verblijfsrecreatie in de vorm van kleinschalig kamperen, met dien verstande dat:
- maximaal 25 kampeermiddelen zijn toegestaan;
- dat stacaravans en chalets niet zijn toegestaan;
- kamperen uitsluitend mag plaatsvinden in de periode van 1 april tot en met 31 oktober;
3. een kleinschalige zorgboerderij, kinderboerderij, educatieve en sociale voorzieningen;
4. kleinschalige horeca van categorie 2b, met dien verstande dat:
- maximaal 50 m² van de oppervlakte van de bestaande gebouwen mag worden gebruikt voor deze nevenfunctie;
- een terras is toegestaan tot een maximale oppervlakte van 30 m²;
5. statische opslag;
e. de omvang van de nevenactiviteit zodanig dient te zijn dat sprake is en blijft van een ondergeschikte nevenfunctie bij de woonfunctie;
f. de nevenactiviteiten uitsluitend mogen worden uitgeoefend in bestaande bebouwing, danwel in de bebouwing die maximaal is toegestaan volgens artikel 5.2.2;
g. buitenopslag ten behoeve van de nevenfunctie niet is toegestaan;
h. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
f. de nevenactiviteiten uitsluitend mogen worden uitgeoefend in bestaande bebouwing, danwel in de bebouwing die maximaal is toegestaan volgens artikel 5.2.2;
g. buitenopslag ten behoeve van de nevenfunctie niet is toegestaan;
h. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- de verkeersveiligheid;
de milieusituatie; - de bestaande natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische, aardkundige en/of abiotische
waarden; - de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van nabijgelegen gronden en bebouwing;
i. er sprake moet zijn van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat;
j. in voldoende mate wordt voorzien in de parkeerbehoefte op eigen terrein;
k. vergunning voor de onder d. genoemde nevenactiviteiten uitsluitend wordt verleend mits verzekerd is dat de ontwikkeling gepaard gaat met inpassing van de activiteiten, indien de totale oppervlakte die voor deze activiteiten wordt gebruikt groter is dan 200 m², een en ander op basis van een goedgekeurd landschapsplan, waarbij aanleg, beheer en instandhouding juridisch geborgd zijn;
l. de onder k. bedoelde inpassing mede kan betreffen:
j. in voldoende mate wordt voorzien in de parkeerbehoefte op eigen terrein;
k. vergunning voor de onder d. genoemde nevenactiviteiten uitsluitend wordt verleend mits verzekerd is dat de ontwikkeling gepaard gaat met inpassing van de activiteiten, indien de totale oppervlakte die voor deze activiteiten wordt gebruikt groter is dan 200 m², een en ander op basis van een goedgekeurd landschapsplan, waarbij aanleg, beheer en instandhouding juridisch geborgd zijn;
l. de onder k. bedoelde inpassing mede kan betreffen:
- de landschappelijke inpassing van bebouwing en verharding;
- aanleg van gebiedseigen landschapselementen in of nabij de projectlocatie;
- het slopen van bebouwing;
- het vergroten van de architectonische kwaliteit van bouwwerken.
Artikel 6 Waarde - Archeologie
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van de vastgestelde en verwachte archeologische waarden, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - waarde archeologie 4', middelhoge archeologische verwachting geldt,
6.2 Bouwregels
In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mogen binnen deze bestemming uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd:
a. ter vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering, met dien verstande dat nieuwe kelders niet zijn toegestaan of
b. binnen een afstand van maximaal 2,5 meter uit een bestaande fundering van een bestaand bouwwerk; of
c. die een bodemverstoring veroorzaken van minder dan 5% van het totale oppervlak van de bodemingreep; of
d. die niet groter zijn dan 2.500 m² en dieper dan 0,5 meter ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - waarde archeologie 4' of
e. ten behoeve van archeologisch onderzoek, waarbij de bouwhoogte maximaal 3 meter bedraagt;
f. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan;
g. die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning.
a. ter vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering, met dien verstande dat nieuwe kelders niet zijn toegestaan of
b. binnen een afstand van maximaal 2,5 meter uit een bestaande fundering van een bestaand bouwwerk; of
c. die een bodemverstoring veroorzaken van minder dan 5% van het totale oppervlak van de bodemingreep; of
d. die niet groter zijn dan 2.500 m² en dieper dan 0,5 meter ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - waarde archeologie 4' of
e. ten behoeve van archeologisch onderzoek, waarbij de bouwhoogte maximaal 3 meter bedraagt;
f. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan;
g. die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning.
6.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, de inrichting en het gebruik van gronden, indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn die behouden en beschermd moeten worden, waarbij de nadere eisen erop zijn gericht de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) te behouden.
6.4 Afwijken van de bouwregels
6.4.1 Afwijken
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 6.2 voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde mits:
a. dit in overeenstemming is met de andere daar voorkomende bestemming; en
b. met een archeologisch onderzoek is vastgesteld dat de archeologische waarden door de
bouwactiviteiten niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad.
6.4.2 Voorwaarden voor afwijken
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 6.2 voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde mits:
a. dit in overeenstemming is met de andere daar voorkomende bestemming; en
b. met een archeologisch onderzoek is vastgesteld dat de archeologische waarden door de
bouwactiviteiten niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad.
6.4.2 Voorwaarden voor afwijken
Een vergunning als bedoeld in artikel 6.4.1 wordt slechts verleend, mits:
a. de aanvrager een rapport heeft overlegd van een deskundige waarin de archeologische waarden van het terrein, dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, in voldoende mate zijn vastgesteld, tenzij:
- naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere
beschikbare informatie afdoende is vastgesteld; of - is aangetoond dat de verstoringsdiepte van de bouwactiviteit minder diep reikt dan de
Laatmiddeleeuwse en moderne bouwvoor (akkerdek);
b. genoegzaam blijk dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn;
c. genoegzaam blijkt dat de betreffende archeologische waarden door de ingreep niet of niet
onevenredig worden geschaad;
d. genoegzaam blijkt dat de verstoringsdiepte minder diep reikt dan het akkerdek;
met dien verstande dat:
a. schade door de bouwactiviteiten kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het in acht nemen van aan de omgevingsvergunning verbonden voorschriften;
b. het bevoegd gezag schriftelijk advies kan inwinnen bij een archeologisch deskundige omtrent de vraag of door de bouwactiviteiten geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden en welke voorwaarden dienen te worden gesteld.
a. schade door de bouwactiviteiten kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het in acht nemen van aan de omgevingsvergunning verbonden voorschriften;
b. het bevoegd gezag schriftelijk advies kan inwinnen bij een archeologisch deskundige omtrent de vraag of door de bouwactiviteiten geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden en welke voorwaarden dienen te worden gesteld.
6.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.5.1 Vergunningsplichtige werken en/of werkzaamheden
Ter plaatse van de volgende aanduidingen geldt dat het verboden is om een bodemingreep uit te voeren of te laten uitvoeren, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning, ongeacht het bepaalde in de regels bij andere op deze gronden van toepassing zijnde bestemmingen:
a. ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - waarde archeologie 4' voor bodemingrepen groter dan 2.500 m² en dieper dan 0,5 m;
6.5.2 Vergunningverlening
De vergunning als bedoeld in artikel 6.5.1 wordt verleend, indien is gebleken dat de bodemingreep geen directe of indirecte gevolgen heeft welke niet zal leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal dan wel dat de verstoring ervan redelijk is in relatie tot het belang van de bodemingreep en het archeologische belang daarbij voldoende is gewaarborgd.
6.5.3 Onderbouwing van de aanvraag
Om de aanvraag voor de vergunning als bedoeld in artikel 6.5.1 goed te kunnen beoordelen kan het noodzakelijk zijn dat een rapport wordt overgelegd waarin de archeologische waarde van de gronden die blijkens de aanvraag worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld;
6.5.4 Verbinding van voorschriften
Aan de vergunning als bedoeld in artikel 6.5.1 kunnen in ieder geval de volgende voorschriften worden verbonden:
a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem worden behouden; of
b. de verplichting tot het doen van opgravingen; of
c. de verplichting om de activiteit die tot bodemverstoring leidt te laten begeleiden door een
deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.
Ter plaatse van de volgende aanduidingen geldt dat het verboden is om een bodemingreep uit te voeren of te laten uitvoeren, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning, ongeacht het bepaalde in de regels bij andere op deze gronden van toepassing zijnde bestemmingen:
a. ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - waarde archeologie 4' voor bodemingrepen groter dan 2.500 m² en dieper dan 0,5 m;
6.5.2 Vergunningverlening
De vergunning als bedoeld in artikel 6.5.1 wordt verleend, indien is gebleken dat de bodemingreep geen directe of indirecte gevolgen heeft welke niet zal leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal dan wel dat de verstoring ervan redelijk is in relatie tot het belang van de bodemingreep en het archeologische belang daarbij voldoende is gewaarborgd.
6.5.3 Onderbouwing van de aanvraag
Om de aanvraag voor de vergunning als bedoeld in artikel 6.5.1 goed te kunnen beoordelen kan het noodzakelijk zijn dat een rapport wordt overgelegd waarin de archeologische waarde van de gronden die blijkens de aanvraag worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld;
6.5.4 Verbinding van voorschriften
Aan de vergunning als bedoeld in artikel 6.5.1 kunnen in ieder geval de volgende voorschriften worden verbonden:
a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem worden behouden; of
b. de verplichting tot het doen van opgravingen; of
c. de verplichting om de activiteit die tot bodemverstoring leidt te laten begeleiden door een
deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.
6.6 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen door:
a. de gebieden waar de aanduidingen als genoemd in artikel 6.5.1 betrekking op hebben te vergroten en/ of te veranderen indien dat op basis van nader verkregen archeologisch kennis noodzakelijk en/of mogelijk is; of
b. de oppervlaktes en/of de dieptes als genoemd in artikel 6.5.1 te veranderen en/of hier desgewenst een extra aanduiding voor op te nemen indien dat op basis van nader verkregen archeologisch kennis noodzakelijk en/of mogelijk is.
a. de gebieden waar de aanduidingen als genoemd in artikel 6.5.1 betrekking op hebben te vergroten en/ of te veranderen indien dat op basis van nader verkregen archeologisch kennis noodzakelijk en/of mogelijk is; of
b. de oppervlaktes en/of de dieptes als genoemd in artikel 6.5.1 te veranderen en/of hier desgewenst een extra aanduiding voor op te nemen indien dat op basis van nader verkregen archeologisch kennis noodzakelijk en/of mogelijk is.
3 Algemene Regels
Artikel 7 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 8 Algemene Bouwregels
8.1 Bouwvlakken
a. In dit plan is in alle artikelen het bouwvlak gelijk aan het bestemmingsvlak, tenzij op de verbeelding binnen een bestemmingsvlak een bouwvlak is ingetekend dat kleiner is dan het bestemmingsvlak;
b. Een bouwvlak mag volledig worden bebouwd:
a. In dit plan is in alle artikelen het bouwvlak gelijk aan het bestemmingsvlak, tenzij op de verbeelding binnen een bestemmingsvlak een bouwvlak is ingetekend dat kleiner is dan het bestemmingsvlak;
b. Een bouwvlak mag volledig worden bebouwd:
- tenzij in deze regels en/of op de verbeelding een maximaal bebouwingspercentage of een
maximale oppervlakte bebouwing is opgenomen; - en met inachtneming van de bouwregels in de afzonderlijke artikelen.
8.2 Algemene bepaling m.b.t. ondergronds bouwen
8.2.1 Ondergrondse werken
Voor het uitvoeren van ondergrondse werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, geen beperkingen.
8.2.2 Ondergrondse bouwwerken
Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden, behoudens in deze regels opgenomen
afwijkingen, de volgende regels:
a. Ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak.
b. Het oppervlak aan ondergrondse bouwwerken mag niet meer bedragen dan het toegestane
oppervlak aan bouwwerken boven peil vermeerderd met 15 m².
c. In aanvulling op het bepaalde sub a en b is bij (bedrijfs)woningen maximaal 1 zwembad toegestaan onder de volgende voorwaarden:
- het zwembad dient te worden gebouwd:
- binnen een bestemmingsvlak waarbinnen een (bedrijfs)woning is gelegen;
- achter de achtergevel of het verlengde daarvan en op een afstand van ten minste 3 meter van de zijdelingse en achterste perceelsgrens;
- op een afstand van maximaal 20 meter vanaf de woning;
2. het zwembad mag niet overdekt zijn, tenzij de regeling voor bijbehorende bouwwerken in de
afzonderlijke artikelen in acht wordt genomen;
3. het zwembad mag uitsluitend voor hobbymatig gebruik worden benut;
4. de oppervlakte van het zwembad bedraagt maximaal 30 m²;
afzonderlijke artikelen in acht wordt genomen;
3. het zwembad mag uitsluitend voor hobbymatig gebruik worden benut;
4. de oppervlakte van het zwembad bedraagt maximaal 30 m²;
d. De ondergrondse bouwdiepte van ondergrondse bouwwerken bedraagt maximaal 5 meter onder peil.
8.3 Algemene bepaling over bestaande afstanden en andere maten
8.3 Algemene bepaling over bestaande afstanden en andere maten
8.3.1 Maximale maatvoering
Indien afstanden tot, en bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, op het tijdstip van de terinzagelegging van het vastgesteld van het plan meer bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als maximaal toelaatbaar worden aangehouden.
Indien afstanden tot, en bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, op het tijdstip van de terinzagelegging van het vastgesteld van het plan meer bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als maximaal toelaatbaar worden aangehouden.
8.3.2 Minimale maatvoering
In die gevallen dat afstanden tot, en bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken, die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet, op het tijdstip van de terinzagelegging van het vastgesteld van het plan minder bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als minimaal toelaatbaar worden aangehouden.
8.3.3 Heroprichting
In het geval van (her)oprichting van gebouwen is het bepaalde in 8.3.1 en 8.3.2 uitsluitend van
toepassing indien het geschiedt op dezelfde plaats.
8.4 Ontbreken van maatvoeringsaanduidingen
In die gevallen dat op de verbeelding en/of in deze regels een maatvoeringsaanduiding ontbreekt gelden de maatvoeringen van de bestaande bouwwerken, voor zover deze in overeenstemming met het bepaalde in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand zijn gekomen, zoals aanwezig op het tijdstip van terinzagelegging van het vastgesteld van het plan, waarbij voor het bebouwingspercentage geldt dat dit met 10% mag toenemen ten opzichte van de aanwezige bebouwing.
In die gevallen dat afstanden tot, en bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken, die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet, op het tijdstip van de terinzagelegging van het vastgesteld van het plan minder bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als minimaal toelaatbaar worden aangehouden.
8.3.3 Heroprichting
In het geval van (her)oprichting van gebouwen is het bepaalde in 8.3.1 en 8.3.2 uitsluitend van
toepassing indien het geschiedt op dezelfde plaats.
8.4 Ontbreken van maatvoeringsaanduidingen
In die gevallen dat op de verbeelding en/of in deze regels een maatvoeringsaanduiding ontbreekt gelden de maatvoeringen van de bestaande bouwwerken, voor zover deze in overeenstemming met het bepaalde in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand zijn gekomen, zoals aanwezig op het tijdstip van terinzagelegging van het vastgesteld van het plan, waarbij voor het bebouwingspercentage geldt dat dit met 10% mag toenemen ten opzichte van de aanwezige bebouwing.
Artikel 9 Algemene Gebruiksregels
9.1 Strijdig gebruik
Onder gebruiken of het laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruiken of het laten gebruiken van gronden en bouwwerken voor en/of als:
a. een seksinrichting of een daarmee vergelijkbaar bedrijf;
b. een coffeeshop, growshop, smartshop of een daarmee vergelijkbaar bedrijf;
c. straatprostitutie;
d. winning van gas;
e. het plaatsen van onderkomens en/of kampeermiddelen, van al dan niet afgedankte voer- en
vaartuigen en van wagens;
f. opslag-, stort-, lozing- of bergplaats van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke bestemming onttrokken voorwerpen en materialen, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
g. opslagplaats voor vaten, kisten, al dan niet voor gebruik geschikte werktuigen, voer- en vaartuigen en machines of onderdelen daarvan, oude en nieuwe (bouw-)materialen, afval, puin, grind en brandstoffen.
9.2 Bestaand gebruik
Indien bestaande en legale nevenactiviteiten afwijken van de regels van dit bestemmingsplan, worden deze als toelaatbaar beschouwd.
9.3 Paardrijbakken
Het gebruik van gronden als paardrijbak bij een (bedrijfs)woning is toegestaan op gronden met de
bestemming 'Bedrijf – Agrarisch technisch hulpbedrijf' en 'Wonen', met dien verstande dat:
a. de paardrijbak behoort bij de binnen hetzelfde bestemmingsvlak gelegen (bedrijfs)woning;
b. de oppervlakte maximaal 1.200 m² bedraagt;
c. de afstand tot woningen van derden minimaal 50 meter bedraagt;
d. de afstand tot de as van de weg minimaal 15 meter bedraagt;
e. de paardrijbak landschappelijk (groen/houtsingels) dient te worden ingepast met gebiedseigen
beplanting;
f. tredmolens e.d. niet zijn toegestaan;
g. aanwezige waarden in het gebied niet onevenredig worden aangetast.
Onder gebruiken of het laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruiken of het laten gebruiken van gronden en bouwwerken voor en/of als:
a. een seksinrichting of een daarmee vergelijkbaar bedrijf;
b. een coffeeshop, growshop, smartshop of een daarmee vergelijkbaar bedrijf;
c. straatprostitutie;
d. winning van gas;
e. het plaatsen van onderkomens en/of kampeermiddelen, van al dan niet afgedankte voer- en
vaartuigen en van wagens;
f. opslag-, stort-, lozing- of bergplaats van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke bestemming onttrokken voorwerpen en materialen, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
g. opslagplaats voor vaten, kisten, al dan niet voor gebruik geschikte werktuigen, voer- en vaartuigen en machines of onderdelen daarvan, oude en nieuwe (bouw-)materialen, afval, puin, grind en brandstoffen.
9.2 Bestaand gebruik
Indien bestaande en legale nevenactiviteiten afwijken van de regels van dit bestemmingsplan, worden deze als toelaatbaar beschouwd.
9.3 Paardrijbakken
Het gebruik van gronden als paardrijbak bij een (bedrijfs)woning is toegestaan op gronden met de
bestemming 'Bedrijf – Agrarisch technisch hulpbedrijf' en 'Wonen', met dien verstande dat:
a. de paardrijbak behoort bij de binnen hetzelfde bestemmingsvlak gelegen (bedrijfs)woning;
b. de oppervlakte maximaal 1.200 m² bedraagt;
c. de afstand tot woningen van derden minimaal 50 meter bedraagt;
d. de afstand tot de as van de weg minimaal 15 meter bedraagt;
e. de paardrijbak landschappelijk (groen/houtsingels) dient te worden ingepast met gebiedseigen
beplanting;
f. tredmolens e.d. niet zijn toegestaan;
g. aanwezige waarden in het gebied niet onevenredig worden aangetast.
9.4 Voorwaardelijke verplichting landschappelijke inpassing
De erfbeplanting zoals opgenomen in Bijlage 2 ‘Landschappelijk inpassingsplan’ van deze regels dient binnen 1 jaar na onherroepelijk worden van dit bestemmingsplan te zijn gerealiseerd, onderhouden en duurzaam in stand wordt gehouden overeenkomstig het inpassingsplan.
9.5 Afwijken van de gebruiksregels voor landschappelijke inpassing
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 9.4 en een gewijzigde landschappelijke inpassing toestaan, onder de voorwaarden dat:
a. sprake is van voortschrijdend inzicht;
b. de landschappelijke inpassing gerealiseerd wordt ter plaatse van het bouwperceel.
b. de landschappelijke inpassing gerealiseerd wordt ter plaatse van het bouwperceel.
Artikel 10 Algemene Aanduidingsregels
10.1 overige zone - gemengd landelijk gebied
10.1.1 Aanduidingsomschrijving
a. Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - gemengd landelijk gebied' wordt bij een ontwikkelingsgericht bestemmingsplan een onderscheid gemaakt tussen:
10.1.1 Aanduidingsomschrijving
a. Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - gemengd landelijk gebied' wordt bij een ontwikkelingsgericht bestemmingsplan een onderscheid gemaakt tussen:
- een gebied waar de ontwikkeling van een gemengde plattelandseconomie wordt nagestreefd en
- een gebied waar de ontwikkeling van een in hoofdzaak agrarische economie wordt nagestreefd, rekening houdend met in ieder geval de landbouwontwikkelingsgebieden, de vestigingsgebieden voor glastuinbouw en de gebieden waar teeltondersteunende kassen zijn toegestaan;
10.2 overige zone - waarde archeologie 4
10.2.1 Aanduidingsomschrijving
Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - waarde archeologie 4' geldt voor de gronden tevens een middelhoge archeologische verwachting.
10.2.1 Aanduidingsomschrijving
Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - waarde archeologie 4' geldt voor de gronden tevens een middelhoge archeologische verwachting.
Artikel 11 Algemene Afwijkingsregels
11.1 Algemeen
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het plan ten behoeve van de in dit artikel genoemde ontwikkelingen onder de daarbij genoemde voorwaarden en met dien verstande dat:
a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het plan ten behoeve van de in dit artikel genoemde ontwikkelingen onder de daarbij genoemde voorwaarden en met dien verstande dat:
a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- de verkeersveiligheid;
- de milieusituatie;
- de bestaande natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische, aardkundige en/of abiotische
waarden; - de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van nabijgelegen gronden en bebouwing;
b. er sprake moet zijn van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat;
11.2 Maatvoeringen/grenzen
Indien niet op grond van een andere bepaling kan worden afgeweken van deze regels kan bij een
omgevingsvergunning worden afgeweken van het volgende:
a. het afwijken van de in de regels voorgeschreven maatvoering met ten hoogste 10%;
b. de regels ten behoeve van:
11.2 Maatvoeringen/grenzen
Indien niet op grond van een andere bepaling kan worden afgeweken van deze regels kan bij een
omgevingsvergunning worden afgeweken van het volgende:
a. het afwijken van de in de regels voorgeschreven maatvoering met ten hoogste 10%;
b. de regels ten behoeve van:
- het in geringe mate aanpassen van het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van
wegen onderling, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geeft; - geringe afwijkingen in plaats, richting en/of afmetingen van bestemmingsgrenzen ten behoeve
van de praktische uitvoering van het plan; - het overschrijden van bouwgrenzen, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
c. de regels ten aanzien van de goot- en bouwhoogte van agrarische bedrijfsgebouwen, en toestaan dat deze hoogtes worden vergroot tot respectievelijk 8 en 12 meter;
d. de regels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot maximaal 12 meter;
e. de regels ten aanzien van de situering van bedrijfsgebouwen ten opzichte van de voorgevel van de bedrijfswoning, en toestaan dat de voorgevel van bedrijfsgebouwen op minder dan 3 meter vanaf de voorgevel van de bedrijfswoning wordt gebouwd indien de bestaande situatie daartoe aanleiding geeft en de ondernemer onredelijk wordt belemmerd in zijn bedrijfsvoering door strikte toepassing van die bepalingen;
f. de regels ten aanzien van de aan te houden afstand van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde tot de bestemmingsgrens, en toestaan dat bedrijfsgebouwen, (bedrijfs)woningen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde op minder dan 5 meter van de bestemmingsgrens en/of van de bouwvlakgrens worden gebouwd, met dien verstande dat gebouwen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
g. de regels ten aanzien van de aan te houden afstand van gebouwen tot de bestemming 'Verkeer', en toestaan dat bedrijfsgebouwen op minder dan 10 meter vanaf de bestemming 'Verkeer' worden gebouwd;
h. de regels ten aanzien van de hoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van zend-, ontvang- en/of
sirenemasten, wordt vergroot tot maximaal 40 meter, onder de volgende voorwaarden:
d. de regels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot maximaal 12 meter;
e. de regels ten aanzien van de situering van bedrijfsgebouwen ten opzichte van de voorgevel van de bedrijfswoning, en toestaan dat de voorgevel van bedrijfsgebouwen op minder dan 3 meter vanaf de voorgevel van de bedrijfswoning wordt gebouwd indien de bestaande situatie daartoe aanleiding geeft en de ondernemer onredelijk wordt belemmerd in zijn bedrijfsvoering door strikte toepassing van die bepalingen;
f. de regels ten aanzien van de aan te houden afstand van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde tot de bestemmingsgrens, en toestaan dat bedrijfsgebouwen, (bedrijfs)woningen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde op minder dan 5 meter van de bestemmingsgrens en/of van de bouwvlakgrens worden gebouwd, met dien verstande dat gebouwen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
g. de regels ten aanzien van de aan te houden afstand van gebouwen tot de bestemming 'Verkeer', en toestaan dat bedrijfsgebouwen op minder dan 10 meter vanaf de bestemming 'Verkeer' worden gebouwd;
h. de regels ten aanzien van de hoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van zend-, ontvang- en/of
sirenemasten, wordt vergroot tot maximaal 40 meter, onder de volgende voorwaarden:
- losse masten met hekwerken, gebouwtjes e.d. zijn alleen toegestaan in landschappelijk minder
gevoelige gebieden, langs grote verkeerswegen en dan bij voorkeur bij parkeerplaatsen,
benzinestations, knooppunten, viaducten, bedrijventerreinen en horecagelegenheden; - installaties op of aan een gebouw zijn alleen toegestaan:
- op hoge gebouwen; bij voorkeur op een plat dak en zo ver mogelijk van een dakrand, met dien verstande dat bijzondere en waardevolle gebouwen in beginsel geheel dienen te worden ontzien, zonodig in overleg met de monumentencommissie;
- tegen gevels aan, uitsluitend indien de invloed van die installaties geen afbreuk doen aan de aanwezige kwaliteiten;
3. aangetoond wordt dat door de hoogte van de masten de luchtvaartverkeerszones niet nadelig
worden beïnvloed.
11.3 Aan huis verbonden beroep of bedrijf
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in de artikelen 4.4.1 en 5.4.1 voor een aan huis verbonden beroep of bedrijf, als opgenomen in het 'Overzicht aan huis verbonden beroepen of bedrijven' (bijlage 1 bij deze regels) of hiermee naar aard en omvang gelijk te stellen beroepen en bedrijven, met dien verstande dat:
a. de hoofdfunctie van het perceel primair blijft c.q. in overwegende mate aanwezig blijft;
b. degene die gebruiker van de woning is tevens degene is die het aan huis verbonden beroep of bedrijf uitoefent;
c. maximaal 60 m² van de vloeroppervlakte van de bestaande bebouwing mag worden gebruikt voor een aan huis verbonden beroep en/of bedrijf;
d. het gebruik geen ernstige hinder voor het woonmilieu oplevert c.q. geen afbreuk doet aan het
woonkarakter van de wijk of de buurt;
e. het gebruik geen dusdanige verkeersaantrekkende activiteiten betreft welke kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;
f. in voldoende mate wordt voorzien in de parkeerbehoefte;
g. detailhandel slechts is toegestaan als ondergeschikte nevenactiviteit en uitsluitend in ter plaatse vervaardigde en/of bewerkte producten;
h. internetverkoop slechts is toegestaan indien er geen uitstalling ten verkoop plaatsvindt en de te verkopen producten niet ter plaatse bezichtigd en afgehaald kunnen worden;
i. er geen buitenopslag plaatsvindt;
j. reclame-uitingen ten dienste van het aan huis verbonden beroep of bedrijf beperkt blijven tot het plaatsen van een bord met als maximale afmetingen 1 meter x 0,5 meter aan de voor- of zijgevel of in de voor- of zijtuin op een hoogte van maximaal 2 meter. Neon- of andere lichtreclame is in dit kader niet toegestaan.
11.4 Bed en breakfast
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in de artikelen 4.4.1 en 5.4.1 voor de inrichting en het gebruik van (bedrijfs)woningen ten behoeve van bed en breakfast, met dien verstande dat:
a. het gebruik uitsluitend plaatsvindt in de woning en de bijbehorende bouwwerken die op maximaal 20 meter van de woning zijn gelegen;
b. de exploitant van het bed en breakfast de hoofdbewoner is van de woning;
c. maximaal 25% van de woning en/of de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken mag worden ingericht als bed en breakfast, met dien verstande dat de oppervlakte voor bed & breakfast maximaal 200 m² mag bedragen;
d. per perceel maximaal 4 slaapplaatsen in maximaal 4 slaapkamers worden toegestaan;
e. door de bouwkundige opzet, indeling en maatvoering de bed en breakfast-voorziening niet mag
functioneren als een zelfstandige woning;
f. in voldoende mate wordt voorzien in de parkeerbehoefte op eigen terrein;
g. vergunning uitsluitend wordt verleend mits verzekerd is dat de ontwikkeling gepaard gaat met
inpassing van de activiteiten, indien de totale oppervlakte die voor deze activiteiten wordt gebruikt groter is dan 200 m²;
h. de onder g. bedoelde inpassing mede kan betreffen:
worden beïnvloed.
11.3 Aan huis verbonden beroep of bedrijf
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in de artikelen 4.4.1 en 5.4.1 voor een aan huis verbonden beroep of bedrijf, als opgenomen in het 'Overzicht aan huis verbonden beroepen of bedrijven' (bijlage 1 bij deze regels) of hiermee naar aard en omvang gelijk te stellen beroepen en bedrijven, met dien verstande dat:
a. de hoofdfunctie van het perceel primair blijft c.q. in overwegende mate aanwezig blijft;
b. degene die gebruiker van de woning is tevens degene is die het aan huis verbonden beroep of bedrijf uitoefent;
c. maximaal 60 m² van de vloeroppervlakte van de bestaande bebouwing mag worden gebruikt voor een aan huis verbonden beroep en/of bedrijf;
d. het gebruik geen ernstige hinder voor het woonmilieu oplevert c.q. geen afbreuk doet aan het
woonkarakter van de wijk of de buurt;
e. het gebruik geen dusdanige verkeersaantrekkende activiteiten betreft welke kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;
f. in voldoende mate wordt voorzien in de parkeerbehoefte;
g. detailhandel slechts is toegestaan als ondergeschikte nevenactiviteit en uitsluitend in ter plaatse vervaardigde en/of bewerkte producten;
h. internetverkoop slechts is toegestaan indien er geen uitstalling ten verkoop plaatsvindt en de te verkopen producten niet ter plaatse bezichtigd en afgehaald kunnen worden;
i. er geen buitenopslag plaatsvindt;
j. reclame-uitingen ten dienste van het aan huis verbonden beroep of bedrijf beperkt blijven tot het plaatsen van een bord met als maximale afmetingen 1 meter x 0,5 meter aan de voor- of zijgevel of in de voor- of zijtuin op een hoogte van maximaal 2 meter. Neon- of andere lichtreclame is in dit kader niet toegestaan.
11.4 Bed en breakfast
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in de artikelen 4.4.1 en 5.4.1 voor de inrichting en het gebruik van (bedrijfs)woningen ten behoeve van bed en breakfast, met dien verstande dat:
a. het gebruik uitsluitend plaatsvindt in de woning en de bijbehorende bouwwerken die op maximaal 20 meter van de woning zijn gelegen;
b. de exploitant van het bed en breakfast de hoofdbewoner is van de woning;
c. maximaal 25% van de woning en/of de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken mag worden ingericht als bed en breakfast, met dien verstande dat de oppervlakte voor bed & breakfast maximaal 200 m² mag bedragen;
d. per perceel maximaal 4 slaapplaatsen in maximaal 4 slaapkamers worden toegestaan;
e. door de bouwkundige opzet, indeling en maatvoering de bed en breakfast-voorziening niet mag
functioneren als een zelfstandige woning;
f. in voldoende mate wordt voorzien in de parkeerbehoefte op eigen terrein;
g. vergunning uitsluitend wordt verleend mits verzekerd is dat de ontwikkeling gepaard gaat met
inpassing van de activiteiten, indien de totale oppervlakte die voor deze activiteiten wordt gebruikt groter is dan 200 m²;
h. de onder g. bedoelde inpassing mede kan betreffen:
- de landschappelijke inpassing van bebouwing en verharding;
- aanleg van gebiedseigen landschapselementen in of nabij de projectlocatie;
- het slopen van bebouwing;
- het vergroten van de architectonische kwaliteit van bouwwerken.
11.5 Grotere afstand tussen woningen en bijbehorende bouwwerken
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in de artikelen 4.2.4 en 5.2.2 en worden toegestaan dat bijbehorende bouwwerken op een grotere afstand van de woning worden gebouwd, met dien verstande dat:
a. de landschappelijke en agrarische waarden ter plaatse niet worden aangetast;
b. verzekerd is dat de tuin/het erf waarop de bijbehorende bouwwerken worden gebouwd
landschappelijk wordt ingepast middels gebiedseigen beplanting; .
11.6 Grotere oppervlakte bijbehorende bouwwerken bij (bedrijfs)woningen
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in de artikelen 4.2.4 en 5.2.2 voor het vergroten van de oppervlakte van bijbehorende bouwwerken, met dien verstande dat:
a. de oppervlakte maximaal 125 m² bedraagt indien het perceel niet groter is dan 1.000 m²;
b. de oppervlakte maximaal 150 m² bedraagt indien het perceel groter is dan 1.000 m²;
c. nieuwbouw of uitbreiding van bijbehorende bouwwerken gepaard dient te gaan met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied;
d. de onder c. bedoelde verbetering mede kan betreffen:
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in de artikelen 4.2.4 en 5.2.2 en worden toegestaan dat bijbehorende bouwwerken op een grotere afstand van de woning worden gebouwd, met dien verstande dat:
a. de landschappelijke en agrarische waarden ter plaatse niet worden aangetast;
b. verzekerd is dat de tuin/het erf waarop de bijbehorende bouwwerken worden gebouwd
landschappelijk wordt ingepast middels gebiedseigen beplanting; .
11.6 Grotere oppervlakte bijbehorende bouwwerken bij (bedrijfs)woningen
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in de artikelen 4.2.4 en 5.2.2 voor het vergroten van de oppervlakte van bijbehorende bouwwerken, met dien verstande dat:
a. de oppervlakte maximaal 125 m² bedraagt indien het perceel niet groter is dan 1.000 m²;
b. de oppervlakte maximaal 150 m² bedraagt indien het perceel groter is dan 1.000 m²;
c. nieuwbouw of uitbreiding van bijbehorende bouwwerken gepaard dient te gaan met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied;
d. de onder c. bedoelde verbetering mede kan betreffen:
- de landschappelijke inpassing van bebouwing en verharding;
- het toevoegen, versterken of herstellen van landschapselementen die een bijdrage leveren aan
de versterking van de landschapsstructuur of de relatie stad-land; - activiteiten, gericht op het behoud of herstel van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing of
terreinen; - het wegnemen van verharding;
- het slopen van bebouwing;
- een fysieke bijdrage aan de realisering van de ecologische hoofdstructuur en ecologische
verbindingszones.
e. indien een kwaliteitsverbetering als bedoeld onder e. niet is verzekerd, de vergunning slechts wordt verleend indien een passende financiële bijdrage in een landschapsfonds is verzekerd.
11.7 Inpandige uitbreiding woningen
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in de artikelen 4.2.4 en 5.2.2 en worden toegestaan dat indien de (bedrijfs)woning is gelegen in een hoofdgebouw dat groter is dan 750 m³, het hoofdgebouw inpandig mag worden verbouwd tot woning, met dien verstande dat:
a. het (agrarische en) stedenbouwkundige karakter niet wezenlijk wordt aangetast;
b. herbouw van (een deel van) het hoofdgebouw niet is toegestaan;
c. sprake is van een goede milieuhygiënische uitvoerbaarheid;
d. het aantal woningen gelijk blijft. Woningsplitsing is niet toegestaan;
e. de ontwikkeling gepaard dient te gaan met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied;
f. de onder e. bedoelde verbetering mede kan betreffen:
11.7 Inpandige uitbreiding woningen
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in de artikelen 4.2.4 en 5.2.2 en worden toegestaan dat indien de (bedrijfs)woning is gelegen in een hoofdgebouw dat groter is dan 750 m³, het hoofdgebouw inpandig mag worden verbouwd tot woning, met dien verstande dat:
a. het (agrarische en) stedenbouwkundige karakter niet wezenlijk wordt aangetast;
b. herbouw van (een deel van) het hoofdgebouw niet is toegestaan;
c. sprake is van een goede milieuhygiënische uitvoerbaarheid;
d. het aantal woningen gelijk blijft. Woningsplitsing is niet toegestaan;
e. de ontwikkeling gepaard dient te gaan met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied;
f. de onder e. bedoelde verbetering mede kan betreffen:
- de landschappelijke inpassing van bebouwing en verharding;
- het toevoegen, versterken of herstellen van landschapselementen die een bijdrage leveren aan
de versterking van de landschapsstructuur of de relatie stad-land; - activiteiten, gericht op het behoud of herstel van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing of
terreinen; - het wegnemen van verharding;
- het slopen van bebouwing;
- een fysieke bijdrage aan de realisering van de ecologische hoofdstructuur en ecologische
verbindingszones.
g. indien een kwaliteitsverbetering als bedoeld onder e. niet is verzekerd, de vergunning slechts wordt verleend indien een passende financiële bijdrage in een landschapsfonds is verzekerd;
11.8 Vervangen bestaande woningen
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in de artikelen 4.2.4 en 5.2.2 en het bouwen van een woning ter vervanging van een bestaande woning worden toegestaan, met dien verstande dat:
a. de woning wordt gebouwd binnen het bestaande bouwvlak;
b. verzekerd is dat de te vervangen woning wordt gesloopt na gereedkoming van de nieuwe woning;
c. het toevoegen van een extra woning niet is toegestaan;
d. bij herbouw op een andere locatie in het bestaande bouwvlak, de herbouw op deze locatie
stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is;
e. bij herbouw op een andere locatie in het bestaande bouwvlak, de op de verbeelding opgenomen ‘gevellijn’ niet mag worden overschreden;
f. wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
11.8 Vervangen bestaande woningen
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in de artikelen 4.2.4 en 5.2.2 en het bouwen van een woning ter vervanging van een bestaande woning worden toegestaan, met dien verstande dat:
a. de woning wordt gebouwd binnen het bestaande bouwvlak;
b. verzekerd is dat de te vervangen woning wordt gesloopt na gereedkoming van de nieuwe woning;
c. het toevoegen van een extra woning niet is toegestaan;
d. bij herbouw op een andere locatie in het bestaande bouwvlak, de herbouw op deze locatie
stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is;
e. bij herbouw op een andere locatie in het bestaande bouwvlak, de op de verbeelding opgenomen ‘gevellijn’ niet mag worden overschreden;
f. wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
- de voorgevel van de woning wordt gebouwd in de op de verbeelding opgenomen ‘gevellijn’;
- de inhoud van de woning bedraagt maximaal 750 m³;
- de goothoogte van woningen bedraagt maximaal 6 meter;
- de bouwhoogte van woningen bedraagt maximaal 9 meter;
- de afstand tot de perceelsgrens bedraagt minimaal 5 meter;
- voor bijbehorende bouwwerken bij de woning gelden de volgende voorwaarden:
- de oppervlakte bedraagt maximaal 200 m², met dien verstande dat het bestemmingsvlak voor maximaal 50% mag worden bebouwd;
- de goothoogte bedraagt maximaal 3 meter;
- de bouwhoogte bedraagt maximaal 5,5 meter;
- de dakhelling dient te worden afgestemd op de dakhelling van het hoofdgebouw, danwel dient er sprake te zijn van een plat dak;
- bijbehorende bouwwerken worden op een afstand van minimaal 3 meter achter de bestaande voorgevelrooilijn gebouwd;
Artikel 12 Algemene Wijzigingsregels
12.1 Algemene wijzigingsbevoegdheden
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van:
a. overschrijding van bestemmingsgrenzen, met dien verstande dat:
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van:
a. overschrijding van bestemmingsgrenzen, met dien verstande dat:
- dit van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken;
- dan wel voor zover dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein;
- de overschrijding niet meer bedraagt dan 3 meter;
- de overschrijding noodzakelijk is in het kader van de optimalisering van de bedrijfsvoering en
niet het gevolg is van een beoogde schaalvergroting;
b. overschrijding van bestemmingsgrenzen en toestaan dat het beloop van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geeft. De overschrijding mag echter niet meer bedragen dan 3 meter en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
c. het wijzigen van de lijst van bedrijfsactiviteiten, indien technologische ontwikkelingen of vernieuwde inzichten hiertoe aanleiding geven;
d. het aanpassen van opgenomen bepalingen in de voorafgaande artikelen, waarbij verwezen wordt naar bepalingen in wettelijke regelingen, indien deze wettelijke regelingen na het tijdstip van de tervisielegging van het vastgesteldplan worden gewijzigd;
e. het wijzigen op of verwijderen van de verbeelding van gebiedsaanduidingen als bedoeld in artikel 11, indien het belang dat de gebiedsaanduiding beoogt te beschermen, niet meer aanwezig is, danwel indien wijziging van zoneringen daartoe aanleiding geeft.
12.2 Algemeen
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen ten behoeve van de in dit artikel onder 12.3 en 12.4 genoemde ontwikkelingen onder de daarbij genoemde voorwaarden en met dien
verstande dat:
a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
c. het wijzigen van de lijst van bedrijfsactiviteiten, indien technologische ontwikkelingen of vernieuwde inzichten hiertoe aanleiding geven;
d. het aanpassen van opgenomen bepalingen in de voorafgaande artikelen, waarbij verwezen wordt naar bepalingen in wettelijke regelingen, indien deze wettelijke regelingen na het tijdstip van de tervisielegging van het vastgesteldplan worden gewijzigd;
e. het wijzigen op of verwijderen van de verbeelding van gebiedsaanduidingen als bedoeld in artikel 11, indien het belang dat de gebiedsaanduiding beoogt te beschermen, niet meer aanwezig is, danwel indien wijziging van zoneringen daartoe aanleiding geeft.
12.2 Algemeen
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen ten behoeve van de in dit artikel onder 12.3 en 12.4 genoemde ontwikkelingen onder de daarbij genoemde voorwaarden en met dien
verstande dat:
a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- de milieusituatie;
- de bestaande natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische, aardkundige en/of abiotische
waarden; - de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van nabijgelegen gronden en bebouwing;
b. er sprake moet zijn van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat;
c. voorzieningen worden getroffen ter voorkoming van hemelwaterproblematiek.
12.3 Wijziging in de bestemming ' Wonen'
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Bedrijf – Agrarisch technisch hulpbedrijf' met een bouwvlak en de bestaande bedrijfswoning te wijzigen in:
a. de bestemming 'Wonen';
b. de bestemming 'Agrarisch' waarin het bestemmingsvlak ligt voor de resterende grond;
c. voorzieningen worden getroffen ter voorkoming van hemelwaterproblematiek.
12.3 Wijziging in de bestemming ' Wonen'
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Bedrijf – Agrarisch technisch hulpbedrijf' met een bouwvlak en de bestaande bedrijfswoning te wijzigen in:
a. de bestemming 'Wonen';
b. de bestemming 'Agrarisch' waarin het bestemmingsvlak ligt voor de resterende grond;
met dien verstande dat:
a. de gronden niet zijn gelegen ter plaatse van een bestemmingsvlak waarbinnen geen bedrijfswoning aanwezig is en/of is toegestaan;
b. er sprake moet zijn van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat;
c. de woonfunctie slechts is toegestaan in de hoofdbebouwing;
d. aangetoond wordt dat het huidige gebruik als (agrarisch) bedrijf/de huidige voorziening niet meer mogelijk is;
e. het huidige gebruik als (agrarisch) bedrijf/van de huidige voorziening dient te zijn beëindigd;
f. uitsluitend het deel van het perceel met de woning en het daarbijbehorende erf mag worden gewijzigd in de bestemming 'Wonen'. De resterende grond moet gelijktijdig worden gewijzigd in de bestemming 'Agrarisch', 'Agrarisch met waarden' of 'Natuur' met de daarbij behorende gebiedsaanduiding;
g. het aantal woningen niet mag toenemen, tenzij tevens gebruik wordt gemaakt van de wijzigingsbevoegdheid in lid 12.4;
h. overtollige bedrijfsbebouwing dient te worden gesloopt. Dit betekent dat de inhoud van bijbehorende bouwwerken maximaal de inhoud bedraagt zoals aangegeven in artikel 5.2.2, tenzij sprake is van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing;
i. de wijziging gepaard dient te gaan met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied;
j. de onder i. bedoelde verbetering mede kan betreffen:
b. er sprake moet zijn van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat;
c. de woonfunctie slechts is toegestaan in de hoofdbebouwing;
d. aangetoond wordt dat het huidige gebruik als (agrarisch) bedrijf/de huidige voorziening niet meer mogelijk is;
e. het huidige gebruik als (agrarisch) bedrijf/van de huidige voorziening dient te zijn beëindigd;
f. uitsluitend het deel van het perceel met de woning en het daarbijbehorende erf mag worden gewijzigd in de bestemming 'Wonen'. De resterende grond moet gelijktijdig worden gewijzigd in de bestemming 'Agrarisch', 'Agrarisch met waarden' of 'Natuur' met de daarbij behorende gebiedsaanduiding;
g. het aantal woningen niet mag toenemen, tenzij tevens gebruik wordt gemaakt van de wijzigingsbevoegdheid in lid 12.4;
h. overtollige bedrijfsbebouwing dient te worden gesloopt. Dit betekent dat de inhoud van bijbehorende bouwwerken maximaal de inhoud bedraagt zoals aangegeven in artikel 5.2.2, tenzij sprake is van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing;
i. de wijziging gepaard dient te gaan met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied;
j. de onder i. bedoelde verbetering mede kan betreffen:
- de landschappelijke inpassing van bebouwing en verharding;
- het toevoegen, versterken of herstellen van landschapselementen die een bijdrage leveren aan
de versterking van de landschapsstructuur of de relatie stad-land; - activiteiten, gericht op het behoud of herstel van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing of
terreinen; - het wegnemen van verharding;
- het slopen van bebouwing;
- een fysieke bijdrage aan de realisering van de ecologische hoofdstructuur en ecologische
verbindingszones.
k. indien een kwaliteitsverbetering als bedoeld onder i. niet is verzekerd, de vergunning slechts wordt verleend indien een passende financiële bijdrage in een landschapsfonds is verzekerd.
l. voldaan wordt aan de voorwaarden van artikel 5.
12.4 Vergroten bestemmingsvlak ten behoeve van het plaatsen van zonnecollectoren en -panelen
l. voldaan wordt aan de voorwaarden van artikel 5.
12.4 Vergroten bestemmingsvlak ten behoeve van het plaatsen van zonnecollectoren en -panelen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van het uitbreiden van een bestaand bestemmingsvlak voor het inrichten en het gebruik van gronden ten behoeve van zonnecollectoren en -panelen die ten dienste staan van een bestaande (bedrijfs)woning, met dien verstande dat:
a. de zonnecollectoren en/of - panelen uitsluitend mogen worden gerealiseerd direct aansluitend aan doch op maximaal 10 meter afstand van een bestemmingsvlak waarbinnen een (bedrijfs)woning is toegestaan;
b. aangetoond wordt dat binnen het aangrenzende bestemmingsvlak als bedoeld onder a. geen reële mogelijkheden zijn voor het geheel of gedeeltelijk realiseren van de zonnecollectoren en/of -panelen;
c. de afstand tot de as van de weg minimaal 15 meter bedraagt;
d. het bestemmingsvlak met maximaal 250 m² mag worden uitgebreid;
e. de totale oppervlakte die gebruikt wordt voor het plaatsen van zonnecollectoren en -panelen maximaal 250 m² bedraagt;
f. de zonnecollectoren en - panelen een maximale bouwhoogte hebben van 2 meter.
a. de zonnecollectoren en/of - panelen uitsluitend mogen worden gerealiseerd direct aansluitend aan doch op maximaal 10 meter afstand van een bestemmingsvlak waarbinnen een (bedrijfs)woning is toegestaan;
b. aangetoond wordt dat binnen het aangrenzende bestemmingsvlak als bedoeld onder a. geen reële mogelijkheden zijn voor het geheel of gedeeltelijk realiseren van de zonnecollectoren en/of -panelen;
c. de afstand tot de as van de weg minimaal 15 meter bedraagt;
d. het bestemmingsvlak met maximaal 250 m² mag worden uitgebreid;
e. de totale oppervlakte die gebruikt wordt voor het plaatsen van zonnecollectoren en -panelen maximaal 250 m² bedraagt;
f. de zonnecollectoren en - panelen een maximale bouwhoogte hebben van 2 meter.
Artikel 13 Overige Regels
13.1 Wetten/wettelijke regelingen
Indien en voor zover in deze regels wordt verwezen naar wettelijke regelingen c.q. verordeningen e.d., dienen deze regelingen te worden gelezen, zoals deze luiden op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.
13.2 Procedureregels
13.2.1 Nadere eisen
Op de voorbereiding van een besluit tot het stellen van een nadere eis is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.
Indien en voor zover in deze regels wordt verwezen naar wettelijke regelingen c.q. verordeningen e.d., dienen deze regelingen te worden gelezen, zoals deze luiden op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.
13.2 Procedureregels
13.2.1 Nadere eisen
Op de voorbereiding van een besluit tot het stellen van een nadere eis is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.
4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 14 Overgangsrecht
14.1 Overgangsrecht bouwwerken
a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits
de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de
dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in sub a met maximaal 10%.
c. Sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van
inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor
geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
14.2 Overgangsrecht gebruik
a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het
bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde in sub a te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze
verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
c. Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik, dat reeds in strijd was met het
voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
c. Sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van
inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor
geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
14.2 Overgangsrecht gebruik
a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het
bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde in sub a te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze
verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
c. Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik, dat reeds in strijd was met het
voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 15 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan 'Hondsbergweg 2a-2b en 4 Westerbeek'.
Bijlagen Bij Regels - 1
Overzicht aan huis verbonden beroepen of bedrijven
Bijlagen Bij Regels - 2
Landschappelijk inpassingsplan
Bijlagen Bij Toelichting - 1
Situatieschets beoogde situatie
Bijlagen Bij Toelichting - 2
Berekening investering kwaliteitsverbetering landschap
Bijlagen Bij Toelichting - 3
Berekeningen stikstofdepositie Aerius Calculator
Bijlagen Bij Toelichting - 4
Rapportage quick scan flora en fauna
Bijlagen Bij Toelichting - 5
Landschappelijk inpassingsplan
Bijlagen Bij Toelichting - 6
Rapportage vormvrije m.e.r.-beoordeling