TAM-omgevingsplan hoofdstuk 22a Buitengebied Beers NB, Doctor Moonsweg 5, Eiwit Campus
Bestemmingsplan - Gemeente Land van Cuijk
Ontwerp op 30-08-2024 - in voorbereiding
Bestanden
1 Algemene Bepalingen
Artikel 1 Toepassingsbereik En Voorrangsbepalingen
- De regels in dit TAM-omgevingsplan zijn van toepassing op de locatie, [Doctor Moonsweg 5 in het buitengebied van Beers NB], waarvan de geometrische bepaalde planobjecten zijn vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1982.TAMBuBeEiwitcampus-ON01 zoals vastgelegd op https://www.ruimtelijkeplannen.nl.
- De regels in dit hoofdstuk gaan voor op de regels van een besluit als bedoeld in artikel 4.6, eerste lid, onder a, b, c, g, h, i, j, k, l of m, van de Invoeringswet Omgevingswet op de locatie, bedoeld in het eerste lid.
- De regels in dit hoofdstuk gaan voor op de regels in:
- afdeling 22.2, met uitzondering van paragraaf 22.2.7.3, en
- afdeling 22.3, voor zover die regels in strijd zijn met regels in dit hoofdstuk.
Artikel 2 Begripsbepalingen
Begripsbepalingen die zijn opgenomen in bijlage I van het omgevingsplan, bijlage I bij het Besluit activiteiten leefomgeving, bijlage I bij het Besluit bouwwerken leefomgeving, bijlage I bij het Besluit kwaliteit leefomgeving, bijlage I bij het Omgevingsbesluit en bijlage I bij de Omgevingsregeling, zijn van toepassing op dit hoofdstuk.
Artikel 3 Aanvullende Begripsbepalingen
Voor de toepassing van dit hoofdstuk gelden aanvullend de volgende begripsbepalingen:
3.1 TAM-omgevingsplan
TAM-omgevingsplan hoofdstuk 22a Buitengebied Beers NB, Doctor Moonsweg 5, Eiwit Campus, in deze regeling eveneens als ‘dit hoofdstuk’ of ‘Hoofdstuk 22[a]’ aangehaald;
3.2 Omgevingsplan:
Het omgevingsplan van de gemeente Land van Cuijk;
3.3 Verbeelding
De digitale weergave van het TAM-omgevingsplan als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1982.TAM[BuBeEiwitcampus-ON01].
3.4 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolgde de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
3.5 agrarisch bedrijf
een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen of het houden van dieren, al dan niet met voorzieningen onder andere ten behoeve van de verwerking/vergisting van mest afkomstig van het eigen bedrijf, waarbij onderscheid wordt gemaakt in:
a. een (vollegronds)teeltbedrijf;
b. een glastuinbouwbedrijf;
c. een veehouderij;
d. een overig agrarisch bedrijf;
e. paardenhouderij
f. paardenfokkerij
a (vollegronds)teeltbedrijf
een agrarisch bedrijf in de land- en tuinbouwsector dat zich richt op het telen van gewassen met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate niet in gebouwen plaatsvindt.
b glastuinbouwbedrijf
een agrarisch bedrijf met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate in kassen plaatsvindt
c veehouderij
een agrarisch bedrijf gericht op het fokken, mesten en houden van runderen, varkens, schapen, geiten, pluimvee, tamme konijnen en pelsdieren.
c1 intensieve veehouderij
een agrarisch bedrijf met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate in gebouwen plaatsvindt en gericht is op het houden van dieren, zoals rundveemesterij, varkens-, vleeskalver-, pluimvee-, pelsdier-, geiten- of schapenhouderij of een combinatie van deze bedrijfsvormen, alsmede naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijfsvormen.
c2 grondgebonden veehouderij:
veehouderij waarvan het voer en de mest voor het overgrote deel gewonnen respectievelijk aangewend worden op gronden die in gebruik zijn van de veehouderij en die in de directe omgeving liggen van de bedrijfslocatie. Of hiervan sprake is wordt getoetst op grond van de criteria die zijn opgenomen in nadere regels die hieromtrent op basis van de Verordening ruimte door Gedeputeerde Staten zijn gesteld, zoals die regels gelden op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke aanvraag.
d overig agrarisch bedrijf
een agrarisch bedrijf, niet zijnde een glastuinbouwbedrijf, veehouderij of paardenhouderij, gericht op het het telen van vissen, wormen, insecten en/of gewassen met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate in gebouwen, niet zijnde kassen, plaatsvindt, zoals witlof of champignons.
e paardenhouderij
het bedrijfsmatig, niet op agrarische productie gericht houden en stallen van paarden en pony’s en de handel in paarden en pony’s, met als ondergeschikte nevenactiviteit het fokken, africhten, trainen en berijden van paarden en pony's.
f paardenfokkerij
een agrarisch bedrijf gericht op het houden van paarden waar handelingen aan/ met paarden worden verricht die primair gericht zijn op het voortbrengen, africhten en trainen en verhandelen van paarden.
3.6 archeologische waarden
actuele waarden die bestaan uit de aanwezigheid van een bodemarchief met sporen van vroegere menselijke bewoning en/of grondgebruik daarin, en als zodanig van wetenschappelijk belang zijn en het cultuurhistorisch erfgoed vertegenwoordigen.
3.7 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
3.8 bedrijf / bedrijfsmatige activiteit
een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan-huis-verbonden beroepen daaronder niet begrepen.
3.9 bestaand
- de bebouwing, zoals aanwezig op het tijdstip waarop het bestemmingsplan rechtskracht heeft verkregen, dan wel mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde omgevingsvergunning;
- het gebruik van grond en bebouwing, zoals aanwezig op het tijdstip waarop het bestemmingsplan rechtskracht heeft verkregen.
3.10 bevoegd gezag
bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning.
3.11 Biobased Economy
Bedrijven en instellingen gericht op het verwerken van gewassen, plantaardige reststromen uit de landbouw, voedingsmiddelenindustrie of uit terreinbeheer tot een grondstof, materiaal of (herbruikbaar) product.
3.12 bouwen, ondergronds-
plaatsen, geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, veranderen of vergroten van een bouwwerk onder het ter plaatse vastgestelde peil.
3.13 bouwgrens
de grens van een bouwvlak.
3.14 bouwperceel
aaneengesloten (virtueel) vlak waarop functioneel bij elkaar behorende bebouwing en voorzieningen worden geconcentreerd, bestaande uit een bouwvlak, waarbinnen de gebouwen zijn toegelaten, met de direct daaraan grenzende gronden waar ook bouwwerken geen gebouwen zijnde en vergunningvrije bouwwerken zijn toegestaan;
3.15 bouwperceelgrens
de grens van een bouwperceel.
3.16 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
3.17 bouwwerk, bijbehorend
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde bouwperceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.
3.18 circulaire landbouw
vorm van landbouw waarbij grondstoffen en producten zo lang en zo hoogwaardig mogelijk in de kringloop blijven door benutting van grondstoffen, hoogwaardig gebruik van biomassa en recycling van reststromen.
3.19 dakvlak
een vlak van het dak.
3.20 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden van goederen, waaronder begrepen de uitstalling ter verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, alsmede anders dan voor gebruik ter plaatse.
3.21 detailhandel, productiegebonden-
detailhandel van goederen vanuit het bedrijf dat die goederen vervaardigt, bewerkt en/of toepast in het productieproces, waarbij de detailhandel een ondergeschikte nevenactiviteit is van dat bedrijf.
3.22 duurzame energie
Duurzame energie is energie die is opgewekt uit onuitputtelijke bronnen. Voorbeelden hiervan zijn windenergie, waterkracht energie, zonne energie en biomassa.
3.23 Eiwitcampus
Een cluster van samenhangende bedrijvigheid en instellingen, gericht op innovatie in biobased economy, circulaire landbouw, duurzame energieonderzoek en de transitie naar een duurzame productie van dierlijke en plantaardige eiwitten. Hieronder vallen functies en voorzieningen zoals:
- voorzieningen voor kennis- en onderwijsinstellingen;
- laboratoria;
- onzelfstandige kantoorfuncties;
- congresfunctie en tentoonstellingsruimte;
- horeca uitsluitend als ondergeschikt bestanddeel van het totale concept van de Eiwitcampus met een maximum van 1.000 m² vloeroppervlakte;
- uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "wonen": huisvesting van (huishoudens van) medewerkers, gasten en beheerder van toegelaten bedrijven/instellingen;
- ondergeschikte productiegebonden detailhandel, met een maximum van 500 m² vloeroppervlakte;
- ondersteunende bedrijvigheid ten dienste van de Eiwitcampus.
- ondersteunende voorzieningen ten behoeve van duurzame energieopwekking;
3.24 extensief recreatief medegebruik
extensieve vormen van dagrecreatie die ondergeschikt zijn aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan, die een kortstondig karakter hebben en in de openlucht plaatsvinden, zoals wandelen, fietsen, paardrijden, kanoën, paramotorvliegen en kleinschalige recreatieve luchtvaart voor zover het starten en landen betreft.
3.25 functie
doeleinden ten behoeve waarvan gebruik van gebouwen en/of gronden of aangewezen delen daarvan is toegestaan.
3.26 geluidhinder
gevaar, schade of hinder, als gevolg van geluid.
3.27 huishouden
Er is sprake van één huishouden wanneer één of meer personen in vast verband samenleven en er sprake is van continuïteit in de samenstelling ervan en van onderlinge verbondenheid.
3.28 inrichting
elke door de mens bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, ondernomen bedrijvigheid die binnen een zekere begrenzing pleegt te worden verricht.
3.29 inrichting, Bevi-
een inrichting die valt onder het regime van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.
3.30 landbouwhuisdieren
Dieren die in de regel worden gehouden in een veehouderij zoals runderen, varkens, schapen, geiten, pluimvee, tamme konijnen en pelsdieren.
3.31 logies
Verblijf van beperkte duur van maximaal enkele dagen of weken, waarbij men elders een hoofdverblijf heeft.
3.32 logiesruimte
Onzelfstandige verblijfsruimte van beperkte omvang (maximaal 25 m2) en met beperkte voorzieningen bedoeld voor logies.
3.33 maaiveld
het grensvlak tussen de ondergrond en de lucht.
3.34 NAP
Nieuw Amsterdams Peil.
3.35 nota parkeernormen
"Nota Parkeernormen 2023 gemeente Land van Cuijk", vastgesteld op 2 november 2023 en werking getreden op 20 november 2023. Indien deze nota gedurende de planperiode wijzigt of wordt vervangen, geldt de gewijzigde c.q. de vervangende nota.
3.36 ondergeschikt bouwdeel
bouwdeel van beperkte afmetingen, dat buiten de gevel of het dakvlak van een bouwwerk uitsteekt en niet gericht is op vergroting van het oppervlakte, zoals dakgoten, dakoverstekken, regenafvoerpijpen, rookgasafvoeren, schoorstenen, plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, gevel- en kroonlijsten, luifels en balkons.
3.37 onderkomen
voor verblijf geschikte, al dan niet aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken voer- en vaartuigen, waaronder begrepen woonwagens, woonschepen, caravans, kampeerauto's, als ook tenten, schuilhutten en keten, al dan niet ingericht ten behoeve van recreatief buitenverblijf voor zover deze niet als bouwwerken zijn aan te merken.
3.38 onzelfstandige woonruimte
Een woonruimte waarbij de wezenlijke voorzieningen zich buiten die woonruimte bevinden.
3.39 paardenbak / rijbak
een onoverdekte voorziening bedoeld voor het berijden, africhten en laten bewegen van paarden.
3.40 proefveld
is een akker, welke op zorgvuldige wijze wordt bewerkt, bemest en beplant, met het doel waardevolle gegevens te verkrijgen voor de cultuur. Het doel kan zeer verschillend zijn en betrekking hebben op de grondbewerking, de bemesting, de onkruidbestrijding, de te gebruiken hoeveelheid zaaizaad, de meest aan te bevelen rassen, enz.
3.41 prostituee
degene (v/m) die zich beschikbaar stelt tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen betaling.
3.42 prostitutie, raam-
een seksinrichting met één of meer ramen van waarachter de prostituee door handelingen, houding, woord, gebaar of op andere wijze, passanten tot prostitutie bewegen, uitnodigen dan wel aanlokken.
3.43 prostitutie, straat-
het in openbaar toegankelijk gebied door handelingen, houding, woord, gebaar of op andere wijze, passanten tot prostitutie bewegen, uitnodigen dan wel aanlokken.
3.44 radarverstoringsgebied
gebied waar beperkingen gelden ten aanzien van het bouwen ten behoeve van een goede werking van de radar op een radarstation.
3.45 recreatie / recreatieve activiteit
alle activiteiten die in de vrije tijd plaatsvinden en ontspanning als doel hebben.
3.46 recreatie, extensieve-
recreatie met weinig dynamiek die nauwelijks druk uitoefent op de omgeving, gezien het beperkte aantal recreanten per tijdseenheid en oppervlakte-eenheid. Het gaat om bijvoorbeeld wandelen, fietsen, vissen en skeeleren.
3.47 sociale veiligheid
het in stand houden c.q. tot stand brengen van een ruimtelijke situatie die overzichtelijk, herkenbaar en sociaal controleerbaar is.
3.48 teeltondersteunende voorzieningen
(teelt)ondersteunende voorzieningen, die onderdeel zijn van de totale agrarische bedrijfsvoering van een (grondgebonden) open- of vollegronds tuinbouwbedrijf(stak), boom- of vaste plantenteeltbedrijf(stak) en die gebruikt worden om de bedrijfsvoering te optimaliseren; hierdoor vindt (een deel van) de productie onder meer gecontroleerde omstandigheden plaats, waardoor gezorgd kan worden voor een verbetering van de productiekwaliteit en/of arbeidsomstandigheden, teeltvervroeging of –verlating en het terugdringen van gewasbeschermingsmiddelen en meststoffengebruik.
3.49 teeltondersteunende voorzieningen, omkeerbaar
voorzieningen die eenvoudig te verwijderen zijn waardoor de oorspronkelijke toestand wordt teruggebracht;
3.50 teeltondersteunende voorzieningen, overig
een permanente (teelt)ondersteunende voorziening c.q. een bouwwerk in de vorm van een hek met afrastering, met een hoogte van niet meer dan 1,5 m, op boomteelt percelen waarmee dieren van die percelen geweerd kunnen worden (boomteelthek en regenkappen).
3.51 teeltondersteunende voorzieningen, permanent
teeltondersteunende voorzieningen die op een locatie voor onbepaalde tijd worden gebruikt. Deze permanente voorzieningen hebben een directe relatie met het grondgebruik, zoals containervelden en dergelijke.
3.52 teeltondersteunende voorzieningen, tijdelijk
teeltondersteunende voorzieningen die op dezelfde locatie gebruikt kunnen worden zo lang de teelt dit vereist, voor aaneengesloten periode van maximum van 6 maanden. Deze tijdelijke voorzieningen hebben een directe relatie met het grondgebruik, zoals folies, insectengaas, acryldoek, wandelkappen, schaduwhallen, hagelnetten en dergelijke.
3.53 veehouderij
een agrarisch bedrijf gericht op het fokken, mesten en houden van runderen, varkens, schapen, geiten, pluimvee, tamme konijnen en pelsdieren.
3.54 verkeersveiligheid
het in stand houden c.q. tot stand brengen van een goede verkeersveilige situatie, in het bijzonder het benodigde uitzicht op hoeken van wegen.
3.55 vloeroppervlakte, bruto-
de gezamenlijke oppervlakte van alle vloeren gelegen tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
3.56 voorziening, groen-
voorziening voor de inrichting, het onderhoud en het beheer van flora en fauna, zoals boomgeleiders, wortelkratten, bloembakken, drainage- en sproeisystemen, faunatunnels, nestkastjes en dergelijke.
3.57 voorziening, nuts-
voorziening voor de distributie en ontsluiting van producten en diensten van openbaar nut, zoals bushokjes, kleine pompgemalen, verkeersregelinstallaties, verdeelstations voor stroom, water en gas, telefooncellen en dergelijke.
3.58 voorzieningen, waterhuishoudkundige-
voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede waterkering, wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, waterinfiltratie en waterkwaliteit. Hierbij kan onder meer gedacht worden aan infiltratievoorzieningen (zoals infiltratiekratten, wadi's, infiltratiegreppels, doorlatende bestrating en infiltratie- en transportriolen), dijken, dammen, grondwallen, duikers, stuwen, gemalen, inlaten en dergelijke.
3.59 vrijstaand
bouwwerk dat geheel los staat van andere bouwwerken.
3.60 water
alle water dat zichtbaar (oppervlaktewater) aanwezig is in bijvoorbeeld waterlopen, poelen, vijvers, meren en zeeën, of onzichtbaar (grondwater) aanwezig is zoals freatisch grondwater direct beneden het maaiveld.
3.61 werk
een constructie geen bouwwerk zijnde, zoals bestrating, drainage, kabels en leidingen en dergelijke.
3.62 wonen
Het gehuisvest zijn in (een) woning(en).
3.63 woning
Een voor het wonen bestemd complex van woonruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.
3.64 woning, bedrijfs-
een voor het wonen bestemd (gedeelte van een) bedrijfsgebouw, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens verblijf daar gelet op de bedrijfsactiviteiten noodzakelijk wordt geacht.
Artikel 4 Meet- En Rekenbepalingen,
De meet- en rekenbepalingen uit artikel 22.24 van het omgevingsplan zijn van overeenkomstige toepassing op het meten van de waarden die in dit TAM-omgevingsplan in m, m2 of m3 zijn uitgedrukt, voor zover hiervan niet is afgeweken in het bepaalde in 4.1 tot en met 4.8.
4.1 de bepaling van het peil
- op droge grond is het peil: de hoogte van de bovenkant van de begane grondvloer van het hoofdgebouw gelegen binnen maximaal 0,50 m van de hoogte van de weg waarop het bouwperceel ontsloten wordt, dan wel de hoogte van de bovenkant van de begane grondvloer van het bestaande hoofdgebouw;
- op of in het water is het peil: het gemiddeld jaarlijks waterpeil ter plaatse van het bouwperceel.
4.2 de hoogte van de weg
de hoogte van de weg zoals die door of namens burgemeester en wethouders is vastgesteld.
4.3 de goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee te vergelijken constructiedeel.
4.4 de bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
4.5 de oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
4.6 de inhoud van een bouwwerk
tussen de bovenzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
4.7 de afstand tot de bouwperceelgrens
vanaf de bouwperceelgrens tot aan het gevelvlak van een bouwwerk.
4.8 ondergeschikte bouwdelen
Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 1,5 m bedraagt en de hoogte niet meer dan 3 m bedraagt.
Artikel 5 Aanvraagvereisten
De aanvraagvereisten, bedoeld in paragraaf 22.5.2 van dit omgevingsplan, zijn van overeenkomstige toepassing op een omgevingsvergunning die is vereist op grond van dit TAM-omgevingsplan Buitengebied Beers NB, Doctor Moonsweg 5, Eiwit Campus.
Artikel 6 Algemeen Gebruiksverbod
Het is verboden gronden of bouwwerken te gebruiken anders dan overeenkomstig de aan de locatie toegedeelde functies en activiteiten.
2 Functies En Activiteiten
Artikel 7 Agrarisch Met Waarden - Landschapswaarden
7.1 Toepassingsbereik
De regels in dit artikel zijn van toepassing op de locaties die op de verbeelding zijn aangewezen als Agrarisch met waarden - Landschapswaarden.
7.2 Functieomschrijving
De volgende functie(s) en gebruiksactiviteit(en) zijn toegestaan:
- ter plaatse van het gebied "eiwitcampus" proefvelden bij de agrarische functies ten behoeve van de Eiwitcampus met bijbehorende voorzieningen;
- omkeerbare teeltondersteunende voorzieningen;
- energievoorzieningen, alleen in combinatie met omkeerbare teeltondersteunende voorzieningen;
- (onverharde) paden, wegen en parkeervoorzieningen;
- groene inpassing;
- ter plaatse van het gebied "landschappelijke inpassing" tevens landschappelijke inpassing;
- water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- extensief recreatief medegebruik;
- opslag van materialen ten behoeve van de Eiwitcampus;
- nutsvoorzieningen.
7.3 Beoordelingsregels bouwwerken
7.4 Aanwijzing afwijkende bouwwerken
Een omgevingsvergunning is vereist voor de volgende activiteiten:
- het bouwen van gebouwen behorende bij de proefvelden van de Eiwitcampus.
7.5 Beoordelingsregels afwijkende bouwwerken
Voor het verlenen van een omgevingsvergunning zoals bedoeld in artikel 7 lid 4 (Aanwijzing omgevingsplanactiviteit bouwwerken) gelden de volgende beoordelingsregels:
- tot maximaal 500 m2 in totaal;
- verdeeld in eenheden van maximaal 200 m2 per eenheid;
- minimaal 50 m onderlinge afstand tussen de eenheden en op een afstand van minimaal 50 m van de provinciale weg;
- de goothoogte bedraagt maximaal 3,5 m;
- de bouwhoogte bedraagt maximaal 5,5 m;
- De aanwezige waarden worden mogen niet worden aangetast.
7.6 Specifieke functieregels
Artikel 8 Gemengd - Eiwitcampus
8.1 Toepassingsbereik
De regels in dit artikel zijn van toepassing op de locaties die op de verbeelding zijn aangewezen als Gemengd - Eiwitcampus.
8.2 Functieomschrijving
De volgende functie(s) en gebruiksactiviteit(en) zijn toegestaan:
- een Eiwitcampus in de vorm van een cluster van samenhangende bedrijvigheid en instellingen, gericht op innovatie in biobased economy, circulaire landbouw, duurzame energieonderzoek en de transitie naar een duurzame productie van dierlijke en plantaardige eiwitten;
- bedrijven en instellingen ten behoeve van de Eiwitcampus, waarbij de volgende milieuzonering van toepassing is:
- ter plaatse van het gebied 'milieucategorie 1 tot en met 2', uitsluitend bedrijven en instellingen binnen het concept Eiwitcampus, vergelijkbaar met bedrijven uit categorie 1 tot en met 2 van de VNG brochure Bedrijven en Milieuzonering;
- ter plaatse van het gebied 'milieucategorie 1 tot en met 3.1', uitsluitend bedrijven en instellingen binnen het concept Eiwitcampus, vergelijkbaar met bedrijven uit categorie 1 tot en met 3.1 van de VNG brochure Bedrijven en Milieuzonering;
- ter plaatse van het gebied 'milieucategorie 1 tot en met 3.2', uitsluitend bedrijven en instellingen binnen het concept Eiwitcampus, vergelijkbaar met bedrijven uit categorie 1 tot en met 3.2 van de VNG brochure Bedrijven en Milieuzonering;
- de daarmee samenhangende bijbehorende functies en voorzieningen zoals:
- voorzieningen voor kennis- en onderwijsinstellingen;
- laboratoria;
- onzelfstandige kantoorfuncties;
- congresfunctie en tentoonstellingsruimte;
- horeca, uitsluitend als ondergeschikt bestanddeel van het totale concept van de Eiwitcampus met een maximum van 1.000 m² vloeroppervlakte;
- logiesruimten;
- uitsluitend ter plaatse van het gebied "wonen":
- tijdelijke huisvesting van (huishoudens van) medewerkers, gasten en beheerders van de binnen het plangebied toegelaten bedrijven/instellingen in zelfstandige verblijfseenheden met een maximum van 40 eenheden. Minimaal 50% van de eenheden heeft een oppervlakte van maximaal 50 m2;
- één bedrijfswoning;
- ondergeschikte productiegebonden detailhandel, met een maximum van 500 m² vloeroppervlakte;
- ondersteunende bedrijvigheid ten dienste van de Eiwitcampus.
- ondersteunende voorzieningen ten behoeve van duurzame energieopwekking;
- permanente teeltondersteunende voorzieningen;
- (onverharde) paden, wegen en parkeervoorzieningen;
- groene inpassing;
- ter plaatse van het gebied "landschappelijke inpassing" tevens landschappelijke inpassing;
- water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- extensief recreatief medegebruik;
- een openbaar speelveld ter plaatse van het gebied "parkzone met wonen en laagbouw bedrijvigheid";
- opslag van materialen ten behoeve van de bedrijfsuitoefening;
- nutsvoorzieningen.
8.3 Beoordelingsregels bouwwerken
8.4 Aanwijzing afwijkende bouwwerken
Een omgevingsvergunning is vereist voor de volgende activiteiten:
- het bouwen van gebouwen ter plaatse van het gebied "parkzone met wonen en laagbouw bedrijvigheid" met een totale oppervlakte aan gebouwen tot maximaal 3.000 m2;
- het bouwen van gebouwen ter plaatse van het gebied "intensief bedrijvigheid" met een totale oppervlakte aan gebouwen tot maximaal 15.000 m2;
8.5 Beoordelingsregels afwijkende bouwwerken
Voor het verlenen van een omgevingsvergunning zoals bedoeld in artikel 8 lid 4 (Aanwijzing omgevingsplanactiviteit bouwwerken) gelden de volgende beoordelingsregels:
- de noodzaak voor uitbreiding dient aangetoond te worden vanuit een concrete behoefte;
- minimaal 70% van de directe bouwmogelijkheden van de betreffende zone moet al benut zijn;
- de uitbreiding dient te passen binnen het concept van de Eiwitcampus;
- de uitbreiding moet milieuhygiënisch inpasbaar zijn;
- uit een verkeersonderzoek blijkt dat de uitbreiding wordt voorzien van een verkeersveilige en passende ontsluiting;
- voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid, conform gemeentelijk parkeerbeleid;
- voorzien wordt in voldoende ruimte voor compenserende waterberging;
- de uitbreiding moet landschappelijk ingepast worden, binnen de ruimtelijke hoofdstructuur van de Eiwitcampus.
8.6 Specifieke functieregels
8.7 Aanwijzing afwijkend gebruik
Een omgevingsvergunning is vereist voor de volgende activiteiten:
- Het houden en huisvesten van landbouwhuisdieren voor educatieve doeleinden en/of voor onderzoeksinstellingen ter plaatse van de aanduiding "intensief bedrijvigheid";
8.8 Beoordelingsregels afwijkend gebruik
Voor het verlenen van een omgevingsvergunning zoals bedoeld in artikel 8 lid 7 gelden de volgende beoordelingsregels:
- het houden van landbouwhuisdieren vindt uitsluitend plaats voor educatieve doeleinden en/of voor onderzoeksinstellingen;
- Uit een onderzoeksplan of educatieplan blijkt het doel, de duur en de omvang van de activiteit;
- Het aantal dieren mag niet groter zijn, dan noodzakelijk voor de onderzoeks- of educatiedoeleinden;
- De totale oppervlakte voor het huisvesten van landbouwhuisdieren is maximaal 500 m2;
- Er wordt voldaan aan de geurnormen uit de geurverordening van de gemeente en/of het omgevingsplan;
- De activiteit draagt niet in betekenende mate bij aan een verhoging van de kalenderjaargemiddelde concentratie PM10 (fijnstof);
- Er zijn geen nadelige gevolgen voor de stikstofdepositie op omliggende Natura 2000-gebieden.
Artikel 9 Leiding - Riool
9.1 Toepassingsbereik
De regels in dit artikel zijn van toepassing op de locaties die op de verbeelding zijn aangewezen als Leiding - Riool.
9.2 Functieomschrijving
De voor Leiding - Riool aangewezen locaties zijn, behalve voor de andere daar voorkomende functie(s) en activiteiten, bestemd voor de aanleg, instandhouding en/of bescherming van Leiding - Riool. De functie Leiding - Riool gaat voor op de overige aan deze locaties toegekende functies en activiteiten.
9.3 Beoordelingsregels bouwwerken
De volgende beoordelingsregels gelden voor bouwwerken:
- In afwijking van hetgeen elders in deze planregels is bepaald ten aanzien van het bouwen krachtens de overige functies van deze gronden, mogen op of in deze functie begrepen grond uitsluitend worden gebouwd:
- Bouwwerken voor de aanleg en instandhouding van de ondergrondse riooltransportleidingen tot een maximale bouwhoogte van 3 m.
9.4 Vergunningsplicht voor afwijken
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijken van het bepaalde in artikel 9 lid 3 voor het bouwen ten behoeve van de overige functies van deze gronden, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
- Het behoud van een veilige ligging en de continuïteit van de rioolleiding dient te zijn gewaarborgd.
- Burgemeester en wethouders winnen schriftelijk advies in bij de betreffende leidingbeheerder.
9.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 10 Waarde - Archeologie 4
10.1 Toepassingsbereik
De regels in dit artikel zijn van toepassing op de locaties die op de verbeelding zijn aangewezen als Waarde - Archeologie 4.
10.2 Functieomschrijving
De voor Waarde - Archeologie 4 aangewezen locaties zijn, behalve voor de andere daar voorkomende functie(s) en activiteiten, bestemd voor de bescherming en het behoud van de op en/of in deze locatie voorkomende en te verwachten archeologische waarden. De functie Waarde - Archeologie 4 gaat voor op de overige aan deze locaties toegekende functies en activiteiten.
10.3 Beoordelingsregels bouwwerken
De volgende beoordelingsregels gelden voor bouwwerken:
- Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende functies dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 100 m² en dieper dan 30 centimeter, een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld;
- Indien uit het in sub a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:
- de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
- de verplichting tot het doen van opgravingen;
- de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
- Indien uit het in sub b genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen worden verstoord zonder dat het mogelijk is om deze door de in sub b genoemde voorwaarden veilig te stellen, dan wordt de omgevingsvergunning geweigerd.
10.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
10.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
Artikel 11 Waarde - Archeologie 5
11.1 Toepassingsbereik
De regels in dit artikel zijn van toepassing op de locaties die op de verbeelding zijn aangewezen als Waarde - Archeologie 5.
11.2 Functieomschrijving
De voor Waarde - Archeologie 5 aangewezen locaties zijn, behalve voor de andere daar voorkomende functie(s) en activiteiten, bestemd voor de bescherming en het behoud van de op en/of in deze locatie voorkomende en te verwachten archeologische waarden. De functie Waarde - Archeologie 5 gaat voor op de overige aan deze locaties toegekende functies en activiteiten.
11.3 Beoordelingsregels bouwwerken
De volgende beoordelingsregels gelden voor bouwwerken:
- Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende functies dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 250 m² en dieper dan 30 centimeter, een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld;
- Indien uit het in sub a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:
- de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
- de verplichting tot het doen van opgravingen;
- de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
- Indien uit het in sub b genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen worden verstoord zonder dat het mogelijk is om deze door de in sub b genoemde voorwaarden veilig te stellen, dan wordt de omgevingsvergunning geweigerd.
11.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
11.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
Artikel 12 Waarde - Archeologie 7a
12.1 Toepassingsbereik
De regels in dit artikel zijn van toepassing op de locaties die op de verbeelding zijn aangewezen als Waarde - Archeologie 7a.
12.2 Functieomschrijving
De voor Waarde - Archeologie 7a aangewezen locaties zijn, behalve voor de andere daar voorkomende functie(s) en activiteiten, bestemd voor de bescherming en het behoud van de op en/of in deze locatie voorkomende en te verwachten archeologische waarden. De functie Waarde - Archeologie 7a gaat voor op de overige aan deze locaties toegekende functies en activiteiten.
12.3 Beoordelingsregels bouwwerken
De volgende beoordelingsregels gelden voor bouwwerken:
- Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende functies dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 5.000 m² en dieper dan 80 centimeter, een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld;
- Indien uit het in sub a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:
- de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
- de verplichting tot het doen van opgravingen;
- de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
- Indien uit het in sub b genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen worden verstoord zonder dat het mogelijk is om deze door de in sub b genoemde voorwaarden veilig te stellen, dan wordt de omgevingsvergunning geweigerd.
12.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
12.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
3 Algemene Regels
Artikel 13 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 14 Algemene Regels Voor Bouwactiviteiten
14.1 Parkeerregels
14.2 Ondergronds bouwen
- Op plaatsen waar hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken zijn of gelijktijdig worden gebouwd mag eveneens ondergronds gebouwd worden, direct aansluitend mogen in- dan wel uitritten ten behoeve van de ondergrondse bouwwerken worden gebouwd;
- De verticale diepte mag bij ondergronds bouwen niet meer bedragen dan één bouwlaag;
- Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijken van het bepaalde onder a voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken op andere locaties dan onder het hoofdgebouw of bijbehorend bouwwerk mits hierdoor de in het gebied aanwezige waarden niet onevenredig worden aangepast.
Artikel 15 Algemene Regels Voor Functies En Activiteiten
15.1 Verboden gebruiksactiviteiten
Onder strijdig gebruik dit TAM-omgevingsplan wordt in ieder geval verstaan:
- Het gebruik van gronden, gebouwen, bouwwerken en onderkomens ten behoeve van een seksinrichting en/of escortbedrijf, raamprostitutie en straatprostitutie;
- Het gebruik van een bedrijfswoning, dienstwoning, woning en/of wooneenheid anders dan voor één huishouden;
- Het gebruik van een bijgebouw of bijbehorende bouwwerk ten behoeve van wonen in een onzelfstandige woonruimte.
- Het gebruik van gronden ten behoeve van paardenbakken;
- Het gebruik van gronden en gebouwen voor speelautomatenhal, bingohal, discotheek of dancing;
- Permanente bewoning van voorzieningen ten behoeve van verblijfsrecreatie en kleinschalig kamperen;
- Mestvergisting;
- Het gebruik van de gronden buiten het bouwvlak voor de opslag van mest, zoals mestzakken en foliebassins.
15.2 Beoordelingsregels beroep- en bedrijf-aan-huis
In de functies waarin een woning is toegestaan of na een omgevingsvergunning mogelijk kan worden gemaakt, is ondergeschikt aan deze functies de uitoefening van een beroep-aan-huis of een bedrijf-aan-huis toegestaan als medegebruik, waarbij de volgende voorwaarden gelden:
- Het betreft een dienstverlenend of ambachtelijk beroep of bedrijf met een ruimtelijke uitwerking en uitstraling in overeenstemming met de functie wonen, zoals administratieve, juridische, (para-)medische, therapeutische, kunstzinnige, ontwerptechnische of daarmee vergelijkbare beroepen en bedrijven;
- Het medegebruik blijft van ondergeschikte betekenis en de woonfunctie blijft in ruimtelijke en visuele zin primair;
- Het betreft geen beroep of bedrijf waarvoor een omgevingsvergunning milieu verleend moet worden of een meldingsplicht geldt in het kader van de Wet milieubeheer;
- Er is geen sprake van detailhandel, waaronder in ieder geval begrepen de verkoop over de toonbank en het ophalen van goederen na elektronische betaling;
- Het beroep of bedrijf heeft geen structurele verkeersbewegingen tot gevolg, veroorzaakt door bezoekers en laden en lossen;
- De benodigde parkeervoorzieningen voor de (bedrijfs)woning en het beroep of bedrijf worden op eigen terrein gerealiseerd;
- Het medegebruik blijft beperkt tot de bewoners van de woning;
- Het medegebruik blijft beperkt tot maximaal 35% van de bruto-vloeroppervlakte van de woning, met een maximum van 50 m²;
- De reclame-uitingen zijn onverlicht, hebben een maximale oppervlakte van 0,2 m² en een maximale bouwhoogte van 1,2 m.
Artikel 16 Algemene Aanduidingsregels
16.1 radarverstoringsgebied
Binnen een locatie die is aangewezen als ‘overige zone - radarverstoringsgebied’ geldt een bouwverbod voor gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor een hogere bebouwing dan 65 m boven NAP.
16.2 veiligheidszone – Bevi
Binnen een locatie die is aangewezen als ‘veiligheidszone - bevi’ is geen nieuwbouw van (beperkt) kwetsbare objecten, zoals bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen, toegestaan.
16.3 milieuzone – geurzone
Binnen een locatie die is aangewezen als ‘milieuzone - geurzone’ is geen nieuwbouw van geurgevoelige objecten toegestaan.
16.4 geluidszone - geluidsaandachtsgebied
4 Overgangsregels
Artikel 17 Overgangsrecht
17.1 Overgangsrecht bouwwerken
- Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van dit 'TAM-omgevingsplan Hoofdstuk [22a]' aanwezig of in uitvoering is, of gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van dit 'TAM-omgevingsplan Hoofdstuk [22a]', mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
- gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag om een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van dit 'TAM-omgevingsplan Hoofdstuk [22a]', maar zijn gebouwd zonder omgevingsvergunning en in strijd met het daarvoor geldende omgevingsplan van rechtswege, daaronder begrepen de overgangsbepalingen.
17.2 Overgangsrecht functioneel gebruik
- Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van dit TAM-omgevingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- Het is verboden het met dit TAM-omgevingsplan strijdige gebruik, bedoeld in artikel X.X.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- Indien het gebruik, bedoeld in artikel 17.2.a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- artikel 17.2.a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende omgevingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat omgevingsplan.
Bijlagen Bij Regels - 1
bijlage regels 1 Landschappelijke inpassing TAM-IMRO Eiwit Campus Beers
Bijlagen Bij Toelichting - 1
Bijlagen Bij Toelichting - 2
BT 2 Landschappelijke inpassing
Bijlagen Bij Toelichting - 3
Bijlagen Bij Toelichting - 4
Bijlagen Bij Toelichting - 5
Bijlagen Bij Toelichting - 6
Bijlagen Bij Toelichting - 7
BT 7 onderzoek externe veiligheid