KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Wonen
Artikel 4 Waarde - Archeologie 5
Artikel 5 Waterstaat - Stroomvoerend Rivierbed
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 6 Anti-dubbeltelregel
Artikel 7 Algemene Bouwregels
Artikel 8 Algemene Gebruiksregels
Artikel 9 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 10 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 11 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 12 Overgangsrecht
Artikel 13 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding Voor Het Wijzigingsplan
1.2 Ligging Plangebied
1.3 Geldende Bestemmingsplannen
1.4 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Het Initiatief
2.1 Huidige Situatie
2.2 Toekomstige Situatie
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Rijksbeleid
3.2 Provinciaal Beleid
3.3 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 4 Uitvoerbaarheid
4.1 Milieu
4.2 Water
4.3 Ecologie
4.4 Verkeer
4.5 Cultuurhistorie En Archeologie
4.6 Economische Uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 5 Juridische Planbeschrijving
5.1 Algemeen
5.2 Wijze Van Bestemmen
Hoofdstuk 6 Procedure
6.1 Algemeen
6.2 Verslag Vooroverleg Ex Artikel 3.1.1 Bro
6.3 Verslag Inspraak Ex Artikel 3.1.6 Bro
6.4 Verslag Zienswijzen
Bijlage 1 Beplantingsplan
Bijlage 1 Bouwhistorisch Onderzoek
Bijlage 2 Erfbeplantingsplan
Bijlage 3 Bewijsvoering Maatwerktitel Rvr
Bijlage 4 Bodemonderzoek
Bijlage 5 Uitkomst Digitale Watertoets
Bijlage 6 Watertoets
Bijlage 7 Watervergunning
Bijlage 8 Quickscan Flora En Fauna
Bijlage 9 Omgevingsdialoog

Buitengebied Sint Agatha, Van den Boschweg 7

Wijzigingsplan - Gemeente Land van Cuijk

Vastgesteld op 24-09-2024 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

plan

het wijzigingsplan Buitengebied Sint Agatha, Van den Boschweg 7 met identificatienummer NL.IMRO.1982.WPBuVdBoschweg7-VA01 van de gemeente Land van Cuijk.

bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij horende bijlagen.

ondergrond

de informatie die gebruikt is om de geometrische planobjecten te bepalen als vervat in het bestand NL.IMRO.1982.WPBuVdBoschweg7-VA01.

verbeelding

de digitale weergave van het wijzigingsplan Buitengebied Sint Agatha, Van den Boschweg 7, gewaarmerkt als NL.IMRO.1982.WPBuVdBoschweg7-VA01 en elektronisch beschikbaar gesteld op de daarvoor aangewezen landelijke voorziening.

aanbouw

een als afzonderlijke ruimte aan het hoofdgebouw aangebouwd bijgebouw.

aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolgde de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

aangebouwd

minimaal twee bouwwerken die aan elkaar zijn gebouwd en al dan niet een interne verbinding hebben.

aan-huis-verbonden-bedrijf

het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid geheel of overwegend door middel van handwerk en waarvan de omvang van de activiteiten zodanig is dat de activiteiten in een woning en de daarbij behorende gebouwen met behoud van de woonfunctie kunnen worden uitgeoefend.

aan-huis-verbonden-beroep

een dienstverlenend beroep, dat in een woning door de bewoner(s) wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat en een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is, zoals juridische, administratieve, (para-)medische, therapeutische, kunstzinnige, ontwerptechnische of daarmee vergelijkbare beroepen.

afhankelijke woonruimte

een bijgebouw bij een (bedrijfs)woning dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met deze (bedrijfs)woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is.

archeologische verwachtingswaarden

potentiële waarden die bestaan uit de mogelijke aanwezigheid van een bodemarchief met sporen van vroegere menselijke bewoning en/of grondgebruik daarin, en als zodanig van wetenschappelijk belang zijn en het cultuurhistorisch erfgoed vertegenwoordigen.

archeologische waarden

actuele waarden die bestaan uit de aanwezigheid van een bodemarchief met sporen van vroegere menselijke bewoning en/of grondgebruik daarin, en als zodanig van wetenschappelijk belang zijn en het cultuurhistorisch erfgoed vertegenwoordigen.

bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

begane grond

de eerste bouwlaag volledig gelegen boven het peil.

beroep

het uitoefenen van een bedrijfsmatige activiteit waarmee in het levensonderhoud wordt voorzien.

bestaand

  1. a. de bebouwing, zoals aanwezig op het tijdstip waarop het bestemmingsplan rechtskracht heeft verkregen, dan wel mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde omgevingsvergunning;
  2. b. het gebruik van grond en bebouwing, zoals aanwezig op het tijdstip waarop het bestemmingsplan rechtskracht heeft verkregen.

bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

bevoegd gezag

bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning.

bingohal

een gebouw dat geheel of gedeeltelijk is ingericht of gebruikt voor het beoefenen van het bingospel of een daarmee vergelijkbaar spel.

boerderij/boerderijgebouw

één gebouw, dat bestaat uit één overwegend ongelede (hoofd)bouwmassa, waarbinnen zich de (voormalige) agrarische bedrijfswoning en de (voormalige) agrarische bedrijfsruimten bevinden, zoals een langgevelboerderij of een kortgevelboerderij.

boerderij, woon-

een gebouw dat bestaat uit een (voormalige) agrarische bedrijfswoning met de in hetzelfde gebouw opgenomen (voormalige) bedrijfsruimten, waarbij woon- en stalgedeelte van oudsher aan elkaar verbonden zijn (bijvoorbeeld langgevelboerderij of kortgevelboerderij).

boerderijsplitsing

het opdelen, binnen de bestaande (hoofd)bouwmassa, van een boerderij(gebouw) in niet meer dan 2 woningen of een in de regels aangegeven ander maximum aantal woningen.

bouwen / bebouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

bouwen, ondergronds-

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een bouwwerk onder het ter plaatse vastgestelde peil.

bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

bouwgrens, voorste-

de naar het openbaar toegankelijk gebied gerichte grens van een bouwvlak of, indien meerdere bouwgrenzen naar een openbaar toegankelijk gebied gericht zijn, de als zodanig door burgemeester en wethouders aan te wijzen bouwgrens.

bouwlaag of verdieping(slaag)

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat is begrensd door op gelijk of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren en balklagen/plafonds, met inbegrip van de , en met uitsluiting van kruipruimte, zolder en vliering.

bouwmassa

een complex van aaneengebouwde bouwwerken.

bouwperceel

aaneengesloten (virtueel) vlak waarop functioneel bij elkaar behorende bebouwing en voorzieningen worden geconcentreerd, bestaande uit een bouwvlak, waarbinnen de gebouwen zijn toegelaten, met de direct daaraan grenzende gronden waar ook bouwwerken geen gebouwen zijnde en vergunningvrije bouwwerken zijn toegestaan;

bouwperceelgrens

de grens van een bouwperceel.

bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct steun vindt in of op de grond.

bouwwerk geen gebouw zijnde (ander bouwwerk)

elk bouwwerk, dat of ontoegankelijk is, of onoverdekt is, of geen wanden heeft.

bouwwerk, bijbehorend-

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk met een dak.

dak

elke bovenbeëindiging van een gebouw.

dakgoot

ondergeschikt bouwdeel bedoeld voor het opvangen en wegvoeren van regenwater komend vanaf het dakvlak.

dakvlak

een vlak van het dak.

detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden van goederen, waaronder begrepen de uitstalling ter verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, alsmede anders dan voor gebruik ter plaatse.

discotheek/dancing

een bedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van dranken voor gebruik ter plaatse waarbij het doen beluisteren van overwegend mechanische muziek en het gelegenheid geven tot dansen een wezenlijk onderdeel vormen.

erf

al dan niet bebouwd bouwperceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat hoofdgebouw, voor zover de regels van dit bestemmingsplan deze inrichting niet verbieden.

erf, achter-

het erf dat achter de voorgevelrooilijn ligt.

erf, voor-

het erf dat vóór de voorgevelrooilijn ligt.

erfbeplanting

visueel afschermende, maskerende en/of het landschapsbeeld versterkende en overwegend opgaande (rand)beplanting binnen of direct aansluitend op het bestemmingsvlak of bouwperceel van een bedrijf, een woning of een terrein met een andere functie.

erfbeplantingsplan

plan, waarin wordt aangegeven hoe de erfbeplanting ingericht en beheerd zal gaan worden.

extensief recreatief medegebruik

extensieve vormen van dagrecreatie die ondergeschikt zijn aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan, die een kortstondig karakter hebben en in de openlucht plaatsvinden, zoals wandelen, fietsen, paardrijden, kanoën, paramotorvliegen en kleinschalige recreatieve luchtvaart voor zover het starten en landen betreft.

functie

doeleinden ten behoeve waarvan gebruik van gebouwen en/of gronden of aangewezen delen daarvan is toegestaan.

gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

gebouw, bedrijfs-

een gebouw dat geschikt is voor bedrijfsmatige activiteiten, waaronder ook maatschappelijke- en sportgerelateerde activiteiten worden gerekend.

gevel of gevelvlak

bouwkundige constructie die een ruimte in een gebouw scheidt van de buitenlucht, daaronder begrepen het dak.

grond(en)

de onder- en bovengrond op verschillende niveaus, alsmede water, de territoriale zee en de exclusieve economische zone daaronder begrepen.

herbouw

reconstructie, wederopbouw, opnieuw bouwen van bestaande bebouwing.

hoofdfunctie

een functie waarvoor het hoofdgebouw en/of gronden als zodanig mag worden gebruikt.

hoofdgebouw

gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een bouwperceel en, indien meer gebouwen op het bouwperceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

huishouden, huisgenoten

personen (of persoon) die ieder het hoofdverblijf in een woning hebben en blijk geven duurzaam zorg te dragen voor elkaar door middel van een bijdrage in de kosten te leveren van de huishouding dan wel anderszins, en waarbij geen sprake is van intensieve therapeutische of medische verzorging/behandeling anders dan voor mantelzorg.

inrichting

elke door de mens bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, ondernomen bedrijvigheid die binnen een zekere begrenzing pleegt te worden verricht.

inrichting, seks-

een bedrijf met een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een (raam)prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.

kleinschalig kamperen

kleinschalig recreatief nachtverblijf op gronden met een andere hoofdfunctie, met gebruikmaking kampeermiddelen tot een in de regels aangegeven maximum aantal kampeermiddelen.

kleinschalig logeren

kleinschalige recreatieve activiteiten in de vorm van logies en ontbijt, zoals logeren bij de boer, bed & breakfast en dergelijke.

logeerplaats

voorziening ten behoeve van logies voor één persoon.

luifel

een afdak met een diepte van meer dan 0,50 m, bevestigd aan de gevel van een gebouw zonder directe verbinding met de grond.

maaiveld

het grensvlak tussen de ondergrond en de lucht.

mantelzorg

langdurige zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende door personen uit diens directe omgeving, waarbij zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt.

milieusituatie

ter waarborging en ter voorkoming van een ruimtelijke situatie die uit een oogpunt van milieuaspecten c.q. belasting van het milieu, zoals hinder voor omwonenden en verkeersaantrekkende werking, niet gewenst is, dient rekening te worden gehouden met:

  • de toegelaten gebruiksmogelijkheden in de bestemmingen;
  • strijdigheid met de regels, voortvloeiend uit wettelijke bepalingen, zoals de Wet milieubeheer dan wel een Algemene Maatregel van Bestuur op grond van de Wet milieubeheer.

NAP

Nieuw Amsterdams Peil.

nevenactiviteit / nevenfunctie, ondergeschikte-

activiteit, die gezien de relationele aard en geringe omvang, slechts een aanvulling is op de hoofdactiviteit.

nota parkeernormen

'Nota Parkeernormen auto en fiets Gemeente Cuijk 2016-2023', vastgesteld op 6 juni 2016 en werking getreden op 3 augustus 2019. Indien deze nota gedurende de planperiode wijzigt of wordt vervangen, geldt de gewijzigde c.q. de vervangende nota.

(gewoon) onderhoud, gebruik en beheer

het in zodanige conditie houden of brengen van objecten dat het voortbestaan van deze objecten op ten minste het bestaande kwaliteitsniveau wordt bereikt en de detaillering, profilering en vormgeving gelijk blijft.

omgevingsvergunning

omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1 of 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).

omschakeling

geheel of gedeeltelijk overstappen van de ene agrarische bedrijfsvorm naar de andere agrarische bedrijfsvorm dan wel het overstappen van een niet-agrarisch gebruik naar een agrarische bedrijfsvorm.

ondergeschikt bouwdeel

bouwdeel van beperkte afmetingen, dat buiten de gevel of het dakvlak van een bouwwerk uitsteekt en niet gericht is op vergroting van het oppervlakte, zoals dakgoten, dakoverstekken, regenafvoerpijpen, rookgasafvoeren, schoorstenen, plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, gevel- en kroonlijsten, luifels en balkons.

onderkomen

voor verblijf geschikte, al dan niet aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken voer- en vaartuigen, waaronder begrepen woonwagens, woonschepen, caravans, kampeerauto's, als ook tenten, schuilhutten en keten, al dan niet ingericht ten behoeve van recreatief buitenverblijf voor zover deze niet als bouwwerken zijn aan te merken.

onevenredige aantasting

de situatie dat een ruimtelijke ontwikkeling leidt tot een afbreuk van bestaande ruimtelijke belangen en waarden, die redelijkerwijs niet in verhouding staat tot de ruimtelijke belangen en waarden van de ontwikkeling.

paardenbak / rijbak

een onoverdekte voorziening bedoeld voor het berijden, africhten en laten bewegen van paarden.

peil

een denkbeeldig horizontaal vlak dat gebruikt wordt om de verticale maatvoering mee te bepalen.

plangebied

alle gronden gelegen binnen de aanduiding 'plangebied' op de plankaart.

radarverstoringsgebied

gebied waar beperkingen gelden ten aanzien van het bouwen ten behoeve van een goede werking van de radar op een radarstation.

recreatie / recreatieve activiteit

alle activiteiten die in de vrije tijd plaatsvinden en ontspanning als doel hebben.

recreatie, extensieve-

recreatie met weinig dynamiek die nauwelijks druk uitoefent op de omgeving, gezien het beperkte aantal recreanten per tijdseenheid en oppervlakte-eenheid. Het gaat om bijvoorbeeld wandelen, fietsen, vissen en skeeleren.

recreatie, verblijfs-

het verblijf voor recreatieve doeleinden buiten het hoofdverblijf, waarbij ten minste één nacht wordt doorgebracht, met uitzondering van overnachtingen bij familie en kennissen, in de vorm van:

  • extensieve verblijfsrecreatie welke in hoofdzaak gericht is op natuurbeleving en landschapsbeleving zoals een natuurkampeerterrein en dergelijke;
  • intensieve verblijfsrecreatie welke in hoofdzaak gericht is op het bedrijfsmatig aanbieden van verblijf en recreatieve voorzieningen op een vaste locatie, zoals recreatiewoningen, bungalowparken, campings en dergelijke.

ruimtelijke eenheid

complex van bij elkaar behorende bouwwerken.

sociale veiligheid

het in stand houden c.q. tot stand brengen van een ruimtelijke situatie die overzichtelijk, herkenbaar en sociaal controleerbaar is.

speelautomatenhal

een (gedeelte van een) gebouw dat gebruikt wordt voor of is ingericht om het publiek de gelegenheid te geven een spel te beoefenen, als bedoeld in artikel 30 c, eerste lid, onder c, van de Wet op de kansspelen.

standplaats

een bouwperceel, bestemd voor het plaatsen van een woonwagen, waarop voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingnet van de openbare nutsbedrijven, andere instellingen of van gemeenten kunnen worden aangesloten.

straat- en bebouwingsbeeld

het in stand houden c.q. tot stand brengen van een, in stedenbouwkundig opzicht, samenhangend straat- en bebouwingsbeeld, waarbij gelet wordt op de volgende aspecten:

  • een goede verhouding tussen bouwmassa, gevelbeeld en openbare ruimte;
  • een goede hoogte/breedte verhouding tussen de bebouwing onderling;
  • een samenhang in bouwvorm/architectonisch beeld tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar georiënteerd is;
  • de hoogtedifferentatie.

verkeersveiligheid

het in stand houden c.q. tot stand brengen van een goede verkeersveilige situatie, in het bijzonder het benodigde uitzicht op hoeken van wegen.

vloeroppervlakte, bruto-

de gezamenlijke oppervlakte van alle vloeren gelegen tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

voorgevel

de naar het openbaar toegankelijk gebied gekeerde gevel van een gebouw of, indien meerdere gevels naar het openbaar toegankelijk gebied gericht zijn, de als zodanig door het bevoegd gezag aan te wijzen gevel.

voorgevellijn

de denkbeeldige lijn waarin de oorspronkelijke voorgevel van een bouwwerk is gelegen, alsmede het verlengde daarvan voor zover gelegen binnen het bouwperceel.

voorziening, groen-

voorziening voor de inrichting, het onderhoud en het beheer van flora en fauna, zoals boomgeleiders, wortelkratten, bloembakken, drainage- en sproeisystemen, faunatunnels, nestkastjes en dergelijke.

voorziening, nuts-

voorziening voor de distributie en ontsluiting van producten en diensten van openbaar nut, zoals bushokjes, kleine pompgemalen, verkeersregelinstallaties, verdeelstations voor stroom, water en gas, telefooncellen en dergelijke.

voorziening, verkeers-

voorziening voor de geleiding, beveiliging en regeling van verkeersbewegingen, zoals bankjes, verkeersremmers, brughoofden, lichtmasten, bewegwijzering, plantenbakken, parkeerautomaten, parkeerplaatsen, fietsklemmen, fietsenstallingen en dergelijke.

voorzieningen, waterhuishoudkundige-

voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede waterkering, wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, waterinfiltratie en waterkwaliteit. Hierbij kan onder meer gedacht worden aan infiltratievoorzieningen (zoals infiltratiekratten, wadi's, infiltratiegreppels, doorlatende bestrating en infiltratie- en transportriolen), dijken, dammen, grondwallen, duikers, stuwen, gemalen, inlaten en dergelijke.

vrijstaand

bouwwerk dat geheel los staat van andere bouwwerken.

water

alle water dat zichtbaar (oppervlaktewater) aanwezig is in bijvoorbeeld waterlopen, poelen, vijvers, meren en zeeën, of onzichtbaar (grondwater) aanwezig is zoals freatisch grondwater direct beneden het maaiveld.

weg

alle voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande wegen of paden, daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de wegen of paden behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de wegen liggende en als zodanig aangeduide parkeerterreinen.

werk

een constructie geen bouwwerk zijnde, zoals bestrating, drainage, kabels en leidingen en dergelijke.

werkzaamheid

op zich staande activiteiten al dan niet ter uitvoering van een werk, zoals bestraten, beplanten, dempen van sloten, ploegen, heien en dergelijke.

wonen

het gehuisvest zijn in (een) woning(en).

woning

een voor het wonen bestemd complex van woonruimten, uitsluitend voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

woning, recreatie-

een voor het tijdelijk recreatief verblijf bestemd (gedeelte van een) gebouw, slechts bedoeld voor een huishouden dat elders haar hoofdverblijf heeft.

woonboerderij

een gebouw dat bestaat uit een (voormalige) agrarische bedrijfswoning met de in hetzelfde gebouw opgenomen (voormalige) bedrijfsruimten, waarbij woon- en stalgedeelte van oudsher aan elkaar verbonden zijn (bijvoorbeeld langgevelboerderij of kortgevelboerderij).

woonwagen

voor bewoning bestemd gebouw dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst en op een daartoe bestemd bouwperceel is geplaatst.

Artikel 2 Wijze Van Meten

2.1 Meten

Bij de toepassing van deze regels wordt loodrecht gemeten tot of vanuit het hart van de lijn, tenzij anders aangegeven.

2.2 Maatvoering

Alle maten zijn, tenzij anders aangegeven:

  1. a. voor lengten in meters (m);
  2. b. voor oppervlakten in vierkante meters (m²);
  3. c. voor inhoudsmaten in kubieke meters (m³);
  4. d. voor verhoudingen in procenten (%);
  5. e. voor hoeken/hellingen in graden (º).

2.3 Bouwwerken

de bepaling van het peil

  • op droge grond is het peil: de hoogte van de bovenkant van de begane grondvloer van het hoofdgebouw gelegen binnen maximaal 0,50 m van de hoogte van de weg waarop het bouwperceel ontsloten wordt, dan wel de hoogte van de bovenkant van de begane grondvloer van het bestaande hoofdgebouw;
  • op of in het water is het peil: het gemiddeld jaarlijks waterpeil ter plaatse van het bouwperceel.

de hoogte van de weg

de hoogte van de weg zoals die door of namens burgemeester en wethouders is vastgesteld.

de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee te vergelijken constructiedeel.

de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

de hoogte van een windturbine

vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.

de bouwdiepte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het laagste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals rioleringen, kabels, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

de inhoud van een bouwwerk

tussen de bovenzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

de dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

de afstand tot de bouwperceelgrens

vanaf de bouwperceelgrens tot aan het gevelvlak van een bouwwerk.

het bebouwingspercentage

het oppervlak dat met bouwwerken is bebouwd, uitgedrukt in procenten van de oppervlakte van het bouwperceel, voor zover dat is gelegen binnen de bestemming, of binnen een in de regels nader aan te duiden gedeelte van die bestemming.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Wonen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen;
  2. b. waarbij niet meer dan één woning aanwezig mag zijn per bestemmingsvlak, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding ‘maximum aantal wooneenheden' het aantal woningen niet meer mag bedragen dan is aangegeven;
  3. c. terras, tuinen, erven en terreinen;
  4. d. (onverharde) paden, wegen en parkeervoorzieningen;
  5. e. groenvoorzieningen;
  6. f. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  7. g. extensief recreatief medegebruik;
  8. h. behoud van karakteristieke bebouwing ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’;

3.2 Bouwregels

3.3 Afwijken van de bouwregels

3.4 Specifieke gebruiksregels

Artikel 4 Waarde - Archeologie 5

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waarde - Archeologie 5’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden. Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.

4.2 Bouwregels

  1. a. Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 2.500 m² en dieper dan 50 centimeter, een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.
  2. b. Indien uit het in sub a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:
    1. 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    2. 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    3. 3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
  3. c. Indien uit het in sub b genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen worden verstoord zonder dat het mogelijk is om deze door de in sub b genoemde voorwaarden veilig te stellen, dan wordt de omgevingsvergunning geweigerd.

4.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

4.4 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

  1. a. In het belang van de archeologische monumentenzorg kan het bevoegd gezag voorwaarden verbinden aan een omgevingsvergunning voor het slopen op of in gronden binnen de bestemming ‘Waarde -Archeologie 5’.
  2. b. Aan de omgevingsvergunning voor de gronden, als bedoeld in lid 4.1, kan het bevoegd gezag voorwaarden verbinden dat de sloopwerken met een oppervlakte groter dan 2.500 m² en dieper dan 50 cm vanaf 30 cm boven het maaiveld en minder worden begeleid door een gekwalificeerd deskundige.
  3. c. Indien tijdens de begeleiding van de sloopwerken vondsten van zeer hoge waarde worden aangetroffen, wordt hiervan terstond melding gemaakt bij het bevoegd gezag die in het belang van de archeologische monumentenzorg aanvullende voorwaarden kunnen verbinden aan de omgevingsvergunning voor het slopen.

4.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen door :

  1. a. de bestemming ‘Waarde - Archeologie 5’, geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
  2. b. de bestemming ‘Waarde - Archeologie 5’ toe te kennen, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat de bestemming van deze gronden, gelet op ter plaatse aanwezige archeologische waarden, aanpassing behoeft.

Artikel 5 Waterstaat - Stroomvoerend Rivierbed

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waterstaat - Stroomvoerend rivierbed’ aangewezen gronden zijn behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de afvoer en doorstroming van water.

5.2 Bouwregels

  1. a. In of op de voor stroomvoerend rivierbed bestemde gronden mag uitsluitend ten behoeve van de in sub b genoemde riviergebonden en de in sub c genoemde niet-riviergebonden activiteiten worden gebouwd, mits de andere aan deze gronden gegeven bestemmingen dit toelaten.
  2. b. De riviergebonden activiteiten zijn:
    1. 1. de aanleg of wijziging van waterstaatkundige (kunst)werken;
    2. 2. de realisatie van voorzieningen voor een betere en veilige afwikkeling van de beroeps- en recreatievaart;
    3. 3. de bouw of wijziging van scheepswerven;
    4. 4. de vestiging of uitbreiding van overslagbedrijven of het realiseren van overslagfaciliteiten, uitsluitend voor zover de activiteit gekoppeld is aan het vervoer over de rivier;
    5. 5. de aanleg of wijziging van scheepswerven;
    6. 6. de realisatie van natuur;
    7. 7. de uitbreiding van bestaande steenfabrieken;
    8. 8. de realisatie van voorzieningen die onlosmakelijk met de waterrecreatie zijn verbonden, of
    9. 9. de winning van oppervlaktedelfstoffen.
  3. c. De niet-riviergebonden activiteiten betreffen:
    1. 1. een groot openbaar belang en de activiteit kan redelijkerwijs niet buiten het rivierbed worden gerealiseerd;
    2. 2. een zwaarwegend bedrijfseconomisch belang voor bestaande grondgebonden agrarische bedrijven en de activiteit kan redelijkerwijs niet buiten het rivierbed worden gerealiseerd;
    3. 3. een functieverandering binnen de bestaande bebouwing; of
    4. 4. een activiteit die per saldo meer ruimte voor de rivier oplevert op een rivierkundig bezien aanvaardbare locatie.
  4. d. De activiteiten genoemd in sub b en c moeten voldoen aan de volgende voorwaarden:
    1. 1. er moet sprake zijn van een zodanige situering en uitvoering van de activiteit dat het veilig functioneren va het waterstaatwerk gewaarborgd blijft;
    2. 2. er mag geen sprake zijn van een feitelijke belemmering voor vergroting van de afvoercapacitei;.
    3. 3. er moet sprake zijn van een zodanige situering en uitvoering van de activiteit dat de waterstandsverhoging of de afname van het bergend vermogen zo gering mogelijk is;
    4. 4. de resterende waterstandseffecten of de afname van het bergend vermogen dienen duurzaam te worden gecompenseerd, waarbij de financiering en tijdige realisering van de maatregelen gezekerd zijn;
    5. 5. en specifiek voor het bepaalde in sub d onder punt 4 geldt dat de gevraagde rivierverruimingsmaatregelen genomen worden, waarbij de financiering en tijdige realisering van de maatregelen gezekerd zijn.
  5. e. In afwijking van het bepaalde in sub a is een aantal kleine, tijdelijke of voor het rivierbeheer noodzakelijke activiteiten toegestaan. Deze betreffen:
    1. 1. een eenmalige uitbreiding van ten hoogste 10% van de bestaande bebouwing;
    2. 2. overige activiteiten van, vanuit rivierkundig opzicht, ondergeschikt belang;
    3. 3. activiteiten ten behoeve van rivierbeheer- of -verruiming;
    4. 4. tijdelijke activiteiten,
    5. 5. een en ander mits voldaan wordt aan het bepaalde in sub d onder punt 1 tot en met 3.
  6. f. Medewerking kan slechts worden verleend na het bereiken van overeenstemming met de rivierbeheerder.

5.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

5.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om de grenzen van deze dubbelbestemming te wijzigen dan wel de dubbelbestemming geheel op te heffen, uitsluitend naar aanleiding van en conform door de Staatssecretaris bekrachtigde wijzigingen in de kaartbijlage van de 'Beleidsregels grote rivieren', Staatscourant 15 december 2009.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 6 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 7 Algemene Bouwregels

7.1 Ondergronds bouwen

  1. a. Op plaatsen waar hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken zijn of gelijktijdig worden gebouwd mag eveneens ondergronds gebouwd worden, direct aansluitend mogen in- dan wel uitritten ten behoeve van de ondergrondse bouwwerken worden gebouwd.
  2. b. De verticale diepte mag bij ondergronds bouwen niet meer bedragen dan één bouwlaag.
  3. c. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijken van het bepaalde onder a voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken op andere locaties dan onder het hoofdgebouw of bijbehorend bouwwerk mits hierdoor de in het gebied aanwezige waarden niet onevenredig worden aangepast.

7.2 karakteristieke bebouwing

  1. a. Het slopen van karakteristieke bebouwing, ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’ is niet toegestaan.
  2. b. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijken van het bepaalde onder a, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
    1. 1. De sloop en herbouw dienen vanuit stedenbouwkundig-ruimtelijk oogpunt meer gewenst te zijn dan restauratie.
    2. 2. Vooraf dient advies ingewonnen te worden bij een ter zake deskundige.

7.3 Onoverdekte zwembaden

Voor het bouwen van onoverdekte zwembaden bij woningen gelden de volgende regels:

  1. a. Onoverdekte zwembaden zijn uitsluitend toegestaan in de bestemming waarbinnen de (bedrijfs) woning is gelegen.
  2. b. De oppervlakte mag niet meer bedragen dan 100 m².
  3. c. De afstand tot de woning mag niet meer bedragen dan 15 m.

Artikel 8 Algemene Gebruiksregels

8.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:

  1. a. Het gebruik van gronden, gebouwen, bouwwerken en onderkomens ten behoeve van een seksinrichting en/of escortbedrijf, raamprostitutie en straatprostitutie.
  2. b. Het gebruik van bijbehorende bouwwerken bij een woning als zelfstandige woningen en als afhankelijke woonruimte.
  3. c. Het gebruik van gronden ten behoeve van paardenbakken.
  4. d. Het gebruik van gronden en gebouwen voor speelautomatenhal, bingohal, discotheek of dancing.
  5. e. Permanente bewoning van voorzieningen ten behoeve van verblijfsrecreatie en kleinschalig kamperen.
  6. f. Het gebruik van een woning en/of wooneenheid anders dan voor één huishouden.
  7. g. Het gebruik van een bijgebouw of bijbehorende bouwwerk ten behoeve van wonen in een onzelfstandige woonruimte.

8.2 Beroep- en bedrijf-aan-huis

In de bestemmingen waarin een (bedrijfs)woning is toegestaan of na een omgevingsvergunning mogelijk kan worden gemaakt, is ondergeschikt aan deze bestemmingen de uitoefening van een beroep-aan-huis of een bedrijf-aan-huis toegestaan als medegebruik, waarbij de volgende voorwaarden gelden:

  1. a. Het betreft een dienstverlenend of ambachtelijk beroep of bedrijf met een ruimtelijke uitwerking en uitstraling in overeenstemming met de functie wonen, zoals administratieve, juridische, (para-)medische, therapeutische, kunstzinnige, ontwerptechnische of daarmee vergelijkbare beroepen en bedrijven.
  2. b. Het medegebruik blijft van ondergeschikte betekenis en de woonfunctie blijft in ruimtelijke en visuele zin primair.
  3. c. Het betreft geen beroep of bedrijf waarvoor een milieuvergunning verleend moet worden of een meldingsplicht geldt in het kader van de Wet milieubeheer.
  4. d. Er is geen sprake van detailhandel, waaronder in ieder geval begrepen de verkoop over de toonbank en het ophalen van goederen na elektronische betaling.
  5. e. Het beroep of bedrijf heeft geen structurele verkeersbewegingen tot gevolg, veroorzaakt door bezoekers en laden en lossen.
  6. f. De benodigde parkeervoorzieningen voor de (bedrijfs)woning en het beroep of bedrijf worden op eigen terrein gerealiseerd.
  7. g. Het medegebruik blijft beperkt tot de bewoners van de woning.
  8. h. Het medegebruik blijft beperkt tot maximaal 35% van de bruto-vloeroppervlakte van de woning, met een maximum van 50 m².
  9. i. De reclame-uitingen zijn onverlicht, hebben een maximale oppervlakte van 0,2 m² en een maximale bouwhoogte van 1,2 m.

Artikel 9 Algemene Aanduidingsregels

9.1 dassencorridor

Ter plaatse van de aanduiding ‘dassencorridor’/ 'overige zone - dassencorridor' is het buiten het bouwvlak niet toegestaan hekwerken en rasters te bouwen of aan te brengen die de doorgang van dassen beperken.

9.2 radarverstoringsgebied

Al dan niet in afwijking van het bepaalde in hoofdstuk 2, geldt ter plaatse van de aanduiding ‘radarverstoringsgebied’/ 'overige zone - radarverstoringsgebied' een bouwverbod voor gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor een hogere bebouwing dan 65 m boven NAP.

9.3 vrijwaringszone - waterstaatswerk

Artikel 10 Algemene Afwijkingsregels

10.1 Algemene afwijking

10.2 Afwijken ten behoeve van mantelzorg

  1. a. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijken van het bepaalde in lid 8.1 sub b, en toestaan dat een (vrijstaand) bijbehorend bouwwerk gebruikt wordt als afhankelijke woonruimte, mits:
    1. 1. aangetoond wordt dat inwoning in het hoofdgebouw ter plaatse redelijkerwijs niet tot de mogelijkheden behoort;
    2. 2. bewoning van een (vrijstaand) bijbehorend bouwwerk noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg, hetgeen onder andere dient te blijken uit een positief advies van de onafhankelijke deskundige instantie;
    3. 3. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
    4. 4. de afhankelijke woonruimte binnen de vigerende regeling inzake bijbehorende bouwwerken wordt ingepast met een maximale oppervlakte van 80 m².
  2. b. Het bevoegd gezag trekken de omgevingsvergunning in, verleend op grond van het bepaalde onder a, in, indien de bij het verlenen van de omgevingsvergunning bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is.

10.3 Afwijken beroep- en bedrijf-aan-huis

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijken het bepaalde in lid 8.2 en toestaan dat:

  1. a. Een volgens de Wet milieubeheer meldingplichtige beroep of bedrijf wordt uitgeoefend, onder voorwaarde dat:
    1. 1. het beroep of bedrijf voldoet aan de regels omtrent meldingplichtige inrichtingen van de Wet milieubeheer;
    2. 2. aan de overige voorwaarden uit lid 8.2 is voldaan.
  2. b. Detailhandel mogelijk is, onder voorwaarde dat:
    1. 1. het om producten gaat die specifiek ten dienste staan of voortkomen uit het beroep of bedrijf en daarmee direct verband houden;
    2. 2. de detailhandel in economische en ruimtelijke zin ondergeschikt is aan het beroep of bedrijf;
    3. 3. aan de overige voorwaarden uit lid 8.2 is voldaan.
  3. c. Op de openbare weg wordt geparkeerd ten behoeve van het beroep of bedrijf, onder voorwaarde dat:
    1. 1. het fysiek niet mogelijk is te parkeren op eigen terrein;
    2. 2. het stedenbouwkundig niet verantwoord is te parkeren op eigen terrein;
    3. 3. uit de verkeerssituatie ter plaatse is af te leiden dat de verkeersaantrekkende werking en het parkeren niet tot structurele problemen in de verkeersafwikkeling zal leiden;
    4. 4. aan de overige voorwaarden uit lid 8.2 is voldaan.
  4. d. Maximaal één personeelslid niet als bewoner staat ingeschreven, onder voorwaarde dat:
    1. 1. aan de overige voorwaarden uit lid 8.2 is voldaan.

Artikel 11 Overige Regels

11.1 Parkeren

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 12 Overgangsrecht

12.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het bepaalde onder a met maximaal 10%.
  3. c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

12.2 Overgangsrecht gebruik

  1. a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. c. Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 13 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan 'Buitengebied Sint Agatha, Van den Boschweg 7'.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding Voor Het Wijzigingsplan

Aan de Van den Boschweg 7 in Sint Agatha staat een karakteristieke langevelboerderij. De boerderij staat al lange tijd leeg en heeft in de herziening van het bestemmingsplan 'Buitengebied 2010' uit 2019 een woonbestemming gekregen. Voordat de woning in gebruik wordt genomen, wordt een groot deel van de voormalige agrarische opstallen gesloopt en wordt de locatie landschappelijk ingepast. Voorliggend plan voorziet in een woningsplitsing van de boerderij op het moment dat de genoemde ontwikkelingen uitgevoerd zijn. In de boerderij wordt één wooneenheid toegevoegd.

De woningsplitsing is niet passend binnen het geldende bestemmingsplan. Omdat het initiatief wel passend is op de locatie, wordt medewerking verleend aan het wijzigingsplan. In dit document wordt dit toegelicht en gemotiveerd waarom dat kan volgens de Wet ruimtelijke ordening (Wro).

1.2 Ligging Plangebied

Het plangebied is gelegen aan de Van den Boschweg 7, net even buiten de kom van Sint Agatha. Onderstaande afbeelding toont globaal de ligging van het plangebied in de omgeving.

afbeelding "i_NL.IMRO.1982.WPBuVdBoschweg7-VA01_0002.png"

Ligging plangebied in omgeving (bron: www.openstreetmap.org)

1.3 Geldende Bestemmingsplannen

1.3.1 Buitengebied 2010, herziening 2016

Het plangebied maakt onderdeel uit van het vigerende bestemmingsplan 'Buitengebied 2010, herziening 2016' vastgesteld op 24 juni 2019 door de voormalige gemeente Cuijk. Dat bestemmingsplan betreft een herziening van het moederplan 'Buitengebied 2010', vastgesteld op 19 september 2011. Navolgende afbeelding toont een uitsnede van de vigerende planologische situatie van het plangebied. Het plangebied is hierop aangeduid met de rode omkadering.

afbeelding "i_NL.IMRO.1982.WPBuVdBoschweg7-VA01_0003.png"

Uitsnede van het vigerende planologische regime ter plaatse van het plangebied (bron: ruimtelijkeplannen.nl)

Het plangebied heeft de bestemming 'Wonen'. Ter plaatse van de langgevelboerderij en achter de boerderij zijn bouwaanduidingen 'karakteristiek' opgenomen. Gebouwen met deze aanduiding 'karakteristiek' dienen behouden te blijven. Ook geldt er de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - voorwaarde landschappelijke inpassing van den Boschweg 7-9'. Deze functieaanduiding komt voort uit de bestemmingswijziging naar wonen uit 2019 en voorziet erin dat de boerderij pas als reguliere burgerwoning in gebruik mag worden genomen als alle voormalige agrarische bouwwerken zijn gesloopt en natuur- landschapselementen zijn aangelegd en in stand worden gehouden conform de bijlage bij het bestemmingsplan 'Buitengebied 2010, herziening 2016'.

In navolging van deze enkelbestemming en functieaanduidingen gelden ter plaatse van het plangebied de volgende dubbelbestemmingen en gebiedsaanduidingen:

  • dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 5',
  • dubbelbestemming 'Waterstaat – Waterkering',
  • dubbelbestemming 'Waterstaat – Stroomvoerend rivierbed',
  • gebiedsaanduiding 'overige zone - beperking veehouderij',
  • gebiedsaanduiding 'overige zone - boom- en vaste plantenteelt categorie 1',
  • gebiedsaanduiding 'overige zone - dassencorridor',
  • gebiedsaanduiding 'overige zone - radarverstoringsgebied',
  • gebiedsaanduiding 'overige zone - zonering natura2000-gebied'
  • gebiedsaanduiding 'overige zone - groenblauwe mantel'.

In artikel 23.6.1 van het geldende bestemmingsplan staat een wijzigingsbevoegdheid, waarmee het bevoegd gezag de bestemming 'Wonen' kan wijzigen en toe kan staan dat een woning wordt gesplitst.

Hieronder is beschreven hoe aan de wijzigingsvoorwaarden wordt voldaan.

Wijzigingsbevoegdheid 'Woningsplitsing'

Burgemeester en wethouders zijn middels de wijzigingsbevoegdheid 'Woningsplitsing' uit artikel 23.6.1 bevoegd de bestemming te wijzigen en toe te staan dat een woning wordt gesplitst, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. a. Splitsing is alleen toegestaan indien het een woonboerderij betreft.
  2. b. De bouwmassa van de woonboerderij dient een inhoud te hebben van ten minste 900 m³.
  3. c. Bij splitsing mogen maximaal twee volwaardige woningen ontstaan, met beide een inhoud van ten minste 450 m³.
  4. d. Na splitsing mogen de twee woningen niet worden gesloopt en vervangen worden voor twee vrijstaande woningen.
  5. e. Het bestaande architectonische karakter van de woonboerderij en de daaraan te onderkennen cultuurhistorische waarden, mogen niet wezenlijk aangetast worden.
  6. f. Voldaan dient te worden aan de eisen die gelden ingevolge de Wet geluidhinder.
  7. g. De vestiging van de nieuwe woning mag geen onevenredige beperking opleveren van de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven.
  8. h. De nieuwe woning dient aanvaardbaar te zijn uit een oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat.
  9. i. Voor zover er sprake is van de aanwezigheid van meer bijbehorende bouwwerken dan de 100 m² die als bijbehorend bouwwerk per woning zijn toegestaan, dienen die gebouwen te worden gesloopt.
  10. j. De gesloopte bebouwing nimmer mag worden teruggebouwd.

Toetsing aan de voorwaarden

  1. a. Hieraan wordt voldaan. Er is sprake van een historisch aanwezige boerderij, zie ook paragraaf 2.1. Na inwerkingtreding van het bestemmingsplan 'Buitengebied 2010, herziening 2016' geldt ter plaatse van de boerderij een woonbestemming.
  2. b. Hieraan wordt voldaan. De langgevelboerderij heeft een inhoud van ten minste 900 m³ (zie paragraaf 2.2).
  3. c. Hieraan wordt voldaan. De toekomstige woningen krijgen allebei een inhoud van meer dan 450 m³ (zie paragraaf 2.2).
  4. d. Hieraan wordt voldaan. In voorliggend plan blijven de regels van de bestemming 'Wonen' zoals opgenomen in het bestemmingsplan 'Buitengebied 2010, Herziening 2016' van kracht. Enkel herbouw op de bestaande locatie is toegestaan.
  5. e. Hieraan wordt voldaan. De langgevelboerderij zal worden gerenoveerd, waarbij de bestaande waardevolle cultuurhistorische- en architectonische elementen die behouden kunnen worden, behouden blijven. Het betreft in dit geval enkel de voorgevel van de boerderij. De overige cultuurhistorisch waardevolle elementen kunnen niet behouden blijven, omdat de boerderij dan niet bewoonbaar zou zijn. De woningsplitsing staat behoud van de voorgevel niet in de weg. Zie ook de toelichting van het plan in hoofdstuk 2 en paragraaf 4.5 en het bouwhistorisch onderzoek uit bijlage 1.
  6. f. Hieraan wordt voldaan. In paragraaf 4.1.3 van voorliggend document is nader gemotiveerd dat binnen het plangebied wordt voldaan aan de eisen die gelden vanuit de Wgh en er sprake is van een goed woon- en leefklimaat ten aanzien van het aspect geluid.
  7. g. Hieraan wordt voldaan. In paragraaf 4.1.4 is nader gemotiveerd dat (agrarische) bedrijven uit de omgeving geen beperkingen ondervinden van de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden.
  8. h. Hieraan wordt voldaan. In hoofdstuk 4 van voorliggend document is ten aanzien van de relevante uitvoerbaarheidsaspecten gemotiveerd dat binnen het plangebied sprake is van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat.
  9. i. Voorliggend plan voorziet in het slopen van de voormalige agrarische bedrijfsgebouwen. Een deel van de bedrijfsgebouwen blijft behouden en wordt als bijbehorend bouwwerk bij de woningen in gebruik genomen. De eis van maximaal 100 m2 bijgebouwen per woning wordt daarbij gehanteerd en is in de regels opgenomen.
  10. j. In voorliggend plan blijven verder de regels van de bestemming 'Wonen' zoals opgenomen in het bestemmingsplan 'Buitengebied 2010, Herziening 2016' van kracht. De regels beperken het maximale oppervlak van bijbehorende bouwwerken tot 100 m² per woning.

1.3.2 Overige plannen:

Paraplubestemmingsplan Parkeren

Ter plaatse van het plangebied geldt het 'Paraplubestemmingsplan Parkeren', vastgesteld op 3 februari 2020. Met het bestemmingsplan worden de parkeernormen uit de 'Nota Parkeernormen Auto en fiets Gemeente Cuijk 2016 - 2023' van toepassing verklaard op het plangebied. Op de parkeersituatie wordt nader ingegaan in paragraaf 4.4.

Kamerbewoning in woningen

Ter plaatse van het plangebied geldt het parapluplan 'Kamerbewoning in woningen', vastgesteld op 4 oktober 2021. Met dit plan worden de voorschriften ten aanzien van 'kamerbewoning in woningen' planologisch vastgelegd. In de regels van voorliggend plan is met dit parapluplan rekening gehouden.

1.4 Leeswijzer

Na dit inleidende hoofdstuk wordt in hoofdstuk 2 het initiatief beschreven. In hoofdstuk 3 is een beschrijving van het relevante Rijks-, provinciale-, en gemeentelijke beleid en de relevante wetgeving opgenomen. In hoofdstuk 4 wordt het project inhoudelijk op haalbaarheid getoetst aan de hand van het geldende beleid en (milieu)wetgeving. Tevens wordt in dit hoofdstuk ingegaan op de economische haalbaarheid van het plan. Voor de juridische planbeschrijving en de uitkomsten van de maatschappelijke uitvoerbaarheid, wordt verwezen naar de algemene hoofdstukken van het wijzigingsplan waar dit initiatief onderdeel van uit maakt.

Hoofdstuk 2 Het Initiatief

2.1 Huidige Situatie

Het plangebied is gelegen aan de Van den Boschweg 7 in het buitengebied van het Land van Cuijk. De locatie bevindt zich iets ten oosten van de kern Sint Agatha, iets ten zuiden van de Maas. De locatie bevindt zich buitendijks en ligt enigszins verhoogd. Kenmerkend voor de omgeving van het plangebied is het Maasheggenlandschap. De omgeving bestaat uit weilanden met verspreid enkele agrarische bedrijven en reguliere burgerwoningen.

Het plangebied heeft lange tijd onderdeel uitgemaakt van een agrarisch bebouwingscluster. Een groot deel van de overtollige bedrijfsgebouwen wordt gesloopt in het kader van de toegekende woonbestemming (zie paragraaf 1.3.1). Na uitvoering van de sloop en landschappelijke inpassing kan de boerderij als woning in gebruik worden genomen.

Het plangebied wordt ontsloten door de Van den Boschweg. Dit betreft een rustige weg die voornamelijk door bestemmingsverkeer gebruikt wordt. Ter hoogte van het plangebied kent de Van den Boschweg verschillende aftakkingen. De zuidelijke aftakking, ter plaatse van de kruising met de Rijtjes, betreft de ontsluitingsweg van het plangebied. Parkeren vindt in de huidige situatie plaats op eigen terrein. Navolgende afbeelding toont een luchtfoto van de huidige situatie.

afbeelding "i_NL.IMRO.1982.WPBuVdBoschweg7-VA01_0004.png"

Luchtfoto van het plangebied (bron: GoogleMaps)

Langgevelboerderij uit 1910

De boerderij betreft een typische Brabantse langgevelboerderij waarvan er ogenschijnlijk nog best veel van aanwezig zijn. De langgevelboerderij dateert uit 1910 en beschikt over enkele bijzondere architectonische elementen, waaronder de bakstenen, getande gootlijsten, betonnen stalramen, een zadeldak met muldenpannen en een dwarsdeel. Aan de achterzijde van de boerderij zijn de fundamenten van een voormalig bakhuisje nog aanwezig. Door de cultuurhistorische en architectonische waarden heeft de gemeente het pand bestemd als 'karakteristiek' (zie paragraaf 1.3.1), wat betekent dat het behoud wordt nagestreefd van uiterlijke kenmerken van het gebouw. Op navolgende afbeeldingen is de langgevelboerderij zichtbaar.

afbeelding "i_NL.IMRO.1982.WPBuVdBoschweg7-VA01_0005.png"

Huidig aanzien van de langgevelboerderij (bron foto: Bouwhistorische verkenning, februari 2019)

afbeelding "i_NL.IMRO.1982.WPBuVdBoschweg7-VA01_0006.png"

Een historische foto van de langgevelboerderij (bron foto: Bouwhistorische verkenning, februari 2019)

Landschappelijke inrichting

Bij de vaststelling van de herziening uit 2019 is de gemeente met de initiatiefnemer overeengekomen dat ook de buitenruimte rondom de boerderij landschappelijk wordt ingepast met erfbeplanting die passend is bij het maasheggenlandschap. Deze is door omstandigheden niet tot uitvoering gekomen. Momenteel is een nieuw beplantingsplan opgesteld voor de locatie, welke wordt behandeld in paragraaf 2.2.

2.2 Toekomstige Situatie

Het plan voorziet in een woningsplitsing van de langgevelboerderij uit onderhavig plangebied. Als een gevolg van de splitsing neemt het aantal wooneenheden in de boerderij met één toe. De ruime inhoud van de boerderij (circa 2.360 m3) biedt hier gelegenheid voor. De scheidingslijn tussen de twee woningen loopt centraal door de boerderij. De toekomstige wooneenheden kennen daardoor een vergelijkbare inhoud. De woningen krijgen een woonoppervlak van circa 200 m² per woning, exclusief de oppervlakte in bijgebouwen van maximaal 100 m2 per woning. Een deel (maximaal 200 m2) van de bestaande bedrijfsgebouwen wordt behouden als bijgebouwen bij de woningen.

Ten behoeve van de cultuurhistorisch- en architectonische waarden heeft er een bouwhistorische verkenning van de boerderij plaatsgevonden, zie bijlage 1. In navolging van het onderzoek is op locatie door de Erfgoededeskundige van de gemeente gekeken of de cultuurhistorische waarden behouden kunnen blijven in een bewoonbare woning. Conclusie is dat de staat van het pand te slecht is om het in originele staat terug te brengen. Alleen de voorgevel van de boerderij kan behouden blijven en de rest mag gerenoveerd worden.

De woningsplitsing zal aan de buitenzijde van de boerderij niet zichtbaar worden. Er blijft sprake van een uitstraling van één boerderij. Een uitwerking van de renovatiewerkzaamheden zal onderdeel uitmaken van de omgevingsvergunningaanvraag voor het bouwen. Navolgende afbeelding geeft een impressie van de toekomstige situatie.

afbeelding "i_NL.IMRO.1982.WPBuVdBoschweg7-VA01_0007.png"

Aanzicht op de toekomstige voorgevel (ontwerp: Lamers en Visser - Bouwmanagement en bouwtechniek)

Beplantingsplan

De woningsplitsing gaat gepaard met het uitvoeren van een beplantingsplan. Hiervoor wordt in de regels bij voorliggend plan een voorwaardelijke verplichting opgenomen. Het beplantingsplan behelst het toevoegen van (kwaliteits)groen, in de vorm van enkele nieuw te planten bomen, hagen en struikvormers. Ook is een bloemrijk grasland opgenomen in het plan. Navolgende afbeelding geeft een impressie van de toekomstige situatie. Het beplantingsplan is met legenda opgenomen in bijlage 1 bij de regels. Dit beplantingsplan vervangt het landschappelijk inpassingsplan dat onderdeel is van het vigerend bestemmingsplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.1982.WPBuVdBoschweg7-VA01_0008.png"

Toekomstige situatie inclusief erfbeplanting (ontwerp: Buro SRO)

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

Nationale Omgevingsvisie (NOVI)

Per 11 september 2020 is de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) van kracht. De NOVI biedt een langetermijnperspectief op de ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland tot 2050. Met de NOVI geeft het kabinet richting aan de grote opgaven die het aanzien van Nederland de komende dertig jaar ingrijpend zullen veranderen. Denk aan het bouwen van nieuwe woningen, ruimte voor opwekking van duurzame energie, aanpassing aan een veranderend klimaat, ontwikkeling van een circulaire economie en omschakeling naar kringlooplandbouw. Alles met zorg voor een gezonde bodem, schoon water, behoud van biodiversiteit en een aantrekkelijke leefomgeving.

Met de NOVI benoemt het Rijk nationale belangen, geeft het richting op de vier prioriteiten en helpt keuzes maken waar dat moet. Want niet alles kan overal. Deze visie is ontwikkeld in nauwe samenwerking met provincies, gemeenten, waterschappen, maatschappelijke instellingen en burgers.

De NOVI is vastgesteld op grond van de geldende regelgeving omdat de Omgevingswet nog niet in werking is. De NOVI voldoet tevens aan de eisen die de Omgevingswet stelt aan een omgevingsvisie. Zodra de Omgevingswet in werking is getreden, zal deze omgevingsvisie dan ook gelden als de Nationale Omgevingsvisie in de zin van deze wet.

Met de komst van de NOVI komen meerdere nationale beleidsstukken te vervallen, waaronder de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) en het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Strategisch relevante delen van de SVIR en het Barro worden echter opgenomen in de NOVI en blijven daarmee ook na inwerkingtreding van de NOVI gelden.

Gebiedsgericht

De NOVI benoemt een aantal aspecten van nationaal ruimtelijk belang. Het betreft de bescherming van de waterveiligheid aan de kust en rond de grote rivieren, bescherming en behoud van de Waddenzee en enkele werelderfgoederen, de uitoefening van defensietaken, het Natuurnetwerk Nederland (voorheen de ecologische hoofdstructuur), de elektriciteitsvoorziening, de toekomstige uitbreiding van het hoofd(spoor)wegennet en de veiligheid rond rijksvaarwegen.

In het Barro waren regels opgesteld waarmee deze gebiedsbescherming juridisch verankerd is richting lagere overheden. Via het Besluit ruimtelijke ordening en het Besluit omgevingsrecht zijn deze regels aanvullend vastgelegd.

Ladder duurzame verstedelijking

Een meer algemeen onderwerp uit de SVIR is 'duurzame verstedelijking'. Via de 'ladder voor duurzame verstedelijking' wordt een zorgvuldige afweging en besluitvorming geborgd bij ruimtelijke vraagstukken in stedelijk gebied. Het gebruik van deze ladder is opgenomen in het Bro (artikel 3.1.6 onder 2).

De ladder richt zich op nieuwe stedelijke ontwikkelingen. In de toelichting van een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, dient de behoefte aan die ontwikkeling te worden beschreven. Als de ontwikkeling buiten het bestaand stedelijk gebied plaatsvindt, moet bovendien gemotiveerd worden waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.

Het Bro beschrijft wat een stedelijke ontwikkeling is: "een ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen." Onder 'bestaand stedelijk gebied' wordt het volgende verstaan: "bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur."

Planspecifiek

Gebiedsgericht

Het plangebied ligt binnen een rivierbed en een stroomvoerend deel rivierbed zoals opgenomen binnen het Barro (zie navolgende afbeelding).

afbeelding "i_NL.IMRO.1982.WPBuVdBoschweg7-VA01_0009.png"

Uitsnede kaart 'Grote rivieren' (bron: ruimtelijkeplannen.nl)

Gebied 1: Besluitsubvlak rivierbed

In de toelichting (2.4.3) staat het volgende beschreven over de regeling behorende bij het besluitsubvlak rivierbed: 'Dit artikel verwoordt de algemene rivierkundige voorwaarden waaraan toe te laten (bouw)activiteiten in het rivierbed, ongeacht de aard en de omvang daarvan, altijd moeten voldoen. Deze voorwaarden zijn een vertaling van de zorgplicht van de initiatiefnemer van een activiteit in het rivierbed, die is verwoord in artikel 6.15, eerste lid, van het Waterbesluit. Om de belangen waarop deze bepaling ziet, ook via het ruimtelijke spoor te borgen, dienen deze voorwaarden door te werken in het bestemmingsplan. Dit laat overigens onverlet dat het eveneens gewenst is dat rekening wordt gehouden met de in het gebied aanwezige landschappelijke en cultuurhistorische waarden'.

In artikel 2.4.3 van de regels is het volgende opgenomen:

  1. 1. Een bestemmingsplan wijst ten opzichte van het daaraan voorafgaande bestemmingsplan alleen nieuwe bestemmingen in een rivierbed aan in het geval er sprake is van:
    1. a. een zodanige situering van de bestemming dat het veilig en doelmatig gebruik van het oppervlaktewaterlichaam gewaarborgd blijft;
    2. b. geen feitelijke belemmering voor de vergroting van de afvoercapaciteit van de rivier;
    3. c. een zodanige situering van de bestemming dat de waterstandverhoging of de afname van het bergend vermogen zo gering mogelijk is, en
    4. d. een zodanige situering van de bestemming dat de ecologische toestand van het oppervlaktewaterlichaam niet verslechtert.
  2. 2. Bij toepassing van het eerste lid worden resterende waterstandeffecten of afname van het bergend vermogen gecompenseerd.
  3. 3. In een bestemmingsplan wordt vastgelegd hoe de effecten op de waterstand en de afname van het bergend vermogen worden gecompenseerd.

Gebied 2: Besluitsubvlak rivierbed en Stroomvoerend deel rivierbed

Naast de regeling zoals die is verwoord bij gebied 1 geldt hier ook de regeling voor het 'Stroomvoerend deel rivierbed'. In de toelichting wordt aangegeven wat hieronder wordt verstaan: Het gaat om een aantal nader omschreven activiteiten waarvan op voorhand duidelijk is dat deze niet buiten het rivierbed gelokaliseerd kunnen worden. Daarom wordt hiervoor in het kader van de Waterwet een vergunning verleend, mits wordt voldaan aan enkele specifieke voorwaarden. Als in dat verband mitigerende of compenserende maatregelen moeten worden genomen, worden deze als onderdeel van de riviergebonden activiteit beschouwd.

Volgens de regeling in artikel 2.4.4 gaat het om de volgende activiteiten:

  1. a. de aanleg of wijziging van waterstaatkundige kunstwerken;
  2. b. de verwezenlijking van voorzieningen voor een betere en veilige afwikkeling van de beroeps- of recreatievaart;
  3. c. de bouw of wijziging van waterkrachtcentrales;
  4. d. de vestiging of uitbreiding van overslagbedrijven of het realiseren van overslagfaciliteiten, uitsluitend voor zover de activiteit gekoppeld is aan het vervoer over de rivier;
  5. e. de aanleg of wijziging van scheepswerven voor beroeps- of pleziervaartuigen;
  6. f. de verwezenlijking en het beheer van natuurterreinen;
  7. g. de uitbreiding of wijziging van bestaande steenfabrieken;
  8. h. de verwezenlijking van voorzieningen die onlosmakelijk met de waterrecreatie zijn verbonden;
  9. i. de winning van oppervlaktedelfstoffen;
  10. j. de verwezenlijking van voorzieningen van groot openbaar belang die niet buiten het rivierbed kunnen worden gerealiseerd;
  11. k. activiteiten van een zwaarwegend bedrijfseconomisch belang voor bestaande grondgebonden agrarische bedrijven die niet buiten het rivierbed kunnen worden gerealiseerd;
  12. l. een functieverandering binnen de bestaande bebouwing;
  13. m. activiteiten die onderdeel uitmaken van de lijst van maatregelen opgenomen in de Bijlage bij de planologische kernbeslissing Ruimte voor de Rivier en waarvan de uitvoering wordt gefinancierd door Onze Minister.

Het plangebied ligt aan het dijkprofiel van de Van den Boschweg. Om het dijkprofiel te beschermen, zijn in voorliggend wijzigingsplan de daarvoor geldende dubbelbestemmingen opgenomen. De ontwikkeling betreft een functieverandering binnen bestaande bebouwing. Het bestaande schuurtje, zoals ook waarneembaar op de luchtfoto uit paragraaf 2.1, wordt gesloopt. Bovendien vindt er als gevolg van de sloop van bebouwing een flinke afname van bebouwd oppervlak plaats (ca. 1.400 m²). Het bergend vermogen van het gebied neemt niet af. Het plan voorziet niet in andere nieuwe gebouwen of werkzaamheden waardoor het plan geen negatief effect zou kunnen hebben op het bergend vermogen en het stroomvoerend deel van het rivierbed. Wel is een watervergunning nodig, welke al is aangevraagd en verleend, zie bijlage 7.

Defensie

In het Barro zijn regels opgenomen om een veilig en doelmatige gebruik van defensieterreinen te waarborgen. Het gaat bijvoorbeeld om veiligheidszones rond munitiedepots, obstakelvrije aanvliegroutes en radarverstoringsgebieden.

De gehele gemeente Land van Cuijk heeft te maken met het radarverstoringsgebied van militair vliegveld Volkel. Voor het veilig afwikkelen van vliegverkeer gelden in een bepaald gebied rond een luchtvaartterrein maximaal toelaatbare hoogtes voor objecten, zoals woon- en kantoorgebouwen, antennemasten, windmolens en bomen. Hiermee wordt voorkomen dat radarsignalen worden verstoord en vliegtuigen met objecten in botsing kunnen komen. De maximaal toelaatbare hoogtes en de ligging en omvang van het gebied worden bepaald door de ligging van de start- en landingsbanen en berusten op internationale vastgelegde afspraken. In de regels en op de verbeelding wordt de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - radar' overgenomen voor het radarverstoringsgebied. Bouwwerken hoger dan 65 meter + NAP vormen een belemmering voor het radarverstoringsgebied op grond van het vigerende bestemmingsplan. In onderhavige situatie is van een dergelijke hoogte geen sprake.

Ladder voor duurzame verstedelijking

Voor wat betreft onderhavig initiatief kan gesteld worden dat het geen stedelijke ontwikkeling betreft en dat daarmee de ladder voor duurzame verstedelijking niet aan de orde is.

Conclusie

Onderhavig plan vormt geen belemmering voor de uitvoering van het Barro en de NOVI. Het plan past binnen het rijksbeleid.

3.2 Provinciaal Beleid

Omgevingsvisie Noord-Brabant

Met de Brabantse omgevingsvisie 'De kwaliteit van Brabant' hebben provinciale staten in december 2018 de visie op de fysieke leefomgeving vastgesteld. De visie bevat de opgaven die er liggen voor de nabije toekomst, welke ambities en concrete doelen de provincie zichzelf heeft gesteld en hoe zij hieraan wil werken.

De provincie gelooft dat men met elkaar moet zorgen voor een gezonde, veilige en mooie leefomgeving en dat zij dat kunnen bereiken met een nieuwe manier van (samen)werken. Dat door het juiste samenspel – waarbij zij streven naar synergie en meerwaarde - de kwaliteit van leven hier en nu goed samengaat met de kwaliteit van leven elders en later.

Rode draad in de visie is om de kwaliteit van de Brabantse leefomgeving te behouden, te versterken en door te geven aan volgende generaties. De visie benoemt ambities over hoe Brabant er in 2050 uit moet zien en stelt mobiliserende tussendoelen voor 2030. Deze doelen zijn zelfbindend voor de provincie.

De provincie heeft vier hoofdopgaven opgesteld. Aan de basis van deze hoofdopgaven liggen veiligheid, gezondheid en een goede omgevingskwaliteit.

  1. 1. Werken aan de Brabantse energietransitie
  2. 2. Werken aan een klimaatproof Brabant
  3. 3. Werken aan de slimme netwerkstad
  4. 4. Werken aan een concurrerende, duurzame economie

Interim omgevingsverordening Noord-Brabant

De Interim omgevingsverordening, versie april 2022, is tot stand gekomen door de verschillende regelingen op provinciaal niveau over de fysieke leefomgeving samen te voegen. Dit betekent dat de regels betrekking hebben op milieu, natuur, ruimtelijke ordening, water, bodem en wegen. Dit is daarbij een eerste stap op weg naar een definitieve omgevingsverordening, die op grond van de Omgevingswet wordt vastgesteld en die verplicht is voor provincies. De Interim omgevingsverordening vervangt zes provinciale verordeningen (milieu, wegen, ontgronden, natuurbescherming, ruimte en water).

De Interim omgevingsverordening is beleidsneutraal van karakter. Dat betekent dat er alleen inhoudelijke wijzigingen zijn doorgevoerd als die rechtstreeks voortvloeien uit vastgesteld beleid.

Planspecifiek

Navolgend worden relevante thema's/kaarten uit de verordening toegelicht:

Landelijk gebied

Navolgende afbeelding toont een uitsnede van de kaart 'Landelijk gebied' uit de verordening. Hierop is te zien dat het plangebied gelegen is binnen een zone aangeduid als 'Landelijk gebied' en 'Gemengd landelijk gebied'.

afbeelding "i_NL.IMRO.1982.WPBuVdBoschweg7-VA01_0010.png"

Uitsnede kaart 'Landelijk gebied' (bron: ruimtelijkeplannen.nl)

Artikel 3.9 Kwaliteitsverbetering landschap

Op grond van artikel 3.9 dient bestemmingsplan dat een ruimtelijke ontwikkeling mogelijk maakt in Landelijk gebied gepaard te gaan met een fysieke verbetering van de landschappelijke kwaliteit van het gebied of de omgeving. Ten behoeve van de woningsplitsing is een nieuw beplantingsplan opgesteld (zie bijlage 2). Het erfbeplantingsplan voorziet in het toevoegen van (kwaliteits)groen in het plangebied. Hiermee wordt de kwaliteit van het landschap versterkt. Met voorliggende ontwikkeling worden renovatiewerkzaamheden gedaan ten behoeve van het in gebruik nemen van de boerderij als woning voor 2 huishoudens. Hiermee wordt geborgd dat de boerderij met cultuurhistorisch waardevolle voorgevel ook in de toekomst voor het gebied behouden blijft.

Artikel 3.69 Afwijkende regels (burger)woningen

In de Interim omgevingsverordening is in artikel 3.69 'Afwijkende regels (burger)woningen' onder b. aangegeven dat een bestemmingsplan dat is gelegen in het 'landelijk gebied', waarvan sprake is bij voorliggend initiatief, kan voorzien in de vestiging of splitsing in meerdere woonfuncties in cultuurhistorisch waardevolle bebouwing. Voorwaarden hierbij zijn dat:

  1. a. een fysieke tegenprestatie wordt geleverd aan het versterken van de omgevingskwaliteit vergelijkbaar met de tegenprestatie voor een ruimte voor ruimtekavel; en
  2. b. de beeldbepalende woonboerderij wordt behouden.

De boerderij bestaat sinds 1910 en is door de gemeente aangewezen als 'karakteristiek', wat gelijk wordt gesteld aan een beeldbepalende boerderij. Onderdeel van voorliggend plan is de renovatie van het gebouw, met behoud van de cultuurhistorisch waardevolle voorgevel. De beeldbepalende boerderij wordt hiermee behouden. De fysieke tegenprestatie wordt bereikt door het een maatwerk titel bij de ontwikkelingsmaatschappij ruimte voor ruimte aan te schaffen, waarmee de omgevingskwaliteit al is versterkt op een andere locatie. In bijlage x is de bewijsvoering voor de maatwerk titel ruimte voor ruimte opgenomen. De beeldbepalende boerderij wordt gerenoveerd met behoud van de voorgevel en behoud daarmee zijn beeldbepalend karakter. Door de splitsing van het gebouw wordt de mogelijkheid tot extra eigenaarschap van het gebouw toegevoegd. Dit leidt ertoe dat meer partijen inzicht en inspraak krijgen bij eventuele ingrepen aan de uitstraling of het karakter van het gebouw. Tevens kunnen de kosten wat betreft onderhoud hierdoor gedeeld worden. De splitsing leidt zo tot het behoud van de bebouwing.

Stedelijke ontwikkeling en erfgoed

Navolgende afbeelding toont een uitsnede van de kaart 'Stedelijke ontwikkeling en erfgoed' uit de verordening. Hierop is te zien dat het plangebied gelegen is binnen een zone aangeduid als 'Aardkundig waardevol gebied' en een zone 'Cultuurhistorisch waardevol gebied'.

afbeelding "i_NL.IMRO.1982.WPBuVdBoschweg7-VA01_0011.png"

Uitsnede kaart 'Stedelijke ontwikkelingen en erfgoed' (bron: ruimtelijkeplannen.nl)

Artikel 3.28 Aardkundige waarden

Op grond van artikel 3.28 uit de verordening geldt voor een bestemmingsplan van toepassing op Aardkundig waardevol gebied dat deze:

  1. a. mede is gericht op behoud, herstel of de duurzame ontwikkeling van de aardkundige waarden en kenmerken zoals beschreven in de Aardkundig Waardevolle Gebiedenkaart Noord-Brabant;
  2. b. regels stelt ter bescherming van de aardkundige waarden en kenmerken van de te onderscheiden gebieden.

Het aardkundig waardevol gebied waar het plangebied deel van uitmaakt betreft het gebied 'Maasterrassen, Land van Cuijk'. Dit betreft een uitgestrekt gebied met een grote verscheidenheid aan landvormen van verschillende ouderdom en grootte, voornamelijk gevormd door de Maas tijdens en na de laatste ijstijd. Voorliggend plan voorziet in een ontwikkeling op een bestaand bebouwd perceel. De ruimtelijke gevolgen van het plan zijn daarmee beperkt. Het plan voorziet daarnaast in het toevoegen van gebiedseigen beplanting. Het aardkundig waardevol gebied wordt hiermee versterkt.

Artikel 3.29 Cultuurhistorische waarden

Op grond van artikel 3.29 uit de verordening geldt voor een bestemmingsplan van toepassing op Cultuurhistorisch waardevol gebied dat deze:

  1. a. mede is gericht op behoud, herstel of de duurzame ontwikkeling van de cultuurhistorische waarden en kenmerken zoals beschreven in de Cultuurhistorische Waardenkaart;
  2. b. regels stelt ter bescherming van de cultuurhistorische waarden en kenmerken van de te onderscheiden gebieden.

In onderhavige situatie wordt de bestaande langgevelboerderij gesplitst en gerenoveerd met behoud van de voorgevel. Zoals uit de beschrijving van het plan (paragraaf 2.2) blijkt, is het behoud van de boerderij en daarmee ook de cultuurhistorische waarde van de plek, voor de toekomst zeker gesteld.

Conclusie

Het initiatief past binnen de gestelde voorwaarden van de 'Omgevingsvisie Noord-Brabant' en de 'Interim omgevingsverordening Noord-Brabant'. Het plan sluit daarmee aan bij het provinciaal beleid.

3.3 Gemeentelijk Beleid

3.3.1 Structuurvisie Cuijk

In de Structuurvisie Cuijk is op hoofdlijnen de gewenste ruimtelijke ontwikkeling tot 2030 weergegeven.

De structuurvisie is opgedeeld in twee gebieden:

  1. 1. Het op de hogere gronden gelegen Dynamisch Cuijk
  2. 2. Vitaal landelijk Cuijk, het lager gelegen gebied.

Het plangebied is gelegen in het gebied 'Vitaal Cuijk'. Dit gedeelte van de gemeente bestaat voornamelijk uit agrarische gebied en natuurgebieden. De doelstelling voor dit gebied is 'behoud waar mogelijk versterking van de ruimtelijke kwaliteit, met name voor aan het buitengebied gebonden functies, mede in relatie tot de dynamiek ervan'. De landschappelijke waarden en natuurwaarden spelen daarbij een belangrijke rol. Daarnaast zet de gemeente in op een multifunctioneel buitengebied waarin functies niet met elkaar concurreren, maar in samenhang bijdragen aan een vitaal en leefbaar platteland.

Op het gebied van wonen wil de gemeente blijven werken aan een aantrekkelijke, veilige en duurzame woon- en leefomgeving. Hier is het prettig wonen in gevarieerde woonmilieus; van stedelijk in de kern Cuijk tot zeer landelijk in de kleinere dorpskernen. De kwaliteit van het wonen kan aantrekkelijker worden gemaakt door ontwikkelingen te stimuleren en daarbij de leidende principes te hanteren.

Planspecifiek

Onderhavig plan betreft onder meer een splitsing van een boerderij. De karakteristiek van de boerderij blijft hierbij behouden (zie ook paragraaf 4.5). Op deze manier wordt een bijdrage geleverd aan het behoud van de landelijke uitstraling van het gebied. Het initiatief sluit daarmee aan bij de Structuurvisie Cuijk.

Hoofdstuk 4 Uitvoerbaarheid

De uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan moet als gevolg van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) aangetoond worden (artikel 3.1.6 van het Bro). Daaronder valt zowel de onderzoeksverplichting naar verschillende ruimtelijk relevante aspecten (geluid, bodem, etc.) als ook de economische uitvoerbaarheid van het plan.

4.1 Milieu

4.1.1 Bodem

Op grond van de Wet Bodembescherming (Wbb) moet aangetoond worden dat de kwaliteit van de bodem en het grondwater in het plangebied in overeenstemming zijn met het beoogde gebruik. De bodemkwaliteit kan namelijk van invloed zijn op de beoogde functie van het plangebied. Bij een functiewijziging zal in veel gevallen een specifiek bodemonderzoek moeten worden uitgevoerd.

Planspecifiek

Voor onderhavig initiatief is bodemonderzoek uitgevoerd. De rapportage hiervan is terug te vinden in bijlage 4. Uit het onderzoek komt naar voren dat ter plaatse van het plangebied enkel lichte verontreinigingen aangetroffen zijn. Deze leveren geen milieuhygiënische belemmeringen op ten aanzien van het plan. Het uitvoeren van vervolgonderzoek is niet aan de orde. Verder komt naar voren dat er geen sprake is van asbestverontreiniging. Asbest levert geen belemmeringen op voor het initiatief.

Het initiatief is uitvoerbaar vanuit het aspect bodem.

4.1.2 Lucht

De mate van blootstelling aan luchtverontreiniging speelt een rol in het kader van een goede ruimtelijke ordening. Met betrekking tot 'luchtkwaliteit' zijn twee aspecten van belang. Ten eerste of de luchtkwaliteit ter plaatse de nieuwe functie toelaat (de gevoeligheid van de bestemming) en ten tweede wat de bijdrage is van het plan aan die luchtkwaliteit.

Luchtkwaliteit ter plaatse

In de Wet milieubeheer zijn normen opgenomen voor de concentraties van een aantal stoffen in de buitenlucht ter bescherming van de mens. De twee belangrijkste stoffen zijn PM10 en PM2,5(fijnstof) en NO2 (stikstofdioxide). Voor grenswaarde van PM10 en NOx bedraagt 40 µg/m3, van PM2,5 is dat 25 µg/m3.

Bijdrage aan luchtkwaliteit

In de Wet milieubeheer zijn de belangrijkste bepalingen over luchtkwaliteitseisen opgenomen. De Wet maakt een onderscheid tussen 'kleine' en 'grote' projecten. Kleine projecten dragen 'niet in betekenende mate' (NIBM) bij aan verslechtering van de luchtkwaliteit. Een paar honderd grote projecten dragen juist wel 'in betekenende mate' bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Het gaat hierbij vooral om bedrijventerreinen en infrastructuur (wegen).

Wat het begrip 'in betekenende mate' precies inhoudt, staat in de algemene maatregel van bestuur "Niet in betekenende mate bijdragen" (Besluit NIBM). Op hoofdlijnen komt het erop neer dat 'grote' projecten die jaarlijks meer dan 3 procent bijdragen aan de jaargemiddelde norm voor fijn stof en stikstofdioxide (1,2 microgram per m3) een 'betekenend' negatief effect hebben op de luchtkwaliteit. 'Kleine' projecten die minder dan 3 procent bijdragen, kunnen doorgaan zonder toetsing. Dat betekent bijvoorbeeld dat lokale overheden een toevoeging van minder dan 1.500 huizen niet hoeven te toetsen aan de normen voor luchtkwaliteit, omdat een dergelijk project per definitie niet boven de 3%-norm komt.

Planspecifiek

Luchtkwaliteit ter plaatse van het initiatief

Vanuit een goede ruimtelijke ordening is de huidige luchtkwaliteit ter plaatse getoetst met behulp van de NSL Monitoringstool (www.nsl-monitoring.nl). Door de metingen ter plaatse te toetsen aan de grenswaarden is gekeken of er sprake is van een goed woon- en leefklimaat. Uit metingen van het rekenpunt 15531062 (aan de Heerstraat in de buurt van het plangebied) zijn de volgende concentraties naar voren gekomen:

NO2
(stikstofdioxide)
PM10
(fijnstof)
PM2,5 (fijnere fractie van fijnstof)
Gemeten totale concentratie jaargemiddelde 2018 (µg/m3) 17,9 µg/m3 18,8 µg/m3 11,6 µg/m3
Grenswaarde concentratie (µg/m3) 40 µg/m3 40 µg/m3 25 µg/m3

De gemeten concentraties stikstofdioxide, fijn stof en zeer fijn stof liggen ruim onder de gestelde grenswaarden. Met betrekking tot de luchtkwaliteit zijn geen belemmeringen voor onderhavig initiatief.

Bijdrage initiatief

Onderhavig initiatief kan, aangezien de toevoeging van het aantal woningen ruim onder de 1.500 woningen ligt, aangemerkt worden als een NIBM-project. Daarmee is te concluderen dat dit project 'niet in betekende mate' bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit.

Het initiatief is uitvoerbaar met betrekking tot het aspect luchtkwaliteit.

4.1.3 Geluid

De mate waarin het geluid het woonmilieu mag belasten, is geregeld in de Wet geluidhinder (Wgh). De kern van de wet is dat geluidsgevoelige objecten worden beschermd tegen geluidhinder uit de omgeving. In de Wgh worden de volgende objecten beschermd:

  • woningen;
  • geluidgevoelige gebouwen, zoals scholen, ziekenhuizen, verzorgings- en verpleeghuizen, psychiatrische instellingen en kinderdagverblijven;
  • geluidsgevoelige terreinen (woonwagenstandplaatsen en bestemde ligplaatsen voor woonschepen).

Het beschermen van deze geluidsgevoelige objecten gebeurt aan de hand van vastgestelde zoneringen. Binnen deze zones bepaalt het bevoegd gezag de te hanteren grenswaarden. Er geldt een voorkeursgrenswaarde en een bovengrens (hoger mag niet). De Wgh gaat verder onder meer ook in op geluidwerende voorzieningen. De belangrijkste bronnen van geluidhinder die bij een ruimtelijke ontwikkeling aan de orde kunnen zijn betreffen: industrielawaai, wegverkeerslawaai en spoorweglawaai.

Planspecifiek

Met het plan wordt formeel één extra woning aan het plangebied toegevoegd. Daarom is het van belang te kijken naar de mogelijke gevolgen van wegverkeerslawaai. Het plangebied is gelegen aan de Van den Boschweg. Dit betreft een rustige landweg die voornamelijk gebruikt wordt door bestemmingsverkeer. Gelet op de lage verkeersintensiteit is een onderzoek naar wegverkeerslawaai niet aan de orde. Het plangebied is niet gelegen in de omgeving van spoorwegen of industrie. Hinder als het gevolg van spoorweglawaai of industrielawaai kunnen om die reden op voorhand worden uitgesloten.

Het initiatief is uitvoerbaar met betrekking tot het aspect geluid.

4.1.4 Milieuzonering

Milieuzonering is het aanbrengen van een ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Doel is om bij het opstellen van een ruimtelijk plan een goed en veilig leefklimaat te waarborgen, maar tegelijkertijd ook aan bedrijven voldoende milieuruimte te bieden voor het uitoefenen van hun activiteiten.

De mate waarin bedrijven invloed hebben op hun omgeving is afhankelijk van de aard van de bedrijvigheid en de afstand tot een gevoelige bestemming. Milieugevoelige bestemmingen zijn gebouwen en terreinen die naar hun aard bestemd zijn voor het verblijf van personen gedurende de dag of nacht of een gedeelte daarvan (bijvoorbeeld woningen). Daarnaast kunnen ook landelijke gebieden en/of andere landschappen belangrijk zijn bij een zonering tot andere, minder gevoelige, functies zoals bedrijven.

Milieuzonering heeft betrekking op aspecten met een ruimtelijke dimensie, zoals geluid, geur, gevaar en stof. De mate van belasting, en daarmee de gewenste aan te houden afstand, kan per aspect en per bedrijfstype en verschillen. In de publicatie 'Bedrijven en Milieuzonering' van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) is een lijst opgenomen met daarin de minimale richtafstanden tussen een gevoelige bestemming en bedrijven. Van deze richtafstanden kan worden afgeweken, mits wordt onderbouwd waarom de feitelijke milieuhinder als minder belastend wordt gezien.

Het belang van milieuzonering wordt steeds groter aangezien functiemenging steeds vaker voorkomt. Hierbij is het motto: 'scheiden waar het moet, mengen waar het kan'.

Planspecifiek

Het plangebied kent in de huidige situatie reeds een woonbestemming. De woonbestemming komt niet dichter te liggen bij bedrijven dan nu. De meest nabijgelegen milieubelastende functie is statische opslag aan de Van den Boschweg 9 op ca 35 m afstand. De VNG geeft hiervoor geen richtafstand. Voor opslag in gebouwen wordt een richtafstand van 30 m wordt gegeven door de VNG. Aangezien het gaat om statische opslag (met nauwlijks activiteiten) is het aanhouden van deze richtafstand in dit geval voldoende. Aan de richtafstand van 30 meter wordt voldaan. Er zal daarmee sprake blijven van een goed woon- en leefklimaat. Omliggende bedrijven dienen reeds rekening te houden met de woonboerderij in hun bedrijfsvoering.

Het initiatief is uitvoerbaar vanuit het aspect milieuzonering.

4.1.5 Externe veiligheid

Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het beperken en beheersen van risico's voor de omgeving die ontstaan door opslag, productie, gebruik en vervoer van gevaarlijke stoffen. Hierbij gaat het om risicovolle inrichtingen, transportroutes voor het vervoer van gevaarlijke stoffen en buisleidingen.

De verplichting om in een ruimtelijk plan in te gaan op deze risico's komt voort uit het 'Besluit externe veiligheid inrichtingen' (Bevi), het 'Besluit externe veiligheid transportroutes' (Bevt) en het 'Besluit externe veiligheid buisleidingen' (Bevb). Daarnaast zijn in het Activiteitenbesluit milieubeheer en het Vuurwerkbesluit veiligheidsafstanden genoemd die moeten worden aangehouden rond stationaire risicobronnen, niet zijnde een Bevi-inrichting.

De wetgeving richt zich op het beschermen van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten. Kwetsbaar zijn onder meer woningen, onderwijs- en gezondheidsinstellingen, en kinderopvang- en dagverblijven, en grote kantoorgebouwen (>1500 m²). Beperkt kwetsbaar zijn kleinere kantoren en winkels, horeca, parkeerterreinen en bedrijfsgebouwen waarin geen grote aantallen personen aanwezig zijn.

Binnen het beoordelingskader voor externe veiligheid staan twee kernbegrippen centraal: het plaatsgebonden risico (PR) van 10-6 per jaar en het groepsrisico (GR). Het plaatsgebonden risicobeleid bestaat uit harde afstandscontouren tussen risicobron en (beperkt) kwetsbaar object. Het wordt uitgedrukt in een contour van 10-6 per jaar (de kans dat per jaar 1 persoon overlijdt door een ongeluk met een gevaarlijke stof mag niet groter zijn dan 1 op een miljoen). Het groepsrisico legt een relatie tussen de kans op een ramp en het aantal mogelijke slachtoffers. Bij de berekening van het groepsrisico spelen mee de aard en hoeveelheid van de gevaarlijke stoffen en het aantal potentiële slachtoffers.

Voor de beoordeling van een ruimtelijk plan moet worden vastgesteld of het plangebied is gelegen binnen de PR en/of de invloedsgebieden van het GR. Binnen de 10-6-contour is het realiseren van kwetsbare objecten niet toegestaan.

Planspecifiek

In het bestemmingsplan 'Buitengebied 2010, herziening 2016' is reeds vastgesteld dat er in de omgeving van het plangebied geen risicovolle inrichtingen, transportroutes voor het vervoer van gevaarlijke stoffen en buisleidingen aanwezig zijn.

Net buiten het plangebied is wel een propaantank aanwezig. Deze tank fungeert als centrale verwarming voor de woning binnen het plangebied en twee andere woningen in de omgeving. Voor de opslag van propaan gelden vaste afstanden op basis van de inhoud van de tank en de bevoorrading. Voor woningen ligt de minimale veiligheidsafstand (in het geval van een tank met grotere inhoud dan 5 m3 en bevoorrading van vaker dan 5 keer per jaar) op 25 m van het vulpunt. Het vulpunt ligt op meer dan 50 meter afstand van de woonboerderij en levert geen risico op voor de kwetsbare objecten binnen het plangebied.

Het bestemmingsplan is uitvoerbaar op het gebied van externe veiligheid.

4.2 Water

Water is een belangrijk thema in de ruimtelijke ordening. Door verstandig om te gaan met het water kan verdroging en wateroverlast voorkomen worden en de kwaliteit van het water hoog gehouden worden.
Op Rijksniveau en Europees niveau zijn de laatste jaren veel plannen en wetten gemaakt met betrekking tot water. De belangrijkste hiervan zijn het Waterbeleid voor de 21e eeuw, de Waterwet en het Nationaal Waterplan.

Waterbeleid voor de 21eeeuw

De Commissie Waterbeheer 21e eeuw heeft advies uitgebracht over het toekomstige waterbeleid in Nederland. De adviezen van de commissie staan in het rapport 'Anders omgaan met water, Waterbeleid voor de 21ste eeuw' (WB21). De kern van het rapport WB21 is dat water de ruimte moet krijgen, voordat het die ruimte zelf neemt. In het Waterbeleid voor de 21e eeuw worden twee principes (drietrapsstrategieën) voor duurzaam waterbeheer geïntroduceerd:

  • vasthouden, bergen en afvoeren: dit houdt in dat water zoveel mogelijk bovenstrooms wordt vastgehouden in de bodem en in het oppervlaktewater. Indien nodig wordt overtollig water tijdelijk geborgen in bergingsgebieden en pas als vasthouden en bergen niet meer mogelijk is wordt het water afgevoerd.
  • schoonhouden, scheiden en zuiveren: hier gaat het erom dat het water zoveel mogelijk schoon wordt gehouden. Vervolgens worden schoon en vuil water zoveel mogelijk gescheiden en als laatste komt het zuiveren van verontreinigd water aan bod.

Waterwet

De Waterwet regelt het beheer van oppervlaktewater en grondwater en verbetert ook de samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening. Daarnaast levert de Waterwet een flinke bijdrage aan kabinetsdoelstellingen zoals vermindering van regels, vergunningstelsels en administratieve lasten. Een belangrijk gevolg van de Waterwet is dat de aloude vergunningstelsels uit de voorheen afzonderlijke waterbeheerwetten zijn gebundeld. Dit resulteert in één vergunning, de watervergunning.

Nationaal Waterplan

Op basis van de Waterwet is het Nationaal Waterplan vastgesteld door het kabinet. Dit Nationaal Waterplan geeft de hoofdlijnen, principes en richting van het nationale waterbeleid in de planperiode 2016-2021, met een vooruitblik richting 2050. Het Nationaal Waterplan richt zich op bescherming tegen overstromingen, beschikbaarheid van voldoende en schoon water en de diverse vormen van gebruik van water. Het geeft maatregelen die in de periode 2016-2021 genomen moeten worden om Nederland ook voor toekomstige generaties veilig en leefbaar te houden en de kansen die water biedt te benutten.


Watertoets

De 'watertoets' is een instrument dat waterhuishoudkundige belangen expliciet en op evenwichtige wijze laat meewegen bij het opstellen van ruimtelijke plannen en besluiten. Het is geen technische toets, maar een proces waarbij de initiatiefnemer van een ruimtelijk plan en de waterbeheerder met elkaar in gesprek gaan voorafgaand aan de vaststelling van het plan. De watertoets bestaat uit twee onderdelen:

  • de verplichting aan initiatiefnemers van ruimtelijke plannen om de waterbeheerder vroegtijdig in de planvorming te betrekken, en
  • de verplichting aan initiatiefnemers van ruimtelijke plannen om in hun plan verantwoording af te leggen over de manier waarop omgegaan is met de inbreng van de waterbeheerder. Dit laatste gebeurt doorgaans in de waterparagraaf bij het betreffende plan.

Beleid waterschap Aa en Maas

Voor dit plan is het beleid van Waterschap Aa en Maas mede van belang.

Op 19 november 2021 is het nieuwe waterbeheerplan van waterschap Aa en Maas vastgesteld. In dit plan is beschreven welke doelstellingen het waterschap nastreeft in de periode 2022-2027 en hoe zij die doelstellingen wil gaan halen. Het plan geldt van 22 december 2021 tot en met 21 december 2027. Het waterbeheerplan is uitgewerkt in de volgende drie programma’s:

  1. 1. Waterveiligheid;

Het programma ‘Waterveiligheid’ draait om de bescherming tegen overstromingen

vanuit de Maas en het regionale watersysteem.

  1. 2. Klimaatbestendig en gezond watersysteem;

Het programma ‘Klimaatbestendig en gezond watersysteem’ draait om een goed functionerend watersysteem in normale én in extreem droge en natte situaties: klimaatbestendig, robuust, veerkrachtig en stuurbaar. Daarbij let het waterschap op de hoeveelheid (goede waterpeilen, het vasthouden van water en het omgaan met wateroverlast en droogte); en op de kwaliteit van het water (chemisch en ecologisch).

  1. 3. Schoon Water; In het programma ‘Schoon Water’ speelt het zuiveren van afvalwater een centrale rol.

Voor bebouwde gebieden heeft het waterschap specifieke doelen geformuleerd. In bebouwd gebied werkt het waterschap toe naar een klimaatrobuust watersysteem waarin:

  • schoon water niet naar de zuivering gaat, maar het grondwater voedt;
  • de waterkwaliteit geen risico’s geeft voor de volksgezondheid en geschikt is voor een goede ontwikkelingvan flora en fauna, maar ook voor recreatie en evenementen;
  • de kans op wateroverlast en problemen door droogte en hittestress acceptabel is;
  • de betrokkenheid en het waterbewustzijn van inwoners, bedrijven en andere stedelijke partners is toegenomen.

Deze programma’s zijn verder uitgewerkt in het WBP naar concrete doelstellingen. Deze doelstellingen vinden onder andere een doorwerking in de beschikbare instrumenten van het waterschap; Keur, legger, communicatie en stimuleringsmiddelen.

Keur

De Keur is een waterschapsverordening en omvat samen met de Waterwet alle gebods- en verbodsbepalingen met betrekking tot ingrepen of activiteiten die consequenties hebben voor de waterkwantteit, waterkwaliteit en waterveiligheid. De Keur is verder uitgewerkt in beleids- en algemene regels.

Legger

De Keur verwijst in de gebods- en verbodsbepalingen volop naar de legger. De legger legt de status en afmetingen behorende bij de regels van de Keur vast in een overzichtskaart van het waterbeheersgebied. Op deze kaart zijn onder andere dijken, waterlopen en bijbehorende beschermingszones aangegeven.

Planspecifiek

Het plangebied ligt buitendijks en maakt onderdeel uit van het dijkprofiel van de Maas. Het plangebied ligt binnen het rivierbed en het stroomvoerend rivierbed van de Maas. Onder het rijksbeleid in paragraaf 3.1 is reeds gemotiveerd dat ter bescherming van het dijkprofiel de dubbelbestemmingen in voorliggend plan worden opgenomen. Tevens is in paragraaf 3.1 de ligging in het (stroomvoerend) rivierbed onderbouwd.

De nieuwe woning wordt opgericht binnen de bestaande langgevelboerderij. Door sloop van de voormalig agrarische bebouwing neemt het verhard oppervlak als gevolg van het initiatief af. Er is daarom geen compensatie van een toename van verhard oppervlak nodig. Op eigen terrein is voldoende ruimte om hemelwater op te vangen.

Het plangebied ligt binnen de beschermingszones A en B van een primaire waterkering en de beschermingszone van de Maas. Waterschap Aa en Maas is via de digitale watertoets op de hoogte gebracht van voorliggend initiatief, zie ook bijlage 6. Voorliggend initiatief raakt aan diverse waterbelangen waarvoor in het kader van het vooroverleg, afstemming met het waterschap heeft plaatsgevonden. In het kader van de ontwikkeling heeft initiatiefnemer een aanvraag watervergunning ingediend bij het waterschap, vanwege de werkzaamheden binnen de beschermingszones A en B van een primaire waterkering en de beschermingszone van de Maas. Tevens is een aanvraag gedaan bij Rijkswaterstaat Zuid-Nederland. Het waterschap heeft een besluit genomen op beide aanvragen en besloten de watervergunning te verlenen (zie bijlage 7).

Het initiatief is uitvoerbaar vanuit het aspect water.

4.3 Ecologie

Bij ruimtelijke ingrepen dient rekening te worden gehouden met de natuurwaarden ter plaatse. De Wet natuurbescherming beschermt natuurgebieden, inheemse soorten en het bosopstanden in Nederland.

Gebiedsbescherming

In de Wet natuurbescherming worden de zogenoemde Natura 2000-gebieden beschermd. Natura 2000 is de overkoepelende naam voor gebieden die worden beschermd vanuit de Vogel- en Habitatrichtlijn. Volgens deze Europese richtlijnen moeten lidstaten specifieke diersoorten en hun natuurlijke leefomgeving (habitat) beschermen om de biodiversiteit te behouden. Natura 2000-gebieden kennen een zogenaamde 'externe werking'. Dit betekent dat ontwikkelingen die buiten de begrenzing van de Natura 2000-gebieden gelegen zijn, ook getoetst moeten worden of er significant negatieve effecten optreden op het betreffende gebied.


Soortenbescherming

Een hoofdstuk in de Wet natuurbescherming regelt de bescherming van de in het wild voorkomende inheemse planten en dieren: de soortenbescherming. De wet richt zich vooral op het in stand houden van populaties van soorten die bescherming behoeven. In de wet zijn algemene en specifieke verboden vastgelegd ten aanzien van beschermde dier- en plantensoorten. Bekeken moet worden in hoeverre ruimtelijke plannen negatieve gevolgen hebben op beschermde dier- en plantensoorten en of er compenserende of mitigerende maatregelen genomen moeten worden. De wet geeft de mogelijkheid aan provincies om voor een bepaald aantal soorten via een verordening een algemene vrijstelling op bepaalde verbodsbepalingen te geven.

Daarnaast geldt voor iedereen in Nederland altijd, dus ook los van het voorliggende beoogde ruimtelijke project, dat de zorgplicht nageleefd moet worden bij het verrichten van werkzaamheden. Voor menige soort geldt dat indien deze zorgplicht nagekomen wordt een bepaald beoogd project uitvoerbaar is.

Planspecifiek

Gebiedsbescherming

Om de gevolgen van het plan op beschermde Natura 2000-gebieden te beoordelen, is atlasleefomgeving.nl geraadpleegd. Navolgende afbeelding toont een uitsnede van deze website met de in de omgeving aanwezige Natura 2000-gebieden.

afbeelding "i_NL.IMRO.1982.WPBuVdBoschweg7-VA01_0012.png"

Uitsnede kaart 'Natura 2000-gebieden' (bron: atlasleefomgeving.nl)

Op de afbeelding is zichtbaar dat op circa 600 meter ten oosten van het plangebied het Natura 2000-gebied 'Oeffelter Meent' gelegen is. Gezien de kleinschaligheid en de aard van de ontwikkeling kunnen negatieve effecten met betrekking tot gebiedsbescherming uitgesloten worden.

Soortenbescherming

Ten aanzien van de voorgenomen ontwikkeling is een Quickscan Flora en Fauna uitgevoerd (zie bijlage 8). Op basis van de Quickscan wordt geconcludeerd dat voorafgaand aan de werkzaamheden aanvullend ecologisch onderzoek benodigd is naar de huismus, kerkuil, steenuil, vleermuizen en steenmarter. Voor overige beschermde soorten zijn er in ieder geval geen negatieve effecten. Er dient rekening gehouden te worden met de algemene zorgplicht. Het wijzigingsplan is uitvoerbaar omdat er geen reden is om aan te nemen dat een eventueel benodigde ontheffing Wnb niet zou worden verleend, na het treffen van eventueel benodigde maatregelen.

Het initiatief is uitvoerbaar vanuit het aspect ecologie.

4.4 Verkeer

Verkeersgeneratie

Onderdeel van goede ruimtelijke ordening is het effect van een beoogd nieuw project op de verkeersstructuur. Als gevolg van de extra woning binnen de boerderij neemt het aantal verkeersbewegingen zeer beperkt toe. De Van den Boschweg en het aangrenzende wegennet kunnen deze beperkte toename goed aan.

Parkeren

Wat betreft parkeren geldt in het plangebied het 'Paraplubestemmingsplan Parkeren' (2020) waarbinnen de parkeernormen van de 'Nota parkeernormen 2016-2023' van de gemeente Cuijk gelden. Hierin is opgenomen dat per twee-onder-een-kap woning in het buitengebied een norm geldt van 2,2 parkeerplaats. De parkeerbehoefte komt daarmee uit op 4,4, afgerond 5 parkeerplaatsen. In het plan is voldoende ruimte voor 5 parkeerplaatsen op eigen terrein, aan de achterzijde van de boerderij (zie beplantingsplan). Hiermee wordt voldaan aan de parkeerbehoefte.

Het initiatief is uitvoerbaar ten aanzien van het aspect verkeer.

4.5 Cultuurhistorie En Archeologie

In elk bestemmingsplan moet een beschrijving worden opgenomen van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden wordt omgegaan. Denk aan aanwezige monumenten, historische gebieden, kenmerkende (straat)beelden en landschapselementen. Bij het maken van plannen kan ook (weer) rekening gehouden worden met al deze elementen die er vroeger wel waren maar nu niet meer. Een bijzonder onderdeel van cultuurhistorie is archeologie.

Cultuurhistorie

Het belang van cultuurhistorie is wettelijk vastgelegd in het Besluit ruimtelijke ordening. Het Besluit geeft aan dat “een beschrijving van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden” in het bestemmingsplan opgenomen moet worden. Het voornaamste doel hiervan is om het cultuurhistorische karakter van Nederland op gebiedsniveau te behouden en te versterken.

Archeologie

De bescherming van archeologische waarden bij ruimtelijke ontwikkelingen is geregeld in de Erfgoedwet. De essentie van de wettelijke bescherming is dat archeologische resten zoveel mogelijk in de bodem bewaard blijven. Bij ruimtelijke plannen geldt de verplichting om rekening te houden met bekende en te verwachten archeologische waarden. Indien ingrepen gepaard gaan met een verstoring van de bodem, kan het nodig zijn om nader onderzoek te doen, zodat - waar nodig - de archeologische waarden veiliggesteld kunnen worden en/of het plan aangepast kan worden. De verantwoordelijkheid voor archeologische waarden ligt bij de gemeente.

Op basis van artikel 5.10 van de Erfgoedwet zijn mogelijke (toevals)vondsten bij het verrichten van werkzaamheden in de bodem altijd beschermd. Er geldt een meldingsplicht bij het vinden van (mogelijke) waardevolle zaken.

Planspecifiek

Cultuurhistorie

Zoals ook uit de bouwhistorische verkenning uit bijlage 1 blijkt is de langgevelboerderij van cultuurhistorische betekenis (zie toelichting in paragraaf 2.2), wel is het gebouw in slechte staat. Een locatiebezoek heeft echter uitgewezen dat de meeste cultuurhistorisch waardevolle elementen niet behouden kunnen blijven in een bewoonbaar gebouw. Het pand zal gerenoveerd moeten worden om bewoonbaar te worden. Daarmee gaan de meeste cultuurhistorisch waardevolle elementen verloren. Wat wel behouden kan blijven is de voorgevel. Deze blijft met voorliggend plan in ieder geval beschermd met de aanduiding 'karakteristiek'. De bedrijfsbebouwing (waaronder de paardenstal) is niet aangeduid als 'karakteristiek' en vertegenwoordigt op zichzelf geen specifieke cultuurhistorische waarde. Sloop van de bedrijfsgebouwen leidt daarmee niet tot aantasting in het kader van cultuurhistorie.

Met de splitsing wordt bewoning van het pand betaalbaarder en toegankelijker. Hierdoor kan de boerderij in de toekomst beter in stand worden gehouden.

Gelet op het voorgaande wordt geconcludeerd dat het plan rekening houdt met de cultuurhistorische waarden. Er zijn geen belemmeringen voor het plan ten aanzien van cultuurhistorie.

Archeologie

De woningsplitsing vindt plaats binnen de bestaande boerderij. Voor het plangebied is op grond van het vigerende bestemmingsplan de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 5' van toepassing. Voor deze dubbelbestemming geldt een onderzoeksgrens van 2.500 m² opgenomen. Deze dubbelbestemming zal in voorliggend plan worden overgenomen zodat de mogelijke archeologische resten in de bodem ook bij toekomstige werkzaamheden beschermd blijven. Het initiatief heeft geen negatief effect vanuit het aspect archeologie.

Conclusie

Het initiatief is uitvoerbaar vanuit het aspect cultuurhistorie en archeologie.

4.6 Economische Uitvoerbaarheid

Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan dient, op grond van artikel 3.1.6 lid 1, sub f van het Bro, onderzoek plaats te vinden naar de (economische) uitvoerbaarheid van het plan. In principe dient bij vaststelling van een ruimtelijk besluit tevens een exploitatieplan vastgesteld te worden om verhaal van plankosten zeker te stellen. Op basis van 'afdeling 6.4 grondexploitatie', artikel 6.12, lid 2 van de Wro kan de gemeenteraad bij het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan echter besluiten geen exploitatieplan vast te stellen indien:

  • het verhaal van kosten van de grondexploitatie over de in het plan of besluit begrepen gronden anderszins verzekerd is;
  • het bepalen van een tijdvak of fasering als bedoeld in artikel 6.13, eerste lid, onder c, 4°, onderscheidenlijk 5°, niet noodzakelijk is;
  • het stellen van eisen, regels, of een uitwerking van regels als bedoeld in artikel 6.13, tweede lid, onderscheidenlijk b, c of d, niet noodzakelijk is.

Planspecifiek

De ontwikkelingskosten komen geheel voor rekening van de initiatiefnemer. Hiertoe zal de gemeente voorafgaand aan de planologische procedure met de initiatiefnemer een exploitatieovereenkomst afsluiten. Voor de realisatie van het plan hoeft de gemeente geen investering te doen. De kosten die door de gemeente gemaakt worden voor het voeren van de planologische procedure zijn verrekend in de leges. Eventuele extra gemeentelijke kosten worden gedekt door de exploitatieovereenkomst.

Tevens zal een overeenkomst betreffende planschade worden afgesloten. Deze kosten komen eveneens geheel voor rekening van de initiatiefnemer.

Op basis van het bovenstaande kan geconcludeerd worden dat het plan economisch uitvoerbaar is.

Hoofdstuk 5 Juridische Planbeschrijving

5.1 Algemeen

Het wijzigingsplan is opgezet volgens de in de Wet ruimtelijke ordening opgenomen standaardvorm van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingplannen 2012 (SVBP 2012).

Het wijzigingsplan bestaat uit een verbeelding, planregels en een toelichting. De verbeelding en de planregels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het wijzigingsplan. Beide planonderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast. Op de verbeelding zijn de bestemmingen aangewezen. Aan deze bestemmingen zijn bouwregels en regels betreffende het gebruik gekoppeld.

De toelichting heeft geen rechtskracht, maar is wel een belangrijk onderdeel van het plan. De toelichting geeft een weergave van de beweegredenen, de onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten die aan dit plan ten grondslag liggen. De toelichting is van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing.

Daarnaast maken ook eventuele bijlagen onlosmakelijk onderdeel uit van het wijzigingsplan.

Verbeelding

De verbeelding is een digitale kaart, waarop bestemmingen en aanduidingen zijn weergegeven. Aanduidingen worden gebruikt om bepaalde zaken specifieker te regelen, bijvoorbeeld in de vorm van gebiedsaanduidingen, bouwaanduidingen, bouwvlakken, functieaanduidingen etc.

Voor de analoge verbeelding is gebruik gemaakt van een digitale ondergrond (Grootschalige Basiskaart en/of kadastrale kaart). Daar waar een verschil is tussen de digitale en de analoge verbeelding, is de digitale versie leidend.

Regels

De planregels zijn standaard onderverdeeld in vier hoofdstukken.

  • Hoofdstuk I : Inleidende regels, deze bevatten de begrippen en wijze van meten;
  • Hoofdstuk II: Bestemmingsregels, dit zijn de verschillende bestemmingen op alfabetische volgorde. De regels bevatten een bestemmingsomschrijving en regels voor het bouwen en het gebruik.
  • Hoofdstuk III: Algemene regels, dit zijn regels die gelden voor alle bestemmingen. Dit zijn onder meer (mogelijke) flexibiliteitsbepalingen in de vorm van wijzigings- en afwijkingsbevoegdheden.
  • Hoofdstuk IV: Overgangs- en slotbepalingen.

5.2 Wijze Van Bestemmen

Voorliggend bestemmingsplan sluit aan bij de regels van het bestemmingsplan 'Buitengebied 2010, Herziening 2016'. Voorliggend plan bevat de volgende bestemmingen:

  • 'Wonen'; om twee woningen toe te staan binnen de langgevelboerderij is op de verbeelding met de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' bepaald dat er 2 woningen zijn toegestaan.
  • De dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 5'.
  • De dubbelbestemming 'Waterstaat - Stroomvoerend rivierbed'.
  • gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - waterstaatswerk' ter plaatse van beschermingszone A en B van de dijk.
  • gebiedsaanduiding 'dassencorridor'.
  • gebiedsaanduiding 'radarverstoringsgebied'.
  • gebiedsaanduiding 'zonering natura2000-gebied'.

In het plan is de landschappelijke inpassing als voorwaardelijke verplichting opgenomen. De inpassing is te vinden in de bijlagen bij de regels.

Met dit hoofdstuk is voldaan aan artikel 3.1.3 van het Bro.

Hoofdstuk 6 Procedure

6.1 Algemeen

Bij de voorbereiding van een (voor)ontwerp bestemmingsplan dient overleg te worden gevoerd als bedoeld in artikel 3.1.1 Bro. Dit is het vooroverleg, waarin het conceptplan wordt voorgelegd aan het waterschap en aan die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn. Voor wat kleinere plannen kan, in overleg, afgezien worden van dit overleg.

Op basis van artikel 3.1.6 Bro dient verslag te worden gedaan van de wijze waarop burgers en maatschappelijke organisaties bij de voorbereiding van het bestemmingsplan zijn betrokken. Dit is de inspraak. Van (formele) inspraak kan, zeker bij wat kleinere plannen, worden afgezien. De gemeentelijke inspraakverordening is daarbij ook van belang.

Een ontwerpbestemmingsplan dient conform afdeling 3.4 Awb gedurende 6 weken ter inzage gelegd te worden. Hierbij is er de mogelijkheid voor een ieder om zienswijzen in te dienen op het plan. Na vaststelling door het college wordt het vaststellingsbesluit bekend gemaakt. Het bestemmingsplan ligt na bekendmaking 6 weken ter inzage. Gedurende deze termijn is er de mogelijkheid voor belanghebbenden beroep in te dienen bij de Afdeling bestuursrechtspraak Raad van State. Het bestemmingsplan treedt vervolgens daags na afloop van de tervisielegging in werking als er geen beroep is ingesteld.

6.2 Verslag Vooroverleg Ex Artikel 3.1.1 Bro

Het plan wordt in het kader van het wettelijk vooroverleg voorgelegd aan de belanghebbende instanties.

6.3 Verslag Inspraak Ex Artikel 3.1.6 Bro

Ten aanzien van het initiatief is een omgevingsdialoog uitgevoerd. Het verslag hiervan is terug te vinden in bijlage 9. Uit het verslag blijkt dat vanuit de omgeving positief gereageerd wordt op het initiatief.

6.4 Verslag Zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan heeft met ingang van 30 december 2023 voor een periode van 6 weken ter inzage gelegen. De provincie Noord-Brabant en Rijkswaterstaat hebben zienswijzen ingediend. Daarnaast heeft het waterschap gedurende deze periode nog opmerkingen gemaakt, die zijn verwerkt in het plan. In de nota van zienswijzen, die onderdeel is van het vaststellingsbesluit, is de beantwoording van de zienswijzen opgenomen.

Bijlage 1 Beplantingsplan

Bijlage 1 Beplantingsplan

Bijlage 1 Bouwhistorisch Onderzoek

Bijlage 1 Bouwhistorisch onderzoek

Bijlage 2 Erfbeplantingsplan

Bijlage 2 Erfbeplantingsplan

Bijlage 3 Bewijsvoering Maatwerktitel Rvr

Bijlage 3 Bewijsvoering maatwerktitel RvR

Bijlage 4 Bodemonderzoek

Bijlage 4 Bodemonderzoek

Bijlage 5 Uitkomst Digitale Watertoets

Bijlage 5 Uitkomst digitale watertoets

Bijlage 6 Watertoets

Bijlage 6 Watertoets

Bijlage 7 Watervergunning

Bijlage 7 Watervergunning

Bijlage 8 Quickscan Flora En Fauna

Bijlage 8 Quickscan Flora en Fauna

Bijlage 9 Omgevingsdialoog

Bijlage 9 Omgevingsdialoog