KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Artikel 3 Uitmetingsverschillen
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 4 Bedrijf
Artikel 5 Bedrijventerrein
Artikel 6 Groen
Artikel 7 Verkeer
Artikel 8 Water
Artikel 9 Wonen
Artikel 10 Leiding - Hoogspanningsverbinding
Artikel 11 Waarde - Archeologie 1
Artikel 12 Waarde - Archeologie 2
Artikel 13 Waterstaat - Waterkering
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 14 Anti-dubbeltelbepaling
Artikel 15 Uitsluiting Aanvullende Werking Bouwverordening
Artikel 16 Algemene Afwijkingsbevoegdheid
Artikel 17 Algemene Wijzigingsregel
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 18 Overgangsrecht
Artikel 19 Slotregel
Bijlagen
Bijlage 1 Lijst Van Bedrijfstypen
Bijlage 2 Lijst Van Bedrijfstypen Wonen-werken
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding Tot Nieuw Bestemmingsplan
1.2 Begrenzing Plangebied
1.3 Doel Van Het Bestemmingsplan
1.4 Ontstaansgeschiedenis
Hoofdstuk 2 De Ruimtelijk-functionele Structuur Van Driebond
2.1 Ruimtelijke Structuur
2.2 Bedrijvigheid
2.3 Openbare Ruimte
2.4 Verkeersstructuur
Hoofdstuk 3 Randvoorwaarden
3.1 Archeologie
3.2 Ecologie
3.3 Water
3.4 Milieu
3.5 Kabels En Leidingen
Hoofdstuk 4 Juridische Toelichting
4.1 Algemeen
4.2 Geldende Bestemmingsplannen
4.3 Toelichting Op De Artikelen
Hoofdstuk 5 Inspraak En Overleg
5.1 Inspraak
5.2 Overleg
Hoofdstuk 6 Economische Uitvoerbaarheid / Exploitatie
Bijlagen
Bijlage 1 Onderzoek Luchtkwaliteit
Bijlage 2 Akoestisch Onderzoek
Bijlage 3 Inspraakverslag

bedrijventerrein Driebond

Bestemmingsplan - Groningen

Onherroepelijk op 09-09-2011 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan:

het bestemmingsplan Bedrijventerrein Driebond van de gemeente Groningen.

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0014.BP465bedrDriebond-oh01 met de bijbehorende regels.

1.3 de kaart:

de plankaart van het bestemmingsplan Bedrijventerrein Driebond, bestaande uit één kaartblad.

1.4 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.5 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.6 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.7 bebouwingspercentage:

een op de kaart of in de regels aangegeven percentage, dat de grootte aangeeft van het deel van een bouwperceel, dat ten hoogste mag worden bebouwd.

1.8 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

1.9 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.10 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

1.11 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.12 bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel.

1.13 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.14 maatvoeringsgrens:

een op de kaart aangegeven lijn, die de grens aanduidt van een maatvoeringsvlak.

1.15 maatvoeringsvlak:

een op de kaart geheel of gedeeltelijk door maatvoeringsgrenzen omsloten vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waarop bebouwingsregelingen van eenzelfde aard van toepassing zijn.

1.16 aan huis verbonden beroep:

het beroepsmatig uitoefenen van activiteiten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en/ of de daarbij behorende aangebouwde bijbehorende bouwwerken kan worden uitgeoefend, mits:
1. het beroep door de bewoner van het pand wordt uitgeoefend, en
2. de woonfunctie in overwegende mate intact blijft, en
3. waarbij het beroep een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft, die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.17 achtererfgebied:

erf aan de achterkant en de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1 meter van de voorkant, van het hoofdgebouw.

1.18 additionele voorzieningen:

voorzieningen, die een onderdeel vormen van en ondergeschikt zijn aan een bestemming of functie.

1.19 archeologische waarden:

de aan een gebied toegekende waarden in verband met de in dat gebied voorkomende archeologische relicten.

1.20 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.21 bedrijfsgebouw:

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf.

1.22 bedrijfsvloeroppervlakte:

de totale vloeroppervlakte van de ruimte binnen een functie die wordt gebruikt voor een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke.

1.23 bedrijfswoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is.

1.24 beperkt kwetsbaar object:

een object waarvoor ingevolge het besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden.

1.25 bodemingrepen:

werken en werkzaamheden waarvan mag worden aangenomen dat zij het bodemarchief kunnen aantasten.

1.26 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.27 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw.

1.28 bouwmarkt:

een al dan niet overdekte verkoopruimte waarop het volledige assortiment aan bouwmaterialen en doe-het-zelf artikelen uit voorraad wordt aangeboden, met een minimum verkoopvloeroppervlakte van 1000 m2.

1.29 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.30 bruto vloeroppervlakte:

de som van de oppervlaktes van alle bouwlagen van een gebouw, gemeten op de vloer van de bouwlaag, tussen de binnenzijde van de gevelmuren.

1.31 bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.

1.32 dak:

iedere bovenbeëindiging van een gebouw.

1.33 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.34 detailhandel in auto's, boten en caravans:

detailhandel in auto's en motoren, boten en caravans en daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen zoals accessoires, onderhoudsmiddelen, onderdelen en/of materialen.

1.35 detailhandel in grove bouwmaterialen:

detailhandel in materialen voor de ruwbouw van gebouwen en dergelijke zoals stenen, zand, beton, bestratingsmateriaal en hout.

1.36 detailhandel in motorbrandstoffen:

detailhandel in motorbrandstoffen, waaronder begrepen smeermiddelen voor motorvoertuigen en benodigdheden voor gebruik, reiniging of spoedeisende reparaties van motorvoertuigen alsmede accessoires daarvoor en daaraan ondergeschikt detailhandel in voedings- en genotmiddelen.

1.37 detailhandel in volumineuze goederen:

detailhandel die vanwege de omvang van de gevoerde artikelen een groot oppervlak nodig heeft voor de uitstalling, zoals verkoop van auto's, boten, caravans, tuininrichtingsartikelen, grove bouwmaterialen, keukens en sanitair.

1.38 dienstverlening:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder ook een belwinkel en een internetcafé.

1.39 erf:

het al dan niet bebouwde perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw.

1.40 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.41 geluidsgevoelige objecten:

woningen, andere geluidsgevoelige gebouwen en geluidsgevoelige terreinen, als bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder.

1.42 geluidszoneringplichtige inrichting:

een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld.

1.43 groothandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan wederverkopers, dan wel aan instellingen of personen ter aanwending in een andere bedrijfsactiviteit.

1.44 kantoor:

een ruimte die dient voor de uitoefening van administratieve, boekhoudkundige, financiële, organisatorische en/of zakelijke dienstverlening - niet zijnde detailhandel - al dan niet met een publiekgerichte baliefunctie.

1.45 kap:

een door tenminste één hellend dakvlak omsloten dak dat meer dan 50% van de bovenste vloerlaag van de onderliggende verdieping omvat.

1.46 kleinschalige bedrijfsmatige activiteit:

bedrijvigheid, die door zijn beperkte omvang in of bij een woning met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend.

1.47 kwetsbaar object:

een object waarvoor ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een grenswaarde voor het risico c.q. een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, die in acht genomen moet worden.

1.48 ligplaats:

een bij een bestemmingsplan aangewezen plaats in het water, die door een woonschip wordt ingenomen.

1.49 peil:

voor een bouwwerk op een bouwperceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;

voor een bouwwerk op een bouwperceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;

voor schepen: de waterspiegel.

1.50 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.51 risicovolle inrichting:

een inrichting, bij welke ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten.

1.52 standplaats:

een kavel, bestemd voor het plaatsen van een woonwagen, waarop voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingnet van de openbare nutsbedrijven, andere instellingen of van gemeenten kunnen worden aangesloten.

1.53 verkooppunt van motorbrandstoffen:

een inrichting voor de uitoefening van detailhandel in motorbrandstoffen, waaronder begrepen smeermiddelen voor motorvoertuigen en benodigdheden voor gebruik, reiniging of spoedeisende reparaties van motorvoertuigen alsmede accessoires daarvoor en daaraan ondergeschikt detailhandel in voedings- en genotmiddelen.

1.54 verkoopvloeroppervlakte (vvo):

de voor het publiek zichtbare en toegankelijke besloten winkelruimte ten behoeve van de detailhandel.

1.55 voorerfgebied:

erf dat geen onderdeel is van het achtererfgebied.

1.56 voorgevel:

de naar de weg toegekeerde gevel van een gebouw, of indien een perceel met meerdere zijden aan de weg grenst, de gevel aan de zijde van de weg, waarop de hoofdtoegang van het gebouw is ontsloten.

1.57 woonschip:

een schip uitsluitend of hoofdzakelijk als woning gebruikt of tot woning bestemd.

1.58 woonwagen:

voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst.

1.59 zakelijke dienstverlening:

het verlenen van diensten in een kantoorachtige omgeving op administratief, financieel en juridisch gebied, alsmede op het gebied van de informatie- en communicatietechnologie, de verhuur en handel in onroerend goed, architecten-, onderzoeks-, marketing-, uitzend- en beveiligingsbureaus en daarmee naar de aard vergelijkbare vormen van dienstverlening.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 lengte, breedte en diepte van een gebouw:

tussen (de lijnen, getrokken door) de buitenzijde van de gevelvlakken en / of de buitenkant dakoverstek en/of het hart van de gemeenschappelijke scheidingsmuren.

2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.3 horizontale diepte van een gebouw:

de lengte van een gebouw, gemeten loodrecht vanaf de naar de weg gekeerde gevel.

2.4 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.5 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.6 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.7 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.8 bruto vloeroppervlakte van een bouwlaag:

op de vloer van de bouwlaag, tussen de binnenzijde van de gevelmuren.

2.9 de hoogte van een windturbine:

vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.

Artikel 3 Uitmetingsverschillen

Voorzover op de kaart niet anders is aangegeven, wordt de vaststelling van afmetingen bepaald door middel van meting op de kaart, met dien verstande dat:

  1. a. de maatbepaling tot op 1 meter nauwkeurig geschiedt, en
  2. b. de maat van de openbare ruimte wordt berekend naar de ter plaatse geldende werkelijke situatie, behoudens indien de grenslijn van de bebouwing niet in de bestaande voorgevellijn is geprojecteerd.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 4 Bedrijf

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bedrijven die zijn genoemd in de categorieën 1, 2, 3.1 en 3.2 van de bij dit plan behorende Lijst, met dien verstande dat
    1. 1. geluidszoneringsplichtige en risicovolle inrichtingen niet zijn toegestaan;
    2. 2. maximaal 50% van de bruto vloeroppervlakte mag bestaan uit kantoorruimte die ten dienste staat aan het ter plaatse gevestigde bedrijf;
  2. b. één bedrijfswoning, dan wel maximaal twee standplaatsen voor bedrijfswoonwagens;
  3. c. additionele voorzieningen.

4.2 Bouwregels

4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

a. de verblijfssituatie:

Ten aanzien van de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen dient rekening gehouden te worden met het instandhouden c.q. tot stand brengen van een redelijke lichttoetreding, alsmede de aanwezigheid van voldoende privacy;

b. het straat- en bebouwingsbeeld:

Ten aanzien van de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen dient te worden gestreefd naar het instandhouden c.q. tot stand brengen van een, in stedenbouwkundig opzicht, samenhangend straat- en bebouwingsbeeld. In het algemeen zal bij bebouwing worden gestreefd naar:

  • een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte;
  • een goede hoogte-breedteverhouding tussen de bebouwing onderling en een samenhang in bouwvorm/architectonisch beeld tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar georiënteerd is;

c. de verkeersveiligheid:

Ten aanzien van de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen dient rekening te worden gehouden met het instandhouden c.q. tot stand brengen van een verkeersveilige situatie;

d. de sociale veiligheid:

Ten aanzien van de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen dient te worden voorkomen dat een ruimtelijke situatie ontstaat die onoverzichtelijk, onherkenbaar en niet sociaal controleerbaar is;

e. de milieusituatie:

Ten aanzien van de binnen een bestemming toegelaten gebruiksvormen dient rekening te worden gehouden met de milieuaspecten, zoals hinder voor omwonenden en een verkeersaantrekkende werking;

f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden:

Ten aanzien van de binnen een bestemming toegelaten gebruiksvormen dient rekening te worden gehouden met de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, indien deze daardoor kunnen worden beïnvloed.

4.4 Afwijken van de bouwregels

4.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met een bestemmingsplan, zoals bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijven, behorende tot een andere categorie dan die welke volgens lid 4.1 onder a. zijn toegestaan;
  2. b. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel;
  3. c. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bewoning anders dan als een bedrijfswoning of bedrijfswoonwagenstandplaats;
  4. d. het gebruik van de gronden voor recreatief nachtverblijf.

4.6 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  1. a. het bepaalde in lid 4.5 onder a. juncto lid 4.1 onder a voor de vestiging van bedrijven die naar de aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die zijn genoemd in de categorieën 1, 2, 3.1 en 3.2 van de bij dit plan behorende Lijst van bedrijfstypen, mits het geen geluidszoneringplichtige of risicovolle inrichtingen betreft;
  2. b. het bepaalde in lid 4.5 onder a, juncto lid 4.1 onder a, ten behoeve van de vestiging van bedrijven, die niet in de Lijst van bedrijfstypen zijn opgenomen, maar naar hun aard en invloed op de omgeving kunnen worden gelijkgesteld met de bedrijven, die voorkomen in de in lid 5.1 onder a genoemde categorieën, mits het niet betreft geluidzoneringsplichtige of risicovolle inrichtingen;
  3. c. het bepaalde in lid 4.1 onder a.2 ten behoeve van het toestaan van maximaal 70% van de bruto vloeroppervlakte voor kantoorruimte die ten dienste staat aan het ter plaatse gevestigde bedrijf.

Artikel 5 Bedrijventerrein

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bedrijven als bedoeld in de categorieën 1, 2, 3.1 en 3.2 van de bij dit plan behorende Lijst van, met dien verstande dat
    1. 1. geluidszoneringsplichtige en risicovolle inrichtingen niet zijn toegestaan;
    2. 2. maximaal 50% van de bruto vloeroppervlakte mag bestaan uit kantoorruimte die ten dienste staat aan het ter plaatse gevestigde bedrijf;
  2. b. detailhandel in volumineuze goederen, waaronder uitsluitend wordt verstaan:
    1. 1. detailhandel in auto's, boten en caravans;
    2. 2. detailhandel in landbouwwerktuigen;
    3. 3. detailhandel in grove bouwmaterialen;

met dien verstande dat detailhandel in niet-volumineus, branchevreemd assortiment als onzelfstandig onderdeel van een ter plaatse gevestigd volumineus detailhandelsbedrijf is toegestaan, mits de omvang niet meer bedraagt dan 10% van de totale verkoopvloeroppervlakte, tot een maximum van 500 m2 per vestiging.

  1. c. kantoren tot een maximum van 500 m2 bruto vloeroppervlakte per perceel;
  2. d. bouwmarkten, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel-bouwmarkt';
  3. e. onderwijs, ter plaatse van de aanduiding 'onderwijs';
  4. f. een bedrijfswoning, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  5. g. detailhandel in automaterialen, ter plaatse van de aanduding 'specifieke vorm van detailhandel - automaterialen';
  6. h. een verkooppunt voor motorbrandstoffen zonder lpg, ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg';
  7. i. groenvoorzieningen;
  8. j. additionele voorzieningen.

5.2 Bouwregels

5.3 Nadere eisen

5.4 Afwijken van de bouwregels

5.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met een bestemmingsplan, zoals bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijven, behorende tot een andere categorie dan die welke volgens lid 5.1 onder a, zijn toegestaan;
  2. b. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, anders dan de detailhandel genoemd in lid 5.1 onder b;
  3. c. het gebruik van gronden ten behoeve van standplaatsen voor woonwagens dan wel het gebruik van gronden anderszins voor bewoning.

5.6 Afwijken van de gebruiksregels

5.7 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen ten behoeve van één of meer verkooppunten van motorbrandstoffen zonder lpg, onder de voorwaarde dat:

  1. a. de bouwhoogte van de gebouwen maximaal 5 meter mag bedragen;
  2. b. de verkoopvloeroppervlakte van de gebouwen maximaal 80 m2 mag bedragen, met dien verstande dat burgemeester en wethouders bij een omgevingsvergunning hiervan kunnen afwijken voor een verkoopvloeroppervlakte van maximaal 120 m2, mits deze oppervlakte noodzakelijk is in verband met de omvang van de ter plaatse uitgeoefende detailhandelsactiviteiten, ruimtelijk op acceptabele wijze kan worden ingepast, uit verkeerskundig oogpunt aanvaardbaar is en geen onevenredige afbreuk doet aan het woon- en leefklimaat.

Bij de beoordeling van een wijzigingsplan voor een verkooppunt van motorbrandstoffen worden de volgende aspecten betrokken:

a. ruimtelijke inpasbaarheid:

Het verkooppunt van motorbrandstoffen dient ruimtelijk inpasbaar te zijn. Dit houdt onder meer in dat het perceel, waarop deze functie wordt uitgeoefend, van een voldoende omvang dient te zijn met het oog op de plaatsing van gebouwen en installaties en het verwerken van het verkeer. De aanwezigheid van het verkooppunt mag er niet toe leiden, dat een bestaand gebouw niet meer voldoet aan de daarvoor geldende parkeereisen.

b. verkeerskundige aspecten:

Er dient rekening te worden gehouden met de verkeersaantrekkende werking van het verkooppunt in relatie tot de capaciteit en verkeersintensiteit van het omliggende wegennet. Daarbij dient de ontsluiting van het verkooppunt zodanig te zijn, dat de verkeersveiligheid en doorstroming van het verkeer zijn gewaarborgd.

c. milieu:

De afstand tot een kwetsbaar of beperkt kwetsbaar object moet zodanig zijn, dat een goed woon- en leefmilieu en de veiligheid zijn gewaarborgd.

Artikel 6 Groen

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groenvoorzieningen;
  2. b. bermen en beplantingen;
  3. c. recreatieve voorzieningen;
  4. d. fiets- en voetpaden;
  5. e. in- en uitritten;
  6. f. waterlopen en waterpartijen;
  7. g. additionele voorzieningen.

6.2 Bouwregels

6.3 Afwijken van de bouwregels

Artikel 7 Verkeer

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen, fiets- en voetpaden;
  2. b. parkeervoorzieningen;
  3. c. bermen, taluds, groenvoorzieningen en waterlopen;
  4. d. additionele voorzieningen.

7.2 Bouwregels

Artikel 8 Water

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. water;
  2. b. bermen en groenvoorzieningen;
  3. c. additionele voorzieningen, waaronder bruggen, dammen en/of duikers.

8.2 Bouwregels

Artikel 9 Wonen

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen;
  2. b. bijzondere vormen van huisvesting, zoals begeleid wonen en kamerverhuur;
  3. c. logies met ontbijt, met dien verstande dat deze functie uitsluitend mag worden uitgeoefend in het hoofdgebouw en ten dienste van deze functie maximaal twee (slaap)kamers voor toeristisch-recreatief nachtverblijf mogen worden gebruikt;
  4. d. additionele voorzieningen.

9.2 Bouwregels

9.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

a. de woonsituatie:

Ten aanzien van de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen dient rekening gehouden te worden met het instandhouden c.q. tot stand brengen van een redelijke lichttoetreding, alsmede de aanwezigheid van voldoende privacy.

b. het straat- en bebouwingsbeeld:

Ten aanzien van de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen dient te worden gestreefd naar het instandhouden c.q. tot stand brengen van een, in stedenbouwkundig opzicht, samenhangend straat- en bebouwingsbeeld. In het algemeen zal bij bebouwing worden gestreefd naar:

  • een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte;
  • een goede hoogte-breedteverhouding tussen de bebouwing onderling en een samenhang in bouwvorm/architectonisch beeld tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar georiënteerd is.

c. de verkeersveiligheid:

Ten aanzien van de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen dient rekening te worden gehouden met het instandhouden c.q. tot stand brengen van een verkeersveilige situatie.

d. de sociale veiligheid:

Ten aanzien van de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen dient te worden voorkomen dat een ruimtelijke situatie ontstaat die onoverzichtelijk, onherkenbaar en niet sociaal controleerbaar is;

e. de milieusituatie:

Ten aanzien van de binnen een bestemming toegelaten gebruiksvormen dient rekening te worden gehouden met de milieuaspecten, zoals hinder voor omwonenden en een verkeersaantrekkende werking.

f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden:

Ten aanzien van de binnen een bestemming toegelaten gebruiksvormen dient rekening te worden gehouden met de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, indien deze daardoor kunnen worden beïnvloed.

9.4 Afwijken van de bouwregels

9.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met een bestemmingsplan, zoals bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning;
  2. b. het gebruik van aangebouwde bijbehorende bouwwerken voor zelfstandige bewoning;
  3. c. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van standplaatsen;
  4. d. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken ten behoeve van een aan huis verbonden;
  5. e. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsmatige activiteiten, voor zover dit niet uitdrukkelijk op grond van lid 9.1 is toegestaan.

9.6 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  1. a. het bepaalde in lid 9.5 onder d voor het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken ten behoeve van een aan huis verbonden beroep tot een maximum van 70m². Het gestelde in lid 9.4.2onder b, c, e en f is hierbij van overeenkomstige toepassing;
  2. b. het bepaalde in lid 9.5 onder e voor het gebruik van hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken ten behoeve van een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit tot een maximum van 70 m² en voor zover voorkomend op de bij dit plan behorende Lijst van bedrijfstypen wonen-werken. Het gestelde in lid 9.4.2 onder b, c, e en f is hierbij van overeenkomstige toepassing.

Artikel 10 Leiding - Hoogspanningsverbinding

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg, de instandhouding en bescherming van bovengrondse hoogspanningsleidingen.

10.2 Bouwregels

Er zijn wat de bebouwing betreft, in afwijking van de bepalingen bij de andere voorkomende bestemming(en), uitsluitend hoogspanningsmasten toegestaan met een maximale bouwhoogte van 62 meter.

10.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 10.2 ten behoeve van de bouw van in de andere bestemming(en) genoemde gebouwen en bouwwerken geen gebouw zijnde, na voorafgaande toestemming van de betreffende leidingbeheerder en mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het veilig en doelmatig functioneren van de hoogspanningsleiding.

Artikel 11 Waarde - Archeologie 1

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 1' aangewezen gronden zijn, naast het bepaalde in de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen, bestemd voor het behoud van archeologische waarden.

11.2 Bouwregels

Voor het bouwen van bouwwerken met een grotere oppervlakte dan 50m2 en een grotere diepte dan 0,40 meter beneden maaiveld, waarvoor een omgevingsvergunning is vereist, geldt dat deze uitsluitend mogen worden gebouwd nadat de aanvrager een archeologisch rapport heeft overlegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld. Indien archeologische waarden worden aangetroffen, dient een advies te worden ingewonnen ten aanzien van de voorgenomen werken bij een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.

11.3 Afwijken van de bouwregels

11.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden

11.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen door de bestemming Waarde - Archeologie 1 van de kaart te verwijderen indien op basis van archeologisch onderzoek door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

Artikel 12 Waarde - Archeologie 2

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, naast het bepaalde in de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen, bestemd voor het behoud van archeologische waarden.

12.2 Bouwregels

Voor het bouwen van bouwwerken met een grotere oppervlakte dan 200m2 en een grotere diepte dan 0,40 meter beneden maaiveld, waarvoor omgevingsvergunning is vereist, geldt dat deze uitsluitend mogen worden gebouwd nadat de aanvrager een archeologisch rapport heeft overlegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld. Indien archeologische waarden worden aangetroffen, dient een advies te worden ingewonnen ten aanzien van de voorgenomen werken bij een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.

12.3 Afwijken van de bouwregels

12.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden

12.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen door de bestemming 'Waarde - Archeologie 2' van de kaart te verwijderen indien op basis van archeologisch onderzoek door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

Artikel 13 Waterstaat - Waterkering

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor waterkering.

13.2 Bouwregels

Er zijn wat de bebouwing betreft, in afwijking van de bepalingen bij de andere voorkomende bestemming(en), uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan ten behoeve van waterkering, met dien verstande dat tevens gebouwen die ten tijde van de inwerkingtreding van het plan bestaan, zijn toegestaan.

13.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 13.2 ten behoeve van de bouw van in de andere bestemming(en) genoemde bouwwerken geen gebouw zijnde, na voorafgaand overleg met de betreffende waterbeheerder en mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het veilig en doelmatig functioneren van de waterkering.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 14 Anti-dubbeltelbepaling

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 15 Uitsluiting Aanvullende Werking Bouwverordening

De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behalve ten aanzien van de volgende onderwerpen:

  1. a. de richtlijnen voor het verlenen van vrijstelling van de stedenbouwkundige bepalingen;
  2. b. de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
  3. c. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
  4. d. de parkeergelegenheid en de laad- en losmogelijkheden;
  5. e. de ruimte tussen bouwwerken.

Artikel 16 Algemene Afwijkingsbevoegdheid

16.1 Afwijkingsbevoegdheid

Voorzover zulks niet op grond van een andere bepaling van de regels kan worden toegestaan, kunnen burgemeester en wethouders bij een omgevingsvergunning afwijken van de bepalingen van het plan:

  1. a. van de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot maximaal 10% van die maten, afmetingen en percentages;
  2. b. voor aanpassing in geringe mate van het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
  3. c. voor overschrijding van de bouwgrenzen:
    1. indien een meetverschil of de situatie ter plekke daartoe aanleiding geeft;
    2. ten behoeve van stoepen, toegangen, portieken, hellingbanen, buitentrappen, terrassen, erkers, balkons, luifels, hijsinrichtingen, lift- en trappenhuizen alsmede naar de aard vergelijkbare delen van bouwwerken;
  4. d. voor overschrijding van de bouwhoogte van gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen, mits:
    1. de oppervlakte van de vergroting maximaal 25 m² bedraagt;
    2. deze bouwhoogte met maximaal 25% wordt overschreden;
  5. e. voor het oprichten van kleine, niet voor bewoning bestemde, gebouwtjes voor zakelijke doeleinden, zoals kiosken en naar aard en omvang daarmee gelijk te stellen gebouwtjes, met een maximale inhoud van 50 m3;
  6. f. voor het oprichten van bouwwerken van openbaar nut, zoals abri's, telefooncellen, transformatorhuisjes, gasreduceerstations, verzamelcontainers voor flessen, oud papier e.d., en daarmee gelijk te stellen bouwwerken met een maximale inhoud van 200 m3;
  7. g. voor het realiseren van voorzieningen ten behoeve van de verkeers- en waterinfrastructuur;
  8. h. voor het oprichten van bouwwerken, geen gebouw zijnde, zoals vlaggenmasten, reclame-uitingen tot een maximale hoogte van 6 meter, gedenktekens, beeldhouwwerken en andere kunstuitingen;
  9. i. voor het innemen van een standplaats zoals bedoeld in de Algemene Plaatselijke Verordening;
  10. j. voor het oprichten van geluidwerende voorzieningen met een bouwhoogte van maximaal 4 meter;
  11. k. voor overschrijding van de toegestane bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot maximaal 10 meter vanaf peil, met dien verstande dat voor reclame-uitingen een maximale hoogte van 6 meter geldt;
  12. l. voor overschrijding van de toegestane bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten, tot maximaal 40 meter vanaf peil.

16.2 Voorwaarden voor afwijken

De in lid 16.1 genoemde ontheffingen kunnen slechts worden verleend, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  1. a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. b. de woonsituatie;
  3. c. de verkeersveiligheid;
  4. d. de sociale veiligheid;
  5. e. de milieusituatie;
  6. f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 17 Algemene Wijzigingsregel

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen door de gebiedsaanduiding 'geluidzone - industrie' geheel of gedeeltelijk van de kaart te verwijderen, mits de geluidszone Groningen Zuidoost dienovereenkomstig is gewijzigd.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 18 Overgangsrecht

18.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. 2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  3. 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

18.2 Overgangsrecht gebruik

  1. 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 19 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Bedrijventerrein Driebond.

Bijlagen

Bijlage 1 Lijst Van Bedrijfstypen

SBI-code volgnr omschrijving cat.
01 - LANDBOUW EN DIENSTVERLENING T.B.V. DE LANDBOUW
014 3 - plantsoenendiensten en hoveniersbedrijven: b.o. > 500 m² 3.1
014 4 - plantsoenendiensten en hoveniersbedrijven: b.o. <= 500 m² 2
15 - VERVAARDIGING VAN VOEDINGSMIDDELEN EN DRANKEN
151 0 Slachterijen en overige vleesverwerking:
151 1 - slachterijen en pluimveeslachterijen 3.2
151 2 - vetsmelterijen 5.2
151 3 - bewerkingsinrichting van darmen en vleesafval 4.2
151 4 - vleeswaren- en vleesconservenfabrieken: p.o. > 1000 m² 3.2
151 5 - vleeswaren- en vleesconservenfabrieken: p.o. <= 1000 m² 3.1
151 6 - vleeswaren- en vleesconservenfabrieken: p.o. <= 200 m² 3.1
151 7 - loonslachterijen 3.1
151 8 - vervaardiging van snacks en vervaardiging van kant-en-klaar-maaltijden met p.o. < 2.000 m² 3.1
152 0 Visverwerkingsbedrijven:
152 2 - conserveren 4.1
152 3 - roken 4.2
152 4 - verwerken anderszins: p.o.> 1000 m² 4.2
152 5 - verwerken anderszins: p.o. <= 1000 m² 3.2
152 6 - verwerken anderszins: p.o. <= 300 m² 3.1
1531 0 Aardappelprodukten fabrieken:
1531 1 - vervaardiging van aardappelproducten 4.2
1531 2 - vervaardiging van snacks met p.o. < 2.000 m² 3.1
1532, 1533 0 Groente- en fruitconservenfabrieken:
1532, 1533 1 - jam 3.2
1532, 1533 2 - groente algemeen 3.2
1532, 1533 3 - met koolsoorten 3.2
1532, 1533 4 - met drogerijen 4.2
1532, 1533 5 - met uienconservering (zoutinleggerij) 4.2
1541 0 Vervaardiging van ruwe plantaardige en dierlijke oliën en vetten:
1541 1 - p.c. < 250.000 t/j 4.1
1541 2 - p.c. >= 250.000 t/j 4.2 Z
1542 0 Raffinage van plantaardige en dierlijke oliën en vetten:
1542 1 - p.c. < 250.000 t/j 4.1
1542 2 - p.c. >= 250.000 t/j 4.2 Z
1543 0 Margarinefabrieken:
1543 1 - p.c. < 250.000 t/j 4.1
1543 2 - p.c. >= 250.000 t/j 4.2 Z
1551 0 Zuivelprodukten fabrieken:
1551 3 - melkprodukten fabrieken v.c. < 55.000 t/j 3.2
1551 4 - melkprodukten fabrieken v.c. >= 55.000 t/j 4.2 Z
1551 5 - overige zuivelprodukten fabrieken 4.2
1552 1 Consumptie-ijsfabrieken: p.o. > 200 m² 3.2
1552 2 - consumptie-ijsfabrieken: p.o. <= 200 m² 2
1561 0 Meelfabrieken:
1561 1 - p.c. >= 500 t/u 4.2 Z
1561 2 - p.c. < 500 t/u 4.1
1561 Grutterswarenfabrieken 4.1
1562 0 Zetmeelfabrieken:
1562 1 - p.c. < 10 t/u 4.1
1562 2 - p.c. >= 10 t/u 4.2 Z
1571 0 Veevoerfabrieken:
1571 3 - drogerijen (gras, pulp, groenvoeder, veevoeder) cap. < 10 t/u water 4.2
1571 5 - mengvoeder, p.c. < 100 t/u 4.1
1571 6 - mengvoeder, p.c. >= 100 t/u 4.2 Z
1572 Vervaardiging van voer voor huisdieren 4.1
1581 0 Broodfabrieken, brood- en banketbakkerijen:
1581 1 - v.c. < 2500 kg meel/week 2
1581 2 - v.c. >= 2500 kg meel/week 3.2
1582 Banket, biscuit- en koekfabrieken 3.2
1583 0 Suikerfabrieken:
1584 0 Verwerking cacaobonen en vervaardiging chocolade- en suikerwerk:
1584 2 - cacao- en chocoladefabrieken vervaardigen van chocoladewerken met p.o. < 2.000 m² 3.2
1584 4 - Suikerwerkfabrieken met suiker branden 4.2
1584 5 - Suikerwerkfabrieken zonder suiker branden: p.o. > 200 m² 3.2
1585 Deegwarenfabrieken 3.1
1586 0 Koffiebranderijen en theepakkerijen:
1586 2 - theepakkerijen 3.2
1587 Vervaardiging van azijn, specerijen en kruiden 4.1
1589 Vervaardiging van overige voedingsmiddelen 4.1
1589.1 Bakkerijgrondstoffenfabrieken 4.1
1589.2 0 Soep- en soeparomafabrieken:
1589.2 1 - zonder poederdrogen 3.2
1589.2 2 - met poederdrogen 4.2
1589.2 Bakmeel- en puddingpoederfabrieken 4.1
1591 Destilleerderijen en likeurstokerijen 4.2
1592 0 Vervaardiging van ethylalcohol door gisting:
1592 1 - p.c. < 5.000 t/j 4.1
1592 2 - p.c. >= 5.000 t/j 4.2
1596 Bierbrouwerijen 4.2
1597 Mouterijen 4.2
1598 Mineraalwater- en frisdrankfabrieken 3.2
16 - VERWERKING VAN TABAK
160 Tabakverwerkende industrie 4.1
17 - VERVAARDIGING VAN TEXTIEL
171 Bewerken en spinnen van textielvezels 3.2
172 0 Weven van textiel:
172 1 - aantal weefgetouwen < 50 3.2
172 2 - aantal weefgetouwen >= 50 4.2 Z
173 Textielveredelingsbedrijven 3.1
174, 175 Vervaardiging van textielwaren 3.1
1751 Tapijt-, kokos- en vloermattenfabrieken 4.1
176, 177 Vervaardiging van gebreide en gehaakte stoffen en artikelen 3.1
18 - VERVAARDIGING VAN KLEDING; BEREIDEN EN VERVEN VAN BONT
181 Vervaardiging kleding van leer 3.1
183 Bereiden en verven van bont; vervaardiging van artikelen van bont 3.1
19 - VERVAARDIGING VAN LEER EN LEDERWAREN (EXCL. KLEDING)
191 Lederfabrieken 4.2
192 Lederwarenfabrieken (excl. kleding en schoeisel) 3.1
193 Schoenenfabrieken 3.1
20 - HOUTINDUSTRIE EN VERVAARDIGING ARTIKELEN VAN HOUT, RIET, KURK E.D.
2010.1 Houtzagerijen 3.2
2010.2 0 Houtconserveringsbedrijven:
2010.2 1 - met creosootolie 4.1
2010.2 2 - met zoutoplossingen 3.1
202 Fineer- en plaatmaterialenfabrieken 3.2
203, 204, 205 0 Timmerwerkfabrieken, vervaardiging overige artikelen van hout 3.2
203, 204, 205 1 Timmerwerkfabrieken, vervaardiging overige artikelen van hout, p.o. < 200 m2 3.1
21 - VERVAARDIGING VAN PAPIER, KARTON EN PAPIER- EN KARTONWAREN
2111 Vervaardiging van pulp 4.1
2112 0 Papier- en kartonfabrieken:
2112 1 - p.c. < 3 t/u 3.1
2112 2 - p.c. 3 - 15 t/u 4.1 Z
2112 3 - p.c. >= 15 t/u 4.2 Z
212 Papier- en kartonwarenfabrieken 3.2
2121.2 0 Golfkartonfabrieken:
2121.2 1 - p.c. < 3 t/u 3.2
2121.2 2 - p.c. >= 3 t/u 4.1 Z
22 - UITGEVERIJEN, DRUKKERIJEN EN REPRODUKTIE VAN OPGENOMEN MEDIA
2221 Drukkerijen van dagbladen 3.2
2222 Drukkerijen (vlak- en rotatie-diepdrukkerijen) 3.2
23 - AARDOLIE-/STEENKOOLVERWERK. IND.; BEWERKING SPLIJT-/KWEEKSTOFFEN
2320.2 A Smeeroliën- en vettenfabrieken 3.2
2320.2 B Recyclingbedrijven voor afgewerkte olie 4.2
2320.2 C Aardolieproduktenfabrieken n.e.g. 4.2
24 - VERVAARDIGING VAN CHEMISCHE PRODUKTEN
2411 0 Vervaardiging van industriële gassen:
2412 Kleur- en verfstoffenfabrieken 4.1
2413 0 Anorg. chemische grondstoffenfabrieken:
2413 1 - niet vallend onder "post-Seveso-richtlijn" 4.2
2414.1 A0 Organ. chemische grondstoffenfabrieken:
2414.1 A1 - niet vallend onder "post-Seveso-richtlijn" 4.2
2414.1 B0 Methanolfabrieken:
2414.1 B1 - p.c. < 100.000 t/j 4.1
2414.1 B2 - p.c. >= 100.000 t/j 4.2 Z
2414.2 0 Vetzuren en alkanolenfabrieken (niet synth.):
2414.2 1 - p.c. < 50.000 t/j 4.2
242 0 Landbouwchemicaliënfabrieken:
243 Verf, lak en vernisfabrieken 4.2
2441 0 Farmaceutische grondstoffenfabrieken:
2441 1 - p.c. < 1.000 t/j 4.2
2442 0 Farmaceutische produktenfabrieken:
2442 1 - formulering en afvullen geneesmiddelen 3.1
2451 Zeep-, was- en reinigingsmiddelenfabrieken 4.2
2452 Parfumerie- en cosmeticafabrieken 4.2
2462 0 Lijm- en plakmiddelenfabrieken:
2462 1 - zonder dierlijke grondstoffen 3.2
2464 Fotochemische produktenfabrieken 3.2
2466 A Chemische kantoorbenodigdhedenfabrieken 3.1
2466 B Overige chemische produktenfabrieken n.e.g. 4.1
247 Kunstmatige synthetische garen- en vezelfabrieken 4.2
25 - VERVAARDIGING VAN PRODUKTEN VAN RUBBER EN KUNSTSTOF
2511 Rubberbandenfabrieken 4.2
2512 0 Loopvlakvernieuwingsbedrijven:
2512 1 - vloeropp. < 100 m2 3.1
2512 2 - vloeropp. >= 100 m2 4.1
2513 Rubber-artikelenfabrieken 3.2
252 0 Kunststofverwerkende bedrijven:
252 1 - zonder fenolharsen 4.1
252 2 - met fenolharsen 4.2
252 3 - productie van verpakkingsmateriaal en assemblage van kunststofbouwmaterialen 3.1
26 - VERVAARDIGING VAN GLAS, AARDEWERK, CEMENT-, KALK- EN GIPSPRODUKTEN
261 0 Glasfabrieken:
261 1 - glas en glasprodukten, p.c. < 5.000 t/j 3.2
261 2 - glas en glasprodukten, p.c. >= 5.000 t/j 4.2 Z
261 3 - glaswol en glasvezels, p.c.< 5.000 t/j 4.2
2615 Glasbewerkingsbedrijven 3.1
262, 263 0 Aardewerkfabrieken:
262, 263 2 - vermogen elektrische ovens totaal >= 40 kW 3.2
264 A Baksteen en baksteenelementenfabrieken 4.1
264 B Dakpannenfabrieken 4.1
2651 0 Cementfabrieken:
2652 0 Kalkfabrieken:
2652 1 - p.c. < 100.000 t/j 4.1
2653 0 Gipsfabrieken:
2653 1 - p.c. < 100.000 t/j 4.1
2661.1 0 Betonwarenfabrieken:
2661.1 1 - zonder persen, triltafels en bekistingtrille 4.1
2661.1 2 - met persen, triltafels of bekistingtrillers, p.c. < 100 t/d 4.2
2661.2 0 Kalkzandsteenfabrieken:
2661.2 1 - p.c. < 100.000 t/j 3.2
2661.2 2 - p.c. >= 100.000 t/j 4.2 Z
2662 Mineraalgebonden bouwplatenfabrieken 3.2
2663, 2664 0 Betonmortelcentrales:
2663, 2664 1 - p.c. < 100 t/u 3.2
2663, 2664 2 - p.c. >= 100 t/u 4.2 Z
2665, 2666 0 Vervaardiging van produkten van beton, (vezel)cement en gips:
2665, 2666 1 - p.c. < 100 t/d 3.2
2665, 2666 2 - p.c. >= 100 t/d 4.2 Z
267 0 Natuursteenbewerkingsbedrijven:
267 1 - zonder breken, zeven en drogen: p.o. > 2.000 m² 3.2
267 2 - zonder breken, zeven en drogen: p.o. <= 2.000 m² 3.1
267 3 - met breken, zeven of drogen, v.c. < 100.000 t/j 4.2
2681 Slijp- en polijstmiddelen fabrieken 3.1
2682 A0 Bitumineuze materialenfabrieken:
2682 A1 - p.c. < 100 t/u 4.2
2682 B0 Isolatiematerialenfabrieken (excl. glaswol):
2682 B1 - steenwol, p.c. >= 5.000 t/j 4.2 Z
2682 B2 - overige isolatiematerialen 4.1
2682 C Minerale produktenfabrieken n.e.g. 3.2
2682 D0 Asfaltcentrales: p.c.< 100 ton/uur 4.1
2682 D1 - asfaltcentrales, p.c. >= 100 ton/uur 4.2 Z
27 - VERVAARDIGING VAN METALEN
271 0 Ruwijzer- en staalfabrieken:
271 2 - p.c. >= 1.000 t/j 6 Z
272 0 IJzeren- en stalenbuizenfabrieken:
273 0 Draadtrekkerijen, koudbandwalserijen en profielzetterijen:
273 1 - p.o. < 2.000 m2 4.2
274 A0 Non-ferro-metaalfabrieken:
274 A1 - p.c. < 1.000 t/j 4.2
274 B0 Non-ferro-metaalwalserijen, -trekkerijen e.d.:
2751, 2752 0 IJzer- en staalgieterijen/ -smelterijen:
2751, 2752 1 - p.c. < 4.000 t/j 4.2
2753, 2754 0 Non-ferro-metaalgieterijen/ -smelterijen:
2753, 2754 1 - p.c. < 4.000 t/j 4.2
28 - VERVAARD. VAN PRODUKTEN VAN METAAL (EXCL. MACH./TRANSPORTMIDD.)
281 0 Constructiewerkplaatsen:
281 1 - gesloten gebouw 3.2
281 1a - gesloten gebouw, p.o. < 200 m2 3.1
281 2 - in open lucht, p.o. < 2.000 m2 4.1
281 3 - in open lucht, p.o. >= 2.000 m2 4.2 Z
2821 0 Tank- en reservoirbouwbedrijven:
2821 1 - p.o. < 2.000 m2 4.2
2822, 2830 Vervaardiging van verwarmingsketels, radiatoren en stoomketels 4.1
284 A Stamp-, pers-, dieptrek- en forceerbedrijven 4.1
284 B Smederijen, lasinrichtingen, bankwerkerijen e.d. 3.2
284 B1 Smederijen, lasinrichtingen, bankwerkerijen e.d., p.o. < 200 m2 3.1
2851 0 Metaaloppervlaktebehandelingsbedrijven:
2851 1 - algemeen 3.2
2851 10 - stralen 4.1
2851 11 - metaalharden 3.2
2851 12 - lakspuiten en moffelen 3.2
2851 2 - scoperen (opspuiten van zink) 3.2
2851 3 - thermisch verzinken 3.2
2851 4 - thermisch vertinnen 3.2
2851 5 - mechanische oppervlaktebehandeling (slijpen, polijsten) 3.2
2851 6 - anodiseren, eloxeren 3.2
2851 7 - chemische oppervlaktebehandeling 3.2
2851 8 - emailleren 3.2
2851 9 - galvaniseren (vernikkelen, verchromen, verzinken, verkoperen ed) 3.2
2852 1 Overige metaalbewerkende industrie 3.2
2852 2 Overige metaalbewerkende industrie, inpandig, p.o. <200m2 3.1
287 A0 Grofsmederijen, anker- en kettingfabrieken:
287 A1 - p.o. < 2.000 m2 4.1
287 B Overige metaalwarenfabrieken n.e.g. 3.2
287 B Overige metaalwarenfabrieken n.e.g.; inpandig, p.o. <200 m2 3.1
29 - VERVAARDIGING VAN MACHINES EN APPARATEN
29 0 Machine- en apparatenfabrieken:
29 1 - p.o. < 2.000 m2 3.2
29 2 - p.o. >= 2.000 m2 4.1
29 3 - met proefdraaien verbrandingsmotoren >= 1 MW 4.2 Z
30 - VERVAARDIGING VAN KANTOORMACHINES EN COMPUTERS
30 A Kantoormachines- en computerfabrieken 2
31 - VERVAARDIGING VAN OVER. ELEKTR. MACHINES, APPARATEN EN BENODIGDH.
311 Elektromotoren- en generatorenfabrieken 4.1
312 Schakel- en installatiemateriaalfabrieken 4.1
313 Elektrische draad- en kabelfabrieken 4.1
314 Accumulatoren- en batterijenfabrieken 3.2
315 Lampenfabrieken 4.2
3162 Koolelektrodenfabrieken 6 Z
32 - VERVAARDIGING VAN AUDIO-, VIDEO-, TELECOM-APPARATEN EN -BENODIGDH.
321 t/m 323 Vervaardiging van audio-, video- en telecom-apparatuur e.d. 3.1
3210 Fabrieken voor gedrukte bedrading 3.1
33 - VERVAARDIGING VAN MEDISCHE EN OPTISCHE APPARATEN EN INSTRUMENTEN
33 A Fabrieken voor medische en optische apparaten en instrumenten e.d. 2
34 VERVAARDIGING VAN AUTO'S, AANHANGWAGENS EN OPLEGGERS
341 0 Autofabrieken en assemblagebedrijven
341 1 - p.o. < 10.000 m2 4.1
341 2 - p.o. >= 10.000 m2 4.2 Z
3420.1 Carrosseriefabrieken 4.1
3420.2 Aanhangwagen- en opleggerfabrieken 4.1
343 Auto-onderdelenfabrieken 3.2
35 - VERVAARDIGING VAN TRANSPORTMIDDELEN (EXCL. AUTO'S, AANHANGWAGENS)
351 0 Scheepsbouw- en reparatiebedrijven:
351 1 - houten schepen 3.1
351 2 - kunststof schepen 3.2
351 3 - metalen schepen < 25 m 4.1
352 0 Wagonbouw- en spoorwegwerkplaatsen:
352 1 - algemeen 3.2
352 2 - met proefdraaien van verbrandingsmotoren >= 1 MW 4.2 Z
353 0 Vliegtuigbouw en -reparatiebedrijven:
353 1 - zonder proefdraaien motoren 4.1
354 Rijwiel- en motorrijwielfabrieken 3.2
355 Transportmiddelenindustrie n.e.g. 3.2
36 - VERVAARDIGING VAN MEUBELS EN OVERIGE GOEDEREN N.E.G.
361 1 Meubelfabrieken 3.2
361 2 Meubelstoffeerderijen b.o. < 200 m2 1
362 Fabricage van munten, sieraden e.d. 2
363 Muziekinstrumentenfabrieken 2
364 Sportartikelenfabrieken 3.1
365 Speelgoedartikelenfabrieken 3.1
3661.1 Sociale werkvoorziening 2
3661.2 Vervaardiging van overige goederen n.e.g. 3.1
37 - VOORBEREIDING TOT RECYCLING
372 A0 Puinbrekerijen en -malerijen:
372 A1 - v.c. < 100.000 t/j 4.2
372 B Rubberregeneratiebedrijven 4.2
372 C Afvalscheidingsinstallaties 4.2
40 - PRODUKTIE EN DISTRIB. VAN STROOM, AARDGAS, STOOM EN WARM WATER
40 A0 Elektriciteitsproduktiebedrijven (electrisch vermogen >= 50 MWe)
40 A1 - kolengestookt (incl. meestook biomassa), thermisch vermogen > 75 MWth 5.2 Z
40 A2 - oliegestookt, thermisch vermogen > 75 MWth 5.1 Z
40 A3 - gasgestookt (incl. bijstook biomassa), thermisch vermogen > 75 MWth,in 5.1 Z
40 B0 bio-energieinstallaties electrisch vermogen < 50 MWe:
40 B1 - covergisting, verbranding en vergassing van mest, slib, GFT en reststromen voedingsindustrie 3.2
40 B2 - vergisting, verbranding en vergassing van overige biomassa 3.2
40 C0 Elektriciteitsdistributiebedrijven, met transformatorvermogen:
40 C1 - < 10 MVA 2
40 C2 - 10 - 100 MVA 3.1
40 C3 - 100 - 200 MVA 3.2
40 C4 - 200 - 1000 MVA 4.2 Z
40 D0 Gasdistributiebedrijven:
40 D1 - gascompressorstations vermogen < 100 MW 4.2
40 D5 - gasontvang- en -verdeelstations, cat. D 3.1
40 E0 Warmtevoorzieningsinstallaties, gasgestookt:
40 E1 - stadsverwarming 3.2
41 - WINNING EN DITRIBUTIE VAN WATER
41 A0 Waterwinning-/ bereiding- bedrijven:
41 B0 Waterdistributiebedrijven met pompvermogen:
41 B1 - < 1 MW 2
41 B2 - 1 - 15 MW 3.2
41 B3 - >= 15 MW 4.2
45 - BOUWNIJVERHEID
45 0 Bouwbedrijven algemeen: b.o. > 2.000 m² 3.2
45 1 - bouwbedrijven algemeen: b.o. <= 2.000 m² 3.1
45 2 Aannemersbedrijven met werkplaats: b.o. > 1000 m² 3.1
45 3 - aannemersbedrijven met werkplaats: b.o.< 1000 m² 2
50 - HANDEL/REPARATIE VAN AUTO'S, MOTORFIETSEN
501, 502, 504 Handel in auto's en motorfietsen, reparatie- en servicebedrijven 2
502 Groothandel in vrachtauto's (incl. import) 3.2
5020.4 A Autoplaatwerkerijen 3.2
5020.4 C Autospuitinrichtingen 3.1
51 - GROOTHANDEL EN HANDELSBEMIDDELING
5121 0 Grth in akkerbouwprodukten en veevoeders 3.1
5121 1 Grth in akkerbouwprodukten en veevoeders met een verwerkingscapaciteit van 500 ton/uur of meer 4.2 Z
5122 Grth in bloemen en planten 2
5123 Grth in levende dieren 3.2
5124 Grth in huiden, vellen en leder 3.1
5125, 5131 Grth in ruwe tabak, groenten, fruit en consumptie-aardappelen 3.1
5132, 5133 Grth in vlees, vleeswaren, zuivelprodukten, eieren, spijsoliën 3.1
5134 Grth in dranken 2
5135 Grth in tabaksprodukten 2
5136 Grth in suiker, chocolade en suikerwerk 2
5137 Grth in koffie, thee, cacao en specerijen 2
5138, 5139 Grth in overige voedings- en genotmiddelen 2
514 Grth in overige consumentenartikelen 2
5148.7 0 Grth in vuurwerk en munitie:
5148.7 1 - consumentenvuurwerk, verpakt, opslag < 10 ton 2
5148.7 2 - consumentenvuurwerk, verpakt, opslag 10 tot 50 ton 3.1
5148.7 5 - munitie 2
5151.1 0 Grth in vaste brandstoffen:
5151.1 1 - klein, lokaal verzorgingsgebied 3.1
5151.2 0 Grth in vloeibare en gasvormige brandstoffen:
5151.2 1 - vloeistoffen, o.c. < 100.000 m3 4.1
5151.2 3 - tot vloeistof verdichte gassen 4.2
5151.3 Grth minerale olieprodukten (excl. brandstoffen) 3.2
5152.1 0 Grth in metaalertsen:
5152.1 1 - opslag opp. < 2.000 m2 4.2
5152.2 /.3 Grth in metalen en -halffabrikaten 3.2
5153 0 Grth in hout en bouwmaterialen:
5153 1 - algemeen: b.o. > 2000 m² 3.1
5153 2 - algemeen: b.o. <= 2000 m² 2
5153.4 4 zand en grind:
5153.4 5 - algemeen: b.o. > 200 m² 3.2
5153.4 6 - algemeen: b.o. <= 200 m² 2
5154 0 Grth in ijzer- en metaalwaren en verwarmingsapparatuur:
5154 1 - algemeen: b.o. > 2.000 m² 3.1
5154 2 - algemeen: b.o. < = 2.000 m² 2
5155.1 Grth in chemische produkten 3.2
5155.2 Grth in kunstmeststoffen 2
5156 Grth in overige intermediaire goederen 2
5157 0 Autosloperijen: b.o. > 1000 m² 3.2
5157 1 - autosloperijen: b.o. <= 1000 m² 3.1
5157.2/3 0 Overige groothandel in afval en schroot: b.o. > 1000 m² 3.2
5157.2/3 1 - overige groothandel in afval en schroot: b.o. <= 1000 m² 3.1
5162 0 Grth in machines en apparaten:
5162 1 - machines voor de bouwnijverheid 3.2
5162 2 - overige 3.1
517 Overige grth (bedrijfsmeubels, emballage, vakbenodigdheden e.d. 2
60 - VERVOER OVER LAND
6021.1 Bus-, tram- en metrostations en -remises 3.2
6023 Touringcarbedrijven 3.2
6024 0 Goederenwegvervoerbedrijven (zonder schoonmaken tanks): b.o. > 1000 m² 3.2
6024 1 - Goederenwegvervoerbedrijven (zonder schoonmaken tanks) b.o. <= 1000 m² 3.1
603 Pomp- en compressorstations van pijpleidingen 2
63 - DIENSTVERLENING T.B.V. HET VERVOER
6311.1 0 Laad-, los- en overslagbedrijven t.b.v. zeeschepen:
6311.1 2 - stukgoederen 4.2
6311.1 7 - tankercleaning 4.2
6311.2 0 Laad-, los- en overslagbedrijven t.b.v. binnenvaart:
6311.2 1 - containers 4.2
6311.2 10 - tankercleaning 4.2
6311.2 2 - stukgoederen 3.2
6311.2 3 - ertsen, mineralen, e.d., opslagopp. < 2.000 m² 4.2
6311.2 5 - granen of meelsoorten , v.c. < 500 t/u 4.2
6311.2 7 - steenkool, opslagopp. < 2.000 m2 4.2
6312 Veem- en pakhuisbedrijven, koelhuizen 3.1
6312.3 Opslagruimteverhuur (niet in tanks, koel- en vriescellen) 2
6321 2 Stalling van vrachtwagens (met koelinstallaties) 3.2
64 - POST EN TELECOMMUNICATIE
641 Post- en koeriersdiensten 2
642 A Telecommunicatiebedrijven 1
71 - VERHUUR VAN TRANSPORTMIDDELEN, MACHINES, ANDERE ROERENDE GOEDEREN
712 Verhuurbedrijven voor transportmiddelen (excl. personenauto's) 3.1
713 Verhuurbedrijven voor machines en werktuigen 3.1
714 Verhuurbedrijven voor roerende goederen n.e.g., met uitzondering van verhuur van films, videobanden en overige geluid- en beelddragers aan particulieren 2
72 - COMPUTERSERVICE- EN INFORMATIETECHNOLOGIE
72 A Computerservice- en informatietechnologie-bureau's e.d. 1
72 B Switchhouses 2
73 SPEUR- EN ONTWIKKELINGSWERK
731 Natuurwetenschappelijk speur- en ontwikkelingswerk 2
74 - OVERIGE ZAKELIJKE DIENSTVERLENING
747 Reinigingsbedrijven voor gebouwen 3.1
7481.3 Foto- en filmontwikkelcentrales 2
7484.3 Veilingen voor landbouw- en visserijprodukten 4.1
75 - OPENBAAR BESTUUR, OVERHEIDSDIENSTEN, SOCIALE VERZEKERINGEN
7525 Brandweerkazernes 3.1
80 - ONDERWIJS
8041 Auto- en motorrijscholen 2
90 - MILIEUDIENSTVERLENING
9001 A0 RWZI's en gierverwerkingsinricht., met afdekking voorbezinktanks:
9001 A1 - < 100.000 i.e. 4.1
9001 A2 - 100.000 - 300.000 i.e. 4.2 Z
9001 B rioolgemalen 2
9002.1 A Vuilophaal-, straatreinigingsbedrijven e.d. 3.1
9002.1 B Gemeentewerven (afval-inzameldepots) 3.1
9002.1 C Vuiloverslagstations 4.2
9002.2 A0 Afvalverwerkingsbedrijven:
9002.2 A2 - kabelbranderijen 3.2
9002.2 A4 - pathogeen afvalverbranding (voor ziekenhuizen) 3.1
9002.2 A5 - oplosmiddelterugwinning 3.2
9002.2 A6 - afvalverbrandingsinrichtingen, thermisch vermogen > 75 MW 4.2 Z
9002.2 A7 - verwerking fotochemisch en galvano-afval 2
9002.2 B Vuilstortplaatsen 4.2
9002.2 C0 Composteerbedrijven:
9002.2 C3 - belucht v.c. < 20.000 ton/jr 3.2
9002.2 C4 - belucht v.c. > 20.000 ton/jr 4.1
9002.2 C5 - GFT in gesloten gebouw 4.1
92 - CULTUUR, SPORT EN RECREATIE
921, 922 Studio's (film, TV, radio, geluid) 2
93 - OVERIGE DIENSTVERLENING
9301.1 A Wasserijen en strijkinrichtingen 3.1
9301.1 B Tapijtreinigingsbedrijven 3.1
9301.2 Chemische wasserijen en ververijen 2
9301.3 A Wasverzendinrichtingen 2
9303 Begrafenisondernemingen 1
Verklaring gebruikte afkortingen
- niet van toepassing of niet relevant
< kleiner dan
>= groter dan of gelijk aan
cat. categorie
e.d. en dergelijke
kl. klasse
n.e.g. niet elders genoemd
o.c. opslagcapaciteit
p.c. produktiecapaciteit
p.o produktieoppervlak
v.c. verwerkingscapaciteit
u. uur
d. dag
w. week
j. jaar
Z zoneringplichtig

Bijlage 2 Lijst Van Bedrijfstypen Wonen-werken

SBI OMSCHRIJVING cat
182 Vervaardiging van kleding en -toebehoren (excl. van leer) 2
221 Uitgeverijen (kantoren) 1
2222.6 Kleine drukkerijen en kopieerinrichtingen 2
2223 Grafische afwerking 1
2223 Binderijen 2
2224 Grafische reproduktie en zetten 2
2225 Overige grafische aktiviteiten 2
223 Reproduktiebedrijven opgenomen media 1
362 Fabricage van munten, sieraden e.d. 2
363 Muziekinstrumentenfabrieken 2
511 Handelsbemiddeling (kantoren) 1
527 Reparatie t.b.v. particulieren (excl. auto's en motorfietsen) 1
61, 62 Vervoersbedrijven (uitsluitend kantoren) 1
6322, 6323 Overige dienstverlening t.b.v. vervoer (kantoren) 1
633 Reisorganisaties 1
634 Expediteurs, cargadoors (kantoren) 1
642 Telecommunicatiebedrijven 1
65, 66, 67 Banken, verzekeringsbedrijven, beurzen 2
70 Verhuur van en handel in onroerend goed 1
72 Computerservice- en informatietechnologie-bureau's e.d. 1
731 Natuurwetenschappelijk speur- en ontwikkelingswerk 2
732 Maatschappij- en geesteswetenschappelijk onderzoek 1
74 Overige zakelijke dienstverlening: kantoren 1
8021.3 Praktijkonderwijs 2
8022.2 Educatie 2
8042.1 Afstandsonderwijs 1
8042.2 Bedrijfsopleiding en -training 2
8042.3 Studiebegeleiding, vorming en onderwijs n.e.g. 2
8512, 8513 Artsenpraktijken, klinieken en dagverblijven 1
853 Kinderopvang 2
921, 922 Studio's (film, TV, radio, geluid) 2
9234 Muziek- en balletscholen 2
9251, 9252 Bibliotheken, musea, ateliers, e.d. 1
9302 Kappersbedrijven en schoonheidsinstituten 1
9305 Persoonlijke dienstverlening n.e.g. 1
Verklaring gebruikte afkortingen

n.e.g. niet elders genoemd

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding Tot Nieuw Bestemmingsplan

Voor het bedrijventerrein Driebond geldt een bestemmingsplan uit 1991. In dat jaar was de aanleg en bebouwing van het bedrijventerrein net begonnen. Het bestemmingsplan sprong in op de economische opbloei na de recessie van de jaren 1981-1984. Het richtte zich op de vestiging van bedrijven in de sfeer van handel, transport en dienstverlening. Om maximale flexibiliteit te waarborgen, kreeg het plan de vorm van een globaal eindplan met een Beschrijving in hoofdlijnen. Dit plan heeft goed gediend als basis voor verdere ontwikkeling van het bedrijventerrein Driebond.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP465bedrDriebond-oh01_0001.png"

ligging van bedrijventerrein Driebond in de stad

Op dit moment zijn er verschillende redenen om het plan te actualiseren.

Het gemeentebestuur heeft een actualiseringsoperatie ingezet om in 2013 alle bestemmingsplannen actueel te hebben. De Wet ruimtelijke ordening verplicht gemeenten daartoe, d.w.z. dat ze op dat moment niet ouder dan 10 jaar zijn. Eventueel kan deze termijn nog eens verlengd worden met 10 jaar. Bovendien zijn er nieuwe ontwikkelingen gaande die niet meer passen in het geldende bestemmingsplan. Te noemen valt het volgende.

  1. 1. De nota Terrein in Bedrijf (2007) maakt het mogelijk dat op bedrijventerreinen in beperkte mate kantoren mogen worden gevestigd. Het huidige bestemmingsplan laat dit niet toe.
  2. 2. Inmiddels zijn door middel van een vrijstelling (onder de oude Wet op de Ruimtelijke Ordening) twee verkooppunten voor motorbrandstoffen en een bouwmarkt op het bedrijventerrein toegestaan. Het geldende plan staat deze functies niet toe.
  3. 3. Het is gewenst de toegestane milieucategorieën van bedrijven te herzien en geluidszoneringsplichtige en risicovolle bedrijven uit te sluiten.
  4. 4. Het is gewenst bepaalde branches van bedrijven niet toe te staan op het bedrijventerrein, omdat deze elders in de stad geconcentreerd zijn.

Tenslotte dient het plan ertoe om de industrielawaaizone Groningen Zuid Oost te verkleinen. De zone is, gezien de aanwezige en nog te verwachten aard van de bedrijvigheid, grotendeels overbodig geworden en belemmert daarmee de realisatie van geluidvoelige bestemmingen als wonen in de directe omgeving.

1.2 Begrenzing Plangebied

Het plangebied beperkt zich tot het bedrijventerrein Driebond zelf. Was in het oude bestemmingsplan ook de strook aan de noordzijde tot aan het Eemskanaal onderdeel van het plan, deze blijft daar nu buiten. Reden is dat hier nieuwe ontwikkelingen worden voorzien die nog in een beginstadium van planvorming zijn, en daarom nog niet in het nieuwe bestemmingsplan kunnen worden ondergebracht. Het gaat om de renovatie van de woonschepenhaven, met eventueel toevoeging van woningbouw; en om de nieuwe verkeersroute (inclusief een brug over het Winschoterdiep) naar het woongebied Meerstad, parallel aan de Driebondsweg.

Aan de zuidoostkant van het plangebied is het gebied waar de voormalige oostelijke ontsluiting van het bedrijventerrein heeft gelegen buiten het plan gelaten. De aanleg van het Euvelgunnetracée biedt hier de mogelijkheid om een nieuw stuk bedrijventerrein te ontwikkelen. Die ontwikkeling zal een eigen planproces gaan volgen.

Aldus ontstaat een plangrens die verbeeld wordt op onderstaande kaart.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP465bedrDriebond-oh01_0002.jpg"

plangrens

Aan de westzijde (Winschoterdiep) grenst het plan aan het nieuwe bestemmingsplan Openbaar Vaarwater, aan de zuidwestkant aan het plan Winschoterdiep / Euvelgunne (onherroepelijk geworden in 2008), en aan de zuid- en zuidoostkant aan het bestemmingsplan Eemspoort. De noordoostgrens omsluit de nieuw aangelegde verkeersinfrastructuur ten behoeve van het Euvelgunnetracée. De plangrens ligt hier gedeeltelijk tegen de grens van het nieuwe bestemmingsplan Meerstad aan.

1.3 Doel Van Het Bestemmingsplan

Doel van dit bestemmingsplan is om voor het bedrijventerrein een regeling te maken die het bestaande bedrijventerrein planologisch vastlegt en tegelijk het gewenste beleid ten aanzien van gebruik van grond en opstallen op het bedrijventerrein faciliteert.

1.4 Ontstaansgeschiedenis

Cultuurhistorische waarden:de lintbebouwing aan de Euvelgunnerweg

Op het eerste kadastraal minuutplan van omstreeks 1830 is de meanderende oude Hunze goed te herkennen, evenals de hierlangs liggende Euvelgunnerweg die een aantal bochten van deze rivier afsnijdt. In 1830 is de situatie als volgt: de percelen aan de oostkant van de Euvelgunnerweg zijn stroken die allemaal in dezelfde richting liggen; aan de westkant van de Hunze is een blokverkaveling zichtbaar. Destijds stond alle bebouwing, voornamelijk boerderijen, aan de oostkant van de oude Hunze langs de Euvelgunnerweg en er kon dan al gesproken worden van een lintbebouwing.

Op het in paragraaf 3.1 omschreven AMK-terrein genaamd Groenenborg stonden in 1830 twee boerderijen, waarbij de richting van beide gebouwen overeen kwam met die van de stroken-percelering. De noordelijke boerderij is na 1967 gesloopt maar de plek is nog steeds te herkennen aan de verhoging op de boerenplaats. De zuidelijke boerderij heeft plaats gemaakt voor een woning die gebouwd is omstreeks het tweede kwart van de 20ste eeuw. De boerenplaatsen zijn nog steeds in het landschap te herkennen en bestaan uit een waardevolle erfbeplanting van boomsingels en een onverharde toerit.

Bij de aanleg van het industrieterrein Driebond is ervoor gekozen om de oorspronkelijke richting van de oude percelen te handhaven. Dit is een waardevolle verwijzing naar het verleden en daarom cultuurhistorisch van belang.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP465bedrDriebond-oh01_0003.png"

Eerste kadastraal minuutplan omstreeks 1830 van het plangebied Driebond. Duidelijk zichtbaar is de meanderende oude Hunze met de daarlangs liggende Euvelgunnerweg en de aanwezige lintbebouwing.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP465bedrDriebond-oh01_0004.png"

Eerste kadastraal minuutplan omstreeks 1830 van het plangebied Driebond met daaroverheen gelegd in blauw de huidige waterwegen en in donkerblauw de wegen. Hierop is zichtbaar dat de historische structuur van de oude Hunze en de Euvelgunnerweg nog herkenbaar aanwezig is. Eveneens valt op dat de percelering van het huidige industrieterrein zodanig gekozen is dat deze in dezelfde richting ligt als omstreeks 1830.

Cultuurhistorisch waardevolle bebouwing

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP465bedrDriebond-oh01_0005.jpg"

Luchtfoto gemaakt omstreeks 1967

Euvelgunnerweg 13

Woonhuis, gesitueerd aan de oostkant van de Euvelgunnerweg, in een groen en deels omsloot gebied en voorzien van een waardevolle erfbeplanting. In 1830 bood dit gebied plaats aan twee boerderijen waarvan de ligging nog is te achterhalen aan de hand van het slotenpatroon en de erfbeplanting. Euvelgunnerweg 13 is gesitueerd op de plaats van de zuidelijkste. Het is een gaaf en karakteristiek bewaard gebleven ensemble van woonhuis gebouwd omstreeks 1930 op een deels omslote met bomen beplante kavel en toerit.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP465bedrDriebond-oh01_0006.jpg"

Euvelgunnerweg 13

Stapeling van waarden

De archeologische waarden van de oude oeverwallen van de Hunze vallen samen met ecologisch en cultuurhistorisch waardevolle locaties in het gebied. Het versterken van de (nu nog gefragmenteerde) groenverbinding langs de Euvelgunnerweg valt uitstekend samen met het (verplicht) in stand houden van de aanwezige archeologische en cultuurhistorische waarden. Het inrichten van het ecologisch kavel van 1 hectare past bijvoorbeeld goed op het archeologisch waardevol terrein aan de Euvelgunnerweg (zie paragraaf 3.1), waar nu nog een oude erfbeplanting aanwezig is. Een gehele of gedeeltelijke groenbestemming voor dit gebied, met archeologische en cultuurhistorische toegevoegde waarden zou aan het gebied het meeste recht doen.

Hoofdstuk 2 De Ruimtelijk-functionele Structuur Van Driebond

2.1 Ruimtelijke Structuur

2.1.1 Ontstaansgeschiedenis

Aan weerszijden van het nieuwe Winschoterdiep zijn in de jaren '60 van de 20e eeuw de industriegebieden 'Eemskanaal' en 'Euvelgunne' aangelegd. Destijds werd gekozen voor ontwikkeling van industriegebieden aan de oostkant van de stad in verband met het risico van geuroverlast richting de stad en de overheersende westelijke windrichting. Aan het eind van de jaren '80 werd met de ontwikkeling van het bedrijventerrein Driebond aangesloten bij deze bestaande industriegebieden. De naam Driebond is ontleend aan het voormalige waterschap 'De Driebond', in 1915 gevormd uit de drie waterschappen 'Euvelgunnermolenpolder', 'Westerbroekster-Engelbertermolenpolder' en 'Noorder-Middelbertsterpolder'. Het waterschap is in 1969 opgegaan in het waterschap Duurswold (inmiddels Hunze en Aa's). Aanleiding voor de ontwikkeling van Driebond was onder andere de aanleg van de Oostelijke Ringweg (nu deels N7) en de aantrekkelijke ligging van het gebied aan deze ringweg, die goede ontsluitingsmogelijkheden bood.

Een van de uitgangspunten bij de ontwikkeling van het bedrijventerrein was het zoveel mogelijk behouden van de landschappelijke en cultuurhistorische gegevens zoals de Euvelgunnerweg met de nog aanwezige of herkenbare Hunze en de bijbehorende bebouwing met erfbeplanting. Het verkavelingspatroon van Driebond is voornamelijk oost-west. Hiermee sluit het patroon aan op de oorspronkelijke oostwestrichting van de oude percelen aan de oostzijde van de oude Hunze en de destijds hier strak tegenaan liggende Euvelgunnerweg. Getracht is het terrein herkenbaar en aantrekkelijk te maken voor bedrijven door de aanleg van groenelementen en de aankleding van de wegen. Daarnaast zijn over het terrein fietsroutes ten behoeve van het woonwerkverkeer en het recreatieve verkeer aangelegd.

2.1.2 De (huidige) ruimtelijk-functionele structuur

Ligging

Het bedrijventerrein Driebond ligt aan de zuidoostkant van de stad Groningen. Samen met de industriegebieden Eemskanaal, Euvelgunne, het bedrijventerrein Eemspoort en het in ontwikkeling zijnde bedrijventerrein Roodehaan vormt Driebond het grootste aaneengesloten bedrijvengebied van Noord-Nederland.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP465bedrDriebond-oh01_0007.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP465bedrDriebond-oh01_0008.jpg"

Driebondsweg met links het bedrijventerrein

Ontsluiting

Driebond heeft altijd een goede ontsluiting gehad op de Oostelijke Ringweg. Tot voor kort lag deze in de bocht van de ringweg aan de zuidoostkant van het terrein. Door de recente wijziging in het tracé van de N7 richting Hoogezand is deze ontsluiting vervallen. De ringweg ten zuiden van Driebond is losgekoppeld van de Oostelijke Ringweg en als N7 in zuidoostelijke richting doorgetrokken. Ter plaatse van de oorspronkelijke ontsluiting van Driebond zijn ten behoeve van de aansluiting van de N7 op de Oostelijke Ringweg nieuwe aan- en opritten aangelegd.

Driebond wordt nu ontsloten vanaf de Oostelijke Ringweg via aan- en afritten op de Sint Petersburgweg aan de noordoostkant van het bedrijventerrein, en vanaf de N7 via aan- en afritten bij de Osloweg / Gotenburgweg en een zuidelijke bypass vanaf het Europaplein. Door de verlegging van de N7 richting Driebond ligt het terrein nog gunstiger dan voorheen. De verbindingen via Assen en Drachten met de rest van Nederland en via Hoogezand met Duitsland zijn hiermee verbeterd. Bovendien kan Driebond nu met nog meer recht een zichtlocatie worden genoemd. De interne ontsluiting van het terrein vond altijd via de Osloweg en de Odenseweg plaats. Door de gewijzigde hoofdontsluiting spelen nu ook de Sint Petersburgweg en de Stettinweg hierin een belangrijke rol.

Ruimtelijke structuur

Het verkavelingspatroon is voornamelijk oost-west. Ten behoeve van de gewenste uitstraling van Driebond richting de N7 ligt langs de rand van het terrein een brede watergang uitmondend in een vijver bij de oorspronkelijke, nu afgekoppelde entree van het terrein. Deze watergang en vijver hebben tevens een belangrijke waterbergingsfunctie (zie § 3.3 Water). De profielen van de wegen zijn a-symmetrisch ingericht. Aan één kant van de weg zijn de kavels uitgegeven tot aan de zijkant van de weg. Aan de andere kant is een afstand van vijf meter aangehouden ten behoeve van een trottoir en een groenstrook. Langs de interne hoofdontsluitingswegen Osloweg en Odenseweg liggen aan beide zijden van de weg groenstroken. In de zuidelijke groenstrook langs de Osloweg staan bomen. Aan de oostkant van en evenwijdig aan de Odenseweg en aan de overkant van de Osloweg afdraaiend naar het zuidzuidwesten staat een rij hoogspanningsmasten.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP465bedrDriebond-oh01_0009.jpg"

Koldingweg

Delen van de genoemde groenstroken zijn in een aantal gevallen in gebruik gegeven als tuingrond met de mogelijkheid er een uitrit conform de eisen van de gemeente Groningen in aan te leggen. Het is niet toegestaan om bouwwerken, constructies, tanks, hekwerken, e.d. in de groenstroken te plaatsen. Toch staan op veel plekken in de groenstroken reclamevoorzieningen of is er meer verharding in aangelegd dan voor een inrit noodzakelijk is. Dit is niet wenselijk en hierop zal beter worden gehandhaafd.

Ten noorden van de Koldingweg en ten oosten van de Odenseweg liggen grote kavels, die veelal zijn bebouwd met bedrijfspanden ten behoeve van of gerelateerd aan de autohandel. Tussen de Osloweg en de Koldingweg liggen kleinere kavels met daarop dito bedrijfspanden. Langs de N7 liggen weer grote kavels. Deze worden ontsloten vanaf de Osloweg. De panden op deze kavels staan met hun achterzijde naar de N7. Voor een goede uitstraling van het terrein richting de N7 is in de uitwerking van deze panden een dubbele oriëntatie op zowel de Osloweg als de N7 wenselijk. Hier is een gerichte welstandstoets gewenst, met name in de geveluitwerking en de terreininrichting.

Tussen de Stettinweg en het Winschoterdiep ligt de Euvelgunnerweg. Langs de Euvelgunnerweg bevindt zich incidentele bebouwing in een groene setting met hier en daar karakteristieke erfbeplanting als onderdeel van de Hunzezone. Deze Hunzezone moet worden geïntensiveerd en naar het noorden en zuiden worden doorgetrokken. Eventuele nieuwe bebouwing moet aansluiten op de bestaande bebouwing. Denk aan kleinschalige bebouwing in de vorm van bijvoorbeeld ateliers of andere kleine bedrijfjes. Ten westen van de Hunzezone bevinden zich tenslotte grote kavels met vooral bedrijven ten behoeve van de staalindustrie. Een aantal bedrijven heeft een eigen kade aan het Winschoterdiep. Ten behoeve van een veilig scheepvaartverkeer ligt de bouwgrens voor bedrijven op 20 meter uit de oever. Dit is de adviesafstand uit de Richtijnen Vaarwegen van Rijkswaterstaat. Deze afstand is kleiner daar waar bestaande bedrijfsgebouwen in de 20 meterzone liggen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP465bedrDriebond-oh01_0010.jpg"

2.1.3 Toekomstige ontwikkelingen

Algemeen

Grenzend aan Driebond vindt in de toekomst een aantal ontwikkelingen plaats, die buiten dit bestemmingsplan zijn gelaten. Het gaat om de ontwikkeling van de route naar Meerstad, de bebouwing in en rond de Woonschepenhaven en het gebied tussen Driebond en de N7/Oostelijke Ringweg.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP465bedrDriebond-oh01_0011.jpg"

Route Meerstad

In het kader van de ontsluiting van de in ontwikkeling zijnde wijk Meerstad richting het centrum van Groningen vindt er een studie plaats naar het tracé Meerstad-Sint Petersburgweg/Driebondsweg - Sontbrug - Sontweg. Dit tracé ligt ten noorden van het bedrijventerrein Driebond. Het is nog niet duidelijk hoe breed dit tracé wordt. Om de studie naar het tracé de maximale ruimte te bieden is de plangrens voor het tracé, tevens de noordelijke plangrens voor dit bestemmingsplan, zo veel mogelijk richting Driebond gelegd. De plangrens ligt gelijk met de perceelsgrenzen van de percelen langs de Sint Petersburgweg. Hiermee vallen de Sint Petersburgweg en de groenstroken langs deze weg buiten het bestemmingsplan Driebond. De Sint Petersburgweg speelt een belangrijke rol in de ontsluiting van Driebond. Nu de ontsluiting vanaf de Oostelijke Ringweg is verschoven naar de Sint Petersburgweg, moeten de percelen en de groenstrook langs de Sint Petersburgweg een representatief front gaan vormen. Onder strikte voorwaarden mag deze groenstrook tijdelijk (dit in verband met de toekomstige ontwikkelingen rond de route naar Meerstad) in gebruik worden gegeven. Zo mogen er geen hekwerken hoger dan 1 meter op worden geplaatst en mogen er geen uitritten in worden aangelegd. Bureau Must heeft in het verleden een visie geleverd op dit deel van de route naar Meerstad. Daarin wordt uitgegaan van gebruik van de grond tussen de bedrijven en de nieuwe weg t.b.v. de bedrijven, waarbij zij zich presenteren naar de Sint Petersburgweg. Een openbare groenstrook wordt in deze visie niet genoemd.

Gebied tussen Driebond, Eemspoort en de Oostelijke Ringweg/A7

Ter plaatse van de voormalige entree van het terrein in de bocht van de oude ringweg is door de recente wijzigingen in de aansluiting van de Ringweg op de N7 een soort niemandsland ontstaan. Dit niemandsland vormt nu de entree van de stad. Voor dit gebied worden nieuwe plannen ontwikkeld. Het is wenselijk in deze plannen rekening te houden met dit aspect.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP465bedrDriebond-oh01_0012.jpg"

terrein ter plaatse van de oude ontsluiting van Driebond

2.2 Bedrijvigheid

Bedrijventerrein Driebond heeft zich ontwikkeld vanaf medio jaren tachtig tot een modern gemengd bedrijventerrein. Het is circa 80 hectare groot, is in zijn geheel uitgegeven en nagenoeg volledig bebouwd. Op Driebond zitten ca. 140 bedrijven met een kleine 2500 werknemers. Driebond wordt gekenmerkt door de autoboulevard: bijna 1/3 deel van de bedrijven bevindt zich in de autobranche of is daar nauw aan gerelateerd. Daarnaast zijn verschillende sectoren op het terrein vertegenwoordigd als de metaalbranche, groothandel, dienstverlening, installatiebedrijven etc.

Driebond is goed bereikbaar vanaf de Beneluxweg. De ontsluiting is sterk aan verandering onderhevig door de ingebruikname van het Euvelgunnetracé, nieuwe op- en afritten en de plannen voor het doortrekken van de Sontweg over het Winschoterdiep richting Meerstad. Ontwikkeling van Meerstad en de ontwikkeling van de Eemskanaalzone zal van Driebond een bedrijventerrein maken dat meer onderdeel van de stad uitmaakt.

Driebond maakt onderdeel uit van bedrijvengebied Zuidoost met ruim 800 bedrijven en ca. 20.000 werknemers. Zuidoost is het belangrijkste bedrijventerreinencluster van Noord Nederland. Dat betekent dat zowel op lokaal als op regionaal niveau aandacht is voor de ontwikkeling van Zuidoost. In zowel de Regiovisie Groningen-Assen als het Provinciaal Omgevingsplan (POP) Groningen wordt Zuidoost de ruimte gegeven zich te ontwikkelen. Ook in de Stadsvisie van de gemeente Groningen speelt Zuidoost een belangrijke rol vanwege de positie als banenmotor en als scharnierpunt voor de toekomstige ruimtelijke ontwikkeling van de stad. Daarnaast heeft ook op nationaal niveau, zowel in de nota Ruimte als in het Actieplan bedrijventerreinen, Zuidoost de aandacht. Met de plaatsing van Zuidoost op de toplijst van bedrijventerreinen door het ministerie van Economische Zaken wordt het belang van dit bedrijvengebied onderstreept.

De vestigingspraktijk van de afgelopen 10 jaar heeft uitgewezen dat zich op Driebond vrijwel uitsluitend bedrijven tot en met categorie 3 van de VNG-bedrijvenlijst hebben gevestigd. Slechts 4 bedrijven vallen in categorie 4. In dit bestemmingsplan zullen dan ook geen bedrijven hoger dan categorie 3 meer worden toegestaan (en met ontheffing eventueel categorie 4). Ook is er geen noodzaak meer om geluidszoneringplichtige bedrijven toe te laten. Deze komen nl. in het geheel niet voor en ze worden ook niet meer verwacht. De ervaring met het later aangelegde bedrijventerrein Eemspoort, ten zuiden van Driebond, bevestigt deze verwachting. Door teruglegging van de industrielawaaicontour worden nieuwe kansen gecreëerd voor gevoelige functies zoals wonen in de directe omgeving van Driebond (zoals in de Woonschepenhaven). Op het bedrijventerrein bevindt zich één risicovolle inrichting. Nieuwe risicovolle inrichtingen worden eveneens niet meer verwacht en worden daarom ook niet meer toegestaan. De bestaande risicovolle inrichting (zie voor meer informatie hierover paragraaf 3.4.6) kan onder het overgangsrecht blijven bestaan.

In de strook langs de Euvelgunnerweg is op twee plaatsen de mogelijkheid voor bedrijfsvestiging met bedrijfswoning. Het volume ervan (oppervlakte en hoogte) is beperkt gehouden vanwege het kleinschalige, ecologische en cultuurhistorische belang van deze strook.

Nota Terrein in Bedrijf

In de nota Terrein in Bedrijf (2007) is het bedrijventerreinenbeleid geactualiseerd. De belangrijkste wijzigingen ten opzichte van de nota Ruimte voor Bedrijvigheid zijn de bijstelling van de uitgifteplanning, het meer loslaten van de thematisering en toename van de inzet op herstructurering en parkmanagement. Zowel vanuit de (Rijks)overheid als vanuit het bedrijfsleven wordt steeds meer belang gehecht en aandacht geschonken aan een kwalitatief goede bedrijfsomgeving. Door een

kwalitatief goede terreinvoorraad kan de bestaande werkgelegenheid beter behouden

worden en worden (nieuwe) investeringen op de terreinen gestimuleerd. De voorgestelde beleidswijzigingen zijn, voor zover van invloed, meegenomen in het nieuwe bestemmingsplan voor Driebond. Het betreft hier met name het toestaan van relatief kleine, zelfstandige kantoren (tot 500 m2).

Werk aan de winkel (2007)

In de Nota Werk aan de Winkel wordt een aantal bedrijventerreinen als specifieke themagerichte pdv-(perifere detailhandels)locatie aangewezen. Het beleid van ruimtelijke concentratie gebaseerd op een thema is erop gericht de ontwikkelingskansen voor deze locaties te optimaliseren. In het geval van Driebond geldt hierbij het thema auto's. Keuze voor dit thema houdt in dat er (gedeeltelijke) beperkingen worden opgelegd aan gebruikelijke pdv-branches. Deze branches vinden voldoende vestigingsmogelijkheden op andere bedrijventerreinen in Groningen.

In afwijking daarvan bestaat er geen bezwaar tegen om op Driebond een tweetal bouwmarkten toe te staan, die ruimtelijk naast elkaar zijn gesitueerd en qua aanbod elkaar versterken. In de afweging hierbij is meegenomen dat dit initiatief geen afbreuk doen aan het thema auto's op bedrijventerrein Driebond. Daarnaast is het niet structuurverstorend en draagt het bij aan de ruimtelijke spreiding van bouwmarkten in Groningen. Om het thema auto's op Driebond echter in de komende jaren voldoende ontwikkelingsruimte te geven, zullen wij geen verdere ontwikkeling op het gebied van bouwmarkten op Driebond toestaan.

Benzinestations

Op Driebond is in principe ruimte voor benzinestations (die geen LPG verkopen). Dit sluit goed aan op de functie van autoboulevard die zich het oostelijk deel van het bedrijventerrein bevindt. Er zijn momenteel twee benzinestations. Nieuwe stations kunnen via een wijzigingsbevoegdheid worden toegestaan. Op die manier kan vooraf de ruimtelijke en milieuinvloed van een nieuw verkooppunt getoetst en gestuurd worden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP465bedrDriebond-oh01_0013.jpg"

onbemand benzinestation

Bedrijfswoningen

Er bevinden zich in het plangebied twee bedrijfswoningen. De aard van de gevestigde bedrijvigheid is zodanig dat de behoefte aan bedrijfswoningen zeer klein gebleken is. Daarom worden in dit plan geen nieuwe bedrijfswoningen meer toegestaan, met uitzondering van de locatie ten noorden van Euvelgunnerweg 13 (bedrijven met evt. woonwagen(s) als bedrijfswoning). Dat is des te meer van belang omdat de status van gezoneerd bedrijventerrein van Driebond zal worden opgeheven. Na opheffing zouden eventuele nieuwe bedrijfswoningen vallen onder de Wet geluidhinder. Dat zou mogelijk ongewenste beperkingen opleveren voor aanwezige bedrijvigheid.

2.3 Openbare Ruimte

2.3.1 Groenstructuur

Algemeen

De groenstructuur binnen het plangebied valt te verdelen in een hoofdgroenstructuur 'De Hunzezone', die onderdeel uitmaakt van een stedelijke structuur, en de nevenstructuur bestaand uit de bomenrijen langs de Osloweg en de rand van de ringweg en de groene vlakken/perken langs de wegen die onderdeel uitmaken van het totale straatprofiel.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP465bedrDriebond-oh01_0014.jpg"

Hoofdstructuur

Het riviertje de Hunze heeft een belangrijke rol gespeeld in de vorming van het landschap. De restanten van de oeverwallen en de dijkresten en bebouwing langs de Hunze zijn waardevolle cultuurhistorische kenmerken van het gebied. Ze hebben echter nauwelijks een relatie tot de omgeving en datzelfde geldt voor de oorspronkelijke structuren van het landschap. Wel is de Hunzezone een belangrijke ecologische plek omdat het goede mogelijkheden biedt voor natuurontwikkeling. De zone moet dan ook de landschappelijke drager worden en blijven van het gebied. De Euvelgunnerweg ligt voor een groot deel op de oude oeverwal. De bebouwing inclusief de erven met de grachten en groene omranding maken onderdeel uit van de totaalcompositie van de Hunzezone. Het is dan ook van groot belang om ontwikkelingen op deze locaties zorgvuldig te toetsen. Euvelgunnerweg 13 is als archeologisch perceel aangewezen. Samen met het aangrenzende perceel aan de noordzijde vormt dit een van de resterende erven die de cultuurhistorische waarde van de Hunzezone mede bepaalt.

De ruimtelijke kenmerken van de erven moeten blijven behouden dan wel worden versterkt. Dit laat onverlet dat op het perceel ten noorden van nr. 13 de mogelijkheid voor vestiging van enkele (kleinschalige) woonwerkcombinaties wordt opengehouden.

Om het groene karakter van de Hunze meer gestalte te geven is het wenselijk langs het tracé extra bomen te planten. Door het vrijliggende fietspad te verwijderen ontstaat hierdoor meer ruimte om dit te realiseren. Daarnaast kan het zuidelijk deel van de Euvelgunnerweg ter hoogte van Centraal Staal worden versmald zodat er een eenduidig wegprofiel ontstaat.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP465bedrDriebond-oh01_0015.jpg"

Euvelgunnerweg

Nevenstructuur

Tot de nevenstructuur behoren de bomenrijen aan de Osloweg en tussen de ringweg en de achterzijde van de bedrijfskavels aan de Osloweg. Daarnaast is er tussen de bedrijfskavels en de openbare weg een strook groen die in een aantal gevallen in gebruik gegeven is. De stroken dienen een groen karakter te hebben en te houden en vormen een onderdeel van het totaalprofiel van de straten.

2.4 Verkeersstructuur

Algemeen

Verschillende gemeentelijke beleidsnota's gaan uit van een nauwe samenhang tussen het ruimtelijke beleid en het verkeers- en vervoersbeleid. Dit tegen de achtergrond van het verbeteren van de bereikbaarheid en leefbaarheid van de stad. Het verkeers- en vervoersbeleid is vooral gericht op stimulering van het gebruik van het openbaar vervoer en langzaam verkeer. Dit impliceert een efficiënter gebruik van de bestaande verkeersruimte door een duidelijke verkeersstructuur, het vergroten van de doorstromingscapaciteit op het stedelijke hoofdwegennet en bundeling van verkeersstromen, zodat in de tussenliggende gebieden een aangenaam en veiliger woon- en leefklimaat kan ontstaan. In het kader van het landelijke concept “Duurzaam Veilig” zijn in de gemeentelijke nota “Kalm aan en rap een beetje” alle wegen in de gemeente Groningen onderverdeeld in een drietal categorieën, te weten stroomwegen (ringwegen), gebiedsontsluitingswegen en erftoegangswegen (woonstraten).

Autostructuur

Bedrijventerrein Driebond wordt zowel aan de zuid- als aan de oostzijde begrensd door een belangrijke stroomweg. Respectievelijk de Zuidelijke Ringweg Groningen (N7) en de Oostelijke Ringweg Groningen (N46). De hoofdontsluiting van het gebied wordt gevormd door een rechtstreekse ongelijkvloerse aansluiting op de Oostelijke Ringweg en een ongelijkvloerse aansluiting op de Zuidelijke Ringweg.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP465bedrDriebond-oh01_0016.jpg"

ontsluiting Oostelijke Ringweg

De ongelijkvloerse aansluiting op de Zuidelijke Ringweg wordt voor verkeer van/naar Drachten en Assen gevormd door de aansluiting Europaplein en de parallelstructuur langs de Zuidelijke Ringweg. Voor verkeer van/naar Hoogezand (en ook de Oostelijke Ringweg) bevinden zich een op- en afrit, die aansluiten op de rotondes in de Gotenburgweg/Skagerrak.

Alle overige wegen in het plangebied zijn gebiedsontsluitingswegen met een maximum snelheid van 50 km/uur. Hierbij zijn de Osloweg, Odenseweg, Sint Petersburgweg en de Stettinweg de belangrijkste wegen voor de interne ontsluiting van Driebond. De keuze om op het bedrijventerrein geen erftoegangswegen (30 km/uur) te realiseren is gemaakt om de ontsluiting van de bedrijven optimaal te faciliteren. Alle wegen beschikken minimaal aan één zijde van de weg over een voetpad.

In het kader van de ontsluiting van Meerstad richting het centrum van Groningen vindt er nog een studie plaats naar het tracé Meerstad – Sint Petersburgweg/Driebondsweg - Sontbrug - Sontweg.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP465bedrDriebond-oh01_0017.jpg"

Fietsstructuur

In de beleidsnota Fietsverkeer 2000 wordt de fietsstructuur in de stad onderverdeeld in een hoofdstructuur en een secundaire structuur. In het plangebied behoren de Driebondsweg en de Osloweg tot de hoofdfietsstructuur. Met uitzondering van de Osloweg, tussen de Euvelgunnerweg en Stettinweg, beschikken deze wegen niet over (vrijliggende) fietsvoorzieningen. Als gevolg van de realisatie van Meestad wordt de fietsroute langs de Driebondsweg doorgetrokken over het Winschoterdiep naar de Sontweg. Daarbij wordt deze fietsroute ook direct voorzien van een vrijliggend fietspad. De precieze ligging van deze fietsroute wordt nog nader onderzocht in de studie naar het definitieve tracé Meerstad - Sint Petersburgweg/Driebondsweg - Sontbrug - Sontweg. De fietsroute langs de Osloweg wordt op termijn doorgetrokken richting Meerstad.

Langs de Euvelgunnerweg ligt een vrijliggend fietspad dat onderdeel uitmaakt van secundaire fietsstructuur. Ontbrekende schakel in deze vrijliggende voorziening is het deel tussen de Osloweg en zuidelijke lus in de Euvelgunnerweg. Tenslotte beschikt de Stettinweg nog over een vrijliggend fietspad, hoewel deze weg geen onderdeel uitmaakt van de primaire of secundaire fietsstructuur.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP465bedrDriebond-oh01_0018.jpg"

Parkeren

De bedrijven beschikken allemaal over parkeren op eigen terrein. Alleen op enkele specifieke locaties wordt op de weg geparkeerd als gevolg van te weinig parkeerplaatsen op het eigen terrein. Aan de Koldingweg heeft de gemeente een aantal gestoken parkeerplaatsen aangelegd ten behoeve van de nabijgelegen autohandelaar. Gezien het uitgangspunt dat parkeren op eigen terrein opgelost moet worden is een dergelijke oplossing op andere locaties niet gewenst. Overigens verdwijnt deze parkeerstrook in de nabije toekomst, omdat het perceel op de hoek van de Koldingweg en de Odenseweg wordt ontwikkeld.

Eventuele bedrijfsuitbreidingen dienen gepaard te gaan met het realiseren van voldoende parkeerruimte op de juiste plaatsen voor zowel de auto als de fiets. Het aantal parkeerplaatsen wordt bepaald door de geldende gemeentelijke parkeernormen. De kosten van de parkeerplaatsen zijn voor rekening van de ontwikkelaar en de parkeerplaatsen dienen in principe op eigen erf te worden gerealiseerd.

Openbaar vervoer

Driebond wordt via lijn 9 door het stadsvervoer ontsloten. Bij zogenaamde instaphaltes dient rekening te worden gehouden met de plaatsing van een abri.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP465bedrDriebond-oh01_0019.jpg"

openbaar vervoerroutes

Hoofdstuk 3 Randvoorwaarden

3.1 Archeologie

In 1992 is door de Nederland het verdrag van Valetta ondertekend, in de volksmond ook wel 'verdrag van Malta' genoemd. In dit verdrag spraken de Europese Staten af om beter rekening te houden met archeologisch erfgoed in de bodem. Een groot gedeelte van het zogenaamde bodemarchief is na de Tweede Wereldoorlog al vernietigd, zonder te zijn gedocumenteerd.

Het verdrag van Malta is wettelijk vertaald met een ingrijpende wijziging in de Monumentenwet '88 en enkele andere wetten, zoals de ontgrondingenwet en de Woningwet. Hierin wordt de verantwoordelijkheid voor een goede omgang met eventueel aanwezige archeologische waarden bij de gemeenten gelegd. De bescherming van die waarden dient te worden meegenomen in de ruimtelijke ordening, d.w.z. de bestemmingsplannen.

Elk bestemmingsplan dient vanaf 1 september 2007 daarom een paragraaf archeologie te bevatten, waarin wordt aangegeven welke archeologische waarden in het plan aanwezig, dan wel te verwachten zijn. Daarnaast dient het bestemmingsplan regels te bevatten om eventueel aanwezige archeologische waarden te beschermen. Daarmee wordt de aanvrager van een dergelijke vergunning verantwoordelijk voor behoud van archeologisch erfgoed.

Van een aantal terreinen in dit bestemmingsplan is bekend dat zij archeologisch waardevol zijn. Dit betreft met name de oude oeverwallen die zich in het plan bevinden.

Echter, in het grootste gedeelte van het plan is géén archeologisch (voor)onderzoek verricht. Dit heeft tot gevolg dat in die gebieden het archeologisch onderzoek verplaatst wordt naar het moment dat er een omgevingsvergunning aangevraagd is. Om het bestemmingsplan 'Malta-proof' te maken is het dus noodzakelijk dat er een vergunningstelsel opgenomen wordt in de gebieden waar er archeologische waarden verwacht worden.

Oeverwallen van de Hunzezone

In het bestemmingsplan Driebond zijn nog de oude oeverwallen van de Hunze aanwezig. Dit zijn in het verleden aantrekkelijke vestigingsplaatsen geweest. Het is daarom niet verbazingwekkend dat resten van een oud nederzettingsterrein al bekend zijn langs de Euvelgunnerweg. Dit terrein (ook wel bekend als terrein Groenenborg) is aangewezen als terrein van hoge archeologische waarde, en staat op de AMK (Archeologische Monumenten Kaart) geregisteerd.

Archeologische onderzoeken uit 1960 door de universititeit van Groningen en in 1990 door Bureau RAAP wijzen uit dat het hier om een verhoogde woonplaats gaat, die vanaf de late middeleeuwen bewoond werd. Het terrein is in dit bestemmingsplan opgenomen als terrein met bekende archeologische waarde. Bij omgevingsvergunningen bouwen en voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden wordt bij een oppervlakte boven de 50 m2 en bij ingrepen dieper dan 40 cm een onderzoeksplicht opgelegd.

Voor het terrein waar de oeverwallen van de Hunze liggen en waar archeologische waarden kunnen worden verwacht, is een zelfde regeling opgenomen maar dan voor een oppervlakte boven de 200m2.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP465bedrDriebond-oh01_0020.jpg"

ligging van het AMK-terrein aan de Euvelgunnerweg

IJzertijdbewoning aan de Stettinweg

Ook vóór de Middeleeuwen werd er al in het plan Driebond gewoond. In 1997 en 1998 werd aan de Stettinweg een vlaknederzetting uit de eerste twee eeuwen na het begin van de jaartelling opgegraven. De opgraving werd verricht naar aanleiding van de aanleg van wegen en het bouwrijp maken van het industrieterrein Driebond.

De langdurig bewoonde nederzetting uit de eerste eeuw is gelegen op een tamelijk brede oeverwal van de Hunze aan een natuurlijk geul. Behalve een oost-west georiënteerde huisplattegrond werden restanten van voorraadschuren gevonden. Deze bijgebouwtjes, 6-palige spiekers, bleken achteraf veel ouder en te dateren uit de Midden IJzertijd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP465bedrDriebond-oh01_0021.jpg"

rood omlijnd de gebieden met bekende en verwachte archeologische waarden

3.2 Ecologie

Huidige kenmerken en waarden

Het plangebied bestaat nagenoeg geheel uit bedrijfsterreinen en overeenkomstige panden. Het gebied is grotendeels verhard, alleen aan de randen is groen aanwezig. Panden kenmerken zich door platte daken. Op sommige platte grinddaken broeden scholeksters.

De grootste ecologische waarden liggen aan de westkant langs de Euvelgunnerweg. Hier, ter plaatse van de verdwenen oude Hunzeloop, zijn de bermen nog redelijk breed en soortenrijk en liggen tevens oude erfbeplantingen. Er leven verschillende zoogdier-, vogel-, vlinder- en amfibiesoorten. Deze gefragmenteerde zone staat op de ecologische structuurkaart aangemerkt als te ontwikkelen en te versterken groenverbinding.

Het is een groenader die de kerngebieden slibdepot Eemskanaal en Hunzezone voor genoemde diergroepen ontsluit en verbindt. Verschillende vleermuissoorten gebruiken de boomstructuren en of waterpartijen als trekroute en foerageergebied. De trekroutes zijn wettelijk beschermd. Behoud en versterking van deze zone is van groot belang. Genoemde kerngebieden en verbindingszone zijn vastgesteld op de Stedelijke Ecologische Structuurkaart van 2007/2008. Genetische uitwisseling en klimaatopwarming vragen om duurzame goed functionerende verbindingen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP465bedrDriebond-oh01_0022.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP465bedrDriebond-oh01_0023.jpg"

Optimale stadsverbindingen zijn minimaal 25 meter breed en bevatten een water-, boom-, struik- en kruidlaag om voor een doelsoort als bunzing en egel passeerbaar te zijn. Bij langere of gefragmenteerde verbindingszones zijn aansluitende kleinere groengebieden als ondersteuning van belang. Alle boomstructuren in het gebied zijn waardevol voor vogels en vleermuizen als nestplaats, voedselvoorziening en trekroute.

De waterstructuur bestaat uitsluitend uit sloten en greppels die aan de westkant langs de Euvelgunnerweg liggen. Deze kleine wateren vormen biotopen voor waterplanten, libellen en amfibieën. Het talud van de oevers is zo steil dat er relatief weinig ruimte is voor oeverplanten. De zuidelijke gerealiseerde ecologische kwaliteit van de Hunzezone is hier in potentie aanwezig.

Gewenste ontwikkeling

Voor de groenstructuur geldt dat er gestreefd wordt naar behoud, ontwikkeling en verbinding. De boom- en struikstructuur langs de Euvelgunnerweg moet soortenrijker en verder ontwikkeld worden alsook aansluiten op zuidelijke Hunzezone (Gotenburgweg en vervolg Euvelgunnerweg) en het noordelijke slibdepot. De noordelijke aansluiting kan het beste langs de oever van het Winschoterdiep onder de toekomstige brug worden gerealiseerd. Sloten langs de Euvelgunnerweg kunnen hier mogelijk van een holle oever worden voorzien. Dit zal een sterk positieve invloed op de ecologische waarden hebben. Om de ecologische verbinding te ondersteunen moet één van de kavels geheel of gedeeltelijk ecologisch worden ingericht.

Voor ecologische wateren wordt gestreefd naar een hogere waterkwaliteit (sanering riooloverstorten), doorzicht, doorstroming, ondergedoken waterplanten en het ontwikkelen van ecologische oevers. Inrichting en beheer van alle ecologische structuren moet afgestemd zijn op het doelsoortenbeleid.

Overige aandachtspunten

De bouwwijze van dit stadsdeel kenmerken zich voor een groot deel door het ontbreken van holten en spleten in daken en gevels. Deze holten zijn van belang voor waardevolle stadsdieren als kwikstaarten, roodstaarten en verschillende vleermuissoorten. De aantallen van deze soorten nemen stadsbreed af. Anderzijds zijn grind- en schelpendaken juist op bedrijventerreinen van belang voor vogels als scholekster en visdief. Deze kunnen in dit stadsdeel worden gestimuleerd.

Door middel van quickscans en zonodig nader onderzoek dienen de ruimtelijke ontwikkelingen getoetst te worden aan de Flora- en faunawet alsook het stedelijke ecologisch beleid. Torenvalk-, zwaluw- en uilennestplaatsen zijn jaarrond beschermd.

Bij nieuwbouw moet tevens nadrukkelijk ingezet worden op het realiseren van dakvegetaties en gevelgroen. Deze dragen in een intense stad in hoge mate bij aan verhoging van de kwaliteit van de leefomgeving. Daarnaast is bij renovatie- en nieuwbouwplannen het noodzakelijk voorzieningen voor soorten als vleermuizen en vogels als randvoorwaarde op te nemen.

Het plangebied ligt op een ruime afstand van Natura 2000 gebieden (Peizermaden ca. 7 km) en de Ecologische hoofdstructuur (Koningslaagte ca. 3 km).

3.3 Water

Algemeen

De natuurlijke relatie van water met zijn omgeving ligt in steeds sterkere mate (mede) ten grondslag aan de ruimtelijke ontwikkeling. Het water als ordenend principe. Water legt verbindingen tussen bodem, natuurlijke ontwikkeling en de gesteldheid en beleving van de woon- en werkomgeving.
Bij de planvorming wordt in een vroegtijdig stadium overleg met waterbeheerders gezocht. Doel is hierbij tot een zo natuurlijk mogelijk watersysteem te komen, dat is afgestemd op duurzame ontwikkeling, natuurlijke ontwikkeling en geohydrologie van het gebied.
In dit hoofdstuk worden eerst de waterhuishouding, de oevers en ecologie beschreven. Vervolgens worden de verstedelijking, de bodem en de riolering besproken. Tot slot wordt een link gelegd tussen bouwmaterialen en het water.

Waterhuishouding, oevers en ecologie

Het bestemmingsplangebied wordt omgeven door water. Aan de westzijde bevindt zich het Winschoterdiep welke deel uitmaakt van de boezem van het Waterschap Hunze en Aa's. Het waterpeil is +0.55m t.o.v. NAP. Dit geldt ook voor het Eemskanaal aan de noordzijde. De watergangen parallel aan de N7 (Beneluxweg) begrenzen het gebied aan de oost- en zuidzijde. Ter hoogte van de kruising Osloweg - Beneluxweg is een grote vijverpartij aanwezig (zie hieronder). De watergangen en de vijver hebben een streefpeil van -2.60m t.o.v. NAP. De vijver maakt geen deel uit van dit bestemmingsplan (zie plangrenskaart), maar vervult wel een belangrijke functie voor het bedrijventerrein Driebond. De vijver zorgt namelijk voor de berging van het regenwater en vormt een buffer voordat het water in de polder stroomt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP465bedrDriebond-oh01_0024.jpg"

de vijver tussen de Osloweg en de Beneluxweg

De afvoer van de vijver vindt plaats in oostelijke richting. De taulds van de watergangen zijn steil en niet natuurvriendelijk ingericht. Het plangebied heeft alleen aan de randen oppervlaktewater en dit kan betekenen dat het grondwater in het midden van het plangebied behoorlijk hoog staat.

Aan de westzijde van het bestemmingsplan ligt de Hunzezone. Deze staat niet in verbinding met het zuidelijke deel van de Hunzezone ter hoogte van de Gothenburgweg. Deze watergangen zijn relatief smal en staan deels in verbinding met elkaar. De oevers zijn over het algemeen steil en soms voorzien van lagere liggend gedeelten. Riet is veelvuldig aanwezig en belemmert her en der zelfs het doorstroomprofiel. Door de watergangen te vergroten en overal te voorzien van flauwe, natuurlijke oevers wordt de Hunzezone in natuurlijke en ecologische zin versterkt.

Bij de aanleg van nieuwe watergangen is het wenselijk de oevers ecologisch in te richten, al dan niet in combinatie met een plasberm. Door onderwaterbeplanting en rietkragen kan de waterkwaliteit verbeterd worden. Meer doorzicht en doorstroming zijn bevorderlijk voor plant en dier.

Bij de toepassing van beschoeiingen moeten duurzame en niet-uitlogende materialen toegepast worden.

Verstedelijking

Bij de nieuwbouw, inbreiding en herinrichting moet rekening gehouden worden met de gevolgen van een toename van verhard en bebouwd oppervlak. Door deze verstedelijking zal regenwater sneller tot afstroming komen. Voor het bestaande watersysteem betekent deze toename een extra belasting en zal meer water geborgen moeten worden. En berging van regenwater kan het eenvoudigst bovenop het reeds aanwezige water. Vandaar dat een compensatie in de vorm van oppervlaktewater vereist is. Als vuistregel wordt een compensatie van 10% van de toename van het verhard en / of bebouwd oppervlak in de vorm van oppervlaktewater geëist. In enkele gevallen is compensatie middels oppervlaktewater niet realiseerbaar i.v.m. de hoge mate van verstedelijking. Door de toepassing van bijvoorbeeld infiltratievoorzieningen en waterdoorlatende bestrating wordt water geborgen en vertraagd afgevoerd. In overleg met het waterschap moet gekeken worden of in deze gevallen elders nog compensatie in de vorm van oppervlaktewater nodig is.

Bij het aanleggen van open water en andere watergerelateerde maatregelen zijn de principes van duurzaam stedelijk waterbeheer van toepassing: scheiden aan de bron, vasthouden en bergen binnen het plangebied en daarna gecontroleerd afvoeren. De plaatselijke grondslag en de hoogte van de grondwaterspiegel moet duidelijk maken of deze toepassingen gebruikt kunnen worden.

Samengevat betekent het dat een uitbreiding van het verhard oppervlak niet mag leiden tot een toename van de waterafvoer in het gebied.

Bodem en riolering

Driebond bevindt zich ruim ten oosten van de Hondsrug. De bodem bestaat waarschijnlijk in hoofdzaak uit klei met zand- en veenfracties. Het veen in de bodem kan plaatselijk voor zettingen en maaivelddalingen zorgen. Door een integrale ophoging met zand is het terrein geschikt gemaakt voor de toepassing als bedrijventerrein. Infiltratie van regenwater is waarschijnlijk niet haalbaar door de aanwezigheid van klei.

In het gebied ligt een gescheiden rioolstelsel. Het afvalwater van toiletten, keukens en dergelijke wordt naar het gemaal Damsterdiep afgevoerd en vervolgens via een persleiding naar de zuivering gepompt. Het regenwater wordt in een andere leiding opgevangen en watert af naar het oppervlaktewater.

Bij de nieuwbouw van woningen, gebouwen en nieuw openbaar terrein wordt een gescheiden rioolsysteem aangelegd. De gescheiden afvoer biedt diverse voordelen. Minder regenwater naar de afvalwaterzuivering komt het zuiveringsproces ten goede, er hoeft minder water verpompt te worden (minder energieverbruik) en met het regenwater wordt oppervlaktewater aangevuld en doorgespoeld. Dit heeft een gunstig effect op de waterkwaliteit. Tevens wordt de kans op wateroverlast verminderd.

Bij toekomstige herinrichtingen is de aanleg van een gescheiden stelsel dan ook uitgangspunt.

3.4 Milieu

Binnen de gemeente Groningen is sinds eind jaren '80 van de vorige eeuw het principe van de compacte stad uitgangspunt van het milieu- en ruimtelijk beleid. Het compacte stadsbeleid staat voor een concentratie van stedelijke functies waardoor op regionaal niveau het milieu gunstig wordt beïnvloed. De compacte stad leidt immers tot minder ruimtebeslag in het buitengebied en minder mobiliteit.

Het concept van de compacte stad brengt echter met zich mee dat de kwaliteit van de dagelijkse leefomgeving door de concentratie van stedelijke functies, plaatselijk kan leiden tot milieubelasting. Het is dan ook belangrijk om de kwaliteit van de dagelijkse leefomgeving gericht in de gaten te houden. Uitgangspunt hierbij is dat de relatief goede kwaliteit van het Groningse milieu wordt gehandhaafd en waar nodig verbeterd.

Het plangebied is een industrieterrein en grenst aan de noordkant aan een woonschepenhaven en aan een slibdepot. Het maakt onderdeel uit van het grotere industrieterrein Groningen Zuid Oost. Industrieterrein Groningen Zuid Oost is gezoneerd in kader van de Wet geluidhinder. Het voorliggend plan is voornamelijk een conserverend plan dat in het kader van de actualisering van oude bestemmingsplannen is opgesteld. In het plan wordt één nieuwe ontwikkeling meegenomen. De nieuwe ontwikkeling is het realiseren van een woonwagenstandplaats aan de Euvelgunnerweg. Tevens is onderzoek gedaan naar de mogelijkheden om Driebond te onttrekken aan het gezoneerd industrieterrein Groningen Zuid Oost. In de paragraaf geluid wordt nader ingegaan op deze nieuwe ontwikkelingen.

De volgende paragrafen gaan in op de milieuaspecten die relevant zijn voor dit bestemmingsplan. Achtereenvolgens wordt ingegaan op geluid, luchtkwaliteit, geur, bodemkwaliteit, externe veiligheid, bedrijvigheid, beheer, energie en leefomgevingskwaliteit.

3.4.1 Geluid

Geluid is één van de factoren die invloed kan hebben op de beleving van de leefomgevingskwaliteit. Daarom moet er bij nieuwe ruimtelijke- of verkeersontwikkelingen akoestisch onderzoek plaatsvinden om de geluidsituatie in beeld te brengen.

Hierbij moet de geluidbelasting op de gevel van (nieuwe) geluidgevoelige bestemmingen worden getoetst aan de wettelijke geluidnormen. Hierbij worden drie bronnen van geluidhinder onderscheiden:

  • industrielawaai
  • wegverkeerslawaai
  • spoorweglawaai

In dit plangebied zijn twee bronnen van geluidhinder relevant.

Industrielawaai

Industrieterrein Groningen Zuid Oost is een gezoneerd industrieterrein. Deze zone is vastgesteld bij Koninklijk Besluit (KB). Driebond is een onderdeel van dit industrieterrein. Op Driebond bevinden zich echter geen grote lawaaimakers (volgens art 2.4 IvB). Met de actualisatie van dit bestemmingsplan worden grote lawaaimakers op Driebond uitgesloten. Driebond kan daarom aan het gezoneerde industrieterrein onttrokken worden. Het gevolg van deze onttrekking is dat de aanwezige (bedrijfs)woningen als geluidgevoelige objecten worden beschouwd. Voor de akoestische gevolgen van het onttrekken van Driebond aan het gezoneerd industrieterrein is een akoestisch onderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek is als bijlage 2 bij deze toelichting gevoegd. Uit de resultaten van het akoestisch onderzoek blijkt dat onttrekken binnen de huidige wetgeving mogelijk is en geen gevolgen heeft voor de bestaande bedrijven en de bestaande bedrijfswoningen.

Het plangebied Driebond ligt, na het onttrekken, nog wel binnen de geluidszone van het gezoneerde industrieterrein Groningen Zuid Oost.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP465bedrDriebond-oh01_0025.png"

grens industrieterrein Zuid Oost na onttrekking Driebond

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP465bedrDriebond-oh01_0026.jpg"

in rood: zonegrens industrieterrein Groningen Zuid-Oost vóór onttrekking

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP465bedrDriebond-oh01_0027.jpg"

zonegrens na onttrekking Driebond

Aan de noordzijde van Driebond zijn nieuwe geluidgevoelige bestemmingen gepland. Hiervoor geldt dat de geluidbelasting niet meer dan 50 dB(A) mag bedragen vanwege industrielawaai. De aanwezige bedrijven hebben een toegestaan geluidniveau van 50 dB(A) op 50 meter van de terreingrens. Indien nieuwe geluidgevoelige bestemmingen binnen deze 50 meter worden gebouwd moet worden getoetst of de bestaande rechten van de bedrijven niet worden aangetast.

Wegverkeerslawaai

Langs en in het plangebied liggen drukke wegen die onder de werkingssfeer van de Wet geluidhinder vallen. Dit zijn (met daarbij aangegeven de breedte van de geluidzone, gemeten vanaf de as van de weg) de volgende wegen:

• Beneluxweg 400 meter;

• Driebondsweg 200 meter;

• Osloweg 200 meter;

• Euvelgunnerweg 200 meter.

De geluidbelasting vanwege de wegen op nabijgelegen geluidgevoelige objecten, zoals bedrijfswoningen, is op veel plekken hoger dan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB. Dit heeft geen gevolgen voor de bestaande bedrijfswoningen.

Ook andere 50 kilometer wegen in en om het plangebied vallen onder de werkingssfeer van de Wet geluidhinder met een bijbehorende geluidzone van 200 meter vanaf de as van de weg.

De geluidbelasting vanwege deze wegen op nabijgelegen woningen of andere geluidgevoelige bestemmingen kan op een aantal drukke punten hoger zijn dan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB uit de Wet geluidhinder. Deze wet heeft geen gevolgen voor bestaande situaties.

Voor nieuwe ontwikkelingen schrijft de Wet geluidhinder een procedure en werkwijze voor die consequenties kan hebben voor de geluidbelasting die is toegestaan op nieuwe maar ook op bestaande geluidgevoelige bestemmingen. Een maatregel om het wegverkeerslawaai te beperken is het toepassen van stil asfalt. Waar nodig en (technisch) mogelijk zal een wegdek bij groot onderhoud worden vervangen door stil asfalt.

Woonwagenstandplaats

Voor de ontwikkeling van de woonwagenstandplaats is geluid als gevolge van wegverkeerslawaai en geluid als gevolg van de omliggende bedrijven van belang. De ontwikkeling ligt binnen een zone van de Wet geluidhinder waar akoestisch onderzoek uitgevoerd moet worden. Voor deze ontwikkeling is een akoestisch onderzoek uitgevoerd. Het akoestisch onderzoek is als bijlage bij deze toelichting gevoegd. Uit de resulaten van het onderzoek blijkt dat bij de ontwikkeling van de woonwagenstandplaats er op de rand van het terrein een geluidbelasting als gevolg van wegverkeerslawaai optreedt van meer dan de voorkeursgrenswaarde. De geluidbelasting als gevolg van wegverkeerslawaai blijft beneden de maximale toelaatbare geluidbelasting. De geluidbelasting als gevolg van de omliggende bedrijven ligt onder de toegestand 50 dB(A).

Voor het overschrijden van de voorkeursgrenswaarde als gevolg van wegverkeerslawaai zal een hogere waardebesluit worden genomen. Dit hogere waardebesluit wordt genomen voordat het bestemmingsplan voor deze ontwikkeling wordt vastgesteld. Belanghebbenden kunnen zienswijzen indienen met betrekking tot het ontwerp-hogere waardebesluit en later beroep aantekenen bij de Raad van State tegen het genomen besluit.

3.4.2 Bedrijvigheid

Het plangebied Driebond is, na het onttrekken aan het gezoneerde industrieterrein, een bedrijventerrein. In het plangebied zijn uitsluitend bedrijven toegestaan in de categorieën 1 tot en met 3.2 zoals die door de VNG in “Bedrijven en milieuzonering” zijn beschreven. Verder zijn in de voorschriften bedrijven expliciet uitgesloten, die vanwege de aard van de bedrijvigheid risicocontouren hebben die buiten het eigen terrein liggen. De bestaande bedrijven met een hogere categorie kunnen binnen het plangebied worden gehandhaafd. Het betreft hier:

- Schipper Kozijnen, Osloweg 31 categorie: 4

- Switters-Terpstra-Woldring, Osloweg 129 categorie: 4

- BUS Handelmij Groningen, Koldingeweg 26 categorie: 4

Op dit moment veroorzaken de hierboven genoemde inrichtingen geen overlast voor de omgeving. Bij vertrek van de inrichting zal hiervoor in de plaats maximaal een categorie 3 inrichting kunnen komen.

Regulering van de milieubelasting door die bedrijven vindt plaats met behulp van de Wet Milieubeheer en/of de op basis van de Algemene Plaatselijke Verordening. Bij aanvraag van een nieuwe vestiging van een bedrijf wordt nauwgezet beoordeeld of aan de randvoorwaarden kan worden voldaan en of er hinder zal optreden.

Ten noordwesten van het plangebied bevinden zich enkele bestaande woningen. Deze woningen kunnen van invloed zijn wanneer nieuwe geluidproducerende bedrijven zich binnen het plangebied willen vestigen. Hiermee dient in de vergunningverlening dan rekening te worden gehouden.

3.4.3 Geur

In zoverre van toepassing worden de richtlijnen voor geurnormen meegenomen bij de bedrijven via de vergunningen in kader van Wet milieubeheer en/of een Algemene maatregel van Bestuur (AmvB).

3.4.4 Bodemkwaliteit

Met deze herziening van het bestemmingsplan wordt de bestaande situatie vastgelegd, er zijn geen nieuwe ontwikkelingen en verandering van functies in het plangebied voorzien. De functie van het gebied is bedrijventerrein. De bodemkwaliteit voldoet over het algemeen aan de normen die gekoppeld zijn aan dit gebruik/deze functie.

Binnen het plangebied bevinden zich diverse locaties die verdacht zijn van een (ernstige) bodemverontreiniging. De verdachtmaking kan het gevolg zijn van bodembedreigende activiteiten of een eerder bodemonderzoek. De locaties zijn in het rapport Inventarisatie bodemkwaliteitsgegevens Driebond1 opgenomen. Uit de lijst valt op dat er in het gebied veel ophogingen en dempingen aanwezig zijn waardoor de bodem plaatselijk verontreinigd kan zijn. Daarnaast zijn meerdere bedrijfslocaties aangemerkt als (ernstig) verontreinigde locaties. Bij werkzaamheden ter plaatse van de verdachte locaties dient rekening gehouden te worden met eventuele bodemverontreiniging.

Binnen het plangebied Driebond bevinden zich 3 locaties waar een geval van ernstige bodemverontreiniging is vastgesteld. Ook zijn er 3 locaties aanwezig waar een nieuw geval van bodemverontreiniging is vastgesteld. Bij een nieuw geval dient de verontreiniging volledig te worden verwijderd.

In onderstaande tabel zijn de locaties met een ernstige bodemverontreiniging weergegeven. Hierbij is tevens aangegeven of er al een sanering heeft plaatsgevonden en of er eventuele gebruiksbeperkingen zijn.

Tabel 1: Bekende locaties (beschikking /zorgplicht)

Globiscode Locatie naam Beoordeling verontreiniging Sanering Zorg na sanering
GO001400240 Euvelgunnerweg 19 Ernstig, geen spoed deels nvt
GO001401196 Beneluxweg, Oostelijke ringweg Ernstig, geen spoed deels nvt
GR001400156 Euvelgunnerweg 17 Ernstig, geen spoed Volledig Monitoring grondwater
Leeflaag
GO001400612 Stettinweg 1 Zorgplicht nieuw geval Nee Nvt
GO001401016 Osloweg 145 Zorgplicht nieuw geval Nee nvt
GO001401555 Beneluxweg 9 Zorgplicht nieuw geval Volledig nvt

Als gevolg van jarenlange activiteiten is de bodem belast met een diffuse, niet tot een bron te herleiden, bodemverontreiniging. Uit de bodemkwaliteitskaart van de gemeente Groningen blijkt dat ook in dit plangebied diffuse (lichte) bodemverontreiniging voorkomt. Dit is van invloed op de voorwaarden voor hergebruik van grond.

Bekend is dat de kades aan het Winschoterdiep met 2 meter worden opgehoogd. De toe te passen grond moet voldoen aan kwaliteitscriteria zoals deze zijn vastgelegd in de bodemkwaliteitskaart en het bodembeheerplan van de gemeente Groningen.

De beoordeling van de bodemkwaliteit voor het bestemmingsplan gaat uit van een gebiedsbenadering en van de beschikbare gegevens op het moment van de inventarisatie. Individuele locaties zullen telkens opnieuw moeten worden beoordeeld op het aspect van geschiktheid.

  1. 1. Inventarisatie bodemkwaliteitsgegevens, Plangebied Driebond Gemeente Groningen. Milieudienst, november 2008

3.4.5 Luchtkwaliteit

In de Wet luchtkwaliteit2 zijn de luchtkwaliteitsnormen vastgelegd voor onder meer stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10). Deze normen garanderen een minimaal beschermingsniveau voor de burgers. De voornaamste bron van luchtverontreiniging in Groningen is het wegverkeer. De bijdrage van het lokale verkeer aan de luchtverontreiniging wordt berekend met behulp van het wettelijk voorgeschreven CAR-model.

Er is nagegaan wat de concentraties zijn van de luchtverontreinigende stoffen en of er luchtkwaliteitsnormen worden overschreden. Hierbij is gekeken naar de jaren 2007 en 2017. De concentraties zijn berekend voor de Osloweg, Euvelgunnerweg en de Beneluxweg. Voor de input van de berekeningen zijn verkeerscijfers gebruikt uit het verkeersmodel Regio Groningen - Assen (RGA), versie 1.2.

Uit de berekeningen blijkt dat alle onderzochte situaties voldoen aan de luchtkwaliteitsnormen. Dit betekent dat er vanwege de luchtkwaliteit geen belemmeringen zijn voor de vaststelling van het bestemmingsplan Bedrijventerrein Driebond.

Voor een toelichting/onderbouwing wordt verwezen naar de bijlage: Onderzoek luchtkwaliteit ten behoeve van het bestemmingsplan Driebond.

  1. 2. Kortheidshalve wordt hier gesproken van de 'Wet luchtkwaliteit', die op 15 november 2007 in werking is getreden. Formeel gaat het hier echter om de Wet van 11 oktober 2007 tot wijziging van de Wet milieubeheer (luchtkwaliteitseisen).

3.4.6 Externe veiligheid

Inleiding

Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's voor de omgeving bij gebruik, opslag en vervoer van gevaarlijke stoffen als vuurwerk, lpg en munitie over weg, water en spoor en door buisleidingen. De term 'externe' veiligheid wordt gehanteerd omdat het (overlijdens)risico van derden centraal staat. Het gaat om mensen die niet deelnemen aan de activiteit die het overlijdensrisico met zich meebrengt.

Wettelijk kader

Het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (BEVI, 2004) bevat veiligheidsnormen voor bedrijven die een risico vormen voor personen buiten het bedrijfsterrein. De Circulaire 'Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen' (RNVGS, 2004) geeft normen voor de veiligheid bij het vervoer van gevaarlijke stoffen. Beide kaders verplichten gemeenten rekening te houden met externe veiligheid bij het opstellen van ruimtelijke plannen. Hierbij het moeten veiligheidsafstanden (op basis van het plaatsgebonden risico, PR) en het groepsrisico worden gebruikt.

Inventarisatie risico's

De inventarisatie bestaat uit het in beeld brengen van potentiële risicobronnen in het plangebied of in de nabijheid. In deze stap heeft de inventarisatie plaatsgevonden van de:

Risicovolle inrichtingen

Transportassen van vervoer gevaarlijke stoffen

Buisleidingen.

Resultaten inventarisatie risico's:

  • Risicovolle inrichtingen: Bus Handelsmaatschappij Groningen, gasopslag, Koldingweg 26
  • Transport gevaarlijke stoffen:
    1. 1. Wegen: Provinciale weg N46 Beneluxweg
    2. 2. Waterwegen: Eemskanaal
    3. 3. Spoorweg: komt niet voor in de nabijheid van het plangebied
  • Buisleidingen: komen niet voor in de nabijheid van het plangebied

Ruimtelijke consequenties inventarisatie

De aanwezigheid van risicobronnen heeft ruimtelijke consequenties als er 10-6-risicocontouren (PR) of invloedsgebieden over het plangebied liggen. De 10-6-contour geeft de overlijdenskans van één op de miljoen per jaar aan als gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. In en nabij het plangebied zijn drie risicobronnen aanwezig die een ruimteclaim leggen op hun omgeving:

Bus Handelsmaatschappij Groningen

Het betreft een inrichting waar gasflessen worden opgeslagen (depot). De gesommeerde inhoud van de flessen bedraagt meer dan 10.000 l. Het bedrijf valt onder de registratieplicht voor het Register risicosituaties gevaarlijke stoffen en is opgenomen op de risicokaart. De PR-contouren van het bedrijf liggen echter niet buiten de inrichtingsgrenzen. Daarom zijn er geen directe ruimtelijke consequenties.

Beneluxweg (N46) en Eemskanaal

Over de N46 en over het Eemskanaal vindt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. Bij beide risicoroutes liggen de PR-contouren van 10-6 op de route zelf. Daarom zijn er geen directe ruimtelijke consequenties. Wel overlappen de invloedsgebieden een deel van het plangebied. Daarom moet het groepsrisico worden onderzocht.

EV-onderzoek

Het door de N46 veroorzaakte groepsrisico is onderzocht met het rekenprogramma 'RisicoBerekeningsMethodiek II' (RBM II, Ministerie van Verkeer en Waterstaat). Basis voor de berekeningen vormen verkeerstellingen uit 2007 (uitgevoerd in opdracht van Ministerie van VenW). Op basis van deze telling heeft de provincie Groningen een prognose opgesteld voor het vervoer van gevaarlijke stoffen in 2020. In deze prognose wordt uitgegaan van een autonome groei van het vervoer met 45%. De prognosegegevens zijn eveneens gebruikt voor de berekeningen. Voor de inmiddels gerealiseerde aansluiting van de A7 op de N46 in de nabijheid van het plangebied - waardoor de verkeerstromen veranderen met consequenties voor de veiligheid binnen het plangebied - zijn eveneens berekeningen uitgevoerd.

Groepsrisico

Uit het onderzoek blijkt dat het groepsrisico voor de N46 laag is en ver beneden de oriëntatiewaarde (OW) blijft. De oriëntatiewaarde vormt een belangrijke ijkwaarde voor ruimtelijke ontwikkelingen. Deze waarde wordt bij voorkeur niet overschreden. Het bestemmingsplan kent geen uitbreidingsmogelijkheden binnen het invloedsgebied. Het groepsrisico blijft daarom laag. Uit de risicoberekening blijkt verder dat ook een toename van de vervoerstromen in de toekomst (inclusief de nieuwe aansluiting op de A7) niet zullen leiden tot een noemenswaardige verhoging van het groepsrisico. Op basis van het bestemmingsplan vindt er geen wijziging plaats t.a.v. het groepsrisico. De verantwoording groepsrisico is uiteengezet in vier RBM II- rapporten.

In het kader van de ontwikkeling van de Eemskanaalzone in de toekomst heeft de gemeente Groningen de 'Veiligheidsvisie Eemskanaalzone' opgesteld. Deze visie bevat een nauwkeurige berekening van het groepsrisico van de hele Eemskanaalzone, inclusief het gebied Driebond. Uit de berekeningen blijkt dat het risico voor de hele zone zeer laag is en ook in de toekomst nauwelijks toeneemt. De visie dient tevens als verantwoording van de risco's. Het groepsrisico vanwege de Eemskanaalzone kan derhalve verder buiten beschouwing blijven.

Basisnet

Het Basisnet is een netwerk van infrastructuur van rijkswegen, spoor- en waterwegen dat robuust bestand is tegen de toename van transport van gevaarlijke stoffen zonder dat daaronder in de toekomst nieuwe veiligheidsknelpunten ontstaan. Op dit moment wordt door verschillende ministeries gewerkt aan een landelijke Basisnet. Vooruitlopend op de vaststelling van het landelijke Basisnet heeft de provincie Groningen aanbevolen om de aan- en afvoerroutes van de Eemshaven en het chemiepark Delfzijl te voorzien van een 30 meter veiligheidszone. Hiermee wordt rekening gehouden in het bestemmingsplan. Binnen een zone van 30 meter rondom de twee transportassen (N46, Eemskanaal) is geen nieuwbouw toegestaan. Hiermee wordt voldaan aan de wens van de provincie.

Regels

Om de veiligheidssituatie in de toekomst te borgen moeten risicobronnen ook in de toekomst gescheiden worden van (beperkt) kwetsbare objecten. Daarom worden in het bestemmingsplan geen nieuwe risicobronnen toegestaan. Voor de bestaande risicovolle inrichting moet het aantal personen in de omgeving zo laag mogelijk blijven. Dit is gewaarborgd door kwetsbare objecten in de nabijheid van de inrichting niet toe te staan.

Conclusie

Het voorgaande samenvattend bestaat op grond van externe veiligheid geen bezwaar tegen de vaststelling van het bestemmingsplan.

3.4.7 Energie en leefomgevingskwaliteit

De gemeente Groningen heeft de ambitie uitgesproken om van Groningen de duurzaamste stad van Nederland te maken. Hiervoor heeft het college in 2007 een duurzaamheidvisie opgesteld en vastgesteld. De uitwerking van deze visie heeft het college verwoord in de documenten: 'het Beleidskader duurzaamstestad.groningen.nl' en de 'Routekaart Groningen Energieneutraal+2025”.

In het beleidskader duurzaamstestad.groningen.nl staat hoe de stedelijke ontwikkeling en de leefomgevingkwaliteit duurzaam ontwikkeld kunnen worden en hoe de stad klaar gemaakt wordt voor de effecten van klimaatverandering.

In de Routekaart Groningen Energieneutraal+2025 staat hoe, met wie, waarmee en wanneer deze ambitie gerealiseerd wordt. De ambitie 'Groningen energieneutraal' krijgt inhoud door het gelijk te trekken met 'CO2-neutraal' met een extra plus op energie besparen. Binnen de Routekaart wordt een nieuw denkpatroon geïntroduceerd: de Groningse energieladder. De energieladder is een gereedschap bij het afwegen van keuzes, bij het nemen van beslissingen, bij het sturen op processen en bij het concreet uitvoeren van acties en maatregelen.

Vanuit de ambitie de duurzaamste stad te worden ligt de focus op twee thema's: energie en de kwaliteit van de leefomgeving. In de onderstaande alinea's staat hoe deze thema's in het kader van dit bestemmingplan worden ingevuld.

Binnen elk nieuwbouw- of renovatieplan moet de Groningse energieladder meegenomen worden. Bijvoorbeeld dient er naast aandacht aan een optimale isolatie ook gekeken te worden of er energiebronnen in de buurt van nieuwbouwprojecten zijn die kunnen worden gebruikt zoals restwarmte van nabij gelegen bedrijven / kantoren. Het gebruik van aardwarmte in de vorm van warmte/koude opslag in de bodem in combinatie met warmtepompen is een duurzaam alternatief voor verwarming door middel van aardgas.

Binnen de grenzen van het bestemmingsplan bevindt zich een groot aantal bedrijven welke een overschot aan warmte hebben. Veelal wordt deze restwarmte 'weggekoeld' via koelventilatoren op het dak. Bij herontwikkeling of nieuwbouw ontstaan mogelijkheden om deze restwarmte nuttig en tegen veelal lage kosten opnieuw te gebruiken.

In dit bestemmingsplan komt de duurzame leefomgeving tot uitdrukking in de manier hoe wordt omgegaan met ecologie, groen, water en onder meer de milieuaspecten geluid, lucht, veiligheid en bodem. In algemene zin blijkt dat duurzaamheid al een goede verankering in dit bestemmingsplan heeft gekregen.

3.5 Kabels En Leidingen

Door het plangebied loopt een bovengrondse hoogspanningslijn van TenneT. Het betreft de lijn Vierverlaten-Hunze met een spanning van 110 kV. In verband met stralingsgevaar (met als mogelijk gevolg en verhoogde kans op leukemie bij kinderen tot 15 jaar) bestaat er voor gevoelige functies (wonen, onderwijs) een indicatieve veiligheidszone van 50 meter aan weerszijden van het hart van de leiding. In principe zijn in die zone geen gevoelige functies toegestaan. In dit bestemmingsplan bevinden zich drie functies in de zone: verkeer, bedrijven en kantoren.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP465bedrDriebond-oh01_0028.jpg"

Geen van deze functies zijn als gevoelig aan te merken. Dat betekent dat uitsluitend een zakelijk rechtzone van 2x25 meter dient te worden aangegeven op de plankaart. In deze zone zone is slechts bebouwing mogelijk na overleg met de lijnbeheerder TenneT. Aspecten van veiligheid, bruikbaarheid en bereikbaarheid voor onderhoud spelen hierbij een rol.

Hoofdstuk 4 Juridische Toelichting

4.1 Algemeen

Het bestemmingsplan Bedrijventerrein Driebond voorziet in een actueel en adequaat juridisch kader voor beheer en ontwikkeling van het plangebied. Het is een plan op basis van artikel 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro). Daarmee kunnen met direct recht omgevingsvergunningen worden verleend. De gekozen bestemmingen en de daarbij behorende regels geven helder aan welke functies op welke plaats zijn toegestaan.

Om de nodige flexibiliteit te waarborgen zijn tevens afwijkingsbevoegdheden opgenomen.Dit bestemmingsplan is gemaakt conform de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2008 (SVBP 2008) en het standaard bestemmingsplan van de gemeente Groningen. Daarin zijn de regels gestandaardiseerd. De bestemmingsregels zijn opgemaakt in een vaste indeling en bevatten in principe voor elke bestemming achtereenvolgens: een bestemmingsomschrijving, bouwregels, nadere eisen, afwijken van de bouwregels, specifieke gebruiksregels, afwijken van de gebruiksregels, en waar nodig een vergunningenstelsel voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden.

Het bestemmingsplan is digitaal gemaakt. De digitale kaart (verbeelding) is variabel in schaal doordat kan worden in- en uitgezoomd, en bezit een meetfunctie. Het digitale plan is raadpleegbaar via het internet (bestemmingsplannen.groningen.nl alsook www.ruimtelijke plannen.nl). Daar zijn de digitale bestanden ook te downloaden.

De papieren plankaart bestaat uit één kaartblad met schaal 1:1500. De plankaart geeft in samenhang met de regels de bouw- en gebruiksmogelijkheden van de gronden binnen het plangebied aan.

Het bestemmingsplan kent 6 bestemmingen: Bedrijf, Bedrijventerrein, Groen, Verkeer, Water, Wonen; en 4 dubbelbestemmingen, te weten Leiding - Hoogspanningsverbinding, Waarde - Archeologie 1, Waarde - Archeologie 2 en Waterstaat - Waterkering. Een toelichting op deze bestemmingen is gegeven in paragraaf 4.3.

4.2 Geldende Bestemmingsplannen

In het plangebied geldt het bestemmingsplan Driebond, door de raad vastgesteld op 10 april 1991, en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten op 25 juni 1991.

Daarnaast geldt voor het plangebied het facet-bestemmingsplan Uniforme voorschriften prostitutiebedrijven van 2001. De voorschriften van dit plan worden verwerkt in en daarmee vervangen door het voorliggend bestemmingsplan.

Omdat de grenzen van het nieuwe bestemmingsplan binnen de grenzen van het geldende plan liggen, zal het plan van 1991 voor een deel blijven bestaan. De nieuwe ontwikkelingen (route Meerstad, woonschepenhaven en invulling vml. entree Driebond) zullen hun eigen planproces krijgen. Deze bestemmingsplannen zullen uiteindelijk zorgen voor een volledige vernieuwing van het bestemmingsplan Driebond uit 1991.

4.3 Toelichting Op De Artikelen

Inleidende regels

De artikelen 1 tot en met 3 bevatten achtereenvolgens de in het plan gebruikte begrippen en hun definitie, de wijze waarop moet worden gemeten en de manier van omgaan met uitmetingsverschillen.

Bestemmingsregels

Artikel 4 Bedrijf

Deze bestemming is uitsluitend van toepassing op de kavel ten noorden van Euvelgunnerweg 13. Hier is een bedrijf toegestaan met daarbij een bedrijfswoning dan wel standplaatsen voor maximaal twee woonwagens. In verband met het waardevolle groen op de percelen is de bouwmogelijkheid voor bedrijfsbebouwing beperkt gehouden. De oppervlaktes van deze bebouwing zijn gemaximeerd i.v.m. de aanwezige waardevolle erfbeplanting.

Artikel 5 Bedrijventerrein

Deze bestemming beslaat het grootste deel van het plangebied. Qua functies is aangesloten bij het geldende gemeentelijke beleid voor bedrijventerreinen uit de nota's werk aan de Winkel en Terrein in bedrijf. Daarnaast zijn zelfstandige kantoren tot 500m2 mogelijk. Wat betreft het milieuaspect zijn bedrijven tot categorie 3.2 toegestaan, met een ontheffingsmogelijkheid tot categorie 4. Risicovolle en geluidszoneringplichtige bedrijven worden uitgesloten. In het plangebied bevindt zich één risicovolle inrichting. Deze kan onder overgangsrecht blijven bestaan.

Met aanduidingen zijn de locaties aangegeven waar specifieke functies zijn toegestaan: onderwijs, bedrijfswoning, verkooppunt voor motorbrandstoffen, bouwmarkt, detailhandel in automaterialen. Voor eventuele nieuwe verkooppunten voor motorbrandstoffen is een wijzigingsbevoegdheid in de regels opgenomen.

Artikel 6 Groen

De bestemming Groen omvat de hoofdgroenstructuur in het plangebied. Het gaat hier om een strook groen aan de zuidzijde van het plangebied, parallel aan de zuidelijke ringweg, en de groenstructuur aan de Euvelgunnerweg.

Artikel 7 Verkeer

De bestemming Verkeer omvat de hoofdverkeersstructuur in het plangebied. Zowel de ontsluitingswegen van het bedrijventerrein, de binnenwegen als de ringweg vallen binnen de bestemming. Binnen deze bestemming is ook parkeren mogelijk zowel als groen dat geen onderdeel van de groenhoofdstructuur deel uitmaakt.

Artikel 8 Water

Onder deze bestemming valt de waterpartij die gelegen is aan de zuidkant van het plangebied, parallel aan de zuidelijke ringweg.

Artikel 9 Wonen

Deze bestemming is uitsluitend van toepassing op het perceel Euvelgunnerweg 13, alwaar gewoond wordt in de vorm van kamerverhuur.

Artikel 10 Leiding - hoogspanningsverbinding

In deze dubbelbestemming mogen uitsluitend hoogspanningsmasten worden gebouwd. Bij afwijken met een omgevingsvergunning kunnen ook andere bouwwerken (zowel gebouwen als bouwwerken geen gebouw zijnde) worden gebouwd. Maar daarvoor moet toestemming gevraagd worden aan de beheerder van de verbinding, TenneT, die een zakelijk recht heeft op de onderliggende gronden. De zakelijk rechtstrook is 25 meter aan weerszijden van het hart van de leiding.

Arikel 11 Waarde - Archeologie 1

Onder deze dubbelbestemming valt een terrein met bekende archeologische waarde aan de Euvelgunnerweg. Bouwinintiatieven met een oppervlakte groter dan 50m2 en dieper dan 40 centimeter beneden maaiveld kunnen pas worden toegestaan nadat archeologisch onderzoek is verricht. Deze eis kan vervallen als al maatregelen zijn genomen voor veiligstelling of opgraving van archeologische resten. Ook voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden is een dergelijke regeling opgenomen.

Artikel 12 Waarde - Archeologie 2

Hieronder valt eenzelfde regeling als hierboven genoemd, maar dan voor terrein met verwachte waarden. Het gaat dan om een oppervlakte groter dan 200 m2.

Artikel 13 Waterstaat - Waterkering

Deze dubbelbestemming dient ter bescherming van de boezemkade aan het Winschoterdiep. Het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde, ten behoeve van de waterkering is hier bij recht toegestaan en via een afwijkingsbevoegdheid voor bouwwerken geen gebouw zijnde onder de bestemming Bedrijventerrein. Voor de in de strook aanwezige bestaande gebouwen is een uitzonderingsregel opgenomen.

Algemene regels

Artikel 14

Dit artikel bevat de anti-dubbeltelbepaling. De redactie is conform artikel 3.2.4 van het Besluit ruimtelijke ordening. Deze bepaling is ervoor om te voorkomen dat dezelfde grond meer dan eens betrokken wordt in een omgevingsvergunningstoets en daarmee meer gebouwd kan worden dan is toegestaan.

Artikel 15

In dit artikel wordt geregeld dat de aanvullende stedenbouwkundige bepalingen uit de Groninger Bouwverordening niet van toepassing zijn. Hetgeen het bestemmingsplan regelt gaat vóór datgene wat op dit gebied door de Bouwverordening wordt geregeld. Daarop is echter op een vijftal punten, die in dit artikel zijn genoemd, een uitzondering gemaakt. Het belangrijkste hierbij is onderdeel d., waarmee de Nota Parkeernormen van de gemeente Groningen voor dit bestemmingsplan van toepassing wordt verklaard.

Artikel 16

Dit artikel bevat enkele afwijkingsbepalingen, die op alle bestemmingen in het plangebied van toepassing zijn. Bedoeling van de bepaling is om relatief kleine afwijkingen van het bestemmingsplan toe te staan, zowel qua omvang als qua functie.

Artikel 17

Met deze wijzigingsbevoegdheid kunnen burgemeester en wethouders de geluidszone van het industrieterrein Groningen Zuidoost geheel of gedeeltelijk van de kaart verwijderen. Dit kan als die geluidszone kan worden verkleind. Het onderzoek daartoe zal moeten plaatsvinden in het kader van de ontwikkeling van nieuwe planologische regelgeving voor dit gezoneerde industrieterrein, dat zich ten zuiden en ten oosten het plangebied bevindt.

Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 18

Dit artikel regelt het overgangsrecht. De redactie is conform de artikelen 3.2.1 en 3.2.2 van het Besluit ruimtelijke ordening.

Artikel 19

Dit artikel bevat de zogenaamde slotregel, die bedoeld is voor een eenduidige vastlegging van de naam van het bestemmingsplan.

Interpretatieve gebruiksbepalingen

Interpretatieve gebruiksbepalingen kunnen per bestemming worden opgenomen wanneer binnen die betreffende bestemming behoefte is aan specifieke gebruiksregels of -verboden.

Wijzigingsbevoegdheid

Dit bestemmingsplan bevat geen algemene procedureregels voor wijzigingsplannen. De procedure hiervoor is nu voorgeschreven in artikel 3.6 onder 5 van de Wet ruimtelijke ordening en heeft rechtstreekse werking. Dit artikel regelt dat deze procedure de weg moet volgen die is voorgeschreven in artikel 3.4 Algemene wet bestuursrecht. Dit betekent een terinzagelegging van 6 weken, gedurende welke zienswijzen kunnen worden ingediend. Burgemeester en wethouders besluiten vervolgens binnen 8 weken over de vaststelling van het wijzigingsplan.

4.3.1 Toelichting regeling van vrije beroepsactiviteiten en bedrijfsmatige activiteiten in en bij woningen

De begrippen aan huis verbonden beroep en vrij beroep worden vaak, en ook hier, synoniem gebruikt. Het voorliggend bestemmingsplan biedt de mogelijkheid aan huis verbonden beroepen -met behoud van de woonfunctie- uit te oefenen in een woning en de daarbij behorende aangebouwde bijbehorende bouwwerken.

In het algemeen is het verboden om, indien aan gronden en bouwwerken een woonbestemming of -functie is gegeven, deze te gebruiken op een wijze of tot een doel in strijd met de woonbestemming. Een ander gebruik dan wonen is niet toegestaan. In de jurisprudentie is echter bepaald dat het vestigen van een vrij beroep niet in strijd is met de woonbestemming, tenzij het bestemmingsplan het tegendeel bepaalt en het beroep door de bewoner van het pand wordt uitgeoefend, waarbij het woonhuis in overwegende mate de woonfunctie behoudt en de uitoefening van het beroep een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft, die met de woonfunctie in overeenstemming is. Het gaat veelal om een eenpersoonsberoep.

Op grond van de definitie van aan huis verbonden beroepen in dit bestemmingsplan zijn de betreffende activiteiten (onder voorwaarden, zie hierna) in overeenstemming met de functie wonen. Voor dergelijke activiteiten in een woning en/ of de daarbij behorende aangebouwde bijbehorende bouwwerken is geen afwijking bij een omgevingsvergunning nodig.

Of een bepaald gebruik in overeenstemming is met de functie woondoeleinden wordt beoordeeld aan de hand van de volgende criteria:

a. de aard van het gebruik

b. de omvang van het gebruik

c. de intensiteit van het gebruik

Ad a. Bij de 'aard' van het gebruik kan men denken aan een beroep welke naar zijn aard (ernstige) hinder voor zijn omgeving oplevert, of welke naar zijn aard grote verkeersproblemen zal opleveren. Het gebruik mag immers geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer. Het mag evenmin een onevenredige parkeerdruk veroorzaken.

Ad b. Bij de 'omvang' van het gebruik is relevant of het gebruik meerdere ruimten of gebouwen in beslag neemt, welk gedeelte van het gebouw door het gebruik in beslag wordt genomen, hoeveel vierkante meter het gebruik in beslag neemt.

Ad c. Bij de 'intensiteit' van het gebruik kan worden gedacht aan frequent of incidenteel gebruik.

Als nu blijkt dat het gebruik aldus een uitstraling heeft welke niet te rijmen valt met de gelegde woonbestemming, dan is het gebruik strijdig met de woonbestemming (zie ARRvS, AB 1993/163).

Onder een 'vrije beroepsbeoefenaar' wordt verstaan: 'iemand die wordt gevraagd om zijn individuele, persoonlijke kwaliteiten, die in het algemeen op artistiek of academisch/HBO-niveau liggen'. In de praktijk is het onderscheid moeilijk aan te geven. Bij vrije beroepen valt te denken aan: advocaat, accountant-administratieconsulent, alternatieve genezer, belastingconsulent, bouwkundig architect, dierenarts, fysiotherapeut, gerechtsdeurwaarder, huidtherapeut, huisarts, interieurarchitect, juridisch adviseur, kunstenaar,logopedist, makelaar, medisch specialist, notaris, oefentherapeut, Cesar/Mensendieck, organisatieadviseur, orthopedagoog, psycholoog, raadgevend adviseur, redacteur, registeraccountant, stedenbouwkundige, tandarts, tandarts-specialist, (al dan niet beëdigd) tolkvertaler, tuin- en landschapsarchitect, verloskundige.

Aan huis verbonden beroepen in een vrijstaand bijbehorend bouwwerk

Voor het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken ten behoeve van een aan huis verbonden beroep is het nodig om bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bestemmingsplan. Hiertoe is een bevoegdheid voor burgemeester en wethouders opgenomen in lid 9.6.a.

Kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

Overige activiteiten, die niet vallen onder de aan huis verbonden beroepen, maar in bepaalde gevallen wel daarmee gelijk te stellen zijn, worden aangemerkt als beroeps- en/of bedrijfsmatige activiteiten, die niet rechtstreeks passen binnen de woonbestemming. Zij zijn daarom niet bij recht toegestaan in dit plan. Wel is het mogelijk voor deze activiteiten bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bestemmingsplan (zie lid 9.6.b) voor zover voorkomend op de bij dit plan behorende Lijst van bedrijfstypen wonen-werken (bijlage 2).

Hoofdstuk 5 Inspraak En Overleg

5.1 Inspraak

Over het voorontwerp-bestemmingsplan is een inspraakprocedure gevoerd op grond van de Algemene Inspraakverordening Groningen 2005. In het kader van deze procedure heeft het voorontwerp-bestemmingsplan van 3 september 2010 tot en met 30 september 2010 ter inzage gelegen. Gedurende deze termijn kon schriftelijk op het bestemmingsplan worden gereageerd. Tevens zijn alle bedrijven en ondernemers op Driebond per brief geïnformeerd over de aanstaande inspraakmogelijkheid.

Van de geboden mogelijkheid tot inspraak is gebruik gemaakt door:

1. Van der Molen Autogroep

2. het Noorderpoortcollege

3. een tweetal personen woonachtig in de nabijheid van Driebond.

In het als bijlage 3 bij deze toelichting opgenomen inspraakrapport zijn de reacties samengevat en van commentaar voorzien.

De eerste reactie heeft geleid tot de opname van de mogelijkheid van een tweede bouwmarkt, naast de al toegestane bouwmarkt, in het bestemmingsplan. De beide andere inspraakreacties hebben niet tot aanpassingen in het plan geleid.

5.2 Overleg

In het kader van het vooroverleg op grond van artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening is het voorontwerp-bestemmingsplan toegestuurd aan de volgende instanties.

provincie Groningen

ministerie van VROM, inspectie Noord

ministerie van Landbouw, Natuurbehoud en Visserij, Directie Noord

ministerie van Verkeer en Waterstaat, directie Noord-Nederland

ministerie van Economische Zaken

ministerie van Defensie

rijksdient voor het Cultureel Erfgoed

Regionale Brandweer Groningen

Brandweer Stad Groningen

NV Nederlandse Gasunie

Enexis

VNO-NCW Noord

MKB Noord

KPN Telecom

Ziggo

Tennet

Waterschap Hunze en Aas

Daarop zijn 5 reacties ontvangen, die hieronder worden samengevat en van commentaar voorzien.

1. provincie Groningen

  1. a. de provinciale omgevingsverordening verbiedt de mogelijkheid voor het oprichten van reclameasten hoger dan 6 meter. Artikel 14.1, lid h en k van de regels van het plan bieden echter de mogelijkheid om ontheffing te verlenen van de toegestane hoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, tot maximaal 10 meter. Verzocht wordt om de regels van het plan op dit punt aan te passen.
  2. b. over de N46 vindt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. Verzocht wordt om hiervoor een beperkte groepsrisicoverantwoording op grond van het ontwerp Besluit transportroutes externe veiligheid uit te voeren en in het plan op te nemen.
  3. c. verzocht wordt om langs het Winschoterdiep een bebouwingsvrije afstand van 20 meter op te nemen in verband met een ongehinderd gebruik van het kanaal voor de scheepvaart en voor beheer en onderhoud.
  4. d. er wordt op gewezen dat door de afzondering van Driebond van het gezoneerde industrieterrein Groningen Zuid Oost er verslechtering kan ontstaan voor woningen en andere geluidsgevoelige bestemmingen omdat geen rekening meer wordt gehouden met het effect van cumulatie.

Commentaar:

ad a.

Inmiddels heeft de Raad van State uitspraak gedaan in het beroep dat de gemeente Groningen had ingesteld tegen de reactieve aanwijzing van de provincie in de kwestie van de reclamemasten op bedrijventerrein Peizerweg. De uitspraak betekent dat de gemeente zich moet conformeren aan de provinciale omgevingsverordening. Dit plan zal op dat punt dan ook worden aangepast.

ad b.

Het advies is opgevolgd en het groepsrisico is opnieuw berekend. Als gevolg daarvan is de milieuparagraaf (par. 3.4.6) aangepast. De beperkte verantwoording behoeft geen verdere procedure of instemming.

ad c.

De gevraagde bebouwingsvrije afstand van 20 meter is een adviesafstand. Deze is met name van belang voor een vrij uitzicht voor de scheepvaart bij kruisingen van of bochten in vaarwegen. Het deel van het Winschoterdiep in dit bestemmingsplan is een recht deel. Daarom is de zone van 20 meter hier niet zeer noodzakelijk. Ook is op sommige plaatsen binnen deze zone al bebouwing aanwezig. In verband met de opmerking van het waterschap Hunze en Aas (zie hieronder) zal door middel van de dubbelbestemming Waterstaat - Waterkering reeds een bebouwingsvrije zone van ca. 10 meter in het plan worden opgenomen. Wij zijn van mening dat wij daarmee in dit geval voldoende tegemoet komen aan het verzoek van de provincie.

ad d.

In het plan wordt aan de hand van uitgevoerde geluidberekeningen aangetoond dat er geen verslechtering ontstaat voor woningen ten gevolge van de dezonering.

2. ministerie van VROM, inspectie Noord

De inspectie VROM coördineert de reactie van alle aangeschreven rijksdiensten, en deelt mede dat het plan de betrokken rijksdiensten geen aanleiding geeft tot het maken van opmerkingen, gelet op de nationale belangen in de Realisatieparagraaf Nationaal Ruimtelijk Beleid.

3. Brandweer Regio Groningen

Geadviseerd wordt om de groepsrisicoberekening externe veiligheid voor de N7/N46 te herzien door deze af te stemmen op de vervoershoeveelheden uit de gewijzigde circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen, en om een beperkte verantwoording van het groepsrisico op te nemen in het bestemmingsplan.

Commentaar:

Het advies is opgevolgd en het groepsrisico is opnieuw berekend. Als gevolg daarvan is de milieuparagraaf (par. 3.4.6) aangepast. De beperkte verantwoording behoeft geen verdere procedure of instemming.

4. TenneT

a. verzocht wordt om de zakelijk rechtstrook ten behoeve van de hoogspanningsverbinding van TenneT, die door het plangebied loopt, te wijzigen in 50 meter.

b. verzocht wordt om de regels van de dubbelbestemming Hoogspanningsverbinding te redigeren op de wijze zoals aangegeven in de overlegreactie.

c. verzocht wordt om de toegestane hoogte van hoogspanningsmasten aan te passen. Deze is in het plan bepaald op 35 meter, maar twee masten in het gebied zijn hoger, nl. 38,9 meter en 61,2 meter.

Commentaar:

ad a.

de zakelijk rechtstrook in het plan is 50 meter breed en daarmee is al voldaan aan het verzoek.

ad b.

in het plan zijn de standaardregels van de gemeente Groningen toegepast voor de dubbelbestemming Hoogspannningsverbinding. Inhoudelijk zijn deze niet anders dan de door TenneT voorgestelde regels. Er is daarom dan ook geen reden om de regels aan te passen.

ad c.

de toegestane hoogte van hoogspanningsmasten zal worden aangepast tot een maximum hoogte van 62 meter.

5. Waterschap Hunze en Aa's

Direct langs het Winschoterdiep in de bestemming Bedrijventerrein ligt een boezemkade van het Waterschap Hunze en Aa's. Daarlangs gelden beschermingszones in het kader van de waterschapskeur. Vanuit de keur rusten hier ruimtelijke beperkingen op. Verzocht wordt om, in het belang van de kade voor de bescherming van het achterliggende bedrijventerrein tegen overstroming, de kade in de bestemmingsomschrijving op te nemen.

Commentaar:

In het plan zal de dubbelbestemming Waterkering worden opgenomen teneinde deze bescherming te realiseren.

Hoofdstuk 6 Economische Uitvoerbaarheid / Exploitatie

Het voorliggende plan vormt een actualisering van het vigerende bestemmingsplan Driebond en legt voornamelijk de bestaande toestand vast. Ten opzichte van het vigerende plan ondergaat de bestemmingsregeling van het nieuwe plan geen veranderingen. Of, anders gezegd, de bouwmogelijkheden in het nieuwe bestemmingsplan zijn niet gewijzigd of uitgebreid. De enige nieuwe situatie is die aan de Euvelgunnerweg waar een nieuwe bedrijfskavel, eventueel met woonwagenstandplaatsen, mogelijk wordt gemaakt. Deze kavel is echter gemeentelijk eigendom. Hierdoor is kostenverhaal via het bestemmingsplan niet aan de orde. Gezein deze situatie is de vaststelling van een exploitatieplan ten behoeve van kostenverhaal niet noodzakelijk.

Bijlagen

Bijlage 1 Onderzoek Luchtkwaliteit

Ten behoeve van het bestemmingsplan Driebond

Wet luchtkwaliteit

In de Wet luchtkwaliteit3 zijn de luchtkwaliteitsnormen vastgelegd voor onder meer stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10). Deze normen garanderen een minimaal beschermingsniveau voor de burgers. In deze wet zijn luchtkwaliteitsnormen vastgelegd voor onder meer: stikstofdioxide (NO2), fijn stof (PM10), koolmonoxide (CO), benzeen (C6H6), zwaveldioxide (SO2), lood (Pb) en benzo(a)pyreen. Hiervan zijn NO2 en PM10 het meest relevant omdat in Nederland alleen voor deze twee stoffen regelmatig en/of op ruime schaal normoverschrijdingen voorkomen..

Berekening luchtkwaliteit

De voornaamste bron van luchtverontreiniging in Groningen is het wegverkeer. De bijdrage van het lokale verkeer aan de luchtverontreiniging wordt berekend met behulp van het wettelijk voorgeschreven CAR-model. Dit model is mede gebaseerd op gegevens van het Landelijke Meetnet Luchtkwaliteitnet. Zo worden in het model ook de zogenoemde achtergrondconcentraties verdisconteerd (ofwel de luchtverontreiniging van bijvoorbeeld bedrijven, huishoudens en van verder afgelegen bronnen) die worden bepaald op basis van het Landelijke Meetnet Luchtkwaliteit. Ten behoeve van het bestemmingsplan Driebond is nagegaan wat de concentraties zijn van de genoemde luchtverontreinigende stoffen en of er luchtkwaliteitsnormen worden overschreden. De concentraties zijn berekend voor de Osloweg, Euvelgunnerweg en de Beneluxweg.

Invoer verkeersgegevens

Voor de situatie in 2007 zijn de verkeerscijfers van 2004 uit het verkeersmodel Regio Groningen - Assen (RGA), versie 1.2. gebruikt. Voor de situatie in 2017 zijn uit hetzelfde model de prognosecijfers voor 2020 gebruikt.

De normen en de (berekende) luchtkwaliteit worden weergegeven in een aantal tabellen:

  1. 5. totaaloverzicht: luchtkwaliteitsnormen, huidige situatie en prognoses
  2. 6. concentraties van NO2 in 2007 en 2017
  3. 7. concentraties van PM10 in 2007 en 2017
  4. 8. aantal dagen met een overschrijding van PM10 in 2007 en 2017

Conclusie

Alle onderzochte situaties voldoen aan de luchtkwaliteitsnormen.

Dit betekent, dat er vanwege de luchtkwaliteit geen belemmeringen zijn voor de vaststelling van het bestemmingsplan Driebond.

Tabel 1: Totaaloverzicht


Luchtkwaliteitsnormen

Huidige situatie 2007
en prognose voor 2017
Stof Norm
Stikstofdioxide: NO2 Grenswaarde jaargemiddelde concentratie = 40 mg/m3 Geen overschrijdingen: zie tabel 2.
Fijn stof: PM10 Grenswaarde jaargemiddelde concentratie = 40 mg/m3 Geen overschrijdingen: zie tabel 3.
Fijn stof: PM10 Grenswaarde daggemiddelde concentratie =
maximaal 35x per jaar
> 50 mg/m3
Geen overschrijdingen: zie tabel 4.
Benzeen Grenswaarde jaargemiddelde concentratie = 10 mg/m3

Idem met ingang van 1-1-2010
= 5 mg/m3
Geen normoverschrijdingen.
Toelichting:
De concentraties in Groningen zitten ver onder de norm. De jaargemiddeldeconcentraties voor de berekende wegen uit het bestemmingsplan Driebond liggen in 2007 tussen de 0,9 en de 1,0 mg/m3 en in 2017 tussen de 0,7 en de 0,9 mg/m3.
Koolmonoxide: CO Grenswaarde 8-uurgemiddelde concentraties = 10.000 mg/m3 Geen normoverschrijdingen
Toelichting:
De concentraties in Groningen zitten ver onder de norm. De jaargemiddeldeconcentraties voor de berekende wegen uit het bestemmingsplan Driebond liggen in 2007 tussen de 700 en 780 mg/m3 en in 2017 tussen de 570 en 680 mg/m3.
Benzo(a)pyreen:
B(a)P
Richtwaarde voor de jaargemiddelde concentratie
per 1-1-2013
= 1 nanogram per m3
Geen normoverschrijdingen
Toelichting:
De concentraties in Groningen zitten ver onder de norm. De jaargemiddeldeconcentraties voor de berekende wegen voor het bestemmingsplan Driebond zijn in 2007 en in 2017 gelijk (0,3 ng/m3).
Zwaveldioxide:
SO2
O.a. grenswaarde
jaargemiddelde concentratie
= 20 mg/m3
Geen normoverschrijdingen.
Toelichting:
De concentraties in Groningen zitten ver onder de norm. De jaargemiddeldeconcentraties voor de berekende wegen voor het bestemmingsplan Driebond liggen hier in 2007 tussen de 2,6 en de 2,8 mg/m3 en in 2017 tussen de 1,2 en de 1,4 mg/m3.
Lood: Pb Grenswaarde jaargemiddelde concentratie = 0,5 mg/m3 Geen normoverschrijdingen.
Toelichting:
In Nederland komen geen normoverschrijdingen meer voor. Voor Pb wordt verwezen naar provinciale rapportages.

Tabel 2: Berekening jaargemiddelde concentratie NO2

Grenswaarde = 40 mg/m3


Straatnaam

Jaargemiddelde concentratie NO2 2007
(in mg/m3)

Prognose jaargemiddelde concentratie NO2 2017
(in mg/m3)
Osloweg 25 12
Euvelgunnerweg 25 12
Beneluxweg 27 16
Driebondsweg 20 13

Conclusie: geen normoverschrijdingen

Onderbouwing: zie de bijgevoegde rekenbladen

Tabel 3: Berekening jaargemiddelde concentratie van PM10(incl. zeezoutcorrectie4 van 6 mg/m3)

Grenswaarde = 40 mg/m3


Straatnaam

1Concentratie in 2007
(in mg/m3)

1Prognose voor 2017
(in mg/m3)
Osloweg 20 15
Euvelgunnerweg 20 17
Beneluxweg 21 17
Driebondsweg 15 19

Conclusie: geen normoverschrijdingen

Onderbouwing: zie de bijgevoegde rekenbladen

Tabel 4: Berekening aantal dagen overschrijding voor PM10(incl. zeezoutcorrectie5

van 6 dgn/jr).

Grenswaarde = maximaal 35x per jaar hoger dan 50 mg/m3


Straatnaam

Aantal overschrijdingsdagen
2007

2prognose Aantal overschrijdingsdagen 2017
Osloweg 13 3
Euvelgunnerweg 13 3
Beneluxweg 15 6
Driebondsweg 10 3

Conclusie: geen normoverschrijdingen

Onderbouwing: zie de bijgevoegde rekenbladen

  1. 3. Kortheidshalve wordt hier gesproken van de 'Wet luchtkwaliteit', die op 15 november 2007 in werking is getreden. Formeel gaat het hier echter om de Wet van 11 oktober 2007 tot wijziging van de Wet milieubeheer (luchtkwaliteitseisen).
  2. 4. In de Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007 is per gemeente het aandeel zeezout bepaald, dat van de jaargemiddelde concentratie mag worden afgetrokken. Deze zgn. zeezoutcorrectie bedraagt voor de gemeente Groningen 6 g/m3. De berekende concentraties (zie de bijlagen) zijn inclusief de zeezoutaftrek. Vandaar dat deze in tabel 4 expliciet is aangegeven.
  3. 5. In de Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007 is bepaald, dat het aantal overschrijdingsdagen van het 24-uursgemiddelde van fijn stof moet worden gecorrigeerd voor het in de buitenlucht voorkomende zeezout. Deze zgn. zeezoutcorrectie bedraagt voor alle gemeenten in Nederland 6 dagen per jaar. De correctie is in berekeningen (zie de bijlagen) verwerkt.

Bijlage 2 Akoestisch Onderzoek

Akoestisch onderzoek Bedrijventerrein Driebond

Milieudienst gemeente Groningen

Afd. Beleid en Advies

Datum: 25 november 2010

Inleiding

Voor het industrieterrein Driebond vindt een actualisatie van het huidige bestemmingsplan plaats. In het geactualiseerde bestemmingsplan worden bedrijven t/m cat. 3.2 volgens de VNG uitgave 'bedrijven en milieuzonering' toegestaan. Hiermee zijn grote lawaaimakers uitgesloten. Het terrein hoeft hierdoor niet langer aangemerkt te worden als industrieterrein in de zin van de Wet Geluidhinder en kan aan het gezoneerde industrieterrein Groningen Zuidoost worden onttrokken.

Geluidgevoelige bestemmingen

Op het terrein zijn drie (bedrijfs)woningen aanwezig. Deze worden t.a.v. industrielawaai niet als geluidgevoelig beschouwd zolang ze op een gezoneerd terrein liggen. Na het onttrekken van het gebied aan het gezoneerd industrieterrein zijn ze dat wel. Bovendien zal een er een terrein worden aangewezen als woonwagenstandplaats. Deze functie is ook geluidgevoelig.

Ten aanzien van de geluidbelasting door wegverkeer verandert er voor de drie (bedrijfs)woningen niets, omdat ze hiervoor wel als geluidgevoelig werden beschouwd.

Industrielawaai

De drie (bedrijfs)woningen liggen aan de Osloweg 145, Euvelgunneweg 13 en Rostockweg 2a. De woonwagenstandplaats wordt bestemd ten noordoosten van de woning Euvelgunneweg 13.

Op onderstaande tekening zijn deze locaties aangegeven:

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP465bedrDriebond-oh01_0029.jpg"

Voor de woningen is de geluidsbelasting berekend die wordt veroorzaakt door de omliggende bedrijven. Hiervoor is gebruik gemaakt van de gegevens uit het zonebeheermodel 'Groningen Zuidoost', situatie november 2010. De bijdrage is per bedrijf vastgesteld. In onderstaande tabel zijn de resultaten van deze berekeningen weergegeven.

adres geluidsbelasting
Euvelgunneweg 13 51 dB(A)
Osloweg 145 47 dB(A)
Rostockweg 2a 51 dB(A)

In bijlage 1 zijn de resultaten van de berekeningen bijgevoegd waarin per waarneempunt de 10 hoogste bijdragen zijn weergegeven. Voor het terrein waar woonwagens worden bestemd zijn op de 4 hoekpunten van het gebied waarbinnen de woonwagens mogelijk geplaatst gaan worden de geluidsniveaus bepaald. De hoogste geluidsbelasting t.g.v. omliggende bedrijven komt hier niet boven 49 dB(A).

Indien het terrein de bestemming Bedrijventerrein krijgt, mogen bedrijven die onder het Activiteitenbesluit vallen een geluidniveau veroorzaken van 55 dB(A) op woningen die op datzelfde bedrijventerrein liggen. Deze norm wordt dus gehaald.

De akoestisch meest relevante bedrijven voor de woonwagenstandplaats en Euvelgunneweg 13 zijn:

Centraal Staal, Centrum Vakopleiding, Bot en Stork. Deze vier bedrijven vallen onder het Activiteitenbesluit. Alleen voor Stork zijn maatwerkvoorschriften opgesteld, de andere drie bedrijven moeten aan de standaardvoorschriften uit het Activiteitenbesluit voldoen. Alle vier bedrijven kunnen ook na de wijziging van het bestemmingsplan aan de voorschriften voldoen.

De relevante geluidsbelasting op de woningen aan zowel de Osloweg 145 als Rostockweg 2a zijn alle afkomstig van bedrijven die onder het Activiteitenbesluit vallen. Aangezien de hoogste belasting in beide gevallen (ruim) onder de 55 dB(A) blijven, heeft de wijziging ook voor deze bedrijven geen gevolgen.

Verkeerslawaai

Omdat het bij de woonwagenstandplaats om een nieuwe ontwikkeling gaat is hier ook gekeken naar de geluidbelasting t.g.v. het wegverkeer. De geluidbelasting aan de rand van het terrein t.g.v. de Beneluxweg bedraagt maximaal 53 dB. Hiervoor moet een hogere waarde worden aangevraagd.

De belasting t.g.v. de Euvelgunneweg bedraagt maximaal 48 dB(A). Hiervoor is een hogere waarde niet nodig. Voor de verkeersgegevens is gebruik gemaakt van prognoses voor 2020 van het RGA 1.2 model uit 2004. De resultaten hieruit zijn bijgevoegd als bijlage 2.

Grens van het industrieterrein

Na het onttrekken van het plangebied aan het industrieterrein ziet de grens van het industrieterrein er als volgt uit:

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP465bedrDriebond-oh01_0030.jpg"

Geluidszone

De buitengrens van de geluidszone ligt buiten het plangebied en kan dus niet in het bestemmingsplan worden aangepast. Het gehele gebied Driebond komt dus in de geluidszone te liggen. De geluidszone (het gebied tussen het industrieterrein en de buitenste zonegrens) wordt hierdoor dus groter. De zone ziet er dan als volgt uit:

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP465bedrDriebond-oh01_0031.jpg"

De eerder genoemde woningen liggen dus in de geluidszone van industrieterrein Groningen Zuidoost. Behalve de geluidsbijdrage van omliggende (niet op het gezoneerd industrieterrein gelegen) bedrijven, moet er daarom ook gekeken worden naar de geluidsbelasting t.g.v. het industrieterrein. Hiervoor zijn ook berekeningen uitgevoerd. Uit deze berekeningen blijkt dat de belasting op de woningen niet boven 50 dB(A) uitkomt. Hierdoor hoeven voor deze woningen geen hogere waardes worden aangevraagd v.w.b. industrielawaai. De berekende geluidsniveaus zijn terug te vinden op de tekeningen in bijlage 3.

Gevolgen dezoneren

Voor de ontwikkelingen die gaan plaatsvinden ten noorden van het plangebied geldt na dezoneren dat de geluidbelasting op de gevel van geluidsgevoelige bestemmingen niet meer mag bedragen dan 50 dB(A) etmaalwaarde. Deze bijdrage geldt per bedrijf. Voor deze bedrijven geldt nu nog een toegestaan geluidsniveau van 50 dB(A) op 50 meter van de terreingrens. Indien geluidgevoelige bestemmingen binnen deze 50 meter worden gebouwd, moet worden getoetst of de bestaande rechten van het bedrijf niet worden aangepast.

Er is dan geen hogere waarde meer mogelijk tot een geluidsniveau van 55 dB(A).

Conclusie

Het onttrekken van het terrein Driebond heeft geen gevolgen voor de bestaande (bedrijfs)woningen en omliggende bedrijven. De geldende voorschriften bieden voldoende bescherming richting woningen en belemmeren de bedrijven niet in het voortzetten van hun activiteiten.

De woonwagenstandplaats is een nieuwe ontwikkeling op het terrein, hiervoor moet t.a.v. wegverkeerslawaai van de Beneluxweg een hogere waarde worden vastgesteld.

Bijlage 1

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP465bedrDriebond-oh01_0032.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP465bedrDriebond-oh01_0033.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP465bedrDriebond-oh01_0034.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP465bedrDriebond-oh01_0035.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP465bedrDriebond-oh01_0036.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP465bedrDriebond-oh01_0037.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP465bedrDriebond-oh01_0038.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP465bedrDriebond-oh01_0039.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP465bedrDriebond-oh01_0040.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP465bedrDriebond-oh01_0041.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP465bedrDriebond-oh01_0042.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP465bedrDriebond-oh01_0043.png"

Bijlage 2

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP465bedrDriebond-oh01_0044.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP465bedrDriebond-oh01_0045.png"

Bijlage 3

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP465bedrDriebond-oh01_0046.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP465bedrDriebond-oh01_0047.png"

Bijlage 3 Inspraakverslag

Inspraakverslag Bestemmingsplan Bedrijventerrein Driebond (geanonimiseerd)

november 2010

Over het voorontwerp-bestemmingsplan is een inspraakprocedure gevoerd op grond van de Algemene Inspraakverordening Groningen 2005. In het kader van deze procedure heeft het voorontwerp-bestemmingsplan van 3 september 2010 tot en met 30 september 2010 ter inzage gelegen. Gedurende deze termijn kon schriftelijk op het bestemmingsplan worden gereageerd.

Van deze geboden mogelijkheid is gebruik gemaakt door:

1. Van der Molen Autogroep, postbus 5159, 9700 GD Groningen

2. Noorderpoort, postbus 530, 9700 AM Groningen

3. een tweetal personen woonachtig in de nabijheid van Driebond.

Ad 1.Van der Molen Autogroep, postbus 5159, 9700 GD Groningen

Inspreker heeft met een artikel 19 WRO-vrijstelling een bouwvergunning verkregen voor het oprichten van een Gamma Bouwmarkt op zijn perceel, omsloten door de Euvelgunner-, Stettin- en Osloweg. Naar aanleiding van gesprekken met de gemeente is bij hem de verwachting gewekt dat het nieuwe bestemmingsplan zou voorzien in een uitbreiding van de functie detailhandel. Hij heeft nl. plannen voor een tweede bouwmarkt (Karwei) naast de Gamma Bouwmarkt. Het voorontwerp-bestemmingsplan laat een tweede bouwmarkt evenwel niet toe. Inspreker kondigt aan een omgevingsvergunning te zullen aanvragen voor deze tweede bouwmarkt en sluit daartoe bij zijn reactie een ruimtelijke onderbouwing in. Hij wijst daarbij op het bedrijfseconomsch belang (autobranche maakt slechte tijden door) en de wederzijds stimulerende functie van de beide bouwmarkten, en wijst daarbij op eenzelfde constellatie op bedrijventerrein Peizerweg.

Reactie:

In het voorontwerp-bestemmingsplan is op het genoemde perceel de bestemming Bedrijventerrein gelegd. Binnen deze bestemming zijn, in zijn algemeenheid gesproken, geen bouwmarkten toegestaan. Op Driebond blijft detailhandel beperkt tot de branches ABC (auto's, boten en caravans), landbouwwerktuigen en grove bouwmaterialen. Dit was al zo in het voorgaande bestemmingsplan Driebond van 1991. De verleende vrijstelling voor een bouwmarkt is echter in het plan ingepast. Door middel van een aanduiding 'bouwmarkt' is deze onder deze bestemming toegestaan voor zover noodzakelijk voor de oprichting van de Gamma Bouwmarkt. In de toelichting bij het bestemmingsplan in paragraaf 2.2 is aangegeven dat de vestiging van deze bouwmarkt geen afbreuk doet aan het thema auto's op Driebond en dat zij bijdraagt aan de ruimtelijke spreiding van bouwmarkten in Groningen. Inspreker verzoekt nu feitelijk om uitbreiding van deze aanduiding over het gehele perceel in zijn eigendom, zodat een tweede bouwmarkt kan worden gebouwd naast de Gamma.

Een clustering van de beide bouwmarkten ontmoet bij ons geen bezwaar. Zij kunnen als wederzijds aanvullend worden gezien en doen geen afbreuk aan het thema auto's op Driebond. Als alternatief voor de vestiging van Karwei aan de Ulgersmaweg is Driebond een goede optie. De wijze waarop volgens de inspraakreactie de tweede bouwmarkt wordt gesitueerd ontmoet ruimtelijk in principe geen bezwaar. Een gedetailleerde toetsing zal evenwel bij de aanvraag voor een omgevingsvergunning plaatsvinden. Op de bij de inspraakreactie overlegde situatietekening zijn twee gebouwen ingetekend met de vermelding 'derden'. Het moge duidelijk zijn dat de functies die in deze gebouwen gevestigd worden moeten passen in het bestemmingsplan. Andere detailhandel dan het bestemmingsplan toelaat is hier niet mogelijk.

De aanduiding 'bouwmarkt' zal in het ontwerp-bestemmingsplan zodanig worden uitgebreid dat de Karwei-bouwmarkt zoals aangegeven in de inspraakreactie kan worden ingepast.

Ad 2. Noorderpoort, Postbus 530, 9700 AM Groningen

Noorderpoort verzoekt om de locatie Euvelgunnerweg 17 (in bezit van Noorderpoort) naast de huidige onderwijsbestemming ook een kantorenbestemming te geven. Dit verzoek wordt verder niet gemotiveerd.

Reactie:

Volgens de regels van de bestemming Bedrijventerrein (artikel 5.1) zijn er twee mogelijkheden om de kantoorfunctie uit te oefenen. De eerste mogelijkheid is dat bij een bestaand bedrijf maximaal 50% van de bruto-vloeroppervlakte mag bestaan uit kantoorruimte, ten dienste van het ter plaatse gevestigde bedrijf. De tweede mogelijkheid is die van vestiging van zelfstandige kantoren met een maximale bruto-vloeroppervlakte van 500m2 per perceel. Het is gemeentelijk beleid dat grotere kantoren niet op bedrijventerreinen worden toegestaan; deze kunnen wel worden gevestigd op daartoe bestemde kantorenlocaties.

Noorderpoort kan gebruik maken van de in het plan opgenomen regeling. Een grotere oppervlakte zal niet worden toegestaan.

Ad. 3. een tweetal personen woonachtig in de nabijheid van Driebond

a. Insprekers missen aandacht voor de bestaande restanten van de oude Hunzeloop langs de westzijde van de Euvelgunnerweg, tegenover het pand Euvelgunnerweg 13, de locatie Groenenberg, en verder lopende richting Woonschepenhaven. Deze kwetsbare restanten behoeven uitdrukkelijke planologische bescherming.

b. De voormalige oostelijke ontsluiting van Driebond is buiten het plangebied gehouden. Hier kan een nieuw stuk bedrijventerrein worden ontwikkeld. Vanwege de slechte doorstroming van noord-zuidverkeer tussen Driebond en Eemspoort (mede door de lage Euvelgunnerbruggen) zou hier ruimte moeten worden gereserveerd voor een alternatieve verbinding, bv. een viaduct. Zo komt een evenwichtiger verdeling tot stand van de ontsluiting van beide bedrijventerreinen via de afslgen driebond en Westerbroek.

Reactie:

ad a. De archeologische waarden die eventueel aanwezig zijn op de oeverwallen oostelijk en westelijk van de loop van de oude Hunze zijn beschermd door middel van een dubbelbestemming 'Waarde –Archeologie-2'. Dit houdt in dat zonder vergunning de grond hier niet geroerd mag worden. Omdat het hier om een archeologische verwachtingswaarde gaat, en niet een vastgestelde waarde, is er een vrijstelling opgenomen van 200 vierkante meter.

Ter hoogte van Euvelgunnerweg 13, aan de oostzijde van de Hunze, ligt een zogenoemd AMK – terrein (opgenomen op de Archeologische Monumenten Kaart Nederland). Van dit terrein staat onomstotelijk vast dat er archeologische waarden in de grond bevinden. Dit gebied is daarom in het bestemmingsplan opgenomen met een dubbelbestemming 'Waarde – Archeologie - 1' en heeft een zwaardere bescherming gekregen.

De archeologische waarden in het gebied waar vroeger de Hunze heeft gelopen zijn hiermee volgens de wettelijke bepalingen (Monumentenweg 88, art 38a) afdoende (planologisch) beschermd.

ad b. Hoewel deze suggestie betrekking heeft op grond die buiten het plangebied is gelegen, merken wij hierover het volgende op.

Het klopt dat de Euvelgunnerbrug en Winschoterbrug regelmatig openstaan om scheepvaart op het Winschoterdiep door te laten. De wachtrijen voor de Euvelgunnerbrug kunnen dan terugslaan tot op de rotonde in de Bornholmstraat, waardoor ook de noord-zuid relatie tussen Driebond en Eemspoort wordt geblokkeerd. Er is echter een alternatieve noord-zuid verbinding beschikbaar via de aansluiting Driebond - Euvelgunnetracé - aansluiting Westerbroek. Dit is enigszins omrijden, maar garandeert wel een snelle verbinding. Een extra kortsluiting tussen Driebond en Eemspoort aan de zuidoostzijde van Eemspoort is daarom vanuit verkeerskundige overwegingen niet per definitie noodzakelijk.