KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Artikel 3 Uitmetingsverschillen
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 4 Bedrijventerrein
Artikel 5 Groen
Artikel 6 Verkeer
Artikel 7 Wonen - 1
Artikel 8 Wonen - 2
Artikel 9 Wonen - 3
Artikel 10 Leiding - Hoogspanningsverbinding
Artikel 11 Waarde - Archeologie 2
Artikel 12 Waterstaat - Waterkering
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 13 Anti-dubbeltelbepaling
Artikel 14 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 15 Uitsluiting Aanvullende Werking Bouwverordening
Artikel 16 Algemene Afwijkingsbevoegdheid
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 17 Overgangsrecht
Artikel 18 Slotregel
Bijlagen
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 2 Staat Van Bedrijfsactiviteiten Wonen-werken
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding En Doel
1.2 Begrenzing Plangebied
Hoofdstuk 2 De Ruimtelijk - Functionele Structuur
2.1 Ruimtelijke Structuur
2.2 Bedrijvigheid
2.3 Wonen
2.4 Verkeer
2.5 Openbare Ruimte
Hoofdstuk 3 Randvoorwaarden / Omgevingsaspecten
3.1 Archeologie
3.2 Ecologie
3.3 Water
3.4 Milieu
3.5 Kabels En Leidingen
Hoofdstuk 4 Juridische Toelichting
4.1 Algemeen
4.2 Geldende Bestemmingsplannen En Overige Regelingen
4.3 Toelichting Op De Artikelen
Hoofdstuk 5 Participatie
5.1 Inspraak
5.2 Overleg
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid / Exploitatie

Bedrijventerrein Koningsweg

Bestemmingsplan - Groningen

Vastgesteld op 26-06-2013 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan:

het bestemmingsplan Bedrijventerrein Koningsweg van de gemeente Groningen.

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0014.BP484bedrKoningswe-vg01 met de bijbehorende regels.

1.3 de kaart:

de plankaart van het bestemmingsplan Bedrijventerrein Koningsweg, bestaande uit 1 kaartblad.

1.4 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.5 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.6 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.7 bebouwingspercentage:

een op de kaart of in de regels aangegeven percentage, dat de grootte aangeeft van het deel van een bouwperceel, dat ten hoogste mag worden bebouwd.

1.8 bestaand:

op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaand.

1.9 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

1.10 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.11 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

1.12 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.13 bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel.

1.14 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.15 maatvoeringsgrens:

een op de kaart aangegeven lijn, die de grens aanduidt van een maatvoeringsvlak.

1.16 maatvoeringsvlak:

een op de kaart geheel of gedeeltelijk door maatvoeringsgrenzen omsloten vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waarop bebouwingsregelingen van eenzelfde aard van toepassing zijn.

1.17 aan huis verbonden beroep:

het beroepsmatig uitoefenen van activiteiten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en/of de daarbij behorende aangebouwde bijbehorende bouwwerken kan worden uitgeoefend, mits:
1. het beroep door de bewoner van het pand wordt uitgeoefend, en
2. de woonfunctie in overwegende mate intact blijft, en
3. waarbij het beroep een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft, die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.18 achtererfgebied:

erf aan de achterkant en de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1 meter van de voorkant, van het hoofdgebouw.

1.19 additionele voorzieningen:

voorzieningen, die een onderdeel vormen van en ondergeschikt zijn aan een bestemming of functie.

1.20 archeologische verwachtingswaarden:

de aan een gebied toegekende waarden in verband met de hoge kans dat in dat gebied archeologische sporen voorkomen.

1.21 archeologische waarden:

de aan een gebied toegekende waarden in verband met de in dat gebied voorkomende archeologische relicten.

1.22 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.23 bedrijfsgebouw:

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf.

1.24 bedrijfsvloeroppervlakte:

de totale vloeroppervlakte van de ruimte binnen een functie die wordt gebruikt voor een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke.

1.25 bedrijfswoning / dienstwoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is.

1.26 bedrijfswoonwagen:

een woonwagen bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein, noodzakelijk is;

1.27 beperkt kwetsbaar object:

een object waarvoor ingevolge het besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden.

1.28 bodemingrepen:

werken en werkzaamheden waarvan mag worden aangenomen dat zij het bodemarchief kunnen aantasten.

1.29 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.30 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw.

1.31 bouwmarkt:

een al dan niet overdekte verkoopruimte waarop het volledige assortiment aan bouwmaterialen en doe-het-zelf artikelen uit voorraad wordt aangeboden, met een minimum verkoopvloeroppervlakte van 1000 m2.

1.32 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.33 bruto vloeroppervlakte:

de som van de oppervlaktes van alle bouwlagen van een gebouw, gemeten op de vloer van de bouwlaag, tussen de binnenzijde van de gevelmuren.

1.34 bijbehorend bouwwerk:

1.34 bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw, of ander bouwwerk, met een dak. Een vrijstaand bijbehorend bouwwerk is tevens functioneel ondergeschikt aan het hoofdgebouw.

1.35 cultuur en ontspanning:

het al dan niet bedrijfsmatig verrichten van activiteiten, gericht op cultuur, spel, vermaak en ontspanning, waaronder begrepen:
1. muziek- en dansscholen, oefenruimten, creativiteitscentra;
2. sportscholen, sauna's, wellness-, fitness- en healthcentra;
en naar de aard daarmee vergelijkbare activiteiten, met uitzondering van seksinrichtingen en automaten-/amusementshallen en horeca.

1.36 dak:

iedere bovenbeëindiging van een gebouw.

1.37 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.38 detailhandel in auto's, boten en caravans:

detailhandel in auto's en motoren, boten en caravans en daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen zoals accessoires, onderhoudsmiddelen, onderdelen en/of materialen.

1.39 detailhandel in brand- en/of explosiegevaarlijke stoffen:

detailhandel in goederen die naar hun aard zodanig brand- en/of explosiegevaar kunnen opleveren dat uitstalling ten verkoop in een winkelgebied niet verantwoord is.

1.40 detailhandel in grove bouwmaterialen:

detailhandel in materialen voor de ruwbouw van gebouwen en dergelijke zoals stenen, zand, beton, bestratingsmateriaal en hout.

1.41 detailhandel in kampeerartikelen:

detailhandel in tenten en kampeeruitrusting, zoals kampeermeubelen, slaapzakken en kooktoestellen, en daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen, zoals accessoires, onderhoudsmiddelen, onderdelen en/of materialen, met een minimum-verkoopvloeroppervlakte van 1000 m2.

1.42 detailhandel in keukens en sanitair:

detailhandel in keukens en sanitair en daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen zoals accessoires, onderhoudsmiddelen, onderdelen en/of materialen.

1.43 detailhandel in motorbrandstoffen:

detailhandel in motorbrandstoffen, waaronder begrepen smeermiddelen voor motorvoertuigen en benodigdheden voor gebruik, reiniging of spoedeisende reparaties van motorvoertuigen alsmede accessoires daarvoor en daaraan ondergeschikt detailhandel in voedings- en genotmiddelen.

1.44 detailhandel in volumineuze goederen:

detailhandel die vanwege de omvang van de gevoerde artikelen een groot oppervlak nodig heeft voor de uitstalling, zoals verkoop van auto's, boten, caravans, tuininrichtingsartikelen, grove bouwmaterialen, keukens en sanitair.

1.45 dienstverlening:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder ook een belwinkel en een internetcafé.

1.46 erf:

het al dan niet bebouwde perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw.

1.47 erotisch getinte vermaaksfunctie:

een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal.

1.48 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.49 geluidsbelasting:

de geluidsbelasting vanwege een weg, een industrieterrein en/of een spoorweg.

1.50 geluidsgevoelige objecten:

woningen, andere geluidsgevoelige gebouwen en geluidsgevoelige terreinen, als bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder en elk ander gebouw waar gedurende een langere periode

van de dag mensen verblijven.

1.51 geluidszoneringplichtige inrichting:

een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld.

1.52 grondgebonden woning:

een gebouw, dat een vrijstaande woning of meerdere aaneengebouwde, uitsluitend naast elkaar en niet boven elkaar gelegen, woningen omvat, en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid kan worden beschouwd.

1.53 groothandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan wederverkopers, dan wel aan instellingen of personen ter aanwending in een andere bedrijfsactiviteit.

1.54 grootschalige geconcentreerde detailhandelsvestiging (GDV):

een concentratie van detailhandel in niet-volumineuze goederen, al of niet in combinatie met detailhandel in volumineuze goederen, met een minimum-verkoopvloeroppervlakte van 1.500 m2 per vestiging, buiten bestaande winkelgebieden.

1.55 grootschalige detailhandel in meubelen en woninginrichting:

detailhandel in meubelen en artikelen ten behoeve van de inrichting van een woning en daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen met een minimum verkoopvloeroppervlakte van 1000 m2.

1.56 hogere grenswaarde:

een bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige obejcten, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder.

1.57 hoofdgebouw:

een gebouw dat, gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt.

1.58 horecabedrijf:

een bedrijf of instelling, waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie.

1.59 horeca - 1:

horecabedrijven gericht op het verstrekken van al dan niet voor consumptie ter plaatse bereide etenswaren, met als nevenactiviteit het verstrekken van zwak- en niet-alcoholische dranken zoals cafetaria's, snackbars, lunchrooms, grillrooms, shoarmazaken, broodjeszaken en daarmee vergelijkbare horecabedrijven.

1.60 horeca - 2:

horecabedrijven gericht op het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse met als nevenactiviteit het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken, zoals restaurants, bistro's en daarmee vergelijkbare horecabedrijven.

1.61 horeca - 3:

horecabedrijven gericht op het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken voor consumptie ter plaatse, met eventueel daaraan ondergeschikt het verstrekken van etenswaren of maaltijden voor gebruik ter plaatse, zoals (eet)café's, met uitzondering van discotheken en nachtclubs.

1.62 horeca - 4:

horecabedrijven gericht op het verstrekken van dranken voor consumptie ter plaatse, waarbij het doen beluisteren van overwegend electrisch versterkte muziek of het gelegenheid geven tot dansen een wezenlijk onderdeel vormen, zoals discotheken, alsmede horecabedrijven gericht op het verstrekken van dranken en kleine etenswaren voor gebruik ter plaatse, ook tussen 02.00 en 06.00 uur, zoals nachtclubs en automatieken.

1.63 horeca - 5:

horecabedrijven gericht op het verstrekken van logies met als nevenactiviteiten het verstrekken van maaltijden of dranken voor gebruik ter plaatse, zoals hotels en pensions.

1.64 kamerverhuurpand:

een gebouw of een deel van een gebouw met of geschikt te maken voor vier of meer woonvertrekken, niet vallende onder het begrip logiesgebouw en/of logiesverblijf als bedoeld in het Bouwbesluit en niet zijnde een zelfstandige woonruimte als bedoeld in de Huisvestingswet, waarin (ongeacht de duur van het verblijf) (aan) drie of meer personen (al dan niet tegen betaling) nachtverblijf wordt verschaft (hebben).

1.65 kantoor:

een ruimte die dient voor de uitoefening van administratieve, boekhoudkundige, financiële, organisatorische en/of zakelijke dienstverlening - niet zijnde detailhandel - al dan niet met een publiekgerichte baliefunctie.

1.66 kap:

een door tenminste één hellend dakvlak omsloten dak dat meer dan 50% van de bovenste vloerlaag van de onderliggende verdieping omvat.

1.67 kleinschalige bedrijfsmatige activiteit:

bedrijvigheid, die door zijn beperkte omvang in of bij een woning met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend.

1.68 kwetsbaar object:

een object waarvoor ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een grenswaarde voor het risico c.q. een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, die in acht genomen moet worden.

1.69 ligplaats:

een bij een bestemmingsplan aangewezen plaats in het water, die door een woonschip wordt ingenomen.

1.70 logies met ontbijt:

het verstrekken van gelegenheid tot overnachting met ontbijt als toeristisch-recreatieve voorziening in een woning en ondergeschikt aan de woonfunctie.

1.71 maatschappelijke dienstverlening:

het geheel van diensten die de overheden aan hun burgers leveren, alsmede het verlenen van maatschappelijke diensten, medische dienstverlening, psychosociale zorg, onderwijs, kinderdagopvang, sociaal-culturele voorzieningen, voorzieningen van levensbeschouwelijke aard, voorzieningen ten behoeve van sport en sportieve recreatie, evenwel met uitzondering van een seksinrichting.

1.72 ondergeschikte detailhandel:

detailhandel die wordt uitgeoefend als onzelfstandig onderdeel van en in rechtstreeks verband met de hoofdactiviteit, die volgens het bestemmingsplan ter plaatse is toegestaan en daaraan naar aard en omvang ondergeschikt is.

1.73 peil:

  1. a. voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg of een tuin grenst: de hoogte van die weg of tuin ter plaatse van de hoofdtoegang van het gebouw;
  2. b. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.

1.74 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.75 recreatief medegebruik:

een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan.

1.76 risicovolle inrichting:

een inrichting, bij welke ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten.

1.77 seksinrichting:

de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.78 stacaravan:

een caravan, die als een gebouw valt aan te merken.

1.79 standplaats voor straathandel:

het vanaf een vaste plaats op een openbare en in de openlucht gelegen plaats te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel aanbieden van diensten:

a. gebruikmakend van fysieke middelen, zoals een kraam, een wagen of een tafel;

b. door anderszins goederen uit te stallen of uitgestald te hebben om deze te koop aan te bieden, te verkopen of af te leveren.

1.80 standplaats voor een woonwagen:

een kavel, bestemd voor het plaatsen van een woonwagen, waarop voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingnet van de openbare nutsbedrijven, andere instellingen of van gemeenten kunnen worden aangesloten.

1.81 tuincentrum:

een al dan niet overdekte verkoopruimte waarin in hoofdzaak detailhandel wordt uitgeoefend in artikelen voor de inrichting en het onderhoud van particuliere tuinen of daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen, zoals tuinplanten, zaai- en pootgoed, tuinmest, teelaarde, tuingereedschap, tuinhout, tegels, sierstenen, tuinhuisjes, materialen voor de aanleg en onderhoud van vijvers- en fonteinen, alsmede kamerplanten, snijbloemen en potterie, met als nevenassortiment dierbenodigdheden en -voeders, huis- en hobbydieren, tuinmeubilair, tuinkleding en -schoeisel (uitgezonderd modische, sport- of vrijetijdskleding), materialen voor aanleg en onderhoud van zwembaden en voor buitengebruik bestemde sfeerartikelen.

1.82 verkooppunt van motorbrandstoffen:

een inrichting voor de uitoefening van detailhandel in motorbrandstoffen, waaronder begrepen smeermiddelen voor motorvoertuigen en benodigdheden voor gebruik, reiniging of spoedeisende reparaties van motorvoertuigen alsmede accessoires daarvoor en daaraan ondergeschikt detailhandel in voedings- en genotmiddelen.

1.83 verkoopvloeroppervlakte (vvo):

de voor het publiek zichtbare en toegankelijke besloten winkelruimte ten behoeve van de detailhandel.

1.84 voorerfgebied:

erf dat geen onderdeel is van achtererfgebied.

1.85 voorgevel:

de naar de weg toegekeerde gevel van een gebouw, of indien een perceel met meerdere zijden aan de weg grenst, de gevel aan de zijde van de weg, waarop de hoofdtoegang van de woning is ontsloten.

1.86 voorkeursgrenswaarde:

de bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder.

1.87 winkel:

een gebouw, dat een ruimte omvat, welke door zijn indeling kennelijk bedoeld is te worden gebruikt voor de detailhandel.

1.88 woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

1.89 woongebouw:

een gebouw, dat meerdere naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden.

1.90 woonschip:

een schip uitsluitend of hoofdzakelijk als woning gebruikt of tot woning bestemd.

1.91 woonwagen:

voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst.

1.92 zakelijke dienstverlening:

het verlenen van diensten in een kantoorachtige omgeving op administratief, financieel en juridisch gebied, alsmede op het gebied van de informatie- en communicatietechnologie, de verhuur en handel in onroerend goed, architecten-, onderzoeks-, marketing-, uitzend- en beveiligingsbureaus en daarmee naar de aard vergelijkbare vormen van dienstverlening.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 lengte, breedte en diepte van een gebouw:

tussen (de lijnen, getrokken door) de buitenzijde van de gevelvlakken en / of de buitenkant dakoverstek en/of het hart van de gemeenschappelijke scheidingsmuren.

2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.3 horizontale diepte van een gebouw:

de lengte van een gebouw, gemeten loodrecht vanaf de naar de weg gekeerde gevel.

2.4 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.5 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.6 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.7 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.8 bruto vloeroppervlakte van een bouwlaag:

op de vloer van de bouwlaag, tussen de binnenzijde van de gevelmuren.

2.9 de hoogte van een windturbine:

vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.

Artikel 3 Uitmetingsverschillen

Voorzover op de kaart niet anders is aangegeven, wordt de vaststelling van afmetingen bepaald door middel van meting op de kaart, met dien verstande dat:

  1. a. de maatbepaling tot op 1 meter nauwkeurig geschiedt, en
  2. b. de maat van de openbare ruimte wordt berekend naar de ter plaatse geldende werkelijke situatie, behoudens indien de grenslijn van de bebouwing niet in de bestaande voorgevellijn is geprojecteerd.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 4 Bedrijventerrein

4.1 Bestemmingsomschrijving

De op de kaart voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bedrijven als bedoeld in de categorieën 1 tot en met 3.2 van de bij dit plan behorende 'Staat van met uitzondering van geluidzoneringsplichtige en risicovolle inrichtingen en met dien verstande dat maximaal 50% van het bruto vloeroppervlak mag bestaan uit kantoorruimte ten dienste van het ter plaatse gevestigde bedrijf;
  2. b. detailhandel in volumineuze goederen, waaronder wordt verstaan:
  1. 1. detailhandel in auto's, boten en caravans,
  2. 2. detailhandel in kampeerartikelen,
  3. 3. detailhandel in landbouwwerktuigen,
  4. 4. detailhandel in grove bouwmaterialen,
  5. 5. bouwmarkten,
  6. 6. detailhandel in keukens en sanitair,
  7. 7. tuincentra,
  8. 8. detailhandel in tuinmeubelen,
  9. 9. inrichtingscentra voor kantoorinterieur,

met dien verstande dat

      • detailhandel in niet-volumineus, branchevreemd assortiment als onzelfstandig onderdeel van een ter plaatse gevestigd volumineus detailhandelsbedrijf is toegestaan, mits de omvang niet meer bedraagt dan 10% van de totale verkoopvloeroppervlakte, tot een maximum van 500 m2 per vestiging;
      • detailhandel in voedings- en genotmiddelen is uitgesloten;
  1. c. opslag van kermisattracties;
  2. d. grootschalige detailhandel in meubelen en woninginrichting ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - detailhandel in meubelen en woninginrichting';
  3. e. rijwieldetailhandel ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - rijwieldetailhandel';
  4. f. detailhandel in muziekinstrumenten en geluidsapparatuur ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - muziekdetailhandel';
  5. g. kantoren tot een maximum van 500 m2 bruto vloeroppervlakte per perceel, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'kantoor' het maximum de bestaande bruto vloeroppervlakte bedraagt;
  6. h. cultuur en ontspanning en in rechtstreeks verband daarmee en als ondergeschikte nevenactiviteit horecabedrijven in de categorieën horeca – 1, horeca – 2 en horeca - 3;
  7. i. medische dienstverlening ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk';
  8. j. een bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  9. k. bedrijfswoonwagens ter plaatse van de aanduiding 'woonwagenstandplaats';
  10. l. wegen, voet- en fietspaden;
  11. m. groenvoorzieningen;
  12. n. water;
  13. o. additionele voorzieningen.

4.2 Bouwregels

4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. de woonsituatie;
  2. b. het straat- en bebouwingsbeeld;
  3. c. de verkeersveiligheid;
  4. d. de sociale veiligheid;
  5. e. de milieusituatie;
  6. f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

4.4 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  1. a. lid4.1, onder a, laatste zinsnede, en sublid 4.2.1 voor een overschrijding van het toegestane percentage kantoorruimte tot ten hoogste 70% van het bruto vloeroppervlak;
  2. b. lid 4.1, onder e, en sublid 4.2.1 ten behoeve van het bouwen van een bedrijfswoning op andere gronden dan ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', met dien verstande dat:
      • het aantal bedrijfswoningen per bedrijf maximaal één mag bedragen;
      • de oppervlakte van een bedrijfswoning, met inachtneming van het voor het desbetreffende bouwperceel aangegeven bebouwingspercentage, maximaal 100 m2 mag bedragen;
      • de bouwhoogte van een bedrijfswoning maximaal 9 meter mag bedragen;
  3. c. sublid 4.2.2, onder h, ten aanzien van het aantal bedrijfswoonwagens, met dien verstande dat de onderlinge afstand tussen de bedrijfswoonwagens, inclusief aanbouwen, niet minder dan 5 meter mag bedragen;
  4. d. lid4.1, onder k, sublid 4.2.1 en sublid 4.2.2, onder h, ten behoeve van het plaatsen van een bedrijfswoonwagen op andere gronden dan ter plaatse van de aanduiding 'woonwagenstandplaats', met dien verstande dat:
      • de bouwhoogte van een bedrijfswoonwagen ten hoogste 4 meter mag bedragen of, indien deze wordt afgedekt met een kap, ten hoogste 5,50 meter;
      • de oppervlakte van een bedrijfswoonwagen, inclusief aanbouwen en met inachtneming van het voor het desbetreffende bouwperceel aangegeven bebouwingspercentage, niet meer dan 100 m² mag bedragen;
      • ten behoeve van een bedrijfswoonwagen één al of niet vrijstaand bijbehorend bouwwerk is toegestaan, waarvan, in afwijking van het bepaalde onder a, de bouwhoogte niet meer dan 3 meter en de oppervlakte niet meer dan 30 m² mag bedragen;
      • de onderlinge afstand tussen bedrijfswoonwagens, inclusief aanbouwen, niet minder dan 5 meter mag bedragen;
  5. e. sublid 4.2.2 onder b, voor een overschrijding van de maximaal toegestane bouwhoogte met maximaal 3 meter;
  6. f. sublid 4.2.2 onder c en d, voor een overschrijding van de voorgeschreven afstand tot de perceelsgrenzen tot minimaal 2 meter.

4.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met een bestemmingsplan, zoals bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijven, behorende tot een andere categorie dan die welke volgens lid 4.1, onder a, zijn toegestaan;
  2. b. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, tenzij een zodanig gebruik bij of krachtens deze regels uitdrukkelijk is toegestaan;
  3. c. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van zelfstandige kantoren met een bruto vloeroppervlak van meer dan 500 m2;
  4. d. het gebruik van gronden ten behoeve van een standplaats voor een woonwagen, dan wel het gebruik van gronden anderszins voor bewoning, tenzij een zodanig gebruik bij of krachtens deze regels uitdrukkelijk is toegestaan;
  5. e. het gebruik van gronden ten behoeve van ligplaatsen voor woon- en bedrijfsschepen.

4.6 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  1. a. het bepaalde in lid 4.1, onder a, juncto lid 4.5, onder a, ten behoeve van de vestiging van bedrijven, die in de 'Staat van bedrijfsactiviteiten' zijn opgenomen in een hogere dan de aldaar genoemde categorieën, maar naar hun aard en invloed op de omgeving kunnen worden gelijkgesteld met de bedrijven, die voorkomen in de in lid 4.1, sub a, genoemde categorieën, mits het niet betreft geluidzoneringsplichtige of risicovolle inrichtingen;
  2. b. het bepaalde in lid 4.1, onder a, juncto lid 4.5, onder a, ten behoeve van de vestiging van bedrijven, die niet in de 'Staat van bedrijfsactiviteiten' zijn opgenomen, maar naar hun aard en invloed op de omgeving kunnen worden gelijkgesteld met de bedrijven, die voorkomen in de in lid 4.1, onder a, genoemde categorieën, mits het niet betreft geluidzoneringsplichtige of risicovolle inrichtingen;
  3. c. het bepaalde in lid 4.1, onder a, laatste zinsnede, voor een overschrijding van het toegestane percentage kantoorruimte tot ten hoogste 70% van het bruto vloeroppervlak;
  4. d. het bepaalde in lid 4.1, onder b, d, e en f, juncto lid 4,5, onder b, voor het gebruik van gronden en bouwwerken voor ondergeschikte detailhandel, met dien verstande dat de verkoopvloeroppervlakte niet meer mag bedragen dan 250 m2 en dat detailhandel in voedings- en genotmiddelen niet is toegestaan;
  5. e. het bepaalde in lid 4.1 en lid4.5, onder b, voor een verkooppunt voor motorbrandstoffen, met uitzondering van LPG, met dien verstande dat de verkoopvloeroppervlakte van de gebouwen maximaal 120 m2 mag bedragen;
  6. f. het bepaalde in lid 4.5, onder d, voor het gebruik voor bewoning van een bedrijfswoning anders dan ten dienste van een ter plaatse gevestigd bedrijf.

4.7 Voorwaarden voor afwijken

  1. a. Afwijken van de regels met toepassing van de leden 4.4en 4.6 is slechts mogelijk, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
      • de woonsituatie;
      • het straat- en bebouwingsbeeld;
      • de verkeersveiligheid;
      • de sociale veiligheid;
      • de milieusituatie;
      • de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
  2. b. Onververminderd het bepaalde onder a, wordt aan de afwijkingsbevoegdheid, bedoeld in lid 4.4, onder b, c en d, slechts toepassing gegeven onder de voorwaarde dat:
      • wordt aangetoond dat de bedrijfswoning of bedrijfswoonwagen uit hoofde van bedrijfsgebondenheid of toezicht noodzakelijk is;
      • beperking van de vestigings- en/of uitbreidingsmogelijkheden van bedrijven als gevolg van milieueisen zoveel mogelijk wordt voorkomen;
  3. c. Aan het bepaalde in lid 4.6, onder a en b, wordt geen toepassing gegeven dan nadat een advies van een onafhankelijke deskundige op het gebied van het milieu is ingewonnen.

4.8 Uitsterfregeling

Het gebruik ten behoeve van detailhandel als bedoeld in lid 4.1, onder c, d en e, mag niet worden hervat indien dit gebruik gedurende een onafgebroken periode van ten minste een jaar gestaakt is geweest.

4.9 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de situering en de vorm van de op de kaart aangegeven bouwvlakken worden gewijzigd dan wel op de kaart nieuwe bouwvlakken worden aangegeven, mits:

  1. a. de geluidbelasting vanwege het wegverkeer van geluidgevoelige gebouwen niet hoger is dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een verkregen hogere grenswaarde;
  2. b. voldaan wordt aan de alsdan geldende eisen ten aanzien van externe veiligheid vanwege inrichtingen;
  3. c. voldaan wordt aan de alsdan geldende eisen ten aanzien van externe veiligheid vanwege het vervoer van gevaarlijke stoffen;
  4. d. overeenkomstige toepassing wordt gegeven aan het gestelde in lid 4.7, onder a.

Artikel 5 Groen

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groenvoorzieningen;
  2. b. bermen en beplantingen;
  3. c. recreatieve voorzieningen;
  4. d. fiets- en voetpaden;
  5. e. bestaande wegen;
  6. f. waterlopen en waterpartijen;
  7. g. nutsvoorzieningen;
  8. h. additionele voorzieningen.

5.2 Bouwregels

5.3 Afwijken van de bouwregels

5.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met een bestemmingsplan, zoals bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend het gebruik van gronden ten behoeve van wegen, niet zijnde fiets- en voetpaden, met uitzondering van de wegen die op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan reeds bestonden.

Artikel 6 Verkeer

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen, fiets- en voetpaden;
  2. b. parkeervoorzieningen;
  3. c. bermen, taluds, groenvoorzieningen en waterlopen;
  4. d. geluidschermen;
  5. e. additionele voorzieningen.

6.2 Bouwregels

Artikel 7 Wonen - 1

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen;
  2. b. bijzondere vormen van huisvesting, zoals begeleid wonen en kamerverhuur;
  3. c. logies met ontbit, met dien verstande dat deze functie uitsluitend mag worden uitgeoefend in het hoofdgebouw e jn ten dienste van deze functie maximaal twee (slaap)kamers voor toeristisch-recreatief nachtverblijf mogen worden gebruikt;
  4. d. maatschappelijke dienstverlening ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk';
  5. e. additionele voorzieningen.

7.2 Bouwregels

7.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

a. de woonsituatie;

b. het straat- en bebouwingsbeeld;

c. de verkeersveiligheid;

d. de sociale veiligheid;

e. de milieusituatie;

f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

7.4 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  1. a. sublid 7.2.2, onder c, voor overschrijding van het toegestane bebouwingspercentage met maximaal het getal 10;
  2. b. sublid7.2.2, onder d, voor een overschrijding van de toegestane bouwhoogte met maximaal 4 meter;
  3. c. sublid7.2.3, onder a, onder 1, voor het vergroten van de toegestane bouwhoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk, echter uitsluitend ten behoeve van een kap en met dien verstande dat de goothoogte maximaal 4 meter mag bedragen;
  4. d. sublid 7.2.3,onder a, onder 3, voor het vergroten van de toegestane diepte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk, gemeten vanuit (het verlengde van) de achtergevel van de hoofdmassa van de bebouwing tot maximaal 5 meter;
  5. e. sublid7.2.3, onder a, onder 3, voor het bouwen van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk achter een oorspronkelijk aangebouwd bijbehorend bouwwerk, met dien verstande dat:
    1. 1. de maximale diepte achter het oorspronkelijk aangebouwd bijbehorende bouwwerk 4 meter bedraagt;
    2. 2. de maximale breedte gelijk is aan de breedte van het oorspronkelijk aangebouwde bijbehorende bouwwerk;
  6. f. sublid 7.2.3, onder a, onder 4, voor het bouwen van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk tot op de erfgrens;
  7. g. sublid 7.2.3, onder a, voor het oprichten van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk aan de zijgevel van de hoofdmassa van de bebouwing, met dien verstande dat:
    1. 1. de maximale goothoogte 4 meter bedraagt;
    2. 2. de maximale bouwhoogte niet hoger is dan 0,3 meter boven de bovenkant van de scheidingsconstructie met de tweede bouwlaag van het hoofdgebouw;
    3. 3. de maximale breedte, gemeten vanuit (het verlengde van) de zijgevel van de hoofdmassa van de bebouwing, 4 meter bedraagt;
    4. 4. een kap is toegestaan;
  8. h. sublid 7.2.3, onder b, onder 1 voor het vergroten van de toegestane bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk tot maximaal 4,50 meter, echter uitsluitend ten behoeve van een kap;
  9. i. sublid 7.2.3, onder b, onder 2, voor het bouwen van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk tot op de erfgrens;
  10. j. sublid7.2.3, onder b, voor het oprichten van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk in het voorerfgebied, met dien verstande dat:
    1. 1. het vrijstaand bijbehorend bouwwerk achter (het verlengde van) de voorgevel moet zijn gesitueerd;
    2. 2. de goothoogte maximaal 3 meter bedraagt;
    3. 3. de bouwhoogte maximaal 4,50 meter bedraagt, echter uitsluitend ten behoeve van een kap;
    4. 4. door het hier bedoelde bouwen mag de totale oppervlakte van bijbehorende bouwwerken inclusief bouwwerken, geen gebouw zijnde, op het gehele perceel maximaal 70 m2 bedragen, waarbij het deel van het voorerfgebied dat is gelegen achter (het verlengde van) de voorgevel voor maximaal 60% mag zijn bebouwd;
    5. 5. voor vrijstaande woningen geldt dat door het hier bedoelde bouwen de totale oppervlakte van bijbehorende bouwwerken inclusief bouwwerken, geen gebouw zijnde, op het gehele perceel maximaal 100m2 mag bedragen waarbij het deel van het voorerfgebied dat is gelegen (het verlengde van) de voorgevel voor maximaal 60% mag zijn bebouwd;
  11. k. sublid 7.2.3, onder c, voor vergroting van de totale oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken inclusief bouwwerken, geen gebouw zijnde, in achtererfgebied tot maximaal 70 m2, waarbij het achtererfgebied voor maximaal 60% mag worden bebouwd;
  12. l. sublid 7.2.3, onder c, voor vergroting van de totale oppervlakte van bijbehorende bouwwerken inclusief bouwwerken, geen gebouw zijnde, in achtererfgebied van vrijstaande woningen tot maximaal 100 m2, waarbij het achtererfgebied voor maximaal 60% mag worden bebouwd.

7.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met een bestemmingsplan, zoals bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning;
  2. b. het gebruik van aangebouwde bijbehorende bouwwerken voor zelfstandige bewoning;
  3. c. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van standplaatsen voor woonwagens;
  4. d. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken ten behoeve van een aan huis verbonden;
  5. e. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsmatige activiteiten, voor zover dit niet uitdrukkelijk op grond van lid 7.1 is toegestaan.

7.6 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  1. a. het bepaalde in lid 7.5, onder d, voor het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken ten behoeve van een aan huis verbonden beroep tot een maximum van 70 m²;
  2. b. het bepaalde in lid 7.5, onder e, voor het gebruik van hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken ten behoeve van een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit tot een maximum van 70 m² en voor zover voorkomend op de bij dit plan behorende 'Staat van bedrijfsactiviteiten wonen-werken'.

7.7 Voorwaarden voor afwijken

Afwijken van de regels met toepassing van de leden 7.4 en 7.6 is slechts mogelijk, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  1. a. de woonsituatie;
  2. b. het straat- en bebouwingsbeeld;
  3. c. de verkeersveiligheid;
  4. d. de sociale veiligheid;
  5. e. de milieusituatie;
  6. f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 8 Wonen - 2

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen;
  2. b. bijzondere vormen van huisvesting, zoals begeleid wonen en kamerverhuur;
  3. c. logies met ontbijt, met dien verstande dat deze functie uitsluitend mag worden uitgeoefend in het hoofdgebouw en ten dienste van deze functie maximaal twee (slaap)kamers voor toeristisch-recreatief nachtverblijf mogen worden gebruikt;
  4. d. zakelijke dienstverlening ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van dienstverlening - zakelijke dienstverlening';
  5. e. bedrijven als bedoeld in de 'Staat van bedrijfsactiviteiten wonen-werken' en detailhandel, met uitzondering van detailhandel in meubelen en voedings- en genotmiddelen, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf;
  6. f. additionele voorzieningen.

8.2 Bouwregels

8.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

a. de woonsituatie;

b. het straat- en bebouwingsbeeld;

c. de verkeersveiligheid;

d. de sociale veiligheid;

e. de milieusituatie;

f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

8.4 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  1. a. sublid 8.2.2, onder c, voor overschrijding van het toegestane bebouwingspercentage met maximaal het getal 10;
  2. b. sublid 8.2.2, onder e, voor een overschrijding van de toegestane goot- en/of bouwhoogte met maximaal 4 meter;
  3. c. sublid 8.2.3, onder a, onder 1, voor het vergroten van de toegestane bouwhoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk, echter uitsluitend ten behoeve van een kap en met dien verstande dat de goothoogte maximaal 4 meter mag bedragen;
  4. d. sublid 8.2.3, onder a, onder 3, voor het vergroten van de toegestane diepte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk, gemeten vanuit (het verlengde van) de achtergevel van de hoofdmassa van de bebouwing tot maximaal 5 meter;
  5. e. sublid 8.2.3, onder a, onder 3, voor het bouwen van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk achter een oorspronkelijk aangebouwd bijbehorend bouwwerk, met dien verstande dat:
    1. 1. de maximale diepte achter het oorspronkelijk aangebouwd bijbehorende bouwwerk 4 meter bedraagt;
    2. 2. de maximale breedte gelijk is aan de breedte van het oorspronkelijk aangebouwde bijbehorende bouwwerk;
  6. f. sublid 8.2.3, onder a, onder 4, voor het bouwen van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk tot op de erfgrens;
  7. g. sublid 8.2.3, onder a, voor het oprichten van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk aan de zijgevel van de hoofdmassa van de bebouwing, met dien verstande dat:
    1. 1. de maximale goothoogte 4 meter bedraagt;
    2. 2. de maximale bouwhoogte niet hoger is dan 0,3 meter boven de bovenkant van de scheidingsconstructie met de tweede bouwlaag van het hoofdgebouw;
    3. 3. de maximale breedte, gemeten vanuit (het verlengde van) de zijgevel van de hoofdmassa van de bebouwing, 4 meter bedraagt;
    4. 4. een kap is toegestaan;
  8. h. sublid 8.2.3, onder b, onder 1 voor het vergroten van de toegestane bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk tot maximaal 4,50 meter, echter uitsluitend ten behoeve van een kap;
  9. i. sublid 8.2.3, onder b, onder 2, voor het bouwen van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk tot op de erfgrens;
  10. j. sublid 8.2.3, onder b, voor het oprichten van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk in het voorerfgebied, met dien verstande dat:
    1. 1. het vrijstaand bijbehorend bouwwerk achter (het verlengde van) de voorgevel moet zijn gesitueerd;
    2. 2. de goothoogte maximaal 3 meter bedraagt;
    3. 3. de bouwhoogte maximaal 4,50 meter bedraagt, echter uitsluitend ten behoeve van een kap;
    4. 4. door het hier bedoelde bouwen mag de totale oppervlakte van bijbehorende bouwwerken inclusief bouwwerken, geen gebouw zijnde, op het gehele perceel maximaal 70 m2 bedragen, waarbij het deel van het voorerfgebied dat is gelegen achter (het verlengde van) de voorgevel voor maximaal 60% mag zijn bebouwd;
    5. 5. voor vrijstaande woningen geldt dat door het hier bedoelde bouwen de totale oppervlakte van bijbehorende bouwwerken inclusief bouwwerken, geen gebouw zijnde, op het gehele perceel maximaal 100m2 mag bedragen waarbij het deel van het voorerfgebied dat is gelegen (het verlengde van) de voorgevel voor maximaal 60% mag zijn bebouwd;
  11. k. sublid 8.2.3, onder c, voor vergroting van de totale oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken inclusief bouwwerken, geen gebouw zijnde, in achtererfgebied tot maximaal 70 m2, waarbij het achtererfgebied voor maximaal 60% mag worden bebouwd;
  12. l. sublid 8.2.3, onder c, voor vergroting van de totale oppervlakte van bijbehorende bouwwerken inclusief bouwwerken, geen gebouw zijnde, in achtererfgebied van vrijstaande woningen tot maximaal 100 m2, waarbij het achtererfgebied voor maximaal 60% mag worden bebouwd.

8.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met een bestemmingsplan, zoals bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning;
  2. b. het gebruik van bijbehorende bouwwerken voor zelfstandige bewoning;
  3. c. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van standplaatsen voor woonwagens;
  4. d. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken ten behoeve van een aan huis verbonden;
  5. e. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsmatige activiteiten, voor zover dit niet uitdrukkelijk op grond van lid 8.1 is toegestaan.

8.6 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  1. a. het bepaalde in lid 8.5, onder d, voor het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken ten behoeve van een aan huis verbonden beroep tot een maximum van 70 m²;
  2. b. het bepaalde in lid 8.5, onder e, voor het gebruik van hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken ten behoeve van een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit tot een maximum van 70 m² en voor zover voorkomend op de bij dit plan behorende 'Staat van bedrijfsactiviteiten wonen-werken'.

8.7 Voorwaarden voor afwijken

Afwijken van de regels met toepassing van de leden 8.4 en 8.6is slechts mogelijk, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  1. a. de woonsituatie;
  2. b. het straat- en bebouwingsbeeld;
  3. c. de verkeersveiligheid;
  4. d. de sociale veiligheid;
  5. e. de milieusituatie;
  6. f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 9 Wonen - 3

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen;
  2. b. bijzondere vormen van huisvesting, zoals begeleid wonen en kamerverhuur;
  3. c. logies met ontbijt, met dien verstande dat deze functie uitsluitend mag worden uitgeoefend in het hoofdgebouw en ten dienste van deze functie maximaal twee (slaap)kamers voor toeristisch-recreatief nachtverblijf mogen worden gebruikt;
  4. d. zakelijke en maatschappelijke dienstverlening, met dien verstande dat deze functie uitsluitend is toegestaan op de begane grond;
  5. e. één horecabedrijf in de categorieën horeca - 1,horeca -2 en horeca - 3, met dien verstande dat deze functie uitsluitend is toegestaan op de begane grond;
  6. f. parkeervoorzieningen;
  7. g. groenvoorzieningen en water;
  8. h. ontsluitingswegen, fiets- en voetpaden;
  9. i. additionele voorzieningen.

9.2 Bouwregels

9.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

a. de woonsituatie;

b. het straat- en bebouwingsbeeld;

c. de verkeersveiligheid;

d. de sociale veiligheid;

e. de milieusituatie;

f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

9.4 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in sublid 9.2.2, onder b, voor een overschrijding van de toegestane bouwhoogte met maximaal 4 meter.

9.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met een bestemmingsplan, zoals bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van standplaatsen;
  2. b. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsmatige activiteiten, voor zover dit niet uitdrukkelijk op grond van lid 9.1 is toegestaan.

9.6 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  1. a. het bepaalde in lid 9.1, onder e, ten behoeve van de uitoefening van een horecabedrijf op de verdiepingen, mits het aantal horecabedrijven niet meer dan één bedraagt;
  2. b. het bepaalde in lid lid 9.5 ,onder b, ten behoeve van een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit tot een maximum van 70 m² en voor zover voorkomend op de bij dit plan behorende Lijst van (bijlage 2).

9.7 Voorwaarden voor afwijken

Afwijken van de regels met toepassing van de leden 9.4en 9.6 is slechts mogelijk, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  1. a. de woonsituatie;
  2. b. het straat- en bebouwingsbeeld;
  3. c. de verkeersveiligheid;
  4. d. de sociale veiligheid;
  5. e. de milieusituatie;
  6. f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

9.8 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de situering en de vorm van de op de kaart aangegeven bouwvlakken worden gewijzigd dan wel op de kaart nieuwe bouwvlakken worden aangegeven, mits:

  1. a. de geluidbelasting vanwege het wegverkeer van geluidgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een verkregen hogere grenswaarde;
  2. b. voldaan wordt aan de alsdan geldende eisen ten aanzien van externe veiligheid vanwege inrichtingen;
  3. c. voldaan wordt aan de alsdan geldende eisen ten aanzien van externe veiligheid vanwege het vervoer van gevaarlijke stoffen;
  4. d. overeenkomstige toepassing wordt gegeven aan het gestelde in lid 9.7.

Artikel 10 Leiding - Hoogspanningsverbinding

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' aangewezen gronden zijn, naast de andere bij dit plan aan die gronden gegeven bestemmingen, mede bestemd voor de aanleg, instandhouding en bescherming van een bovengrondse hoogspanningsleiding.

10.2 Bouwregels

Voor het bouwen op deze gronden gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 10.1 genoemde bestemming uitsluitend hoogspanningsmasten worden gebouwd met een maximale bouwhoogte van 65 meter;
  2. b. ten behoeve van de andere bij dit plan aan die gronden gegeven bestemmingen mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid.

10.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van sublid 10.2, onder b, ten behoeve van de bouw van bouwwerken overeenkomstig de regels van de andere bij dit plan aangewezen bestemmingen, mits geen onevenredig afbreuk wordt gedaan aan het veilig en doelmatig functioneren van de hoogspanningsleiding en voorafgaand overleg met de leidingbeheerder heeft plaatsgevonden.

Artikel 11 Waarde - Archeologie 2

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, naast het bepaalde in de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen, bestemd voor het behoud van archeologische waarden.

11.2 Bouwregels

Voor het bouwen van bouwwerken met een grotere oppervlakte dan 200 m2 en een grotere diepte dan 0,30 meter beneden maaiveld, waarvoor een omgevingsvergunning is vereist, geldt dat deze uitsluitend mogen worden gebouwd nadat de aanvrager een archeologisch rapport heeft overlegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld. Indien archeologische waarden worden aangetroffen, dient een advies te worden ingewonnen ten aanzien van de voorgenomen werken bij een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.

11.3 Afwijken van de bouwregels

11.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden

11.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen door de bestemming 'Waarde - Archeologie - 2' van de kaart te verwijderen indien op basis van archeologisch onderzoek door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

Artikel 12 Waterstaat - Waterkering

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor waterkering.

12.2 Bouwregels

Er zijn wat de bebouwing betreft, in afwijking van de bepalingen bij de andere voorkomende bestemming(en), uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan ten behoeve van waterkering.

12.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 12.2 ten behoeve van de bouw van bouwwerken overeenkomstig de regels van de andere bij dit plan aangewezen bestemmingen, mits geen onevenredig afbreuk wordt gedaan aan het veilig en doelmatig functioneren van de waterkering en voorafgaand overleg met de waterbeheerder heeft plaatsgevonden.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 13 Anti-dubbeltelbepaling

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 14 Algemene Aanduidingsregels

14.1 Vrijwaringszone - vaarweg

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - vaarweg' zijn de gronden tevens bestemd voor de bescherming van het doelmatig en veilig functioneren van de vaarweg.

14.2 Bouwregels

Er zijn wat de bebouwing betreft, in afwijking van het bepaalde in de overige bestemmingsregels, uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde, toegestaan ten behoeve van de vaarweg.

14.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 14.2 ten behoeve van de bouw van bouwwerken overeenkomstig de regels van de andere bij dit plan aangewezen bestemmingen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het veilig en doelmatig functioneren van de vaarweg en voorafgaand overleg met de vaarwegbeheerder heeft plaatsgevonden.

Artikel 15 Uitsluiting Aanvullende Werking Bouwverordening

De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behalve ten aanzien van de volgende onderwerpen:

  1. a. de richtlijnen voor het verlenen van vrijstelling van de stedenbouwkundige bepalingen;
  2. b. de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
  3. c. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
  4. d. de parkeergelegenheid en de laad- en losmogelijkheden;
  5. e. de ruimte tussen bouwwerken.

Artikel 16 Algemene Afwijkingsbevoegdheid

16.1 Afwijkingsbevoegdheid

Voor zover zulks niet op grond van een andere bepaling van de regels kan worden toegestaan, kunnen burgemeester en wethouders bij een omgevingsvergunning afwijken van de bepalingen van het plan:

  1. a. van de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot maximaal 10% van die maten, afmetingen en percentages;
  2. b. voor aanpassing in geringe mate van het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
  3. c. voor overschrijding van de bouwgrenzen:
    1. indien een meetverschil of de situatie ter plekke daartoe aanleiding geeft;
    2. ten behoeve van stoepen, toegangen, portieken, hellingbanen, buitentrappen, terrassen, erkers, balkons, luifels, hijsinrichtingen, lift- en trappenhuizen alsmede naar de aard vergelijkbare delen van bouwwerken;
  4. d. voor overschrijding van de bouwhoogte van gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers, lichtkappen en buitentrappen, mits:
    1. de oppervlakte van de vergroting maximaal 25 m² bedraagt;
    2. deze bouwhoogte met maximaal 25% wordt overschreden;
  5. e. voor het oprichten van kleine, niet voor bewoning bestemde, gebouwtjes voor zakelijke doeleinden, zoals kiosken en naar aard en omvang daarmee gelijk te stellen gebouwtjes, met een maximale inhoud van 50 m3;
  6. f. voor het oprichten van bouwwerken van openbaar nut, zoals abri's, telefooncellen, transformatorhuisjes, gasreduceerstations, verzamelcontainers voor flessen, oud papier e.d., en daarmee gelijk te stellen bouwwerken met een maximale inhoud van 200 m3;
  7. g. voor het realiseren van voorzieningen ten behoeve van de verkeers- en waterinfrastructuur;
  8. h. voor het oprichten van bouwwerken, geen gebouw zijnde, zoals vlaggenmasten, reclame-uitingen tot een maximale hoogte van 6 meter, gedenktekens, beeldhouwwerken en andere kunstuitingen;
  9. i. voor het innemen van een standplaats voor straathandel;
  10. j. voor het oprichten van geluidwerende voorzieningen met een bouwhoogte van maximaal 4 meter;
  11. k. voor overschrijding van de toegestane bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot maximaal 10 meter vanaf peil, met dien verstande dat voor reclame-uitingen een maximale hoogte van 6 meter geldt;
  12. l. voor overschrijding van de toegestane bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten, tot maximaal 40 meter vanaf peil.

16.2 Voorwaarden voor afwijken

Afwijken van de regels met toepassing van lid 15.1 is slechts mogelijk, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  1. a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. b. de woonsituatie;
  3. c. de verkeersveiligheid;
  4. d. de sociale veiligheid;
  5. e. de milieusituatie;
  6. f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 17 Overgangsrecht

17.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. 2. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig ontheffing verlenen van het eerste lid voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  3. 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

17.2 Overgangsrecht gebruik

  1. 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepende overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 18 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan 'Bedrijventerrein Koningsweg'.

Bijlagen

Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten

SBI-code SBI-code 2008 nr. omschrijving cat.
01 01 - landbouw en dienstverlening t.b.v. de landbouw
014 016 4 - plantsoenendiensten en hoveniersbedrijven: b.o. <= 500 m² 2
014 016 3 - plantsoenendiensten en hoveniersbedrijven: b.o. > 500 m² 3.1
15 10, 11 - vervaardiging van voedingsmiddelen en dranken
151 101, 102 0 Slachterijen en overige vleesverwerking:
151 101, 102 1 - slachterijen en pluimveeslachterijen 3.2
151 101 3 - bewerkingsinrichting van darmen en vleesafval 4.2
151 101 4 - vleeswaren- en vleesconservenfabrieken: p.o. > 1000 m² 3.2
151 101 5 - vleeswaren- en vleesconservenfabrieken: p.o. <= 1000 m² 3.1
151 101 6 - vleeswaren- en vleesconservenfabrieken: p.o. <= 200 m² 3.1
151 101, 102 7 - loonslachterijen 3.1
151 108 8 - vervaardiging van snacks en vervaardiging van kant-en-klaar-maaltijden met p.o. < 2.000 m² 3.1
152 102 0 Visverwerkingsbedrijven:
152 102 2 - conserveren 4.1
152 102 3 - roken 4.2
152 102 4 - verwerken anderszins: p.o.> 1000 m² 4.2
152 102 5 - verwerken anderszins: p.o. <= 1000 m² 3.2
152 102 6 - verwerken anderszins: p.o. <= 300 m² 3.1
1531 1031 0 Aardappelprodukten fabrieken:
1531 1031 1 - vervaardiging van aardappelproducten 4.2
1531 1031 2 - vervaardiging van snacks met p.o. < 2.000 m² 3.1
1532, 1533 1032, 1039 0 Groente- en fruitconservenfabrieken:
1532, 1533 1032, 1039 1 - jam 3.2
1532, 1533 1032, 1039 2 - groente algemeen 3.2
1532, 1533 1032, 1039 3 - met koolsoorten 3.2
1532, 1533 1032, 1039 4 - met drogerijen 4.2
1532, 1533 1032, 1039 5 - met uienconservering (zoutinleggerij) 4.2
1541 104101 0 Vervaardiging van ruwe plantaardige en dierlijke oliën en vetten:
1541 104101 1 - p.c. < 250.000 t/j 4.1
1541 104101 2 - p.c. >= 250.000 t/j 4.2 Z
1542 104102 0 Raffinage van plantaardige en dierlijke oliën en vetten:
1542 104102 1 - p.c. < 250.000 t/j 4.1
1542 104102 2 - p.c. >= 250.000 t/j 4.2 Z
1543 1042 0 Margarinefabrieken:
1543 1042 1 - p.c. < 250.000 t/j 4.1
1543 1042 2 - p.c. >= 250.000 t/j 4.2 Z
1551 1052 0 Zuivelprodukten fabrieken:
1551 1051 3 - melkprodukten fabrieken v.c. < 55.000 t/j 3.2
1551 1051 4 - melkprodukten fabrieken v.c. >= 55.000 t/j 4.2 Z
1551 1051 5 - overige zuivelprodukten fabrieken 4.2
1552 1052 1 Consumptie-ijsfabrieken: p.o. > 200 m² 3.2
1552 1052 2 - consumptie-ijsfabrieken: p.o. <= 200 m² 2
1561 1061 0 Meelfabrieken:
1561 1061 1 - p.c. >= 500 t/u 4.2 Z
1561 1061 2 - p.c. < 500 t/u 4.1
1561 1061 Grutterswarenfabrieken 4.1
1562 1062 0 Zetmeelfabrieken:
1562 1062 1 - p.c. < 10 t/u 4.1
1562 1062 2 - p.c. >= 10 t/u 4.2 Z
1571 1091 0 Veevoerfabrieken:
1571 1091 3 - drogerijen (gras, pulp, groenvoeder, veevoeder) cap. < 10 t/u water 4.2
1571 1091 5 - mengvoeder, p.c. < 100 t/u 4.1
1571 1091 6 - mengvoeder, p.c. >= 100 t/u 4.2 Z
1572 1092 Vervaardiging van voer voor huisdieren 4.1
1581 1071 0 Broodfabrieken, brood- en banketbakkerijen:
1581 1071 1 - v.c. < 7500 kg meel/week, bij gebruik van charge-ovens 2
1581 1071 2 - v.c. >= 7500 kg meel/week 3.2
1582 1072 Banket, biscuit- en koekfabrieken 3.2
1583 1081 0 Suikerfabrieken:
1583 1081 1 - v.c. < 2.500 t/j 5.1
1583 1081 2 - v.c. >= 2.500 t/j 5.3 Z
1584 10821 0 Verwerking cacaobonen en vervaardiging chocolade- en suikerwerk:
1584 10821 2 - cacao- en chocoladefabrieken vervaardigen van chocoladewerken met p.o. < 2.000 m² 3.2
1584 10821 4 - Suikerwerkfabrieken met suiker branden 4.2
1584 10821 5 - Suikerwerkfabrieken zonder suiker branden: p.o. > 200 m² 3.2
1585 1073 Deegwarenfabrieken 3.1
1586 1083 0 Koffiebranderijen en theepakkerijen:
1586 1083 2 - theepakkerijen 3.2
1587 108401 Vervaardiging van azijn, specerijen en kruiden 4.1
1589 1089 Vervaardiging van overige voedingsmiddelen 4.1
1589.1 1089 Bakkerijgrondstoffenfabrieken 4.1
1589.2 1089 0 Soep- en soeparomafabrieken:
1589.2 1089 1 - zonder poederdrogen 3.2
1589.2 1089 2 - met poederdrogen 4.2
1589.2 1089 Bakmeel- en puddingpoederfabrieken 4.1
1591 110101 Destilleerderijen en likeurstokerijen 4.2
1592 110102 0 Vervaardiging van ethylalcohol door gisting:
1592 110102 1 - p.c. < 5.000 t/j 4.1
1592 110102 2 - p.c. >= 5.000 t/j 4.2
1596 1105 Bierbrouwerijen 4.2
1597 1106 Mouterijen 4.2
1598 1107 Mineraalwater- en frisdrankfabrieken 3.2
16 12 - verwerking van tabak
160 120 Tabakverwerkende industrie 4.1
17 13 - vervaardiging van textiel
171 131 Bewerken en spinnen van textielvezels 3.2
172 132 0 Weven van textiel:
172 132 1 - aantal weefgetouwen < 50 3.2
172 132 2 - aantal weefgetouwen >= 50 4.2 Z
173 133 Textielveredelingsbedrijven 3.1
174, 175 139 Vervaardiging van textielwaren 3.1
1751 1393 Tapijt-, kokos- en vloermattenfabrieken 4.1
176, 177 139, 143 Vervaardiging van gebreide en gehaakte stoffen en artikelen 3.1
18 14 - vervaardiging van kleding; bereiden en verven van bont
181 141 Vervaardiging kleding van leer 3.1
183 142, 151 Bereiden en verven van bont; vervaardiging van artikelen van bont 3.1
19 15 - vervaardiging van leer en lederwaren (excl. kleding)
191 151, 152 Lederfabrieken 4.2
192 151 Lederwarenfabrieken (excl. kleding en schoeisel) 3.1
193 152 Schoenenfabrieken 3.1
20 16 - houtindustrie en vervaardiging artikelen van hout, riet, kurk e.d.
2010.1 16101 Houtzagerijen 3.2
2010.2 16102 0 Houtconserveringsbedrijven:
2010.2 16102 1 - met creosootolie 4.1
2010.2 16102 2 - met zoutoplossingen 3.1
202 1621 Fineer- en plaatmaterialenfabrieken 3.2
203, 204, 205 162 0 Timmerwerkfabrieken, vervaardiging overige artikelen van hout 3.2
203, 204, 205 162 1 Timmerwerkfabrieken, vervaardiging overige artikelen van hout, p.o. < 200 m2 3.1
21 17 - vervaardiging van papier, karton en papier- en kartonwaren
2111 1711 Vervaardiging van pulp 4.1
2112 1712 0 Papier- en kartonfabrieken:
2112 1712 1 - p.c. < 3 t/u 3.1
2112 1712 2 - p.c. 3 - 15 t/u 4.1 Z
2112 1712 3 - p.c. >= 15 t/u 4.2 Z
212 172 Papier- en kartonwarenfabrieken 3.2
2121.2 17212 0 Golfkartonfabrieken:
2121.2 17212 1 - p.c. < 3 t/u 3.2
2121.2 17212 2 - p.c. >= 3 t/u 4.1 Z
22 58 - uitgeverijen, drukkerijen en reproduktie van opgenomen media
2221 1811 Drukkerijen van dagbladen 3.2
2222 1812 Drukkerijen (vlak- en rotatie-diepdrukkerijen) 3.2
23 19 - aardolie-/steenkoolverwerk. ind.
2320.2 19202 A Smeeroliën- en vettenfabrieken 3.2
2320.2 19202 B Recyclingbedrijven voor afgewerkte olie 4.2
2320.2 19202 C Aardolieproduktenfabrieken n.e.g. 4.2
24 20 - vervaardiging van chemische produkten
2411 2011 0 Vervaardiging van industriële gassen:
2412 2012 Kleur- en verfstoffenfabrieken 4.1
2413 2012 0 Anorg. chemische grondstoffenfabrieken:
2413 2012 1 - niet vallend onder "post-Seveso-richtlijn" 4.2
2414.1 20141 A0 Organ. chemische grondstoffenfabrieken:
2414.1 20141 A1 - niet vallend onder "post-Seveso-richtlijn" 4.2
2414.1 20141 B0 Methanolfabrieken:
2414.1 20141 B1 - p.c. < 100.000 t/j 4.1
2414.1 20141 B2 - p.c. >= 100.000 t/j 4.2 Z
2414.2 20149 0 Vetzuren en alkanolenfabrieken (niet synth.):
2414.2 20149 1 - p.c. < 50.000 t/j 4.2
242 202 0 Landbouwchemicaliënfabrieken:
243 203 Verf, lak en vernisfabrieken 4.2
2441 2120 0 Farmaceutische grondstoffenfabrieken:
2441 2110 1 - p.c. < 1.000 t/j 4.2
2442 2120 0 Farmaceutische produktenfabrieken:
2442 2120 1 - formulering en afvullen geneesmiddelen 3.1
2451 2041 Zeep-, was- en reinigingsmiddelenfabrieken 4.2
2452 2042 Parfumerie- en cosmeticafabrieken 4.2
2462 2052 0 Lijm- en plakmiddelenfabrieken:
2462 2052 1 - zonder dierlijke grondstoffen 3.2
2464 205902 Fotochemische produktenfabrieken 3.2
2466 205903 A Chemische kantoorbenodigdhedenfabrieken 3.1
2466 205903 B Overige chemische produktenfabrieken n.e.g. 4.1
247 2060 Kunstmatige synthetische garen- en vezelfabrieken 4.2
25 22 - vervaardiging van produkten van rubber en kunststof
2511 221101 Rubberbandenfabrieken 4.2
2512 221102 0 Loopvlakvernieuwingsbedrijven:
2512 221102 1 - vloeropp. < 100 m2 3.1
2512 221102 2 - vloeropp. >= 100 m2 4.1
2513 2219 Rubber-artikelenfabrieken 3.2
252 222 0 Kunststofverwerkende bedrijven:
252 222 1 - zonder fenolharsen 4.1
252 222 2 - met fenolharsen 4.2
252 222 3 - productie van verpakkingsmateriaal en assemblage van kunststofbouwmaterialen 3.1
26 23 - vervaardiging van glas, aardewerk, cement-, kalk- en gipsprodukten
261 231 0 Glasfabrieken:
261 231 1 - glas en glasprodukten, p.c. < 5.000 t/j 3.2
261 231 2 - glas en glasprodukten, p.c. >= 5.000 t/j 4.2 Z
261 231 3 - glaswol en glasvezels, p.c.< 5.000 t/j 4.2
2615 231 Glasbewerkingsbedrijven 3.1
262, 263 232, 234 0 Aardewerkfabrieken:
262, 263 232, 234 2 - vermogen elektrische ovens totaal >= 40 kW 3.2
264 233 A Baksteen en baksteenelementenfabrieken 4.1
264 233 B Dakpannenfabrieken 4.1
2651 2351 0 Cementfabrieken:
2652 235201 0 Kalkfabrieken:
2652 235201 1 - p.c. < 100.000 t/j 4.1
2653 235202 0 Gipsfabrieken:
2653 235202 1 - p.c. < 100.000 t/j 4.1
2661.1 23611 0 Betonwarenfabrieken:
2661.1 23611 1 - zonder persen, triltafels en bekistingtrille 4.1
2661.1 23611 2 - met persen, triltafels of bekistingtrillers, p.c. < 100 t/d 4.2
2661.2 23612 0 Kalkzandsteenfabrieken:
2661.2 23612 1 - p.c. < 100.000 t/j 3.2
2661.2 23612 2 - p.c. >= 100.000 t/j 4.2 Z
2662 2362 Mineraalgebonden bouwplatenfabrieken 3.2
2663, 2664 2363, 2364 0 Betonmortelcentrales:
2663, 2664 2363, 2364 1 - p.c. < 100 t/u 3.2
2663, 2664 2363, 2364 2 - p.c. >= 100 t/u 4.2 Z
2665, 2666 2365, 2369 0 Vervaardiging van produkten van beton, (vezel)cement en gips:
2665, 2666 2365, 2369 1 - p.c. < 100 t/d 3.2
2665, 2666 2365, 2369 2 - p.c. >= 100 t/d 4.2 Z
267 237 0 Natuursteenbewerkingsbedrijven:
267 237 1 - zonder breken, zeven en drogen: p.o. > 2.000 m² 3.2
267 237 2 - zonder breken, zeven en drogen: p.o. <= 2.000 m² 3.1
267 237 3 - met breken, zeven of drogen, v.c. < 100.000 t/j 4.2
2681 2391 Slijp- en polijstmiddelen fabrieken 3.1
2682 2399 A0 Bitumineuze materialenfabrieken:
2682 2399 A1 - p.c. < 100 t/u 4.2
2682 2399 B0 Isolatiematerialenfabrieken (excl. glaswol):
2682 2399 B1 - steenwol, p.c. >= 5.000 t/j 4.2 Z
2682 2399 B2 - overige isolatiematerialen 4.1
2682 2399 C Minerale produktenfabrieken n.e.g. 3.2
2682 2399 D0 Asfaltcentrales: p.c.< 100 ton/uur 4.1
2682 2399 D1 - asfaltcentrales, p.c. >= 100 ton/uur 4.2 Z
27 24 - vervaardiging van metalen
272 241 0 IJzeren- en stalenbuizenfabrieken:
273 243 0 Draadtrekkerijen, koudbandwalserijen en profielzetterijen:
273 243 1 - p.o. < 2.000 m2 4.2
274 244 A0 Non-ferro-metaalfabrieken:
274 244 A1 - p.c. < 1.000 t/j 4.2
274 244 B0 Non-ferro-metaalwalserijen, -trekkerijen e.d.:
2751, 2752 2451, 2452 0 IJzer- en staalgieterijen/ -smelterijen:
2751, 2752 2451, 2452 1 - p.c. < 4.000 t/j 4.2
2753, 2754 2453, 2454 0 Non-ferro-metaalgieterijen/ -smelterijen:
2753, 2754 2453, 2454 1 - p.c. < 4.000 t/j 4.2
28 25, 31 - vervaard. en reparatie van produkten van metaal (excl. mach./transportmidd.)
281 251, 331 0 Constructiewerkplaatsen:
281 251, 331 1 - gesloten gebouw 3.2
281 251, 331 1a - gesloten gebouw, p.o. < 200 m2 3.1
281 251, 331 2 - in open lucht, p.o. < 2.000 m2 4.1
281 251, 331 3 - in open lucht, p.o. >= 2.000 m2 4.2 Z
2821 2529, 3311 0 Tank- en reservoirbouwbedrijven:
2821 2529, 3311 1 - p.o. < 2.000 m2 4.2
2822, 2830 2521, 2530, 3311 Vervaardiging van verwarmingsketels, radiatoren en stoomketels 4.1
284 255, 331 A Stamp-, pers-, dieptrek- en forceerbedrijven 4.1
284 255, 331 B Smederijen, lasinrichtingen, bankwerkerijen e.d. 3.2
284 255, 331 B1 Smederijen, lasinrichtingen, bankwerkerijen e.d., p.o. < 200 m2 3.1
2851 2561, 3311 0 Metaaloppervlaktebehandelingsbedrijven:
2851 2561, 3311 1 - algemeen 3.2
2851 2561, 3311 10 - stralen 4.1
2851 2561, 3311 11 - metaalharden 3.2
2851 2561, 3311 12 - lakspuiten en moffelen 3.2
2851 2561, 3311 2 - scoperen (opspuiten van zink) 3.2
2851 2561, 3311 3 - thermisch verzinken 3.2
2851 2561, 3311 4 - thermisch vertinnen 3.2
2851 2561, 3311 5 - mechanische oppervlaktebehandeling (slijpen, polijsten) 3.2
2851 2561,3311 6 - anodiseren, eloxeren 3.2
2851 2561, 3311 7 - chemische oppervlaktebehandeling 3.2
2851 2561, 3311 8 - emailleren 3.2
2851 2561, 3311 9 - galvaniseren (vernikkelen, verchromen, verzinken, verkoperen ed) 3.2
2852 2562, 3311 1 Overige metaalbewerkende industrie 3.2
2852 2562, 3311 2 Overige metaalbewerkende industrie, inpandig, p.o. <200m2 3.1
287 259, 331 A0 Grofsmederijen, anker- en kettingfabrieken:
287 259, 331 A1 - p.o. < 2.000 m2 4.1
287 259, 331 B Overige metaalwarenfabrieken n.e.g. 3.2
287 259, 331 B Overige metaalwarenfabrieken n.e.g.; inpandig, p.o. <200 m2 3.1
29 27, 28, 33 - vervaardiging van machines en apparaten
29 27, 28, 33 0 Machine- en apparatenfabrieken incl. reparatie:
29 27, 28, 33 1 - p.o. < 2.000 m2 3.2
29 27, 28, 33 2 - p.o. >= 2.000 m2 4.1
29 28, 33 3 - met proefdraaien verbrandingsmotoren >= 1 MW 4.2 Z
30 26, 28, 33 - vervaardiging van kantoormachines en computers
30 26, 28, 33 A Kantoormachines- en computerfabrieken incl. reparatie 2
31 26, 27, 33 - vervaardiging van over. elektr. machines, apparaten en benodigdh.
311 271, 331 Elektromotoren- en generatorenfabrieken incl. reparatie 4.1
312 271, 273 Schakel- en installatiemateriaalfabrieken 4.1
313 273 Elektrische draad- en kabelfabrieken 4.1
314 272 Accumulatoren- en batterijenfabrieken 3.2
315 274 Lampenfabrieken 4.2
32 26, 33 - vervaardiging van audio-, video-, telecom-apparaten en -benodigdh
321 t/m 323 261, 263, 264, 331 Vervaardiging van audio-, video- en telecom-apparatuur e.d. 3.1
3210 2612 Fabrieken voor gedrukte bedrading 3.1
33 26, 32, 33 - vervaardiging van medische en optische apparaten en instrumenten
33 26, 32, 33 A Fabrieken voor medische en optische apparaten en instrumenten e.d. incl. reparatie 2
34 29 -
34 29 vervaardiging van auto's, aanhangwagens en opleggers
341 291 0 Autofabrieken en assemblagebedrijven
341 291 1 - p.o. < 10.000 m2 4.1
341 291 2 - p.o. >= 10.000 m2 4.2 Z
3420.1 29201 Carrosseriefabrieken 4.1
3420.2 29202 Aanhangwagen- en opleggerfabrieken 4.1
343 293 Auto-onderdelenfabrieken 3.2
35 30 - vervaardiging van transportmiddelen (excl. auto's, aanhangwagens)
351 301, 3315 0 Scheepsbouw- en reparatiebedrijven:
351 301, 3315 1 - houten schepen 3.1
351 301, 3315 2 - kunststof schepen 3.2
351 301, 3315 3 - metalen schepen < 25 m 4.1
352 302, 317 0 Wagonbouw- en spoorwegwerkplaatsen:
352 302, 317 1 - algemeen 3.2
352 302, 317 2 - met proefdraaien van verbrandingsmotoren >= 1 MW 4.2 Z
353 303,3316 0 Vliegtuigbouw en -reparatiebedrijven:
353 303, 3316 1 - zonder proefdraaien motoren 4.1
354 309 Rijwiel- en motorrijwielfabrieken 3.2
355 3099 Transportmiddelenindustrie n.e.g. 3.2
36 31 - vervaardiging van meubels en overige goederen n.e.g.
361 310 1 Meubelfabrieken 3.2
361 9524 2 Meubelstoffeerderijen b.o. < 200 m2 1
362 321 Fabricage van munten, sieraden e.d. 2
363 322 Muziekinstrumentenfabrieken 2
364 323 Sportartikelenfabrieken 3.1
365 324 Speelgoedartikelenfabrieken 3.1
3663.1 32991 Sociale werkvoorziening 2
3663.2 32999 Vervaardiging van overige goederen n.e.g. 3.1
37 38 -
37 38 - voorbereiding tot recycling
372 383202 A0 Puinbrekerijen en -malerijen:
372 383202 A1 - v.c. < 100.000 t/j 4.2
372 383202 B Rubberregeneratiebedrijven 4.2
372 383202 C Afvalscheidingsinstallaties 4.2
40 35 - produktie en distrib. van stroom, aardgas, stoom en warm water
40 35 A0 Elektriciteitsproduktiebedrijven (electrisch vermogen >= 50 MWe)
40 35 A1 - kolengestookt (incl. meestook biomassa), thermisch vermogen > 75 MWth 5.2 Z
40 35 A2 - oliegestookt, thermisch vermogen > 75 MWth 5.1 Z
40 35 A3 - gasgestookt (incl. bijstook biomassa), thermisch vermogen > 75 MWth,in 5.1 Z
40 35 B0 bio-energieinstallaties electrisch vermogen < 50 MWe:
40 35 B1 - covergisting, verbranding en vergassing van mest, slib, GFT en reststromen voedingsindustrie 3.2
40 35 B2 - vergisting, verbranding en vergassing van overige biomassa 3.2
40 35 C0 Elektriciteitsdistributiebedrijven, met transformatorvermogen:
40 35 C1 - < 10 MVA 2
40 35 C2 - 10 - 100 MVA 3.1
40 35 C3 - 100 - 200 MVA 3.2
40 35 C4 - 200 - 1000 MVA 4.2 Z
40 35 D0 Gasdistributiebedrijven:
40 35 D1 - gascompressorstations vermogen < 100 MW 4.2
40 35 D5 - gasontvang- en -verdeelstations, cat. D 3.1
40 35 E0 Warmtevoorzieningsinstallaties, gasgestookt:
40 35 E1 - stadsverwarming 3.2
41 36 - winning en ditributie van water
41 36 A0 Waterwinning-/ bereiding- bedrijven:
41 36 A2 - bereiding met chloorbleekloog e.d. en/of straling 3.1
41 36 B0 Waterdistributiebedrijven met pompvermogen:
41 36 B1 - < 1 MW 2
41 36 B2 - 1 - 15 MW 3.2
41 36 B3 - >= 15 MW 4.2
45 41, 42, 43 - bouwnijverheid
45 41, 42, 43 0 Bouwbedrijven algemeen: b.o. > 2.000 m² 3.2
45 41, 42, 43 1 - bouwbedrijven algemeen: b.o. <= 2.000 m² 3.1
45 41, 42, 43 2 Aannemersbedrijven met werkplaats: b.o. > 1000 m² 3.1
45 41, 42, 43 3 - aannemersbedrijven met werkplaats: b.o.< 1000 m² 2
50 45, 47 - handel/reparatie van auto's, motorfietsen; benzineservicestations
501, 502, 504 451, 452, 454 Handel in auto's en motorfietsen, reparatie- en servicebedrijven 2
501 451 Groothandel in vrachtauto's (incl. import) 3.2
5020.4 45204 A Autoplaatwerkerijen 3.2
5020.4 45204 C Autospuitinrichtingen 3.1
51 46 -
51 46 - groothandel en handelsbemiddeling
5121 4621 0 Grth in akkerbouwprodukten en veevoeders 3.1
5121 4621 1 Grth in akkerbouwprodukten en veevoeders met een verwerkingscapaciteit van 500 ton/uur of meer 4.2 Z
5122 4622 Grth in bloemen en planten 2
5123 4623 Grth in levende dieren 3.2
5124 4624 Grth in huiden, vellen en leder 3.1
5125, 5131 46217, 4631 Grth in ruwe tabak, groenten, fruit en consumptie-aardappelen 3.1
5132, 5133 4632, 4633 Grth in vlees, vleeswaren, zuivelprodukten, eieren, spijsoliën 3.1
5134 4634 Grth in dranken 2
5135 4635 Grth in tabaksprodukten 2
5136 4636 Grth in suiker, chocolade en suikerwerk 2
5137 4637 Grth in koffie, thee, cacao en specerijen 2
5138, 5139 4638, 4639 Grth in overige voedings- en genotmiddelen 2
514 464, 46733 Grth in overige consumentenartikelen 2
5148.7 46499 0 Grth in vuurwerk en munitie:
5148.7 46499 1 - consumentenvuurwerk, verpakt, opslag < 10 ton 2
5148.7 46499 2 - consumentenvuurwerk, verpakt, opslag 10 tot 50 ton 3.1
5148.7 46499 5 - munitie 2
5151.1 46711 0 Grth in vaste brandstoffen:
5151.1 46711 1 - klein, lokaal verzorgingsgebied 3.1
5151.2 46712 0 Grth in vloeibare en gasvormige brandstoffen:
5151.2 46712 1 - vloeistoffen, o.c. < 100.000 m3 4.1
5151.2 46712 3 - tot vloeistof verdichte gassen 4.2
5151.3 46713 Grth minerale olieprodukten (excl. brandstoffen) 3.2
5152.1 46721 0 Grth in metaalertsen:
5152.1 46721 1 - opslag opp. < 2.000 m2 4.2
5152.2 /.3 46722, 46723 Grth in metalen en -halffabrikaten 3.2
5153 4673 0 Grth in hout en bouwmaterialen:
5153 4673 1 - algemeen: b.o. > 2000 m² 3.1
5153 4673 2 - algemeen: b.o. <= 2000 m² 2
5153.4 46735 4 zand en grind:
5153.4 46735 5 - algemeen: b.o. > 200 m² 3.2
5153.4 46735 6 - algemeen: b.o. <= 200 m² 2
5154 4674 0 Grth in ijzer- en metaalwaren en verwarmingsapparatuur:
5154 4674 1 - algemeen: b.o. > 2.000 m² 3.1
5154 4674 2 - algemeen: b.o. < = 2.000 m² 2
5155.1 46751 Grth in chemische produkten 3.2
5155.2 46752 Grth in kunstmeststoffen 2
5156 4676 Grth in overige intermediaire goederen 2
5157 4677 0 Autosloperijen: b.o. > 1000 m² 3.2
5157 4677 1 - autosloperijen: b.o. <= 1000 m² 3.1
5157.2/3 4677 0 Overige groothandel in afval en schroot: b.o. > 1000 m² 3.2
5157.2/3 4677 1 - overige groothandel in afval en schroot: b.o. <= 1000 m² 3.1
518 466 0 Grth in machines en apparaten:
518 466 1 - machines voor de bouwnijverheid 3.2
518 466 2 - overige 3.1
519 466, 469 Overige grth (bedrijfsmeubels, emballage, vakbenodigdheden e.d. 2
60 49 - vervoer over land
6021.1 493 Bus-, tram- en metrostations en -remises 3.2
6023 493 Touringcarbedrijven 3.2
6024 494 0 Goederenwegvervoerbedrijven (zonder schoonmaken tanks): b.o. > 1000 m² 3.2
6024 494 1 - Goederenwegvervoerbedrijven (zonder schoonmaken tanks) b.o. <= 1000 m² 3.1
603 495 Pomp- en compressorstations van pijpleidingen 2
63 52 - dienstverlening t.b.v. het vervoer
6311.1 52241 0 Laad-, los- en overslagbedrijven t.b.v. zeeschepen:
6311.1 52241 2 - stukgoederen 4.2
6311.1 52241 7 - tankercleaning 4.2
6311.2 52242 0 Laad-, los- en overslagbedrijven t.b.v. binnenvaart:
6311.2 52241 1 - containers 4.2
6311.2 52242 10 - tankercleaning 4.2
6311.2 52242 2 - stukgoederen 3.2
6311.2 52242 3 - ertsen, mineralen, e.d., opslagopp. < 2.000 m² 4.2
6311.2 52242 5 - granen of meelsoorten , v.c. < 500 t/u 4.2
6311.2 52242 7 - steenkool, opslagopp. < 2.000 m2 4.2
6312 52102, 52109 A Distributiecentra, koelhuizen 3.1
6312 52109 B Opslaggebouwen (verhuur opslagruimte) 2
6321 5221 2 Stalling van vrachtwagens (met koelinstallaties) 3.2
64 53 - post en telecommunicatie
641 531, 532 Post- en koeriersdiensten 2
642 61 A Telecommunicatiebedrijven 1
71 77 - verhuur van transportmiddelen, machines, andere roerende goederen
711 7711 Personenautoverhuurbedrijven 2
712 7712, 7739 Verhuurbedrijven voor transportmiddelen (excl. personenauto's) 3.1
713 773 Verhuurbedrijven voor machines en werktuigen 3.1
714 772 Verhuurbedrijven voor roerende goederen n.e.g. 2
72 62 - computerservice- en informatietechnologie
72 62 A Computerservice- en informatietechnologie-bureau's e.d. 1
72 58, 63 B Datacentra 2
73 72 - speur- en ontwikkelingswerk
731 721 Natuurwetenschappelijk speur- en ontwikkelingswerk 2
74 63,69 t/m 71,73,74,77,78,80 t/m 82 - overige zakelijke dienstverlening
747 812 Reinigingsbedrijven voor gebouwen 3.1
7481.3 74203 Foto- en filmontwikkelcentrales 2
7484.3 82991 Veilingen voor landbouw- en visserijprodukten 4.1
75 84 - openbaar bestuur, overheidsdiensten, sociale verzekeringen
7525 8425 Brandweerkazernes 3.1
80 85 onderwijs
85 85.53 Auto- en motorrijscholen 2
90 37, 38, 39 - milieudienstverlening
9001 3700 A0 RWZI's en gierverwerkingsinricht., met afdekking voorbezinktanks:
9001 3700 A1 - < 100.000 i.e. 4.1
9001 3700 A2 - 100.000 - 300.000 i.e. 4.2 Z
9001 3700 B rioolgemalen 2
9002.1 381 A Vuilophaal-, straatreinigingsbedrijven e.d. 3.1
9002.1 381 B Gemeentewerven (afval-inzameldepots) 3.1
9002.1 381 C Vuiloverslagstations 4.2
9002.2 382 A0 Afvalverwerkingsbedrijven:
9002.2 382 A2 - kabelbranderijen 3.2
9002.2 382 A4 - pathogeen afvalverbranding (voor ziekenhuizen) 3.1
9002.2 382 A5 - oplosmiddelterugwinning 3.2
9002.2 382 A6 - afvalverbrandingsinrichtingen, thermisch vermogen > 75 MW 4.2 Z
9002.2 382 A7 - verwerking fotochemisch en galvano-afval 2
9002.2 382 B Vuilstortplaatsen 4.2
9002.2 382 C0 Composteerbedrijven:
9002.2 382 C3 - belucht v.c. < 20.000 ton/jr 3.2
9002.2 382 C4 - belucht v.c. > 20.000 ton/jr 4.1
9002.2 382 C5 - GFT in gesloten gebouw 4.1
92 59 - cultuur, sport en recreatie
921, 922 591, 592, 601, 602 Studio's (film, TV, radio, geluid) 2
-
93 96 - overige dienstverlening
9301.1 96011 A Wasserijen en strijkinrichtingen 3.1
9301.1 96011 B Tapijtreinigingsbedrijven 3.1
9301.2 96012 Chemische wasserijen en ververijen 2
9301.3 96013 A Wasverzendinrichtingen 2
9303 9603 0 Begrafenisondernemingen 1
Verklaring gebruikte afkortingen
- niet van toepassing of niet relevant
< kleiner dan
>= groter dan of gelijk aan
cat. categorie
e.d. en dergelijke
kl. klasse
n.e.g. niet elders genoemd
o.c. opslagcapaciteit
p.c. produktiecapaciteit
p.o produktieoppervlak
v.c. verwerkingscapaciteit
u. uur
d. dag
w. week
j. jaar
Z zoneringplichtig

Bijlage 2 Staat Van Bedrijfsactiviteiten Wonen-werken

SBI-code SBI-code 2008 omschrijving cat.
182 141 Vervaardiging van kleding en -toebehoren (excl. van leer) 2
221 581 Uitgeverijen (kantoren) 1
2222.6 18129 Kleine drukkerijen en kopieerinrichtingen 2
2223 1814 Grafische afwerking 1
2223 1814 Binderijen 2
2224 1813 Grafische reproduktie en zetten 2
2225 1814 Overige grafische aktiviteiten 2
223 182 Reproduktiebedrijven opgenomen media 1
362 321 Fabricage van munten, sieraden e.d. 2
363 322 Muziekinstrumentenfabrieken 2
511 461 Handelsbemiddeling (kantoren) 1
527 952 Reparatie t.b.v. particulieren (excl. auto's en motorfietsen) 1
61, 62 50, 51 Vervoersbedrijven (uitsluitend kantoren) 1
6322, 6323 5222 Overige dienstverlening t.b.v. vervoer (kantoren) 1
633 791 Reisorganisaties 1
634 5229 Expediteurs, cargadoors (kantoren) 1
642 61 Telecommunicatiebedrijven 1
65, 66, 67 64, 65, 66 Banken, verzekeringsbedrijven, beurzen 2
70 41, 68 Verhuur van en handel in onroerend goed 1
72 62 Computerservice- en informatietechnologie-bureau's e.d. 1
731 721 Natuurwetenschappelijk speur- en ontwikkelingswerk 2
732 722 Maatschappij- en geesteswetenschappelijk onderzoek 1
74 63, 69 t/m 71, 73, 74, 77, 78, 80 t/m 82 Overige zakelijke dienstverlening: kantoren 1
8021.3 85.31.3 Praktijkonderwijs 2
8022.2 85.32.2 Educatie 2
8042.1 85.59.1 Afstandsonderwijs 1
8042.2 85.59.2 Bedrijfsopleiding en -training 2
8042.3 85.59.9 Studiebegeleiding, vorming en onderwijs n.e.g. 2
8512, 8513 8621, 8622, 8623 Artsenpraktijken, klinieken en dagverblijven 1
853 88.91.1 Kinderopvang
921, 922 591, 592, 601, 602 Studio's (film, TV, radio, geluid) 2
9234 8552 Muziek- en balletscholen 2
9251, 9252 9101, 9102 Bibliotheken, musea, ateliers, e.d. 1
9302 9602 Kappersbedrijven en schoonheidsinstituten 1
9305 9603 Persoonlijke dienstverlening n.e.g. 1
Verklaring gebruikte afkortingen

n.e.g. niet elders genoemd

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding En Doel

Het voorliggend bestemmingsplan voorziet in een integrale herziening van het bestemmingsplan voor het bedrijventerrein Koningsweg. Hiermee wordt voldaan aan de actualiseringsplicht in de Wet ruimtelijke ordening.

Het bestemmingsplan Bedrijventerrein Koningsweg legt in hoofdzaak de bestaande situatie vast met inbegrip van de reeds vergunde bouwplannen in de afgelopen periode, waaronder de Tasmantoren. Nieuwe ontwikkelingen, die nog onvoldoende zijn uitgekristalliseerd, zijn niet meegenomen. Wel biedt het bestemmingsplan enige verruiming in de mogelijkheden voor bestaande bebouwing.

1.2 Begrenzing Plangebied

Het plangebied omvat het gebied omsloten door het Damsterdiep, het Eemskanaal en de Beneluxweg (oostelijke ring) en een gebiedje tussen de Rijksweg en de Driewegsluis.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP484bedrKoningswe-vg01_0001.jpg"

Plangebied

Hoofdstuk 2 De Ruimtelijk - Functionele Structuur

2.1 Ruimtelijke Structuur

2.1.1 Ontstaansgeschiedenis

Historische ontwikkeling tot 1945

Het plangebied behoorde tot 1969 tot de gemeente Noorddijk, waar het een onderdeel vormde van de buurtschap Oosterhoogebrug. De gemeente bestond verder nog uit Noorddijk, Noorderhoogebrug, Ruisscherbrug, Middelbert, Engelbert, Roodehaan, Euvelgunne en Waterhuizen.

Rond 1400 werd bij Waterhuizen het water van de Hunze via het Winschoter- of Schuitendiep omgeleid naar de stadsgracht. Daarmee werd het stroomgebied van de Hunze drooggelegd en waren de weilanden beter bruikbaar. Vanuit de Hondsrug en de oeverwallen langs de Hunze was het gebied al in de dertiende eeuw deels verkaveld in smalle stroken en soms in blokken. Het gebied werd doorsneden door sloten en afwateringskanalen (noord-zuid) en door dijken en wegen (oost-west), die de Hondsrug verbonden met de Hunze. In de eerst helft van de zestiende eeuw wordt het Damsterdiep gegraven. Rond 1600 werd dit diep verder uitgegraven om het geschikt te maken voor de scheepvaart; het Damsterdiep wordt dan de belangrijkste vaarverbinding van de stad met de oostelijke Ommelanden. Op de kruisingen van water- en landwegen ontstaan ten oosten van de stad de dorpjes Oosterhoogebrug en Ruisscherbrug.

Oosterhoogebrug ontstond bij de kruising van het Damsterdiep met de Oude Hunze en de Hoogeweg (nu Pop Dijkemaweg) die verder naar het zuiden (nu Regattaweg) via de Euvelgunnerweg de verbinding vormde met de dorpen Middelbert en Engelbert. De brug over het oude Damsterdiep bestond al rond 1830, in de vorm van een klapbrug.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP484bedrKoningswe-vg01_0002.jpg"

Kadastrale minuut van het plangebied ten zuidoosten van Oosterhoogebrug, circa 1830

Even ten zuiden van de klapbrug liep een weg in oostelijke richting evenwijdig aan het Damsterdiep, de Woldweg, die Oosterhoogebrug verbond met Ruisscherbrug en de verder oostwaarts gelegen Wolddorpen Slochteren, Schildwolde, Hellum en Siddeburen. Van deze weg zijn het eerste en het laatste stuk nog aanwezig: als (een gedeelte van) de Timpweg in Oosterhoogebrug en de Woldweg in Ruisscherbrug. Dichterbij de stad vestigden zich van de tweede helft van de 18de eeuw aan de zuidkant van het Damsterdiep de eerste houtzaag- en oliemolens en houtzagerijen. Rondom de Oosterhoogebrug ontstond enige kleinschalige bedrijvigheid. Het laag gelegen, drassige gebied ten zuiden van het Damsterdiep, ook wel Koveltimp genoemd, bleef lange tijd leeg en praktisch onbewoond. Rond 1830 bestond er één grote omgrachte boerenplaats ten zuidoosten van de kruising van de Regattaweg/Koningsweg.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP484bedrKoningswe-vg01_0003.jpg"

Gezicht vanaf de silo van Ruisscherburg richting de stad, circa 1920

Deze was met de gehele strook grond tot aan Ruisscherbrug toe in handen van één familie en heeft hier tot circa 1945 gestaan. Ten zuidwesten van de klapbrug heeft tot 1900 een tolhuis gestaan. In 1848 werd een houtzaagmolen ten westen van de stad afgebroken en verplaatst naar Oosterhoogebrug naar een terrein met balkgat ten westen van de Regattaweg. Vanaf 1920 was hier de houthandel van de Firma Hemmes gevestigd.

In 1876 volgde de aanleg van het Eemskanaal ten zuiden van het Damsterdiep.

In de jaren dertig van de vorige eeuw werd ten noorden van de stad het Van Starkenborghkanaal aangelegd, het belangrijke grootscheepvaartkanaal tussen Groningen en het IJsselmeer via Friesland. In 1937 werd dit kanaal aangesloten op het Eemskanaal en werd het Oostersluiscomplex aangelegd (1934-1936). Onderdeel hiervan was de Driewegsluis (nu buiten gebruik) ten westen van de Klapbrug. Deze sluis vormde de verbinding tussen het Damsterdiep, het Van Starkenborghkanaal en het Eemskanaal en bezat aan één zijde een dubbel stel deuren, een voor richting het Eemskanaal en een voor richting het Van Starkenborghkanaal. In verband met de latere bodemdaling, als gevolg van gaswinning, was de aanleg van een geheel nieuw sluizencomplex noodzakelijk in de periode 1990-2000.

Ontwikkelingen na 1945

In het gebied was ten zuiden van het Damsterdiep in de jaren dertig van de vorige eeuw al enige lintbebouwing ontstaan naast de al bestaande bebouwing in de omgeving van de brug. Aan de noordzijde van het Damsterdiep, aan de Rijksweg vond nog meer lintbebouwing plaats tot Ruisscherbrug aan toe. Voor de rest was de strook ten zuiden van het Damsterdiep praktisch leeg. Tijdens de oorlog wilde de gemeente Noorddijk de strook tussen Damsterdiep en Eemskanaal bestemmen als industrieterrein, iets waar de stad Groningen hevig tegen protesteerde. Het provinciale bestuur bleek niet onder indruk van de bezwaren van de gemeente Groningen en ging in 1943 akkoord met de plannen van Noorddijk. Groningen ging met succes in beroep bij de Kroon. In de jaren zestig en zeventig werd het gebied uiteindelijk toch ingericht als bedrijventerrein en werd de Koningsweg midden door het terrein aangelegd ter ontsluiting van de aan weerszijden gevestigde bedrijven.

In 1963 ging de houtzaagmolen door brand verloren en bleef het terrein jarenlang braakliggen. Tot voor kort was hier nog een restant van het balkengat, enkele bomen, het toegangshek en de oprit naar het voormalige molenterrein aanwezig.

Cultuurhistorische waarden

Voor het behoud van de cultuurhistorische kenmerken van het plangebied zijn van belang:

  • het historisch gegroeide ensemble, inclusief waardevolle bebouwing en de waterstructuur op het knooppunt van land- en waterwegen rondom de klapbrug met een gedeelte van Oude Rijksweg, Damsterdiep, Driewegsluis en de historische bebouwing op de hoek met de Timpweg;
  • handhaving van de huidige schaal en bouwhoogte in de kern van het voormalige gehucht Oosterhoogebrug;
  • het Rijksmonument Timpweg 2 (historische voormalige stelmakerij met schuren annex brugwachtershuis);
  • de klapbrug over het Damsterdiep, de historische verbinding tussen het noordoostelijk deel van de stad en de zuidelijker gelegen plaatsen Euvelgunne, Middelbert en Engelbert;
  • de Regattaweg en het schuine verloop hiervan als herinnering aan de loop van de oude Hunze;
  • het perceel op de hoek van de Regattaweg (nr. 7)/Koningsweg, deels bebouwd, deels onbebouwd met restanten van twee sloten ten noorden en zuiden hiervan als herinnering aan de voormalige oude boerenplaats die hier al sinds 1830 bestond (de groenstrook en de restanten van de sloten zijn onderdeel van het oorspronkelijke omgrachte erf van deze boerenplaats en dienen gehandhaafd te blijven);
  • de strook lintbebouwing ten zuiden van het Damsterdiep met doorzichten naar de noordzijde.

2.1.2 De (huidige) ruimtelijk - functionele structuur

De oorspronkelijke opzet van het gebied is nog goed terug te vinden in de huidige ruimtelijke structuur. Rondom de Oosterhoogebrug is de oorspronkelijke woonfunctie nog steeds dominant. Bebouwing kent een historisch en kleinschalig karakter. Aan de later aangelegde Koningsweg is het bebouwing- en verkavelingpatroon grootschaliger. Dit strekt zich uit tot de Beneluxweg. Aan de westkant van de Regattaweg wordt de oorspronkelijke bedrijfsbebouwing getransformeerd naar een nieuwe woonfunctie. In dit gebied wordt de Tasmantoren ontwikkeld. Het plangebied wordt aan drie zijden begrensd door het water van het Eemskanaal en het Damsterdiep en aan de oostzijde door de Beneluxweg (oostelijke ring). Deze infrastructurele werken zijn een harde begrenzing van het plangebied en zorgen ervoor dat het gebied enigszins geïsoleerd ligt in zijn omgeving. Deze gevoelsmatige isolatie wordt versterkt door de matige bereikbaarheid van het plangebied. De brug over het Damsterdiep is smal en nauwelijks toegankelijk voor zwaar verkeer. Dit betekent dat dit verkeer gebruik moet maken van de oostelijke ontsluiting op de Beneluxweg. Hiermee wordt wel voorkomen dat dit verkeer zich mengt met verkeer ten behoeve van de woonfunctie rond de Tasmantoren en Timpweg. Globaal gezien kan het plangebied in twee gedeelten worden opgedeeld: het bedrijventerrein Koningsweg en het nieuw te ontwikkelen stedenbouwkundig plan Waterknoop.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP484bedrKoningswe-vg01_0004.jpg"

Hoofdstructuren plangebied

Stedenbouwkundige opzet bedrijventerrein

Het bedrijventerrein heeft zich vanaf de Timpweg in oostelijke richting ontwikkeld. Langs de Timpweg is de bebouwing kleinschalig van opzet. Het bebouwingspatroon bestaat uit lage bebouwing in hoge dichtheden. De bedrijfsgebouwen zijn tot op de perceelsgrens gebouwd waardoor er weinig open ruimten zijn tussen de kavels. De bebouwing is veelal één laag (5 meter) al dan niet met kap afgedekt. Aan de later aangelegde Koningsweg verandert dit bebouwingspatroon. Hier is de stedenbouwkundige structuur grootschaliger van opzet. De kavels zijn ruimer en bebouwing is over het algemeen hoger. Daarnaast is er meer ruimte tussen de bebouwing aanwezig. Grote delen van deze onbebouwde gedeelten worden gebruikt voor opslag en stalling van auto's en vrachtauto's. Aan de oostkant van het terrein kenmerken twee forse bedrijfsgebouwen en een reclamemast de entree van het bedrijventerrein.

Het bedrijventerrein is vooral naar binnen gekeerd. Dat wil zeggen dat de kavels en de daarop gelegen bebouwing zijn georiënteerd op de Timpweg en de Koningsweg. Hierdoor is naar buiten toe een achterkantensituatie ontstaan. Aan de Regattaweg is deze minder opvallend omdat hier nog enkele woningen zijn gelegen, maar met name aan het Damsterdiep en het Eemskanaal bevinden zich onaantrekkelijke achterkanten. Langs het Eemskanaal loopt een dijkje met daarop een fietspad dat de achterkanten van de bedrijven enigszins aan het zicht onttrekt. Dit ontbreekt aan de kant van het Damsterdiep. Hier zijn de achterkanten (opslag, stalling en bebouwing) direct aan de oever gelegen. Vanaf de Rijksweg aan de overzijde van het Damsterdiep geeft dit geen gewenst stedenbouwkundig aanzicht.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP484bedrKoningswe-vg01_0005.jpg"

Stedenbouwkundige opzet woongebied Waterknoop

Het gebied ten westen van de Regattaweg transformeert de komende jaren van bedrijventerrein naar wonen. In de visie Eemskanaalzone (vastgesteld 25 februari 2006) is de basis gelegd voor ontwikkeling van het zogenaamde Waterplein (op de kruising van het Eemskanaal, Van Starkenborghkanaal en Winschoterdiep). De nadrukkelijke aanwezigheid van het water geeft rond het Waterplein de gelegenheid een woonmilieu te ontwikkelen dat primair op het water is georiënteerd. De kruising van de drie wateren vormt namelijk een waterplein dat in maat en uitstraling uniek is in Groningen. Deze beleving kan benut worden door wonen om, in, aan en op het water te creëren.

Het stedenbouwkundige plan 'Waterknoop' (2007) is de uitwerking van de visie Eemskanaalzone voor het gebied ten westen van de Regattaweg. In dit plan wordt de ontwikkeling van de Tasmantoren uitgewerkt. De Tasmantoren fungeert als een landmark aan het Waterplein. Dit forse bouwvolume is uitgewerkt als een opvallend poortgebouw van 24 bouwlagen hoog. De opening hierin ligt in het verlengde van de Koningsweg en krijgt het karakter van een verblijfsgebied dat doorloopt naar het water, waardoor deze opening ook werkelijk een doorkijk richting centrum mogelijk maakt. Aan de zuidzijde wordt de bouw van een tweede woongebouw met een maximale hoogte van 15 bouwlagen mogelijk gemaakt, dat vooral in stedenbouwkundige betekenis heeft op het schaalniveau van het Waterplein (zie verder bij ontwikkelingen). Het ensemble van torens zal als boegbeeld en landmark gaan fungeren.

Aan de kant van het water wordt een aantrekkelijk verblijfsgebied gecreëerd waarin de samenhang in de eerste plaats wordt gegenereerd door de groene inrichting van de waterkant en de introductie van een doorgaand wandelpad hier doorheen. Als verwijzing naar het oorspronkelijke verloop van de Hunze in deze omgeving wordt een waterelement in deze groene zone opgenomen (bijvoorbeeld beek of wadi). Opgemerkt moet worden dat de oorspronkelijke loop van de Hunze meer oostelijk lag, ongeveer op de plek waar nu de Regattaweg loopt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP484bedrKoningswe-vg01_0006.jpg"

Gewenste ontwikkelingen

De ontwikkelingsmogelijkheden van het plangebied zijn beschreven in de visie Eemskanaalzone en het stedenbouwkundige plan 'Waterknoop'. Toekomstige ontwikkelingen spelen zich vooral af rond het Waterplein en de Tasmantoren. Ontwikkelingen op grotere schaal, zoals bijvoorbeeld verbetering van de doorstroming op de oostelijke ringweg en de ontwikkeling van Meerstad hebben maar beperkte invloed op het plangebied. De ontwikkeling van Meerstad heeft met name voor de zuidkant van het Eemskanaal gevolgen. Hier wordt een nieuwe verbinding tussen Meerstad en het centrum aangelegd. Op termijn zal de gehele oostelijke ringweg ongelijkvloers worden. Ter hoogte van Koningsweg is dat op dit moment al het geval.

Visie Eemskanaalzone

De Eemskanaalzone vormt door de lange lijnen en verschillende gebieden een kralensnoer, waarbij de 'kralen' van kleur verschieten en zo de overgang van binnenstad naar Meerstad gaan vormgeven. Er worden een aantal deelgebieden onderscheiden waar zich in de toekomst ontwikkelingen zullen voordoen. Ten zuiden van het Eemskanaal zullen diverse ontwikkelingen plaatsvinden, zoals verdichting van het gebied voor grootschalige detailhandel rond het Sontplein en Ikea, revitalisering van de havens langs de Bornholmstraat en ontwikkeling van een transferium ten noorden van Driebond. De ontwikkeling van het plan Waterplein staat centraal in de visie. Daarnaast loopt als een rode lijn door deze deelgebieden de vorming van een nieuw te creëren verbinding met Meerstad.

Rondom het Waterplein zullen meer nieuwe ontwikkelingen plaatsvinden. De noordwestkant - bij de bestaande jachthaven - biedt mogelijkheden tot wonen om het water. Aan de noordoostkant is hoogbouw aan het water gepland; de inmiddels in aanbouw zijnde Tasmantoren. Aan de zuidoostkant biedt de woonschepenhaven de mogelijkheid van wonen op het water. De zuidwestkant - nu nog containerterminal - is geschikt voor wonen in het water. Deze woningbouw staat als het ware met de voeten in het water. De woonbebouwing op de containerterminal, een uniek 'woonschiereiland', vormt straks het kantelpunt tussen binnenstad en 'buitenstad'. Vanuit Meerstad komende begint daar de binnenstad; dit wordt gesymboliseerd door hoge gebouwen en wonen in forse dichtheid.

De Tasmantoren nadert zijn voltooiing. Ten zuiden hiervan wordt een woongebouw van 15 woonlagen opgericht. Deze wordt eveneens georiënteerd op het water.

Ontwikkelingen bedrijventerrein

Om het geschetste ambitieniveau uit de visie Eemskanaalzone te bereiken is het niet noodzakelijk dat het bedrijventerrein van functie verandert. Verbeteringsacties kunnen worden gestart door de grondeigenaren of door de gemeente in het kader van de actie 'Terreinwinst' (hierin werken gemeente en ondernemers samen aan kwaliteitsverbetering en -behoud van bestaande en nieuwe bedrijventerreinen). De combinatie van wonen - werken rond de Timpweg kan zich op lange termijn verder versterken, maar het initiatief tot veranderingen ligt bij de grondeigenaren in het gebied.

2.2 Bedrijvigheid

Gemeentelijk beleid
De gemeente Groningen heeft in 2007 het bedrijventerreinenbeleid vastgesteld met de nota 'Terrein in Bedrijf'. In deze nota komt de gemeente tot de conclusie dat de meeste bedrijven in Groningen op bestaande bedrijventerreinen zitten. Aandacht voor deze ondernemers en voor hun omgeving zorgt voor een goed vestigingsklimaat. Dat levert een positieve bijdrage aan de economische positie van de stad en aan de werkgelegenheid. Om die reden wordt met de actie 'Terreinwinst' actief ingezet op het revitaliseren van de verouderde terreinen en het samenwerken met bedrijven en bedrijvenverenigingen om de kwaliteit van de omgeving te verbeteren en op niveau te houden.

Functionele uitgangspunten

Ten zuiden van de Rijksweg ligt het bedrijventerrein Koningsweg, ingeklemd tussen de oostelijke ringweg, het Damsterdiep en het Eemskanaal.

Het bedrijventerrein is één van de oudste terreinen van de stad en is ontstaan in de vijftiger jaren van de vorige eeuw.

Het karakter van het bedrijventerrein is vanwege de aangelegde wegenstructuur kleinschalig. Het bedrijventerrein biedt ruimte aan productie- en dienstverlenende bedrijven in het kleine en middelgrote segment. Het gaat om lichte industrie, bouw, transport, opslag en ambachtelijke bedrijvigheid. Toegestaan zijn bedrijven tot en met milieucategorie 3.2. Ook worden mogelijkheden geboden voor detailhandel in volumineuze goederen.

Conform de door de raad in 2007 vastgestelde nota 'Terrein in bedrijf' kunnen nu eveneens zelfstandige kantoren tot een oppervlakte van 500 m2 en kantoorachtige bedrijven worden toegestaan. Kantoorachtig wil zeggen dat het aandeel kantoorvloer maximaal 50% per bedrijfspand bedraagt. Dit kan worden verruimd naar 70% .

Bij perifere detailhandelsvestigingen is het mogelijk om op 10% van het oppervlak branchevreemde producten (exclusief food) te verkopen, met een maximum van 500 m2. De beleidslijn, die ter zake in 2007 is ingezet met de nota 'Werk aan de winkel', wordt voortgezet.
Bedrijfswoningen kunnen, conform het vorige bestemmingsplan, via een afwijkingsbevoegdheid worden toegestaan. De maximale bouwhoogte van een bedrijfswoning bedraagt 9 meter.

Ruimtelijke uitgangspunten
Binnen een rondgaand wegencircuit liggen de bedrijfskavels. De kavels zijn qua grootte zeer verschillend. Globaal komt het erop neer dat het noordelijke deel kleinschalige bedrijfskavels bevat en het zuidelijke deel grootschalige bedrijfskavels.
Op het hele terrein is bebouwing mogelijk met een maximale bouwhoogte van 15 meter. Afgezien van de in acht te nemen afstanden tot de perceelsgrenzen kunnen de kavels volledig worden bebouwd.

2.3 Wonen

Langs de Regattaweg komen verspreid enkele woningen voor. Ook de strook tussen de Timpweg en het Damsterdiep vervult van oudsher een woonfunctie. Het bestemmingsplan heeft ten doel deze functie te behouden en te beschermen. Een uitbreiding van de woonfunctie heeft plaatsgevonden in het zuidoostelijke deel van het plangebied, nabij de bocht Van Starkenborghkanaal-Eemskanaal. Hier is een appartementengebouw in aanbouw (de Tasmantoren). Deze ontwikkeling is een uitvloeisel van het door de gemeenteraad op 31 oktober 2007 vastgestelde stedenbouwkundig plan 'Waterknoop', dat een juridische vertaling heeft gekregen in dit bestemmingsplan.

2.4 Verkeer

Verschillende gemeentelijke beleidsnota's gaan uit van een nauwe samenhang tussen het ruimtelijke beleid en het verkeers- en vervoersbeleid. Dit tegen de achtergrond van het verbeteren van de bereikbaarheid en leefbaarheid van de stad. Het verkeers- en vervoersbeleid is vooral gericht op stimulering van het gebruik van het openbaar vervoer en langzaam verkeer. Dit impliceert een efficiënter gebruik van de bestaande verkeersruimte door een duidelijke verkeersstructuur, het vergroten van de doorstromingscapaciteit op het stedelijke hoofdwegennet en bundeling van verkeersstromen, zodat in de tussenliggende gebieden een aangenaam en veiliger woon- en leefklimaat kan ontstaan.

In het kader van het landelijke concept 'Duurzaam Veilig' zijn in de gemeentelijke nota 'Kalm aan en rap een beetje' alle wegen in de gemeente Groningen onderverdeeld in een drietal categorieën, te weten stroomwegen (ringwegen), gebiedsontsluitingswegen en erftoegangswegen (woonstraten).

Autostructuur

Bedrijventerrein Koningsweg wordt aan de oostzijde begrensd door de stroomweg Beneluxweg (N46). Aan de noordzijde loopt het Damsterdiep, met direct daar parallel aan de gebiedsontsluitingsweg Rijksweg (N360), die de verbinding vormt met het centrum van Groningen. De hoofdontsluiting van het gebied wordt gevormd door een rechtstreekse aansluiting op de toerit naar de N46 aan de oostkant van het terrein. Hiermee heeft het plangebied een rechtstreekse aansluiting op de hoofdwegenstructuur. Vanaf deze aansluiting kan ook de N360 worden bereikt. Aan de westkant wordt het gebied ontsloten via de Regattaweg, welke aansluit op de N360.

Alle wegen binnen het plangebied zijn gebiedsontsluitingswegen met een maximumsnelheid van 50 km/uur. De keuze om op het bedrijventerrein geen erftoegangswegen (30 km/uur) te realiseren is gemaakt om de ontsluiting van de bedrijven optimaal te faciliteren. De Timpweg en Regattaweg beschikken aan één zijde van de weg over een voetpad. De Koningsweg heeft geen aparte structuur voor voetgangers.

Aan de westzijde van het plangebied verrijst de Tasmantoren. Dit is een appartementencomplex, dat tevens plaats biedt aan enige werkfuncties en horeca. De ontsluiting van het gebouw vindt plaats via de Regattaweg (richting centrum) en de Koningsweg (overige richtingen). Gebruik van de kruising Regattaweg – Rijksweg wordt ontmoedigd door de verkeersregelinstallatie zo aan te passen dat relatief lange wachttijden gelden voor verkeer vanaf de Regattaweg.

Fietsstructuur

In de beleidsnota Fietsverkeer 2000 wordt de fietsstructuur in de stad onderverdeeld in een hoofdstructuur en een secundaire structuur. In het plangebied behoren de Regattaweg en het Roeierspad tot de secundaire fietsstructuur. Er is geen hoofdstructuur voor de fiets aanwezig in het plangebied. Deze loopt direct ten noorden van het plangebied via de Rijksweg (N360). De Regattaweg beschikt niet over een aparte fietsvoorziening. Het Roeierspad is alleen toegankelijk voor fietsers en voetgangers.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP484bedrKoningswe-vg01_0007.jpg"

Verkeersstructuren

Parkeren

De bedrijven beschikken allemaal over parkeergelegenheid op eigen terrein. Alleen op enkele specifieke locaties wordt op de weg geparkeerd omdat op eigen terrein te weinig parkeerplaatsen zijn. Aan de Koningsweg, Regattaweg en Timpweg heeft de gemeente een aantal langsparkeerplaatsen aangelegd om de hier voorkomende parkeerproblematiek langs de weg op te lossen.

Eventuele bedrijfsuitbreidingen dienen gepaard te gaan met het realiseren van voldoende parkeerruimte op de juiste plaats voor zowel de auto als de fiets. Het aantal parkeerplaatsen wordt bepaald door de geldende, gemeentelijke parkeernormen. De kosten van de parkeerplaatsen zijn voor rekening van de ontwikkelaar en de parkeerplaatsen dienen in principe op eigen erf te worden gerealiseerd.

Door de ontwikkeling van de Tasmantoren vinden veranderingen plaats ten aanzien van de parkeersituatie. Het parkeren bij de Tasmantoren vindt plaats op eigen terrein.

Openbaar vervoer

Bedrijventerrein Koningsweg is niet rechtstreeks ontsloten via stads- of streekvervoer, maar kent wel een goede openbaar vervoerontsluiting. De dichtstbijzijnde instaphaltes bevinden zich aan de Rijksweg (N360), nabij de aansluiting met de Regattaweg en de op- en afrit van de N46.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP484bedrKoningswe-vg01_0008.jpg"

Openbaar vervoer

2.5 Openbare Ruimte

2.5.1 Groenstructuur

Het bedrijventerrein kent een hoge bebouwingsdichtheid. Er komt weinig tot geen groen voor op het bedrijventerrein. Aan de randen zijn wel groenzones te vinden. Opvallend zijn de smalle groene bermen met bomen langs de Timpweg en de Koningsweg. De groenzones aan de oostkant van het plangebied (talud Beneluxweg) en oever van het Eemskanaal hebben een ecologische waarde.

Ter hoogte van de Regattaweg heeft vroeger de Hunze gestroomd. Dit riviertje liep van het Drentse plateau naar het Reitdiep ten noorden van de stad. Van het riviertje is in het plangebied niets meer terug te vinden. Rond de Tasmantoren wordt in de vorm van nieuw water een verwijzing opgenomen naar deze historische structuur.

Het beleid voor wat betreft handhaving en versterking van groen in het gebied is vastgelegd in het Groenstructuurplan en het Boomstructuurplan.

Groenstructuurplan

De gemeente is in eerste instantie verantwoordelijk voor het basisgroen in de stad. Gestreefd wordt naar versterking van de functionele kwaliteit en completering van de samenhang in het netwerk van groen in de stad. De overige openbare ruimte, vooral op het niveau van buurt en straat, waar nadrukkelijk gestreefd wordt naar medeverantwoordelijkheid en participatie van bewoners en beheerders bij de inrichting en het beheer, wordt bestempeld als nevenstructuur.

Aan de oostkant ligt het talud van de Beneluxweg in de basisgroenstructuur. De groenzone langs het Eemskanaal en ook de strook langs de Regattaweg is eveneens onderdeel van de basisgroenstructuur. De groenzones langs de Koningsweg en de Timpweg behoren tot de nevenstructuur. In het bestemmingsplan is de basisgroenstructuur zoveel mogelijk opgenomen onder de groenbestemming. Voor de groenstructuur aan de Regattaweg is gekozen voor een verkeersbestemming. Dit wil niet zeggen dat groen ondergeschikt is aan verkeer. Ook binnen deze bestemming blijft handhaving en versterking van de groenstructuur uitgangspunt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP484bedrKoningswe-vg01_0009.jpg"

Groenstructuurplan

Boomstructuurplan

In het Boomstructuurplan, vastgesteld in 2002, is de huidige situatie weergegeven en daarnaast de gewenste situatie met betrekking tot boomstructuren. Er wordt onderscheid gemaakt tussen een hoofd- en nevenstructuur en overbomen. Daarnaast wordt onderscheid gemaakt in de wenselijke grootte van de bomen. Op de onderstaande kaart is af te leiden dat langs de Regattaweg de bomen behoren tot de hoofdstructuur. Langs de overige wegen behoren bomen tot de nevenstructuur.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP484bedrKoningswe-vg01_0010.jpg"

Boomstructuurplan

2.5.2 Waterstructuur

Het plangebied ligt ingeklemd tussen drie belangrijke vaarwegen. Deze vallen overigens allen buiten het plangebied en zijn opgenomen in het bestemmingsplan 'Openbaar Vaarwater'. Hierdoor komt er binnen het plangebied geen water voor. Vanwege de relatie tussen het water en het plangebied volgt hier een beschrijving.

Het Damsterdiep, de oudste van de drie, ligt aan de noordzijde van het gebied. Deze oorspronkelijke vaarroute naar Delfzijl heeft een belangrijke cultuurhistorische en recreatieve betekenis. Het vaarwater is hier en daar versmald vanwege wegverbredingen. Ten noorden van de Regattaweg, nabij de brug, is een sluiscomplex gelegen. Vooral vanuit historisch perspectief is het van belang om het Damsterdiep zoveel mogelijk in haar oorspronkelijke vorm te behouden. De aankleding van de oevers langs het bedrijventerrein verdient bijzondere aandacht (zie 2.1.2). De ruimtelijke uitstraling hiervan kan verbeterd worden.

Het Van Starkenborghkanaal en het Eemskanaal zijn voor de scheepvaart van belang. Zij zorgen voor een harde fysieke begrenzing van het plangebied. Vanuit externe veiligheid legt het scheepvaartverkeer beperkingen op aan bebouwing langs de oevers. Langs het plangebied zorgt een ecologische oever voor een scheiding tussen land en water. Het water heeft hier vooral een functioneel karakter, maar zorgt tegelijkertijd wel voor een uniek woonmilieu aan het water. De relatie tussen het plangebied en het water wordt hiermee versterkt. In hoofdstuk 2.1.2 is dit uitvoerig beschreven.

Aan de overkant van het Eemskanaal bevindt zich de woonschepenhaven. Verder wordt er niet gewoond op het water (ligplaatsen) in de buurt van het plangebied.

Hoofdstuk 3 Randvoorwaarden / Omgevingsaspecten

3.1 Archeologie

Inleiding

In 1992 is door Nederland het 'verdrag van Valletta' ondertekend, in de volksmond ook wel 'verdrag van Malta' genoemd. Het verdrag van Malta is wettelijk vertaald met een ingrijpende wijziging in de Monumentenwet 1988 en enkele andere wetten, zoals de Ontgrondingenwet en de Woningwet. Hierin wordt de verantwoordelijkheid voor een goede omgang met eventueel aanwezige archeologische waarden bij de gemeenten gelegd. De bescherming van die waarden dient te worden meegenomen in de ruimtelijke ordening, dat wil zeggen de bestemmingsplannen.

Elk bestemmingsplan dient vanaf 1 september 2007 een paragraaf archeologie te bevatten, waarin wordt aangegeven welke archeologische waarden in het plan aanwezig, dan wel te verwachten zijn. Daarnaast kan het bestemmingsplan regels bevatten om eventueel aanwezige archeologische waarden te beschermen. Daarin kan in het belang van de archeologische monumentenzorg een omgevingsvergunning voor aanlegactiviteiten verplicht worden gesteld en worden bepaald dat de aanvrager van een omgevingsvergunning voor bouw- of aanlegactiviteiten een archeologisch onderzoeksrapport dient over te leggen. Daarmee wordt de aanvrager van een dergelijke vergunning verantwoordelijk voor het behoud van archeologisch erfgoed.

Het bestemmingsplan 'Bedrijventerrrein Koningsweg' is een actualisatie van het vigerende bestemmingsplan. Er is in het grootste gedeelte van het plan géén archeologisch (voor)onderzoek verricht en de gegevens in het plan over de ligging van archeologische waarden zijn daarmee (nog) schaars. Dit heeft tot gevolg dat het archeologische onderzoek wordt verplaatst naar het moment dat er een omgevingsvergunning voor bouw- of aanlegactiviteiten is aangevraagd. Daarom is in het bestemmingsplan voor de gebieden, waar archeologische waarden worden verwacht, voorgeschreven dat bouwwerken met een grotere oppervlakte dan 200 m2 en een grotere diepte dan 0,30 meter beneden maaiveld uitsluitend mogen worden gebouwd nadat de aanvrager een archeologisch rapport heeft overlegd en dat voor bepaalde aanlegactiviteiten, onder overlegging van een archeologisch rapport, een omgevingsvergunning moet worden aangevraagd.

Er zijn enkele meldingen van vondsten en sporen bekend binnen het plangebied. Er kan dus een inschatting worden gemaakt van de verschillende archeologische verwachtingswaarden binnen het plan.

Hunzezone

In het westen van het plangebied heeft de rivier de Hunze gestroomd (zie onderstaande figuur). Deze rivier liep aan de oostelijke zijde van de Hondsrug en waterde af naar de zee. De oude oeverwallen zijn in het plangebied nog aanwezig.In de afgelopen jaren is in de industiegebieden Eemspoort en Driebond archeologisch onderzoek verricht op de oeverwalsystemen van de Hunze. Gebleken is dat de huidige, historische Hunzeloop dateert uit de vroege middeleeuwen en dus op haar oeverwallen en in de hoofdgeul sporen uit die periode en latere perioden kan bevatten. De Hunzezone heeft daarmee een hoge archeologische verwachting, omdat de oeverwallen in het verleden aantrekkelijke vestigingsplaatsen zijn geweest. De opgraving aan de nabijgelegen Stettinweg bewijst dit. Ook deze locatie lag op de oeverwallen van de oude Hunze. Bij deze opgraving werd een vlaknederzetting uit de eerste twee eeuwen na het begin van de jaartelling gedocumenteerd. Bij toekomstige werkzaamheden in het plangebied kunnen dergelijke, nog niet ontdekte nederzettingsresten opduiken.

Er is in 2005 aan de Regattaweg een booronderzoek uitgevoerd voor nieuwbouw ter plaatse. Bij dit onderzoek kwam een humeuze laag aan het licht, die mogelijk de oostelijke helling van de prehistorische Hunze vertegenwoordigt. In het vegetatieniveau werden echter geen aanwijzingen aangetroffen voor menselijke activiteiten binnen het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP484bedrKoningswe-vg01_0011.jpg"

Gebied met hoge archeologische verwachting

Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden

Voor de zone met hoge archeologische verwachting is een omgevingsvergunning voorgeschreven voor bepaalde aanlegactiviteiten, indien de oppervlakte meer bedraagt dan 200 m2 en de diepte meer dan 0,30 meter beneden maaiveld. Dit biedt een waarborg dat eventuele resten zorgvuldig worden gedocumenteerd. Het terrein aan de Regattaweg dat al is onderzocht, valt hier vanzelfsprekend niet onder.

3.2 Ecologie

Ecologische groenstructuur

Het bestemmingsplan is onderdeel van een ouder bedrijventerrein aan de oostkant van de stad dat wordt gekenmerkt door een vrij hoge bebouwingsdichtheid. Het merendeel van de bedrijven is grondgebonden. Er zijn slechts enkele hogere accenten. Natuurwaarden binnen het bedrijventerrein zijn als gevolg van de bebouwing en verstening gering. Groen en water zitten voornamelijk aan de randen van het plangebied. Aan de oostkant van het plangebied, tegen de Beneluxweg aan, ligt een stuk groen dat onderdeel vormt van de door de raad vastgestelde Groenstructuur en Ecologische structuur. Voorts behoort de zuidelijke rand langs het Roeierspad en de zuidwestelijke rand van de Kop van Oosterhoogebrug tot de ecologische structuur en de groenstructuur. Hier moet vooral gestreefd worden naar de groen- en waterverbinding met noord en zuid langs de oude Hunzeloop.

De voormalige grinddaken van bedrijf Dekker werden door visdiefjes gebruikt als broedlocatie.

Waterstructuur

Het watermilieu zorgt voor natuurwaarden, die belangrijk zijn voor vleermuizen, vissen, watervogels, oevervogels, amfibieën en libellen, niet alleen als voortplantingsgebied, maar tevens als foerageer- of rustgebied. We moeten voor deze waarden denken aan het Damsterdiep, de oude Damsterdiepsluis en het oude balkgat, de oevers van het Eemskanaal en Van Starkenborghkanaal. Het bestemmingsplan draagt positief bij aan het behoud van deze waarden, zeker als ecologische principes bij de profilering van water en taluds worden benut.

Gewenste ontwikkeling

De inrichting en het beheer van alle gebieden moet zoveel mogelijk zijn afgestemd op het Doelsoorten beleid Noord. In dit geval betreft dat speciale aandacht voor mogelijkheden voor zeldzame planten als krabbenscheer, vlinders, amfibieën, roodstaarten, visdiefjes en vleermuizen. Door middel van het aanbrengen van kunstmatige nestgelegenheid kunnen deze laatste soorten geholpen worden. Voor visdiefjes zijn dat grinddaken.

Langs de oevers en randen moet waar mogelijk gestreefd worden naar natuurlijke overgangen en inheemse plantensoorten met een daarop afgestemd ecologisch beheer. Te denken valt aan het groen aan de oostrand en de oevers van het Van Starkenborghkanaal en het oude balkgat bij de sluis.

Tevens moet nadrukkelijk worden gekeken naar het toepassen van vegetatiedaken. Dit is primair voor de vertraging en het vasthouden van water en fijnstof, voor de isolatie maar daarnaast ook als leefplaats voor planten en dieren.

Wet en regelgeving

Door middel van quickscans en zonodig nader onderzoek dienen ruimtelijke ontwikkelingen getoetst te worden aan de Flora- en faunawet als ook het stedelijke ecologische beleid.

De afstand tot de Ecologische Hoofdstructuur Structuur bedraagt ongeveer vijf kilometer. De afstand tot het dichtstbij gelegen Natura 2000 gebied Zuidlaardermeer bedraagt ruim 10 kilometer.

3.3 Water

Gemeentelijk beleid

Het beleid ten aanzien van water is vastgelegd in het Waterwerk, verbreed Groninger Rioleringsplan van de gemeente Groningen (planperiode 2009-2013). Daarnaast wordt gewerkt volgens de stedelijke wateropgave van het waterschap Noorderzijlvest en van het waterschap Hunze en Aa's.

De natuurlijke relatie van water met zijn omgeving ligt in steeds sterkere mate (mede) ten grondslag aan de ruimtelijke ontwikkeling (het water als medeordenend principe). Water legt verbindingen tussen bodem, natuurlijke ontwikkeling en de gesteldheid en beleving van de woon- en werkomgeving.
Bij de planvorming wordt in een vroegtijdig stadium overleg met waterbeheerders gezocht (watertoets). In het kader van de watertoets zal nadere uitwerking van de principes van afwatering en ontwatering in relatie tot de waterkwaliteit en de waterkwantiteit plaats moeten vinden in overleg met de waterbeheerder. De locatie valt binnen het beheergebied van waterschap Noorderzijlvest. Het waterschap vervult een adviserende en toetsende rol.

Waterstructuur

Het gebied bevindt zich binnen het industriegebied Oosterhoogebrug. Het gebied is ingesloten door het Eemskanaal, het Damsterdiep en de Beneluxweg.

Het gebied ligt ten zuiden en ten westen ingesloten tussen boezemwateren. Deze hebben een streefpeil van NAP +0.53 meter. Ten noorden van het plangebied ligt het Damsterdiep met een waterpeil van NAP 1.20 meter. Het industriegebied zelf heeft een streefpeil van NAP -1.85 meter. De peilgebieden zijn weergegeven in onderstaande figuur (bron: stedelijke wateropgave gemeente Groningen).

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP484bedrKoningswe-vg01_0012.jpg"

Peilgebieden

Waterberging

Voor het gebied van bestemmingsplan 'Koningsweg' is gekeken in hoeverre de waterstructuur voldoende waterberging biedt bij een klimaatscenario (1 x per 100 jaar +10%). Het resultaat hiervan is in onderstaande figuur weergegeven.

Voor het gebied van het bestemmingsplan is gekeken in hoeverre in de waterstructuur voldoende waterberging beschikbaar is om het neerslagoverschot dat tijdens het klimaatscenario optreedt te kunnen bergen en risico`s op wateroverlast te beperken. Het oostelijke deel van het gebied is het meest kritische gebied met betrekking tot inundatie. De berekende waterstandsstijging bedraagt 160 centimeter en is hiermee fors te noemen.

In onderstaande figuur zijn de voor inundatie gevoelige gebieden weergegeven bij een klimaatscenario (situatie 1 x per 100 jaar + 10%). Deze gebieden hebben kans op overlast.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP484bedrKoningswe-vg01_0013.jpg"

Voor inundatie gevoelige gebieden

Water, bodem en riolering

Bij nieuwbouw en eventuele inbreiding van het plangebied moet rekening gehouden worden met de gevolgen van een toename van verhard en bebouwd oppervlak. Door deze verdere verstedelijking komt regenwater sneller tot afstroming. Voor het bestaande watersysteem betekent deze toename een extra belasting en dat meer water moet worden geborgen. Hiervoor wordt door de waterschappen een compensatie in de vorm van oppervlaktewater vereist is. Als vuistregel wordt een compensatie van 10% van de toename van het verhard en / of bebouwd oppervlak in de vorm van oppervlaktewater geëist. Binnen het plan moet hier ruimte voor gereserveerd worden. Indien watergangen gedempt worden door nieuwe ontwikkelingen moet dit gecompenseerd worden door de aanleg van nieuwe watergangen/partijen.

In het gebied is de 'Notitie Stedelijk Water' van waterschap Noorderzijlvest van toepassing. Afhankelijk van de omvang van het project kan ook een waterhuishoudkundige berekening gevraagd worden.

Een ander nadeel van de verdere verstedelijking is dat er geen regenwater in de bodem verdwijnt. Door de hiermee gepaard gaande grondwaterstandsdaling kan een verdroging van de ondergrond optreden. Dit is voor met name de bomen en het overige groen nadelig. Door de toepassing van bijvoorbeeld infiltratievoorzieningen en waterdoorlatende bestrating wordt water geïnfiltreerd. Door toepassing van deze systemen kan ook water geborgen worden. De plaatselijke grondslag moet duidelijk maken of deze toepassingen gebruikt kunnen worden.

Bodem

De drooglegging is de afstand van het oppervlaktewaterpeil tot aan de bovenzijde van het maaiveld. De ontwateringsdiepte is de afstand van de grondwaterstand tot aan het maaiveld. Het verschil tussen de drooglegging en de ontwateringsdiepte wordt veroorzaakt door de opbolling van het grondwater tussen de watergangen. De ontwateringsdiepte moet bij wegen en bomen minimaal 1 meter zijn en bij gebouwen moet dit minimaal 0,2 meter beneden de bodemafsluiting van de kruipruimte zijn. Op dit moment zijn onvoldoende gegevens beschikbaar om een uitspraak te doen over de ontwateringsdiepte. De drooglegging bij winterpeil ten opzichte van het laagste relevante maaiveld bedraagt in het gebied Oosterhoogebrug 1.55 meter (bron: stedelijke wateropgave Groningen). De drooglegging in het gebied voldoet hiermee aan de uitgangspunten.

Riolering

In Oosterhoogebrug is een gemengd rioolstelsel aanwezig.

Bij de realisatie van nieuwbouw binnen dit bestemmingsplan moet een gescheiden rioolsysteem aangelegd worden waarbij regenwater gescheiden wordt van het overige huishoudelijke afvalwater van onder meer toilet, douche en keuken. Het dakwater plus het overige regenwater gaat vervolgens rechtstreeks naar het oppervlaktewater.

Bij wegen met een hoge verkeersintensiteit en terreinoppervlakken waar mogelijk vervuiling te verwachten is moet met het waterschap overlegd worden op welke wijze het afstromend regenwater van dit oppervlak afgevoerd moet worden.

Ook eventuele drainagesystemen moeten indien mogelijk rechtstreeks afwateren richting het oppervlaktewater.

Bouwmaterialen

Bij de bouw van de gebouwen mogen geen materialen gebruikt worden die milieuverontreinigend zijn zoals lood, zink en koper. Ook bepaalde bitumen en behandeld hout logen milieugevaarlijke stoffen uit welke via het regenwater in het oppervlaktewater terecht kunnen komen.

Het toepassen van vegetatiedaken/groene daken is een prima middel om regenwater vast te houden en vertraagd af te voeren. De vegetatie neemt vocht op, bergt water en gebruikt op die manier water. Tevens verdampt het water door zon en wind. Bij hevige neerslag zal het water minder snel tot afstroming komen. Ook dit kan een bijdrage leveren in de compensatie van de toename van het verhard en bebouwd oppervlak. Daarnaast isoleren de groene daken in de zomer. Door het verdampingsproces in de grondlaag wordt voorkomen dat het dak te veel opwarmt. Op deze wijze kan bespaard worden op energieverbruikende voorzieningen zoals airco's en dergelijke.

3.4 Milieu

3.4.1 Inleiding

Binnen de gemeente Groningen is sinds eind jaren '80 van de vorige eeuw het principe van de compacte stad het uitgangspunt van het ruimtelijke en milieubeleid. Het beleid van de compacte stad staat voor een concentratie van stedelijke functies waardoor op regionaal niveau het milieu gunstig wordt beïnvloed. De compacte stad leidt immers tot minder ruimtebeslag in het buitengebied en minder mobiliteit.

Het concept van de compacte stad brengt echter met zich mee dat de kwaliteit van de dagelijkse leefomgeving door de concentratie van stedelijke functies plaatselijk kan leiden tot milieubelasting. Het is dan ook belangrijk om de kwaliteit van de dagelijkse leefomgeving gericht in de gaten te houden. Uitgangspunt hierbij is dat de relatief goede kwaliteit van het Groningse milieu wordt gehandhaafd en waar nodig verbeterd.

Het plangebied betreft voor het grootste gedeelte een bedrijventerrein. Aan de Timpweg en de Regattaweg staan echter ook woningen (waaronder de recentelijk gerealiseerde Tasmantoren). Het voorliggend plan is voornamelijk een conserverend plan, dat in het kader van de actualisering van oude bestemmingsplannen is opgesteld. Dit betekent dat er in principe geen nieuwe ontwikkelingen in worden meegenomen.

Hieronder wordt ingegaan op de milieuaspecten die relevant zijn voor dit bestemmingsplan. Achtereenvolgens wordt aandacht besteed aan de aanwezige bedrijven, geluid, luchtkwaliteit, externe veiligheid, bodem en duurzaamheid.

3.4.2 Bedrijven

Bedrijven kunnen hinder (geur, stof of geluid) of gevaar veroorzaken en daardoor de kwaliteit van de leefomgeving beïnvloeden. Dit moet zoveel mogelijk worden voorkomen, vooral bij woongebieden of gevoelige bestemmingen. Anderzijds is het zaak, dat bedrijven zich kunnen ontwikkelen en eventueel uitbreiden.

Op het bedrijventerrein Koningsweg zijn uitsluitend bedrijven toegestaan in de categorieën 1 tot en met 3.2, zoals omschreven in de brochure 'Bedrijven en Milieuzonering' van de VNG. Grote lawaaimakers zijn expliciet uitgesloten. Dit heeft tot gevolg dat het bedrijventerrein geen gezoneerd industrieterrein meer is. Op de consequenties hiervan wordt in paragraaf 3.4.3 nader ingegaan.

De regels van dit bestemmingsplan staan geen nieuwe bedrijven toe die vanwege de aard van de bedrijvigheid een risicocontour hebben die buiten het eigen terrein is gelegen.

De regulering van de milieubelasting door bedrijven vindt plaats met behulp van de Wet milieubeheer en/of op basis van de Algemene Plaatselijke Verordening. Bij de aanvraag van een vergunning voor een nieuwe bedrijfsvestiging wordt beoordeeld of aan de geldende randvoorwaarden kan worden voldaan en of er hinder zal optreden.

3.4.3 Geluid

Geluid is één van de factoren die (grote) invloed kan hebben op de beleving van de leefomgevingskwaliteit. Daarom moet er bij nieuwe ruimtelijke- of verkeersontwikkelingen akoestisch onderzoek plaatsvinden om de geluidsituatie in beeld te brengen.

Hierbij moet de geluidbelasting op de gevel van (nieuwe) geluidgevoelige bestemmingen (zoals woningen) worden getoetst aan de wettelijke geluidnormen. Hierbij worden drie bronnen van geluidhinder onderscheiden:

  1. 1. wegverkeerslawaai;
  2. 2. industrielawaai;
  3. 3. spoorweglawaai.

In het plangebied zijn alleen de eerste twee relevant.

Wegverkeerslawaai

De wegen in het plangebied vallen onder de Wet geluidhinder en hebben een geluidzone van 200 meter aan weerszijden van de as van de weg. Verder liggen in de omgeving enkele drukke wegen, die tevens van invloed zijn op het plangebied. Dit zijn de Beneluxweg met een zone van 400 meter en de Rijksweg met een zone van 200 meter aan weerszijden van de as van de weg.

De geluidsbelasting vanwege deze wegen op nabijgelegen woningen of andere geluidgevoelige bestemmingen kan op een aantal drukke punten hoger zijn dan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB uit de Wet geluidhinder. Deze wet heeft geen gevolgen voor bestaande situaties. Er zijn in dit plan geen nieuwe ontwikkelingen voorzien voor geluidgevoelige bestemmingen. Voor nieuwe ontwikkelingen schrijft de Wet geluidhinder een procedure en werkwijze voor, die consequenties kan hebben voor de geluidsbelasting die is toegestaan op nieuwe maar ook op bestaande geluidgevoelige objecten. Een maatregel om het wegverkeerslawaai te beperken is het toepassen van stil asfalt. Waar nodig en (technisch) mogelijk zal een wegdek bij groot onderhoud worden vervangen door stil asfalt.

Zonering bedrijventerrein

Het bedrijventerrein Koningsweg is een gezoneerd industrieterrein. De geluidzone rondom dit industrieterrein is in 1991 vastgesteld bij Koninklijk Besluit. Op het industrieterrein bevinden zich echter geen grote lawaaimakers (inrichtingen genoemd in artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer). Deze zijn in verband met de bestaande en in aanbouw zijnde woningen langs de randen van het industrieterrein ook niet gewenst. Met de actualisering van het bestemmingsplan worden grote lawaaimakers uitgesloten. Het industrieterrein kan daarom niet langer meer worden aangemerkt als een gezoneerd industrieterrein. Nu ze niet langer op een gezoneerd industrieterrein liggen, moeten de aanwezige bedrijfswoningen als geluidgevoelig worden beschouwd. Door middel van akoestisch onderzoek is nagegaan welke consequenties dit heeft voor deze woningen. Hieruit blijkt dat een goed akoestisch klimaat kan worden gewaarborgd door het aanpassen van de vergunningvoorschriften van een Wet milieubeheer-vergunningplichtig bedrijf, het opleggen van maatwerkvoorschriften aan drie bedrijven en het nader onderzoeken van de gevelisolatie van enkele woningen. Dit onderzoek heeft inmiddels plaatsgevonden. Hieruit kan worden geconcludeerd dat aan de woningen geen gevelmaatregelen behoeven te worden getroffen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP484bedrKoningswe-vg01_0014.jpg"

Een deel van het plangebied ligt binnen de geluidzone van het gezoneerde industrieterrein Groningen- Zuidoost. In het uitgevoerde akoestisch onderzoek is eveneens de zonegrens van dit industrieterrein onderzocht. Uit de resultaten blijkt dat de geluidsbelasting op het gehele plangebied als gevolg van het gezoneerde industrieterrein Groningen-Zuidoost kleiner is dan 50 dB(A). Dit betekent dat het mogelijk is om de zone te verkleinen, waardoor het plangebied er niet langer deel van uitmaakt. De ligging van de gewijzigde zonegrens is op onderstaand kaartje met een rode lijn aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP484bedrKoningswe-vg01_0015.jpg"

3.4.4 Luchtkwaliteit

De Wet luchtkwaliteit1 geeft het kwaliteitsniveau aan waaraan de buitenlucht moet voldoen om ongewenste effecten van luchtverontreiniging op de gezondheid van mensen te voorkomen. In deze wet zijn luchtkwaliteitsnormen vastgelegd voor onder meer stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10). De voornaamste bron van luchtverontreiniging in Groningen is het wegverkeer. De bijdrage van het lokale verkeer aan de luchtverontreiniging wordt berekend met behulp van een wettelijk voorgeschreven model.

Voor dit bestemmingsplan is nagegaan of er op basis van de huidige en toekomstige verkeersintensiteiten risico's zijn voor het overschrijden van luchtkwaliteitsnormen. Hierbij is gekeken naar de jaren 2009 en 2019. De concentraties langs de Rijksweg zijn berekend op basis van de verkeersintensiteiten uit het verkeersmodel Regio Groningen - Assen (RGA), versie 1.2.

Uit de resultaten van het onderzoek blijkt dat de onderzochte situatie voldoet aan de luchtkwaliteitsnormen. Dit betekent dat er vanwege de luchtkwaliteit geen belemmeringen zijn voor de vaststelling van dit bestemmingsplan.

  1. 1. De Wet van 11 oktober 2007 tot wijziging van de Wet milieubeheer (luchtkwaliteitseisen).

3.4.5 Externe Veiligheid

Inleiding

Externe veiligheid gaat over overlijdensrisico's die mensen lopen vanwege productie, gebruik, opslag en vervoer van gevaarlijke stoffen over weg, spoor, vaarwegen en buisleidingen. Gevaarlijke stoffen zijn bij voorbeeld vuurwerk, lpg, chloor, ammoniak en munitie. De term externe veiligheid wordt gehanteerd omdat het overlijdensrisico van derden centraal staat. Het gaat om mensen die zelf niet deelnemen aan de activiteit die het overlijdensrisico met zich meebrengt.

Wettelijk kader

De minister van Infrastructuur en Milieu is verantwoordelijk voor de coördinatie van het externe veiligheidsbeleid voor gevaarlijke stoffen. Het Besluit externe veiligheid inrichtingen bevat veiligheidsnormen voor bedrijven. Het beleid voor het transport van gevaarlijke stoffen staat in de Nota 'Vervoer gevaarlijke stoffen', opgesteld door het toenmalige ministerie van Verkeer en Waterstaat in nauwe samenwerking met het toenmalige ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer. Een wettelijke regeling wordt binnenkort verwacht2. Voor aardgastransportleidingen geldt het Besluit externe veiligheid buisleidingen.

De genoemde kaders verplichten gemeenten om bij het opstellen van ruimtelijke plannen veiligheidsafstanden toe te passen en het externe veiligheidsrisico zo laag mogelijk te houden.

Veiligheidsrisico's worden uitgedrukt in het plaatsgebonden risico en in het groepsrisico. Het plaatsgebonden risico vormt het basisbeschermingsniveau voor individuele burgers, het groepsrisico is een maat voor de maatschappelijke ontwrichting bij een ramp. Bij negatieve veranderingen van het groepsrisico moet de gemeente een verantwoording van het groepsrisico afleggen.

Risicosituatie

De Milieudienst van de gemeente Groningen heeft voor het bestemmingsplan een risico-inventarisatie uitgevoerd. Uit de inventarisatie blijkt dat in de omgeving van het plangebied een aantal risicobronnen aanwezig is. Binnen het plangebied bevinden zich geen risicobronnen.

De afstand van een aantal risicobronnen tot het plangebied is zo groot dat deze geen invloed hebben op de veiligheidssituatie binnen het plangebied.

Het betreft de volgende risicobronnen:

  • Q8 LPG tankstation, Rijksweg 130;
  • TOTAL LPG tankstation, Ulgersmaweg 38;
  • een technische groothandel aan de Koldingweg;
  • een oliehandel aan de Stockholmstraat;
  • Elevatormaatschappij Groningen (EMG), Eemskanaal Noordzijde 48.

Het plangebied grenst rechtstreeks aan vier risicobronnen. Het betreft vier transportroutes waarover vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt, te weten:

  • Beneluxweg (N46);
  • Rijksweg (N360);
  • Van Starkenborghkanaal;
  • Eemskanaal.

De bijbehorende risicozones liggen over (delen van) het plangebied. Voor deze risicobronnen moet daarom een kwantitatieve risicoanalyse worden verricht. Het Steunpunt externe veiligheid Groningen heeft een dergelijk onderzoek uitgevoerd.

Uit het onderzoek blijkt dat voor het bestemmingsplan sprake is van een laag groepsrisico als gevolg van de transportassen. Er bestaat geen aanleiding tot het nemen van maatregelen. De gemeten waarden passen binnen het bestaande wettelijke kader voor externe veiligheid. Een beperkte groepsrisicoverantwoording (onderzoek ten aanzien van de aspecten bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid) is in dit geval voldoende. Deze verantwoording maakt onderdeel uit van de veiligheidsstudie die ter voorbereiding van dit bestemmingsplan is uitgevoerd3.

De regionale brandweer heeft voorts het volgende geconstateerd. Uit de beoordeling van het aspect bestrijdbaarheid blijkt dat de bereikbaarheid matig is en de bluswatervoorzieningen in het plangebied slecht zijn. Geadviseerd wordt bij daadwerkelijke ontwikkelingen in het plangebied tijdig in overleg te gaan met brandweer Groningen om knelpunten te voorkomen.

Uit de beoordeling van het aspect zelfredzaamheid blijkt, dat in het invloedsgebied van het Eemskanaal, ter hoogte van de Tasmantoren, langdurig verblijf van grote groepen verminderd zelfredzame personen in de toekomst niet wordt uitgesloten. Geadviseerd wordt om via opneming van regels uit te sluiten dat in het gebied met de bestemming 'Wonen-3' een grote concentratie van verminderd zelfredzame personen ontstaat.

Samenvattend kan worden geconcludeerd dat de externe veiligheidssituatie geen belemmering vormt voor de vaststelling van het bestemmingsplan.

  1. 2. Besluit transportroutes externe veiligheid.
  2. 3. 'Externe Veiligheid bestemmingsplan bedrijventerrein Koningsweg', Milieudienst gemeente Groningen, april 2010.

3.4.6 Bodem

De functies in dit gebied zijn voornamelijk (industriële) bedrijven. In het gebied zijn enkele (grondgebonden) woningen aanwezig. De bodemkwaliteit voldoet over het algemeen aan de normen die gekoppeld zijn aan het gebruik of de huidige functie. In het plangebied zijn echter wel diverse bronnen van verontreiniging aanwezig en is sprake van een diffuse (lichte) verontreiniging van de bodem.

Bronverontreiniging

Binnen het plangebied bevinden zich diverse locaties die verdacht zijn van een (ernstige) bodemverontreiniging. De verdachtmaking kan het gevolg zijn van bodembedreigende activiteiten in het verleden of een eerder bodemonderzoek. In het gebied zijn veel (voormalige) bedrijfsterreinen en tanklocaties aangemerkt als mogelijk (ernstig) verontreinigde locaties. Daarnaast is een aantal ophogingen, dempingen en ondergrondse tanks aanwezig waardoor de bodem plaatselijk verontreinigd kan zijn.

Van de drie locaties waar een ernstige bodemverontreiniging is vastgesteld zijn twee locaties voldoende gesaneerd voor de huidige functie. Van de drie locaties is één locatie aangemerkt als spoedeisend. Deze locatie is inmiddels voldoende gesaneerd voor de huidige functie. Twee locaties zijn als niet-spoedeisend aangemerkt. Deze hoeven niet binnen vier jaar na afgifte van de beschikking op grond van de Wet Bodembescherming gesaneerd te zijn. Van deze locaties is één locatie voldoende gesaneerd voor de huidige functie. Voor de locatie Damsterdiep, de voormalige persleiding naar Delfzijl, is een beschikking genomen over een groter ernstig geval van verontreiniging. Het deel binnen de grenzen van het plangebied maakt onderdeel uit van de beschikking maar betreft zelf geen ernstig geval van verontreiniging.

In onderstaande tabel zijn de locaties met een ernstige bodemverontreiniging weergegeven. Hierbij is tevens aangegeven of er al een sanering heeft plaatsgevonden en of er eventuele gebruiksbeperkingen zijn.

Locaties met een ernstige bodemverontreiniging

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP484bedrKoningswe-vg01_0016.png"

Diffuse verontreinigingen

Als gevolg van jarenlange activiteiten is de bodem belast met een diffuse, niet tot een bron te herleiden, bodemverontreiniging. Uit de bodemkwaliteitskaart van de gemeente Groningen blijkt dat ook in dit plangebied diffuse (lichte) bodemverontreiniging voorkomt. Dit is van invloed op de voorwaarden voor hergebruik van grond.

3.4.7 Duurzaamheid

De gemeente Groningen heeft de ambitie uitgesproken om van Groningen de duurzaamste stad van Nederland te maken. Hiervoor heeft het college van burgemeester en wethouders in 2007 een duurzaamheidvisie vastgesteld. De uitwerking van deze visie heeft het college verwoord in de documenten: 'het Beleidskader duurzaamstestad.groningen.nl' en de 'Routekaart Groningen Energieneutraal+2025'.

In 'het Beleidskader duurzaamstestad.groningen.nl' is beschreven hoe de stedelijke ontwikkeling en de leefomgevingkwaliteit duurzaam ontwikkeld kunnen worden en hoe de stad klaar gemaakt wordt voor de effecten van klimaatverandering.

In de 'Routekaart Groningen Energieneutraal+2025' staat geschreven hoe, met wie, waarmee en wanneer deze ambitie gerealiseerd kan worden. Binnen de Routekaart is een nieuw denkpatroon geïntroduceerd: de Groningse energieladder. De energieladder is hèt gereedschap bij het afwegen van keuzes, bij het nemen van beslissingen, bij het sturen op processen en bij het concreet uitvoeren van acties en maatregelen.

De Groningse energieladder formuleert de volgende doelen:

  1. 1. Energievrij
  2. 2. Vermindering energieverbruik
  3. 3. Gebruik en productie van duurzame energie
  4. 4. Efficiënt gebruik van fossiele brandstoffen
  5. 5. Compensatie van fossiele energiebronnen

Vanuit de ambitie de duurzaamste stad te worden ligt de focus op twee thema's: energie en de kwaliteit van de leefomgeving. In de onderstaande alinea's staat hoe deze thema's in het kader van dit bestemmingplan worden ingevuld.

Energie

Binnen elk nieuwbouw- of renovatieplan moet de Groningse energieladder meegenomen worden. Er dient, naast aandacht voor een optimale isolatie en besparingen op het gebied van elektra, ook gekeken te worden of er ook andere mogelijkheden in de buurt aanwezig zijn. Voorbeelden hiervan zijn: restwarmte van nabij gelegen bedrijven/kantoren/scholen. Daarnaast is het raadzaam om bij grote (nieuwbouw)projecten te kijken naar een centraal gebruik van duurzame energie in combinatie met het inrichten van de omgeving.

In plangebied is de Tasmantoren een goed voorbeeld. In dit gebouw wordt optimaal gebruik gemaakt van ondiepe aardwarmte in de vorm van warmte-koudeopslag en warmtepompen. Daarnaast wordt het naastliggende oppervlaktewater ook als energiebron gebruikt. In het gebouw zelf is gekozen voor een optimale isolatie in combinatie met een CO2-gestuurde ventilatie. Daarnaast zijn voorzieningen getroffen om het energieverbruik te verminderen zoals standby stopcontacten en hotfill-aansluitingen voor de vaatwasser en/of wasmachine. Op het gebouw kunnen in de nabije toekomst eenvoudig zonnepanelen of kleine windturbines geplaatst worden.

Kwaliteit van de leefomgeving

In dit bestemmingsplan komt de duurzame leefomgeving tot uitdrukking in de manier waarop wordt omgegaan met ecologie, groen, water en onder meer de milieuaspecten geluid, lucht, veiligheid en bodem. In algemene zin kan geconcludeerd worden dat duurzaamheid een goede verankering in dit bestemmingsplan heeft gekregen.

3.5 Kabels En Leidingen

Over het bedrijventerrein loopt een bovengrondse hoogspanningsleiding, de 110 kV-lijn Vierverlaten-Hunze. Deze heeft een zakelijk rechtstrook van 2 x 25 meter.

Hoofdstuk 4 Juridische Toelichting

4.1 Algemeen

Het bestemmingsplan Bedrijventerrein Koningsweg voorziet in een actueel en adequaat juridisch kader voor beheer en ontwikkeling van het plangebied. Het is een plan op basis van artikel 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro). Daarmee kunnen met direct recht omgevingsvergunningen worden verleend. De gekozen bestemmingen en de daarbij behorende regels geven helder aan welke functies op welke plaats zijn toegestaan. Om de nodige flexibiliteit te waarborgen zijn tevens ontheffingen opgenomen.

Dit bestemmingsplan is gemaakt conform SVBP 2008 (Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2008) en het standaard-bestemmingsplan van de gemeente Groningen.


De papieren plankaart bestaat uit één kaartblad met schaal 1 : 1000. De kaart is getekend conform SVBP 2008. De plankaart geeft in samenhang met de regels de bouw- en gebruiksmogelijkheden van de gronden binnen het plangebied aan.


Het bestemmingsplan is digitaal gemaakt. De digitale kaart is variabel in schaal doordat kan worden in- en uitgezoomd, en bezit een meetfunctie. Het digitale plan is raadpleegbaar via RO-online (www.ruimtelijkeplannen.nl) en de gemeentelijke website bestemmingsplannen.groningen.nl.

4.2 Geldende Bestemmingsplannen En Overige Regelingen

In het plangebied vigeren momenteel de onderstaande bestemmingsplannen. Deze worden geheel of gedeeltelijk door het voorliggend bestemmingsplan vervangen.

Bestemmingsplan Vastgesteld door de gemeenteraad Goedgekeurd door gedeputeerde staten
Industrieterrein Koningsweg 25 september 1972 3 april 1973
Rijksweg 24 september 1997 20 januari 1998
Starkenborghkanaal 9 augustus 1948 3 december 1948
Oostersluis 10 april 1991 10 september 1991
Oosterhoogebrug I 22 september 1980 15 september 1981

Naast de bovenstaande bestemmingsplannen geldt voor het plangebied momenteel een aantal paraplubestemmingsplannen. Deze worden, voor zover betrekking hebbend op het plangebied, eveneens vervangen door het voorliggend bestemmingsplan. Het betreft onderstaande regelingen.

Regeling Vastgesteld door de gemeenteraad Goedgekeurd door gedeputeerde staten
Uniforme voorschriften Industrieterreinen 21 april 1975 22 juni 1976
Uniforme voorschriften Bijgebouwen 7 maart 1977 24 april1978

4.3 Toelichting Op De Artikelen

4.3.1 Artikelsgewijze toelichting

Inleidende regels

De artikelen 1 tot en met 3 bevatten achtereenvolgens de in het plan gebruikte begrippen en hun definitie, de wijze waarop moet worden gemeten en de manier van omgaan met uitmetingsverschillen.

Bestemmingsregels

Artikel 4

De bestaande bedrijven aan de Koningsweg, de Timpweg en de Regattaweg hebben de bestemming 'Bedrijventerrein' gekregen. Toegelaten zijn bedrijven in de categorieën 1 tot en met 3.2 van de 'Staatvan bedrijfsactiviteiten'. Deze bedrijvenlijst is als bijlage bij de planregels gevoegd en maakt deel uit van het bestemmingsplan (bijlage 1). De lijst is gebaseerd op de 'Staat van Bedrijfsactiviteiten' uit de VNG-brochure 'Bedrijven en Milieuzonering'. Alle op het bedrijventerrein Koningsweg aanwezige bedrijven behoren tot categorie 3.2 of lager.

Overigens zijn burgemeester en wethouders op grond van lid 4.6, onder a en b, bevoegd ontheffing te verlenen voor bedrijven die in de 'Staat van bedrijfsactiviteiten' hoger zijn ingeschaald dan categorie 3.2 of daarin niet worden genoemd, mits ze naar hun aard en invloed op de omgeving kunnen worden gelijkgesteld met de wel toegelaten bedrijven.

Geluidzoneringsplichtige inrichtingen zijn op grond van het bepaalde in lid 4.1, sub a, uitgesloten. Onder geluidzoneringsplichtige inrichtingen worden verstaan inrichtingen als bedoeld in artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer. In artikel 1 is een definitie van dit begrip opgenomen. Door deze inrichtingen uitdrukkelijk niet toe te staan, wordt het gezoneerde industrieterrein opgeheven, waarmee ook de zone rondom het terrein vervalt. Verwezen wordt verder naar de subparagrafen 3.4.2 en 3.4.3. Voorts is de vestiging van risicovolle inrichtingen uitgesloten. Het verbod op risicovolle inrichtingen volgt uit het BEVI (Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen).

Conform het beleid, neergelegd in de nota 'Terrein in Bedrijf', zijn eveneens kleinschalige kantoren (tot een maximum van 500 m2 bruto vloeroppervlak) en kantoorachtige bedrijven toegestaan. Kantoorachtige bedrijven zijn bedrijven waarvan het bruto vloeroppervlak uit minimaal 50% bedrijfsvloer bestaat en uit maximaal 50% kantoorruimte mag bestaan (met ontheffing maximaal 70%).

Tot de toegelaten bedrijfsactiviteiten behoort niet detailhandel. Hierop zijn in lid 4.1een aantal uitzonderingen gemaakt. In de eerste plaats is op alle gronden binnen de bestemming 'Bedrijventerrein' detailhandel in volumineuze goederen, ofwel perifere detailhandel (PDV), mogelijk. De toegestane perifere branches zijn in sub b limitatief opgesomd. Dit zijn:

  • detailhandel in auto's, boten en caravans,
  • detailhandel in kampeerartikelen,
  • detailhandel in landbouwwerktuigen,
  • detailhandel in grove bouwmaterialen,
  • bouwmarkten,
  • detailhandel in keukens en sanitair,
  • tuincentra,
  • detailhandel in tuinmeubelen en
  • inrichtingscentra voor kantoorinterieur.

Voor de inhoud van deze begrippen wordt verwezen naar artikel 1 en de toelichting op enkele van deze begrippen in subparagraaf 4.3.2.

Detailhandel in meubelen en woninginrichting is uitsluitend toegestaan op het perceel Koningsweg 1 c/1d. Het betreft hier een bestaande winkel in grenen meubelen, ontstaan uit een meubelfabriek die tot voor enkele jaren geleden op deze plaats was gevestigd. Dit perceel is met de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - detailhandel in meubelen en woninginrichting' op de plankaart aangegeven. Het gemeentelijk detailhandelsbeleid (structuurvisie Detailhandel 2011-2020, vastgesteld door de gemeenteraad op 26 januari 2011) is gericht op concentratie van de meubelbranche op de bestaande woonboulevards Peizerweg en Hoendiep en op de GDV-locatie Sontplein en omgeving. Uit recent uitgevoerd onderzoek naar de bestaande detailhandelsstructuur in de gemeente Groningen is gebleken, dat de woonbranche in de gemeente Groningen aanzienlijk groter is dan in vergelijkbare steden, zowel wat het aantal vestigingen in deze branche betreft, de totale winkelvloeroppervlakte als de omvang per vestiging. Uitbreiding van de beschikbare winkelvloeroppervlakte en versnippering van het aanbod is daarom niet gewenst. Uit kwalitatieve overwegingen wenst de gemeente dan ook vast te houden aan geconcentreerde vestiging van de woninginrichtingsbranche. Daarom is buiten de bestaande meubelwinkel op het bedrijventerrein Koningsweg geen vestiging van detailhandel in meubelen en woninginrichting toegestaan. Tevens is een uitsterfregeling opgenomen. Op grond van lid 4.8 mag het gebruik ten behoeve van detailhandel in meubelen en woninginrichting niet worden hervat indien dit gebruik gedurende een onafgebroken periode van ten minste een jaar gestaakt is geweest.

Volgens de bestemmingsomschrijving mogen binnen een perifere detailhandelsvestiging tevens non-volumineuze en branchevreemde goederen worden verkocht, mits de omvang van dat aanbod niet meer bedraagt dan 10% van de verkoopvloeroppervlakte van een dergelijke vestiging tot een maximum van 500 m². Dit assortiment mag uitsluitend als onzelfstandig onderdeel van een perifeer detailhandelsbedrijf, dat ter plaatse is gevestigd, worden aangeboden. Met het gebruik van de term 'onzelfstandig onderdeel' wordt tot uitdrukking gebracht dat de verkoop van niet-volumineus, niet aan de branche gerelateerd assortiment slechts is toegestaan voor zover en zolang ter plaatse één van de toegelaten vormen van perifere detailhandel wordt uitgeoefend. De verkoop van dat assortiment moet een onderdeel vormen van de bedrijfsvoering van een PDV-vestiging en vanuit dezelfde detailhandelsruimte plaatsvinden. Een shop-in-the-shop is niet toegestaan.

Naast de traditionele PDV-branches zijn ook een rijwielhandel (Koningsweg 10) en een winkel in muziekinstrumenten (Regattaweg 5) in de bestemmingsregeling opgenomen. Dit zijn winkels die zich op grond van het detailhandelsbeleid in principe niet perifeer mogen vestigen. Het betreft hier echter bestaande en deels (door vergunningverlening achteraf) gelegaliseerde situaties. Aangezien geen concreet zicht bestaat op bedrijfsbeëindiging of verplaatsing binnen de planperiode is ervoor gekozen om beide winkels een postieve bestemming te geven. Omdat winkelvestiging op een bedrijventerrein evenwel in strijd is met een goede ruimtelijk ordening, is een algemene detailhandelsbestemming ongewenst en is alleen het feitelijk bestaande gebruik bestemd. Om deze reden zijn deze detailhandelsfuncties eveneens onder de in lid 4.8 opgenomen uitsterfregeling gebracht.

Behalve de traditioneel aan bedrijventerrein gebonden bedrijvigheid laat de bestemmingsregeling ook de functie cultuur en ontspanning toe. Voor de inhoud van dit begrip wordt verwezen naar artikel 1, onder 1.35. De reden om het bedrijventerrein Koningweg voor deze functie open te stellen is het specifieke, gemengde karakter van het terrein en het feit dat deze functies ter plaatse al (legaal) voorkomen. Gedoeld wordt op een voormalig bedrijfspand aan de Timpweg 3, dat nu wordt gebruikt voor diverse culturele activiteiten (dansschool, verhuur van oefen- en repetitieruimten, enz.) en een sportschool aan de Koningsweg 2a.

Een bestaande praktijk voor tandheelkunde/mondhygiëne aan de Timpweg 28 is specifiek bestemd door middel van de functieaanduiding 'maatschappelijk'.

Bedrijfswoningen zijn alleen toegestaan, voor zover de gronden op de plankaart als zodanig zijn aangeduid. Het aantal mag niet meer dan één per bedrijf bedragen. Voor een bedrijfswoning op andere gronden kan ontheffing worden verleend, mits deze woning uit hoofde van bedrijfsgebondenheid of toezicht noodzakelijk is. Bij de beoordeling van het ontheffingsverzoek moeten tevens de milieugevolgen voor omliggende bedrijven worden betrokken. Beperking van hun ontwikkelingsmogelijkheden dient zoveel mogelijk te worden voorkomen.

Een bestaande woonwagenstandplaats aan de Koningsweg 10a is eveneens bestemd. Op dit adres is een kermisbedrijf gevestigd, waarbij door de exploitant van het bedrijf buiten het kermisseizoen in een woonwagen wordt gewoond. Deze vorm van bedrijfsgebonden wonen is daarom ter plaatse toegestaan. Het aantal bedrijfswoonwagens mag ten hoogste één bedragen. Burgemeester en wethouders kunnen van het bestemmingsplan afwijken voor het plaatsen van een tweede of meer bedrijfswoonwagens op de als zodanig aangeduide gronden. Naast plaats en afmetingen van de bedrijfswoonwagen(s) is ook de bouw van bijbehorende bouwwerken ten behoeve van een woonwagen geregeld. Een bijbehorend bouwwerk aan of bij een woonwagen is volgens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en het Besluit omgevingsrecht niet vergunningvrij. De in de bouwregels gestelde eisen ten aanzien van aantal, bouwhoogte en oppervlakte zien alleen op het bijbehorende bouwwerk. Op bedrijfsgebouwen zijn de eisen geformuleerd in sublid 4.2.2, onder a tot en met d, van toepassing.Voor het plaatsen van bedrijfswoonwagens op andere gronden, dan aangeduid als 'woonwagenstandplaats', kunnnen burgemeester en wethouders van het bestemmingsplan afwijken. Deze bevoegdheid kan alleen worden toegepast wanneer het wonen in een woonwagen noodzakelijk is met het oog op de exploitatie van een ter plaatse gevestigd bedrijf. Het innemen van een standplaats voor een woonwagen zonder dat sprake is van bedrijfsgebondenheid aan een ter plaatse gevestigd bedrijf is in de planregels expliciet als met de bestemming strijdig gebruik aangemerkt. Bovendien geldt ook in dit geval de voorwaarde dat zoveel mogelijk moet worden voorkomen dat bedrijven in de omgeving als gevolg van strengere milieueisen in hun vestigings- en/of uitbreidingsmogelijkheden worden beperkt.

De gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden opgericht. De bouwhoogte van de gebouwen mag ten hoogste 15 meter bedragen. Het maximum bebouwingspercentage bedraagt 100. Voorts dient te worden voldaan aan de voorgeschreven minimumafstand van de gebouwen tot de naar de weg gekeerde, zijdelingse en achterste perceelsgrenzen (respectievelijk 5 en 3 meter). Bedraagt de bestaande afstand minder, dan geldt deze afstand. Artikel 1, onder 1.8, fixeert het begrip bestaand op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan. Voor bedrijfswoningen zijn enkele specifieke bebouwingseisen geformuleerd. Hetzelfde geldt, zoals hierboven al is aangegeven, voor een binnen de bestemming 'Bedrijventerrein' voorkomende woonwagenstandplaats.

Lid 4.5 bevat een interpretatieve gebruiksbepaling. Eén van de onderdelen van deze bepaling kwam bij de toelichting op de regeling met betrekking tot standplaatsen voor woonwagens al ter sprake. Het algemeen gebruiksverbod zelf is opgenomen in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening (zie verder subparagraaf 4.3.5).

Door middel van planwijziging als bedoeld in artikel 3.6, lid 1, onder a, van de Wet ruimtelijke ordening kunnen burgemeester en wethouders een tankstation voor autobrandstoffen

toestaan. Het bedieningsgebouw van het tankstation mag geen grotere verkoopvloeroppervlakte hebben dan 80 m². Burgemeester en wethouders kunnen in het wijzigingsplan een ontheffingsbevoegdheid opnemen voor een overschrijding van deze oppervlaktemaat tot maximaal 120 m². Hiermee kan worden voorzien in de behoefte aan ruimere mogelijkheden voor shopverkoop (een gemakswinkel of zogenaamde pompsuper). Volgens de definitie van het begrip detailhandel in, opgenomen opgenomen in artikel 1, is de verkoop van voedings- en genotmiddelen toegestaan, mits deze van een ondergeschikte omvang is. Ondergeschikt houdt in dat de omzet grotendeels, d.w.z. voor tenminste 50%, moet worden gevormd door de verkoop van motorbrandstoffen en aanverwante artikelen.

Op de voorbereiding van een planwijziging is volgens artikel 3.9a van de Wet ruimtelijke ordening afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing. Dit betekent dat het ontwerp-wijzigingsplan gedurende 6 weken ter inzage moet worden gelegd. Gedurende deze termijn kunnen belanghebbenden naar keuze schriftelijk of mondeling hun zienswijze over het ontwerp naar voren brengen. Burgemeester en wethouders beslissen binnen 8 weken na afloop van deze termijn over de vaststelling van het wijzigingsplan.

Een bestaande hoogspanningslijn ter hoogte van Koningsweg 18 is geregeld door middel van de dubbelbestemming 'Leiding - Hoogspanningsverbinding'. Verwezen wordt naar de toelichting op artikel 10.

Met het oog op de archeologische verwachtingswaarden van het gebied rondom de voormalige loop van de Hunze nabij de Regattaweg is aan dit gedeelte van het plangebied tevens de dubbelbestemming 'Waarde Archeologie - 2' toegekend. Verwezen wordt naar paragraaf 3.1 en de toelichting op artikel 11.

Artikel 5

De bestemming 'Groen' omvat de hoofdgroenstructuur in het plangebied. De groenzones aan de oostkant van het plangebied (talud Beneluxweg) en oever van het Eemskanaal hebben een ecologische waarde. Het handhaven en versterken van de groenstructuur is het uitgangspunt. Ook een fiets-/voetpad op de kanaaldijk langs het Eemskanaal (Roeierspad) en de bestaande ontsluitingsweg naar de Driewegsluis maken deel uit van de bestemming 'Groen'. Ter bescherming van de waterkerende functie van de oeverstrook langs het Van Starkenborghkanaal en het Eemskanaal is de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering' opgenomen. Hiervoor wordt verder verwezen naar de toelichting op artikel 12. Dubbelbestemmingen zijn eveneens toegekend met het oog op de aanwezigheid van een hoogspanningsleiding oostelijk en archeologische verwachtingswaarden westelijk in het plangebied. Verwezen wordt naar de toelichting op de artikelen 10 en 11.


Artikel 6

De bestemming 'Verkeer' omvat de hoofdverkeersstructuur in het plangebied. Het gaat hier om de Timpweg, de Regattaweg, de Koningsweg en een deel van de Beneluxweg.

De bestemming voorziet in wegen, fiets- en voetpaden, parkeervoorzieningen, bermen, taluds, groenvoorzieningen, waterlopen en geluidschermen. Er zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde, ten dienste van de bestemming toegestaan met een maximale hoogte van 6 meter. Overigens is op grond artikel 2, onderdeel 18, van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht een omgevingsvergunning niet vereist voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde, ten behoeve van het weren van voorwerpen die de veiligheid van het weg-, spoorweg-, water- of luchtverkeer in gevaar kunnen brengen, ten behoeve van de beveiliging van een weg, spoor- of waterweg of een spoorweg- of luchtvaartterrein, of ten behoeve van verkeersregeling, verkeersgeleiding, wegaanduiding, het opladen van accu's van voertuigen met een elektromotor als hoofdmotor, verlichting of tolheffing.

Artikel 7

De bestemming 'Wonen - 1' voorziet in een regeling voor de bestaande woningen aan de Regattaweg en de noordzijde van de Timpweg (met uitzondering van het monumentale pand op de hoek met de Regattaweg en de tot wooneeenheden verbouwde boerderij erachter). Ook de voormalige sluiswachterswoning bij de Driewegsluis valt onder deze bestemming.

De bestemming laat wonen, bijzondere vormen van huisvesting, zoals begeleid wonen en kamerverhuur, enlogies met ontbijt (bed and breakfast) toe. Aan de uitoefening van laatstgenoemde functie zijn twee beperkingen gesteld:

  • logies met ontbijt is uitsluitend toegestaan in het hoofdgebouw;
  • er mogen niet meer dan twee (slaap)kamers voor toeristisch-recreatief nachtverblijf worden gebruikt.

De bouwregels sluiten zoveel mogelijk aan bij de bestaande situatie. Voorgeschreven is dat de afstand tussen het hoofdgebouw en de zijdelingse perceelsgrens minimaal 3 meter dient te bedragen. Bedraagt de bestaande afstand minder, dan geldt deze afstand. Onder bestaande afstand wordt, zoals uit artikel 1, onder 1.8, volgt, verstaan: de op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaande afstand.

Voor een toelichting op de regeling voor bijbehorende bouwwerken en van vrije beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten in en bij woningen wordt verwezen naar de subparagrafen4.3.3en 4.3.4.

Artikel 8

De bestemming 'Wonen - 2' heeft betrekking op het monumentale pand nabij het bruggetje over het Damsterdiep (Timpweg 2). Deze bestemming is om planologische redenen ook toegekend aan de achterliggende boerderij, met inbegrip van de eraan gebouwde bedrijfsruimte (Timpweg 4 en 6). Met deze bestemming wordt beoogd de ruimtelijke karakteristiek van de bestaande bebouwing zoveel mogelijk te handhaven en te beschermen. Met het oog daarop zijn de bouwgrenzen op de bestaande gevels gelegd en is – bij de monumentale bebouwing - een maximale goothoogte van 3 meter en een maximale bouwhoogte van 7, respectievelijk 11 meter voorgeschreven. Ook is bepaald dat de gebouwen dienen te worden afgedekt met een kap en dat de dakhelling ten hoogste 60% mag bedragen. Toegelaten zijn wonen, bijzondere vormen van huisvesting, zoals begeleid wonen en kamerverhuur, en logies met ontbijt (bed and breakfast). Op laatstgenoemde mogelijkheid is reeds ingegaan in de toelichting op artikel 7, waarnaar kortheidshalve wordt verwezen. Een deel van het monumentale hoekpand is als kantoor in gebruik bij een financiële dienstverlener. Met het oog hierop is hieraan de aanduiding 'specifieke vorm van dienstverlening - zakelijke dienstverlening' gegeven. De bedrijfsruimte Timpweg 6 is aangeduid als 'bedrijf'. Om de woonomgeving te beschermen zijn slechts de bedrijven toegestaan genoemd in de Lijst van bedrijfstypen wonen-werken. De lijst is opgenomen in bijlage 2, die behoort bij het bestemmingsplan. Tevens is op dit adres detailhandel toegestaan, met uitzondering van detailhandel in meubelen en levensmiddelen. Dit sluit aan bij de mogelijkheden, die het ter plaatse geldende bestemmingsplan reeds bood4 en bij het huidige gebruik5 .

Voor een toelichting op de regeling voor bijbehorende bouwwerken en van vrije beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten in en bij woningen wordt verwezen naar de subparagrafen 4.3.3en 4.3.4.

Artikel 9

De bestemming 'Wonen - 3' omvat het in aanbouw zijnde appartementencomplex Tasmantoren. Hiervoor is namens burgemeester en wethouders bij besluit van 5 juni 2008, nummer 200800776, onder vrijstelling, als bedoeld in artikel 19, lid 2, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, bouwvergunning verleend. Het kader hiervoor vormde het door de gemeenteraad op 31 oktober 2007 vastgestelde stedenbouwkundig plan 'Waterknoop'. Een en ander wordt door middel van deze bestemming ingepast. De bestemming voorziet tevens in zakelijke en maatschappelijke dienstverlening en maximaal één horecavestiging op de begane grond.

Artikel 10

Door het plangebied loopt een bovengrondse hoogspanningsleiding, de 110 kV-lijn Vierverlaten-Hunze. Deze is geregeld door middel van een dubbelbestemming. De breedte van het bestemmingsvlak is 50 meter, wat overeenkomt met de breedte van de zakelijk rechtstrook (2 x 25 meter). In het plangebied komen in de nabijheid van de hoogspanningsleiding geen woningen of andere objecten voor, waar mensen langdurig verblijven, zoals scholen en kinderopvang. Er hoeft derhalve geen rekening te worden gehouden met de zogenaamde specifieke magneetveldzone. De bouwhoogte van een hoogspanningsmast mag maximaal 65 meter bedragen. Dit sluit aan op de hoogte van de bestaande hoogspanningsmast in het plangebied (61,20 meter).

Artikel 11

De gronden rondom de voormalige Hunzeloop (omgeving Regattaweg) hebben een hoge archeologische verwachtingswaarde (verwezen wordt naar paragraaf 3.1). Daarom is hieraan de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2' gegeven. Voor bouwwerken met een grotere oppervlakte dan 200 m² en een grotere diepte dan 0,30 meter dient de aanvrager van een omgevingsvergunning een archeologisch onderzoeksrapport te overleggen. Voorts is voor het uitvoeren van bepaalde werken en werkzaamheden een omgevingsvergunning vereist indien deze de genoemde oppervlakte- en dieptemaat overschrijden.

Artikel 12

Met het oog op de waterkerende functie van de dijk langs het Van Starkenborghkanaal en het Eemskanaal is de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering' toegekend. Ter bescherming van deze functie zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde, ten behoeve van waterkering toegestaan. Burgemeester en wethouders kunnen hiervan bij een omgevingsvergunning afwijken ten behoeve van de bouw van bouwwerken ten dienste van de onderliggende bestemmingen, mits geen onevenredig afbreuk wordt gedaan aan het veilig en doelmatig functioneren van de waterkering en voorafgaand overleg met de waterbeheerder heeft plaatsgevonden.


Algemene regels

Artikel 13

Dit artikel bevat de anti-dubbeltelbepaling. De redactie is conform artikel 3.2.4 van het Besluit ruimtelijke ordening. Deze bepaling is ervoor om te voorkomen dat dezelfde grond meer dan eens betrokken wordt bij de toets van de aanvraag om een omgevingsvergunning en daarmee meer gebouwd kan worden dan is toegestaan.

Artikel 14

De vrijwaringszone van het Van Starkenborghkanaal en het Eemskanaal is op de verbeelding aangegeven door middel van de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - vaarweg'. De breedte van de vrijwaringszone bedraagt volgens artikel 2.1.2, lid 2, onder c, het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) 25 meter, gemeten vanaf de begrenzingslijn van de rijksvaarweg (het Van Starkenborghkanaal en het Eemskanaal zijn rijksvaarwegen van CEMT-klasse V. Volgens artikel 14 mogen op de gronden met de gebiedsaanduiding, in afwijking van de regels van de overige ter plaatse voorkomende bestemmingen, uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde, worden gebouwd ten behoeve van de vaarweg. Burgemeester en wethouders kunnen hiervan bij een omgevingsvergunning afwijken behoeve van de bouw van bouwwerken overeenkomstig de overige bestemmingsregels, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het veilig en doelmatig functioneren van de vaarweg en voorafgaand overleg met de vaarwegbeheerder heeft plaatsgevonden.

Artikel 15

Dit artikel regelt de verhouding tussen het bestemmingsplan en de bouwverordening.

Volgens artikel 9, lid 1, van de Woningwet blijven de voorschriften van de bouwverordening, voor zover deze niet overeenstemmen met de voorschriften van het desbetreffende bestemmingsplan, buiten toepassing. Het tweede lid van dit wetsartikel bepaalt dat de voorschriften van de bouwverordening van toepassing blijven indien het desbetreffende bestemmingsplan geen voorschriften bevat, die hetzelfde onderwerp regelen, tenzij het desbetreffende bestemmingsplan anders bepaalt. Artikel 14 van de planregels is hierop gebaseerd.

Artikel 16

Dit artikel bevat enkele ontheffingsbepalingen, die op alle bestemmingen in het plangebied van toepassing zijn. Bedoeling van de bepaling is om relatief kleine afwijkingen van het bestemmingsplan toe te staan, zowel qua omvang als qua functie.

Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 17

Dit artikel regelt het overgangsrecht. De redactie is conform de artikelen 3.2.1 en 3.2.2 van het Besluit ruimtelijke ordening.

Artikel 18

Dit artikel bevat de zogenaamde citeerbepaling.

  1. 4. Volgens het bestemmingsplan Rijksweg, vastgesteld op 24 september 1997 en goedgekeurd op 20 januari 1998, is het perceel Timpweg 4-6 bestemd voor 'Wonen/bedrijven'. Op grond van artikel 6, lid 6.1, van de regels van dit bestemmingsplan zijn op dit perceel - behoudens enkele uitzonderingen - bedrijven, als bedoeld in de categorieën 1 en 2 van de bij dit plan behorende Lijst van Bedrijfstypen, toegestaan, alsmede detailhandel, met uitzondering van meubeldetailhandel, detaillhandel in food en benzineservicestations.
  2. 5. Op het adres Timpweg 6 is momenteel een detailhandelsbedrijf gevestigd, dat onder meer jaloezieën, gordijnen/gordijnstoffen, buitenzonwering, tapijjt en laminaat verkoopt. Dit bedrijf heeft zich - onder het bestemmingsplan Rijksweg - legaal kunnen vestigen omdat van het toegestane gebruik voor detailhandel weliswaar detailhandel in meubelen is uitgezonderd, maar niet (overige) woninginrichting.

4.3.2 Toelichting op enige detailhandelsgerelateerde begrippen

Bouwmarkt

Volgens de begripsomschrijving in artikel 1 dient onder een bouwmarkt te worden verstaan: een al dan niet overdekte verkoopruimte waarop het volledige assortiment aan bouwmaterialen en doe-het-zelf artikelen uit voorraad wordt aangeboden, met een minimum verkoopvloeroppervlakte van 1000 m2. Tot het assortiment behoren bouwmaterialen en bouwgrondstoffen, hout en houtwaren, tegels en keramiek, keukens en kasten, gereedschappen, wanden, vloertegels, sanitair, ijzerwaren, (sfeer)verlichtingsartikelen, Doe-Het-Zelf- en bouwpakketten, verf, lijm en kit, behang en behangbenodigdheden, werkkleding en -schoeisel, elektra en elektrisch (installatie)materiaal, met uitzondering van sfeerartikelen. Niet tot het assortiment behoren kleding (met uitzondering van werkkleding), food, speelgoed, schoenen (met uitzondering van werkschoeisel), meubels (met uitzondering van doe-het-zelf- en bouwpakketten en tuinmeubels), foto-/filmartikelen, boeken en tijdschriften (met uitzondering van vakliteratuur), audio- en video-artikelen, sportartikelen, stoffen en - in het hoofdassortiment - vloerbedekking.

Als nevenassortiment van een bouwmarkt zijn toegestaan elektronica met uitzondering van huishoudelektronica, fietsen, autoaccesoires en vloerbedekking. Als maatstaf voor de omvang wordt veelal aangehouden, dat het nevenasssortiment niet meer dan 20% van het verkoopvloeroppervlak mag bedragen.

Detailhandel in keukens en sanitair

Het assortiment binnen deze branche bestaat o.a. inbouwkeukens en de bijbehorende inbouwapparatuur, badkuipen, wasbakken, douchebakken, douchecabines, kranen, douchekoppen, douchegordijnen, toiletpotten, tegels.

Grootschalige detailhandel in meubelen en woninginrichting

De definitie van het begrip grootschalige detailhandel in meubelen en woningrichting luidt:

detailhandel in meubelen en artikelen ten behoeve van de inrichting van een woning en daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen.

Onder meubelen worden verstaan artikelen als zitmeubelen, kasten, tafels en slaapkamermeubelen.

Onder woninginrichtingsartikelen worden begrepen woningstofferingsartikelen zoals tapijten,

zonwering en verlichting.

Tuincentrum

Tot het hoofdassortiment behoort zowel 'levend' als 'dood materiaal' voor de inrichting en onderhoud van particuliere tuinen. Hieronder vallen niet alleen bloeiende en niet-bloeiende planten, bollen en zaden, maar bijvoorbeeld ook tuinmest, teelaarde, tuingereedschap, materialen voor het bestraten van tuinen, schuttingen, tuinhuisjes, kasjes, serres en materialen voor het maken van vijvers- en fonteinen (folie, pompen, e.d.). Kamerplanten, snijplanten, bloempotten en vazen zijn hieraan sterk verwant en behoren traditioneel tot het aanbod van tuincentra, vandaar dat ze ook tot het hoofdassortiment worden gerekend.

Tot het nevenassortiment behoren artikelen die aan een tuincentrum kunnen worden gerelateerd en die in samenhang met het hoofdassortiment worden aangeboden. Hiertoe wordt o.a. dibevo (dierbenodigdheden en -voeders) gerekend. Hoewel veel tuincentra dit assortiment vaak al heel lang voeren, heeft het geen directe relatie met tuininrichting of -onderhoud en valt het volgens vaste jurisprudentie ook niet onder het begrip tuincentrum, tenzij een bestemmingsplan uitdrukkelijk detailhandel in dibevo toelaat. Annex hiermee is ook de verkoop van huis- en hobbydieren toegestaan. Omdat deze niet onder dibevo vallen, zijn deze apart benoemd. Verder behoort tot het nevenassortiment o.a. tuinmeubilair. Hierbij moet aan tuinstoelen, -banken en -tafels worden gedacht, meubilair dat voor de inrichting van de tuin is bedoeld. Ook een tuin- of buitenkachel, een vuurkorf, tuinverlichting, tuinbeelden of tuindecoratie kunnen we hiertoe rekenen (camping- of vrijetijdsmeubelen daarentegen weer niet, evenmin als binneninterieur). Tuinkleding- en schoeisel maakt eveneens deel uit van het nevenassortiment. Hiermee wordt bedoeld werkkleding of schoeisel, die worden gedragen bij het plegen van tuinonderhoud (overalls, laarzen, klompen, e.d.). Modieuze, sport- of vrijetijdskleding zijn hiervan uitgesloten.

Verder is ook de verkoop van sfeerartikelen toegestaan, mits deze artikelen bestemd zijn voor gebruik buiten. Niet tuingerelateerde sfeerartikelen vallen buiten het (neven)assortiment. Hiertoe worden bijvoorbeeld kaarsen en kerstversiering (voor gebruik binnenshuis) gerekend. Deze mogen wel als ondergeschikt assortiment worden gevoerd (10 procentsregeling; zie bij de toelichting op artikel 4).

4.3.3 Regeling voor bijbehorende bouwwerken

Voor de bouwmogelijkheden is het van belang op welk gedeelte van het erf gebouwd wordt. Bijbehorende bouwwerken zijn (bij recht) uitsluitend toegestaan in achtererfgebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP484bedrKoningswe-vg01_0017.jpg"
Voorerfgebied en achtererfgebied


Aangebouwde bijbehorende bouwwerken zijn (bij recht) toegestaan, mits zij:

  • maximaal 4 meter hoog zijn, en;
  • maximaal 4 meter diep zijn, gemeten vanuit (het verlengde van) de achtergevel.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP484bedrKoningswe-vg01_0018.jpg"
Aangebouwde bijbehorende bouwwerken


Vrijstaande bijbehorende bouwwerken zijn toegestaan tot een maximale hoogte van 3 meter. Indien de zij- of achtererfgrens grenst aan het openbaar toegankelijk gebied moeten bijbehorende bouwwerken minimaal 1 meter uit deze zij- en/of achtererfgrens worden geplaatst.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP484bedrKoningswe-vg01_0019.jpg"
Ligging aan het openbaar toegankelijk gebied


Voor alle bijbehorende bouwwerken in achtererfgebied tezamen, inclusief bouwwerken, geen gebouw zijnde, geldt dat achtererfgebied voor maximaal 50% mag worden bebouwd tot een maximale oppervlakte van 50 m2.

4.3.4 Regeling van vrije beroepsactiviteiten en bedrijfsmatige activiteiten in en bij woningen

Vrije beroepsactiviteiten in en bij woningen

Het voorliggend bestemmingsplan biedt de mogelijkheid aan huis verbonden beroepen - met behoud van de woonfunctie - uit te oefenen in een woning.

Indien aan gronden en bouwwerken een woonbestemming is gegeven, is het op grond van artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening verboden deze te gebruiken in strijd met de woonbestemming. In de jurisprudentie is echter bepaald dat het vestigen van een vrij beroep niet in strijd is met de woonbestemming, tenzij het bestemmingsplan het tegendeel bepaalt en het beroep door de bewoner van het pand wordt uitgeoefend, waarbij het woonhuis in overwegende mate de woonfunctie behoudt en de uitoefening van het beroep een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft, die met de woonfunctie in overeenstemming is. Het gaat veelal om een eenpersoonsberoep.

Of een bepaald gebruik in overeenstemming is met de functie woondoeleinden wordt beoordeeld aan de hand van de volgende criteria:

a. de aard van het gebruik

b. de omvang van het gebruik

c. de intensiteit van het gebruik

Ad a. Bij de aard van het gebruik kan men denken aan een beroep welke naar zijn aard (ernstige) hinder voor zijn omgeving oplevert, of welke naar zijn aard grote verkeersproblemen zal opleveren. Het gebruik mag immers geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer. Het mag evenmin een onevenredige parkeerdruk veroorzaken.

Ad b. Bij de omvang van het gebruik is relevant of het gebruik meerdere ruimten of gebouwen in beslag neemt, welk gedeelte van het gebouw door het gebruik in beslag wordt genomen, hoeveel vierkante meter het gebruik in beslag neemt.

Ad c. Bij de intensiteit van het gebruik kan worden gedacht aan frequent of incidenteel gebruik. Als nu blijkt dat het gebruik aldus een uitstraling heeft welke niet te rijmen valt met de gelegde woonbestemming, dan is het gebruik strijdig met de woonbestemming (zie ARRvS, AB 1993/163). Onder een vrije beroepsbeoefenaar wordt verstaan: iemand die wordt gevraagd om zijn individuele, persoonlijke kwaliteiten, die in het algemeen op artistiek of academisch/HBO-niveau liggen. In de praktijk is het onderscheid moeilijk aan te geven. Bij vrije beroepen valt te denken aan: advocaat, accountant-administratieconsulent, alternatieve genezer, belastingconsulent, bouwkundig architect, dierenarts, fysiotherapeut, gerechtsdeurwaarder, huidtherapeut, huisarts, interieurarchitect, juridisch adviseur, kunstenaar, logopedist, makelaar, medisch specialist, notaris, oefentherapeut, organisatieadviseur, orthopedagoog, psycholoog, raadgevend adviseur, redacteur, registeraccountant, stedenbouwkundige, tandarts, tandarts-specialist, (al dan niet beëdigd) tolkvertaler, tuin- en landschapsarchitect, verloskundige.

Aan huis verbonden beroepen in een vrijstaand bijbehorend bouwwerk

Voor het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken ten behoeve van een aan huis verbonden beroep is het nodig om bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bestemmingsplan. Hiertoe is een bevoegdheid voor burgemeester en wethouders opgenomen in artikel 7.6, onder a, en artikel 8.6, onder a.

Kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

Overige activiteiten, die niet vallen onder de aan huis verbonden beroepen, maar in bepaalde gevallen wel daarmee gelijk te stellen zijn, worden aangemerkt als beroeps- en/of bedrijfsmatige activiteiten, die niet rechtstreeks passen binnen de woonbestemming. Zij zijn daarom niet bij recht toegestaan in dit plan. Wel is het mogelijk voor deze activiteiten bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bestemmingsplan (zie artikel 7.6, onder b, en artikel 8.6, onder b) voor zover voorkomend op de bij dit plan behorende 'Staat van bedrijfsactiviteiten wonen-werken' (bijlage 2).

4.3.5 Referentiekader nadere eisen- en ontheffingsbevoegdheid

Een aantal planregels geven burgemeester en wethouders de bevoegdheid om het plan te wijzigen, ontheffing te verlenen of nadere eisen te stellen als bedoeld in artikel 3.6, lid 1, onder a, respectievelijk onder c, respectievelijk onder d, van de Wet ruimtelijke ordening.

De planregels geven een aantal criteria, die bij de uitoefening van deze bevoegdheden dienen te worden gehanteerd, te weten:

a. de woonsituatie;

b. het straat- en bebouwingsbeeld;

c. de verkeersveiligheid;

d. de sociale veiligheid;

e. de milieusituatie;

f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

In het onderstaande wordt nader uiteengezet hoe deze criteria moeten worden gehanteerd.

De woonsituatie

Ten aanzien van de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen dient rekening gehouden te worden met het instandhouden c.q. tot stand brengen van een redelijke lichttoetreding, alsmede de aanwezigheid van voldoende privacy.

Het straat- en bebouwingsbeeld

Ten aanzien van de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen dient te worden gestreefd naar het instandhouden c.q. tot stand brengen van een, in stedenbouwkundig opzicht, samenhangend straat- en bebouwingsbeeld. In het algemeen zal bij bebouwing worden gestreefd naar:

  • een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte;
  • een goede hoogte-breedteverhouding tussen de bebouwing onderling en een samenhang in bouwvorm/architectonisch beeld tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar georiënteerd is.

De verkeersveiligheid

Ten aanzien van de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen dient rekening te worden gehouden met het instandhouden c.q. tot stand brengen van een verkeersveilige situatie.

De sociale veiligheid

Ten aanzien van de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen dient te worden voorkomen dat een ruimtelijke situatie ontstaat die onoverzichtelijk, onherkenbaar en niet sociaal controleerbaar is.

De milieusituatie

Ten aanzien van de binnen een bestemming toegelaten gebruiksvormen dient rekening te worden gehouden met de milieuaspecten, zoals hinder voor omwonenden en verkeersaantrekkende werking.

De gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden

Ten aanzien van de binnen een bestemming toegelaten gebruiksvormen dient rekening te worden gehouden met de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, indien deze daardoor kunnen worden beïnvloed.

Hoofdstuk 5 Participatie

5.1 Inspraak

Het voorontwerp-bestemmingsplan 'Bedrijventerrein Koningsweg' heeft op grond van de Algemene Inspraakverordening Groningen 2005 van 22 juni tot en met 19 juli 2012 ter inzage gelegen. Gedurende deze termijn konden insprekers schriftelijk en digitaal hun mening over het plan kenbaar maken. Tijdens de inspraakperiode is één digitale reactie ontvangen. Deze is samengevat en beantwoord in het eindverslag van de inspraak. De inspraakreactie heeft aanleiding gegeven tot het wijzigen van de bestemming 'Bedrijventerrein' met de nadere aanduiding 'bedrijfswoning' van een perceel aan de Koningsweg in de bestemming 'Wonen - 1' . Voor de motivering wordt verwezen naar het eindverslag.

5.2 Overleg

In het kader van het overleg, als bedoeld in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is het voorontwerpbestemmingsplan gezonden aan het waterschap Noorderzijlvest, de provincie Groningen, Rijksdiensten, nutsbedrijven en andere adviseurs en belanghebbenden.

Dit heeft geleid tot een aantal schriftelijke reacties, die hieronder zijn samengevat en, voor zover ze daartoe aanleiding geven, van commentaar voorzien.

Brandweer Regio Groningen

Inhoud reactie

  1. a. In het plangebied is sprake van externe veiligheidsrisico's, veroorzaakt door het vervoer van gevaarlijke stoffen via het Van Starkenborghkanaal, het Eemskanaal, de N46 en de N360. Conform de Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen en het Provinciaal Basisnet Groningen is een verantwoording van het groepsrisico noodzakelijk.
  2. b. In de externe veiligheidsparagraaf wordt nog verwezen naar de circulaire 'Zonering langs hogedruk aardgastransportleidingen 1984'. Deze is per 1 januari 2011 vervangen door het Besluit externe veiligheid buisleidingen.
  3. c. In het bestemmingsplan wordt verwezen naar een risicoinventarisatie en een risicoanalyse. Beide stukken ontbreken in de bijlagen van het bestemmingsplan.
  4. d. Uit de beoordeling van het aspect bestrijdbaarheid blijkt dat de bereikbaarheid matig is en de bluswatervoorzieningen in het plangebied slecht zijn. Geadviseerd wordt om bij daadwerkelijke ontwikkelingen in het plangebied tijdig in overleg te gaan met brandweer Groningen om knelpunten te voorkomen.
  5. e. In de hoogbouw binnen het invloedsgebied van het Eemskanaal (Tasmantoren) zijn volgens artikel 9.1, onder b, van de planregels bijzondere vormen van huisvesting, zoals begeleid wonen, toegestaan. Gezien de grote omvang van het gebouw (meer dan 200 appartementen in 23 bouwlagen) kan dit leiden tot een grote concentratie van verminderd zelfredzame personen. Geadviseerd wordt om dit in de regels van het bestemmingsplan uit te sluiten.
  6. f. Geadviseerd wordt het advies van de regionale brandweer op te nemen in de bijlagen van het bestemmingsplan en samen te vatten in de externe veiligheidsparagraaf.

Commentaar

Ad a. Hieraan zal bij de vaststelling van het bestemmingsplan gevolg worden gegeven.

Ad b. De tekst is aangepast.

Ad c. De risicoinventarisatie en -analyse zijn opgenomen in het rapport 'Externe Veiligheid
bestemmingsplan bedrijventerrein Koningsweg' van de Milieudienst van de gemeente Groningen. Dit rapport zal met het ontwerpbestemmingsplan ter inzage worden gelegd.

Ad d. Hiervan is nota genomen.

Ad e. Onder bijzondere vormen van huisvesting, als bedoeld in artikel 9.1, onder b, valt alleen het gebruik voor wonen. Hieronder kunnen volgens dit artikelonderdeel naast gezinsbewoning ook minder traditionele woonvormen worden verstaan, zoals begeleid wonen. Voorwaarde is, dat er sprake is van nagenoeg zelfstandige bewoning. Functies, waar personen verblijven die in verband met een functionele beperking niet (meer) zelfstandig kunnen wonen, zoals gehandicapten of personen met een hoge leeftijd, vallen hier niet onder, maar onder de functie maatschappelijke dienstverlening. Deze functie is volgens artikel 9.1, onder d, weliswaar toegestaan, echter alleen op de begane grond. Omdat met name verblijf op de hoger gelegen verdiepingen negatieve gevolgen kan hebben voor de ontvluchtingsmogelijkheden en maatschappelijke dienstverlening daar is uitgesloten, worden regels, die een grote concentratie van verminderd redzame of niet redzame personen moeten uitsluiten, niet nodig geacht.

Ad f. Het advies van de regionale brandweer zal, evenals de externe veiligheidsstudie (rapport Externe Veiligheid bestemmingsplan bedrijventerrein Koningsweg, Milieudienst, april 2010), met het ontwerpbestemmingsplan ter inzage worden gelegd.

Tennet TSO B.V.

Inhoud reactie

Verzocht wordt om in de regels, die behoren bij de dubbelbestemming 'Leiding - Hoogspanningsverbinding', tevens het vereiste van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, voor te schrijven voor bepaalde activiteiten in of op de bodem.

Commentaar

Bij de dubbelbestemming 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' wordt het voorschrijven van een omgevingsvergunning voor aanlegactiviteiten niet noodzakelijk geacht, omdat deze bestemming een bovengrondse hoogspanningsverbinding regelt en ingrepen in de bodem niet rechtstreeks van invloed zijn op het veilig en doelmatig functioneren van de leiding. Bovendien geven de onderliggende bestemmingen hiertoe geen aanleiding en gaan de voorgestelde verboden, gelet op de bestemming, ook te ver (met name het verbod op opslag van goederen binnen de bestemming 'Bedrijventerrein').

Waterschap Noorderzijlvest

Inhoud reactie

Het voorontwerpbestemmingsplan geeft het waterschap geen aanleiding tot het maken van op- of aanmerkingen.

Provincie Groningen

Inhoud reactie

  1. a. Voor het veilig en onbelemmerd functioneren van vaarwegen en ten behoeve van het beheer en onderhoud dient vanaf de oeverlijn van het Van Starkenborghkanaal en het Eemskanaal een bebouwingsvrije zone van 20 meter in acht te worden genomen. In het bestemmingsplan is aan deze strook de bestemming 'Groen' gegeven, die bouwwerken geen gebouw zijnde toelaat en een afwijkingsbevoegdheid bevat voor het bouwen van gebouwen ten dienste van de bestemming en voor ondergeschikte gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde. Omdat niet is uit te sluiten, dat deze bouwmogelijkheden het functioneren van de beide vaarwegen kan belemmeren, wordt verzocht in de planregels te bepalen dat deze alleen zijn toegestaan als geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het veilig en doelmatig functioneren van de vaarweg en voorafgaand toestemming van de vaarwegbeheerder is verkregen.
  2. b. Vanuit het bedieningsgebouw van de Oostersluit dient een onbelemmerd zicht te zijn in zuidoostelijke richting. De zichtlijn is aangegeven op bijgevoegde tekening en valt over het meest westelijk gelegen plandeel, met de bestemming 'Groen'. Verzocht wordt in het bestemmingsplan op de gronden gelegen binnen de zichtlijn de oprichting van bouwwerken en de aanwezigheid van bomen uit te sluiten.
  3. c. Verzocht wordt om in artikel 5.3.1, onder b, van de planregels overeenkomstig het bepaalde in artikel 4.14, lid 1, van de Omgevingsverordening provincie Groningen de bouw van reclamemasten hoger dan 6 meter uit te sluiten.

Commentaar

Ad a en b. Aan deze opmerkingen is tegemoetgekomen door het opnemen van de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - vaarweg'. Hierbinnen mag , in afwijking van de overige ter plaatse voorkomende bestemmingen, niet worden gebouwd, anders dan ten behoeve van de vaarweg, en mogen bepaalde werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden, zoals het aanbrengen van bomen, niet zonder omgevingsvergunning worden uitgevoerd. Verwezen wordt verder naar de toelichting op artikel 14 in hoofdstuk 4, subparagraaf 4.3.1.


Ad c. De bestemming 'Groen' sluit het bouwen van reclamemasten al a priori uit.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid / Exploitatie

Onderzoek naar de economische uitvoerbaarheid van bestemmingsplannen heeft in het algemeen betrekking op nieuwe ontwikkelingen waarvoor bestemmingswijzigingen nodig zijn en die door de gemeente worden gerealiseerd. Het bestemmingsplan Bedrijventerrein Koningsweg heeft echter betrekking op een reeds bebouwd deel van de gemeente, waarbij de ontwikkelingen aan het particuliere initiatief worden overgelaten. De door de gemeente te maken kosten bestaan uitsluitend uit plankosten en de kosten van onderzoek, dat nodig is met het oog op de voorbereiding van het plan. Deze uitgaven komen ten laste van de algemene middelen van de gemeente.

Omdat het voorliggende plan een actualisering vormt van geldende planologische regelingen en voornamelijk de bestaande toestand vastlegt, hoeft geen exploitatieplan te worden vastgesteld. Voor zover functiewijziging heeft plaatsgevonden, is daarvoor vergunning verleend en strekt het voorliggende plan slechts tot inpassing daarvan. Voor het overige worden de bouwmogelijkheden, die volgens de vigerende regelingen bestaan, in het nieuwe bestemmingsplan niet gewijzigd of uitgebreid. Er doet zich dus geen mogelijkheid voor van kostenverhaal als bedoeld in afdeling 6.4 van de Wet ruimtelijke ordening.