Kranenburg-Stadspark
Bestemmingsplan - Groningen
Vastgesteld op 26-06-2013 - deels onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 plan:
het bestemmingsplan Kranenburg-Stadspark van de gemeente Groningen.
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0014.BP504KranenbStadsp-vg01 met de bijbehorende regels, de Staat van Bedrijfsactiviteiten (bijlage 1), de Staat van bedrijfsactiviteiten wonen-werken (bijlage2) en diverse milieubijlagen (waaronder bodem en externe veiligheid).
1.3 de verbeelding:
de verbeelding van het bestemmingsplan Kranenburg-Stadspark, met het identificatienummer NL.IMRO.0014.BP504KranenbStadsp-vg01 bestaande uit 2 kaartbladen.
1.4 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.5 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.6 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
1.7 bebouwingspercentage:
een op de kaart of in de regels aangegeven percentage, dat de grootte aangeeft van het deel van een bouwperceel, dat ten hoogste mag worden bebouwd.
1.8 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak.
1.9 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.10 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak.
1.11 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.12 bouwperceelgrens:
de grens van een bouwperceel.
1.13 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
1.14 maatvoeringsgrens:
een op de kaart aangegeven lijn, die de grens aanduidt van een maatvoeringsvlak.
1.15 maatvoeringsvlak:
een op de kaart geheel of gedeeltelijk door maatvoeringsgrenzen omsloten vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waarop bebouwingsregelingen van eenzelfde aard van toepassing zijn.
1.16 additionele voorzieningen:
voorzieningen, die een onderdeel vormen van en ondergeschikt zijn aan een bestemming of functie.
1.17 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
1.18 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een standplaats.
1.19 bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw, kapverdieping en dakopbouw ten behoeve van technische voorzieningen.
1.20 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.21 bijbehorend bouwwerk:
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw, of ander bouwwerk, met een dak. Een vrijstaand bijbehorend bouwwerk is tevens functioneel ondergeschikt aan het hoofdgebouw.
1.22 dak:
iedere bovenbeëindiging van een gebouw.
1.23 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
1.24 erf:
al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw.
1.25 evenementen:
grootschalige, periodieke, één- en/of meerdaagse manifestaties met een aanmerkelijke geluidproductie, zoals sportmanifestaties, concerten, voorstellingen, shows.
1.26 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.27 horeca - 1:
horecabedrijven gericht op het verstrekken van al dan niet voor consumptie ter plaatse bereide etenswaren, met als nevenactiviteit het verstrekken van zwak- en niet-alcoholische dranken zoals cafetaria's, snackbars, lunchrooms, grillrooms, shoarmazaken, broodjeszaken en daarmee vergelijkbare horecabedrijven.
1.28 horeca - 2:
horecabedrijven gericht op het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse met als nevenactiviteit het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken, zoals restaurants, bistro's en daarmee vergelijkbare horecabedrijven.
1.29 horeca - 3:
horecabedrijven gericht op het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken voor consumptie ter plaatse, met eventueel daaraan ondergeschikt het verstrekken van etenswaren of maaltijden voor gebruik ter plaatse, zoals (eet)café's, met uitzondering van discotheken en nachtclubs.
1.30 horeca - 5:
horecabedrijven gericht op het verstrekken van logies met als nevenactiviteiten het verstrekken van maaltijden of dranken voor gebruik ter plaatse, zoals hotels en pensions.
1.31 hoofdgebouw:
gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.
1.32 kantoor:
een ruimte die dient voor de uitoefening van administratieve, boekhoudkundige, financiële, organisatorische en/of zakelijke dienstverlening - niet zijnde detailhandel - al dan niet met een publiekgerichte baliefunctie.
1.33 kampeermiddel:
1. een tent, een tentwagen, een kampeerauto of een caravan.
2. enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voorzover geen bouwwerk zijnde,
één en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen of gewezen voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.
1.34 kap:
een door tenminste één hellend dakvlak omsloten dak dat meer dan 50% van de bovenste vloerlaag van de onderliggende verdieping omvat.
1.35 logies met ontbijt:
het verstrekken van gelegenheid tot overnachting met ontbijt als toeristisch-recreatieve voorziening in een woning en ondergeschikt aan de woonfunctie.
1.36 ondergeschikte detailhandel:
detailhandel die wordt uitgeoefend als onzelfstandig onderdeel van en in rechtstreeks verband met de hoofdactiviteit, die volgens het bestemmingsplan ter plaatse is toegestaan en daaraan naar aard en omvang ondergeschikt is.
1.37 permanente bewoning
bewoning van een verblijf als hoofdverblijf.
1.38 peil:
voor een bouwwerk op een bouwperceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
voor een bouwwerk op een bouwperceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
voor schepen: de waterspiegel.
1.39 standplaats voor straathandel:
het vanaf een vaste plaats op een openbare en in de openlucht gelegen plaats te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel aanbieden van diensten:
a. gebruikmakend van fysieke middelen, zoals een kraam, een wagen of een tafel;
b. door anderszins goederen uit te stallen of uitgestald te hebben om deze te koop aan te bieden, te verkopen of af te leveren.
1.40 standplaats voor woonwagen:
een kavel, bestemd voor het plaatsen van een woonwagen, waarop voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingnet van de openbare nutsbedrijven, andere instellingen of van gemeenten kunnen worden aangesloten.
1.41 voorerfgebied:
erf dat geen onderdeel is van het achtererfgebied.
1.42 woning:
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.
1.43 woongebouw:
een gebouw, dat meerdere naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden.
1.44 woonhuis:
een gebouw, dat één woning omvat, dan wel twee of meer naast elkaar en/of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat, en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid kan worden beschouwd.
1.45 woonwagen:
voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst.
1.46 woon-werkcombinaties:
het wonen in combinatie met aan de woonfunctie ondergeschikte kantoor- en werkfuncties in de vorm van aan huis verbonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 lengte, breedte en diepte van een gebouw:
tussen (de lijnen, getrokken door) de buitenzijde van de gevelvlakken en / of de buitenkant dakoverstek en/of het hart van de gemeenschappelijke scheidingsmuren.
2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.3 horizontale diepte van een gebouw:
de lengte van een gebouw, gemeten loodrecht vanaf de naar de weg gekeerde gevel.
2.4 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.5 de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.6 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.7 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.8 bruto vloeroppervlakte van een bouwlaag:
op de vloer van de bouwlaag, tussen de binnenzijde van de gevelmuren.
2.9 de hoogte van een windturbine:
vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.
Artikel 3 Uitmetingsverschillen
Voor zover op de kaart niet anders is aangegeven, wordt de vaststelling van afmetingen bepaald door middel van meting op de kaart, met dien verstande dat:
- a. de maatbepaling tot op 1 meter nauwkeurig geschiedt, en
- b. de maat van de openbare ruimte wordt berekend naar de ter plaatse geldende werkelijke situatie, behoudens indien de grenslijn van de bebouwing niet in de bestaande voorgevellijn is geprojecteerd.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 4 Bedrijventerrein
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bedrijven die zijn genoemd in de categorieën 1, 2 en 3.1 van de bij dit plan behorende Staat vanBedrijfsactiviteiten met uitzondering van geluidszoneringplichtige en risicovolle inrichtingen;
- b. kantoren;
- c. maatschappelijke dienstverlening, waaronder kinderdagverblijf, medische dienstverlening (gezondheidscentrum), openbaar bestuur, onderzoeksinstellingen;
- d. sport-, recreatie- en fitnessvoorzieningen;
- e. horeca-1 en horeca-2, met dien verstande dat deze functie uitsluitend is toegestaan tot maximaal 200 m2 brutovloeroppervlakte per vestiging;
- f. opleidingsinstituten voor bedrijfsopleidingen en hoger onderwijs;
- g. één facilitycentre of facilitypoint met voorzieningen ten behoeve van bedrijfsactiviteiten, zoals een congres- en infocentrum met vergaderruimte, uitzendbureau en ondersteunende dienstverlenende functies met ondersteunende kleinschalige detailhandelsvoorzieningen tot een gezamenlijke oppervlakte detailhandel van maximaal 300 m2 brutovloeroppervlakte;
- h. parkeervoorzieningen;
- i. een verkooppunt voor motorbrandstoffen met lpg ter plaatse van de aanduiding (vml) bij het garagebedrijf met detailhandel in auto's ter plaatse van de aanduiding (ga);
- j. bermen, taluds, groenvoorzieningen en waterlopen;
- k. additionele voorzieningen.
4.2 Bouwregels
4.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
a. de verblijfssituatie:
Ten aanzien van de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen dient rekening gehouden te worden met het instandhouden c.q. tot stand brengen van een redelijke lichttoetreding, alsmede de aanwezigheid van voldoende privacy.
b. het straat- en bebouwingsbeeld:
Ten aanzien van de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen dient te worden gestreefd naar het instandhouden c.q. tot stand brengen van een, in stedenbouwkundig opzicht, samenhangend straat- en bebouwingsbeeld. In het algemeen zal bij bebouwing worden gestreefd naar:
- een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte;
- een goede hoogte-breedteverhouding tussen de bebouwing onderling en een samenhang in bouwvorm/architectonisch beeld tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar georiënteerd is.
c. de verkeersveiligheid:
Ten aanzien van de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen dient rekening te worden gehouden met het instandhouden c.q. tot stand brengen van een verkeersveilige situatie.
d. de sociale veiligheid:
Ten aanzien van de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen dient te worden voorkomen dat een ruimtelijke situatie ontstaat die onoverzichtelijk, onherkenbaar en niet sociaal controleerbaar is.
e. de milieusituatie:
Ten aanzien van de binnen een bestemming toegelaten gebruiksvormen dient rekening te worden gehouden met de milieuaspecten, zoals hinder voor omwonenden en een verkeersaantrekkende werking.
f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden:
Ten aanzien van de binnen een bestemming toegelaten gebruiksvormen dient rekening te worden gehouden met de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, indien deze daardoor kunnen worden beïnvloed.
4.4 Afwijken van de bouwregels
4.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik in strijd met een bestemmingsplan, zoals bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijven, behorende tot een andere milieucategorie dan die welke volgens lid 4.1 onder a. zijn toegestaan;
- b. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel (uitgezonderd het facility-point en detailhandel in auto's ter plaatse van de aanduiding garagebedrijf (ga);
- c. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bewoning;
- d. het gebruik van de gronden voor recreatief nachtverblijf.
4.6 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
- a. lid 4.5 onder a juncto lid 4.1 voor de vestiging van bedrijven die naar de aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die zijn genoemd in de categorieën 1, 2 en 3.1 van de bij dit plan behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten, mits het geen geluidszoneringplichtige of risicovolle inrichtingen betreft;
- b. lid 4.1 onder a, juncto lid 4.5 onder b, voor het gebruik van gronden en bouwwerken voor ondergeschikte detailhandel, met dien verstande dat de verkoopvloeroppervlakte niet meer mag bedragen dan 250 m2 en dat detailhandel in voedings- en genotmiddelen niet is toegestaan.
Artikel 5 Cultuur En Ontspanning
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'cultuur en ontspanning' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. theater en schouwburg;
- b. tentoonstellingen en evenementen;
- c. lezingen en congressen;
- d. sportevenementen en fitness;
- e. ondersteunende ondergeschiktehoreca-1, horeca-2 en/of horeca-3, inclusief vergaderfaciliteiten;
- f. parkeervoorzieningen;
- g. bermen, taluds, groenvoorzieningen en waterlopen;
- h. additionele voorzieningen.
5.2 Bouwregels
5.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
a. de woonsituatie:
Ten aanzien van de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen dient rekening gehouden te worden met het instandhouden c.q. tot stand brengen van een redelijke lichttoetreding, alsmede de aanwezigheid van voldoende privacy.
b. het straat- en bebouwingsbeeld:
Ten aanzien van de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen dient te worden gestreefd naar het instandhouden c.q. tot stand brengen van een, in stedenbouwkundig opzicht, samenhangend straat- en bebouwingsbeeld. In het algemeen zal bij bebouwing worden gestreefd naar:
- een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte;
- een goede hoogte-breedteverhouding tussen de bebouwing onderling en een samenhang in bouwvorm/architectonisch beeld tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar georiënteerd is.
c. de verkeersveiligheid:
Ten aanzien van de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen dient rekening te worden gehouden met het instandhouden c.q. tot stand brengen van een verkeersveilige situatie;
d. de sociale veiligheid:
Ten aanzien van de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen dient te worden voorkomen dat een ruimtelijke situatie ontstaat die onoverzichtelijk, onherkenbaar en niet sociaal controleerbaar is.
e. de milieusituatie:
Ten aanzien van de binnen een bestemming toegelaten gebruiksvormen dient rekening te worden gehouden met de milieuaspecten, zoals hinder voor omwonenden en een verkeersaantrekkende werking.
f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden:
Ten aanzien van de binnen een bestemming toegelaten gebruiksvormen dient rekening te worden gehouden met de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, indien deze daardoor kunnen worden beïnvloed.
5.4 Afwijken van de bouwregels
Artikel 6 Groen
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. groenvoorzieningen;
- b. bermen en beplantingen;
- c. recreatieve voorzieningen;
- d. een specifieke vorm van cultuur en ontspanning in de vorm van een stadsmarkering ter plaatse van de aanduiding (sco-stm);
- e. een speelvoorziening in de vorm van een skatevoorziening/skeelerbaan ter plaatse van de aanduiding (ske);
- f. een kinderboerderij, ter plaatse van de aanduiding (kb) met kleinschalige horeca 1 en of 2;
- g. fiets- en voetpaden;
- h. nutsvoorzieningen;
- i. waterlopen en waterpartijen;
- j. een zend-/ontvangstinstallatie, ter plaatse van de aanduiding (zo);
- k. een nutsvoorziening, ter plaatse van de aanduiding (nv);
- l. additionele voorzieningen.
6.2 Bouwregels
6.3 Afwijken van de bouwregels
Artikel 7 Horeca
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. horecabedrijven in de categorieën horeca - 1, horeca - 2 en horeca - 5, zoals aangegeven op de kaart;
- b. parkeervoorzieningen;
- c. additionele voorzieningen
7.2 Bouwregels
7.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
a. de woonsituatie:
Ten aanzien van de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen dient rekening gehouden te worden met het instandhouden c.q. tot stand brengen van een redelijke lichttoetreding, alsmede de aanwezigheid van voldoende privacy.
b. het straat- en bebouwingsbeeld:
Ten aanzien van de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen dient te worden gestreefd naar het instandhouden c.q. tot stand brengen van een, in stedenbouwkundig opzicht, samenhangend straat- en bebouwingsbeeld. In het algemeen zal bij bebouwing worden gestreefd naar:
- een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte;
- een goede hoogte-breedteverhouding tussen de bebouwing onderling en een samenhang in bouwvorm/architectonisch beeld tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar georiënteerd is.
c. de verkeersveiligheid:
Ten aanzien van de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen dient rekening te worden gehouden met het instandhouden c.q. tot stand brengen van een verkeersveilige situatie.
d. de sociale veiligheid:
Ten aanzien van de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen dient te worden voorkomen dat een ruimtelijke situatie ontstaat die onoverzichtelijk, onherkenbaar en niet sociaal controleerbaar is.
e. de milieusituatie:
Ten aanzien van de binnen een bestemming toegelaten gebruiksvormen dient rekening te worden gehouden met de milieuaspecten, zoals hinder voor omwonenden en een verkeersaantrekkende werking.
f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden:
Ten aanzien van de binnen een bestemming toegelaten gebruiksvormen dient rekening te worden gehouden met de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, indien deze daardoor kunnen worden beïnvloed.
7.4 Afwijken van de bouwregels
Artikel 8 Kantoor
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'kantoor' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. kantoren;
- b. maatschappelijke dienstverlening, waaronder kinderdagverblijf, medische dienstverlening (gezondheidscentrum), openbaar bestuur, onderzoeksinstellingen;
- c. bedrijven die zijn genoemd in de categorieën 1 en 2 van de bij dit plan behorende Staat vanBedrijfsactiviteiten, met uitzondering van geluidszoneringplichtige en risicovolle inrichtingen;
- d. sport-, recreatie- en fitnessvoorzieningen;
- e. horeca-1 en horeca-2, met dien verstande dat deze functie uitsluitend is toegestaan tot maximaal 200 m2 brutovloeroppervlakte per pand;
- f. opleidingsinstituten voor bedrijfsopleidingen en hoger onderwijs;
- g. detailhandel, alleen kleine eenheden tot maximaal 150 m2 per eenheid met een maximum van 4 stuks;
- h. parkeervoorzieningen en fietsenbergingen;
- i. additionele voorzieningen.
8.2 Bouwregels
8.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
a. de woonsituatie:
Ten aanzien van de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen dient rekening gehouden te worden met het instandhouden c.q. tot stand brengen van een redelijke lichttoetreding, alsmede de aanwezigheid van voldoende privacy;
b. het straat- en bebouwingsbeeld:
Ten aanzien van de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen dient te worden gestreefd naar het instandhouden c.q. tot stand brengen van een, in stedenbouwkundig opzicht, samenhangend straat- en bebouwingsbeeld. In het algemeen zal bij bebouwing worden gestreefd naar:
- een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte;
- een goede hoogte/breedteverhouding tussen de bebouwing onderling en een samenhang in bouwvorm/architectonisch beeld tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar georiënteerd is;
c. de verkeersveiligheid:
Ten aanzien van de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen dient rekening te worden gehouden met het instandhouden c.q. tot stand brengen van een verkeersveilige situatie;
d. de sociale veiligheid:
Ten aanzien van de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen dient te worden voorkomen dat een ruimtelijke situatie ontstaat die onoverzichtelijk, onherkenbaar en niet sociaal controleerbaar is;
e. de milieusituatie:
Ten aanzien van de binnen een bestemming toegelaten gebruiksvormen dient rekening te worden gehouden met de milieuaspecten, zoals hinder voor omwonenden en een verkeersaantrekkende werking;
f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden:
Ten aanzien van de binnen een bestemming toegelaten gebruiksvormen dient rekening te worden gehouden met de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, indien deze daardoor kunnen worden beïnvloed.
8.4 Afwijken van de bouwregels
Artikel 9 Maatschappelijk
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. maatschappelijke, religieuze, onderwijs, educatieve en sociale voorzieningen, waaronder begrepen voorzieningen voor kinderopvang, (scouting)verenigingen en gemeenschapsruimten voor De Kring;
- b. kassen, ter plaatse van de aanduiding (ks);
- c. wegen en paden;
- d. parkeervoorzieningen;
- e. groenvoorzieningen;
- f. water;
- g. additionele voorzieningen.
9.2 Bouwregels
9.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
a. de woonsituatie:
Ten aanzien van de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen dient rekening gehouden te worden met het instandhouden c.q. tot stand brengen van een redelijke lichttoetreding, alsmede de aanwezigheid van voldoende privacy.
b. het straat- en bebouwingsbeeld:
Ten aanzien van de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen dient te worden gestreefd naar het instandhouden c.q. tot stand brengen van een, in stedenbouwkundig opzicht, samenhangend straat- en bebouwingsbeeld. In het algemeen zal bij bebouwing worden gestreefd naar:
- een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte;
- een goede hoogte-breedteverhouding tussen de bebouwing onderling en een samenhang in bouwvorm/architectonisch beeld tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar georiënteerd is.
c. de verkeersveiligheid:
Ten aanzien van de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen dient rekening te worden gehouden met het instandhouden c.q. tot stand brengen van een verkeersveilige situatie.
d. de sociale veiligheid:
Ten aanzien van de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen dient te worden voorkomen dat een ruimtelijke situatie ontstaat die onoverzichtelijk, onherkenbaar en niet sociaal controleerbaar is.
e. de milieusituatie:
Ten aanzien van de binnen een bestemming toegelaten gebruiksvormen dient rekening te worden gehouden met de milieuaspecten, zoals hinder voor omwonenden en een verkeersaantrekkende werking.
f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden:
Ten aanzien van de binnen een bestemming toegelaten gebruiksvormen dient rekening te worden gehouden met de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, indien deze daardoor kunnen worden beïnvloed.
9.4 Afwijken van de bouwregels
Artikel 10 Recreatie
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'recreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. dagrecreatieve voorzieningen;
- b. verblijfsrecreatieve voorzieningen;
- c. volkstuinen, ter plaatse van de aanduiding (vt);
- d. een kampeerterrein, ter plaatse van de aanduiding (kt);
- e. een bedrijfswoning, ter plaatse van de aanduiding (bw);
- f. additionele voorzieningen.
10.2 Bouwregels
10.3 Afwijken van de bouwregels
10.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik in strijd met het bestemmingsplan, zoals bedoeld in lid 2.1, eerste lid, onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel;
- b. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van permanente bewoning.
Artikel 11 Sport
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. sportbeoefening;
- b. sportvoorzieningen;
- c. evenementen op het terrein van de drafbaan, waaronder circussen, het Bevrijdingsfestival en de viering van Gronings Ontzet, tot een maximum van 12 dagen per jaar (zie artikel 4.5.5. van de toelichting);
- d. sportkantines en tribunes, inclusief horeca 1-en of 2 in de tribuneruimte van de drafbaan;
- e. parkeren, ter plaatse van de aanduiding (p), bij overloop van grootschalige evenementen;
- f. additionele voorzieningen.
11.2 Bouwregels
11.3 Afwijken van de bouwregels
Artikel 12 Verkeer
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegen, fiets- en voetpaden;
- b. parkeervoorzieningen, waaronder een parkeerterrein ter plaatse van de aanduiding (p) en een parkeergarage ter plaatse van de aanduiding (pg);
- c. een horecagelegenheid, ter plaatse van de aanduiding (h=1) aan de westzijde van de ingang van de parkeergarage van het Martini Trade Park met een oppervlakte van maximaal 50 m2;
- d. een kunstwerk ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van cultuur en ontspanning' (sco-kw) tegenover de ingang van Martiniplaza;
- e. een waterkering ter plaatse van de aanduiding (wk);
- f. nutsvoorzieningen;
- g. bermen, taluds, groenvoorzieningen en waterlopen;
- h. een standplaats voor straathandel, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - standplaats' (sdh-stp);
- i. additionele voorzieningen.
12.2 Bouwregels
12.3 Afwijken van de bouwregels
Artikel 13 Water
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. water;
- b. bermen en groenvoorzieningen;
- c. additionele voorzieningen, waaronder bruggen, dammen en/of duikers.
13.2 Bouwregels
Artikel 14 Wonen - 1
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen;
- b. logies met ontbijt, met dien verstande dat deze functie uitsluitend mag worden uitgeoefend in het hoofdgebouw en ten dienste van deze functie maximaal twee (slaap)kamers voor toeristisch-recreatief nachtverblijf mogen worden gebruikt;
- c. wonen met bedrijven die zijn genoemd in de categorieën 1 en 2 van de bij dit plan behorende Staat van bedrijfsactiviteiten voor het gebied van de Peizer Driehoek (begrensd door Zuiderweg, Eemsgolaan en Peizerweg), met uitzondering van geluidzonderingplichtige en risicovolle inrichtingen ter plaatse met de aanduiding 'bedrijf' (b);
- d. wonen met kantoor en/of dienstverlening, ter plaatse van de aanduiding 'kantoor (k) voor het gebied van de Peizer Driehoek, met dien verstande dat deze functie minimaal 20% van de oppervlakte van het gebouw moet bedragen en maximaal 50% van de oppervlakte van het gebouw mag bedragen;
- e. additionele voorzieningen.
14.2 Bouwregels
14.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
a. de woonsituatie:
Ten aanzien van de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen dient rekening gehouden te worden met het instandhouden c.q. tot stand brengen van een redelijke lichttoetreding, alsmede de aanwezigheid van voldoende privacy.
b. het straat- en bebouwingsbeeld:
Ten aanzien van de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen dient te worden gestreefd naar het instandhouden c.q. tot stand brengen van een, in stedenbouwkundig opzicht, samenhangend straat- en bebouwingsbeeld. In het algemeen zal bij bebouwing worden gestreefd naar:
- een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte;
- een goede hoogte-breedteverhouding tussen de bebouwing onderling en een samenhang in bouwvorm/architectonisch beeld tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar georiënteerd is.
c. de verkeersveiligheid:
Ten aanzien van de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen dient rekening te worden gehouden met het instandhouden c.q. tot stand brengen van een verkeersveilige situatie.
d. de sociale veiligheid:
Ten aanzien van de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen dient te worden voorkomen dat een ruimtelijke situatie ontstaat die onoverzichtelijk, onherkenbaar en niet sociaal controleerbaar is;
e. de milieusituatie:
Ten aanzien van de binnen een bestemming toegelaten gebruiksvormen dient rekening te worden gehouden met de milieuaspecten, zoals hinder voor omwonenden en een verkeersaantrekkende werking.
f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden:
Ten aanzien van de binnen een bestemming toegelaten gebruiksvormen dient rekening te worden gehouden met de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, indien deze daardoor kunnen worden beïnvloed.
14.4 Afwijken van de bouwregels
14.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik in strijd met een bestemmingsplan, zoals bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning;
- b. het gebruik van aangebouwde bijbehorende bouwwerken voor zelfstandige bewoning;
- c. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van standplaatsen voor woonwagens;
- d. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken ten behoeve van een aan huis verbonden beroep;
- e. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsmatige activiteiten, voor zover dit niet uitdrukkelijk op grond van lid 14.1 is toegestaan.
14.6 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
- a. lid 14.5 onder d voor het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken ten behoeve van een aan huis verbonden beroep tot een maximum van 70m². Het gestelde in lid 14.4.2 onder b, c, e en f is hierbij van overeenkomstige toepassing;
- b. lid 14.5 onder e voor het gebruik van hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken ten behoeve van een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit tot een maximum van 70 m² en voor zover voorkomend op de bij dit plan behorende Staat van bedrijfsactiviteiten wonen-werken. Het gestelde in lid 14.4.2 onder b, c, e en f is hierbij van overeenkomstige toepassing.
14.7 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de situering en de vorm van de op de kaart aangegeven bouwvlakken worden gewijzigd dan wel op de kaart nieuwe bouwvlakken worden aangegeven, mits:
- a. de geluidbelasting vanwege het wegverkeer van geluidgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een verkregen hogere grenswaarde;
- b. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de woonsituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid, de milieusituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Het gestelde in lid 14.3 is hierbij van overeenkomstige toepassing.
Artikel 15 Wonen - 2
15.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen;
- b. logies met ontbijt, met dien verstande dat deze functie uitsluitend mag worden uitgeoefend in het hoofdgebouw en ten dienste van deze functie maximaal twee (slaap)kamers voor toeristisch-recreatief nachtverblijf mogen worden gebruikt;
- c. additionele voorzieningen.
15.2 Bouwregels
15.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
a. de woonsituatie:
Ten aanzien van de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen dient rekening gehouden te worden met het instandhouden c.q. tot stand brengen van een redelijke lichttoetreding, alsmede de aanwezigheid van voldoende privacy.
b. het straat- en bebouwingsbeeld:
Ten aanzien van de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen dient te worden gestreefd naar het instandhouden c.q. tot stand brengen van een, in stedenbouwkundig opzicht, samenhangend straat- en bebouwingsbeeld. In het algemeen zal bij bebouwing worden gestreefd naar:
- een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte;
- een goede hoogte-breedteverhouding tussen de bebouwing onderling en een samenhang in bouwvorm/architectonisch beeld tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar georiënteerd is.
c. de verkeersveiligheid:
Ten aanzien van de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen dient rekening te worden gehouden met het instandhouden c.q. tot stand brengen van een verkeersveilige situatie.
d. de sociale veiligheid:
Ten aanzien van de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen dient te worden voorkomen dat een ruimtelijke situatie ontstaat die onoverzichtelijk, onherkenbaar en niet sociaal controleerbaar is;
e. de milieusituatie:
Ten aanzien van de binnen een bestemming toegelaten gebruiksvormen dient rekening te worden gehouden met de milieuaspecten, zoals hinder voor omwonenden en een verkeersaantrekkende werking.
f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden:
Ten aanzien van de binnen een bestemming toegelaten gebruiksvormen dient rekening te worden gehouden met de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, indien deze daardoor kunnen worden beïnvloed.
15.4 Afwijken van de bouwregels
15.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik in strijd met een bestemmingsplan, zoals bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning;
- b. het gebruik van aangebouwde bijbehorende bouwwerken voor zelfstandige bewoning;
- c. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van standplaatsen voor woonwagens;
- d. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken ten behoeve van een aan huis verbonden beroep;
- e. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsmatige activiteiten, voor zover dit niet uitdrukkelijk op grond van lid 15.1 is toegestaan.
15.6 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
- a. lid 15.5 onder d voor het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken ten behoeve van een aan huis verbonden beroep tot een maximum van 70m². Het gestelde in lid 15.4.2 onder b, c, e en f is hierbij van overeenkomstige toepassing;
- b. lid 15.5 onder e voor het gebruik van hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken ten behoeve van een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit tot een maximum van 70 m² en voor zover voorkomend op de bij dit plan behorende Staat van bedrijfsactiviteiten wonen-werken. Het gestelde in lid 15.4.2 onder b, c, e en f is hierbij van overeenkomstige toepassing.
15.7 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de situering en de vorm van de op de kaart aangegeven bouwvlakken worden gewijzigd dan wel op de kaart nieuwe bouwvlakken worden aangegeven, mits:
- a. de geluidbelasting vanwege het wegverkeer van geluidgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een verkregen hogere grenswaarde;
- b. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de woonsituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid, de milieusituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Het gestelde in lid 15.3 is hierbij van overeenkomstige toepassing.
Artikel 16 Wonen - Woonwagens
16.1 Bestemmingsomschrijving
De op de kaart voor 'wonen-woonwagens' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen in woonwagens;
- b. groen en water;
- c. parkeren;
- d. woonstraten;
- e. additionele voorzieningen.
16.2 Bouwregels
16.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
a. de woonsituatie:
Ten aanzien van de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen dient rekening gehouden te worden met het instandhouden c.q. tot stand brengen van een redelijke lichttoetreding, alsmede de aanwezigheid van voldoende privacy;
b. het straat- en bebouwingsbeeld:
Ten aanzien van de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen dient te worden gestreefd naar het instandhouden c.q. tot stand brengen van een, in stedenbouwkundig opzicht, samenhangend straat- en bebouwingsbeeld. In het algemeen zal bij bebouwing worden gestreefd naar:
- een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte;
- een goede hoogte-breedteverhouding tussen de bebouwing onderling en een samenhang in bouwvorm/architectonisch beeld tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar georiënteerd is;
c. de verkeersveiligheid:
Ten aanzien van de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen dient rekening te worden gehouden met het instandhouden c.q. tot stand brengen van een verkeersveilige situatie;
d. de sociale veiligheid:
Ten aanzien van de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen dient te worden voorkomen dat een ruimtelijke situatie ontstaat die onoverzichtelijk, onherkenbaar en niet sociaal controleerbaar is;
e. de milieusituatie:
Ten aanzien van de binnen een bestemming toegelaten gebruiksvormen dient rekening te worden gehouden met de milieuaspecten, zoals hinder voor omwonenden en een verkeersaantrekkende werking;
f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden:
Ten aanzien van de binnen een bestemming toegelaten gebruiksvormen dient rekening te worden gehouden met de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, indien deze daardoor kunnen worden beïnvloed.
16.4 Afwijken van de bouwregels
16.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in lid 7.10, lid 1 van de Wet ruimtelijke ordening wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van woonwagens voor andere doeleinden dan wonen;
- b. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning;
- c. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken ten behoeve van een aan huis verbonden beroep;
- d. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsmatige activiteiten, voor zover dit niet uitdrukkelijk op grond van lid 16.1 is toegestaan.
16.6 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van:
- a. lid 16.5 onder d voor het gebruik van bijbehorende bouwwerken ten behoeve van een aan huis verbonden beroep tot een maximum van 70m². Het gestelde in lid 16.3 is hierbij van overeenkomstige toepassing;
- b. lid 16.5 onder e voor het gebruik van hoofd- en bijbehorende bouwwerken ten behoeve van een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit tot een maximum van 70m² en voor zover voorkomend op de bij dit plan behorende 'Lijst van bedrijfstypen wonen-werken'. Het gestelde in lid 16.3 is hierbij van overeenkomstige toepassing.
16.7 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming van de gronden op De Kring waar de woonwagens zijn gesitueerd ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone-wijzigingsbevoegdheid 1' wijzigen in de bestemming Wonen -1 - , mits de maximale bouwhoogte niet meer bedraagt dan 7 meter.
Voor het overige zijn de planregels van de bestemming Wonen -1- in artikel 14 van overeenkomstige toepassing.
De bovenstaande wijzigingsbevoegdheid kan slechts worden toegepast, mits:
- geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de woonsituatie, het straat-en bebouwingsbeeld, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid, de milieusituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Het gestelde in lid 16.3 is hierbij van overeenkomstige toepassing.
Artikel 17 Leiding - Gas
17.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg, de instandhouding en bescherming van aardgastransportleidingen.
17.2 Bouwregels
Er zijn wat de bebouwing betreft, in afwijking van de bepalingen bij de andere voorkomende bestemming(en), uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde toegestaan ten behoeve van de aardgastransportleidingen tot een maximale bouwhoogte van 3 meter.
17.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 17.2 ten behoeve van de bouw van in de andere bestemming(en) genoemde bouwwerken, geen gebouw zijnde, na voorafgaand overleg met de betreffende leidingbeheerder en mits geen afbreuk wordt gedaan aan het veilig en doelmatig functioneren van de aardgastransportleiding.
17.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden
Artikel 18 Waarde - Archeologie 1
18.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 1' aangewezen gronden zijn, naast het bepaalde in de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen, bestemd voor het behoud van archeologische waarden.
18.2 Bouwregels
Voor het bouwen van bouwwerken met een grotere oppervlakte dan 50 m2 en een grotere diepte dan 0,30 meter beneden maaiveld, waarvoor een omgevingsvergunning is vereist, geldt dat deze uitsluitend mogen worden gebouwd nadat de aanvrager een archeologisch rapport heeft overlegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld. Indien archeologische waarden worden aangetroffen, dient een advies te worden ingewonnen ten aanzien van de voorgenomen werken bij een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.
18.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bouwwerken. De nadere eisen zijn erop gericht de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) te behouden.
18.4 Afwijken van de bouwregels
18.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
18.6 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen door de bestemming Waarde - Archeologie - 1 van de verbeelding te verwijderen indien op basis van archeologisch onderzoek door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.
Artikel 19 Waarde - Archeologie 2
19.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, naast het bepaalde in de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen, bestemd voor het behoud van archeologische waarden.
19.2 Bouwregels
Voor het bouwen van bouwwerken met een grotere oppervlakte dan 200 m2 en een grotere diepte dan 0,3 meter beneden maaiveld, waarvoor een omgevingsvergunning is vereist, geldt dat deze uitsluitend mogen worden gebouwd nadat de aanvrager een archeologisch rapport heeft overlegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld. Indien archeologische waarden worden aangetroffen, dient een advies te worden ingewonnen ten aanzien van de voorgenomen werken bij een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.
19.3 Afwijken van de bouwregels
19.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden
19.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen door de bestemming 'Waarde - Archeologie - 2' van de kaart te verwijderen indien op basis van archeologisch onderzoek door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 20 Anti-dubbeltelbepaling
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 21 Bijzondere Aanduidingsregels - Geluidzone Industrie
21.1 Geluidzone industrie
De gronden ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone industrie' zijn, naast het bepaalde in de voor die gronden aangewezen bestemmingen, mede bestemd voor een 'geluidzone-industrie'.
21.2 Geluidgevoelige functies
De geluidgevoelige functies die zijn toegestaan op grond van het bepaalde in de regels bij de andere op deze gronden van toepassing zijnde bestemmingen zijn uitsluitend toegestaan, mits de geluidbelasting vanwege het industrieterrein op de gevels van deze geluidgevoelige gebouwen niet hoger is dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een verkregen hogere grenswaarde.
Artikel 22 Uitsluiting Aanvullende Werking Bouwverordening
De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behalve ten aanzien van de volgende onderwerpen:
- a. de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
- b. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
- c. de parkeergelegenheid en de laad- en losmogelijkheden;
- d. de ruimte tussen bouwwerken.
Artikel 23 Algemene Afwijkingsbevoegdheid
23.1 Afwijkingsbevoegdheid
Voor zover zulks niet op grond van een andere bepaling van de regels kan worden toegestaan, kunnen burgemeester en wethouders bij een omgevingsvergunning afwijken van de bepalingen van het plan:
- a. van de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot maximaal 10% van die maten, afmetingen en percentages en/of van de bij recht in de regels en/of op de plankaart gegeven maten en afmetingen tot maximaal 1 meter;
- b. voor aanpassing in geringe mate van het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
- c. voor overschrijding van de bouw- en/of maatvoeringsgrenzen:
1. indien een meetverschil of de situatie ter plekke daartoe aanleiding geeft;
2. ten behoeve van stoepen, toegangen, portieken, hellingbanen, buitentrappen, terrassen, erkers, balkons, luifels, hijsinrichtingen, lift- en trappenhuizen alsmede naar de aard vergelijkbare delen van bouwwerken; - d. voor overschrijding van de bouwhoogte van gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers, lichtkappen en buitentrappen, mits:
1. de oppervlakte van de vergroting maximaal 25 m² bedraagt;
2. deze bouwhoogte met maximaal 25% wordt overschreden; - e. voor het oprichten van kleine, niet voor bewoning bestemde, gebouwtjes voor zakelijke doeleinden, zoals kiosken en naar aard en omvang daarmee gelijk te stellen gebouwtjes, met een maximale inhoud van 50 m3;
- f. voor het oprichten van bouwwerken van openbaar nut en voor duurzame energieopwekking, zoals abri's, telefooncellen, transformatorhuisjes, gasreduceerstations, pompgebouwen voor warmte-koudeopslag en daarmee gelijk te stellen bouwwerken met een maximale inhoud van 200 m3;
- g. voor het oprichten van containers voor het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen, als bedoeld in artikel 1.1., eerste lid, Wet milieubeheer, met een maximale inhoud van 200m3, met dien verstande dat voor ondergrondse containers geen maatvoeringsbeperkingen gelden;
- h. voor het realiseren van voorzieningen ten behoeve van de verkeers- en waterinfrastructuur;
- i. voor het oprichten van bouwwerken, geen gebouw zijnde, zoals vlaggenmasten, reclame-uitingen tot een maximale hoogte van 6 meter, gedenktekens, beeldhouwwerken en andere kunstuitingen;
- j. voor het innemen van een standplaats voor straathandel;
- k. voor het oprichten van geluidwerende voorzieningen met een bouwhoogte van maximaal 4 meter;
- l. voor overschrijding van de toegestane bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot maximaal 10 meter vanaf peil, met dien verstande dat voor reclame-uitingen een maximale hoogte van 6 meter geldt;
- m. voor overschrijding van de toegestane bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten, tot maximaal 40 meter vanaf peil.
23.2 Voorwaarden voor afwijken
Afwijken van de regels met toepassing van lid 23.1 is slechts mogelijk, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- a. het straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de woonsituatie;
- c. de verkeersveiligheid;
- d. de sociale veiligheid;
- e. de milieusituatie;
- f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 24 Overgangsrecht
24.1 Overgangsrecht bouwwerken
- 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- 2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
- 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
24.2 Overgangsrecht gebruik
- 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 25 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan Kranenburg-Stadspark.
Bijlagen
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
SBI-code | SBI-code 2008 | nr. | omschrijving | cat. | |
01 | 01 | - | landbouw en dienstverlening t.b.v. de landbouw | ||
014 | 016 | 4 | - plantsoenendiensten en hoveniersbedrijven: b.o. <= 500 m² | 2 | |
014 | 016 | 3 | - plantsoenendiensten en hoveniersbedrijven: b.o. > 500 m² | 3.1 | |
15 | 10, 11 | - | vervaardiging van voedingsmiddelen en dranken | ||
151 | 101, 102 | 0 | Slachterijen en overige vleesverwerking: | ||
151 | 101, 102 | 1 | - slachterijen en pluimveeslachterijen | 3.2 | |
151 | 101 | 3 | - bewerkingsinrichting van darmen en vleesafval | 4.2 | |
151 | 101 | 4 | - vleeswaren- en vleesconservenfabrieken: p.o. > 1000 m² | 3.2 | |
151 | 101 | 5 | - vleeswaren- en vleesconservenfabrieken: p.o. <= 1000 m² | 3.1 | |
151 | 101 | 6 | - vleeswaren- en vleesconservenfabrieken: p.o. <= 200 m² | 3.1 | |
151 | 101, 102 | 7 | - loonslachterijen | 3.1 | |
151 | 108 | 8 | - vervaardiging van snacks en vervaardiging van kant-en-klaar-maaltijden met p.o. < 2.000 m² | 3.1 | |
152 | 102 | 0 | Visverwerkingsbedrijven: | ||
152 | 102 | 2 | - conserveren | 4.1 | |
152 | 102 | 3 | - roken | 4.2 | |
152 | 102 | 4 | - verwerken anderszins: p.o.> 1000 m² | 4.2 | |
152 | 102 | 5 | - verwerken anderszins: p.o. <= 1000 m² | 3.2 | |
152 | 102 | 6 | - verwerken anderszins: p.o. <= 300 m² | 3.1 | |
1531 | 1031 | 0 | Aardappelprodukten fabrieken: | ||
1531 | 1031 | 1 | - vervaardiging van aardappelproducten | 4.2 | |
1531 | 1031 | 2 | - vervaardiging van snacks met p.o. < 2.000 m² | 3.1 | |
1532, 1533 | 1032, 1039 | 0 | Groente- en fruitconservenfabrieken: | ||
1532, 1533 | 1032, 1039 | 1 | - jam | 3.2 | |
1532, 1533 | 1032, 1039 | 2 | - groente algemeen | 3.2 | |
1532, 1533 | 1032, 1039 | 3 | - met koolsoorten | 3.2 | |
1532, 1533 | 1032, 1039 | 4 | - met drogerijen | 4.2 | |
1532, 1533 | 1032, 1039 | 5 | - met uienconservering (zoutinleggerij) | 4.2 | |
1541 | 104101 | 0 | Vervaardiging van ruwe plantaardige en dierlijke oliën en vetten: | ||
1541 | 104101 | 1 | - p.c. < 250.000 t/j | 4.1 | |
1541 | 104101 | 2 | - p.c. >= 250.000 t/j | 4.2 | Z |
1542 | 104102 | 0 | Raffinage van plantaardige en dierlijke oliën en vetten: | ||
1542 | 104102 | 1 | - p.c. < 250.000 t/j | 4.1 | |
1542 | 104102 | 2 | - p.c. >= 250.000 t/j | 4.2 | Z |
1543 | 1042 | 0 | Margarinefabrieken: | ||
1543 | 1042 | 1 | - p.c. < 250.000 t/j | 4.1 | |
1543 | 1042 | 2 | - p.c. >= 250.000 t/j | 4.2 | Z |
1551 | 1052 | 0 | Zuivelprodukten fabrieken: | ||
1551 | 1051 | 3 | - melkprodukten fabrieken v.c. < 55.000 t/j | 3.2 | |
1551 | 1051 | 4 | - melkprodukten fabrieken v.c. >= 55.000 t/j | 4.2 | Z |
1551 | 1051 | 5 | - overige zuivelprodukten fabrieken | 4.2 | |
1552 | 1052 | 1 | Consumptie-ijsfabrieken: p.o. > 200 m² | 3.2 | |
1552 | 1052 | 2 | - consumptie-ijsfabrieken: p.o. <= 200 m² | 2 | |
1561 | 1061 | 0 | Meelfabrieken: | ||
1561 | 1061 | 1 | - p.c. >= 500 t/u | 4.2 | Z |
1561 | 1061 | 2 | - p.c. < 500 t/u | 4.1 | |
1561 | 1061 | Grutterswarenfabrieken | 4.1 | ||
1562 | 1062 | 0 | Zetmeelfabrieken: | ||
1562 | 1062 | 1 | - p.c. < 10 t/u | 4.1 | |
1562 | 1062 | 2 | - p.c. >= 10 t/u | 4.2 | Z |
1571 | 1091 | 0 | Veevoerfabrieken: | ||
1571 | 1091 | 3 | - drogerijen (gras, pulp, groenvoeder, veevoeder) cap. < 10 t/u water | 4.2 | |
1571 | 1091 | 5 | - mengvoeder, p.c. < 100 t/u | 4.1 | |
1571 | 1091 | 6 | - mengvoeder, p.c. >= 100 t/u | 4.2 | Z |
1572 | 1092 | Vervaardiging van voer voor huisdieren | 4.1 | ||
1581 | 1071 | 0 | Broodfabrieken, brood- en banketbakkerijen: | ||
1581 | 1071 | 1 | - v.c. < 7500 kg meel/week, bij gebruik van charge-ovens | 2 | |
1581 | 1071 | 2 | - v.c. >= 7500 kg meel/week | 3.2 | |
1582 | 1072 | Banket, biscuit- en koekfabrieken | 3.2 | ||
1583 | 1081 | 0 | Suikerfabrieken: | ||
1583 | 1081 | 1 | - v.c. < 2.500 t/j | 5.1 | |
1583 | 1081 | 2 | - v.c. >= 2.500 t/j | 5.3 | Z |
1584 | 10821 | 0 | Verwerking cacaobonen en vervaardiging chocolade- en suikerwerk: | ||
1584 | 10821 | 2 | - cacao- en chocoladefabrieken vervaardigen van chocoladewerken met p.o. < 2.000 m² | 3.2 | |
1584 | 10821 | 4 | - Suikerwerkfabrieken met suiker branden | 4.2 | |
1584 | 10821 | 5 | - Suikerwerkfabrieken zonder suiker branden: p.o. > 200 m² | 3.2 | |
1585 | 1073 | Deegwarenfabrieken | 3.1 | ||
1586 | 1083 | 0 | Koffiebranderijen en theepakkerijen: | ||
1586 | 1083 | 2 | - theepakkerijen | 3.2 | |
1587 | 108401 | Vervaardiging van azijn, specerijen en kruiden | 4.1 | ||
1589 | 1089 | Vervaardiging van overige voedingsmiddelen | 4.1 | ||
1589.1 | 1089 | Bakkerijgrondstoffenfabrieken | 4.1 | ||
1589.2 | 1089 | 0 | Soep- en soeparomafabrieken: | ||
1589.2 | 1089 | 1 | - zonder poederdrogen | 3.2 | |
1589.2 | 1089 | 2 | - met poederdrogen | 4.2 | |
1589.2 | 1089 | Bakmeel- en puddingpoederfabrieken | 4.1 | ||
1591 | 110101 | Destilleerderijen en likeurstokerijen | 4.2 | ||
1592 | 110102 | 0 | Vervaardiging van ethylalcohol door gisting: | ||
1592 | 110102 | 1 | - p.c. < 5.000 t/j | 4.1 | |
1592 | 110102 | 2 | - p.c. >= 5.000 t/j | 4.2 | |
1596 | 1105 | Bierbrouwerijen | 4.2 | ||
1597 | 1106 | Mouterijen | 4.2 | ||
1598 | 1107 | Mineraalwater- en frisdrankfabrieken | 3.2 | ||
16 | 12 | - | verwerking van tabak | ||
160 | 120 | Tabakverwerkende industrie | 4.1 | ||
17 | 13 | - | vervaardiging van textiel | ||
171 | 131 | Bewerken en spinnen van textielvezels | 3.2 | ||
172 | 132 | 0 | Weven van textiel: | ||
172 | 132 | 1 | - aantal weefgetouwen < 50 | 3.2 | |
172 | 132 | 2 | - aantal weefgetouwen >= 50 | 4.2 | Z |
173 | 133 | Textielveredelingsbedrijven | 3.1 | ||
174, 175 | 139 | Vervaardiging van textielwaren | 3.1 | ||
1751 | 1393 | Tapijt-, kokos- en vloermattenfabrieken | 4.1 | ||
176, 177 | 139, 143 | Vervaardiging van gebreide en gehaakte stoffen en artikelen | 3.1 | ||
18 | 14 | - | vervaardiging van kleding; bereiden en verven van bont | ||
181 | 141 | Vervaardiging kleding van leer | 3.1 | ||
183 | 142, 151 | Bereiden en verven van bont; vervaardiging van artikelen van bont | 3.1 | ||
19 | 15 | - | vervaardiging van leer en lederwaren (excl. kleding) | ||
191 | 151, 152 | Lederfabrieken | 4.2 | ||
192 | 151 | Lederwarenfabrieken (excl. kleding en schoeisel) | 3.1 | ||
193 | 152 | Schoenenfabrieken | 3.1 | ||
20 | 16 | - | houtindustrie en vervaardiging artikelen van hout, riet, kurk e.d. | ||
2010.1 | 16101 | Houtzagerijen | 3.2 | ||
2010.2 | 16102 | 0 | Houtconserveringsbedrijven: | ||
2010.2 | 16102 | 1 | - met creosootolie | 4.1 | |
2010.2 | 16102 | 2 | - met zoutoplossingen | 3.1 | |
202 | 1621 | Fineer- en plaatmaterialenfabrieken | 3.2 | ||
203, 204, 205 | 162 | 0 | Timmerwerkfabrieken, vervaardiging overige artikelen van hout | 3.2 | |
203, 204, 205 | 162 | 1 | Timmerwerkfabrieken, vervaardiging overige artikelen van hout, p.o. < 200 m2 | 3.1 | |
21 | 17 | - | vervaardiging van papier, karton en papier- en kartonwaren | ||
2111 | 1711 | Vervaardiging van pulp | 4.1 | ||
2112 | 1712 | 0 | Papier- en kartonfabrieken: | ||
2112 | 1712 | 1 | - p.c. < 3 t/u | 3.1 | |
2112 | 1712 | 2 | - p.c. 3 - 15 t/u | 4.1 | Z |
2112 | 1712 | 3 | - p.c. >= 15 t/u | 4.2 | Z |
212 | 172 | Papier- en kartonwarenfabrieken | 3.2 | ||
2121.2 | 17212 | 0 | Golfkartonfabrieken: | ||
2121.2 | 17212 | 1 | - p.c. < 3 t/u | 3.2 | |
2121.2 | 17212 | 2 | - p.c. >= 3 t/u | 4.1 | Z |
22 | 58 | - | uitgeverijen, drukkerijen en reproduktie van opgenomen media | ||
2221 | 1811 | Drukkerijen van dagbladen | 3.2 | ||
2222 | 1812 | Drukkerijen (vlak- en rotatie-diepdrukkerijen) | 3.2 | ||
23 | 19 | - | aardolie-/steenkoolverwerk. ind. | ||
2320.2 | 19202 | A | Smeeroliën- en vettenfabrieken | 3.2 | |
2320.2 | 19202 | B | Recyclingbedrijven voor afgewerkte olie | 4.2 | |
2320.2 | 19202 | C | Aardolieproduktenfabrieken n.e.g. | 4.2 | |
24 | 20 | - | vervaardiging van chemische produkten | ||
2411 | 2011 | 0 | Vervaardiging van industriële gassen: | ||
2412 | 2012 | Kleur- en verfstoffenfabrieken | 4.1 | ||
2413 | 2012 | 0 | Anorg. chemische grondstoffenfabrieken: | ||
2413 | 2012 | 1 | - niet vallend onder "post-Seveso-richtlijn" | 4.2 | |
2414.1 | 20141 | A0 | Organ. chemische grondstoffenfabrieken: | ||
2414.1 | 20141 | A1 | - niet vallend onder "post-Seveso-richtlijn" | 4.2 | |
2414.1 | 20141 | B0 | Methanolfabrieken: | ||
2414.1 | 20141 | B1 | - p.c. < 100.000 t/j | 4.1 | |
2414.1 | 20141 | B2 | - p.c. >= 100.000 t/j | 4.2 | Z |
2414.2 | 20149 | 0 | Vetzuren en alkanolenfabrieken (niet synth.): | ||
2414.2 | 20149 | 1 | - p.c. < 50.000 t/j | 4.2 | |
242 | 202 | 0 | Landbouwchemicaliënfabrieken: | ||
243 | 203 | Verf, lak en vernisfabrieken | 4.2 | ||
2441 | 2120 | 0 | Farmaceutische grondstoffenfabrieken: | ||
2441 | 2110 | 1 | - p.c. < 1.000 t/j | 4.2 | |
2442 | 2120 | 0 | Farmaceutische produktenfabrieken: | ||
2442 | 2120 | 1 | - formulering en afvullen geneesmiddelen | 3.1 | |
2451 | 2041 | Zeep-, was- en reinigingsmiddelenfabrieken | 4.2 | ||
2452 | 2042 | Parfumerie- en cosmeticafabrieken | 4.2 | ||
2462 | 2052 | 0 | Lijm- en plakmiddelenfabrieken: | ||
2462 | 2052 | 1 | - zonder dierlijke grondstoffen | 3.2 | |
2464 | 205902 | Fotochemische produktenfabrieken | 3.2 | ||
2466 | 205903 | A | Chemische kantoorbenodigdhedenfabrieken | 3.1 | |
2466 | 205903 | B | Overige chemische produktenfabrieken n.e.g. | 4.1 | |
247 | 2060 | Kunstmatige synthetische garen- en vezelfabrieken | 4.2 | ||
25 | 22 | - | vervaardiging van produkten van rubber en kunststof | ||
2511 | 221101 | Rubberbandenfabrieken | 4.2 | ||
2512 | 221102 | 0 | Loopvlakvernieuwingsbedrijven: | ||
2512 | 221102 | 1 | - vloeropp. < 100 m2 | 3.1 | |
2512 | 221102 | 2 | - vloeropp. >= 100 m2 | 4.1 | |
2513 | 2219 | Rubber-artikelenfabrieken | 3.2 | ||
252 | 222 | 0 | Kunststofverwerkende bedrijven: | ||
252 | 222 | 1 | - zonder fenolharsen | 4.1 | |
252 | 222 | 2 | - met fenolharsen | 4.2 | |
252 | 222 | 3 | - productie van verpakkingsmateriaal en assemblage van kunststofbouwmaterialen | 3.1 | |
26 | 23 | - | vervaardiging van glas, aardewerk, cement-, kalk- en gipsprodukten | ||
261 | 231 | 0 | Glasfabrieken: | ||
261 | 231 | 1 | - glas en glasprodukten, p.c. < 5.000 t/j | 3.2 | |
261 | 231 | 2 | - glas en glasprodukten, p.c. >= 5.000 t/j | 4.2 | Z |
261 | 231 | 3 | - glaswol en glasvezels, p.c.< 5.000 t/j | 4.2 | |
2615 | 231 | Glasbewerkingsbedrijven | 3.1 | ||
262, 263 | 232, 234 | 0 | Aardewerkfabrieken: | ||
262, 263 | 232, 234 | 2 | - vermogen elektrische ovens totaal >= 40 kW | 3.2 | |
264 | 233 | A | Baksteen en baksteenelementenfabrieken | 4.1 | |
264 | 233 | B | Dakpannenfabrieken | 4.1 | |
2651 | 2351 | 0 | Cementfabrieken: | ||
2652 | 235201 | 0 | Kalkfabrieken: | ||
2652 | 235201 | 1 | - p.c. < 100.000 t/j | 4.1 | |
2653 | 235202 | 0 | Gipsfabrieken: | ||
2653 | 235202 | 1 | - p.c. < 100.000 t/j | 4.1 | |
2661.1 | 23611 | 0 | Betonwarenfabrieken: | ||
2661.1 | 23611 | 1 | - zonder persen, triltafels en bekistingtrille | 4.1 | |
2661.1 | 23611 | 2 | - met persen, triltafels of bekistingtrillers, p.c. < 100 t/d | 4.2 | |
2661.2 | 23612 | 0 | Kalkzandsteenfabrieken: | ||
2661.2 | 23612 | 1 | - p.c. < 100.000 t/j | 3.2 | |
2661.2 | 23612 | 2 | - p.c. >= 100.000 t/j | 4.2 | Z |
2662 | 2362 | Mineraalgebonden bouwplatenfabrieken | 3.2 | ||
2663, 2664 | 2363, 2364 | 0 | Betonmortelcentrales: | ||
2663, 2664 | 2363, 2364 | 1 | - p.c. < 100 t/u | 3.2 | |
2663, 2664 | 2363, 2364 | 2 | - p.c. >= 100 t/u | 4.2 | Z |
2665, 2666 | 2365, 2369 | 0 | Vervaardiging van produkten van beton, (vezel)cement en gips: | ||
2665, 2666 | 2365, 2369 | 1 | - p.c. < 100 t/d | 3.2 | |
2665, 2666 | 2365, 2369 | 2 | - p.c. >= 100 t/d | 4.2 | Z |
267 | 237 | 0 | Natuursteenbewerkingsbedrijven: | ||
267 | 237 | 1 | - zonder breken, zeven en drogen: p.o. > 2.000 m² | 3.2 | |
267 | 237 | 2 | - zonder breken, zeven en drogen: p.o. <= 2.000 m² | 3.1 | |
267 | 237 | 3 | - met breken, zeven of drogen, v.c. < 100.000 t/j | 4.2 | |
2681 | 2391 | Slijp- en polijstmiddelen fabrieken | 3.1 | ||
2682 | 2399 | A0 | Bitumineuze materialenfabrieken: | ||
2682 | 2399 | A1 | - p.c. < 100 t/u | 4.2 | |
2682 | 2399 | B0 | Isolatiematerialenfabrieken (excl. glaswol): | ||
2682 | 2399 | B1 | - steenwol, p.c. >= 5.000 t/j | 4.2 | Z |
2682 | 2399 | B2 | - overige isolatiematerialen | 4.1 | |
2682 | 2399 | C | Minerale produktenfabrieken n.e.g. | 3.2 | |
2682 | 2399 | D0 | Asfaltcentrales: p.c.< 100 ton/uur | 4.1 | |
2682 | 2399 | D1 | - asfaltcentrales, p.c. >= 100 ton/uur | 4.2 | Z |
27 | 24 | - | vervaardiging van metalen | ||
272 | 241 | 0 | IJzeren- en stalenbuizenfabrieken: | ||
273 | 243 | 0 | Draadtrekkerijen, koudbandwalserijen en profielzetterijen: | ||
273 | 243 | 1 | - p.o. < 2.000 m2 | 4.2 | |
274 | 244 | A0 | Non-ferro-metaalfabrieken: | ||
274 | 244 | A1 | - p.c. < 1.000 t/j | 4.2 | |
274 | 244 | B0 | Non-ferro-metaalwalserijen, -trekkerijen e.d.: | ||
2751, 2752 | 2451, 2452 | 0 | IJzer- en staalgieterijen/ -smelterijen: | ||
2751, 2752 | 2451, 2452 | 1 | - p.c. < 4.000 t/j | 4.2 | |
2753, 2754 | 2453, 2454 | 0 | Non-ferro-metaalgieterijen/ -smelterijen: | ||
2753, 2754 | 2453, 2454 | 1 | - p.c. < 4.000 t/j | 4.2 | |
28 | 25, 31 | - | vervaard. en reparatie van produkten van metaal (excl. mach./transportmidd.) | ||
281 | 251, 331 | 0 | Constructiewerkplaatsen: | ||
281 | 251, 331 | 1 | - gesloten gebouw | 3.2 | |
281 | 251, 331 | 1a | - gesloten gebouw, p.o. < 200 m2 | 3.1 | |
281 | 251, 331 | 2 | - in open lucht, p.o. < 2.000 m2 | 4.1 | |
281 | 251, 331 | 3 | - in open lucht, p.o. >= 2.000 m2 | 4.2 | Z |
2821 | 2529, 3311 | 0 | Tank- en reservoirbouwbedrijven: | ||
2821 | 2529, 3311 | 1 | - p.o. < 2.000 m2 | 4.2 | |
2822, 2830 | 2521, 2530, 3311 | Vervaardiging van verwarmingsketels, radiatoren en stoomketels | 4.1 | ||
284 | 255, 331 | A | Stamp-, pers-, dieptrek- en forceerbedrijven | 4.1 | |
284 | 255, 331 | B | Smederijen, lasinrichtingen, bankwerkerijen e.d. | 3.2 | |
284 | 255, 331 | B1 | Smederijen, lasinrichtingen, bankwerkerijen e.d., p.o. < 200 m2 | 3.1 | |
2851 | 2561, 3311 | 0 | Metaaloppervlaktebehandelingsbedrijven: | ||
2851 | 2561, 3311 | 1 | - algemeen | 3.2 | |
2851 | 2561, 3311 | 10 | - stralen | 4.1 | |
2851 | 2561, 3311 | 11 | - metaalharden | 3.2 | |
2851 | 2561, 3311 | 12 | - lakspuiten en moffelen | 3.2 | |
2851 | 2561, 3311 | 2 | - scoperen (opspuiten van zink) | 3.2 | |
2851 | 2561, 3311 | 3 | - thermisch verzinken | 3.2 | |
2851 | 2561, 3311 | 4 | - thermisch vertinnen | 3.2 | |
2851 | 2561, 3311 | 5 | - mechanische oppervlaktebehandeling (slijpen, polijsten) | 3.2 | |
2851 | 2561,3311 | 6 | - anodiseren, eloxeren | 3.2 | |
2851 | 2561, 3311 | 7 | - chemische oppervlaktebehandeling | 3.2 | |
2851 | 2561, 3311 | 8 | - emailleren | 3.2 | |
2851 | 2561, 3311 | 9 | - galvaniseren (vernikkelen, verchromen, verzinken, verkoperen ed) | 3.2 | |
2852 | 2562, 3311 | 1 | Overige metaalbewerkende industrie | 3.2 | |
2852 | 2562, 3311 | 2 | Overige metaalbewerkende industrie, inpandig, p.o. <200m2 | 3.1 | |
287 | 259, 331 | A0 | Grofsmederijen, anker- en kettingfabrieken: | ||
287 | 259, 331 | A1 | - p.o. < 2.000 m2 | 4.1 | |
287 | 259, 331 | B | Overige metaalwarenfabrieken n.e.g. | 3.2 | |
287 | 259, 331 | B | Overige metaalwarenfabrieken n.e.g.; inpandig, p.o. <200 m2 | 3.1 | |
29 | 27, 28, 33 | - | vervaardiging van machines en apparaten | ||
29 | 27, 28, 33 | 0 | Machine- en apparatenfabrieken incl. reparatie: | ||
29 | 27, 28, 33 | 1 | - p.o. < 2.000 m2 | 3.2 | |
29 | 27, 28, 33 | 2 | - p.o. >= 2.000 m2 | 4.1 | |
29 | 28, 33 | 3 | - met proefdraaien verbrandingsmotoren >= 1 MW | 4.2 | Z |
30 | 26, 28, 33 | - | vervaardiging van kantoormachines en computers | ||
30 | 26, 28, 33 | A | Kantoormachines- en computerfabrieken incl. reparatie | 2 | |
31 | 26, 27, 33 | - | vervaardiging van over. elektr. machines, apparaten en benodigdh. | ||
311 | 271, 331 | Elektromotoren- en generatorenfabrieken incl. reparatie | 4.1 | ||
312 | 271, 273 | Schakel- en installatiemateriaalfabrieken | 4.1 | ||
313 | 273 | Elektrische draad- en kabelfabrieken | 4.1 | ||
314 | 272 | Accumulatoren- en batterijenfabrieken | 3.2 | ||
315 | 274 | Lampenfabrieken | 4.2 | ||
32 | 26, 33 | - | vervaardiging van audio-, video-, telecom-apparaten en -benodigdh | ||
321 t/m 323 | 261, 263, 264, 331 | Vervaardiging van audio-, video- en telecom-apparatuur e.d. | 3.1 | ||
3210 | 2612 | Fabrieken voor gedrukte bedrading | 3.1 | ||
33 | 26, 32, 33 | - | vervaardiging van medische en optische apparaten en instrumenten | ||
33 | 26, 32, 33 | A | Fabrieken voor medische en optische apparaten en instrumenten e.d. incl. reparatie | 2 | |
34 | 29 | - | |||
34 | 29 | vervaardiging van auto's, aanhangwagens en opleggers | |||
341 | 291 | 0 | Autofabrieken en assemblagebedrijven | ||
341 | 291 | 1 | - p.o. < 10.000 m2 | 4.1 | |
341 | 291 | 2 | - p.o. >= 10.000 m2 | 4.2 | Z |
3420.1 | 29201 | Carrosseriefabrieken | 4.1 | ||
3420.2 | 29202 | Aanhangwagen- en opleggerfabrieken | 4.1 | ||
343 | 293 | Auto-onderdelenfabrieken | 3.2 | ||
35 | 30 | - | vervaardiging van transportmiddelen (excl. auto's, aanhangwagens) | ||
351 | 301, 3315 | 0 | Scheepsbouw- en reparatiebedrijven: | ||
351 | 301, 3315 | 1 | - houten schepen | 3.1 | |
351 | 301, 3315 | 2 | - kunststof schepen | 3.2 | |
351 | 301, 3315 | 3 | - metalen schepen < 25 m | 4.1 | |
352 | 302, 317 | 0 | Wagonbouw- en spoorwegwerkplaatsen: | ||
352 | 302, 317 | 1 | - algemeen | 3.2 | |
352 | 302, 317 | 2 | - met proefdraaien van verbrandingsmotoren >= 1 MW | 4.2 | Z |
353 | 303,3316 | 0 | Vliegtuigbouw en -reparatiebedrijven: | ||
353 | 303, 3316 | 1 | - zonder proefdraaien motoren | 4.1 | |
354 | 309 | Rijwiel- en motorrijwielfabrieken | 3.2 | ||
355 | 3099 | Transportmiddelenindustrie n.e.g. | 3.2 | ||
36 | 31 | - | vervaardiging van meubels en overige goederen n.e.g. | ||
361 | 310 | 1 | Meubelfabrieken | 3.2 | |
361 | 9524 | 2 | Meubelstoffeerderijen b.o. < 200 m2 | 1 | |
362 | 321 | Fabricage van munten, sieraden e.d. | 2 | ||
363 | 322 | Muziekinstrumentenfabrieken | 2 | ||
364 | 323 | Sportartikelenfabrieken | 3.1 | ||
365 | 324 | Speelgoedartikelenfabrieken | 3.1 | ||
3663.1 | 32991 | Sociale werkvoorziening | 2 | ||
3663.2 | 32999 | Vervaardiging van overige goederen n.e.g. | 3.1 | ||
37 | 38 | - | |||
37 | 38 | - | voorbereiding tot recycling | ||
372 | 383202 | A0 | Puinbrekerijen en -malerijen: | ||
372 | 383202 | A1 | - v.c. < 100.000 t/j | 4.2 | |
372 | 383202 | B | Rubberregeneratiebedrijven | 4.2 | |
372 | 383202 | C | Afvalscheidingsinstallaties | 4.2 | |
40 | 35 | - | produktie en distrib. van stroom, aardgas, stoom en warm water | ||
40 | 35 | A0 | Elektriciteitsproduktiebedrijven (electrisch vermogen >= 50 MWe) | ||
40 | 35 | A1 | - kolengestookt (incl. meestook biomassa), thermisch vermogen > 75 MWth | 5.2 | Z |
40 | 35 | A2 | - oliegestookt, thermisch vermogen > 75 MWth | 5.1 | Z |
40 | 35 | A3 | - gasgestookt (incl. bijstook biomassa), thermisch vermogen > 75 MWth,in | 5.1 | Z |
40 | 35 | B0 | bio-energieinstallaties electrisch vermogen < 50 MWe: | ||
40 | 35 | B1 | - covergisting, verbranding en vergassing van mest, slib, GFT en reststromen voedingsindustrie | 3.2 | |
40 | 35 | B2 | - vergisting, verbranding en vergassing van overige biomassa | 3.2 | |
40 | 35 | C0 | Elektriciteitsdistributiebedrijven, met transformatorvermogen: | ||
40 | 35 | C1 | - < 10 MVA | 2 | |
40 | 35 | C2 | - 10 - 100 MVA | 3.1 | |
40 | 35 | C3 | - 100 - 200 MVA | 3.2 | |
40 | 35 | C4 | - 200 - 1000 MVA | 4.2 | Z |
40 | 35 | D0 | Gasdistributiebedrijven: | ||
40 | 35 | D1 | - gascompressorstations vermogen < 100 MW | 4.2 | |
40 | 35 | D5 | - gasontvang- en -verdeelstations, cat. D | 3.1 | |
40 | 35 | E0 | Warmtevoorzieningsinstallaties, gasgestookt: | ||
40 | 35 | E1 | - stadsverwarming | 3.2 | |
41 | 36 | - | winning en ditributie van water | ||
41 | 36 | A0 | Waterwinning-/ bereiding- bedrijven: | ||
41 | 36 | A2 | - bereiding met chloorbleekloog e.d. en/of straling | 3.1 | |
41 | 36 | B0 | Waterdistributiebedrijven met pompvermogen: | ||
41 | 36 | B1 | - < 1 MW | 2 | |
41 | 36 | B2 | - 1 - 15 MW | 3.2 | |
41 | 36 | B3 | - >= 15 MW | 4.2 | |
45 | 41, 42, 43 | - | bouwnijverheid | ||
45 | 41, 42, 43 | 0 | Bouwbedrijven algemeen: b.o. > 2.000 m² | 3.2 | |
45 | 41, 42, 43 | 1 | - bouwbedrijven algemeen: b.o. <= 2.000 m² | 3.1 | |
45 | 41, 42, 43 | 2 | Aannemersbedrijven met werkplaats: b.o. > 1000 m² | 3.1 | |
45 | 41, 42, 43 | 3 | - aannemersbedrijven met werkplaats: b.o.< 1000 m² | 2 | |
50 | 45, 47 | - | handel/reparatie van auto's, motorfietsen; benzineservicestations | ||
501, 502, 504 | 451, 452, 454 | Handel in auto's en motorfietsen, reparatie- en servicebedrijven | 2 | ||
501 | 451 | Groothandel in vrachtauto's (incl. import) | 3.2 | ||
5020.4 | 45204 | A | Autoplaatwerkerijen | 3.2 | |
5020.4 | 45204 | C | Autospuitinrichtingen | 3.1 | |
51 | 46 | - | |||
51 | 46 | - | groothandel en handelsbemiddeling | ||
5121 | 4621 | 0 | Grth in akkerbouwprodukten en veevoeders | 3.1 | |
5121 | 4621 | 1 | Grth in akkerbouwprodukten en veevoeders met een verwerkingscapaciteit van 500 ton/uur of meer | 4.2 | Z |
5122 | 4622 | Grth in bloemen en planten | 2 | ||
5123 | 4623 | Grth in levende dieren | 3.2 | ||
5124 | 4624 | Grth in huiden, vellen en leder | 3.1 | ||
5125, 5131 | 46217, 4631 | Grth in ruwe tabak, groenten, fruit en consumptie-aardappelen | 3.1 | ||
5132, 5133 | 4632, 4633 | Grth in vlees, vleeswaren, zuivelprodukten, eieren, spijsoliën | 3.1 | ||
5134 | 4634 | Grth in dranken | 2 | ||
5135 | 4635 | Grth in tabaksprodukten | 2 | ||
5136 | 4636 | Grth in suiker, chocolade en suikerwerk | 2 | ||
5137 | 4637 | Grth in koffie, thee, cacao en specerijen | 2 | ||
5138, 5139 | 4638, 4639 | Grth in overige voedings- en genotmiddelen | 2 | ||
514 | 464, 46733 | Grth in overige consumentenartikelen | 2 | ||
5148.7 | 46499 | 0 | Grth in vuurwerk en munitie: | ||
5148.7 | 46499 | 1 | - consumentenvuurwerk, verpakt, opslag < 10 ton | 2 | |
5148.7 | 46499 | 2 | - consumentenvuurwerk, verpakt, opslag 10 tot 50 ton | 3.1 | |
5148.7 | 46499 | 5 | - munitie | 2 | |
5151.1 | 46711 | 0 | Grth in vaste brandstoffen: | ||
5151.1 | 46711 | 1 | - klein, lokaal verzorgingsgebied | 3.1 | |
5151.2 | 46712 | 0 | Grth in vloeibare en gasvormige brandstoffen: | ||
5151.2 | 46712 | 1 | - vloeistoffen, o.c. < 100.000 m3 | 4.1 | |
5151.2 | 46712 | 3 | - tot vloeistof verdichte gassen | 4.2 | |
5151.3 | 46713 | Grth minerale olieprodukten (excl. brandstoffen) | 3.2 | ||
5152.1 | 46721 | 0 | Grth in metaalertsen: | ||
5152.1 | 46721 | 1 | - opslag opp. < 2.000 m2 | 4.2 | |
5152.2 /.3 | 46722, 46723 | Grth in metalen en -halffabrikaten | 3.2 | ||
5153 | 4673 | 0 | Grth in hout en bouwmaterialen: | ||
5153 | 4673 | 1 | - algemeen: b.o. > 2000 m² | 3.1 | |
5153 | 4673 | 2 | - algemeen: b.o. <= 2000 m² | 2 | |
5153.4 | 46735 | 4 | zand en grind: | ||
5153.4 | 46735 | 5 | - algemeen: b.o. > 200 m² | 3.2 | |
5153.4 | 46735 | 6 | - algemeen: b.o. <= 200 m² | 2 | |
5154 | 4674 | 0 | Grth in ijzer- en metaalwaren en verwarmingsapparatuur: | ||
5154 | 4674 | 1 | - algemeen: b.o. > 2.000 m² | 3.1 | |
5154 | 4674 | 2 | - algemeen: b.o. < = 2.000 m² | 2 | |
5155.1 | 46751 | Grth in chemische produkten | 3.2 | ||
5155.2 | 46752 | Grth in kunstmeststoffen | 2 | ||
5156 | 4676 | Grth in overige intermediaire goederen | 2 | ||
5157 | 4677 | 0 | Autosloperijen: b.o. > 1000 m² | 3.2 | |
5157 | 4677 | 1 | - autosloperijen: b.o. <= 1000 m² | 3.1 | |
5157.2/3 | 4677 | 0 | Overige groothandel in afval en schroot: b.o. > 1000 m² | 3.2 | |
5157.2/3 | 4677 | 1 | - overige groothandel in afval en schroot: b.o. <= 1000 m² | 3.1 | |
518 | 466 | 0 | Grth in machines en apparaten: | ||
518 | 466 | 1 | - machines voor de bouwnijverheid | 3.2 | |
518 | 466 | 2 | - overige | 3.1 | |
519 | 466, 469 | Overige grth (bedrijfsmeubels, emballage, vakbenodigdheden e.d. | 2 | ||
60 | 49 | - | vervoer over land | ||
6021.1 | 493 | Bus-, tram- en metrostations en -remises | 3.2 | ||
6023 | 493 | Touringcarbedrijven | 3.2 | ||
6024 | 494 | 0 | Goederenwegvervoerbedrijven (zonder schoonmaken tanks): b.o. > 1000 m² | 3.2 | |
6024 | 494 | 1 | - Goederenwegvervoerbedrijven (zonder schoonmaken tanks) b.o. <= 1000 m² | 3.1 | |
603 | 495 | Pomp- en compressorstations van pijpleidingen | 2 | ||
63 | 52 | - | dienstverlening t.b.v. het vervoer | ||
6311.1 | 52241 | 0 | Laad-, los- en overslagbedrijven t.b.v. zeeschepen: | ||
6311.1 | 52241 | 2 | - stukgoederen | 4.2 | |
6311.1 | 52241 | 7 | - tankercleaning | 4.2 | |
6311.2 | 52242 | 0 | Laad-, los- en overslagbedrijven t.b.v. binnenvaart: | ||
6311.2 | 52241 | 1 | - containers | 4.2 | |
6311.2 | 52242 | 10 | - tankercleaning | 4.2 | |
6311.2 | 52242 | 2 | - stukgoederen | 3.2 | |
6311.2 | 52242 | 3 | - ertsen, mineralen, e.d., opslagopp. < 2.000 m² | 4.2 | |
6311.2 | 52242 | 5 | - granen of meelsoorten , v.c. < 500 t/u | 4.2 | |
6311.2 | 52242 | 7 | - steenkool, opslagopp. < 2.000 m2 | 4.2 | |
6312 | 52102, 52109 | A | Distributiecentra, koelhuizen | 3.1 | |
6312 | 52109 | B | Opslaggebouwen (verhuur opslagruimte) | 2 | |
6321 | 5221 | 2 | Stalling van vrachtwagens (met koelinstallaties) | 3.2 | |
64 | 53 | - | post en telecommunicatie | ||
641 | 531, 532 | Post- en koeriersdiensten | 2 | ||
642 | 61 | A | Telecommunicatiebedrijven | 1 | |
71 | 77 | - | verhuur van transportmiddelen, machines, andere roerende goederen | ||
711 | 7711 | Personenautoverhuurbedrijven | 2 | ||
712 | 7712, 7739 | Verhuurbedrijven voor transportmiddelen (excl. personenauto's) | 3.1 | ||
713 | 773 | Verhuurbedrijven voor machines en werktuigen | 3.1 | ||
714 | 772 | Verhuurbedrijven voor roerende goederen n.e.g. | 2 | ||
72 | 62 | - | computerservice- en informatietechnologie | ||
72 | 62 | A | Computerservice- en informatietechnologie-bureau's e.d. | 1 | |
72 | 58, 63 | B | Datacentra | 2 | |
73 | 72 | - | Speur- en ontwikkelingswerk | ||
731 | 721 | Natuurwetenschappelijk speur- en ontwikkelingswerk | 2 | ||
732 | 722 | Speur- en ontwikkelingswerk op het gebied van maatschappij- en geesteswetenschappen | |||
74 | 63,69 t/m 71,73,74,77,78,80 t/m 82 | - | overige zakelijke dienstverlening | ||
747 | 812 | Reinigingsbedrijven voor gebouwen | 3.1 | ||
7481.3 | 74203 | Foto- en filmontwikkelcentrales | 2 | ||
7484.3 | 82991 | Veilingen voor landbouw- en visserijprodukten | 4.1 | ||
75 | 84 | - | openbaar bestuur, overheidsdiensten, sociale verzekeringen | ||
7525 | 8425 | Brandweerkazernes | 3.1 | ||
80 | 85 | - | onderwijs | ||
85 | 85.53 | Auto- en motorrijscholen | 2 | ||
90 | 37, 38, 39 | - | milieudienstverlening | ||
9001 | 3700 | A0 | RWZI's en gierverwerkingsinricht., met afdekking voorbezinktanks: | ||
9001 | 3700 | A1 | - < 100.000 i.e. | 4.1 | |
9001 | 3700 | A2 | - 100.000 - 300.000 i.e. | 4.2 | Z |
9001 | 3700 | B | rioolgemalen | 2 | |
9002.1 | 381 | A | Vuilophaal-, straatreinigingsbedrijven e.d. | 3.1 | |
9002.1 | 381 | B | Gemeentewerven (afval-inzameldepots) | 3.1 | |
9002.1 | 381 | C | Vuiloverslagstations | 4.2 | |
9002.2 | 382 | A0 | Afvalverwerkingsbedrijven: | ||
9002.2 | 382 | A2 | - kabelbranderijen | 3.2 | |
9002.2 | 382 | A4 | - pathogeen afvalverbranding (voor ziekenhuizen) | 3.1 | |
9002.2 | 382 | A5 | - oplosmiddelterugwinning | 3.2 | |
9002.2 | 382 | A6 | - afvalverbrandingsinrichtingen, thermisch vermogen > 75 MW | 4.2 | Z |
9002.2 | 382 | A7 | - verwerking fotochemisch en galvano-afval | 2 | |
9002.2 | 382 | B | Vuilstortplaatsen | 4.2 | |
9002.2 | 382 | C0 | Composteerbedrijven: | ||
9002.2 | 382 | C3 | - belucht v.c. < 20.000 ton/jr | 3.2 | |
9002.2 | 382 | C4 | - belucht v.c. > 20.000 ton/jr | 4.1 | |
9002.2 | 382 | C5 | - GFT in gesloten gebouw | 4.1 | |
92 | 59 | - | Cultuur, sport en recreatie | ||
921, 922 | 591, 592, 601, 602 | Studio's (film, TV, radio, geluid) | 2 | ||
93 | 96 | - | overige dienstverlening | ||
9301.1 | 96011 | A | Wasserijen en strijkinrichtingen | 3.1 | |
9301.1 | 96011 | B | Tapijtreinigingsbedrijven | 3.1 | |
9301.2 | 96012 | Chemische wasserijen en ververijen | 2 | ||
9301.3 | 96013 | A | Wasverzendinrichtingen | 2 | |
9303 | 9603 | 0 | Begrafenisondernemingen | 1 |
Verklaring gebruikte afkortingen - niet van toepassing of niet relevant < kleiner dan >= groter dan of gelijk aan cat. categorie e.d. en dergelijke kl. klasse n.e.g. niet elders genoemd o.c. opslagcapaciteit p.c. produktiecapaciteit p.o produktieoppervlak v.c. verwerkingscapaciteit | u. uur d. dag w. week j. jaar Z zoneringplichtig |
Bijlage 2 Staat Van Bedrijfsactiviteiten Wonen-werken
SBI-code | SBI-code 2008 | omschrijving | cat. |
182 | 141 | Vervaardiging van kleding en -toebehoren (excl. van leer) | 2 |
221 | 581 | Uitgeverijen (kantoren) | 1 |
2222.6 | 18129 | Kleine drukkerijen en kopieerinrichtingen | 2 |
2223 | 1814 | Grafische afwerking | 1 |
2223 | 1814 | Binderijen | 2 |
2224 | 1813 | Grafische reproduktie en zetten | 2 |
2225 | 1814 | Overige grafische aktiviteiten | 2 |
223 | 182 | Reproduktiebedrijven opgenomen media | 1 |
362 | 321 | Fabricage van munten, sieraden e.d. | 2 |
363 | 322 | Muziekinstrumentenfabrieken | 2 |
511 | 461 | Handelsbemiddeling (kantoren) | 1 |
527 | 952 | Reparatie t.b.v. particulieren (excl. auto's en motorfietsen) | 1 |
61, 62 | 50, 51 | Vervoersbedrijven (uitsluitend kantoren) | 1 |
6322, 6323 | 5222 | Overige dienstverlening t.b.v. vervoer (kantoren) | 1 |
633 | 791 | Reisorganisaties | 1 |
634 | 5229 | Expediteurs, cargadoors (kantoren) | 1 |
642 | 61 | Telecommunicatiebedrijven | 1 |
65, 66, 67 | 64, 65, 66 | Banken, verzekeringsbedrijven, beurzen | 2 |
70 | 41, 68 | Verhuur van en handel in onroerend goed | 1 |
72 | 62 | Computerservice- en informatietechnologie-bureau's e.d. | 1 |
731 | 721 | Natuurwetenschappelijk speur- en ontwikkelingswerk | 2 |
732 | 722 | Maatschappij- en geesteswetenschappelijk onderzoek | 1 |
74 | 63, 69 t/m 71, 73, 74, 77, 78, 80 t/m 82 | Overige zakelijke dienstverlening: kantoren | 1 |
8021.3 | 85.31.3 | Praktijkonderwijs | 2 |
8022.2 | 85.32.2 | Educatie | 2 |
8042.1 | 85.59.1 | Afstandsonderwijs | 1 |
8042.2 | 85.59.2 | Bedrijfsopleiding en -training | 2 |
8042.3 | 85.59.9 | Studiebegeleiding, vorming en onderwijs n.e.g. | 2 |
8512, 8513 | 8621, 8622, 8623 | Artsenpraktijken, klinieken en dagverblijven | 1 |
853 | 88.91.1 | Kinderopvang | |
921, 922 | 591, 592, 601, 602 | Studio's (film, TV, radio, geluid) | 2 |
9234 | 8552 | Muziek- en balletscholen | 2 |
9251, 9252 | 9101, 9102 | Bibliotheken, musea, ateliers, e.d. | 1 |
9302 | 9602 | Kappersbedrijven en schoonheidsinstituten | 1 |
9305 | 9603 | Persoonlijke dienstverlening n.e.g. | 1 |
Verklaring gebruikte afkortingen n.e.g. niet elders genoemd |
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding En Doel
Het voorliggende bestemmingsplan heeft ten doel een actueel planologisch kader te verschaffen voor het plangebied Kranenburg - Stadspark, dat is gesitueerd tussen de A7 en de Peizerweg. Reden is dat het hele gemeentelijk grondgebied op basis van de Wet op de ruimtelijke ordening voor 1 juli 2013 moet zijn voorzien van actuele bestemmingsplannen. Gezien deze actualiseringsplicht is het bestemmingsplan in hoofdzaak erop gericht de bestaande situatie vast te leggen en te beschermen.
Er zijn geen nieuwe ingrijpende ruimtelijke ontwikkelingen geprojecteerd. Vanwege de ligging en eenheid van het plangebied is de driehoek Peizerweg - Zuiderweg, waarvoor vrij recentelijk een nieuw bestemmingsplan is vastgesteld, in het voorliggende bestemmingsplan opgenomen, met dezelfde planologische regeling. Deze driehoek moet nog met bedrijvigheid worden ingevuld. Als doelgroep wordt gemikt op hoogwaardige bedrijfsgebouwen waarin zich productiebedrijven, laboratoria, R&D bedrijven vestigen die een representatieve locatie wensen. Het stedenbouwkundig beeld langs de A7 wordt met deze invulling compleet gemaakt.
1.2 Begrenzing Plangebied
Het plangebied omvat grofweg het gebied tussen de A7, de busbaan van de Peizerweg en de Paterswoldseweg. Naast de driehoek Peizerweg - Zuiderweg maken het woonwagencentrum De Kring, de woonwijk Buitenhof en de bedrijvenstrook Kranenburg deel uit van het bestemmingsplan, dat ook het Stadspark omvat met inbegrip van Martiniplaza en de kantorenlocatie Martini Trade Park.
De woonwijk Laanhuizen (Verzetstrijdersbuurt) is niet meegenomen. Deze woonwijk maakt deel uit van het bestemmingsplan Oud-Zuid.
Hoofdstuk 2 Beleidskader
2.1 Algemeen Beleidskader
Bij het actualiseren van bestemmingsplannen van de gemeente Groningen worden de door de raad vastgestelde beleidskaders in acht genomen zoals de Algemene Structuurvisie, Groningen, Stad op scherp 2008-2020; het Groenstructuurplan Groningen Groene Pepers uit 2006, de Structuurvisie Kantoren 2010-2020; de Structuurvisie Detailhandel 2011-2020 en bij dit bestemmingsplan ook de Structuurvisie Stadspark uit 2005.
Voor Kranenburg vormen met name de nota's Terrein in bedrijf uit 2007 en de Structuurvisie Kantoren het relevante beleidskader voor dit bestemmingsplan, vandaar dat in onderstaande paragraaf hier met name op in wordt gegaan.
2.2 Beleidskader Bedrijven En Kantoren
De gemeente Groningen heeft in 2007 het bedrijventerreinenbeleid vastgesteld met de nota Terrein in Bedrijf. In deze nota komt de gemeente tot de conclusie dat de meeste bedrijven in Groningen op de bestaande bedrijventerreinen zitten. Aandacht voor deze ondernemers en voor hun omgeving zorgt voor een goed vestigingsklimaat. Dat levert een positieve bijdrage aan de economische positie van de stad en aan de werkgelegenheid. Om die reden wordt met Terreinwinst actief ingezet op het revitaliseren van de verouderde terreinen en het samenwerken met bedrijven en bedrijvenverenigingen om de kwaliteit van de omgeving te verbeteren en op niveau te houden. Om de ontwikkeling van bedrijventerreinen flexibeler te laten verlopen en beter in te spelen op de behoeften van ondernemers wordt de strikte thematisering losgelaten,wordt armslag geven aan nieuwe kantoorachtige ontwikkelingen en wordt meer uitgegaan van de ruimtelijke verschijningsvorm dan van de aard van het bedrijfsproces.
Daarnaast heeft de gemeente Groningen in 2011 het kantorenbeleid vastgesteld met de nota Structuurvisie Kantoren 2010-2020. In deze nota komt de gemeente tot de conclusie dat de Groningse kantorenmarkt zich kenmerkt door een verplaatsingsmarkt. Met andere woorden, de meeste kantoorhoudende bedrijven verhuizen binnen de gemeentegrenzen. In dezelfde lijn als het gedachtegoed van Terreinwinst, betekent dit dat aandacht voor deze ondernemers en voor hun omgeving, zorgt voor een goed vestigingsklimaat.
Het Martini Trade Park aan de rand van het Stadspark is een echte kantorenlocatie, die als zodanig dient te worden behouden in de stad. De levensduur van deze locatie wordt verlengd door revitalisering.
Het bedrijvenpark Kranenburg is een hoogwaardige bedrijvenlocatie, met representatieve bebouwing die een kantoorachtige uitstraling heeft. Deze locatie is eind van de jaren negentig ontwikkeld. Op grond van het Rijksbeleid mochten zich hier toen vanwege de bereikbaarheid met openbaar vervoer alleen bedrijven en geen kantoren vestigen (mobiliteitsbeleid met A, B en C locaties).
Dit locatiebeleid is niet meer van toepassing. Vanwege de toenemende leegstand en de vraag vanuit de markt om de vestigingsmogelijkheden op Kranenburg te verruimen, is, nadat de raadcommssie Ruimte en Wonen hier op 6 december 2012 mee heeft ingestemd, vooruitlopende op een brede visie over de invulling van werklocaties, de bestemming van Kranenburg verruimd met kantoren (zie artikel 4 van de planregels).
Tot slot heeft de gemeente Groningen in 2011 het detailhandelsbeleid vastgelegd in de Structuurvisie Detailhandel 2011-2020. Van belang is dat vanwege ongewenste versnippering van het detailhandelsaanbod geen detailhandel op bedrijventerreinen wordt toegetaan. Afgezien van het beleid dat betrekking heeft op vestiging van detailhandel op perifere locaties.
Een relevante uitzondering hierop wordt gemaakt voor detailhandel als onderdeel van een op de bedrijven en hun medewerkers gericht 'facility point'. Hiervoor geldt dat de detailhandel gericht dient te zijn op de beoogde doelgroep en maximaal slechts 300 m² bvo mag omvatten per gebied. De winkels mogen niet structuurverstorend werken voor de hoofdstructuur en daarbinnen vooral de buurt- en wijkwinkelcentra.
2.3 Bedrijvigheid
Kranenburg en het Martini Trade Park zijn beide bestaande werklocaties binnen dit bestemmingsplan. Deze werklocaties verschillen van elkaar in het feit dat Kranenburg een hoogwaardig bedrijventerrein en het Martini Trade Park een echt kantorenpark is.
Kranenburg is van oorsprong een hoogwaardig bedrijventerrein met een thema. De al bestaande gebouwen worden vooral gebruikt door ICT-bedrijven en bedrijven uit de life-science sector en biotechnologie. Door de economische recessie en de teruggang in de ICT-sector is er sprake van toenemende leegstand. Naar aanleiding van verzoeken vanuit de markt is, na de behandeling in de Raadscommssie Ruimte en Wonen op 6 december 2012, de bestemming van deze bedrijvenstrook verruimd, zodanig dat zich hier nu ook kantoren mogen vestigen.
Martin Trade Park is een kantorenpark gelegen nabij de Martiniplaza, de zuidelijke ringweg en het Stadspark. De gebruikers van het terrein zijn voornamelijk kantoren in de zakelijke en financiële dienstverlening.
De wensen en behoeften van een werknemer veranderen. De trend die daarmee in verband wordt gebracht is de flexibilisering van het werken op alle fronten. Flexibele werktijden, keuze in werkplekken en werkvormen, minder ruimtegebruik per werknemer, meer verantwoordelijkheden bij de werknemer, vrijheid en onafhankelijkheid, passen bij het nieuwe werken. Het effect hiervan is dat de wensen en behoeften van een werklocatie ook veranderen.
Beide gebieden zijn momenteel sterk monofunctioneel, maar kunnen met de tijd meegaan door vestiging van aanvullende functies die de werknemer in tijd en gemak dienen. Met dit bestemmingsplan wordt getracht deze groei stimuleren door de juiste voorwaarden te scheppen.
Om het huidige vestigingsklimaat van Kranenburg te versterken, isde bestemming bedrijven verruimd met de functie kantoren. Ondersteunende bedrijvigheid is mogelijk zoals:
- lunchroom/restaurant in de vorm van daghoreca met een oppervlakte van maximaal 200 m2 vloeroppervlakte per vestiging;
- facilitaire zakelijke dienstverlening in een 'facility point' of 'facility center'. Denk daarbij aan een stomerij, koeriersdienst, sportvoorzieningen, repro, uitzendbureau en kleinschalige detailhandelsvoorzieningen met een gezamenlijke bedrijfsvloeroppervlakte van maximaal 300 m2. Kinderopvang kan plaatsvinden in de bestaande accommodatie Eemsgolaan 11 (Jabadoo) en kan eventueel ook in een centraal 'facility point' worden ondergebracht.
Om het huidige vestigingsklimaat van het Martini Trade Park te versterken, zien wij daarom groei in ondersteunende bedrijvigheid als:
- ondersteunende daghoreca tot een oppervlakte van maximaal 200 m2 per vestiging;
- onderwijs, onderzoekinstellingen;
- sport-, recreatie- en fitnessvoorzieningen;
- facilitaire zakelijke dienstverlening in de vorm van vergaderfaciliteiten;
- lichte vormen van bedrijvigheid in milieucategorie 1 en 2;
- via ontheffing een hotel binnen de bestaande bouwblokken (bij toenemende leegstand van kantoren).
In de Structuurvisie Kantoren (2011) is het Martini Trade Park benoemd als kantorenlocatie die behouden dient te worden en waarvan de levensduur verlengd wordt door middel van revitalisering. De kansen hiervoor liggen in: initiatieven die het imago en profiel versterken, voorzieningen creëren, parkmanagement uitbreiden, de totale (parkeer)bereikbaarheid verbeteren en deels herprofilering.
Hoofdstuk 3 De Ruimtelijk - Functionele Structuur
3.1 Ruimtelijke Structuur
3.1.1 Ontstaansgeschiedenis
In deze paragraaf wordt de ontstaansgeschiedenis van het plangebied toegelicht. Het Stadspark kent een geschiedenis van ruim 100 jaar. Het bedrijvenpark Kranenburg en de woonwijk Buitenhof zijn van deze eeuw. Voor de vroegste geschiedenis wordt verwezen naar de paragraaf over de archeologische waarden in het plangebied (zie paragraaf 4.2).
Het gebied ten westen van de Paterswoldseweg was een laaggelegen, drassig gebied waarvan de bodem bestond uit veen, gedeeltelijk afgedekt met een laagje klei. De Aa zorgde voor de afwatering van de hoger gelegen Drentse zandgronden en de Hondsrug. De Peizerweg werd lang aangeduid als Drentsche Laan en vormde de verbinding met noordwest Drenthe en het (zuid)oosten van Friesland. Op de provinciekaart van Beckeringh (1781) staat de Drentsche Laan al aangegeven. Zij loopt evenwijdig en ten zuiden van het Hoendiep in zuidwestelijke richting.
Historisch knooppunt bij 't Porrenhuis, een boerenplaats (nu Peizerweg 172) en het tolhek
Kranenburg
Op de kadastrale minuut (±1832) is in het plangebied en ook langs de Peizerweg vrijwel geen sprake van bebouwing. Alleen nabij de overgang van de Peizerweg en de Zuiderweg, de oude grens tussen de gemeenten Groningen en Hoogkerk is omstreeks 1832 sprake van een plukje bebouwing, bestaande uit een boerenplaats en een oude 'herberg', 't Porrenhuis (later herberg De Vriendschap). Vanaf de tol liep een weg in zuidelijke richting, de Weg van Eelde naar Groningen (allang verdwenen).
Omstreeks 1910 wordt op de plaats van de herberg een nieuw café gebouwd. De boerenplaats (Peizerweg 172) is tot op de dag van vandaag blijven bestaan. De sloot aan de oostzijde en de weg naar Eelde aan de zuidzijde, die al in 1832 bestonden zijn terplaatse nog steeds herkenbaar. Vanaf de jaren twintig ontstaat langs de zuidzijde van de Peizerweg enige lintbebouwing met hier en daar een boerderij (inmiddels verdwenen). Later wordt er een woonwagencentrum gevestigd, de Kring.
Ontstaan Stadspark
In het begin van de 20ste eeuw ontstonden in Nederland, gestimuleerd door sociale bewegingen, de 'volksparken'. Kort na 1900 gingen ook in de stad Groningen stemmen op voor de aanleg voor een groot park. In 1909 werd de 'Vereeniging Het Stadspark' opgericht op initiatief van de industrieel Jan Evert Scholten, met als doel gelden te verzamelen voor het stichten en in stand houden van een park waarin behalve plaats voor verschillende openluchtspelen gelegenheid zou zijn voor ruime en aangename wandelwegen. Behalve zorg voor de arbeidende klasse speelde persoonlijk belang een rol bij Scholtens inspanningen. Hij was een groot liefhebber van de paardensport en zag in een groot park mogelijkheden voor de aanleg van een renbaan. Die werd inderdaad samen met een ijsbaan opgenomen in het ontwerp van medebestuurslid en directeur gemeentewerken J.A. Mulock Houwer. Voor de uitwerking en uitvoering van de plannen werd de Haarlemse tuin- en landschapsarchitect L.A. Springer (1855-1940) aangetrokken. De benodigde gelden werden verkregen door bijdragen van de leden van de vereniging.
Stadspark en omgeving, circa 1931. Collectie: Centrale bibliotheek
Landbouwhogeschool Wageningen
Het park werd gesitueerd in het laaggelegen en drassige gebied ten zuidwesten van de stad waar de bodem bestond uit veen, gedeeltelijk afgedekt met een laag klei. Voor het realiseren van een dergelijke bestemming waren ingrijpende grondverbeteringsmaatregelen noodzakelijk. In 1913 werd begonnen met de aanleg, die zo'n 10 jaar in beslag zou nemen. Geheel tegen de zin van Springer moest hij echter sport- en recreatievoorzieningen zoals een kunstijsbaan in het park opnemen. De renbaan kwam er, mede ter vervanging van het opgeheven Noordersportterrein aan de Korreweg (nu Bernoulliplein). Het oudste deel wordt globaal begrensd door de Paterswoldseweg, Concourslaan, Leonard Springerlaan, Mulock Houwerlaan, de Campinglaan en de Paviljoenlaan. Vanuit de binnenstad was het park bereikbaar via de Paterswoldseweg, Hereweg en de Parkweg. Het buitengebied was vanuit het park bereikbaar via de Bruilwering en de Peizerweg. In 1915 werd een verbinding aangelegd tussen de Peizerweg en het westelijke einde van het park (de huidige Campinglaan). Hiertoe werd apart een smalle strook grond aangekocht en beplant.
Luchtfoto van het oudste deel van het Stadspark, gezien richting het oosten, circa 1928
De aanleg geschiedde in het romantische concept van de 19de eeuwse landschapsstijl met vloeiende belijning, afwisseling tussen open en gesloten, vijverpartijen, mooie doorzichten en fraaie boomcomposities. Daarentegen zijn er weinig hoogteverschillen aangebracht. Het park wordt doorsneden door een brede U-vormige allee die de diverse voorzieningen zoals de renbaan, sportvelden, voormalige ijsbaan en het manifestatieveld met elkaar verbindt. Centraal in het zuidwestelijke deel - het eigenlijke park - ligt een grote vijverpartij met een grillige, langgerekte vorm.
Paviljoen
In 1915 werd een prijsvraag uitgeschreven voor de bouw van een paviljoen, dat moest dienen als koffie- en theehuis en concert- en vergaderruimte. De prijsvraag leverde wel veel, maar volgens de jury geen bruikbare inzendingen op. Uiteindelijk ontwierp Mulock Houwer zelf het paviljoen. Toen in 1921 in het kader van de Werkverschaffing de uitvoering van het centrale knooppunt aan de beurt was, besloot men alvast de onderbouw van het paviljoen uit te voeren, inclusief kademuren, centrale trap en bloembakken. Het paviljoen kwam te staan tussen de grote vijver en de renbaan aan de hoofdallee, de Concourslaan en werd pas in 1926 voltooid. In verband met de bescheiden geldmiddelen werd de inrichting en aankleding ervan sober gehouden.
Inmiddels waren op basis van uitbreidingsplannen van L.A. Springer aan de noordzijde onder meer sportterreinen aangelegd. Van de ontworpen uitbreiding van het eigenlijke park met een groot cirkelvormig gazon met een vijver en boomgroepen rondom kwam niets terecht. In 1927 werd namelijk de Werkverschaffing in het kader waarvan het grootste deel van het park was aangelegd afgeschaft. Wel kwam in 1928 een arboretum tot stand met 350 boom- en struiksoorten. In 1930 werd bij het paviljoen een volière gebouwd. In de daaropvolgende jaren bleven de activiteiten beperkt tot het oprichten van een monument ter nagedachtenis aan J.E. Scholten (1931, ontwerp Willem Valk) en het planten van een eikenboom met daaromheen een koperen hek als eerbetoon aan J.A. Mulock Houwer (1935), de drijvende krachten achter de totstandkoming van het park, maar het eigenlijke park werd niet meer vergroot.
Luchtfoto van het Stadspark gezien richting het oosten. Rechts het oude deel en links de
uitbreidingen, circa 1955
Ontwikkelingen na 1945
Na de Tweede Wereldoorlog volgden stapsgewijs verdere uitbreidingen van het park. Inmiddels was het park eigendom geworden van de gemeente omdat de Vereeniging 'Het Stadspark' in financiële moeilijkheden was gekomen. In de jaren '50 bleek dat de voetbalfaciliteiten in het Oosterpark niet meer toereikend waren. Daarom werd aan de zuidkant van het Stadspark op het terrein tussen de Zuiderlaan (nu Leonard Springerlaan), Concourslaan en Mulock Houwerlaan een extra uitbreiding met sportvelden gerealiseerd.
In 1957 werd aan de achterzijde van het park (westkant) een camping gerealiseerd, de huidige stadscamping; ook werd hier een extra plantsoengedeelte aangelegd. Eind jaren '60 is aan de noordzijde van het park een grote uitbreiding van zo'n 55 hectare gerealiseerd. Deze bestond uit voorzieningen als een botanische tuin, een kinderboerderij, een verkeerstuin, midgetgolfbaan, volières en speelweiden. In het voorpark kwam een overdekt ijsstadion. Ook werd een parkeervoorziening bij het voetbalterrein van vereniging 'De Vogels' gerealiseerd. In het voorpark werden in deze periode tussen de Concourslaan en de Verzetstrijderslaan maatschappelijke voorzieningen aangebracht zoals een scholencomplex en een kerk.
In 1978 werd de westelijke ringweg en de A7 aangelegd. De westelijke ringweg, die ter plaatse van de Concourslaan van een ongelijkvloerse kruising werd voorzien, deelde het park in tweeën waardoor er ook nu nog een ruimtelijke verdeling is tussen het voorpark en de rest van het stadspark. Stedelijke ontwikkelingen in de buurt van het park, zoals het verdwijnen van de kunstijsbaan, de bouw van kantoren aan de zuidkant en de veranderde kijk op de functie van het begrip stadspark, vormden aan het eind van de jaren tachtig de aanleiding voor een herinrichtingsplan. In de jaren '90 heeft de ijsbaan in het Voorpark plaats moeten maken voor een kantorenpark, het Martini Trade Park. In het voorpark nabij de Leonard Springerlaan werd de nieuwbouw van de Van Lieflandschool gerealiseerd. Tenslotte verrees in 1994 aan de zuidzijde van het park, langs de A7 het Gasuniegebouw.
Structuur
Het oudste deel van het gebied wordt gevormd door de smalle strook tussen het noordelijke en zuidelijke deel en het denkbeeldige verlengde daarvan. Aan de buitenkant liggen langgerekte vijvers, waarvan de noordelijke gedeeltelijk verdwenen is als gevolg van bebouwing. Om de renbaan heen ligt de Concourslaan. Aan de bocht die deze maakt, is het paviljoen gelegen. De voorzijde met ingangspartij is gelegen in de centrale zichtas over de renbaan. De achterzijde met terrassen opent zich komvormig naar de grote, grillig gevormde vijverpartij en speelt ook daar een centrale rol in de zichtas over de vijverpartij. Het hoofdgebouw van het paviljoen is via halfcirkelvormige bouwdelen verbonden met twee kleinere hoekpaviljoens, die oorspronkelijk dienden voor muziekuitvoeringen en tentoonstellingen.
Vanaf de Concourslaan lopen aan weerszijden van de vijver twee gebogen paden, de Mulock Houwerlaan en de Paviljoenlaan die tegenover het paviljoen samenkomen. Daarnaast is er nog een aantal paden, onder meer langs de oever van de vijver. Rondom de vijver liggen verspreide boomgroepen, bestaande uit verschillende soorten (bijzondere) bomen en heesters. De Campinglaan die in 1915 werd aangelegd als noordelijke toegangsweg tot het park, vormt de westelijke begrenzing van het gebied. Via twee samenkomende paden is deze weg verbonden met de Mulock Houwer- en de Paviljoenlaan.
De vooroorlogse uitbreiding ten noorden van de renbaan heeft een veel minder natuurlijk karakter als gevolg van de meer specifieke functie die dit deel kreeg: sport-, parkeer- en paardenkeuringsterrein.
Bij de uitbreiding van het park na de Tweede Wereldoorlog die in grote lijnen gebaseerd lijkt op eerdere plannen van Springer, is het bestaande park geïntegreerd in een veel groter geheel. Op de plek van een deel van de sportterreinen ten noorden van de renbaan is nu een tweede vijver gesitueerd. Ten noordwesten daarvan, centraal gelegen in het Stadspark, ligt een groot, met bomen en struiken omzoomd gazon dat dienst doet als speel- en festiviteitenterrein. De randen van het park hebben een meer specifieke functie. Zo is in het westen een camping gesitueerd en in het noordwesten een botanische tuin. In de noordoostelijke hoek van het terrein ligt rond een aangelegde heuvel een aantal recreatieve voorzieningen bij elkaar, zoals een kinderboerderij, een rolschaatsbaan, een verkeerstuin en dergelijke. De verschillende delen van het park worden met elkaar verbonden door middel van meerdere paden. Daarnaast is er een rondom lopende wetering die 's zomers als kanovijver en 's winters als ijsbaan gebruikt wordt.
Begrenzing van het oudste deel van het stadspark dat gemeentelijk monument is
(binnen de rode lijn)
Cultuurhistorisch waardevolle gebouwen
Monumenten
Het oudste, oorspronkelijke deel van het Stadspark is sinds 2010 Gemeentelijk monument (zie kaart hierboven). Ook het Stadsparkpaviljoen is Gemeentelijk monument. De gemeentelijke monumenten kennen hun eigen beschermingsregime volgens de Erfgoedverordening van 2010.
Het stadspark vertegenwoordigt grote cultuurhistorische en landschappelijke en natuurwaarden. Van belang zijn:
- de aanleg, hoofdopzet en omvang van het park
- de paden-, laan- en groenstructuren
- de vorm van de waterstructuren
- de zichtassen en doorzichten
- de open ruimte van het renbaangedeelte
- de centrale situering van het paviljoen als schakel tussen de open renbaanruimte voor en de vijverpartij achter
- de gebogen vorm van de terraskade achter het paviljoen met bijbehorende boombeplanting, trappartijen en bloembakken
- de overgang van het park naar het achtergelegen landschap/veengebied
- haar plek in de stad als grootste groengebied van de stad
- de stoffering van het park zoals betonnen zitbanken, (boog)bruggen, gedenkboom Mulock Houwer met koperen hek, het Scholtensmonument, het gietijzeren beeld van Joris met de Draak bij het paviljoen, trappen, siervazen en dergelijke
- een groot aantal monumentale bomen (zie bomenlijst gemeente Groningen).
Beeldbepalende panden
- Het hulprioolgemaal aan de Leonard Springerlaan (BIJ 17 en BIJ 2) is een beeldbepalend pand met markante verschijningsvorm uit 1924. Ontwerp: S.J. Bouma.
- De verschijningsvorm van boerderij en boerenplaats (Peizerweg 172) met waardevolle erfbeplanting, met een structuur die sinds 1832 nagenoeg onveranderd is en herkenbaar te midden van de omringende nieuwbouw. Zij markeert het historische knooppunt nabij de voormalige gemeentegrens van Groningen en Hoogkerk.
Historisch-geografische structuren
- De Peizerweg (voorheen Drentsche Laan), één van de westelijke uitvalswegen van de stad Groningen, is sinds de aanleg ervan nauwelijks van route gewijzigd. Nabij het historische knooppunt (bij Peizerweg 172) gaat de weg over in de Zuiderweg. Op de Bonnebladen (omstreeks 1914) is te zien dat de kruispuntsituatie is aangepast naar de nu nog steeds bestaande situatie en de Peizerweg vanaf het knooppunt nu in zuidwestelijke richting doorloopt en hiermee de oude weg naar Eelde vervangt.
3.1.2 De (huidige) ruimtelijk - functionele structuur
Het plangebied bestaat uit een woongebied, bedrijvenpark, een kantorenlocatie en een groot recreatiegebied (Stadspark).
Het plangebied ligt ingeklemd tussen de A7, de vloeivelden van de voormalige Suikerunie, bedrijventerrein Peizerweg en Laanhuizen / Grunobuurt. Het Stadspark is destijds aangelegd in een lege ruimte grenzend aan de Grunobuurt. Vervolgens is het omsloten door het stedelijk weefsel. Aan de noordkant ontstond bedrijvigheid en aan de zuidkant werden sportvoorzieningen en woonwijken gebouwd. Aan de westkant zorgt de laatste uitbreiding met Buitenhof en Kranenburg voor een definitieve samensmelting van de stad met het dorp Hoogkerk. Het gebied bestaat uit drie delen: Kranenburg, Stadspark en het Martini Trade Park. Deze worden afzonderlijk toegelicht.
De A7 vormt samen met de westelijke ringweg de meest dominante verkeersader in het plangebied. Daarnaast verbindt de HOV-as, op de noordgrens van het plangebied, het transferium Hoogkerk met het station. Door het Stadspark loopt een belangrijke fietsverbinding (Concourslaan). Op de verschillende gebieden wordt nu nader ingezoomd.
Kranenburg
Kranenburg ligt tussen twee infrastructurele assen in: de snelweg A7 en de Peizerweg. Het gebied kent een duidelijke stedenbouwkundige opzet. Lintbebouwing langs de Peizerweg (met het woonwagencentrum De Kring) en het bedrijvenpark Kranenburg langs de A7. Daartussen is een wooncluster, Buitenhof genaamd, gerealiseerd met eengezinswoningen.
Peizerweg: Peizerhoeve en Peizerhoven
Aan de noordkant van de Peizerweg is nog een gave lintstructuur te zien met lange diepe percelen haaks op de Peizerweg. Op een enkele plaats is geen bebouwing aanwezig en wordt zicht geboden op het achterliggende open gebied. Aan de zuidkant van de Peizerweg (de noordkant valt buiten het plangebied) komt verspreid nog enkele bebouwing voor die ooit ook onderdeel uit heeft gemaakt van een vroeger bebouwingslint. Een aantal voormalige boerderijen is gesloopt en heeft plaats gemaakt voor nieuwbouw. Er zijn drie woonbuurtjes aan de Peizerweg te onderscheiden: woonwagencentrum De Kring, de Peizerhoeve en Peizerhoven.
Op de plek van de voormalige Peizerhoeve is in 2008 gestart met de ontwikkeling van het woongebied Peizerhoeve, het gebied tussen Peizerhoven en De Kring.
Peizerhoeve kan gezien worden als een eiland met een eigen identiteit. Het heeft zijn eigen entree aan de Hunsingolaan. Deze entree wordt gecombineerd met de hoofdentree van de eilanden van Peizerhoven. Dit eiland heeft een landschappelijk karakter, er is gekozen voor een ruime opzet: kavels met vrijstaande woningen. Peizerhoeve heeft één (doodlopende) straat, aan deze straat liggen de circa 20 vrije kavels. Deze kavels zijn weer geclusterd in drie eenheden, met hiertussen twee groene wiggen om de relatie met het landschap vorm te geven. Vanaf deze weg, maar ook vanaf de Humsterlandlaan in Buitenhof en de Peizerweg is er twee keer een doorkijk gerealiseerd. In de punt van de driehoek aan de westzijde van de Peizerhoeve is een waterpartij aangelegd om ook hier nog een doorkijk te hebben, maar dan over het water. Het groen tussen de nieuwe bebouwing en Buitenhof is een voortzetting van het open landschap ten zuiden van Peizerhoven. Bij de drie wiggen wordt deze openheid omgebogen naar het noorden, het open landschap in.
Op het moment van vaststelling van het bestemmingsplan is de Peizerhoeve nog (gedeeltelijk) in ontwikkeling. Ten behoeve van de vrijstelling ex artikel 19 WRO is een stedenbouwkundig plan opgesteld dat dient als onderbouwing. Hierin zijn inrichtingseisen voor het gebied opgesteld. Dit bestemmingsplan treedt in plaats van de vrijstelling. Er is voor gekozen om zoveel mogelijk dezelfde regeling over te nemen. Het gebied heeft daarom een aparte woonbestemming (Wonen 2) gekregen met aparte planregels. In het kort komen deze op het volgende neer:
- alle bebouwing (hoofdgebouw en bijbehorende bouwwerken) moet op minimaal 2 meter uit de erfgrens of het water worden geplaatst;
- eventuele bijbehorende bouwwerken dienen te worden gecombineerd met het hoofdvolume, vrijstaande bijbehorende bouwwerken zijn niet toegestaan;
- het hoofdgebouw moet zijn voorzien van een kap. Er worden geen eisen gesteld aan de vorm en de richting van de kap;
- de maatvoering is als volgt: (verplichte) goothoogte maximaal 7 meter; bouwhoogte maximaal 11 meter.
Naast deze eisen geldt nog een aantal inrichtingsaspecten die niet in een bestemmingsplan worden geregeld maar via het regime van de welstand. Deze zijn als aanvullende welstandseisen toegevoegd aan de welstandsnota (2010):
- bijbehorende bouwwerken dienen te worden gecombineerd met het hoofdvolume, geen losstaande objecten;
- materialisatie: geen lichte kleuren voor de hoofdmassa indien niet-natuurlijke materialen worden gebruikt;
- geen lichte kleuren baksteen voor de hoofdmassa (het groen en de begroeiing overheerst);
- er dient gebruik te worden gemaakt van een kap (refererend naar de lintbebouwing, en Peizerhoven).
De hoekkavel met eigen oprit kan, met een goede motivering, hier een uitzondering in zijn. Tot slot moet elk individueel bouwplan voldoen aan de gemeentelijke parkeernormen. Dat betekent, dat er per kavel minimaal twee parkeerplaatsen op eigen erf moeten worden gerealiseerd.
Ten oosten van de Peizerhoeve is woonbuurt Peizerhoven ontwikkeld. Op deze plek was de hoeve Rozenburg gelegen. Het wijkje kent een opvallende architectuur. Deze bestaat uit baksteen opgetrokken vrijstaande woningen met een klassieke uitstraling afgedekt met een rieten kap. In het ontwerp zijn de woningen in vier parallel gelegen eilanden opgezet die de oorspronkelijke verkaveling van het gebied volgen. Het oorspronkelijke slotenpatroon is gehandhaafd. De woningen zijn georiënteerd op ontsluitingswegen en zijn met het achtererf gelegen aan het water.
De woningen zijn vrijstaand of twee aan één gebouwd. Kernmerkend is de verspringende rooilijn. De zuidelijke hoekkavels in het gebied zijn fors. Deze zijn geheel georiënteerd op de openbare ruimte. Aan de zuidkant zijn ook twee parkeerveldjes aangelegd. Het gebied tussen Peizerhoven en de Humsterlandlaan wordt ingericht als park en ecologisch gebied. Hierbij wordt zoveel mogelijk de bestaande kavelstructuur intact gelaten. Het gebied kent bijzondere ecologische waarden. Deze staan beschreven in hoofdstuk 4: ecologie.
Aan de noordoostkant van Peizerhoven is één extra kavel in ontwikkeling genomen. Deze kavel ligt los van Peizerhoven en kent dus ook een eigen beeldkwaliteit. De kavel is georiënteerd en ontsloten op de Peizerweg. In het bestemmingsplan krijgt deze kavel een woonbestemming. Voor wat betreft de inrichting en ontsluiting worden eisen gesteld:
- het parkeren geschiedt op het eigen terrein;
- het perceel wordt via een dam ontsloten op de openbare weg (Peizerweg).
Peizerweg - De Kring
In het midden van de 20ste eeuw vestigden woonwagenbewoners zich aan de Peizerweg. Het woonwagencentrum “De Kring” bestaat uit standplaatsen voor woonwagens en woningen. De standplaatsen zijn in een cirkel (kring) geformeerd aan weerszijden van een ontsluitingsweg. Alle wagens zijn ontsloten op deze kring. Ten oosten hiervan is, als uitbreiding op het woonwagencentrum, een aantal woningen gebouwd. De eerste fase ligt direct aan de Peizerweg en bestaat uit geschakelde woningen van één laag met een kap. In de tweede fase is hierop een uitbreiding gerealiseerd. Ook is het gebied uitgebreid met enkele woonwagens. Tevens zijn rond de kring enkele wagens vervangen door rijtjeswoningen.
De Kring ligt als solitair eiland aan de Peizerweg. Op een aantal plaatsen is een oversteek over de busbaan gecreëerd. Naast het woonwagencentrum is een voetbalcomplex gelegen, dat bij De Kring hoort. Op het terrein zelf staat een verenigingsgebouwtje en zijn enkele speelplaatsen aangelegd. De Kring wordt gescheiden van de woonwijk Buitenhof door een brede waterpartij met groenstrook.
In het bestemmingsplan is de openbare ruimte niet onder een woonbestemming gebracht (zoals in het vorige bestemmingsplan) maar onder verkeer en groen. Hiermee wordt de karakteristieke en dominante verkeersstructuur (kring) beschermd. De woonwagens kennen een apart bebouwingsregime ten opzichte van de woningen.
Bedrijvenpark Kranenburg
Langs de A7 is een bedrijvenzone gerealiseerd waar bedrijven zich presenteren aan de snelweg. De zone heeft een hoogwaardige uitstraling met gebouwen met een representatieve beeldkwaliteit. In de stedenbouwkundige opzet is gekozen voor een brede groenstrook met parallelweg waaraan de bedrijfsgebouwen als één front zijn gelegen. Deze groene zone verhoogt de belevingswaarde vanaf de snelweg. De zichtbaarheid van bedrijven is vergroot door het terrein op te hogen. De gebouwen liggen dus hoger dan de snelweg. Deze ophoging vervult tevens een geluidwerende rol naar de achterliggende woonwijk Buitenhof.
![]() | ![]() |
De bedrijven liggen achter een talud. Dit talud, ook bedoeld als geluidswering, wordt gebruikt om de parkeerterreinen en ondergeschikte bebouwing voor de bedrijven aan het zicht te onttrekken. Ieder bedrijf heeft één inrit dat door het talud heen loopt. De bedrijven staan centraal op de kavel op een gepaste afstand van de perceelsgrens. Hierdoor blijft er ruimte tussen de gebouwen zodat zichtlijnen ontstaan op achtergelegen gebied. De ruime setting zorgt voor lucht en ruimte tussen de gebouwen. Langs de Eemsgolaan zijn drie grote bedrijfsgebouwen gerealiseerd op de overgang naar het woongebied Buitenhof. Tussen het werken en wonen bevindt zich een waterpartij. Richting de aansluiting met de A7 zijn recentelijk nog uitbreidingen gerealiseerd en wordt de Peizer Driehoek ontwikkeld (zie meer bij ontwikkelingen).
Buitenhof
De wijk Buitenhof ligt centraal tussen de Peizerweg en het bedrijvenpark in. De drager van het gebied is een noord-zuidroute, de Hunsingolaan. In de doorgaande route zit een bijna haakse knik met de Eemsgolaan. In het oorspronkelijke stedenbouwkundige concept was het de bedoeling de Hunsingolaan door te trekken naar het zuiden, middels een viaduct over de A7, zodat een verbinding met Ter Borch zou ontstaan. Deze ontwikkeling is niet doorgegaan. De ruimte blijft wel gereserveerd voor dit doel. Nu geldt het verlengde van de Hunsingolaan als langzaamverkeerontsluiting in het groen met het bedrijvenpark.
De wijk heeft een heldere lineaire opzet. In een rechthoekige gridstructuur is een woongebied met twee-onder-één-kappers gebouwd. Aan de Oldambtlaan en de Humsterlandlaan zijn ook rijwoningen gerealiseerd. De bebouwing aan de Humsterlandaan begrenst de wijk met een harde rand. De gridstructuur wordt onderbroken door een groene scheg, die vanuit een centraal groen grasveld in het midden van de wijk, zicht biedt op het Stadspark. Ten zuiden hiervan liggen drie hoven met vrijstaande woningen. Het geheel wordt gescheiden van het bedrijvenpark door een waterpartij en groenzone.
![]() | ![]() |
De woningen zijn, met uitzondering van de vrijstaande woningen aan de oostrand en de drie hoven, projectmatig gebouwd. De bebouwing staat in eenzelfde rooilijn. De hoofdgebouwen zijn op ruime kavels geprojecteerd met ruime voorerven. In het oorspronkelijke ontwerp zijn de kavels omsloten door hagen. Deze zijn anno 2011 nog grotendeels aanwezig. Dit in combinatie met de grote voorerven zorgt voor een groene en ruimtelijke beleving in de wijk. De twee-onder-één-kappers zijn op ruime afstanden van elkaar geplaatst. Tussen de woningen zijn, al dan niet geschakeld, garages gebouwd. Deze zijn veelal in één laag opgericht waardoor veel lucht en ruimte tussen de hoofdgebouwen zit. In een aantal gevallen is afgeweken van het bestemmingsplan en is vrijstelling of ontheffing verleend voor een kap op de garage. Het bestemmingsplan biedt hiervoor een afwijkingsbevoegdheid. Bij een eventuele afwijking wordt gekeken of het bijbehorende bouwwerk voldoende ondergeschikt blijft aan het hoofdgebouw.
Van belang voor de stedenbouwkundige opzet van de wijk is de handhaving van de lineaire structuur met groenstroken aan weerszijden van de Hunsingolaan. De groene scheg als verbinding met het Stadspark. De groene inrichting rondom het gridpatroon, waardoor de wijk op zichzelf komt te liggen. Het handhaven van de rooilijn van de lineaire bebouwing met daaraan gekoppeld de groene inrichting (met hagen) van de voorerven. Tevens is van belang dat zorgvuldig wordt gekeken naar de uitbreiding van de geschakelde bijbehorende bouwwerken op de zijerven van woningen, met name als deze grenzen aan de openbare ruimte.
Stadspark
Het Stadspark geldt als één van de grootste aaneengesloten groengebieden van de stad. In de Groenstructuurvisie (zie ook de groenparagraaf) zijn de monumentale gedeelten van het park samen met onder andere het Noorderplantsoen, de Prinsentuin en het Sterrebos aangewezen als kroonjuwelen van de stad. In paragraaf 3.1.1 is het ontstaan van het Stadspark uitvoerig beschreven. Het oorspronkelijke ontwerp vormt nog steeds een belangrijke stedenbouwkundige drager van het park. Het park wordt ingesloten door verkeersaders waardoor de toegankelijkheid vanuit de stad niet optimaal is. In 2005 is een structuurvisie (“De Verborgen Schat”) opgesteld met als doel om de aantrekkelijkheid van het Stadspark te vergroten. Onder het kopje ontwikkelingen wordt uitgelegd welke fysieke maatregelen genomen zullen worden en welke gevolgen die voor dit bestemmingsplan hebben. Voor wat betreft de stedenbouwkundige structuur zijn enkele elementen van belang. Dit zijn deels de gebouwde voorzieningen zoals het paviljoen, de bebouwing rondom de sportvoorzieningen, de camping en losse verspreide bebouwing.
De meest opvallende verschijning is het gebouw van de Gasunie. Het ontwerp is van architectenbureau Alberts en Van Huut uit 1994. Het gebouw is één van de meest markante verschijningen aan de skyline van Groningen. Het gebouw telt 18 verdiepingen en is 89 meter hoog. In 2007 is het gebouw door dagblad Trouw uitgeroepen tot mooiste van Nederland. In het gebouw huist het hoofdkantoor van de Gasunie. De controlekamer van de Nederlandse gasdistributie is in de kelder van het gebouw gehuisvest. Het naastgelegen parkeerterrein is van de Gasunie. Vanwege de overloopfunctie voor evenementen in het Stadspark en Martiniplaza heeft het terrein een verkeersbestemming met de functieaanduiding parkeren (p).
Het paviljoen in het centrum van het Stadspark is een gemeentelijk monument. Rondom het bouwvlak is een strak bouwvlak geplaatst. Ditzelfde geldt voor het naastgelegen gebouwtje van de Jeu-de-boulesvereniging. Aan de rand van het Stadspark (entree aan de Paterswoldseweg) zijn een kerk, een scoutinggroep en een kinderdagverblijf gevestigd. Het betreft hier bestaande functies. Er zijn bij deze functies geen uitbreidingsmogelijkheden opgenomen in het bestemmingsplan. Het is niet gewenst de entree van het Stadspark langs de Concourslaan verder te verdichten met bebouwing. Ook de verkeerskundige structuur is hier niet op berekend. Ditzelfde geldt voor het schoolgebouw van het Nooorderpoortcollege aan de noordzijde van de Concourslaan. Voor wat betreft de gebouwde voorzieningen op de sportvelden is enige uitbreidingsruimte geboden om in een toekomstige behoefte te voorzien. Voor de drafbaan is de bestaande bebouwing, waaronder de monumentale overkapping, in een bouwvlak geplaatst. Hierbuiten is geen ruimte voor uitbreiding toegestaan.
De overige bebouwing in het Stadspark bestaat uit stallen, bergingen, e.d. ten behoeve van de kinderboerderij. Deze hebben een specifiek bouwvlak. In de planregels is enige uitbreidingsruimte geboden voor het oprichten van enkele kleine gebouwtjes tot een gezamenlijke oppervlakte van maximaal 250 m2. Daarnaast is er nog wat bebouwing ten dienste van gemeentelijke overheidsdiensten. Aan de Concourslaan is een materialenopslag gevestigd. Het is de bedoeling dat deze op langere termijn verplaatst zal worden. Vandaar dat de huidige bebouwing is wegbestemd.
Op de camping staan op dit moment een gebouw voor de receptie, een bedrijfswoning en enkele sanitaire voorzieningen. De eerst genoemde zijn in een bouwvlak gelegd zodat plaats en situering vastliggen. De sanitaire gebouwtjes, met lage hoogte en beperkte oppervlaktemaatvoering zijn niet specifiek vastgelegd. Dit actualiseringsplan voorziet in een positieve bestemming van de bestaande voorzieningen. Daarbij worden via direct bouwrecht' op het campingterrein 10 logwood-cabins toegestaan. Via ontheffng bestaat de mogelijkheid om de oppervlakte horeca (restaurant) met maximaal 200 m2 te vergroten en nog eens maximaal 10 logwood-cabins bij te bouwen.
Het bestemmingsplan kent voor het Stadspark overwegend een groenbestemming. Deze doet het meest recht aan het bijzondere karakter van het park. De voorkomende functies zijn apart bestemd of worden aangeduid. De inzet van het bestemmingsplan is om het groen zoveel mogelijk te benadrukken. De historische wegenstructuur heeft een aparte verkeersbestemming. De sport- en recreatieve functies zijn apart bestemd. De bouw- en uitbreidingsmogelijkheden zijn gering.
Martini Tradepark / Martiniplaza
Tussen de westelijke ringweg en de Paterswoldseweg ligt het Martini Trade Park en de Martiniplaza. In 1969 is begonnen met de bouw van een tentoonstellingsruimte. Dit complex beschikte over expositiezalen, vergaderruimten en een restaurant. Na privatisering is het complex steeds verder uitgebouwd. De naam veranderde van Martinihal in Martiniplaza. De laatste uitbreiding, waarbij een theaterruimte en een nieuwe sportzaal met nieuwe entree op het voormalige voorplein zijn gerealiseerd, dateert van medio 2000.
Het complex richt zich met de achterkant naar de A7. Hierdoor is de uitstraling niet representatief. De voorzijde met entree geven wel een representatief beeld. Aan de Leonard Springerlaan is een luifel over het voorplein gebouwd die dienst doet als entree. In de zuidwesthoek is een hotel gevestigd.
Aan de oostkant van het Martinicomplex is het grote bedrijfspand van de voormalige Auto Century garage gesitueerd. Het garagebedrijf is onlangs verplaatst naar de Bornholmstraat in het industriegebied Groningen Zuidoost. Het tankstation met LPG is aan de Paterswoldseweg gevestigd gebleven.
Tegenover de Martiniplaza is het Martini Tradepark gerealiseerd. Het kantorenpark bestaat uit twee bouwblokken. De kantoorgebouwen zijn aan de randen gesitueerd. De verschillende gebouwen staan los van elkaar. Tussen de gebouwen liggen voetpaden en ontsluitingswegen. De bouwblokken manifesteren zich als robuuste eenheden met een half-open gevelstructuur. De bebouwing is vijf tot zes lagen hoog. De verschillende ontwerpen zorgen voor een gevarieerd beeld. Op de binnenterreinen van de bouwblokken is parkeergelegenheid gecreëerd voor de kantoren. Hier is, behoudens kleinschalige overkappingen en nutsvoorzieningen, geen bebouwing toegestaan.
![]() | ![]() |
Handhaving van de stedenbouwkundige structuur met de twee robuuste eenheden is uitgangspunt van het bestemmingsplan. Ten noorden van het Martini Trade Park grenzen de kantoorpanden direct aan het Stadspark. De plint sluit aan op het groen. Aan de zuidzijde is een kleine groenstrook gelegen tussen straat en kantoorpand. Aan de westkant ligt een groenstrook tussen de ringweg en het westelijke kantorenblok.
Ontwikkelingen
Het bestemmingsplan is conserverend van aard. Dat betekent dat er geen nieuwe (ingrijpende) ontwikkelingen mee worden mogelijk gemaakt. Een uitzondering hierop zijn de ontwikkelingsmogelijkheden aan de Peizerweg. In de Peizerhoeve en op een solitaire kavel aan de noordoostzijde van de Peizerhoven wordt woningbouw mogelijk gemaakt. Hieronder wordt een doorkijk geboden op mogelijke toekomstige ontwikkelingen in het plangebied.
Kranenburg
Aan de westkant van het plangebied is nog enige ruimte voor uitbreiding van het bedrijventerrein. In het recente verleden is hier een groot modern bedrijfspand (VCD automatisering) en een kinderdagverblijf gerealiseerd. Ten westen van de Peizerweg in de hoek met de Zuiderweg wordt de Peizer Driehoek gerealiseerd. Ook hier komt bedrijvigheid in dezelfde branche als Kranenburg.
Ten noorden van het plangebied ligt het terrein van de voormalige Suikerunie. Dit terrein, dat bestaat uit vloeivelden en weilanden, is aangekocht door de gemeente. Op langere termijn zullen hier mogelijk ontwikkelingen gaan plaatsvinden. De eerst komende jaren zullen er vooral tijdelijke ontwikkelingen plaatsvinden. Het terrein maakt geen onderdeel uit van dit bestemmingsplan, maar valt in het bestemmingsplan Ruskenveen.
Stadspark
Zoals genoemd is er een structuurvisie opgesteld voor het Stadspark, “De Verborgen Schat”. Hierin staat een aantal ruimtelijke wensen opgesomd. De meeste er van zijn op het moment van schrijven financieel niet haalbaar. In het bestemmingsplan worden deze dan ook niet meegenomen. Overigens betreffen het voor het grootste deel herinrichtingsmaatregelen waarbij bestemmingen niet veranderen, zoals het verbeteren van padenstructuren en parkeeroplossingen, die op grond van dit bestemmingsplan mogelijk zijn.
In het gebouwtje bij de kinderboerderij wordt de mogelijkheid geboden om er kleinschalig lichte horeca aan te bieden. Hierdoor wordt de aantrekkingskracht van de kinderboerderij en speeltuin vergroot. Het parkeerterrein tegenover de Drafbaan (naast VV De Vogels) is wegbestemd. Dit past in de gedachte om de Concourslaan een rustig verblijfskarakter te geven. Het terrein aan de westkant van de voetbalvereniging wordt uitgebreid met een parkeerfunctie (bestemming Verkeer).
Ten aanzien van het gebruik van de Drafbaan dient het volgende te worden opgemerkt. Op 10 september 2012 heeft het college van burgemeester en wethouders besloten om de toekomst van de Drafbaan als terrein voor grootschalige evenementen nader uit te willen werken. Dit kan op termijn gevolgen hebben voor de milieuvergunning van het terrein en daarmee ook voor het aantal evenementen dat op het terrein georganiseerd mag worden. Uitgangspunt hierbij blijft echter het raadsbesluit van 17 november 2010, waarin staat dat de gemeente Groningen de milieuvergunning in lijn met de nota Feesten in Balans II aanpast, omdat de huidige vergunning evenementen zoveel ruimte geeft dat Stadjers vaker dan wenselijk is last hebben van geluidhinder als gevolg van evenementen.
Parallel aan dit proces loopt de actualisering van het bestemmingsplan. Op dit moment is er geen concreet zicht op de gevolgen van de uitwerking van de toekomstvariant Drafbaan Stadspark. Dit is dan ook de reden dat in de voorliggende actualisatie van het bestemmingsplan de huidige norm van 12 evenementen per jaar met een hoog geluidsniveau gehandhaafd is (zie ook paragraaf 4.5.5.).
Aan de noordkant van de entree van het Stadspark aan de Paterswoldseweg wordt een deel van het Noorderpoortcollege ingevuld door een openbare basisschool. Deze ontwikkeling valt buiten dit bestemmingsplan. Het is de bedoeling om een deel van het schoolplein te realiseren in dit bestemmingsplan. Het gaat om het gedeelte ten zuiden van het Noorderpoortcollege aan de Concourslaan. Dit moet een groen ingericht speelterrein worden met weinig verharding. Dit past in het groene karakter van het park. Het schoolplein krijgt daarom een aanduiding groen in plaats van de bestemming maatschappelijk. Hierdoor wordt het groene parkachtige karakter benadrukt.
Aan de westzijde van het Stadspark bevindt zich een volkstuinencomplex met een verenigingsgebouw en aan de oostzijde van de Campinglaan ligt de Camping Stadspark met een kantine, bedrijfswoning en enkele toiletgebouwen.
Aan de noordkant van het Stadspark, op de hoek Peizerweg/Campinglaan, ligt een oud kassencomplex van Novo. Deels is dit al gesloopt, deels is dit nog in bedrijf en heeft het een maatschappelijke bestemming. In de toekomst zal hier mogelijk een nieuwe woonlocatie worden ontwikkeld voor begeleid wonen. Deze plannen zijn echter nog niet voldoende uitgewerkt. Ook is er nog geen zicht op dat de plannen op korte termijn economisch uitvoerbaar zijhn. Vandaar dat deze nieuwe ontwikkeling niet in dit bestemmingsplan is meegenomen. Mocht er binnenkort een bouwaanvraag voor nieuwbouw worden ingediend, dan zal hiervoor een aparte planologische procedure worden gevolgd, waarbij ook de buurtcommissie Buitenhof zal worden betrokken.
Martini Trade Park
Het autobedrijf (Century) aan de oostkant van de Martiniplaza aan de Paterwoldseweg is verhuisd naar het industriegebied Groningen Zuidoost (het voormalige terrein van Van Gend & Loos op de kop van de Bornholmstraat). Daarmee komt deze bedrijfslocatie beschikbaar. Het is op dit moment nog niet bekend op welke manier het terrein wordt herontwikkeld. Mogelijk kan hier in de toekomst een uitbreiding van Martiniplaza plaatsvinden, met bijbehorende ondersteunende activiteiten. Ook de vestiging van een nieuw hoogwaardig hotel wordt als een mogelijke nieuwe ontwikkeling gezien.
Omdat er nog geen concrete plannen zijn en er geen zicht is op verplaatsing van het bestaande LPG-tankstation aan de Paterswoldseweg, zijn deze nieuwe ontwikkelingen, evenals als bij de Novo-locatie, niet in dit bestemmingsplan meegenomen.
3.2 Wonen
Woningtypen, bevolking en huishoudentypen
De woonwijk De Buitenhof is ontwikkeld om huishoudens voor de stad te behouden die anders naar Drenthe zouden trekken. Men wilde dit bewerkstelligen door ruime kavels en veel keus. Het programma bestond uit de ruimere woningtypen. De eerste woning van De Buitenhof is opgeleverd in 1997. Destijds ging het om 460 woningen, later is ten noorden van de Buitenhof nog Peizerhoven ontwikkeld. Het gehele gebied, met ook De Kring erbij telt op 1-1-2010 bijna 600 woningen. Het woonwagengebied De Kring is in 2007 uitgebreid met 29 woningen en 8 standplaatsen. Een substantieel deel van de woningen is een vaste rijenwoning.
Woningtypen, 1-1-2009
In 2010 zijn de eerste kavels van de Peizerhoeve ("Peizerhoven II") bebouwd, de komende jaren zal deze vlek aan de Peizerweg verder worden bebouwd.
Op 1 januari 2009 woonden in het gebied van het bestemmingsplan 1837 mensen in 537 huishoudens. Ruim de helft van die huishoudens zijn gezinnen. Daardoor zijn de leeftijdsgroepen van middelbare leeftijd en de 0-15jarigen oververtegenwoordigd ten opzichte van stedelijke percentages. Hieronder een overzicht van de huishoudprofielen.
Huishoudprofielen, 1-1-2009
Volkshuisvestelijk beleidskader en ontwikkelingen
In de Structuurvisie Stad op Scherp (2009) zijn concepten uitgewerkt voor een vitale en levendige stad. De gemeente wil de groei van een compacte stad in het groen blijvend faciliteren. In februari 2010 is in het kielzog van de structuurvisie een nieuwe structuurvisie Wonen vastgesteld.
In de structuurvisie Wonen zijn drie thema's benoemd:
- Ieder huishouden in de stad woont naar zijn eigen zin
- Nieuwbouw moet gericht zijn op wat nog ontbreekt
- Drie doelgroepen voor nieuwbouw: jongerenhuishoudens, gezinnen en ouderen.
Nieuwbouw voor gezinnen en ouderen maakt ook dat er beweging plaatsvindt op de woningmarkt en ondersteunt ook de eerste doelstelling. Het aantal nieuwe woningen is minder van belang, het gaat er om specifieke kwaliteiten toe te voegen aan de woningvoorraad in de stad. Daarbij streeft de gemeente naar evenwichtige wijken met een eigen karakter.
Het gebied Kranenburg-Stadspark kent behalve de Peizerhoeve ("Peizerhoven II", vrije kavels in de driehoek Hunsingolaan, Humsterlandlaan en Peizerweg, in totaal gaat het om 21 uit te geven kavels) geen nieuwe ontwikkelingen op woningbouwgebied, behalve de restkavel in de noordoostpunt van de Peizerhoven, waar één vrijstaande woning kan worden gebouwd.
Beleid Groninger Woonkwaliteit en Politiekeurmerk Veilig Wonen
Het kwaliteitsbeleid met betrekking tot algemene extra kwaliteiten van het wonen in de gemeente Groningen is vastgelegd in de nota Groninger Woonkwaliteit (GWk), zoals vastgesteld in 2003 en 2008.
Het pakket kent vanuit het beleid Zorgen voor Morgen eisen ten aanzien van levensloopbestendigheid en toegankelijkheid. Veiligheidseisen komen voort uit een convenant Politiekeurmerk Veilig Wonen dat de gemeente Groningen heeft afgesloten met de politie en het Openbaar Ministerie. Tenslotte richt Groninger Woonkwaliteit zich ook op duurzaamheid en gezondheid.
Voor het Groninger Woonkwaliteitbeleid is er samen met ontwikkelaars, corporaties, belangengroeperingen en gemeente een pakket aan maatregelen ontwikkeld. Gemeente en ontwikkelaars hebben in 2008 hun afspraken geherijkt en opnieuw een Intentieovereenkomst Groninger Woonkwaliteit getekend. De gemeente stelt tijdens het voortraject een advies Groninger Woonkwaliteit op, de ontwikkelaar stelt tekeningen beschikbaar. Bouwaanvragen en bouw worden steekproefsgewijs getoetst.
3.3 Voorzieningen
In het plangebied bevindt zich een aantal (grootstedelijke) voorzieningen, waaronder Martini Plaza waar tal van evenementen, beurzen en sportwedstrijden worden gehouden en het tegenover liggende kantorenpark Martini Trade Park, grenzend aan het voorpark van het Stadspark.
Aan de Paterswoldseweg bevindt zich onder andere een school, een kerk en een gebouw waar kinderopvang is gehuisvest. Deze functies hebben de bestemming Maatschappelijk gekregen.
Aan de westzijde van de Westelijke Ringweg bevindt zich het hoofdpark van het Stadspark, met speelvoorzieningen en een kinderboerderij.
Ook verschillende sportverenigingen hebben hier hun thuisbasis, zoals de voetbalverenigingen De Vogels en Velocitas, met aan de zuidkant het terrein van de Drafbaan en het sportpark en atletiekcentrum Stadspark. Ook het voetbalveld van PKC bij het woonwagencentrum de Kring maakt deel uit van het bestemmingsplan.
Aan de Campinglaan bevindt zich de Camping Stadspark. Vanwege het toekomstperspectief bestaan er plannen om de camping te vernieuwen met meer mogelijkheden voor overnachtingen, ook voor groepen. Daarvoor is het noodzakelijk dat de huidige bebouwingsmogelijkheden worden vergroot. In dit bestemmingsplan worden daarom via 'direct bouwrecht' maximaal 10 logwood-cabins toegestaan, in clusters van maximaal 5 stuks, met een maximale goot- en bouwhoogte van 2,5 en 4 meter. De oppervlakte varieert tussen de 15 en 25 m2, met dien verstande dat de gezamenlijke oppervlakte per cluster maximaal 100 m2 bedraagt.
Daarnaast bestaat via ontheffing de mogelijkheid het restaurant met maximaal 200 m2 te vergroten en op het terrein van de camping nog eens maximaal 10 logwood-cabins bij te bouwen.
Wat de situering betreft dient rekening te worden gehouden met de zichtlijnen over de camping.
De logwood-cabins dienen zich te integreren in de camping, d.w.z. een situering rug aan rug, openend richting andere campinggasten. Op deze wijze is er een maximale integratie in de campingsfeer en vormen de logwood-cabins geen op zich zelf staande eenheid.
Als architectonische randvoorwaarden gelden dat de materiaalkeuze moet zijn afgestemd op de landelijke omgeving en dat de bebouwing een groene en natuurlijke uitstraling moet hebben. Mogelijkheden materialen: groen dak (b.v. mos, sedum), zinken of houten dak, hedera of houten gevels. Ingetogen kleurstelling, opgaand in natuurlijke omgeving.
Van belang te vermelden is de Novo-locatie op de hoek van de Peizerweg/Campinglaan, waar kwekerij de Buitenhof is gevestigd. Deze kwekerij heeft in dit bestemmingsplan de bestemming Maatschappelijk gekregen.
Stichting Novo onderzoekt op dit moment de mogelijkheden op hun terrein huisvesting te realiseren voor gehandicapte kinderen en ouderen, eventueel in combinatie met verplegend personeel (mantelzorg). Deze plannen zijn echter op dit moment nog onvoldoende zeker om mee te nemen in dit bestemmingsplan.
3.4 Verkeer
Verkeersstructuur
Verschillende gemeentelijke beleidsnota's gaan uit van een nauwe samenhang tussen het ruimtelijke beleid en het verkeers- en vervoersbeleid. Dit tegen de achtergrond van het verbeteren van de bereikbaarheid en leefbaarheid van de stad. Het verkeers- en vervoersbeleid is vooral gericht op stimulering van het gebruik van het openbaar vervoer en langzaam verkeer. Dit impliceert een efficiënter gebruik van de bestaande verkeersruimte en een duidelijke verkeersstructuur. De doorstromingscapaciteit op het stedelijke hoofdwegennet en bundeling van verkeersstromen is daarbij van belang. In de tussenliggende gebieden is een zo aangenaam en veiliger woon- en leefklimaat het doel.
In het kader van het landelijke concept “Duurzaam Veilig” zijn in de gemeentelijke nota “Kalm aan en rap een beetje” alle wegen in de gemeente Groningen onderverdeeld in een drietal categorieën, te weten stroomwegen (ringwegen), gebiedsontsluitingswegen (50 km/u) waar stromen centraal staat en erftoegangswegen (30 km/u) waar verblijven centraal staat.
Auto
Aan de noordzijde wordt het gebied begrensd door de Peizerweg en de busbaan Peizerweg. In het zuiden wordt het gebied begrensd door één van de belangrijkste stroomwegen voor de stad Groningen, de Weg der Verenigde Naties (Rijksweg A7). Het gebied wordt in het westen begrensd door de aansluiting Hoogkerk op de Rijksweg A7 en in het oosten door de Laan 1940 – 1945 – Verzetstrijderslaan – Paterswoldseweg.
De Weg der Verenigde Naties en de Laan 1940 – 1945 zijn gecategoriseerd als een stroomweg. De Weg der Verenigde Naties kent een afwisselend snelheidsregime met 70 – 100 – 120 km/u. De Laan 1940 – 1945 heeft een maximale snelheid van 70 km/u. Beide wegen maken onderdeel uit van de ringstructuur van de stad Groningen. De Weg der Verenigde Naties maakt onderdeel uit van de Zuidelijke Ringweg Groningen en De Laan 1940 – 1945 van de Westelijke Ringweg Groningen. Beide wegen staan wijzigingen te wachten in het kader van de planstudie Zuidelijke Ringweg Groningen.
Binnen het plangebied zijn de Eemsgolaan, Hunsingolaan en de Peizerweg aangewezen als gebiedsontsluitingswegen met een maximumsnelheid van 50 km/u. Ook de Rozenburglaan en Leonard Springerlaan zijn gecategoriseerd als gebiedsontsluitingsweg. Het gebruik van de Concourslaan en Leonard Springerlaan wordt mede bepaald door de aanwezigheid van het Stadspark en het Martini Plaza en bijbehorend bedrijventerrein. Deze voorzieningen hebben een bovenwijkse functie, waardoor extra verkeer wordt aangetrokken.
Het kantorenpark Martini Trade Park wordt ontsloten via de Leonard Springerlaan. Het bedrijvenpark Kranenburg wordt ontsloten via de Rozenburglaan en Eemsgolaan.
Alle overige wegen binnen het plangebied, met uitzondering van de wegen op bedrijventerreinen, zijn erftoegangswegen (woonstraten), waar verblijven centraal staat en een maximum snelheid van 30 km/u geldt. De overgang van een gebiedsontsluitingsweg naar een erftoegangsweg is zo vormgegeven dat de weggebruiker wordt gewezen op het veranderde snelheidsregiem en het te verwachten verkeersgedrag. De aansluitingen zijn vormgegeven met een voorrangskruispunt in combinatie met een 30 km/u aanduiding of een zogenaamde inritconstructie.
Om de verkeersdoorstroming te verbeteren, krijgt de Concourslaan ter hoogte van de Gasunie een eigen aansluiting op de Westelijke Ringweg. Die nieuwe aansluiting krijgt een slagboominstallatie. Daarmee is de A7 vanaf de Concourslaan alleen tijdens de avondspits bereikbaar en wordt het verkeer op andere tijdstippen geweerd.
Fiets
In de beleidsnota 'Fietsverkeer 2000' wordt de fietsstructuur in de stad onderverdeeld in een hoofdfietsstructuur en een secundaire fietsstructuur.
In het plangebied behoren de Zuiderweg, Peizerweg, Hunsingolaan, Campinglaan (Peizerweg – Paviljoenlaan), Paviljoenlaan, Laan 1940 – 1945 (parallelstructuur), Concourslaan en Paterswoldseweg tot de hoofdfietsstructuur. Met uitzondering van de Peizerweg beschikken deze wegen allemaal over vrijliggende fietspaden. Op de Peizerweg maakt fietsverkeer gebruik van de parallelstructuur aan de noordzijde van de Peizerweg, autoverkeer maakt echter ook (beperkt) gebruik van deze structuur.
Daarnaast ligt er een oude wens om de hoofdfietsstructuur vanaf de Hunsingolaan door te trekken richting de Ter Borchlaan en de Bruilweering toe te voegen aan de hoofdfietsstructuur. Er zijn echter geen concrete plannen en financiële middelen om deze verbinding te realiseren. In dit bestemmingsplan is de benodigde ruimte voor dit doel open gehouden en is hieraan de bestemming Groen toegekend.
De Rozenburglaan, Eemsgolaan, Fivelgolaan en Campinglaan (Paviljoenlaan – Rozenburglaan) maken onderdeel uit van de secundaire fietsstructuur. Op de Rozenbruglaan, Fivelgolaan en Campinglaan maakt fietsverkeer gebruik van dezelfde rijbaan als het gemotoriseerde verkeer. Langs de Eemsgolaan heeft fietsverkeer de beschikking over een vrijliggende fietsvoorziening.
Parkeren
Parkeren vindt vooral plaats op eigen terrein. Het is echter toegestaan om de openbare weg ook te gebruiken voor parkeren. Op het bedrijventerrein wordt veelal geparkeerd op eigen terrein, maar deels ook op de openbare weg.
Aan de Leonard Springerlaan bevindt zich de parkeergarage Martini Parking ontsloten , tegenover Martiniplaza. Kantoren aan de Leonard Springerlaan hebben parkeerruimte op eigen (binnen)terrein.
Bij nieuwbouwplannen dient rekening te worden gehouden met voldoende parkeerruimte voor zowel de auto als de fiets. Het aantal parkeerplaatsen wordt bepaald door de geldende gemeentelijke parkeernormen. De kosten van de parkeerplaatsen zijn voor rekening van de ontwikkelaar.
Openbaar vervoer
De Peizerweg fungeert als een busbaan en is gesloten voor autoverkeer. Een groot aantal buslijnen richting de stad Groningen rijdt via de Peizerweg naar haar bestemming. Lijn 4 maakt hierbij gebruik van de Eemsgolaan en Hunsingolaan. De herkomst van het openbaar vervoer op de Peizerweg ligt bij het nieuw ontwikkelde transferium Hoogkerk-Peizermade en het achterliggende gebied.
Ook de Paterswoldseweg wordt gebruikt door een groot aantal openbaar vervoer lijnen. Het openbaar vervoer maakt uitsluitend gebruik van de gebiedsontsluitingswegen en stroomwegen binnen het plangebied.
3.5 Openbare Ruimte
3.5.1 Groenstructuur
Kranenburg en Buitenhof
Het bedrijvenpark Kranenburg en de woonwijk Buitenhof hebben een heldere groenstructuur die de stedenbouwkundige opzet versterkt. Het centrale woongedeelte wordt omringd door water. In dit gedeelte van de wijk lopen de woonstraten in noord-zuid richting. Elke woonstraat is voorzien van laanbeplanting in grasstroken. Centraal door de wijk loopt een noord-zuid verbinding, de Hunsingolaan welke begeleid wordt door laanbeplanting. Deze laan wordt gekruist door oost-west verbindingen, de Eemsgolaan en de Fivelgolaan. De Eemsgolaan wordt ook begeleid met laanbeplanting, de Fivelgolaan is een bredere grasstrook waarin los gestrooid bomen staan. De Fivelgolaan vormt tevens via een groene scheg een directe verbinding met het Stadspark. Op de kruising van deze assenstructuur is een wijkparkje gerealiseerd. De zuidkant van de wijk wordt begrensd door een bedrijventerrein langs de A7. Tussen het bedrijventerrein en de woonwijk ligt een strook water met ecologische waarden en aan de zijde van het bedrijventerrein een strook opgaande beplanting. Dit groen dient zowel als buffer tussen bedrijven en woningen als een wandelgebied.
Langs de A7 ligt voor de bedrijven een open groenzone. Deze zone wordt bewust open gehouden zodat de bedrijven zich kunnen presenteren naar de A7. Het terrein loopt op naar de bedrijven toe, achter dit talud is het parkeren gerealiseerd zodat dit zoveel mogelijk uit het zicht gebeurt. De groenzone verbreedt zich ter plaatse van de stadsmarkering van Libeskind en vormt hier tevens een entree van de wijk. Hier bevindt zich ter hoogte van de Bornster Tol een skate-voorziening voor de jeugd van Buitenhof en De Kring.
Aan de oostkant van de wijk ligt een volkstuinencomplex. Tussen het centrale woongedeelte en het volkstuinencomplex ligt een watergang. Langs deze watergang is aan de volkstuinenzijde een strook ecologisch groen gerealiseerd welke aan de noordkant breder wordt. Deze strook en het water dienen als ecologische verbinding door de wijk. Aan de noordzijde van de wijk ligt de Peizerweg. Dit is een oude toegangsweg naar Groningen waaraan lintbebouwing is ontstaan. Deze bebouwing wordt aan de zuidzijde begrensd door een strook groen en een watergang.
De landschappelijke dragers zoals de Hunsingolaan en Eemsgolaan, evenals de groene buffers rondom het bedrijventerrein, zijn als Groen bestemd. Hier is in principe geen bebouwing mogelijk. Ook met verharding moet terughoudend worden omgegaan. Bescherming van het groene karakter heeft prioriteit. Ook de minder belangrijke structuurbepalende groene elementen, zoals de groene inrichting op De Kring en groene strookjes langs de Peizerweg hebben een groenbestemming. Verder heeft ook de bufferzone tussen het volkstuinencomplex en de woonwijk Buitenhof, die ecologische waarden bezit, de bestemming Groen gekregen.
Stadspark
Het Stadspark is zoals de naam al zegt het stadspark van Groningen. Gelegen aan de zuidwestkant van de stad vormt het de grootste groenvoorziening van de stad. Het park is ooit opgericht als een particulier initiatief (zie paragraaf 3.1.1).
Diverse periodes in de ontstaansgeschiedenis zijn nog herkenbaar. Allereerst is er het ontwerp van Springer met de in paragraaf 3.1.1. beschreven elementen. Na de tweede wereldoorlog werd het park overgedragen aan de gemeente. Eind jaren '60 is aan de noordzijde van het park een grote uitbreiding gerealiseerd. Deze bestond uit voorzieningen als een botanische tuin, een kinderboerderij, een verkeerstuin, midgetgolfbaan, volières en een overdekt ijsstadion in het voorpark.
In 1978 werd de westelijke ringweg en de A7 aangelegd. De westelijke ringweg deelde het park in tweeën waardoor er ook nu nog een ruimtelijke verdeling is tussen het voorpark en de rest van het stadspark.
Het park in de huidige vorm is inmiddels omsloten door het stedelijk weefsel. Belangrijke structuurdragers zijn nog steeds de door Springer ontworpen vijverpartij, de drafbaan en de Concourslaan in het verlengde van de Parkweg. Functioneel en ruimtelijk heeft het park echter meer potentie. De noordzijde van het park heeft een onduidelijke structuur en programmatisch heeft het park nog te weinig te bieden. Mede daarom is in 2005 in opdracht van de gemeente een structuurvisie opgesteld, genaamd “De verborgen schat”.
De vertaling naar het bestemmingsplan is als volgt. Het grootste deel van het Stadspark heeft de bestemming Groen. De kenmerkende wegenstructuur is bestemd als Verkeer. Binnen Groen is in principe geen bebouwing toegestaan met uitzondering van de schuilhutjes ten behoeve van de kinderboerderij en dierenweides. Hier zijn ook beperkte uitbreidingsmogelijkheden geboden. Structuurbepalend water heeft de bestemming Water. Binnen de bestemming Groen is ook de speeltuin naast de kinderboerderij opgenomen en de verspreid door het park voorkomende beelden en monumenten.
boomstructuurplan
In het bomenstructuurplan zijn de belangrijkste boomstructuren van het plangebied vastgesteld. Op bijgevoegde kaarten zijn de structuren weergegeven. In het Stadspark behoren de Concourslaan en de Leonard Springerlaan tot de hoofdstructuur. In Kranenburg geldt dat voor de Peizerweg, Eemsgolaan en Hunsingolaan. Ook de verbinding (fietspad) met het Stadspark maakt deel uit van de hoofdstructuur. De overige laanbomenstructuren in Buitenhof zijn allemaal nevenstructuur.
In het Stadspark staan veel monumentale bomen.
Groenstructuur Stadspark
Groenstructuur Kranenburg
groenstructuurplan
In de groenstructuurvisie Groene Pepers (vastgesteld in maart 2009) is op de groenstructuurkaart onderscheid gemaakt tussen de basisgroenstructuur en de nevengroenstructuur. Gestreefd wordt naar versterking van de functionele kwaliteit en complementering van (de samenhang in) de basisgroenstructuur.
Het Stadspark valt volgens de groenstructuurvisie in het geheel onder het basisgroen. Dit geldt ook voor de groene buffers langs de A7 en de westelijke ringweg. In de wijk Buitenhof behoort het wijkparkje tot het basisgroen. De laanboomstructuren langs de verschillende woonstraten zijn nevengroen. Dit geldt ook voor het groen rondom het bedrijventerrein. De zone tussen bedrijven en snelweg, alsmede langs de Peizerweg, is basisgroen.
Basisgroen en nevengroen
3.5.2 Waterstructuur
Vanuit het zuiden lopen diverse waterlopen in de richting van het plangebied. Het gaat hier om de afwatering van het Drents Plateau (Eelderdiep en omgelegde Eelderdiep). De waterlopen liepen oorspronkelijk door het veengebied van het plangebied. Nu zijn deze structuren niet meer aanwezig. De waterstructuren in Kranenburg ondersteunen de stedenbouwkundige structuur. Het water vormt de scheiding tussen de verschillende deelgebieden. Tussen het bedrijvenpark Kranenburg en de woonwijk Buitenhof ligt naast een brede groen strook een waterstrook. Aan de westkant vormt water eveneens een scheiding tussen het woonwagencentrum De Kring en Buitenhof. Aan de oostkant ligt een brede ecologische waterstrook.
In het Stadspark maakt water onderdeel uit van het oorspronkelijke ontwerp. Zo is de vijver voor het paviljoen een belangrijk onderdeel in het groenconcept. Ook de waterlopen door het noordelijk deel zijn van belang voor de groene beleving van het park. In het voorpark ligt een vijver. Op deze locatie was vroeger de ijsbaan gerealiseerd, maar is nu een groengebied dat vooral gebruikt wordt voor 'lunchwalkers' van het Martini Trade Park.
Inzet van het bestemmingsplan is het beschermen van deze waterstructuren. In het deelgebied Kranenburg maken de waterstructuren wezenlijk onderdeel uit van de stedenbouwkundige structuur. In het Stadspark behoren ze tot het oorspronkelijke historische ontwerp. De waterlopen krijgen de bestemming Water. Ondergeschikt water wordt ondergebracht in reguliere bestemmingen.
Hoofdstuk 4 Randvoorwaarden / Omgevingsaspecten
Dit hoofdstuk gaat in op de wijze waarop bij het maken van het bestemmingsplan / het planvormingstraject rekening is gehouden met de omgeving. Aan de hand van de verschillende omgevingsaspecten is aangegeven hoe de in het plangebied voorkomende functies op elkaar zijn afgestemd om overlast en ongewenste effecten op de omgeving te voorkomen.
4.1 Duurzaamheid, Energie En Leefomgevingskwaliteit
De gemeente Groningen heeft de ambitie uitgesproken om van Groningen de duurzaamste stad van Nederland te maken. Hiervoor heeft het college in 2007 een duurzaamheidvisie opgesteld en vastgesteld. De uitwerking van deze visie heeft het college verwoord in de documenten: 'het Beleidskader duurzaamstestad.groningen.nl' en de 'Routekaart Groningen Energieneutraal+2025”.
In het beleidskader duurzaamstestad.groningen.nl is beschreven hoe de stedelijke ontwikkeling en de leefomgevingkwaliteit duurzaam ontwikkeld kunnen worden en hoe de stad klaar gemaakt wordt voor de effecten van klimaatverandering.
In de Routekaart Groningen Energieneutraal+2025 staat opgeschreven hoe, met wie, waarmee en wanneer deze ambitie gerealiseerd kan worden. De ambitie 'Groningen energieneutraal' krijgt inhoud door het gelijk te trekken met 'CO2-neutraal' met een extra plus op energie besparen. Binnen de Routekaart is een nieuw denkpatroon geïntroduceerd: de Groningse energieladder. De energieladder is hét gereedschap bij het afwegen van keuzes, bij het nemen van beslissingen, bij het sturen op processen en bij het concreet uitvoeren van acties en maatregelen.
Dit bestemmingsplan maakt geen nieuwe grootschalige ontwikkelingen mogelijk. Dit maakt dat een concrete vertaling van het hierboven weergegeven beleid pas aan de orde is bij ver- of nieuwbouwplannen, passend binnen het regime van dit bestemmingsplan. Hierbij is het stimuleren van het toepassen van de duurzaamheidsprincipes het uitgangspunt, ook bij particuliere initiatieven.
4.2 Archeologie
Inleiding
In 1992 is door Nederland het 'verdrag van Valletta' ondertekend, in de volksmond ook wel 'verdrag van Malta' genoemd. Het verdrag van Malta is wettelijk vertaald met een ingrijpende wijziging in de Monumentenwet '88 en enkele andere wetten, zoals de Ontgrondingenwet en de Woningwet. Hierin wordt de verantwoordelijkheid voor een goede omgang met eventueel aanwezige archeologische waarden bij de gemeenten gelegd. De bescherming van die waarden dient te worden meegenomen in de ruimtelijke ordening, dat wil zeggen de bestemmingsplannen.
Elk bestemmingsplan dient vanaf 1 september 2007 een paragraaf archeologie te bevatten, waarin wordt aangegeven welke archeologische waarden in het plan aanwezig, dan wel te verwachten zijn. Daarnaast dient het bestemmingsplan voorschriften te bevatten om eventueel aanwezige archeologische waarden te beschermen. Die regels kunnen in enkele, op archeologische gronden geselecteerde, gebieden aan een 'omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk of voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden' worden verbonden. Daarmee wordt de aanvrager van een dergelijke vergunning verantwoordelijk voor behoud van archeologisch erfgoed. De Monumentenwet 1988, de erfgoedverordening van de gemeente en dit bestemmingsplan beschrijven vervolgens de procedure.
Archeologische verwachtingen
Het plangebied Kranenburg is deels gelegen op een smalle zandrug, de noordelijkste uitloper van de 'Rug van Tynaarlo', die parallel aan de Hondsrug loopt, en deels in een veengebied dat zich tussen de twee genoemde ruggen bevindt. De archeologische verwachting voor de zandrug en voor het veengebied zullen hieronder apart behandeld worden.
In paars het veengebied, in donkergeel de zandrug. Bodemkaart Groningen 1040
Bewoning op de zandrug
In de zone op en rond de zandrug zijn archeologische sporen te verwachten uit de gehele prehistorie. De oudste sporen zijn te verwachten in en op de zandrug zelf, gezien het feit dat zandruggen in de Steentijd aantrekkelijk zijn geweest voor bewoning. Er is daarom kans op het aantreffen van jacht- en doorgangskampjes uit de Oude en Midden Steentijd, maar er kunnen ook sporen en vondsten aangetroffen worden vanaf de tijd waarin men zich permanent ging vestigen, de Nieuwe Steentijd. Waar de pleistocene ondergrond is afgedekt door de veenlaag kunnen bovendien de vindplaatsen goed geconserveerd zijn, waarbij zelfs nog organisch materiaal terug te vinden is. Dit is zeldzaam omdat dergelijke vindplaatsen vaak al verdwenen zijn door bebouwing en verploeging. Eventuele vindplaatsen uit de Steentijd op de rug van Tynaarlo kunnen door hun goede conservering dus veel nieuwe kennis opleveren over de desbetreffende periode.
Opgravingen op dezelfde rug van Tynaarlo, aan de Zuiderweg bevestigen deze verwachting. Zo werden bij de wegaanleg voor de nieuwe wijk Ruskenveen mesolithische haardkuilen aangetroffen. Bij opgravingen aan de Zuiderweg kon een kampement van jager-verzamelaars van de Ahrensburg-traditie uit de oude Steentijd worden gedocumenteerd. En ook de Nieuwe Steentijd is aan de Zuiderweg vertegenwoordigd met een grote geslepen bijl en, zeldzaam uit die tijd, aardewerk.
Een klingkern van Ruskenveen. Dit verbrande exemplaar is een van de eerste vondsten, opgeraapt tijdens het aanleggen van het vlak. Tekening: Lykke Johansen, Haren
Naast sporen uit de Steentijd zijn er ook sporen en vondsten te verwachten uit de latere tijden. De opgravingen aan de Zuiderweg legden sporen en vondsten (aardewerk) uit het begin van de jaartelling bloot, en tevens werden ontginningsstructuren uit de Middeleeuwen teruggevonden.
Veengebied
Het veengebied in het plan Kranenburg maakt deel uit van een groter veengebied dat ligt
tussen het Drents plateau en de mariene kleiafzettingen ten noorden ervan en globaal is gelegen ten zuiden en zuidwesten van de stad Groningen. Door dit veengebied liepen en lopen de dalsystemen van het Peizerdiep, Eelderdiep en Hoornse diep. De gevallen neerslag in het veengebied werd in principe afgevoerd door deze geulsystemen, maar deze afvoer werd in het noordoosten steeds meer geblokkeerd door het opdringen van de zee, die met zijn getijdenwerking ook voor de afzetting van de kleigronden in het gebied zorgden. Het water kon daarom niet weg, stagneerde, en het veengebied bleef dus kletsnat.
Ondanks dat dit natte veengebied niet geschikt leek voor bewoning, zijn er toch aanwijzingen voor menselijke aanwezigheid. In 1996 werden in het gebied tijdens het bouwrijp maken van een perceel grond direct onder de zoden kogelpotscherven in een venige context gevonden. Machinaal werd vervolgens een vlak in de slappe grijze klei aangelegd. Op twee funderinkjes en enkele sloten uit de vorige eeuw na, werden geen archeologische sporen aangetroffen. Er was hier sprake van een verspoelde toplaag, waarin zich naast een restant van de oorspronkelijke veenbedekking ook enig scherfmateriaal heeft verzameld.
Bescherming
De zone op en rond de zandrug van het gebied is op de plankaart mede aangeduid als 'archeologische waarde 2'. Een gedeelte daarvan is uitgezonderd (driehoek Peizerweg-Zuiderweg), omdat daar reeds archeologisch onderzoek heeft plaatsgevonden.
Aan deze dubbelbestemming zijn regels verbonden waarmee archeologisch onderzoek een plaats krijgt in het ruimtelijke proces.
4.3 Ecologie
Ecologische groenstructuur
Het Stadsparkdeel betreft een forse oppervlakte groen. Het behoort daarom tot een belangrijk onderdeel van het Groenstructuurplan met de kwalificatie 'basisgroenstructuur'. Vanwege deze maar ook vanwege de ouderdom en cultuurhistorische waarden heeft het de uitzonderlijke kwalificatie 'pronkjuweel'. Daarnaast heeft vrijwel het gehele park de status van stedelijke ecologische structuur. Door zijn oppervlakte en hoge natuurwaarden betreft het een zogenaamd kerngebied. Alleen aan de randen van het park zitten bestemmingen als bedrijfslocaties en sport. De westelijke ringweg doorsnijdt het park ter hoogte van de westgrens van het voorpark.
Het park bestaat onde andere uit waterpartijen, watergangen, gazon partijen, een arboretum, een voormalige heemtuin, natuurpark, kinderboerderij, laanbomen, grazige zones en verschillende gebouwen. In al deze biotopen komen verschillende natuurwaarden voor. Daarnaast bestaat er een infrastructuur voor auto's, fietsers en voetgangers.
Tussen Buitenhof en Stadspark ligt een natte moerasrijke zone benevens een volkstuinencomplex. Met name de vochtige tot natte graslanden kenmerken zich door hoge natuurwaarden.
Het deel Kranenburg-Buitenhof bestaat voornamelijk uit bedrijven en woonlocaties. Hier liggen ecologische verbindingszones aan de west-, zuid-, oost- en noordoostgrens van de wijken.
Tussen Buitenhof en Kranenburg ligt eveneens een oost-west gerichte natte verbindingszone.
Faunapassages zijn gerealiseerd aan de zuidkant in de fietstunnel aan de Piccardthof, onder de Eemsgolaan bij de Peizerweg en op zes locaties onder de Peizerweg. Al deze passages dragen bij aan mobiliteit van soorten onder invloed van populatiedynamica en klimaatontwikkelingen.
Ecologisch waardevolle waterverbinding en knelpunten in de ecologische verbinding
Natuurwaarden
Natuurwaarden met hoge kwaliteiten liggen in het kerngebied Stadspark. Hier leven belangrijke (deel)populaties van o.a. verschillende en beschermde planten en vleermuissoorten, marters, egels, eekhoorns, muizen, vlinders, libellen, bijen, vissen, amfibieën, paddenstoelen en veel vogelsoorten. Met name het heemtuindeel scoort hoog op de biodiversiteitwaarde. Tot kenmerkende en beschermde soorten horen verschillende vleermuissoorten, eekhoorns, modderkruipers, koningsvaren en daslook. In het totaal van 53 broedvogelsoorten zijn er zes soorten die op de rode lijst staan met onder andere nachtegaal, ijsvogel, ransuil en spotvogel.
De potentierijke ecozone tussen Peizerhoven en Kranenburg is recent ecologisch ingericht en behoort nu al met 25 soorten tot het meest soortenrijke libellengebied van de stad. Naast libellen zijn water en oeverplanten en amfibieën kenmerkende soortengroepen van deze zone.
Fraaie oeverplanten zijn onder andere dotter, waterdrieblad en slangenwortel.
De bermen langs de Bornstertol zijn zeer kruidenrijk met soorten als goudhaver, grote ratelaar en echte koekoeksbloem. De oppervlakte en het beheer hebben hier ook in relatief hoge vlinderwaarden geresulteerd.
Waterstructuur
De watermilieus zorgen voor natuurwaarden op het gebied van vleermuizen, vissen, watervogels, oevervogels, amfibieën en libellen. Niet alleen als voortplantingsgebied maar tevens als foerageer of rustgebied. Verschillende vleermuissoorten gebruiken de waterstructuren als foerageergebied en trekroute. Deze trekroutes zijn wettelijk beschermd. Behoud en versterking van deze zones is van groot belang. De waterstructuren aan de noordzijde van het plangebied kenmerken zich door kwelindicaties. Planten als waterviolier en holpijp bevestigen dat. Kwelpotenties lenen zich uitstekend om aan natuurinrichting en beheer gekoppeld te worden.
In veel westelijke watergangen bevinden zich beschermde kleine modderkruipers en op een enkele plek groeit het beschermde waterdrieblad.
Gewenste ontwikkeling
Uitgangspunten voor het Stadspark zijn weergegeven in de vastgestelde structuurvisie 'De Verborgen Schat'. Hierin worden de verschillende onderdelen, functies en kwaliteiten beschreven. Ook voor het behouden en vergroten van de natuurwaarden. Het cultuurhistorisch zuidelijk deel is vanuit deze visie al grotendeels opgeknapt.
Een belangrijk onderdeel van het plan betreft de verbinding met omliggende groen en natuurgebieden. Genetische uitwisseling en klimaatopwarming vragen om duurzame goed functionerende ecologische verbindingen.
Optimale stadsverbindingen zijn minimaal 25 meter breed en bevatten een boom, struik en kruidlaag benevens een waterelement om voor een doelsoort als dwergmuis, vuurvlinder en kleine watersalamander passeerbaar te zijn. Bij langere verbindingszones zijn aansluitende kleinere groengebieden als ondersteuning van belang.
Met name de verbinding naar het grote Natura 2000 gebied Peizermade en Leekstermeer c.q. de Ecologische Hoofdstructuur stagneert nog door de barrière van de A7.
Bij ruimtelijke ontwikkelingen geldt niet alleen het behoud van de genoemde kerngebieden en verbindingen maar juist ook het veiligstellen en ecologisch functioneel houden van de wijk als geheel door verbinding of aansluiting met het buitengebied en de nationale Ecologische Hoofdstructuur.
Verder zijn alle boomstructuren in het gebied waardevol voor vogels en vleermuizen als nestplaats, voedselvoorziening en trekroute.
Inrichting en beheer van alle groengebieden moet afgestemd zijn op het Doelsoorten beleid West.
Overige aandachtspunten
De Buitenhof is een relatief groene wijk. De verhoudingsgewijs grote kavels hebben veelal een groen karakter. Tevens zijn er veel schuine pannendaken met holtepotenties die van belang zijn voor waardevolle stadsdieren als gierzwaluwen, huismussen, roodstaarten en verschillende vleermuissoorten. De aantallen van deze soorten nemen stadsbreed af. Uit een stadsbrede bewonersenquête in 2010 is globaal inzicht verkregen in de verspreiding van huismussen in de Buitenhof. Meerdere meldingen geven aan dat de huismus hier een populatie aan het opbouwen is.
De bedrijven van Kranenburg liggen eveneens in het groen. Op verschillende van deze daken komen jaarlijks scholeksters tot broeden.
Bij renovatie en nieuwbouwplannen is het wenselijk voorzieningen voor deze soorten als randvoorwaarde op te nemen. Bij nieuwbouw zou tevens nadrukkelijk moeten worden ingezet op het realiseren van dakvegetaties en gevelgroen. Deze dragen in een intense stad in hoge mate bij aan verhoging van de kwaliteit van de leefomgeving en de duurzaamheid.
Wet en regelgeving
Door middel van quickscans en zonodig nader onderzoek dienen de ruimtelijke ontwikkelingen getoetst te worden aan de Flora en faunawet als ook aan het stedelijke ecologisch beleid.
Het bestemmingsplan grenst aan de Ecologische Hoofdstructuur Structuur en de afstand tot het Natura 2000 gebied Leekstermeer bedraagt ruim 500 meter. Ontwikkelingen dienen getoetst te worden op hun zogenaamde 'externe werking' ten opzichte van genoemde gebieden.
4.4 Water
Gemeentelijk waterbeleid
Het waterbeleid voor Groningen is vastgelegd in 'Waterwerk' het Groninger water- en rioleringsplan 2009-2013. Daarnaast wordt gewerkt volgens de stedelijk wateropgave van het waterschap Noorderzijlvest en van het waterschap Hunze en Aa's.
In onderstaande tabel is het beleidskader weergegeven
Het beleid is vertaald in ambities voor de Gemeente Groningen. De centrale ambitie is het streven naar een duurzaam stedelijk waterbeheer. Doelen bij het duurzaam stedelijk waterbeheer zijn onder meer:
- Inspelen op klimaatveranderingen
- Voorkomen en beperken van wateroverlast
- Inrichten en beheren van het water op een wijze die aansluit bij natuurlijke processen
- Verhogen van de natuurwaarde van wateren en oevers
- Bevorderen van recreatief medegebruik van water en oevers
- Verbeteren van de leefomgevingkwaliteit in de wijken
- Zuiniger omspringen met drinkwater en grondwater
- Vergroten van het maatschappelijke draagvlak voor duurzaam waterbeheer.
Duurzaam stedelijk waterbeheer moet dus leiden tot een natuurlijker functionerend watersysteem. Dit kan worden gerealiseerd door een scala aan maatregelen, zoals waterbesparing, het voorkomen en zonodig terugdringen van verontreinigingen en het natuurlijker inrichten van waterlopen en vijvers.
De natuurlijke relatie van water met zijn omgeving ligt in steeds sterkere mate (mede) ten grondslag aan de ruimtelijke ontwikkeling. Het water als medeordenend principe. Water legt verbindingen tussen bodem, natuurlijke ontwikkeling en de gesteldheid en beleving van de woon- en werkomgeving.
Bij de planvorming wordt in een vroegtijdig stadium overleg met waterbeheerders gezocht (Watertoets). In het kader van de watertoets zal nadere uitwerking van de principes van afwatering en ontwatering in relatie tot de waterkwaliteit en de waterkwantiteit plaats moeten vinden in overleg met de waterbeheerder. De locatie valt binnen het beheergebied van waterschap Noorderzijlvest. Het waterschap vervult een adviserende en toetsende rol.
Waterstructuur huidige situatie
Het gebied valt onder “Polder de Verbetering”. In het gebied van het bestemmingsplan komen diverse peilgebieden voor. In het stadspark zijn officieel twee peilgebieden. Het peil aan de oostkant van de ringweg bedraagt NAP -1,7 meter. Het streefpeil in het stadspark aan de westkant van de ringweg bedraagt NAP -1,6 meter, dit peil is praktisch niet haalbaar. Het gehanteerde peil bedraagt hetzelfde als het peil in het deel oostelijk van de ringweg (NAP -1,7 meter). Ten westen van de ringweg ligt een solitaire vijver met een peil van NAP -1,85 meter.
Het gebied tussen het stadspark en Buitenhof heeft een peil van NAP -1,85 meter. Buitenhof zelf heeft een peil van NAP -1,8 meter. De watergangen van de Kring wateren af op Buitenhof.
De woonwagenlocatie De Kring en het gebied zuidwestelijk daarvan vallen binnen een zogenaamde onderbemaling. Het gehanteerde peil binnen het peilgebied is met -2.30 mNAP aanzienlijk lager dan de waterpeilen er omheen. De afwatering en drooglegging binnen dit peilgebied zijn daarvan afhankelijk.
Langs de Peizerweg komt een hoge watergang peil NAP -0,93 meter. Het overige gebied tussen de Peizerweg en Zuiderweg valt onder het peilgebied van NAP -1,7 meter tot NAP -1,9 meter.
De situatie is weergegeven in onderstaande figuur:
Waterfunctie:
Groningen is een waterrijke stad en het water in de stad is zeer divers. Aan elk water in de stad is een functie toegekend. Voor elke functie is een streefbeeld opgesteld, dit streefbeeld bepaald het onderhoud en beheer. Functiegericht beheer en onderhoud sluit aan bij de centrale ambitie op watergebied: het streven naar een duurzaam stedelijk waterbeheer.
In onderstaande figuren is de huidige situatie en de ambitie voor water weergegeven.
Huidige situatie
Ambitie voor water
In het gebied van bestemmingsplan Stadspark komen de volgende functies voor:
- Stedelijk water
- Duurzaam stedelijk water
- Esthetisch stedelijk water
Korte omschrijving waterfuncties
- Stedelijk water: Ligt in de regel in het stedelijk gebied en nabij woonwijken. Het water dient voor berging van water en deels voor de aan- en afvoer van water.
- Duurzaam stedelijk water: Treffen we veelal aan in of nabij nieuwe woonwijken en in kleinere stadsparken. Dit water heeft een goede waterkwaliteit.
- Esthetisch stedelijk water: Dit is een aanvullende functie op de hoofdfuncties. Het gaat om water waarbij de vorm duidelijk moet worden ervaren in relatie tot (stedelijke) omgeving. Esthetisch stedelijk water treffen we aan in fraai aangelegde stadsparken (stedelijk water).
Waterberging
In het bestemmingsplangebied westelijk van de ringweg is voldoende oppervlaktewater aanwezig om het neerslagoverschot dat tijdens het klimaatscenario optreedt te kunnen bergen en risico`s op wateroverlast te beperken. De berekende maximale waterstandstijging is in de Kring het grootst (maximaal 90 cm). De meeste kans op overlast in gebied is aanwezig in de Kring. (Bron Stedelijke Wateropgave).
In het bestemmingsplan gebied oostelijk van de ringweg is niet voldoende oppervlaktewater aanwezig om het neerslagoverschot dat tijdens het klimaatscenario optreedt te kunnen bergen en risico`s op wateroverlast te beperken (Bron Stedelijke Wateropgave).
Water en riolering bij in- en uitbreidingen
Bij eventuele ontwikkelingen in het gebied moet rekening gehouden worden met de gevolgen van een toename van verhard en bebouwd oppervlak. Door deze verdere verstedelijking komt regenwater sneller tot afstroming. Voor het bestaande watersysteem betekent deze toename een extra belasting en moet meer water worden geborgen. Hiervoor wordt door de waterschappen een compensatie in de vorm van oppervlaktewater vereist. Als vuistregel wordt een compensatie van 10% van de toename van het verhard en / of bebouwd oppervlak in de vorm van oppervlaktewater geëist. Indien watergangen gedempt worden door nieuwe ontwikkelingen moet dit gecompenseerd worden door de aanleg van nieuwe watergangen en -partijen. Het water moet indien mogelijk vertraagd afvoeren op de bestaande hoofdwatergangen door het plangebied.
Een ander nadeel van de verdere verstedelijking is dat geen regenwater in de bodem verdwijnt. Door de hiermee gepaard gaande grondwaterstandsdaling kan een verdroging van de ondergrond optreden. Dit is voor met name de bomen en het overige groen nadelig. Door de toepassing van bijvoorbeeld infiltratievoorzieningen en waterdoorlatende bestrating wordt water geïnfiltreerd. Door toepassing van deze systemen kan ook water geborgen worden. De plaatselijke grondslag moet duidelijk maken of deze toepassingen gebruikt kunnen worden.
De aanleg van een vegetatiedak of groene daken kan een bijdrage leveren aan het vertraagd afvoeren van regenwater. Het vegetatiedak gebruikt water voor de groei van de beplanting, het bergt enig water en voert het vervolgens vertraagd af. Ecologisch gezien biedt dit ook de nodige voordelen. Meer ruimte en ontwikkeling voor insecten, vogels en andere flora en fauna.
Bodem
De drooglegging is de afstand van het oppervlaktewaterpeil tot aan de bovenzijde van het maaiveld. De ontwateringsdiepte is de afstand van de grondwaterstand tot aan het maaiveld. Het verschil tussen de drooglegging en de ontwateringsdiepte wordt veroorzaakt door de opbolling van het grondwater tussen de watergangen. De ontwateringsdiepte moet bij wegen en bomen minimaal 1 meter zijn en bij gebouwen moet dit minimaal 0,2 meter zijn beneden de afdekking van de bodem van de kruipruimte. Bij kruipruimteloos bouwen moet deze afstand minimaal 0,2 meter beneden de fundering zijn. Op dit moment zijn onvoldoende gegevens beschikbaar om een uitspraak te doen over de ontwateringsdiepte.
De drooglegging bij winterpeil ten opzichte van het laagste relevante maaiveld bedraagt in het gebied:
Laanhuizen 1,1 meter (bron stedelijke wateropgave Groningen)
De Kring 0,8 meter (bron stedelijke wateropgave Groningen)
Buitenhof 0,7 meter (bron stedelijke wateropgave Groningen)
Stadspark 0,6 meter (bron stedelijke wateropgave Groningen)
De drooglegging in het gebied is erg gering.
Riolering
In het gebied van De Kring is een gemengd rioolstelsel aanwezig. In Buitenhof is een gescheiden stelsel aangelegd. In het stadspark is alleen een droogweerafvoerriolering (uitsluitend afvalwaterafvoer) aanwezig.
Martini trade park is uitgevoerd met een gescheiden stelsel. In Laanhuizen is deels een gemengd stelsel aangelegd. In de nieuwbouwwijken Peizerhoven en Peizerhoeve is een gescheiden stelsel aangelegd.
Bouwmaterialen
Bij de bouw van de gebouwen mogen geen materialen gebruikt worden die milieuverontreinigend zijn zoals lood, zink en koper. Ook bepaalde bitumen en behandeld hout logen milieugevaarlijke stoffen uit welke via het regenwater in het oppervlaktewater terecht kunnen komen.
Het toepassen van vegetatiedaken is een prima middel om regenwater vast te houden en vertraagd af te voeren. De vegetatie neemt vocht op, bergt water en gebruikt op die manier water. Tevens verdampt het water door zon en wind. Bij hevige neerslag zal het water minder snel tot afstroming komen. Ook dit kan een bijdrage leveren in de compensatie van de toename van het verhard en bebouwd oppervlak. Daarnaast isoleren de groene daken in de zomer. Door het verdampingsproces in de grondlaag wordt voorkomen dat het dak te veel opwarmt. Op deze wijze kan bespaard worden op energieslurpende voorzieningen zoals airco's en dergelijke.
4.5 Milieu
De volgende paragrafen gaan in op de milieuaspecten die relevant zijn voor dit bestemmingsplan. Achtereenvolgens wordt ingegaan op bedrijven(terreinen), geluid, luchtkwaliteit, externe veiligheid, bodem.
4.5.1 Bedrijven(terreinen)
Bedrijven kunnen hinder (geur, stof of geluid) of gevaar veroorzaken en daardoor de kwaliteit van de leefomgeving beïnvloeden. Dit moet zoveel mogelijk worden voorkomen, vooral bij woongebieden of gevoelige bestemmingen. Anderzijds is het zaak, dat bedrijven zich kunnen ontwikkelen en eventueel uitbreiden.
In de woonwijk Buitenhof zijn bedrijven toegestaan in de categorieën 1 en 2, conform de beschrijving van de VNG in “Bedrijven en milieuzonering”. Dergelijke bedrijven passen binnen een woonomgeving. Op het bedrijventerrein Kranenburg zijn bedrijven toegestaan tot en met de categorieën 3.1 uit de beschrijving van de VNG in “Bedrijven en milieuzonering”.
De voorschriften van dit bestemmingsplan staan geen nieuwe bedrijven toe die vanwege de aard van de bedrijvigheid een risicocontour hebben die buiten het eigen terrein is gelegen.
De Wet ruimtelijke ordening schrijft de zorg voor een goede ruimtelijke ordening voor. Bedrijfsmatige activiteiten kunnen invloed hebben op de leefomgeving. Het aanhouden van een bepaalde afstand tussen een bedrijfsmatige activiteit en een woonbestemming is een middel om overmatige hinder te voorkomen. De VNG uitgave “Bedrijven en milieuzonering”geeft hiervoor een handreiking. De Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en de Wet milieubeheer stellen regels aan de milieugevolgen die ontstaan als gevolg van bedrijfsmatige activiteiten. Het gaat daarbij om regels ten aanzien van het voorkomen of beperken van bijvoorbeeld geluidhinder, bodemverontreiniging en risicovolle situaties. In artikel 2.1 Wabo is aangegeven dat het verboden is een inrichting op te richten zonder daarbij in het bezit te zijn van een oprichtingsvergunning. Dit verbod is niet van toepassing indien de inrichting in het activiteitenbesluit (Barim) genoemd is als een type A of B inrichting. Indien het een type A of B inrichting is, dan is respectievelijk geen melding of het doen van een melding verplicht.
Geluid (weg, spoor en industrie)
Geluid is één van de factoren die invloed kan hebben op de beleving van de leefomgevingskwaliteit. Daarom moet er bij nieuwe ruimtelijke- of verkeersontwikkelingen akoestisch onderzoek plaatsvinden om de geluidsituatie in beeld te brengen.
Hierbij moet de geluidbelasting op de gevel van geluidgevoelige bestemmingen worden getoetst aan de wettelijke geluidnormen. Hierbij worden drie bronnen van geluidhinder onderscheiden:
- industrielawaai
- wegverkeerslawaai
- spoorweglawaai
Voor de bestaande situatie in dit plangebied zijn wegverkeerslawaai en industrielawaai relevant.
Wegverkeerslawaai
In en langs het plangebied liggen Rijks- en Provinciale wegen zoals de Weg der Verenigde Naties, Laan 1940-1945, Peizerweg, Eemsgolaan en Hunsingolaan. Al deze wegen vallen onder de werkingssfeer van de Wet geluidhinder.
De geluidbelasting vanwege deze wegen op nabijgelegen woningen of andere geluidgevoelige bestemmingen kan op een aantal drukke punten hoger zijn dan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB uit de Wet geluidhinder. Deze wet heeft geen gevolgen voor de bestaande situatie. Een maatregel om het wegverkeerslawaai te beperken is het toepassen van stil asfalt. Waar nodig en (technisch) mogelijk zal een wegdek bij groot onderhoud worden vervangen door stil asfalt.
Industrielawaai
Een deel van het plangebied grenst aan het gezoneerd industrieterrein Groningen West-Hoogkerk. Deze zone is vastgesteld bij Koninklijk Besluit. De geluidsuitstraling van dit industrieterrein is dusdanig dat de 50 dB(A) contour gedeeltelijk over het plangebied ligt. Het betreft hier voornamelijk het noordelijk deel van het Stadspark. De zone heeft geen invloed op de bestaande situatie.
4.5.2 Luchtkwaliteit
In deze paragraaf komen drie onderdelen aan de orde te weten: luchtkwaliteit, de IMR-contour en geurkwaliteit.
Lucht
De Wet luchtkwaliteit 2007 geeft het kwaliteitsniveau aan waaraan de buitenlucht moet voldoen om ongewenste effecten van luchtverontreiniging op de gezondheid van mensen te voorkomen. In deze wet zijn luchtkwaliteitsnormen vastgelegd voor onder meer stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10).
De voornaamste bron van luchtverontreiniging in Groningen is het wegverkeer. De bijdrage van het lokale verkeer aan de luchtverontreiniging wordt berekend met behulp van een wettelijk voorgeschreven model. Voor het bestemmingsplan Kranenburg - Stadspark is nagegaan wat de concentraties zijn van de luchtverontreinigende stoffen en of er luchtkwaliteitsnormen worden overschreden. Hierbij is gekeken naar de jaren 2010 en 2020. De concentraties zijn berekend voor de meest drukke wegen in het plangebied Kranenburg. Als input voor de berekeningen zijn verkeerscijfers gebruikt uit het verkeersmodel Regio Groningen - Assen (RGA), versie 1.2., Hiernaast is gebruik gemaakt van de monitoringstool van Rijkswaterstaat. De gemeente heeft in haar Duurzaamheidsbeleid opgenomen dat er ook getoetst wordt aan de veel strengere gezondheidskundige advieswaarde voor fijn stof van de Wereld Gezondheidsraad (WHO).
Uit het onderzoek blijkt dat de onderzochte situaties voldoen aan de luchtkwaliteitsnormen.
Dit betekent, dat er vanwege de luchtkwaliteit geen belemmeringen zijn voor de vaststelling van dit bestemmingsplan. De gezondheidskundige advieswaarde voor fijn stof wordt, net als in grote delen van Nederland, wel overschreden. Dit betekent, dat aan luchtkwaliteit gerelateerde gezondheidklachten niet kunnen worden uitgesloten. Lokale maatregelen bieden echter geen oplossing om aan de normen te voldoen, omdat de achtergrondconcentratie al hoger is dan deze advieswaarde. De overschrijding van de WHO-norm is daarom geen belemmering voor het vaststellen van het bestemmingsplan.
Voor een toelichting/onderbouwing wordt verwezen naar de bijlage: Notitie luchtkwaliteit ten behoeve van het bestemmingsplan Kranenburg - Stadspark (bijlage).
IMR-contour
Begin 2008 is er voor de suikerfabrieken een nieuwe IMR-contour vastgesteld. IMR staat voor Integratie Milieu en Ruimtelijke ordening. Binnen de IMR-contour hanteert de gemeente een restrictief beleid voor de bouw van nieuwe woningen. De IMR-contour heeft geen consequenties voor bestaande woningen of vervangende nieuwbouw. Voor dit plangebied ligt het noordelijke deel van het Stadspark binnen de IMR-contour. Omdat er geen nieuwe woningbouwprojecten voorzien zijn in dit deel van het plangebied heeft de IMR-contour geen invloed op dit bestemmingsplan. Met de sluiting van de suikerfabriek in de stad Groningen wordt sinds 2010 gewerkt aan een nieuwe IMR-contour. De verwachting is dat deze nieuwe contour in de loop van dit jaar (2013) vastgesteld wordt.
Figuur 1: IMR-contour 2008
Geur
De belangrijkste bron van geur vanwege bedrijvigheid is de suikerfabriek. De suikerfabriek
veroorzaakt in de herfstperiode een geurbelasting. De normen waaraan de suikerfabriek moet voldoen zijn in de vergunningen, welke zijn gebaseerd op de Wet milieubeheer, vastgelegd.
4.5.3 Externe Veiligheid (transport, bedrijven/instellingen en buisleidingen)
Externe veiligheid gaat over overlijdensrisico's die mensen lopen vanwege productie, gebruik, opslag en vervoer van gevaarlijke stoffen over weg, spoor, vaarwegen en buisleidingen. Gevaarlijke stoffen zijn bij voorbeeld vuurwerk, lpg, chloor, ammoniak en munitie. De term 'externe' veiligheid wordt gehanteerd omdat het overlijdensrisico van derden centraal staat. Het gaat om mensen die zelf niet deelnemen aan de activiteit die het overlijdensrisico met zich meebrengt.
De minister van VROM is verantwoordelijk voor de coördinatie van het externe veiligheidsbeleid voor gevaarlijke stoffen. Het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (BEVI, VROM, 2004, laatst gewijzigd 2009) bevat veiligheidsnormen voor bedrijven. Het beleid voor gevaarlijk transport staat in de nota 'Vervoer gevaarlijke stoffen', opgesteld door het ministerie van Verkeer en Waterstaat (2005) in nauwe samenwerking met VROM. Voor aardgastransportleidingen geldt het Besluit Externe Veiligheid Buisleidingen (1-1-2011). Op dit moment wordt nieuw wettelijk instrumentarium ontwikkeld voor het transport van gevaarlijke stoffen (Besluit Transport Externe Veiligheid (BTEV) en Basisnetten Weg, Spoor en Water.
De genoemde kaders verplichten gemeenten om bij het opstellen van ruimtelijke plannen veiligheidsafstanden toe te passen en het externe veiligheidsrisico zo laag mogelijk te houden. Veiligheidsrisico's worden uitgedrukt in het plaatsgebonden risico en in het groepsrisico. Het plaatsgebonden risico vormt het basisbeschermingsniveau voor individuele burgers, het groepsrisico is een maat voor de maatschappelijke ontwrichting bij een ramp. Bij negatieve veranderingen van het groepsrisico moet de gemeente een verantwoording van het groepsrisico afleggen.
Het Steunpunt externe veiligheid Groningen heeft voor het bestemmingsplan een risico-inventarisatie uitgevoerd. Hieruit blijkt dat het plangebied te maken heeft met een aantal risicobronnen. Deze bevinden zich zowel binnen het plangebied als in de omgeving. Het betreft de volgende bronnen:
- A7 (Rijksweg),
- N370 (Westelijke Ringweg),
- LPG tankstation Century Paterswoldseweg,
- N-507-50-KR Hoge druk aardgasleiding.
Er is één risicobron buiten het plangebied die van invloed zijn op de externe veiligheid in het plangebied, te weten:
- Spoorlijn Groningen-Sauwerd.
Voor alle risicobronnen wordt voldaan aan de grens- en richtwaarden van het plaatsgebonden risico, alsmede voor het plasbrandaandachtsgebied (PAG).
Delen van het plangebied liggen binnen het invloedsgebied van één of meerdere van de genoemde risicobronnen. De Milieudienst van de gemeente Groningen heeft een kwantitatieve analyse van het groepsrisico uitgevoerd voor zowel de Rijksweg A7, provinciale weg N370 als de hoge druk aardgasleiding. Uit de berekeningen blijkt dat de hoogte van het groepsrisico past binnen het bestaande wettelijke kader. De zogenaamde oriëntatiewaarde, een belangrijke ijkwaarde, wordt niet overschreden. Voor meer informatie wordt verwezen naar de rapportage van de groepsrisico-berekeningen in de risico-inventarisatie. Deze rapportage maakt deel uit van het bestemmingsplan. Op basis van het bestemmingsplan vindt er geen wijziging plaats ten aanzien van het groepsrisico. De verantwoording groepsrisico is uiteengezet in de veiligheidsstudie die als bijlage is toegevoegd.
In 2009 is er door het Steunpunt Externe Veiligheid Groningen het groepsrisicoberekening voor het LPG tankstation Century gemaakt. Uit deze berekening blijkt dat het groepsrisico boven de oriëntatiewaarde ligt. Voor deze bestaande situatie wordt momenteel gekeken hoe de gemeente hiermee in de toekomst mee om wil gaan.
VW garage Century is onlangs verhuisd naar het industriegebied Groningen Zuidoost (Bornhomstraat). Het tankstation met LPG is echter niet mee verhuisd maar aan de Paterswoldseweg blijven zitten. Dit maakt de vestiging van een nieuwe ontwikkeling waar veel bezoekers komen in de directe omgeving van het LPG station moeilijk.
In het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (BEVI, 2004) wordt b.v. een hotel met een bruto vloeroppervlak van meer dan 1.500 m2 per object aangemerkt als een zgn. 'kwetsbaar object'. Dit betekent dat deze niet binnen een plaatsgebonden risicocontour van een risicovolle inrichting (in dit geval het LPG-tankstation) geprojecteerd mag worden. In dit geval dienen de volgende afstanden in acht te worden genomen:
- 35 meter vanaf het vulpunt
- 25 meter vanaf het reservoir
- 15 meter vanaf de afleverzuil
De rode cirkels in onderstaande figuur geeft deze afstanden weer:
Plaatsgebonden risicocontouren LPG Century Paterswoldseweg
Mocht Martiniplaza de locatie van het vrijkomende garagebedrijf willen benutten voor een uitbreiding van haar activiteiten, dan is voor deze nieuwe ontwikkeling een verantwoording van een mogelijke toename van het groepsrisico vereist.
Verder is het aspect Externe Veiligheid een belangrijk aandachtspunt bij een eventuele nieuwe invulling van de Novo-locatie op de hoek van de Campinglaan/Peizerweg. Omdat de toetsingsafstand tot de hier aanwezige hoge druk gasleiding mede afhankelijk is van de doelgroepen die op deze locatie mogelijk worden gehuisvest (niet zelfredzame gehandicapte kinderen), dient een nadere verantwoording ten aanzien van het groepsriscio te worden afgelegd. Dit is afhankelijk van een concreet bouwplan.
Omdat hierover nog geen besluitvorming heeft plaatsgevonden, is deze nieuwe ontwikkeling nu nog niet mee genomen in dit bestemmingsplan.
Tevens geldt dat voor de spoorlijn Groningen-Sauwerd er sprake is van overschrijding van de oriëntatiewaarde. De verantwoording groepsrisico (die deel uitmaakt van de veiligheidsstudie voor het bestemmingsplan 'HOV 3e fase Busbaan Paterswoldseweg – Emmabrug') is toegevoegd als bijlage.
De regionale brandweer heeft de aspecten bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid in dit kader onderzocht. Uit de beoordeling van deze twee aspecten blijkt het volgende.
Uit de beoordeling van het aspect bestrijdbaarheid blijkt dat de geplande bedrijfsbebouwing in het deelgebied 'Driehoek Peizerweg' slechts één ontsluiting heeft en niet is voorzien van bluswatervoorzieningen. De regionale brandweer adviseert daarom dit deelgebied te voorzien van een tweede ontsluiting en van adequate bluswatervoorzieningen. Hierbij geldt de handleiding B&B als uitgangspunt. Uit de beoordeling van het aspect bestrijdbaarheid blijkt verder dat langs het spoor, de A7, de N370 en ter plaatse van Camping Stadspark Groningen nauwelijks bluswatervoorzieningen aanwezig zijn. Verbetering van de bluswatervoorziening hier zou wenselijk zijn, maar het betreft een bestaande situatie waarbij geen nieuwe ontwikkelingen zijn voorzien.
Uit de beoordeling van het aspect zelfredzaamheid blijkt, dat binnen de 100% letaliteitgrens van een aardgastransportleiding langdurig verblijf van verminderd zelfredzame personen wordt toegestaan (was in het voorontwerp-bestemmingsplan wijzigingslocatie 2). De regionale brandweer adviseert langdurig verblijf van verminderd zelfredzame personen niet toe te staan, tenzij passende maatregelen worden getroffen. Uit de beoordeling van het aspect zelfredzaamheid blijkt verder dat direct naast het LPG-tankstation de vestiging van kwetsbare objecten mogelijk wordt gemaakt (was in het voorontwerp-bestemmingsplan wijzigingslocatie 3).De regionale brandweer adviseert om een bestemmingswijziging voor deze locatie niet toe te staan zolang het LPG-tankstation aanwezig is.
Naar aanleiding van het advies van de brandweer en het feit dat er nog geen concrete bouwplannen voor de Novo-locatie en de Auto-Century-locatie zijn ontwikkeld, komen in dit ontwerp-bestemmingsplan de 2 wijzigingsbevoegdheden voor deze locaties niet meer voor.
De externe veiligheidssituatie vormt geen belemmering voor de vaststelling van het bestemmingsplan.
4.5.4 Bodem
Met deze herziening van het bestemmingsplan Kranenburg- Stadspark wordt de bestaande situatie vastgelegd, er zijn geen ontwikkellocaties benoemd. Voor dit bestemmingsplan is een inventarisatie uitgevoerd van de bodemkwaliteit. Deze inventarisatie is alsbijlage bij dit plan gevoegd.
De bodemkwaliteit voldoet over het algemeen aan de normen die gekoppeld zijn aan het gebruik of de huidige functie. In het plangebied zijn echter wel diverse bronnen van verontreiniging aanwezig en is er mogelijk sprake van een diffuse (lichte) verontreiniging van de bodem.
Bronverontreiniging
Eventuele bronverontreiniging wordt veroorzaakt door huidige of voormalige bedrijfsfuncties en/ of dempingen en ophogingen met verontreiniging.
Binnen het plangebied bevinden zich diverse locaties die verdacht zijn van een (ernstige) bodemverontreiniging. De verdachtmaking kan het gevolg zijn van bodembedreigende activiteiten in het verleden of een eerder bodemonderzoek. Daarnaast bevinden zich binnen het plangebied diverse (voormalige en huidige) bedrijfsterreinen, ophogingen en dempingen en (buiten gebruik gestelde of verwijderde) tanks, waardoor de bodem plaatselijk verontreinigd kan zijn.
Bij de aanpak van de bodemverontreiniging moet aangesloten worden bij de geplande ontwikkelingen. De verantwoordelijkheid voor het uitvoeren van een bodemonderzoek en voor een sanering ligt bij de veroorzaker, de eigenaar en/of de belanghebbende. Het uitgangspunt is dat de locatie geschikt wordt gemaakt voor het beoogde gebruik.
Voordat met de sanering kan worden begonnen, moet de gemeente Groningen als bevoegd gezag op grond van de Wet bodembescherming instemmen met de voorgestelde sanering. De gemeente ziet toe op de juiste uitvoering van de sanering en van grondverzet in het algemeen.
Voor de locaties die verdacht zijn van (ernstige) bodemverontreiniging is een bodemonderzoek bij de aanvraag van een Wabo-vergunning in ieder geval noodzakelijk.
Diffuse verontreinigingen
Eventuele diffuse bodemverontreiniging ontstaat door jarenlang gebruik en is niet tot een specifieke bron te herleiden. Uit de bodemkwaliteitskaart van de gemeente Groningen blijkt dat in dit plangebied diffuse (lichte) bodemverontreiniging voorkomt ten aanzien van PAK (10 VROM) en minerale olie. Bij het toepassen en hergebruik van grond dient de “Nota Bodembeheer: Beleidsregels voor de toepassing van grond en baggerspecie op landbodem” in acht genomen te worden.
4.5.5 Evenementen
Op het terrein van de Drafbaan in het Stadspark worden jaarlijks evenementen gehouden, waaronder muziekfestivals, zoals het Bevrijdingsfestival en de viering van Gronings Ontzet. Ook is het plek voor het circus. De drafbaan valt onder het regime van de Wet milieubeheer (Wm). Er geldt voor de evenementen een maximum van 12 dagen per jaar. De geluidsnormen voor de evenementen worden geregeld in de milieuvergunning.
Hoofdstuk 5 Juridische Toelichting
5.1 Algemeen
Het bestemmingsplan Kranenburg-Stadspark voorziet in een actueel en adequaat juridisch kader voor beheer en ontwikkeling van het plangebied. Het is een plan op basis van artikel 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro). Daarmee kunnen met direct recht omgevingsvergunningen worden verleend. De gekozen bestemmingen en de daarbij behorende regels geven helder aan welke functies op welke plaats zijn toegestaan.
Om de nodige flexibiliteit te waarborgen zijn tevens afwijkingsbevoegdheden opgenomen, alsmede een aantal wijzigingsbevoegdheden. Eén om een wijziging van woonwagens in (gewone) woonhuizen op de Kring mogelijk te maken en één voor de locatie van de VW-garage aan de Paterswoldsweg om hier een wijziging naar een hotel of een eventuele uitbreiding van Martiniplaza mogelijk te maken.
Dit bestemmingsplan is gemaakt conform SVBP 2008 (Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2008) en het standaard-bestemmingsplan van de gemeente Groningen. Daarin zijn de regels gestandaardiseerd. De bestemmingsregels zijn opgemaakt in een vaste indeling en bevatten in principe voor elke bestemming achtereenvolgens: een bestemmingsomschrijving, bouwregels, nadere eisen, afwijken van de bouwregels, specifieke gebruiksregels, afwijken van de gebruiksregels, en waar nodig een vergunningenstelsel voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden.
Het bestemmingsplan is digitaal gemaakt. De digitale kaart (verbeelding) is variabel in schaal doordat kan worden in- en uitgezoomd, en bezit een meetfunctie. Het digitale plan is raadpleegbaar via het internet (bestemmingsplannen.groningen.nl alsook www.ruimtelijke plannen.nl). Daar zijn de digitale bestanden ook te downloaden.
De papieren plankaart bestaat uit twee kaartbladen met schaal 1:2000 en 1:1500. De kaarten zijn getekend conform de SVBP 2008. De plankaart geeft in samenhang met de regels de bouw- en gebruiksmogelijkheden van de gronden binnen het plangebied aan.
5.2 Geldende Bestemmingsplannen En Overige Regelingen
In het plangebied vigeren momenteel de onderstaande (bestemmings)plannen. Deze worden geheel of gedeeltelijk door het voorliggend bestemmingsplan vervangen.
Nr. | (Bestemmings)plan | Vastgesteld door de gemeenteraad | Goedgekeurd door gedeputeerde staten |
383 | Kranenburg I | 25-06-1997 | 14-08-1997 |
393 | Kranenburg II | 24-06-1998 | 30-09-1998 |
56 | Stadspark e.o. | 16-01-1956 | 18-05-1956 |
57 | Corpus den Hoorn | 06-02-1956 | 28-09-1956 |
149 | Noorderlaan | 18-12-1967 | 28-01-1969 |
178 | Stadspark - Oost | 05-04-1971 | 16-05-1972 |
144 | Zuiderlaan I | 03-07-1967 | 27-08-1968 |
340 | Martini Trade Park | 29-01-1990 | 29-05-1990 |
359 | Martini Trade Park | 20-10-1993 | 17-01-1994 |
410 | Martini Trade Park herziening | 23-08-2000 | 06-02-2001 |
483 | Driehoek Peizerweg- Zuiderweg | 30-03-2011 | n.v.t. |
Plan van Uitbreiding | 27-04-1936 | 13-05-1937 |
Naast de bovenstaande (bestemmings)plannen geldt voor het plangebied momenteel een aantal aanvullende en uniforme voorschriften. Deze worden eveneens meegenomen en daarmee vervangen door het voorliggend bestemmingsplan. Het betreft onderstaande regelingen.
Regeling | Vastgesteld door de gemeenteraad | Goedgekeurd door gedeputeerde staten |
Uniforme voorschriften prostitutiebedrijven | 28-03-2001 | 25-06-2001 |
5.3 Toelichting Op De Artikelen
5.3.1 Artikelsgewijze toelichting
Inleidende regels
De artikelen 1 tot en met 3 bevatten achtereenvolgens de in het plan gebruikte begrippen en hun definitie, de wijze waarop moet worden gemeten en de manier van omgaan met uitmetingsverschillen.
Bestemmingsregels
Artikel 4 Bedrijventerrein
De bestemming Bedrijf is veranderd in Bedrijventerrein vanwege de uniformiteit en omdat het gaat om locaties waar meerdere bedrijven zijn gestiueerd. Deze bestemming is toegekend aan de zone van het bedrijvenpark Kranenburg langs de A7, inclusief het gebied van de Peizer Driehoek en verder aan enkele individuele locaties, waaronder het pand van (voorheen) Auto Century aan de Paterswoldseweg. In deze locatie is het verkooppunt voor motorbrandstoffen en LPG meegenomen.
De bestemming Bedrijventerrein is bestemd voor bedrijven die zijn genoemd in de categorieën 1,2 en 3.1 van de bij dit plan behorende Staat van bedrijfsactiviteiten. Ook zijn parkeervoorzieningen, bermen, taluds, groenvoorzieningen en additionele voorzieningen toegestaan. De gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd met een bouwhoogte van 18 meter en een bebouwingspercentage van 60%. Voor het gebied van de Peizer Driehoek geldt een lagere bouwhoogte van 8 meter, waarbij een derde bouwlaag mag worden opgericht tot een hoogte van 11 meter, mits deze derde bouwlaag aan alle zijden van het gebouw minimaal 2 meter wordt teruggelegd ten opzichte van de bouwlagen daaronder.
Expliciet is opgenomen dat het gebruik van gronden en bouwwerken voor bedrijven van een hogere milieucategorie, voor detailhandel, bewoning en recreatief nachtverblijf strijdig met dit bestemmingsplan is.
Het bestemmingsplan voorziet in de mogelijke vestiging van technische ontwerp- en adviesbureaus met SBI code 71.12. In de bij dit plan behorende Staat van bedrijfsactiviteiten is de rubriek Speur- en ontwikkelingswerk (rubriek 73/72) daarom uitgebreid met subcode 732/722).
Daarnaast is, op grond het standpunt van de raadscommissie Ruimte en Wonen van 6 december 2012, de bestemming Bedrijventerrein verruimd met de functie kantoren.
Artikel 5 Cultuur en Ontspanning
Deze bestemming is gegeven aan Martiniplaza en voorziet in het gebruik voor theatervoorstellingen, beurzen en sportevenemeten, fitness en bijbehorende facilitaire voorzieningen en ondergeschikte horeca.
Artikel 6 Groen
De bestemming Groen omvat het grootste deel van de het Stadspark, waarin onder meer de kinderboerderij is gesitueerd. De hier aanwezige grootste bouwwerken zijn voorzien van een bouwvlak met een maximale hoogte van 4 meter. Via ontheffing is de bouw van nieuwe kleinschalige bebouwing, b.v. in de vorm van dierenverblijven of ondersteunende lichte horeca mogelijk tot een oppervlakte van maximaal 250 m2. Ook de zuidelijke rand van Kranenburg en de binnenterreinen van enkele woonvlekken hebben de bestemming Groen. De stadsmarkering lans de snelweg is voorzien van de aanduiding (sco-stm): specifieke vorm van cultuur en ontspanning - kunstwerk.
Artikel 7 Horeca
Deze bestemming is toegekend aan het restaurant Ni-Hao midden in het Stadspark, met de aanduiding H=2, aan het Mercurehotel naast Martiniplaza (aanduiding H=5) en aan een gebouwtje bij de entree van de parkeergarage tegenover Martiniplaza met de aanduiding H=1 (lichte horeca).
Artikel 8 Kantoor
De bestemming Kantoor is gelegd op de kantorenlocatie Martini Trade Park en het gebouw van de Gasunie. Binnen de bestemming is ondersteunende lichte horeca met vergader- en andere dienstverlenende faciliteiten mogelijk, evenals lichte vormen bedrijvigheid in milieucategorie 1 en 2. Door middel van een ontheffing is de vestiging van een hotel (horeca 5) binnen de bestaande bebouwingsstructuur mogelijk.
Artikel 9 Maatschappelijk
Een aantal panden in het bestemmingsplan heeft de bestemming Maatschappelijk gekregen: Kinderopvang Jabadoo aan de Eemsgolaan, het verenigingsgebouw van het woonwagencentrum de Kring, de locatie van Novo op de hoek Peizerweg/Campinglaan, een kerkgebouw annex scoutinggebouw waar ook een kinderopvang van SKG is gevestigd en de van Lieflandschool aan de Paterswoldseweg.
Artikel 10 Recreatie
Dit betreft de gebieden van het volkstuinencomplex en het terrein van de Camping Stadspark, aan weerszijde van de Campinglaan. Op het volkstuinencomplex mogen per perceel gebouwen tot een oppervlakte van 60 m2 worden opgericht tot een bouwhoogte maximaal 4 meter, tenzij de bestaande oppervlakte en hoogte meer bedragen. Het grote verenigingsgebouw is voorzien van een bouwvlak.
In de gebruiksvoorschriften is aangegeven dat permanente bewoning is uitgesloten.
Op het terrein van de Camping Stadspark zijn de twee gebouwen bij de entree, waaronder een bedrijfswoning, voorzien van een bouwvlak op de kaart. Daarnaast worden via 'direct bouwrecht' maximaal 10 logwood-cabins toegestaan in clusters van 5 eenheden. De oppervlakte varieert tussen 15 en maximaal 25 m2, met dien verstande dat de totale bebouwingsoppervlakte per cluster niet meer dan 100 m2 mag bedragen.
Wat de situering betreft dienen de trekkershutten zich zo veel mogelijk te integreren in de camping. Dit kan bereikt worden door een situering rug aan rug, met de opening georiënteerd op de andere campinggasten, dan wel de omgeving. Verder dient rekening te worden gehouden met de zichtlijnen over de camping. De cabins moeten een natuurlijke uitstraling hebben. Zie ook paragraaf 3.3 onder Voorzieningen.
Via ontheffing bestaat de mogelijkheid het restaurant van de camping met maximaal 200 m2 te vergroten en nog eens maximaal 10 logwood-cabins bij te bouwen. Het toestaan van meer cabins betekent een te grote toename van de bebouwingsoppervlakte waardoor het karakter van de Camping Stadspark te veel wordt aangetast.
Artikel 11 Sport
De sportvelden langs de A7 en het terrein van de drafbaan hebben de bestemming Sport gekregen.
Op het laatste terrein zijn evenementen toegestaan tot een maximun van 12 dagen per jaar. De vergunningverlening vindt plaats via de Algemene Plaatselijke Verordening Groningen (APVG) en de Wet milieubeheer (Wm). Een eventuele toename van het aantal evenementen, waarover binnen de gemeente wordt gesproken, is nog niet concreet aan de orde en is daarom in dit bestemmingsplan niet meegenomen.
Artikel 12 Verkeer
De bestemming Verkeer omvat de hoofdverkeersstructuur in het plangebied. Het gaat hier om de Peizerweg/Zuiderweg, de A7 de Westelijke Ringweg en de wegen door Kranenburg en het Stadspark. In de bestemming zijn tevens nutsvoorzieningen geregeld die de vergunningvrije maatvoering (15m2 en 3 meter bouwhoogte) te boven gaan. Verder is de standplaats in de zuidwesthoek van het plangebied, op de hoek van de Zuiderweg, aangegeven met de functieaanduiding sdh-stp (standplaats voor detailhandel).
Het parkeerterrein van de Gasunie heeft de aanduiding (p) van parkeren. De parkeergarage tegenover Martiniplaza de aanduiding (pg). Verder komt hier een kunstwerk voor in de vorm van een grote Pi, die aangeduid is als (sco-kw): specifieke vorm van cultuur en ontspanning - kunstwerk.
Artikel 13 Water
Deze bestemming is toegekend aan de belangrijkste watergangen en vijvers in het plangebied en behoeft geen nadere toelichting.
Artikel 14 Wonen -1
De regels van de bestemming Wonen zijn gericht op behoud en versterking van de ruimtelijke karakteristiek, maar het is niet de intentie het gebied geheel op 'slot' te zetten. Zo worden bij de bestaande woningen aan de achterzijde royale uitbreidingsmogelijkheden geboden. Dit in aanvulling op de mogelijkheden van het vergunningsvrije bouwen die de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) sinds 1 oktober 2010 biedt.
Regeling voor bijbehorende bouwwerken
Voor de bouwmogelijkheden is het van belang op welk gedeelte van het erf gebouwd wordt. Bijbehorende bouwwerken zijn (bij recht) uitsluitend toegestaan op het achtererfgebied.
Voorerfgebied en achtererfgebied
Aangebouwde bijbehorende bouwwerken zijn (bij recht) toegestaan, mits zij:
- maximaal 4 meter hoog zijn, en;
- maximaal 4 meter diep zijn, gemeten vanuit (het verlengde van) de achtergevel.
Aangebouwde bijbehorende bouwwerken
Vrijstaande bijbehorende bouwwerken zijn toegestaan tot een maximale hoogte van 3 meter. Indien de zij- of achtererfgrens grenst aan het openbaar toegankelijk gebied moeten bijbehorende bouwwerken minimaal 1 meter uit deze zij- en/of achtererfgrens worden geplaatst.
Ligging aan het openbaar toegankelijk gebied
Voor alle bijbehorende bouwwerken op het achtererfgebied tezamen, inclusief bouwwerken, geen gebouw zijnde, geldt dat het achtererfgebied voor maximaal 50% mag worden bebouwd tot een maximale oppervlakte van 50 m2.
Artikel 15 Wonen -2-
Deze bestemming is gelegd op het gebied van de Peizerhoeve, waar 21 vrijstaande woningen worden gebouwd. Hier moet de bebouwing op minimaal 2 meter uit de erfgrens of het water worden geplaatst. De bijbehorende bouwen dienen te worden gecombineerd of geïntegreerd met het hoofdvolume. De woningen moeten zijn voorzien van een kap. De kapvorm is vrij, hier worden geen nadere eisen aan gesteld.
Artikel 16 Wonen - Woonwagens
Deze bestemming is opgenomen ten behoeve van de woonwagens op het woonwagencentrum de Kring. Hiervoor geldt een maximaal bebouwingspercentage per perceel van 50%. In een 4-tal gevallen wordt dit percentage overschreden, namelijk op De Kring 20 (51%), De Kring 43 (68%),
De Kring 47 (65%) en De Kring 82 (58%). Tegen deze vier gevallen is jarenlang niet opgetreden en de betreffende situaties zijn ten opzichte van de perceelsgrootte niet disproportioneel wat betreft de overschrijding van het beoogde maximale bebouwingspercentage. Vandaar dat deze vier gevallen, aansluitend op de legaliseringsinzet van de gemeente, in het nieuwe bestemmingsplan zijn meegenomen.
Voor de woonwagens geldt een goothoogte van maximaal 4 meter, met een nok/bouwhoogte van maximaal 5,5 meter, uitgezonderd de rij woonwagens aan de oostzijde van de Kring, die gesitueerd is tegenover de bouwblokken 'gewone woningen'. De hoogte van de woonwagens in deze strook mag maximaal 6,5 meter bedragen.
Woonwagens dienen tenminste 5 meter van elkaar te staan. De zijdelingse perceelgrensafstanden van wagens dienen daarop afgestemd te zijn. Deze afstanden worden gehanteerd in verband met brandveilligheid en gelden niet in geval van clustering van twee wagens tussen twee stenen voorzieningengebouwen.
Voor aan- en bijgebouwen geldt een goothoogte van maximaal 3 meter en een ontheffing voor een bouwhoogte tot 4 meter, zodat een kleine kap kan worden gerealiseerd. Er geldt geen afstand tot de zijdelingse of achterste perceelsgrens. Wel tot de voorste perceelgrens: in nieuwe situaties moeten de bijgebouwen 4 meter worden teruggelegd van de straat, vanwege het uitzicht vanuit de woonwagens, met het oog op de parkeerdruk op De Kring en uit oogpunt van het straat- en bebouwingsbeeld.
Artikel 17 Leiding - Gas
Door het plangebied loopt een aantal gasleidingen. Deze zijn op de kaart aangegeven met een daarbij behorende strook voor de aanleg, de instandhouding en de bescherming van deze leidingen. Met de name de hoge druk gasleiding over de Novo-locatie aan de Peizerweg is van belang voor nieuwe toekomstige ontwikkelingen.
Artikel 18 Waarde - Archeologie 1 en artikel 19 Waarde - Archeologie 2
In het bestemmingsplan Kranenburg-Stadspark zijn twee archeologische dubbelbestemmingen opgenomen: de bestemming Waarde - Archeologisch 1 betreffen de terreinen waarvan bekend is dat er archeologische resten aanwezig zijn. Het gaat hierbij om twee voormalige historische boerenplaatsen. Ingrepen in deze terreinen verstoren vrijwel zeker archeologische waarden. Voor het uitvoeren van werkzaamheden is daarom een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden, vereist.
De bestemming Waarde - Archeologisch 2 betreft de zones met een hoge archeologische verwachting. In deze zones kunnen zich (nog niet ontdekte) vindplaatsen bevinden. Zie voor een uitgebreidere beschrijving van de gebieden paragraaf 4.2.
Aan de dubbelbestemmingen zijn bouwregels en een vergunningstelsel voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden gekoppeld, die de archeologische waarden beschermen. Voor de terreinen die liggen in Waarde - Archeologie - 1 is een vrijstelling van 50 m² oppervlakte en 30 cm diepte opgenomen.
Voor de gebieden die de dubbelbestemming Waarde - Archeologisch 2 hebben, geldt een vrijstelling van 200 m² oppervlakte en 30 cm diepte. Archeologische resten kunnen zich hier namelijk zeer dicht onder het maaiveld bevinden. De vrijstelling van 200 m² is gebaseerd op de aard van de vindplaatsen. Een ingreep in de bodem met een oppervlakte van meer 200 m² zou een potentiële vindplaats al compleet kunnen vernietigen.
Algemene regels
Artikel 20
Dit artikel bevat de anti-dubbeltelbepaling. De redactie is conform artikel 3.2.4 van het Besluit ruimtelijke ordening. Deze bepaling is ervoor om te voorkomen dat dezelfde grond meer dan eens betrokken wordt bij de toets van de aanvraag om een omgevingsvergunning en daarmee meer gebouwd kan worden dan is toegestaan.
Artikel 21
Dit artikel waarborgt dat binnen de 'geluidzone-industrie' uitsluitend indien de geluidbelasting vanwege het industrieterrein op de gevels van deze geluidgevoelige gebouwen niet hoger is dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een verkregen hogere grenswaarde niet-geluidgevoelige gebouwen kunnen worden gebruikt als geluidgevoelig gebouw en/of geluidgevoelige gebouwen kunnen worden bebouwd.
Artikel 22
In dit artikel wordt geregeld dat de aanvullende stedenbouwkundige bepalingen uit de Groninger Bouwverordening niet van toepassing zijn. Hetgeen het bestemmingsplan regelt gaat vóór datgene wat op dit gebied door de Bouwverordening wordt geregeld. Daarop is echter op een vijftal punten, die in dit artikel zijn genoemd, een uitzondering gemaakt. Het belangrijkste hierbij is onderdeel d., waarmee de Nota Parkeernormen van de gemeente Groningen voor dit bestemmingsplan van toepassing wordt verklaard.
Artikel 23
Dit artikel bevat een afwijkingsbevoegdheid, die op alle bestemmingen in het plangebied van toepassing zijn. Bedoeling van de bepaling is om relatief kleine afwijkingen van het bestemmingsplan toe te staan, zowel qua omvang als qua functie.
Overgangs- en slotbepalingen
Artikel 24
Dit artikel regelt het overgangsrecht. De redactie is conform de artikelen 3.2.1 en 3.2.2 van het Besluit ruimtelijke ordening.
Artikel 25
Dit artikel bevat de zogenaamde slotregel, die bedoeld is voor een eenduidige vastlegging van de naam van het bestemmingsplan.
Interpretatieve gebruiksbepalingen
Interpretatieve gebruiksbepalingen kunnen per bestemming worden opgenomen wanneer binnen die betreffende bestemming behoefte is aan specifieke gebruiksregels of -verboden.
Wijzigingsbevoegdheid
Dit bestemmingsplan bevat geen algemene procedureregels voor wijzigingsplannen. De procedure hiervoor is nu voorgeschreven in artikel 3.9a van de Wet ruimtelijke ordening en heeft rechtstreekse werking. Dit artikel regelt dat deze procedure de weg moet volgen die is voorgeschreven in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht. Dit betekent een terinzagelegging van 6 weken, gedurende welke zienswijzen kunnen worden ingediend. Burgemeester en wethouders besluiten vervolgens binnen 8 weken over de vaststelling van het uitwerkings- of wijzigingsplan.
5.3.2 Toelichting regeling van vrije beroepsactiviteiten en bedrijfsmatige activiteiten in en bij woningen
De begrippen aan huis verbonden beroep en vrij beroep worden vaak, en ook hier, synoniem gebruikt. Het voorliggend bestemmingsplan biedt de mogelijkheid aan huis verbonden beroepen -met behoud van de woonfunctie- uit te oefenen in een woning en de daarbij behorende aangebouwde bijbehorende bouwwerken.
In het algemeen is het verboden om, indien aan gronden en bouwwerken een woonbestemming of -functie is gegeven, deze te gebruiken op een wijze of tot een doel in strijd met de woonbestemming. Een ander gebruik dan wonen is niet toegestaan. In de jurisprudentie is echter bepaald dat het vestigen van een vrij beroep niet in strijd is met de woonbestemming, tenzij het bestemmingsplan het tegendeel bepaalt en het beroep door de bewoner van het pand wordt uitgeoefend, waarbij het woonhuis in overwegende mate de woonfunctie behoudt en de uitoefening van het beroep een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft, die met de woonfunctie in overeenstemming is. Het gaat veelal om een eenpersoonsberoep.
Op grond van de definitie van aan huis verbonden beroepen in dit bestemmingsplan zijn de betreffende activiteiten (onder voorwaarden, zie hierna) in overeenstemming met de functie wonen. Voor dergelijke activiteiten in een woning en/ of de daarbij behorende aangebouwde bijbehorende bouwwerken is geen afwijking bij een omgevingsvergunning nodig.
Of een bepaald gebruik in overeenstemming is met de functie woondoeleinden wordt beoordeeld aan de hand van de volgende criteria:
a. de aard van het gebruik
b. de omvang van het gebruik
c. de intensiteit van het gebruik
Ad a. Bij de 'aard' van het gebruik kan men denken aan een beroep welke naar zijn aard (ernstige) hinder voor zijn omgeving oplevert, of welke naar zijn aard grote verkeersproblemen zal opleveren. Het gebruik mag immers geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer. Het mag evenmin een onevenredige parkeerdruk veroorzaken.
Ad b. Bij de 'omvang' van het gebruik is relevant of het gebruik meerdere ruimten of gebouwen in beslag neemt, welk gedeelte van het gebouw door het gebruik in beslag wordt genomen, hoeveel vierkante meter het gebruik in beslag neemt.
Ad c. Bij de 'intensiteit' van het gebruik kan worden gedacht aan frequent of incidenteel gebruik.
Als nu blijkt dat het gebruik aldus een uitstraling heeft welke niet te rijmen valt met de gelegde woonbestemming, dan is het gebruik strijdig met de woonbestemming (zie ARRvS, AB 1993/163).
Onder een 'vrije beroepsbeoefenaar' wordt verstaan: 'iemand die wordt gevraagd om zijn individuele, persoonlijke kwaliteiten, die in het algemeen op artistiek of academisch/HBO-niveau liggen'. In de praktijk is het onderscheid moeilijk aan te geven. Bij vrije beroepen valt te denken aan: advocaat, accountant-administratieconsulent, alternatieve genezer, belastingconsulent, bouwkundig architect, dierenarts, fysiotherapeut, gerechtsdeurwaarder, huidtherapeut, huisarts, interieurarchitect, juridisch adviseur, kunstenaar,logopedist, makelaar, medisch specialist, notaris, oefentherapeut, Cesar/Mensendieck, organisatieadviseur, orthopedagoog, psycholoog, raadgevend adviseur, redacteur, registeraccountant, stedenbouwkundige, tandarts, tandarts-specialist, (al dan niet beëdigd) tolkvertaler, tuin- en landschapsarchitect, verloskundige.
Aan huis verbonden beroepen in een vrijstaand bijbehorend bouwwerk
Voor het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken ten behoeve van een aan huis verbonden beroep is het nodig om bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bestemmingsplan. Hiertoe is een bevoegdheid voor burgemeester en wethouders opgenomen in lid 14.6.
Kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten
Overige activiteiten, die niet vallen onder de aan huis verbonden beroepen, maar in bepaalde gevallen wel daarmee gelijk te stellen zijn, worden aangemerkt als beroeps- en/of bedrijfsmatige activiteiten, die niet rechtstreeks passen binnen de woonbestemming. Zij zijn daarom niet bij recht toegestaan in dit plan. Wel is het mogelijk voor deze activiteiten bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bestemmingsplan (zie lid 14.6, voor zover voorkomend op de bij dit plan behorende Lijst van bedrijfstypen wonen-werken (bijlage 2).
Hoofdstuk 6 Participatie, Inspraak En Overleg
6.1 Participatie
Het voorontwerp-bestemmingsplan is op 1 oktober 2012 besproken met de Vereniging Wijkopbouw Hoogkerk, waarbij ook een vertegenwoordiger van de Buurtcommissie Buitenhof aanwezig was. Dit overleg heeft geleid tot een inspraakreactie van deze commissie, die met name betrekking heeft op mogelijk nieuwe bebouwing van Novo op de hoek Campinglaan/Peizerweg. Zie paragraaf 6.2. onder inspraakreactie nummer 5.
Verder is het voorontwerp-plan besproken op woonwagenlocatie De Kring. De bewoners kunnen zich over het algemeen goed in het plan vinden. Noemenswaardig is de mogelijkheid om op de standplaats (via een wijzigingsbevoegdheid) een woning te mogen bouwen. In de praktijk geeft dit problemen, omdat de bewoners de grond, die eigendom is van de gemeente, niet kunnen kopen. Bovendien is het in deze tijd lastig een hypotheek te krijgen.
Als meerdere bewoners een huis op hun standplaats willen bouwen, kan daar met de bewoners van De Kring en andere betrokkenen over gesproken worden.
Het overleg heeft niet geleid tot planaanpassingen; de in het plan opgenomen wijzigingsbevoegdheid voor de Kring is gehandhaafd.
6.2 Inspraak
Over het voorontwerp-bestemmingsplan is een inspraakprocedure gevoerd op grond van de Algemene Inspraakverordening Groningen 2005. In het kader van deze procedure heeft het voorontwerp van 21 september tot en met 18 oktober 2012 ter inzage gelegen. Gedurende deze termijn kon schriftelijk, ook via internet, op het bestemmingsplan worden gereageerd. Van deze geboden mogelijkheid is door de volgende personen, instanties en verenigingen gebruik gemaakt.
1. een bewoner van de Peizerweg
Deze bewoner geeft geen inhoudelijke reactie, maar zou graag op de hoogte worden gehouden van de voortgang.
Reactie gemeente:
Aan deze reactie kan worden tegemoet gekomen. De bewoner zal op de hoogte worden gehouden van de verdere procedure rond dit bestemmingsplan.
2. Nysingh advocaten-notarissen, namens een bedrijf gevestigd op Kranenburg
Dit advocatenkantoor verzoekt namens haar cliënt een verruiming van de bestemming 'Bedrijven', zodanig dat ook zakelijke dienstverlening in de vorm van kantoren wordt toegestaan. Er zijn nu ook al enige vormen van bedrijven op Kranenburg gevestigd, die financiële of administratieve diensten verlenen. In feite is dit strijdig gebruik, waartegen handhavend zou moeten worden opgetreden als ze niet planologisch worden ingepast. In het geval dat voor handhaving wordt gekozen, betekent dit veel kosten en verlies van werkgelegenheid. Bovendien past deze vorm van dienstverlening vanwege de geringe milieuhinder goed bij de nabij gesitueerde woonomgeving. Daarnaast is er sprake van een toenemende leegstand, die op dit moment ongeveer 30% bedraagt. Het advocatenkantoor pleit daarom voor een verruiming van de bestemming, zodat de vestiging van kantoren wordt toegestaan. Dit doet beter recht aan het gelijkheidsbeginsel, de uitstraling van de Kranenburg en het levert de gemeente meer OZB-inkomsten op.
Reactie gemeente:
In verband met vragen uit de markt en de toenemende leegstand op Kranenburg heeft de raadscommissie Ruimte en Wonen op 6 december 2012 naar aanleiding van het vestigingsverzoek van Grontmij over dit onderwerp gesproken. In deze vergadering heeft de wethouder ruimtelijke ordening een brede visie toegezegd over hoe om te gaan met werklocaties in de hele stad en daarbij de bereidheid uitgesproken bij voldoende draagvlak in het bestemmingsplan Kranenburg alvast voor te sorteren op deze bredere discussie over de te ontwikkelen visie. De commissie steunde dit voorstel. Op grond van dit standpunt is, hierop vooruitlopend, de bedrijvenlocatie Kranenburg in het voorliggende bestemmingsplan verruimd met de vestiging van kantoren.
De betrokken bedrijvenstrook langs de Rozenburglaan en Eemsgolaan heeft in het voorontwerp-plan de bestemming 'Bedrijf (B)'. Deze bestemming is nu in het ontwerp-bestemmingsplan veranderd in 'Bedrijventerrein (BT)' met de functieaanduiding kantoor (k). In de bestemmingsomschrijving in de planregels (artikel 4) is deze functie opgenomen en daarmee positief bestemd.
Naar aanleiding van de op het ontwerp-bestemmingsplan ingebrachte zienswijze zijn aan deze bestemming nog de functies 'maatschappelijke dienstverlening, kennisinstellingen, sport-, recreatie en fitness en opleidingsinstituten' toegevoegd (zie raadsvoorstel voor de vaststelling van het bestemmingsplan).
3. Vereniging Bedrijvenparken Groningen West (VBGW)
De inspraakreactie van de VBGW is van gelijke strekking als die van bovengenoemd advocatenkantoor. Kranenburg heeft zich in de loop der jaren ontwikkeld als een kantorenlocatie waar het onderscheid tussen bedrijven en zakelijke dienstverlening is achterhaald. De Vereniging vraagt om meer flexibiliteit in het bestemmingsplan Kranenburg. Volgens de VBWG heeft dit geen negatieve effecten op de panden in het Martini Trade Park.
Reactie gemeente:
Zie onder inspraakreactie 2: In het ontwerp-bestemmingsplan wordt nu de mogelijkheid geboden op Kranenburg kantoren te vestigen.
Met betrekking tot het Martini Trade Park pleit de Vereniging voor de volgende aanpassingen:
Het toevoegen van niet-kantoorfuncties aan de monocultuur van kantoren, zoals detailhandel, hotel, fitness, scholen en studentenhuisvesting. Zo is het Noorderpoortcollege gevestigd op het Martini Trade Park en functioneert, naast kantoor ook als opleidingsinstituut.
Reactie gemeente:
Geluidgevoelige bestemmingen zoals (studenten)woningen en scholen zijn vanwege het gemeentelijk beleid en het geluid van de Zuidelijke ringweg niet toegestaan.
Wat wel mogelijk kan worden gemaakt zijn:
- Zakelijke dienstverlening (d.w.z.) kantoren;
- Maatschappelijke dienstverlening, waaronder kinderdagverblijf, medische dienstverlening (gezondheidscentrum), openbaar bestuur, onderzoeksinstellingen;
- Lichte bedrijvigheid in milieucategorie 1 en 2;
- Sport-, recreatie-, en fitnessvoorzieningen;
- Ondersteunende horeca-1 en 2, d.w.z. snackbars en restaurants, alsmede horeca-5 (hotel);
- Opleidingsinstituten voor bedrijfsopleidingen en hoger onderwijs;
- Detailhandel, alleen kleine eenheden tot maximaal 150 m2 per eenheid met een maximum van 4 stuks (dus in totaal 600 m2 detailhandel).
De bestemmingsomschrijving van de bestemming Kantoor (artikel 8) is hierop aangevuld.
De gemeente heeft uitgesproken dat het Martini Trade Park als aandachtsgebied wordt genoemd in het kader de revitaliseringsplannen om de kwaliteit van het gebied te vergroten. De Vereniging ziet dit graag terug in het bestemmingsplan.
Reactie gemeente:
Er wordt ingezet om in nauwe samenwerking met de ondernemers op kwaliteitsverbetering van werklocaties. In dit verband staan ook de kantorenlocaties Martini Trade Park en Corpus den Hoorn op de agenda (business case opknappen binnenterreinen, herstructurering van parkeerterreinen, zie ook paragraaf 3.2 van de Structuurvisie Kantoren 2010). Aan de hand van kleinschalige ingrepen en maatregelen wordt in deze gebieden verrommeling tegengegaan.
De VBGW geeft aan dat de voormalige Century garage een goed vestigingspunt voor een hotel is, evenals de rand van het Stadspark waar goede mogelijkheden liggen.
Reactie gemeente:
Bij de vestiging van een nieuw (hoogwaardig) hotel gaat het om een nieuwe ontwikkeling die ingrijpend van aard kan zijn. Vanwege de aanwezigheid van een LPG-tankstation bij de voormalige Century garage is de vestiging van een hotel op korte termijn niet mogelijk. Dit in verband met een verhoogd groepsrisico (Externe Veiligheid), zie ook onder de overlegreactie van de Brandweer in de volgende paragraaf.
De vestiging van een hotel aan de noordzijde van het Martini Trade Park, in het groen van het Stadspark, is van invloed op het groene karakter van het Voorpark van het Stadspark en daarmee een 'gevoelige locatie'.
Vandaar dat deze twee nieuwe locaties niet in dit (actualiserings)plan zijn opgenomen.
De VBWG pleit voor graag meer flexibiliteit in het bestemmingsplan vanwege de steeds vaker kortlopende huurcontracten.
Reactie gemeente:
Zie de bovengenoemde reacties. Mochten zich verder in de toekomst gewenste ontwikkelingen voordoen, die niet passen in het bestemmingsplan, dan kunnen deze eventueel via een afwijkingsprocedure op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) mogelijk worden gemaakt.
4. IVN Natuur- en milieueducatie Groningen Haren
1. IVN vindt het van belang dat de Concourslaan als één geheel wordt gezien en vindt daarom dat de plangrens ten noorden van de Concourslaan zou moeten lopen.
Reactie gemeente:
Een klein stuk van het Stadspark behoort tot het bestemmingsplan Oud-Zuid. Bij de keuze van het plangebied wordt aansluiting gezocht bij de plangrenzen van bestaande bestemmingsplannen, zo ook in dit geval. Juridisch heeft het geen gevolgen, omdat de planologische regeling dezelfde is als in het bestemmingsplan Kranenburg-Stadspark.
2. IVN wijst er op dat het waterschap bezig is met plannen voor een waterberging in het noorden van het Stadspark. Dit kan gevolgen hebben voor het grondwaterpeil. Deze waterberging ontbreekt in het bestemmingsplan.
Reactie gemeente:
Er wordt studie verricht naar het water in het Stadspark, waarbij het park mogelijk een ander peil (fluctuerend) kan krijgen. Hiervoor is een waterbalans opgesteld. De solitaire overstortvijver zal een hoger peil kunnen krijgen waardoor water geborgen kan worden zodat in droge perioden water ingelaten kan worden om de bomen aan de Concourslaan een zo constant mogelijk peil te geven. Dit alles heeft geen gevolgen voor het bestemmingsplan.
3. IVN vindt dat de hoofdbomenstructuur in het Stadspark zou moeten worden uitgebreid met de gehele Concourslaan, de Campinglaan en de verbinding tussen Paviljoenlaan en de Campinglaan.
Verder ontbreekt een overzicht van bijzondere en monumentale bomen.
Reactie gemeente:
De hoofdbomenstructuur zoals aangegeven op de kaart Groenstructuur Stadspark in de toelichting is overgenomen uit het op dit moment geldende, vastgestelde bomenstructuurplan. Daar kan in het nu voor liggende bestemmingsplan niet wezenlijk van worden afgeweken.
Overzichten van bijzondere en monumentale bomen worden niet opgenomen in actualiseringsplannen, waar zich geen of nauwelijks nieuwe ontwikkelingen voordoen. Hiervoor wordt ook geen Boom Effect Analyse (BEA) verricht (zoals bijvoorbeeld in het kader van het nieuwe bestemmingsplan voor het transferium Hoogkerk-Peizermade). Verder is bij eventuele kap van bomen de gemeentelijke kapverordening het toetsingskader en niet het geldende bestemmingsplan.
4. IVN wijst er op dat in het bestemmingsplan de knelpunten van de ecologische verbindingen worden aangegeven, maar dat geen concrete oplossingen worden aangedragen.
Reactie gemeente:
In het kader van het verbeteren van de ecologische knelpunten is het volgende gebeurd:
Knelpunt Peizerweg. Deze is in 2011 op de kruising Peizerweg/Campinglaan ontsnipperd. Reden van verplaatsing is een betere route voor alle grondgebonden zoogdieren en amfibieën naar de voormalige Suiker Unie vloeivelden en de Eelderbaan.De fietstunnel Piccardtlaan. Deze is in 2007 reeds voorzien van een faunabuis in het kader van de Langman maatregelen. Het streven is om op deze locatie bij de aanpak van de Ring Zuid een beter functionerende passage te creëren.De ecoduiker Vrijheidsplein is reeds in 2006 gerealiseerd.
5. IVN is van mening dat bij het monument in het Stadspark de bestemming Groen door moet lopen, en dit in het bestemmingsplan aan te passen, zodat het monument niet het middelpunt wordt van een verkeersknooppunt.
Reactie gemeente:
De bestemmingsplankaart is naar aanleiding van deze inspraakreactie aangepast. Om te vermijden dat het punt een verkeersknooppunt kan worden, is de verkeersbestemming van het betrokken gebiedje (de punt achter het monument) veranderd in de bestemming Groen.
6. IVN wijst er op de kaart van het oostelijk gedeelte, het voorpark, verouderd is.
Reactie gemeente:
De kaart in de paragraaf ecologie is inderdaad verouderd en is daarom vervangen door een fragment van de kaart Stedelijke Ecologische Structuur 2011.
7 IVM merkt op dat hoofdstuk 6, Participatie, inspraak en overleg nog niet is uitgewerkt.
Reactie gemeente:
Deze opmerking is juist. Dit hoofdstuk wordt geschreven nadat de inspraak en het overleg hebben plaatsgevonden en vervolgens opgenomen in de versie van het ontwerp-bestemmingsplan. In dit geval gaat het om hoofdstuk 6 van voorliggend bestemmingsplan.
5. Buurtcommissie Buitenhof
De buurtcommissie staat kritisch tegenover de wijzigingsbevoegdheid die in het voorontwerp-bestemmingsplan is opgenomen ten behoeve van nieuwbouwplannen van Novo op de hoek Campinglaan-Peizerweg. Op deze wijze wordt de bouw van een nieuwe woonwijk mogelijk gemaakt, met allerlei verkeers- en ontsluitingsproblemen van dien. Volgens de buurtcommissie vergroot nieuwbouw op deze locatie de druk op het Stadspark.
Verder pleit de buurtcommissie er voor de 4 zijden rond de Buitenhof, die wordt aangegeven als 'stedelijke ecologische structuur' als zodanig in het bestemmingsplan aan te geven. Ditzelfde geldt voor de ecologische bufferzone tussen de Buitenhof en het Stadspark. Op pagina 32 staat dit als 'ecologisch groen, ruigte'.
Reactie gemeente:
Bij Novo speelt de wens om op de locatie van de huidige kassen nieuwbouw voor gehandicapten te realiseren. Wij staan positief tegenover dit initiatief. Het is Novo echter niet gelukt om een concreet bouwplan in te dienen, waarin wordt aangegeven voor welke specifieke doelgroepen wordt gebouwd met het daarbij behorende bouwvolume. Daarbij speelt ook de economische uitvoerbaarheid een rol. Omdat er nog geen uitgewerkt plan ligt, dat voldoende concreet is en waarvan het zicht op realisering reëel is, hebben wij, met het oog op de actualiseringsplicht van bestemmingsplannen die voor 1 juli 2013 moet zijn afgerond, de wijzigingsbevoegdheid uit het nu voorliggende ontwerp-bestemmingsplan gehaald. Wij zijn in een later stadium, als er een concreet bouwplan ligt, in principe bereid hieraan mee te werken. Er zal dan een nieuw postzegelplan of een projectomgevingsbesluit in procedure worden gebracht, waarbij de buurtcommissie Buitenhof nauw zal worden betrokken.
Ten aanzien van ecologie: op de kaart op pagina 32 van het voorontwerp-bestemmingsplan is de groenstructuur van Kranenburg aangegeven. Op pagina 37 staat vermeld dat rond de Buitenhof op de west, zuid-, oost- en noordoostgrens ecologische verbindingszones liggen. Daaronder valt ook de ecologische bufferzone tussen De Buitenhof en het Stadspark. Deze zijn conform de Groenstructuurvisie Groene Pepers 2009 en de Stedelijke Ecologische Structuur 2011 beschermd. Nieuwe ontwikkelingen moeten op basis van deze beleidsplannen kritisch worden beoordeeld op negatieve effecten op groen en natuurwaarden van deze zones.
De bufferzone aan de noordoostzijde, die op de kaart Groenstructuur Kranenburg op pagina 32 in het voorontwerp staat aangeduid als 'ecologisch groen, ruigte', heeft in het bestemmingsplan de bestemming Groen, behalve de noordoostelijke hoek van dit gebied. Het gaat om een perceel aan de zuidzijde van de Novo-locatie, waaraan in het voorontwerp-bestemmingsplan de bestemming Maatschappelijk (zonder bebouwingsmogelijkheden) is toegekend. In het oude bestemmingsplan Kranenburg I ligt dit perceel in een gebied met de bestemming 'Tuinbouw'.
In het ontwerp-bestemmingsplan is de bestemming van dit perceel in overeenstemming gebracht met de kaart van de Stedelijke Ecologische Structuur 2011 en heeft daarom de bestemming 'Groen' gekregen. Dit stemt ook overeen met het kaartje Groenstructuur Kranenburg in paragraaf 3.5.1 van de toelichting van dit bestemmingsplan.
Naar aanleiding van de zienswijze van de advocaat van Novo is de bestemming van deze zuidwest hoek weer veranderd van Groen in Maatschappelijk (onbebouwd). Voor nadere informatie wordt verwezen naar het raadsvoorstel voor de vaststelling van het bestemmingsplan.
6.3 Overleg
In het kader van het planologisch vooroverleg zijn reacties binnengekomen van de provincie, het waterschap en de brandweer.
1. Reactie provincie
De provincie heeft geen opmerkingen op het plan gemaakt omdat er geen provinciale belangen in het geding zijn.
2. Reactie Waterschap Noorderzijlvest
Het waterschap kan zich over het algemeen goed vinden in de waterparagraaf van het bestemmingsplan en heeft nog de volgende opmerkingen:
a. het waterschap verzoekt op de verbeelding de noordelijke oever van het Omgelegde Eelderdiep te voorzien van de functieaanduiding waterkeringzone.
Reactie
De verbeeelding (plankaart) is op dit verzoek aangepast. De noordelijke oever in de omgeving van het transferium, die een verkeersbestemming heeft, is voorzien van de functieaanduiding waterkering (wk).
b. het waterschap vraagt ook de watergang ten zuiden van de Concourslaan vanaf de ovale vijver tot aan de Westelijke Ringweg de bestemming water te geven, omdat deze watergang een belangrijke rol vervult bij de aan-en afvoer van water.
Reactie
Ook aan deze wens is voldaan. De verbeelding is hierop aangepast.
c. het waterschap pleit er voor in de waterparagraaf een passage op te nemen over het waterpeil van De Kring, dat met -2.30 mNAP aanzienlijk lager ligt dan de waterpeilen er omheen.
Reactie
De waterparagraaf is conform deze wens aangevuld.
3. Reactie Brandweer
De Brandweer wijst met name op de twee wijzigingsbevoegdheden die nieuwe ontwikkelingen toe staan. Dit zijn de Novo-locatie hoek Campinglaan/Peizerweg en de wijzigingsbevoegdheid die is opgenomen voor de voormalige Auto Centurylocatie aan de Paterwoldseweg.
Nieuwe ontwikkelingen op deze locaties hebben direct invloed op de hoogte van het groepsrisico.
De Brandweer adviseert bij de Novo-locatie passende maatregelen te nemen rondom de ter plaatse aanwezige aardgastransportleiding, en adviseert op de Auto Century locatie geen wijzigingsbevoegdheid op te nemen, zolang het nabijgelegen LPG-tankstation aanwezig is.
Reactie
Vanwege het ontbreken van een concreet bouwplan, is de wijzigingsbevoegdheid voor de Novo-locatie uit het bestemmingsplan gehaald.
Omdat er ook geen concrete bouwplaninitiatieven zijn voor de Auto Century-locatie is ook hier, gelet op het externe veiligheidsaspect, de wijzigingsbevoegdheid uit het bestemmingsplan gehaald.Dit is ook wel zo consequent. Mocht in de toekomst een concreet bouwplan voor deze locatie worden ingediend, dan kan hier via een vrijstellingsprocedure op grond van de Wabo medewerking aan worden verleend.
De Brandweer wijst er op dat in de EV-paragraaf van het bestemmingsplan wordt verwezen naar de groepsrisicoverantwoording van verschillende risicobronnen (het LPG-tankstation, de Provinciale weg N370, de Rijksweg A7, de spoorlijn naar Sauwerd en de Hogedruk aardgasleiding), maar dat deze stukken ontbreken.
Reactie
Naar aanleiding van deze opmerking zijn de bedoelde stukken toegevoegd aan de bijlagen van het bestemmingsplan.
De Brandweer merkt op dat er voor de 'Driehoek-Peizerweg' in het kader van de Bestrijdbaarheid onvoldoende bluswatervoorzieningen zijn en pleit voor een tweede ontsluiting van dit deelgebied.
Ook op enkele andere plekken in het bestemmingsplan, waaronder ook de Camping Stadspark, zijn nauwelijks bluswatervoorzieningen aanwezig.
Reactie
Ten aanzien van de 'Driehoek-Peizerweg' kan worden opgemerkt dat het hier om een relatief klein deelgebied gaat, waarvoor onlangs een apart bestemmingsplan is opgesteld. Dit plan wordt nu in zijn geheel overgenomen in het nu voorliggende bestemmingsplan Kranenburg-Stadspark. Het terrein is nog niet ingevuld, en is goed bereikbaar door de ligging aan de Zuiderweg, Eemsgolaan en het Verlengde van de Drentse Laan.
Voor het overige kan met betrekking tot de bluswatervoorzieningen worden vermeld dat er langs de randen en ook in het Stadspark veel waterpartijen aanwezig zijn, en dat het hier verder om een actualisering van de bestaande situatie gaat zonder nieuwe ontwikkelingen waarbij sprake is van een toename van het groepsrisico.
6.4 Ambtshalve Wijzigingen
Naast de bovenvermelde wijzigingen als gevolg van de resultaten van de inspraak en het planologische vooroverleg zijn nog de volgende wijzigingen in het plan aangebracht:
1. Milieucategorie 3.2 op Kranenburg
In de bestemmingsomschrijving van de bestemming Bedrijventerrein (artikel 4), is de maximaal toegestane milieucategorie teruggebracht van 3.2 naar 3.1. Dit, omdat anders zware bedrijven zoals een pluimveeslachterij met een minimaal verplichte afstand tot de woonbebouwing van 100 meter vanwege geur, geluid, of gevaar, per direct zijn toegestaan, terwijl de afstand tot de woonbebouwing op een aantal plekken kleiner is. Dit is ongewenst en levert strijdigheid op met de milieuwetgeving. Het oude bestemmingsplan Kranenburg I stond dit toe omdat er destijds nog weinig woonbebouwing op korte afstand gevestigd was.
Bovendien wordt op deze wijze het bestemmingsplan Kranenburg-Stadspark op het punt van toegestane milieucategorieën gelijk getrokken met het aangrenzende bestemmingsplan Ruskenveen.
2. Verkeersbestemming busbaan afrit A7
Ten behoeve van het realiseren van een nieuwe afrit voor de bus aan de noordzijde van de A7 is de Verkeersbestemming langs de A7 in de omgeving van de skeelerbaan bij de Eemsgolaan verbreed. Op deze wijze hoeft de bus, komende vanuit de richting Groningen, niet meer door te rijden naar de kluifrotonde, maar wordt het mogelijk eerder af te slaan naar het transferium Hoogkerk-Peizermade.
Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid / Exploitatie
Onderzoek naar de economische uitvoerbaarheid van bestemmingsplannen heeft in het algemeen betrekking op nieuwe ontwikkelingen waarvoor bestemmingswijzigingen nodig zijn en die door de gemeente worden gerealiseerd. Het bestemmingsplan Kranenburg-Stadspark heeft echter betrekking op een reeds bebouwd deel van de gemeente, waarbij de ontwikkelingen aan het particuliere initiatief worden overgelaten. De door de gemeente te maken kosten bestaan uitsluitend uit plankosten en de kosten van onderzoek, dat nodig is met het oog op de voorbereiding van het plan. Deze uitgaven komen ten laste van de algemene middelen van de gemeente.
Omdat het voorliggende plan een actualisering vormt van geldende planologische regelingen en voornamelijk de bestaande toestand vastlegt, hoeft geen exploitatieplan te worden vastgesteld. Voor zover functiewijziging heeft plaatsgevonden, is daarvoor vergunning verleend en strekt het voorliggende plan slechts tot inpassing daarvan. Voor het overige worden de bouwmogelijkheden, die volgens de vigerende regelingen bestaan, in het nieuwe bestemmingsplan niet gewijzigd of uitgebreid. Er doet zich dus geen mogelijkheid voor van kostenverhaal als bedoeld in afdeling 6.4 van de Wet ruimtelijke ordening.