Sontwegtracé
Bestemmingsplan - Groningen
Vastgesteld op 29-01-2014 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 plan:
het bestemmingsplan Sontwegtracé van de gemeente Groningen.
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het gml-bestand NL.IMRO.0014.BP515Sontwegtrace-vg02 met de bijbehorende regels.
1.3 verbeelding:
de verbeelding van het bestemmingsplan Sontwegtracé, met het identificatienummer NL.IMRO.0014.BP515Sontwegtrace-vg02.
1.4 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.5 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.6 aanduidingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.7 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
1.8 bebouwingspercentage:
een op de verbeelding of in de regels aangegeven percentage, dat de grootte aangeeft van het deel van een bouwperceel, dat ten hoogste mag worden bebouwd.
1.9 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak.
1.10 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.11 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.12 additionele voorzieningen:
voorzieningen, die een onderdeel vormen van en ondergeschikt zijn aan een bestemming of functie.
1.13 archeologische verwachtingswaarden:
de aan een gebied toegekende waarden in verband met de hoge kans dat in dat gebied archeologische sporen voorkomen.
1.14 archeologische waarden:
de aan een gebied toegekende waarden in verband met de in dat gebied voorkomende archeologische relicten.
1.15 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
1.16 bestaand:
op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaand.
1.17 bodemingrepen:
werken en werkzaamheden waarvan mag worden aangenomen dat zij het bodemarchief kunnen aantasten.
1.18 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een standplaats.
1.19 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak.
1.20 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
1.21 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.22 bruto vloeroppervlakte:
de som van de oppervlaktes van alle bouwlagen van een gebouw, gemeten op de vloer van de bouwlaag, tussen de binnenzijde van de gevelmuren.
1.23 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
1.24 detailhandel in auto's, boten en caravans:
detailhandel in auto's en motoren, boten en caravans en daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen zoals accessoires, onderhoudsmiddelen, onderdelen en/of materialen.
1.25 detailhandel in grove bouwmaterialen:
detailhandel in materialen voor de ruwbouw van gebouwen en dergelijke zoals stenen, zand, beton, bestratingsmateriaal en hout.
1.26 detailhandel in volumineuze goederen:
detailhandel die vanwege de omvang van de gevoerde artikelen een groot oppervlak nodig heeft voor de uitstalling, zoals verkoop van auto's, boten, caravans, tuininrichtingsartikelen, grove bouwmaterialen, keukens en sanitair.
1.27 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.28 geluidsbelasting:
de geluidsbelasting vanwege een weg, een industrieterrein en/of een spoorweg.
1.29 geluidsgevoelige objecten:
woningen, andere geluidsgevoelige gebouwen en geluidsgevoelige terreinen, als bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder en elk ander gebouw waar gedurende een langere periode van de dag mensen verblijven.
1.30 geluidszoneringplichtige inrichting:
een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld.
1.31 hogere grenswaarde:
een bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder.
1.32 ligplaats:
een bij een bestemmingsplan aangewezen plaats in het water, die door een woonschip wordt ingenomen.
1.33 peil:
a. voor gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg of een tuin grenst: de hoogte van de kruin van die weg of de hoogte van die tuin ter plaatse van de hoofdtoegang van het bouwwerk;
b. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.
1.34 risicovolle inrichting:
een inrichting, bij welke ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten.
1.35 straatmeubilair:
de op of bij de weg behorende bouwwerken, zoals verkeersborden, wegbebakeningen, bewegwijzeringen, verkeersgeleiders, parkeermeters, informatie- en reclameborden, zitbanken, bloem- en plantenbakken, afvalbakken, rijwielstandaards, kunstobjecten, gedenktekens en hiermee naar aard en omvang vergelijkbare bouwwerken.
1.36 voorkeursgrenswaarde:
de bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder.
1.37 woonschip:
een schip uitsluitend of hoofdzakelijk als woning gebruikt of tot woning bestemd.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 lengte, breedte en diepte van een gebouw:
tussen (de lijnen, getrokken door) de buitenzijde van de gevelvlakken en / of de buitenkant dakoverstek en/of het hart van de gemeenschappelijke scheidingsmuren.
2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.3 horizontale diepte van een gebouw:
de lengte van een gebouw, gemeten loodrecht vanaf de naar de weg gekeerde gevel.
2.4 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.5 de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.6 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.7 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.8 de hoogte van een bouwlaag
de hoogte tussen de bovenkanten van boven elkaar gelegen vloeren, of tussen bovenkant vloer en vlakke afdekking, welke hoogte niet meer mag bedragen dan in de bouwregels is bepaald.
2.9 bruto vloeroppervlakte van een bouwlaag:
op de vloer van de bouwlaag, tussen de binnenzijde van de gevelmuren.
2.10 de hoogte van een windturbine:
vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.
Artikel 3 Uitmetingsverschillen
Voorzover op de verbeelding niet anders is aangegeven, wordt de vaststelling van afmetingen bepaald door middel van meting op de verbeelding, met dien verstande dat:
- a. de maatbepaling tot op 1 meter nauwkeurig geschiedt, en
- b. de maat van de openbare ruimte wordt berekend naar de ter plaatse geldende werkelijke situatie, behoudens indien de grenslijn van de bebouwing niet in de bestaande voorgevellijn is geprojecteerd.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 4 Bedrijf
4.1 Bestemmingsomschrijving
De op de verbeelding voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bedrijven als bedoeld in de categorieën 1, 2, 3.1 en 3.2 van de bij dit plan behorende Staat van bedrijfsactiviteiten met dien verstande dat
- 1. geluidszoneringsplichtige en risicovolle inrichtingen niet zijn toegestaan;
- 2. maximaal 50% van de bruto vloeroppervlakte mag bestaan uit kantoorruimte die ten dienste staat van het ter plaatse gevestigde bedrijf;
- b. kantoren tot een maximum van 500 m2 bruto vloeroppervlakte per perceel;
- c. wegen, voet- en fietspaden;
- d. parkeervoorzieningen;
- e. groenvoorzieningen;
- f. additionele voorzieningen.
4.2 Bouwregels
4.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. de woonsituatie;
- b. het straat- en bebouwingsbeeld;
- c. de verkeersveiligheid;
- d. de sociale veiligheid;
- e. de milieusituatie;
- f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
4.4 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
- a. lid 4.1, onder a, onder 2, en sublid 4.2.1 voor een overschrijding van het toegestane percentage kantoorruimte tot ten hoogste 70% van de bruto vloeroppervlakte;
- b. sublid 4.2.2, onder b, voor een overschrijding van de maximale bouwhoogte met ten hoogste 3 meter;
- c. sublid 4.2.2, onder c, voor een overschrijding van het maximale bebouwingspercentage met ten hoogste het getal 10;
- d. sublid 4.2.2, onder d, voor een overschrijding van de voorgeschreven afstand tot de perceelsgrenzen tot minimaal 2 meter.
4.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik in strijd met een bestemmingsplan, zoals bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijven, behorende tot een andere categorie dan die welke volgens lid 4.1, onder a, zijn toegestaan;
- b. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel;
- c. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van zelfstandige kantoren met een bruto vloeroppervlak van meer dan 500 m2;
- d. het gebruik van gronden ten behoeve van standplaatsen voor woonwagens, dan wel het gebruik van gronden anderszins voor bewoning.
4.6 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van:
- a. het bepaalde in lid 4.1, onder a, juncto lid 4.5, onder a, ten behoeve van de vestiging van bedrijven, die in de Staat van bedrijfsactiviteiten zijn opgenomen in een hogere dan de aldaar genoemde categorieën, maar naar hun aard en invloed op de omgeving kunnen worden gelijkgesteld met de bedrijven, die voorkomen in de in lid 4.1, sub a, genoemde categorieën, mits het niet betreft geluidzoneringsplichtige of risicovolle inrichtingen;
- b. het bepaalde in lid 4.1, onder a, juncto lid 4.5, onder a, ten behoeve van de vestiging van bedrijven, die niet in de Staat van bedrijfsactiviteiten zijn opgenomen, maar naar hun aard en invloed op de omgeving kunnen worden gelijkgesteld met de bedrijven, die voorkomen in de in lid 4.1, onder a, genoemde categorieën, mits het niet betreft geluidzoneringsplichtige of risicovolle inrichtingen;
- c. het bepaalde in lid 4.1, onder a, onder 2, voor een overschrijding van het toegestane percentage kantoorruimte tot ten hoogste 70% van de bruto vloeroppervlakte.
4.7 Voorwaarden voor afwijken
- a. Afwijken van de regels met toepassing van de leden 4.4 en 4.6 is slechts mogelijk, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- de woonsituatie;
- het straat- en bebouwingsbeeld;
- de verkeersveiligheid;
- de sociale veiligheid;
- de milieusituatie;
- de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
- b. Aan het bepaalde in lid 4.6, onder a en b, wordt geen toepassing gegeven dan nadat een advies van een onafhankelijke deskundige op het gebied van het milieu is ingewonnen.
Artikel 5 Bedrijventerrein
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bedrijven als bedoeld in de categorieën 1, 2, 3.1 en 3.2 van de bij dit plan behorende Staat van bedrijfsactiviteiten, met dien verstande dat
- 1. geluidszoneringsplichtige en risicovolle inrichtingen niet zijn toegestaan;
- 2. maximaal 50% van de bruto vloeroppervlakte mag bestaan uit kantoorruimte die ten dienste staat van het ter plaatse gevestigde bedrijf;
- b. detailhandel in volumineuze goederen, waaronder uitsluitend wordt verstaan:
- 1. detailhandel in auto's, boten en caravans;
- 2. detailhandel in landbouwwerktuigen;
- 3. detailhandel in grove bouwmaterialen;
met dien verstande dat detailhandel in niet-volumineus, branchevreemd assortiment als onzelfstandig onderdeel van een ter plaatse gevestigd volumineus detailhandelsbedrijf is toegestaan, mits de omvang niet meer bedraagt dan 10% van de totale verkoopvloeroppervlakte, tot een maximum van 500 m2 per vestiging;
- c. kantoren tot een maximum van 500 m2 bruto vloeroppervlakte per perceel;
- d. onderwijs ter plaatse van de aanduiding 'onderwijs';
- e. een bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
- f. groenvoorzieningen;
- g. additionele voorzieningen.
5.2 Bouwregels
5.3 Nadere eisen
5.4 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van:
- a. het bepaalde in lid 5.1, onder a, onder 2, en sublid 5.2.1 voor een overschrijding van het toegestane percentage kantoorruimte tot ten hoogste 70% van de bruto vloeroppervlakte;
- b. het bepaalde in sublid 5.2.2, onder b, voor een overschrijding van de toegestane bouwhoogte met maximaal 3 meter;
- c. het bepaalde in sublid 5.2.2, onder c, voor een overschrijding van het toegestane bebouwingspercentage met maximaal het getal 10;
- d. het bepaalde in lid 5.2.2, onder e, voor een overschrijding van de voorgeschreven afstand tot de perceelsgrenzen tot minimaal 2 meter.
5.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik in strijd met een bestemmingsplan, zoals bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijven, behorende tot een andere categorie dan die welke volgens lid 5.1 onder a, zijn toegestaan;
- b. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, anders dan de detailhandel genoemd in lid 5.1 onder b;
- c. het gebruik van gronden ten behoeve van standplaatsen voor woonwagens dan wel het gebruik van gronden anderszins voor bewoning.
5.6 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van:
- a. het bepaalde in lid 5.1 onder a, juncto lid 5.5 onder a, ten behoeve van de vestiging van bedrijven, die in de Lijst van bedrijfstypen zijn opgenomen in een hogere dan de aldaar genoemde categorieën, maar naar hun aard en invloed op de omgeving kunnen worden gelijkgesteld met de bedrijven, die voorkomen in de in lid 5.1 sub a, genoemde categorieën, mits het niet betreft geluidzoneringsplichtige of risicovolle inrichtingen;
- b. het bepaalde in lid 5.1 onder a, juncto lid 5.5 onder a, ten behoeve van de vestiging van bedrijven, die niet in de Lijst van bedrijfstypen zijn opgenomen, maar naar hun aard en invloed op de omgeving kunnen worden gelijkgesteld met de bedrijven, die voorkomen in de in lid 5.1 onder a genoemde categorieën, mits het niet betreft geluidzoneringsplichtige of risicovolle inrichtingen;
- c. het bepaalde in lid 5.1 onder a, onder 2, voor een overschrijding van het toegestane percentage kantoorruimte tot ten hoogste 70% van de bruto vloeroppervlakte;
- d. het bepaalde in lid 5.5 onder c, voor het gebruik voor bewoning ten behoeve van een bestaande bedrijfswoning.
5.7 Voorwaarden voor afwijken
- a. Afwijken van de regels met toepassing van de leden 5.4 en 5.6 is slechts mogelijk, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- de woonsituatie;
- het straat- en bebouwingsbeeld;
- de verkeersveiligheid;
- de sociale veiligheid;
- de milieusituatie;
- de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
- b. Aan het bepaalde in lid 5.6, onder a en b, wordt geen toepassing gegeven dan nadat een advies van een onafhankelijke deskundige op het gebied van het milieu is ingewonnen.
5.8 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 6 Groen
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. groenvoorzieningen;
- b. bermen en beplantingen;
- c. recreatieve voorzieningen;
- d. fiets- en voetpaden;
- e. waterlopen en waterpartijen;
- f. nutsvoorzieningen;
- g. additionele voorzieningen.
6.2 Bouwregels
6.3 Afwijken van de bouwregels
Artikel 7 Verkeer
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegen;
- b. busbanen;
- c. fiets- en voetpaden;
- d. parkeervoorzieningen;
- e. een brug/oeververbinding, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'brug';
- f. nutsvoorzieningen;
- g. bermen, taluds en groenvoorzieningen;
- h. water;
- i. additionele voorzieningen.
7.2 Bouwregels
7.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
- a. sublid 7.2.1 ten behoeve van een reclameverzamelpunt tot een bouwhoogte van maximaal 6 meter en met een breedte van maximaal 3 meter, onder de voorwaarde dat het aantal reclameverzamelpunten beperkt blijft tot één en het bouwwerk gesitueerd wordt bij de hoofdontsluiting van het bedrijventerrein;
- b. sublid 7.2.3, onder a, ten behoeve van geluidschermen, met dien verstande dat de bouwhoogte niet meer dan 2 meter mag bedragen en deze ter plaatse van de aanduiding 'brug' uitsluitend zijn toegestaan aan de noordzijde van de brug/oeververbinding;
- c. sublid 7.2.3, onder a, onder 2 en 3, ten behoeve van een overschrijding van de toegestane bouwhoogte met ten hoogste 1 meter.
7.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik in strijd met een bestemmingsplan, zoals bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend het inrichten van de gronden in afwijking van het op de verbeelding aangegeven dwarsprofiel.
7.5 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 7.4 voor een andere inrichting van de gronden dan overeenkomstig het op de verbeelding aangegeven dwarsprofiel, mits de geluidsbelasting vanwege het wegverkeer van geluidsgevoelige objecten niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde.
7.6 Voorwaarden voor afwijken
Afwijken van de regels met toepassing van de leden 7.3 en 7.5 is slechts mogelijk, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- a. de woonsituatie;
- b. het straat- en bebouwingsbeeld;
- c. de verkeersveiligheid;
- d. de sociale veiligheid;
- e. de milieusituatie;
- f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 8 Water
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. water,
- b. scheepvaartverkeer,
- c. een brug/oeververbinding, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'brug',
- d. bermen en groenvoorzieningen,
- e. additionele voorzieningen.
8.2 Bouwregels
8.3 Afwijken van de bouwregels
8.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik in strijd met een bestemmingsplan, zoals bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval het gebruik van gronden ten behoeve van ligplaatsen voor woon- en bedrijfsschepen gerekend.
Artikel 9 Leiding - Hoogspanning
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Hoogspanning' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg, wijziging, instandhouding en bescherming van ondergrondse hoogspanningsleidingen.
9.2 Bouwregels
9.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in sublid 9.2.1 ten behoeve van de bouw van in de andere bestemming(en) genoemde bouwwerken geen gebouw zijnde, na voorafgaand overleg met de betreffende leidingbeheerder en mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het veilig en doelmatig functioneren van de hoogspanningsleiding.
9.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 10 Leiding - Hoogspanningsverbinding
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg, wijziging, instandhouding en bescherming van bovengrondse hoogspanningsleidingen.
10.2 Bouwregels
10.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in sublid 10.2.1 ten behoeve van de bouw van in de andere bestemming(en) genoemde bouwwerken geen gebouw zijnde, na voorafgaand overleg met de betreffende leidingbeheerder en mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het veilig en doelmatig functioneren van de hoogspanningsleiding.
Artikel 11 Leiding - Riool
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg, de instandhouding en bescherming van ondergrondse rioolleidingen.
11.2 Bouwregels
Er zijn wat de bebouwing betreft, in afwijking van de bepalingen bij de andere voorkomende bestemming(en), uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde, toegestaan ten behoeve van de rioolleiding tot een maximale bouwhoogte van 3 meter.
11.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 11.2 ten behoeve van de bouw van bouwwerken overeenkomstig de regels van de andere bij dit plan aangewezen bestemmingen, mits geen onevenredig afbreuk wordt gedaan aan het veilig en doelmatig functioneren van de rioolleiding en voorafgaand overleg met de leidingbeheerder heeft plaatsgevonden.
Artikel 12 Waarde - Archeologie 1
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 1' aangewezen gronden zijn, naast het bepaalde in de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen, bestemd voor het behoud van archeologische waarden.
12.2 Bouwregels
Voor het bouwen van bouwwerken met een grotere oppervlakte dan 50m2 en een grotere diepte dan 0,40 meter beneden maaiveld, waarvoor een omgevingsvergunning is vereist, geldt dat deze uitsluitend mogen worden gebouwd nadat de aanvrager een archeologisch rapport heeft overlegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld. Indien archeologische waarden worden aangetroffen, dient een advies te worden ingewonnen ten aanzien van de voorgenomen werken bij een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.
12.3 Afwijken van de bouwregels
12.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
12.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen door de bestemming 'Waarde - Archeologie 1' van de verbeelding te verwijderen indien op basis van archeologisch onderzoek door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.
Artikel 13 Waarde - Archeologie 2
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, naast het bepaalde in de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen, bestemd voor het behoud van archeologische waarden.
13.2 Bouwregels
Voor het bouwen van bouwwerken met een grotere oppervlakte dan 500m2 en een grotere diepte dan 0,3 meter beneden maaiveld, waarvoor een omgevingsvergunning is vereist, geldt dat deze uitsluitend mogen worden gebouwd nadat de aanvrager een archeologisch rapport heeft overlegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld. Indien archeologische waarden worden aangetroffen, dient een advies te worden ingewonnen ten aanzien van de voorgenomen werken bij een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.
13.3 Afwijken van de bouwregels
13.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
13.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen door de bestemming 'Waarde - Archeologie 2' van de verbeelding te verwijderen indien op basis van archeologisch onderzoek door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.
Artikel 14 Waterstaat - Waterkering
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor waterkering.
14.2 Bouwregels
Er zijn wat de bebouwing betreft, in afwijking van de bepalingen bij de andere voorkomende bestemming(en), uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan ten behoeve van waterkering.
14.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 14.2 ten behoeve van de bouw van bouwwerken overeenkomstig de regels van de andere bij dit plan aangewezen bestemmingen, mits geen onevenredig afbreuk wordt gedaan aan het veilig en doelmatig functioneren van de waterkering en voorafgaand overleg met de waterbeheerder heeft plaatsgevonden.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 15 Bijzondere Aanduidingsregels
15.1 Geluidzone - industrie
De gronden ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie' zijn, naast het bepaalde in de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen, bestemd voor een zone als bedoeld in artikel 41 van de Wet geluidhinder.
15.2 Gezoneerd industrieterrein
De gronden ter plaatse van de aanduiding 'gezoneerd industrieterrein' zijn, naast het bepaalde in de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen, bestemd voor een industrieterrein als bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder.
Artikel 16 Anti-dubbeltelbepaling
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 17 Uitsluiting Aanvullende Werking Bouwverordening
De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behalve ten aanzien van de volgende onderwerpen:
- a. de richtlijnen voor het verlenen van vrijstelling van de stedenbouwkundige bepalingen;
- b. de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
- c. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
- d. de parkeergelegenheid en de laad- en losmogelijkheden;
- e. de ruimte tussen bouwwerken.
Artikel 18 Algemene Afwijkingsbevoegdheid
18.1 Afwijkingsbevoegdheid
Voor zover zulks niet op grond van een andere bepaling van de regels kan worden toegestaan, kunnen burgemeester en wethouders bij een omgevingsvergunning afwijken van de bepalingen van het plan:
- a. van de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot maximaal 10% van die maten, afmetingen en percentages en/of van de bij recht in de regels en/of op de verbeelding gegeven maten en afmetingen tot maximaal 1 meter;
- b. voor aanpassing in geringe mate van het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
- c. voor overschrijding van de bouw- en/of maatvoeringsgrenzen:
1. indien een meetverschil of de situatie ter plekke daartoe aanleiding geeft;
2. ten behoeve van stoepen, toegangen, portieken, hellingbanen, buitentrappen, terrassen, erkers, balkons, luifels, hijsinrichtingen, lift- en trappenhuizen alsmede naar de aard vergelijkbare delen van bouwwerken; - d. voor overschrijding van de bouwhoogte van gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers, lichtkappen en buitentrappen, mits:
1. de oppervlakte van de vergroting maximaal 25 m² bedraagt;
2. deze bouwhoogte met maximaal 25% wordt overschreden; - e. voor het oprichten van kleine, niet voor bewoning bestemde, gebouwtjes voor zakelijke doeleinden, zoals kiosken en naar aard en omvang daarmee gelijk te stellen gebouwtjes, met een maximale inhoud van 50 m3;
- f. voor het oprichten van bouwwerken van openbaar nut, zoals abri's, telefooncellen, transformatorhuisjes, gasreduceerstations en daarmee gelijk te stellen bouwwerken met een maximale inhoud van 200 m3;
- g. voor het oprichten van containers voor het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen, als bedoeld in artikel 1.1., eerste lid, Wet milieubeheer, met een maximale inhoud van 200m3, met dien verstande dat voor ondergrondse containers geen maatvoeringsbeperkingen gelden;
- h. voor het realiseren van voorzieningen ten behoeve van de verkeers- en waterinfrastructuur;
- i. voor het oprichten van bouwwerken, geen gebouw zijnde, zoals vlaggenmasten, reclame-uitingen tot een maximale hoogte van 6 meter, gedenktekens, beeldhouwwerken en andere kunstuitingen;
- j. voor het innemen van een standplaats voor straathandel;
- k. voor het oprichten van geluidwerende voorzieningen met een bouwhoogte van maximaal 4 meter;
- l. voor overschrijding van de toegestane bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot maximaal 10 meter vanaf peil, met dien verstande dat voor reclame-uitingen een maximale hoogte van 6 meter geldt;
- m. voor overschrijding van de toegestane bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten, tot maximaal 40 meter vanaf peil.
18.2 Voorwaarden voor afwijken
Afwijken van de regels met toepassing van lid 18.1 is slechts mogelijk, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- a. het straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de woonsituatie;
- c. de verkeersveiligheid;
- d. de sociale veiligheid;
- e. de milieusituatie;
- f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 19 Overgangsrecht
19.1 Overgangsrecht bouwwerken
- 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- 2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
- 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
19.2 Overgangsrecht gebruik
- 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 20 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan Sontwegtracé.
Bijlagen
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
SBI-code | SBI-code 2008 | nr. | omschrijving | cat. | |||||
01 | 01 | - | landbouw en dienstverlening t.b.v. de landbouw | ||||||
014 | 016 | 4 | - plantsoenendiensten en hoveniersbedrijven: b.o. <= 500 m² | 2 | |||||
014 | 016 | 3 | - plantsoenendiensten en hoveniersbedrijven: b.o. > 500 m² | 3.1 | |||||
15 | 10, 11 | - | vervaardiging van voedingsmiddelen en dranken | ||||||
151 | 101, 102 | 0 | Slachterijen en overige vleesverwerking: | ||||||
151 | 101, 102 | 1 | - slachterijen en pluimveeslachterijen | 3.2 | |||||
151 | 101 | 3 | - bewerkingsinrichting van darmen en vleesafval | 4.2 | |||||
151 | 101 | 4 | - vleeswaren- en vleesconservenfabrieken: p.o. > 1000 m² | 3.2 | |||||
151 | 101 | 5 | - vleeswaren- en vleesconservenfabrieken: p.o. <= 1000 m² | 3.1 | |||||
151 | 101 | 6 | - vleeswaren- en vleesconservenfabrieken: p.o. <= 200 m² | 3.1 | |||||
151 | 101, 102 | 7 | - loonslachterijen | 3.1 | |||||
151 | 108 | 8 | - vervaardiging van snacks en vervaardiging van kant-en-klaar-maaltijden met p.o. < 2.000 m² | 3.1 | |||||
152 | 102 | 0 | Visverwerkingsbedrijven: | ||||||
152 | 102 | 2 | - conserveren | 4.1 | |||||
152 | 102 | 3 | - roken | 4.2 | |||||
152 | 102 | 4 | - verwerken anderszins: p.o.> 1000 m² | 4.2 | |||||
152 | 102 | 5 | - verwerken anderszins: p.o. <= 1000 m² | 3.2 | |||||
152 | 102 | 6 | - verwerken anderszins: p.o. <= 300 m² | 3.1 | |||||
1531 | 1031 | 0 | Aardappelprodukten fabrieken: | ||||||
1531 | 1031 | 1 | - vervaardiging van aardappelproducten | 4.2 | |||||
1531 | 1031 | 2 | - vervaardiging van snacks met p.o. < 2.000 m² | 3.1 | |||||
1532, 1533 | 1032, 1039 | 0 | Groente- en fruitconservenfabrieken: | ||||||
1532, 1533 | 1032, 1039 | 1 | - jam | 3.2 | |||||
1532, 1533 | 1032, 1039 | 2 | - groente algemeen | 3.2 | |||||
1532, 1533 | 1032, 1039 | 3 | - met koolsoorten | 3.2 | |||||
1532, 1533 | 1032, 1039 | 4 | - met drogerijen | 4.2 | |||||
1532, 1533 | 1032, 1039 | 5 | - met uienconservering (zoutinleggerij) | 4.2 | |||||
1541 | 104101 | 0 | Vervaardiging van ruwe plantaardige en dierlijke oliën en vetten: | ||||||
1541 | 104101 | 1 | - p.c. < 250.000 t/j | 4.1 | |||||
1541 | 104101 | 2 | - p.c. >= 250.000 t/j | 4.2 | Z | ||||
1542 | 104102 | 0 | Raffinage van plantaardige en dierlijke oliën en vetten: | ||||||
1542 | 104102 | 1 | - p.c. < 250.000 t/j | 4.1 | |||||
1542 | 104102 | 2 | - p.c. >= 250.000 t/j | 4.2 | Z | ||||
1543 | 1042 | 0 | Margarinefabrieken: | ||||||
1543 | 1042 | 1 | - p.c. < 250.000 t/j | 4.1 | |||||
1543 | 1042 | 2 | - p.c. >= 250.000 t/j | 4.2 | Z | ||||
1551 | 1052 | 0 | Zuivelprodukten fabrieken: | ||||||
1551 | 1051 | 3 | - melkprodukten fabrieken v.c. < 55.000 t/j | 3.2 | |||||
1551 | 1051 | 4 | - melkprodukten fabrieken v.c. >= 55.000 t/j | 4.2 | Z | ||||
1551 | 1051 | 5 | - overige zuivelprodukten fabrieken | 4.2 | |||||
1552 | 1052 | 1 | Consumptie-ijsfabrieken: p.o. > 200 m² | 3.2 | |||||
1552 | 1052 | 2 | - consumptie-ijsfabrieken: p.o. <= 200 m² | 2 | |||||
1561 | 1061 | 0 | Meelfabrieken: | ||||||
1561 | 1061 | 1 | - p.c. >= 500 t/u | 4.2 | Z | ||||
1561 | 1061 | 2 | - p.c. < 500 t/u | 4.1 | |||||
1561 | 1061 | Grutterswarenfabrieken | 4.1 | ||||||
1562 | 1062 | 0 | Zetmeelfabrieken: | ||||||
1562 | 1062 | 1 | - p.c. < 10 t/u | 4.1 | |||||
1562 | 1062 | 2 | - p.c. >= 10 t/u | 4.2 | Z | ||||
1571 | 1091 | 0 | Veevoerfabrieken: | ||||||
1571 | 1091 | 3 | - drogerijen (gras, pulp, groenvoeder, veevoeder) cap. < 10 t/u water | 4.2 | |||||
1571 | 1091 | 5 | - mengvoeder, p.c. < 100 t/u | 4.1 | |||||
1571 | 1091 | 6 | - mengvoeder, p.c. >= 100 t/u | 4.2 | Z | ||||
1572 | 1092 | Vervaardiging van voer voor huisdieren | 4.1 | ||||||
1581 | 1071 | 0 | Broodfabrieken, brood- en banketbakkerijen: | ||||||
1581 | 1071 | 1 | - v.c. < 7500 kg meel/week, bij gebruik van charge-ovens | 2 | |||||
1581 | 1071 | 2 | - v.c. >= 7500 kg meel/week | 3.2 | |||||
1582 | 1072 | Banket, biscuit- en koekfabrieken | 3.2 | ||||||
1583 | 1081 | 0 | Suikerfabrieken: | ||||||
1583 | 1081 | 1 | - v.c. < 2.500 t/j | 5.1 | |||||
1583 | 1081 | 2 | - v.c. >= 2.500 t/j | 5.3 | Z | ||||
1584 | 10821 | 0 | Verwerking cacaobonen en vervaardiging chocolade- en suikerwerk: | ||||||
1584 | 10821 | 2 | - cacao- en chocoladefabrieken vervaardigen van chocoladewerken met p.o. < 2.000 m² | 3.2 | |||||
1584 | 10821 | 4 | - Suikerwerkfabrieken met suiker branden | 4.2 | |||||
1584 | 10821 | 5 | - Suikerwerkfabrieken zonder suiker branden: p.o. > 200 m² | 3.2 | |||||
1585 | 1073 | Deegwarenfabrieken | 3.1 | ||||||
1586 | 1083 | 0 | Koffiebranderijen en theepakkerijen: | ||||||
1586 | 1083 | 2 | - theepakkerijen | 3.2 | |||||
1587 | 108401 | Vervaardiging van azijn, specerijen en kruiden | 4.1 | ||||||
1589 | 1089 | Vervaardiging van overige voedingsmiddelen | 4.1 | ||||||
1589.1 | 1089 | Bakkerijgrondstoffenfabrieken | 4.1 | ||||||
1589.2 | 1089 | 0 | Soep- en soeparomafabrieken: | ||||||
1589.2 | 1089 | 1 | - zonder poederdrogen | 3.2 | |||||
1589.2 | 1089 | 2 | - met poederdrogen | 4.2 | |||||
1589.2 | 1089 | Bakmeel- en puddingpoederfabrieken | 4.1 | ||||||
1591 | 110101 | Destilleerderijen en likeurstokerijen | 4.2 | ||||||
1592 | 110102 | 0 | Vervaardiging van ethylalcohol door gisting: | ||||||
1592 | 110102 | 1 | - p.c. < 5.000 t/j | 4.1 | |||||
1592 | 110102 | 2 | - p.c. >= 5.000 t/j | 4.2 | |||||
1596 | 1105 | Bierbrouwerijen | 4.2 | ||||||
1597 | 1106 | Mouterijen | 4.2 | ||||||
1598 | 1107 | Mineraalwater- en frisdrankfabrieken | 3.2 | ||||||
16 | 12 | - | verwerking van tabak | ||||||
160 | 120 | Tabakverwerkende industrie | 4.1 | ||||||
17 | 13 | - | vervaardiging van textiel | ||||||
171 | 131 | Bewerken en spinnen van textielvezels | 3.2 | ||||||
172 | 132 | 0 | Weven van textiel: | ||||||
172 | 132 | 1 | - aantal weefgetouwen < 50 | 3.2 | |||||
172 | 132 | 2 | - aantal weefgetouwen >= 50 | 4.2 | Z | ||||
173 | 133 | Textielveredelingsbedrijven | 3.1 | ||||||
174, 175 | 139 | Vervaardiging van textielwaren | 3.1 | ||||||
1751 | 1393 | Tapijt-, kokos- en vloermattenfabrieken | 4.1 | ||||||
176, 177 | 139, 143 | Vervaardiging van gebreide en gehaakte stoffen en artikelen | 3.1 | ||||||
18 | 14 | - | vervaardiging van kleding; bereiden en verven van bont | ||||||
181 | 141 | Vervaardiging kleding van leer | 3.1 | ||||||
183 | 142, 151 | Bereiden en verven van bont; vervaardiging van artikelen van bont | 3.1 | ||||||
19 | 15 | - | vervaardiging van leer en lederwaren (excl. kleding) | ||||||
191 | 151, 152 | Lederfabrieken | 4.2 | ||||||
192 | 151 | Lederwarenfabrieken (excl. kleding en schoeisel) | 3.1 | ||||||
193 | 152 | Schoenenfabrieken | 3.1 | ||||||
20 | 16 | - | houtindustrie en vervaardiging artikelen van hout, riet, kurk e.d. | ||||||
2010.1 | 16101 | Houtzagerijen | 3.2 | ||||||
2010.2 | 16102 | 0 | Houtconserveringsbedrijven: | ||||||
2010.2 | 16102 | 1 | - met creosootolie | 4.1 | |||||
2010.2 | 16102 | 2 | - met zoutoplossingen | 3.1 | |||||
202 | 1621 | Fineer- en plaatmaterialenfabrieken | 3.2 | ||||||
203, 204, 205 | 162 | 0 | Timmerwerkfabrieken, vervaardiging overige artikelen van hout | 3.2 | |||||
203, 204, 205 | 162 | 1 | Timmerwerkfabrieken, vervaardiging overige artikelen van hout, p.o. < 200 m2 | 3.1 | |||||
21 | 17 | - | vervaardiging van papier, karton en papier- en kartonwaren | ||||||
2111 | 1711 | Vervaardiging van pulp | 4.1 | ||||||
2112 | 1712 | 0 | Papier- en kartonfabrieken: | ||||||
2112 | 1712 | 1 | - p.c. < 3 t/u | 3.1 | |||||
2112 | 1712 | 2 | - p.c. 3 - 15 t/u | 4.1 | Z | ||||
2112 | 1712 | 3 | - p.c. >= 15 t/u | 4.2 | Z | ||||
212 | 172 | Papier- en kartonwarenfabrieken | 3.2 | ||||||
2121.2 | 17212 | 0 | Golfkartonfabrieken: | ||||||
2121.2 | 17212 | 1 | - p.c. < 3 t/u | 3.2 | |||||
2121.2 | 17212 | 2 | - p.c. >= 3 t/u | 4.1 | Z | ||||
22 | 58 | - | uitgeverijen, drukkerijen en reproduktie van opgenomen media | ||||||
2221 | 1811 | Drukkerijen van dagbladen | 3.2 | ||||||
2222 | 1812 | Drukkerijen (vlak- en rotatie-diepdrukkerijen) | 3.2 | ||||||
23 | 19 | - | aardolie-/steenkoolverwerk. ind. | ||||||
2320.2 | 19202 | A | Smeeroliën- en vettenfabrieken | 3.2 | |||||
2320.2 | 19202 | B | Recyclingbedrijven voor afgewerkte olie | 4.2 | |||||
2320.2 | 19202 | C | Aardolieproduktenfabrieken n.e.g. | 4.2 | |||||
24 | 20 | - | vervaardiging van chemische produkten | ||||||
2411 | 2011 | 0 | Vervaardiging van industriële gassen: | ||||||
2412 | 2012 | Kleur- en verfstoffenfabrieken | 4.1 | ||||||
2413 | 2012 | 0 | Anorg. chemische grondstoffenfabrieken: | ||||||
2413 | 2012 | 1 | - niet vallend onder "post-Seveso-richtlijn" | 4.2 | |||||
2414.1 | 20141 | A0 | Organ. chemische grondstoffenfabrieken: | ||||||
2414.1 | 20141 | A1 | - niet vallend onder "post-Seveso-richtlijn" | 4.2 | |||||
2414.1 | 20141 | B0 | Methanolfabrieken: | ||||||
2414.1 | 20141 | B1 | - p.c. < 100.000 t/j | 4.1 | |||||
2414.1 | 20141 | B2 | - p.c. >= 100.000 t/j | 4.2 | Z | ||||
2414.2 | 20149 | 0 | Vetzuren en alkanolenfabrieken (niet synth.): | ||||||
2414.2 | 20149 | 1 | - p.c. < 50.000 t/j | 4.2 | |||||
242 | 202 | 0 | Landbouwchemicaliënfabrieken: | ||||||
243 | 203 | Verf, lak en vernisfabrieken | 4.2 | ||||||
2441 | 2120 | 0 | Farmaceutische grondstoffenfabrieken: | ||||||
2441 | 2110 | 1 | - p.c. < 1.000 t/j | 4.2 | |||||
2442 | 2120 | 0 | Farmaceutische produktenfabrieken: | ||||||
2442 | 2120 | 1 | - formulering en afvullen geneesmiddelen | 3.1 | |||||
2451 | 2041 | Zeep-, was- en reinigingsmiddelenfabrieken | 4.2 | ||||||
2452 | 2042 | Parfumerie- en cosmeticafabrieken | 4.2 | ||||||
2462 | 2052 | 0 | Lijm- en plakmiddelenfabrieken: | ||||||
2462 | 2052 | 1 | - zonder dierlijke grondstoffen | 3.2 | |||||
2464 | 205902 | Fotochemische produktenfabrieken | 3.2 | ||||||
2466 | 205903 | A | Chemische kantoorbenodigdhedenfabrieken | 3.1 | |||||
2466 | 205903 | B | Overige chemische produktenfabrieken n.e.g. | 4.1 | |||||
247 | 2060 | Kunstmatige synthetische garen- en vezelfabrieken | 4.2 | ||||||
25 | 22 | - | vervaardiging van produkten van rubber en kunststof | ||||||
2511 | 221101 | Rubberbandenfabrieken | 4.2 | ||||||
2512 | 221102 | 0 | Loopvlakvernieuwingsbedrijven: | ||||||
2512 | 221102 | 1 | - vloeropp. < 100 m2 | 3.1 | |||||
2512 | 221102 | 2 | - vloeropp. >= 100 m2 | 4.1 | |||||
2513 | 2219 | Rubber-artikelenfabrieken | 3.2 | ||||||
252 | 222 | 0 | Kunststofverwerkende bedrijven: | ||||||
252 | 222 | 1 | - zonder fenolharsen | 4.1 | |||||
252 | 222 | 2 | - met fenolharsen | 4.2 | |||||
252 | 222 | 3 | - productie van verpakkingsmateriaal en assemblage van kunststofbouwmaterialen | 3.1 | |||||
26 | 23 | - | vervaardiging van glas, aardewerk, cement-, kalk- en gipsprodukten | ||||||
261 | 231 | 0 | Glasfabrieken: | ||||||
261 | 231 | 1 | - glas en glasprodukten, p.c. < 5.000 t/j | 3.2 | |||||
261 | 231 | 2 | - glas en glasprodukten, p.c. >= 5.000 t/j | 4.2 | Z | ||||
261 | 231 | 3 | - glaswol en glasvezels, p.c.< 5.000 t/j | 4.2 | |||||
2615 | 231 | Glasbewerkingsbedrijven | 3.1 | ||||||
262, 263 | 232, 234 | 0 | Aardewerkfabrieken: | ||||||
262, 263 | 232, 234 | 2 | - vermogen elektrische ovens totaal >= 40 kW | 3.2 | |||||
264 | 233 | A | Baksteen en baksteenelementenfabrieken | 4.1 | |||||
264 | 233 | B | Dakpannenfabrieken | 4.1 | |||||
2651 | 2351 | 0 | Cementfabrieken: | ||||||
2652 | 235201 | 0 | Kalkfabrieken: | ||||||
2652 | 235201 | 1 | - p.c. < 100.000 t/j | 4.1 | |||||
2653 | 235202 | 0 | Gipsfabrieken: | ||||||
2653 | 235202 | 1 | - p.c. < 100.000 t/j | 4.1 | |||||
2661.1 | 23611 | 0 | Betonwarenfabrieken: | ||||||
2661.1 | 23611 | 1 | - zonder persen, triltafels en bekistingtrille | 4.1 | |||||
2661.1 | 23611 | 2 | - met persen, triltafels of bekistingtrillers, p.c. < 100 t/d | 4.2 | |||||
2661.2 | 23612 | 0 | Kalkzandsteenfabrieken: | ||||||
2661.2 | 23612 | 1 | - p.c. < 100.000 t/j | 3.2 | |||||
2661.2 | 23612 | 2 | - p.c. >= 100.000 t/j | 4.2 | Z | ||||
2662 | 2362 | Mineraalgebonden bouwplatenfabrieken | 3.2 | ||||||
2663, 2664 | 2363, 2364 | 0 | Betonmortelcentrales: | ||||||
2663, 2664 | 2363, 2364 | 1 | - p.c. < 100 t/u | 3.2 | |||||
2663, 2664 | 2363, 2364 | 2 | - p.c. >= 100 t/u | 4.2 | Z | ||||
2665, 2666 | 2365, 2369 | 0 | Vervaardiging van produkten van beton, (vezel)cement en gips: | ||||||
2665, 2666 | 2365, 2369 | 1 | - p.c. < 100 t/d | 3.2 | |||||
2665, 2666 | 2365, 2369 | 2 | - p.c. >= 100 t/d | 4.2 | Z | ||||
267 | 237 | 0 | Natuursteenbewerkingsbedrijven: | ||||||
267 | 237 | 1 | - zonder breken, zeven en drogen: p.o. > 2.000 m² | 3.2 | |||||
267 | 237 | 2 | - zonder breken, zeven en drogen: p.o. <= 2.000 m² | 3.1 | |||||
267 | 237 | 3 | - met breken, zeven of drogen, v.c. < 100.000 t/j | 4.2 | |||||
2681 | 2391 | Slijp- en polijstmiddelen fabrieken | 3.1 | ||||||
2682 | 2399 | A0 | Bitumineuze materialenfabrieken: | ||||||
2682 | 2399 | A1 | - p.c. < 100 t/u | 4.2 | |||||
2682 | 2399 | B0 | Isolatiematerialenfabrieken (excl. glaswol): | ||||||
2682 | 2399 | B1 | - steenwol, p.c. >= 5.000 t/j | 4.2 | Z | ||||
2682 | 2399 | B2 | - overige isolatiematerialen | 4.1 | |||||
2682 | 2399 | C | Minerale produktenfabrieken n.e.g. | 3.2 | |||||
2682 | 2399 | D0 | Asfaltcentrales: p.c.< 100 ton/uur | 4.1 | |||||
2682 | 2399 | D1 | - asfaltcentrales, p.c. >= 100 ton/uur | 4.2 | Z | ||||
27 | 24 | - | vervaardiging van metalen | ||||||
272 | 241 | 0 | IJzeren- en stalenbuizenfabrieken: | ||||||
273 | 243 | 0 | Draadtrekkerijen, koudbandwalserijen en profielzetterijen: | ||||||
273 | 243 | 1 | - p.o. < 2.000 m2 | 4.2 | |||||
274 | 244 | A0 | Non-ferro-metaalfabrieken: | ||||||
274 | 244 | A1 | - p.c. < 1.000 t/j | 4.2 | |||||
274 | 244 | B0 | Non-ferro-metaalwalserijen, -trekkerijen e.d.: | ||||||
2751, 2752 | 2451, 2452 | 0 | IJzer- en staalgieterijen/ -smelterijen: | ||||||
2751, 2752 | 2451, 2452 | 1 | - p.c. < 4.000 t/j | 4.2 | |||||
2753, 2754 | 2453, 2454 | 0 | Non-ferro-metaalgieterijen/ -smelterijen: | ||||||
2753, 2754 | 2453, 2454 | 1 | - p.c. < 4.000 t/j | 4.2 | |||||
28 | 25, 31 | - | vervaard. en reparatie van produkten van metaal (excl. mach./transportmidd.) | ||||||
281 | 251, 331 | 0 | Constructiewerkplaatsen: | ||||||
281 | 251, 331 | 1 | - gesloten gebouw | 3.2 | |||||
281 | 251, 331 | 1a | - gesloten gebouw, p.o. < 200 m2 | 3.1 | |||||
281 | 251, 331 | 2 | - in open lucht, p.o. < 2.000 m2 | 4.1 | |||||
281 | 251, 331 | 3 | - in open lucht, p.o. >= 2.000 m2 | 4.2 | Z | ||||
2821 | 2529, 3311 | 0 | Tank- en reservoirbouwbedrijven: | ||||||
2821 | 2529, 3311 | 1 | - p.o. < 2.000 m2 | 4.2 | |||||
2822, 2830 | 2521, 2530, 3311 | Vervaardiging van verwarmingsketels, radiatoren en stoomketels | 4.1 | ||||||
284 | 255, 331 | A | Stamp-, pers-, dieptrek- en forceerbedrijven | 4.1 | |||||
284 | 255, 331 | B | Smederijen, lasinrichtingen, bankwerkerijen e.d. | 3.2 | |||||
284 | 255, 331 | B1 | Smederijen, lasinrichtingen, bankwerkerijen e.d., p.o. < 200 m2 | 3.1 | |||||
2851 | 2561, 3311 | 0 | Metaaloppervlaktebehandelingsbedrijven: | ||||||
2851 | 2561, 3311 | 1 | - algemeen | 3.2 | |||||
2851 | 2561, 3311 | 10 | - stralen | 4.1 | |||||
2851 | 2561, 3311 | 11 | - metaalharden | 3.2 | |||||
2851 | 2561, 3311 | 12 | - lakspuiten en moffelen | 3.2 | |||||
2851 | 2561, 3311 | 2 | - scoperen (opspuiten van zink) | 3.2 | |||||
2851 | 2561, 3311 | 3 | - thermisch verzinken | 3.2 | |||||
2851 | 2561, 3311 | 4 | - thermisch vertinnen | 3.2 | |||||
2851 | 2561, 3311 | 5 | - mechanische oppervlaktebehandeling (slijpen, polijsten) | 3.2 | |||||
2851 | 2561,3311 | 6 | - anodiseren, eloxeren | 3.2 | |||||
2851 | 2561, 3311 | 7 | - chemische oppervlaktebehandeling | 3.2 | |||||
2851 | 2561, 3311 | 8 | - emailleren | 3.2 | |||||
2851 | 2561, 3311 | 9 | - galvaniseren (vernikkelen, verchromen, verzinken, verkoperen ed) | 3.2 | |||||
2852 | 2562, 3311 | 1 | Overige metaalbewerkende industrie | 3.2 | |||||
2852 | 2562, 3311 | 2 | Overige metaalbewerkende industrie, inpandig, p.o. <200m2 | 3.1 | |||||
287 | 259, 331 | A0 | Grofsmederijen, anker- en kettingfabrieken: | ||||||
287 | 259, 331 | A1 | - p.o. < 2.000 m2 | 4.1 | |||||
287 | 259, 331 | B | Overige metaalwarenfabrieken n.e.g. | 3.2 | |||||
287 | 259, 331 | B | Overige metaalwarenfabrieken n.e.g.; inpandig, p.o. <200 m2 | 3.1 | |||||
29 | 27, 28, 33 | - | vervaardiging van machines en apparaten | ||||||
29 | 27, 28, 33 | 0 | Machine- en apparatenfabrieken incl. reparatie: | ||||||
29 | 27, 28, 33 | 1 | - p.o. < 2.000 m2 | 3.2 | |||||
29 | 27, 28, 33 | 2 | - p.o. >= 2.000 m2 | 4.1 | |||||
29 | 28, 33 | 3 | - met proefdraaien verbrandingsmotoren >= 1 MW | 4.2 | Z | ||||
30 | 26, 28, 33 | - | vervaardiging van kantoormachines en computers | ||||||
30 | 26, 28, 33 | A | Kantoormachines- en computerfabrieken incl. reparatie | 2 | |||||
31 | 26, 27, 33 | - | vervaardiging van over. elektr. machines, apparaten en benodigdh. | ||||||
311 | 271, 331 | Elektromotoren- en generatorenfabrieken incl. reparatie | 4.1 | ||||||
312 | 271, 273 | Schakel- en installatiemateriaalfabrieken | 4.1 | ||||||
313 | 273 | Elektrische draad- en kabelfabrieken | 4.1 | ||||||
314 | 272 | Accumulatoren- en batterijenfabrieken | 3.2 | ||||||
315 | 274 | Lampenfabrieken | 4.2 | ||||||
32 | 26, 33 | - | vervaardiging van audio-, video-, telecom-apparaten en -benodigdh | ||||||
321 t/m 323 | 261, 263, 264, 331 | Vervaardiging van audio-, video- en telecom-apparatuur e.d. | 3.1 | ||||||
3210 | 2612 | Fabrieken voor gedrukte bedrading | 3.1 | ||||||
33 | 26, 32, 33 | - | vervaardiging van medische en optische apparaten en instrumenten | ||||||
33 | 26, 32, 33 | A | Fabrieken voor medische en optische apparaten en instrumenten e.d. incl. reparatie | 2 | |||||
34 | 29 | - | |||||||
34 | 29 | vervaardiging van auto's, aanhangwagens en opleggers | |||||||
341 | 291 | 0 | Autofabrieken en assemblagebedrijven | ||||||
341 | 291 | 1 | - p.o. < 10.000 m2 | 4.1 | |||||
341 | 291 | 2 | - p.o. >= 10.000 m2 | 4.2 | Z | ||||
3420.1 | 29201 | Carrosseriefabrieken | 4.1 | ||||||
3420.2 | 29202 | Aanhangwagen- en opleggerfabrieken | 4.1 | ||||||
343 | 293 | Auto-onderdelenfabrieken | 3.2 | ||||||
35 | 30 | - | vervaardiging van transportmiddelen (excl. auto's, aanhangwagens) | ||||||
351 | 301, 3315 | 0 | Scheepsbouw- en reparatiebedrijven: | ||||||
351 | 301, 3315 | 1 | - houten schepen | 3.1 | |||||
351 | 301, 3315 | 2 | - kunststof schepen | 3.2 | |||||
351 | 301, 3315 | 3 | - metalen schepen < 25 m | 4.1 | |||||
352 | 302, 317 | 0 | Wagonbouw- en spoorwegwerkplaatsen: | ||||||
352 | 302, 317 | 1 | - algemeen | 3.2 | |||||
352 | 302, 317 | 2 | - met proefdraaien van verbrandingsmotoren >= 1 MW | 4.2 | Z | ||||
353 | 303,3316 | 0 | Vliegtuigbouw en -reparatiebedrijven: | ||||||
353 | 303, 3316 | 1 | - zonder proefdraaien motoren | 4.1 | |||||
354 | 309 | Rijwiel- en motorrijwielfabrieken | 3.2 | ||||||
355 | 3099 | Transportmiddelenindustrie n.e.g. | 3.2 | ||||||
36 | 31 | - | vervaardiging van meubels en overige goederen n.e.g. | ||||||
361 | 310 | 1 | Meubelfabrieken | 3.2 | |||||
361 | 9524 | 2 | Meubelstoffeerderijen b.o. < 200 m2 | 1 | |||||
362 | 321 | Fabricage van munten, sieraden e.d. | 2 | ||||||
363 | 322 | Muziekinstrumentenfabrieken | 2 | ||||||
364 | 323 | Sportartikelenfabrieken | 3.1 | ||||||
365 | 324 | Speelgoedartikelenfabrieken | 3.1 | ||||||
3663.1 | 32991 | Sociale werkvoorziening | 2 | ||||||
3663.2 | 32999 | Vervaardiging van overige goederen n.e.g. | 3.1 | ||||||
37 | 38 | - | |||||||
37 | 38 | - | voorbereiding tot recycling | ||||||
372 | 383202 | A0 | Puinbrekerijen en -malerijen: | ||||||
372 | 383202 | A1 | - v.c. < 100.000 t/j | 4.2 | |||||
372 | 383202 | B | Rubberregeneratiebedrijven | 4.2 | |||||
372 | 383202 | C | Afvalscheidingsinstallaties | 4.2 | |||||
40 | 35 | - | produktie en distrib. van stroom, aardgas, stoom en warm water | ||||||
40 | 35 | A0 | Elektriciteitsproduktiebedrijven (electrisch vermogen >= 50 MWe) | ||||||
40 | 35 | A1 | - kolengestookt (incl. meestook biomassa), thermisch vermogen > 75 MWth | 5.2 | Z | ||||
40 | 35 | A2 | - oliegestookt, thermisch vermogen > 75 MWth | 5.1 | Z | ||||
40 | 35 | A3 | - gasgestookt (incl. bijstook biomassa), thermisch vermogen > 75 MWth,in | 5.1 | Z | ||||
40 | 35 | B0 | bio-energieinstallaties electrisch vermogen < 50 MWe: | ||||||
40 | 35 | B1 | - covergisting, verbranding en vergassing van mest, slib, GFT en reststromen voedingsindustrie | 3.2 | |||||
40 | 35 | B2 | - vergisting, verbranding en vergassing van overige biomassa | 3.2 | |||||
40 | 35 | C0 | Elektriciteitsdistributiebedrijven, met transformatorvermogen: | ||||||
40 | 35 | C1 | - < 10 MVA | 2 | |||||
40 | 35 | C2 | - 10 - 100 MVA | 3.1 | |||||
40 | 35 | C3 | - 100 - 200 MVA | 3.2 | |||||
40 | 35 | C4 | - 200 - 1000 MVA | 4.2 | Z | ||||
40 | 35 | D0 | Gasdistributiebedrijven: | ||||||
40 | 35 | D1 | - gascompressorstations vermogen < 100 MW | 4.2 | |||||
40 | 35 | D5 | - gasontvang- en -verdeelstations, cat. D | 3.1 | |||||
40 | 35 | E0 | Warmtevoorzieningsinstallaties, gasgestookt: | ||||||
40 | 35 | E1 | - stadsverwarming | 3.2 | |||||
41 | 36 | - | winning en ditributie van water | ||||||
41 | 36 | A0 | Waterwinning-/ bereiding- bedrijven: | ||||||
41 | 36 | A2 | - bereiding met chloorbleekloog e.d. en/of straling | 3.1 | |||||
41 | 36 | B0 | Waterdistributiebedrijven met pompvermogen: | ||||||
41 | 36 | B1 | - < 1 MW | 2 | |||||
41 | 36 | B2 | - 1 - 15 MW | 3.2 | |||||
41 | 36 | B3 | - >= 15 MW | 4.2 | |||||
45 | 41, 42, 43 | - | bouwnijverheid | ||||||
45 | 41, 42, 43 | 0 | Bouwbedrijven algemeen: b.o. > 2.000 m² | 3.2 | |||||
45 | 41, 42, 43 | 1 | - bouwbedrijven algemeen: b.o. <= 2.000 m² | 3.1 | |||||
45 | 41, 42, 43 | 2 | Aannemersbedrijven met werkplaats: b.o. > 1000 m² | 3.1 | |||||
45 | 41, 42, 43 | 3 | - aannemersbedrijven met werkplaats: b.o.< 1000 m² | 2 | |||||
50 | 45, 47 | - | handel/reparatie van auto's, motorfietsen; benzineservicestations | ||||||
501, 502, 504 | 451, 452, 454 | Handel in auto's en motorfietsen, reparatie- en servicebedrijven | 2 | ||||||
501 | 451 | Groothandel in vrachtauto's (incl. import) | 3.2 | ||||||
5020.4 | 45204 | A | Autoplaatwerkerijen | 3.2 | |||||
5020.4 | 45204 | C | Autospuitinrichtingen | 3.1 | |||||
51 | 46 | - | |||||||
51 | 46 | - | groothandel en handelsbemiddeling | ||||||
5121 | 4621 | 0 | Grth in akkerbouwprodukten en veevoeders | 3.1 | |||||
5121 | 4621 | 1 | Grth in akkerbouwprodukten en veevoeders met een verwerkingscapaciteit van 500 ton/uur of meer | 4.2 | Z | ||||
5122 | 4622 | Grth in bloemen en planten | 2 | ||||||
5123 | 4623 | Grth in levende dieren | 3.2 | ||||||
5124 | 4624 | Grth in huiden, vellen en leder | 3.1 | ||||||
5125, 5131 | 46217, 4631 | Grth in ruwe tabak, groenten, fruit en consumptie-aardappelen | 3.1 | ||||||
5132, 5133 | 4632, 4633 | Grth in vlees, vleeswaren, zuivelprodukten, eieren, spijsoliën | 3.1 | ||||||
5134 | 4634 | Grth in dranken | 2 | ||||||
5135 | 4635 | Grth in tabaksprodukten | 2 | ||||||
5136 | 4636 | Grth in suiker, chocolade en suikerwerk | 2 | ||||||
5137 | 4637 | Grth in koffie, thee, cacao en specerijen | 2 | ||||||
5138, 5139 | 4638, 4639 | Grth in overige voedings- en genotmiddelen | 2 | ||||||
514 | 464, 46733 | Grth in overige consumentenartikelen | 2 | ||||||
5148.7 | 46499 | 0 | Grth in vuurwerk en munitie: | ||||||
5148.7 | 46499 | 1 | - consumentenvuurwerk, verpakt, opslag < 10 ton | 2 | |||||
5148.7 | 46499 | 2 | - consumentenvuurwerk, verpakt, opslag 10 tot 50 ton | 3.1 | |||||
5148.7 | 46499 | 5 | - munitie | 2 | |||||
5151.1 | 46711 | 0 | Grth in vaste brandstoffen: | ||||||
5151.1 | 46711 | 1 | - klein, lokaal verzorgingsgebied | 3.1 | |||||
5151.2 | 46712 | 0 | Grth in vloeibare en gasvormige brandstoffen: | ||||||
5151.2 | 46712 | 1 | - vloeistoffen, o.c. < 100.000 m3 | 4.1 | |||||
5151.2 | 46712 | 3 | - tot vloeistof verdichte gassen | 4.2 | |||||
5151.3 | 46713 | Grth minerale olieprodukten (excl. brandstoffen) | 3.2 | ||||||
5152.1 | 46721 | 0 | Grth in metaalertsen: | ||||||
5152.1 | 46721 | 1 | - opslag opp. < 2.000 m2 | 4.2 | |||||
5152.2 /.3 | 46722, 46723 | Grth in metalen en -halffabrikaten | 3.2 | ||||||
5153 | 4673 | 0 | Grth in hout en bouwmaterialen: | ||||||
5153 | 4673 | 1 | - algemeen: b.o. > 2000 m² | 3.1 | |||||
5153 | 4673 | 2 | - algemeen: b.o. <= 2000 m² | 2 | |||||
5153.4 | 46735 | 4 | zand en grind: | ||||||
5153.4 | 46735 | 5 | - algemeen: b.o. > 200 m² | 3.2 | |||||
5153.4 | 46735 | 6 | - algemeen: b.o. <= 200 m² | 2 | |||||
5154 | 4674 | 0 | Grth in ijzer- en metaalwaren en verwarmingsapparatuur: | ||||||
5154 | 4674 | 1 | - algemeen: b.o. > 2.000 m² | 3.1 | |||||
5154 | 4674 | 2 | - algemeen: b.o. < = 2.000 m² | 2 | |||||
5155.1 | 46751 | Grth in chemische produkten | 3.2 | ||||||
5155.2 | 46752 | Grth in kunstmeststoffen | 2 | ||||||
5156 | 4676 | Grth in overige intermediaire goederen | 2 | ||||||
5157 | 4677 | 0 | Autosloperijen: b.o. > 1000 m² | 3.2 | |||||
5157 | 4677 | 1 | - autosloperijen: b.o. <= 1000 m² | 3.1 | |||||
5157.2/3 | 4677 | 0 | Overige groothandel in afval en schroot: b.o. > 1000 m² | 3.2 | |||||
5157.2/3 | 4677 | 1 | - overige groothandel in afval en schroot: b.o. <= 1000 m² | 3.1 | |||||
518 | 466 | 0 | Grth in machines en apparaten: | ||||||
518 | 466 | 1 | - machines voor de bouwnijverheid | 3.2 | |||||
518 | 466 | 2 | - overige | 3.1 | |||||
519 | 466, 469 | Overige grth (bedrijfsmeubels, emballage, vakbenodigdheden e.d. | 2 | ||||||
60 | 49 | - | vervoer over land | ||||||
6021.1 | 493 | Bus-, tram- en metrostations en -remises | 3.2 | ||||||
6023 | 493 | Touringcarbedrijven | 3.2 | ||||||
6024 | 494 | 0 | Goederenwegvervoerbedrijven (zonder schoonmaken tanks): b.o. > 1000 m² | 3.2 | |||||
6024 | 494 | 1 | - Goederenwegvervoerbedrijven (zonder schoonmaken tanks) b.o. <= 1000 m² | 3.1 | |||||
603 | 495 | Pomp- en compressorstations van pijpleidingen | 2 | ||||||
63 | 52 | - | dienstverlening t.b.v. het vervoer | ||||||
6311.1 | 52241 | 0 | Laad-, los- en overslagbedrijven t.b.v. zeeschepen: | ||||||
6311.1 | 52241 | 2 | - stukgoederen | 4.2 | |||||
6311.1 | 52241 | 7 | - tankercleaning | 4.2 | |||||
6311.2 | 52242 | 0 | Laad-, los- en overslagbedrijven t.b.v. binnenvaart: | ||||||
6311.2 | 52241 | 1 | - containers | 4.2 | |||||
6311.2 | 52242 | 10 | - tankercleaning | 4.2 | |||||
6311.2 | 52242 | 2 | - stukgoederen | 3.2 | |||||
6311.2 | 52242 | 3 | - ertsen, mineralen, e.d., opslagopp. < 2.000 m² | 4.2 | |||||
6311.2 | 52242 | 5 | - granen of meelsoorten , v.c. < 500 t/u | 4.2 | |||||
6311.2 | 52242 | 7 | - steenkool, opslagopp. < 2.000 m2 | 4.2 | |||||
6312 | 52102, 52109 | A | Distributiecentra, koelhuizen | 3.1 | |||||
6312 | 52109 | B | Opslaggebouwen (verhuur opslagruimte) | 2 | |||||
6321 | 5221 | 2 | Stalling van vrachtwagens (met koelinstallaties) | 3.2 | |||||
64 | 53 | - | post en telecommunicatie | ||||||
641 | 531, 532 | Post- en koeriersdiensten | 2 | ||||||
642 | 61 | A | Telecommunicatiebedrijven | 1 | |||||
71 | 77 | - | verhuur van transportmiddelen, machines, andere roerende goederen | ||||||
711 | 7711 | Personenautoverhuurbedrijven | 2 | ||||||
712 | 7712, 7739 | Verhuurbedrijven voor transportmiddelen (excl. personenauto's) | 3.1 | ||||||
713 | 773 | Verhuurbedrijven voor machines en werktuigen | 3.1 | ||||||
714 | 772 | Verhuurbedrijven voor roerende goederen n.e.g. | 2 | ||||||
72 | 62 | - | computerservice- en informatietechnologie | ||||||
72 | 62 | A | Computerservice- en informatietechnologie-bureau's e.d. | 1 | |||||
72 | 58, 63 | B | Datacentra | 2 | |||||
73 | 72 | - | speur- en ontwikkelingswerk | ||||||
731 | 721 | Natuurwetenschappelijk speur- en ontwikkelingswerk | 2 | ||||||
74 | 63,69 t/m 71,73,74,77,78,80 t/m 82 | - | overige zakelijke dienstverlening | ||||||
747 | 812 | Reinigingsbedrijven voor gebouwen | 3.1 | ||||||
7481.3 | 74203 | Foto- en filmontwikkelcentrales | 2 | ||||||
7484.3 | 82991 | Veilingen voor landbouw- en visserijprodukten | 4.1 | ||||||
75 | 84 | - | openbaar bestuur, overheidsdiensten, sociale verzekeringen | ||||||
7525 | 8425 | Brandweerkazernes | 3.1 | ||||||
80 | 85 | - | onderwijs | ||||||
85 | 85.53 | Auto- en motorrijscholen | 2 | ||||||
90 | 37, 38, 39 | - | milieudienstverlening | ||||||
9001 | 3700 | A0 | RWZI's en gierverwerkingsinricht., met afdekking voorbezinktanks: | ||||||
9001 | 3700 | A1 | - < 100.000 i.e. | 4.1 | |||||
9001 | 3700 | A2 | - 100.000 - 300.000 i.e. | 4.2 | Z | ||||
9001 | 3700 | B | rioolgemalen | 2 | |||||
9002.1 | 381 | A | Vuilophaal-, straatreinigingsbedrijven e.d. | 3.1 | |||||
9002.1 | 381 | B | Gemeentewerven (afval-inzameldepots) | 3.1 | |||||
9002.1 | 381 | C | Vuiloverslagstations | 4.2 | |||||
9002.2 | 382 | A0 | Afvalverwerkingsbedrijven: | ||||||
9002.2 | 382 | A2 | - kabelbranderijen | 3.2 | |||||
9002.2 | 382 | A4 | - pathogeen afvalverbranding (voor ziekenhuizen) | 3.1 | |||||
9002.2 | 382 | A5 | - oplosmiddelterugwinning | 3.2 | |||||
9002.2 | 382 | A6 | - afvalverbrandingsinrichtingen, thermisch vermogen > 75 MW | 4.2 | Z | ||||
9002.2 | 382 | A7 | - verwerking fotochemisch en galvano-afval | 2 | |||||
9002.2 | 382 | B | Vuilstortplaatsen | 4.2 | |||||
9002.2 | 382 | C0 | Composteerbedrijven: | ||||||
9002.2 | 382 | C3 | - belucht v.c. < 20.000 ton/jr | 3.2 | |||||
9002.2 | 382 | C4 | - belucht v.c. > 20.000 ton/jr | 4.1 | |||||
9002.2 | 382 | C5 | - GFT in gesloten gebouw | 4.1 | |||||
92 | 59 | - | cultuur, sport en recreatie | ||||||
921, 922 | 591, 592, 601, 602 | Studio's (film, TV, radio, geluid) | 2 | ||||||
- | |||||||||
93 | 96 | - | overige dienstverlening | ||||||
9301.1 | 96011 | A | Wasserijen en strijkinrichtingen | 3.1 | |||||
9301.1 | 96011 | B | Tapijtreinigingsbedrijven | 3.1 | |||||
9301.2 | 96012 | Chemische wasserijen en ververijen | 2 | ||||||
9301.3 | 96013 | A | Wasverzendinrichtingen | 2 | |||||
9303 | 9603 | 0 | Begrafenisondernemingen | 1 |
Verklaring gebruikte afkortingen - niet van toepassing of niet relevant < kleiner dan >= groter dan of gelijk aan cat. categorie e.d. en dergelijke kl. klasse n.e.g. niet elders genoemd o.c. opslagcapaciteit p.c. produktiecapaciteit p.o produktieoppervlak v.c. verwerkingscapaciteit | u. uur d. dag w. week j. jaar Z zoneringplichtig |
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding En Doel
In de Visie Eemskanaalzone (vastgesteld 25 februari 2006) is aangegeven dat een hoogwaardige verbinding met de binnenstad essentieel is om Meerstad een volwaardig onderdeel te laten zijn van het stedelijke leven van Groningen. De Eemskanaalzone is de aangewezen plek voor deze route. Deze nieuwe oost-westverbinding vormt de belangrijkste ontsluiting van Meerstad. Niet zozeer door de verkeersintensiteit, maar door de stedelijke betekenis van de route. De route moet een aantrekkelijke en sociaal veilige verbinding vormen, die ruimte biedt aan een goed, comfortabel en hoogwaardig openbaar vervoer.
De nieuwe route krijgt een gestrekt tracé en wordt gevormd door de Sontweg en de Sint Petersburgweg/Driebondsweg met elkaar te verbinden via een brug over het Winschoterdiep. In de visie komt de nieuwe brug te liggen aan de zuidrand van de Deense Haven en in het verlengde van de Driebondsweg. Het profiel van de Sontweg wordt verbreed en de beide rijbanen worden gescheiden. In het midden wordt een openbaar vervoersas aangelegd, die op termijn een functie krijgt als tramverbinding tussen stad en Meerstad. De verbinding over het Winschoterdiep bestaat uit twee bruggen naast elkaar, een hoge voor de tram en een lage voor auto's en fietsers.
Inmiddels is duidelijk geworden dat de tramverbinding naar Meerstad een te lage vervoerswaarde kent. Daarom is afgezien van deze vervoersmodaliteit en krijgt het openbaar vervoer via het Sontwegtracé nu vorm door middel van een busverbinding. Mocht in de toekomst een tramverbinding naar Meerstad alsnog mogelijk blijken, dan zal deze gerealiseerd worden door doortrekking van de lijn naar Kardinge. Als gevolg hiervan zal in plaats van twee afzonderlijke bruggen, één multimodale brug worden aangelegd, waarbij is rekening gehouden met ruimte voor de bus. De gemeenteraad heeft op 27 april 2011 ingestemd met de ontwerpuitgangspunten voor de nieuwe brug en tevens de investeringsbegroting van het Sontwegtracé vastgesteld en een aanvullend krediet voor dit project beschikbaar gesteld. In de ontwerpuitgangspunten wordt uitgegaan van een lage brug (met een doorvaarthoogte van 3,80 meter en een doorvaartbreedte van 18 tot 20 meter).
1.2 Begrenzing Plangebied
Het plangebied omvat in hoofdzaak de Sontweg, een deel van de Eltjo Ruggeweg (tot aan de Berlagebrug), het begin van de Bornholmstraat, een deel van de Deense Haven en het Winschoterdiep en een gedeelte van het bedrijventerrein Driebond, waaronder de Sint Petersburgweg, de Odenseweg en de Driebondsweg tot aan de Beneluxweg (oostelijke ringweg).
Plangebied
Hoofdstuk 2 Het Ontwerp
2.1 Huidige Situatie
In de huidige situatie is de Sontweg een weg met twee rijstroken met zijdelings daarvan fietsstroken en een voetpad. Het profiel is circa 9 meter breed. Aan het begin heeft de Sontweg een breder profiel (circa 24 tot 32 meter), met een aantal voorsorteerstroken en aan weerszijden een vrijliggend fietspad. Ook bij de afslag naar de Elto Ruggeweg verbreedt het profiel zich iets door de aanwezigheid van een linksafstrook. De Bornholmstraat heeft een vergelijkbare profielbreedte. Aan de westzijde ligt een vrijliggend fietspad, van de Bornholmstraat gescheiden door een brede groenstrook. Dit fietspad begint al aan het eind van de Sontweg (na de afslag Eltjo Ruggeweg). Ook de Sint Petersburgweg is een tweestrooksweg, met aan de zuidzijde een voetpad. Het profiel is circa 10 meter breed. De Driebondsweg is een weg met een smal profiel (circa 4,50 tot 5,00 meter), begeleid door een dubbele bomenrij. Net voorbij de Woonschepenhaven is de weg afgesloten voor autoverkeer en wordt de Driebondsweg voortgezet als fietspad. Een deel is nog in gebruik als ontsluiting van het slibdepot.
2.2 Ontwerpuitgangspunten Sontbrug
Zoals inleidend werd opgemerkt heeft de gemeenteraad zich bij de keuze van de ontwerpuitgangspunten uitgesproken voor een lage brug met een doorvaarthoogte van 3,80 meter (en een doorvaartbreedte van 18 tot 20 meter). Aan deze beslissing is het nodige onderzoek en overleg met verschillende belanghebbende partijen, zoals de vaarwegbeheerder (provincie) en de vereniging Schuttevaer, voorafgegaan. Hierbij zijn een aantal alternatieven met verschillende brughoogten belicht: een brug met een doorvaarthoogte van 7 tot 7,50 meter, een brug met een doorvaarthoogte van 5,60 meter, een brug met een doorvaarthoogte van 3,80 meter en een brug met een doorvaarthoogte van 1,25 meter. De keuze voor een brug met een doorvaarthoogte van 3,80 meter is gebaseerd op de volgende afwegingen.
Een hogere brug (met een doorvaarthoogte van 7 à 7,50 meter; gelijk aan Euvelgunnerbrug in de Ringweg) heeft vanuit het perspectief van het openbaar vervoer en de beroepsvaart de voorkeur, omdat de brug minder vaak open hoeft. Een dergelijke brug heeft echter een te hoog hellingspercentage voor een fietsverbinding van de gewenste kwaliteit en is daarom niet wenselijk. Uitgangspunt is immers, dat het Sontwegtracé, behalve een verbinding voor auto's en openbaar vervoer een sociaal veilige èn comfortabele fietsverbinding vormt tussen Meerstad en de stad.
Ook de variant van 1,25 meter valt af omdat deze te vaak openstaat. De bruggen in de bypasses van de zuidelijke ringweg (doorvaarthoogte 1,25 meter), die als referentie dienen, blijken - tussen 6.00 en 20.00 uur - gemiddeld 22 keer per dag te worden geopend (exclusief de zondagen). In de ochtendspits van 7 tot 9 uur is er sprake van gemiddeld 1 brugopening en maximaal 6 openingen. In de avondspits van 16.00 tot 18.00 uur bedraagt het aantal openingen gemiddeld 2 en maximaal 7. De gemiddelde tijd van opening bedraagt 4.30 minuten en maximaal 10 minuten.
De variant van 5,60 meter lijkt, vergeleken met de variant van 3,80 meter, de meest ideale doorvaarthoogte te zijn, aangenomen dat een substantieel aandeel van de beroepsvaart ook werkelijk zal passeren zonder brugopening aan te vragen. Dit blijkt echter niet het geval. In bijna alle gevallen zal de beroepsvaart ook bij een brughoogte van 5,60 meter om een brugopening vragen, omdat de schippers er zeker van willen zijn dat hun vaartuig onder de brug door kan en omdat de zichtlijnen en ruimte beperkt zijn om te kunnen manoeuvreren. Dit wordt ook door alle partijen onderschreven. Voor de doorstroming van openbaar vervoer en fietsverkeer blijkt een brug van 5,60 meter dus nauwelijks voordeel op te leveren, terwijl een brug van 3,80 meter, gezien het lagere hellingspercentage, meer fietscomfort biedt. De conclusie is dat de variant van 5,60 meter slechts geringe meerwaarde heeft, die niet opweegt tegen de hogere kosten van een brug met een dergelijke doorvaarthoogte.
2.3 Nieuwe Situatie
In het verkeerskundige ontwerp is zoveel mogelijk aansluiting gezocht bij de Visie Eemskanaalzone. Ten opzichte van de visie is wel een aantal uitgangspunten veranderd. De voornaamste wijziging is, zoals inleidend al werd opgemerkt, dat een tramverbinding met Meerstad heeft plaatsgemaakt voor een busverbinding. Dit heeft gevolgen gehad (voor de indeling van) het profiel en de keuze voor de brug (in plaats van twee bruggen, een hoge en een lage, één brug met lagere doorvaarthoogte). Verder is de bestaande situatie vooral bepalend geweest voor het ontwerp; waar mogelijk is rekening gehouden met de aanwezige bebouwing.
Voor de Sontweg zal het profiel er als volgt uit gaan zien. Er zullen vijf rijstroken ontstaan: twee busstroken (stad-in/stad-uit), twee autorijstroken, gescheiden door een middenberm, en een linksafstrook (in de middenberm). De busstroken liggen aan weerszijden van de autorijstroken. Omdat de bebouwing aan het Sontplein wat verder naar voren staat, begint de busstrook stad-uit pas nadat deze bebouwing is gepasseerd.
De hoofdrijbaan wordt geflankeerd door twee groene bermen met bomen. Daarachter liggen een fietspad en een trottoir. In het definitieve ontwerp wordt dit nog verder uitgewerkt.
De aansluitingen Sontweg – Eltjo Ruggeweg en Bornholmstraat – Sontbrug worden uitgevoerd als twee compacte, met verkeerslichten geregelde, kruispunten.
Kruispunten
Om de Bornholmstraat met de brug te verbinden wordt een weg aangelegd voor de bestaande kade aan de noordzijde van de Kopenhagenstraat. Deze ligt deels op een grondlichaam en deels op pijlers. Voor de aanleg van het grondlichaam zal een strook water aan de zuidzijde van de Deense haven worden gedempt. De weg ligt enigszins verhoogd ten opzichte van de kade. Waar het grondlichaam overgaat naar het vaste brugdeel stijgt de weg iets om aan te kunnen sluiten op het beweegbare deel van de Sontbrug.
Impressie in vogelvlucht
Sontbrug vanuit de lucht
Op de Sontbrug is er voor het autoverkeer één rijstrook per richting. Dit is voor de verwachte verkeersintensiteit voldoende. Voorsorteervakken zorgen voor een betere doorstroming en een hogere capaciteit. Daarnaast zal er een busstrook stad-in worden gerealiseerd. Aan de noordzijde van de brug komt een eenzijdig fietspad. Hiervoor is gekozen om een logische aansluiting te krijgen op de fietsvoorzieningen langs de toeleidende wegen (die aan dezelfde zijde zijn gelegen) en om het aantal oversteken zoveel mogelijk te beperken. Ditzelfde principe geldt voor de voetganger.
Wegindeling Sontbrug
Aan de overzijde van het Winschoterdiep wordt de Sontbrug op de Sint Petersburgweg aangesloten door een weg aan te leggen tussen het bestaande bedrijventerrein en de Woonschepenhaven. Hierdoor verdwijnt de bestaande aansluiting van de Euvelgunnerweg op de Sint Petersburgweg/Driebondsweg.
Sontwegtracé gezien vanaf Driebond
Voor de Sint Petersburgweg wordt in de Visie Eemskanaalzone uitgegaan van een breed profiel. Dit profiel is voor een groot deel bepaald door een brede middenberm met daarin ruimte voor de tram.
Zoals gezegd is de tram vervangen door een bus. Daarom wordt er zoveel mogelijk gebruik gemaakt van de bestaande infrastructuur. De Sint Petersburgweg wordt verbreed naar twee autorijstroken, een busstrook stad-uit en een middenberm/linksafstrook. De Driebondsweg wordt fietspad. Deze functie heeft de weg nu ook al.
Hoofdstuk 3 Randvoorwaarden
3.1 Archeologie
Inleiding
In 1992 is door het Nederland het 'verdrag van Valletta' ondertekend, in de volksmond ook wel 'verdrag van Malta' genoemd. Het verdrag van Malta is wettelijk vertaald met een ingrijpende wijziging van de Monumentenwet 1988 en enkele andere wetten, zoals de Ontgrondingenwet en de Woningwet. Hierin wordt de verantwoordelijkheid voor een goede omgang met eventueel aanwezige archeologische waarden bij de gemeenten gelegd. Deze waarden dienen te worden meegewogen in het bestemmingsplan.
Elk bestemmingsplan dient vanaf 1 september 2007 daarom een paragraaf archeologie te bevatten, waarin wordt aangegeven welke archeologische waarden in het plan aanwezig, dan wel te verwachten zijn. Daarnaast kan het bestemmingsplan regels bevatten om eventueel aanwezige archeologische waarden te beschermen. Daarin kan in het belang van de archeologische monumentenzorg een omgevingsvergunning voor aanlegactiviteiten verplicht worden gesteld en worden bepaald dat de aanvrager van een omgevingsvergunning voor bouw- of aanlegactiviteiten een archeologisch onderzoeksrapport dient over te leggen. Daarmee wordt de aanvrager van een dergelijke vergunning verantwoordelijk voor behoud van archeologisch erfgoed.
Archeologische verwachting
Het plangebied wordt doorsneden door een brede zone met een hoge archeologische verwachting. In deze zone kunnen zich namelijk de oude oeverwallen van de Hunze bevinden, die in het verleden aantrekkelijk zijn geweest voor bewoning. De loop van de Hunze lag door de tijd heen niet altijd op dezelfde plek, hij verlegde zich met regelmaat en liet op deze manier in een brede zone oeverwallen achter in de ondergrond. Deze brede zone staat ongeveer haaks op het plangebied (zie onderstaande afbeelding).
Op deze hoger gelegen oeverwallen, die zich voor een groot gedeelte nog steeds onder het maaiveld bevinden, is waarschijnlijk bewoning mogelijk geweest. De kans dat er zich op deze plekken archeologische resten bevinden is dan ook hoog. In de aangegeven zone van hoge verwachting kunnen zich resten uit de ijzertijd en de middeleeuwen bevinden.
Het plangebied, met daarop haaks de brede zone waarin zich de oude oeverwallen van de Hunze bevinden.
Archeologische resten
In 1997 en 1998 werd op een oude oeverwal aan de Stettinweg in Driebond een vlaknederzetting uit de eerste twee eeuwen na het begin van de jaartelling opgegraven. De opgraving werd verricht naar aanleiding van de aanleg van wegen en het bouwrijp maken van het industrieterrein Driebond. Deze vlaknederzetting grenst direct aan het plangebied van het Sontwegtracé.
De langdurig bewoonde nederzetting uit de eerste eeuw op de oeverwal was gelegen aan een natuurlijke geul. Behalve een oost-west georiënteerde huisplattegrond werden restanten van voorraadschuren gevonden. Deze bijgebouwtjes, zes-palige spiekers, bleken achteraf veel ouder dan gedacht en al te dateren uit de middenijzertijd.
Vindplaatsen
Om beter inzicht te krijgen in de archeologische verwachting van het Sontwegtracé en om te controleren of de nederzetting aan de Stettinweg zich nog noordelijker doorzet tot onder het tracé van de Sontweg, is door RAAP archeologisch adviesbureau in oktober 2011 een archeologisch booronderzoek verricht. De resultaten van dit onderzoek wezen uit dat er zich verspreid over het tracé een aantal archeologische indicatoren bevonden. Op twee plaatsen in het tracé bevonden deze indicatoren zich in een nog intacte ondergrond (zie onderstaande afbeelding). De resten bevinden zich op een dusdanig geringe diepte dat de kans groot is dat deze bij de aanleg van de geplande weg verloren zullen gaan.
De resultaten van het archeologische booronderzoek. In rood zijn de boringen weergegeven met daarin aangetroffen archeologische indicatoren.
De meest westelijke vindplaats (1) betreft een verhoogde boerderijplaats die al op de Beckeringhkaart uit 1781 (zie Schroor, 2003) is aangegeven, tussen de Hunze en de dijkbebouwing. Mogelijk heeft deze boerderijplaats nog oudere voorgangers, waarvan restanten zich nog in de bodem kunnen bevinden.
Vindplaats 2 betreft de noordelijke zone van een ijzertijdnederzetting, waarvan het centrale gedeelte aan de Stettinweg reeds is opgegraven. De meeste archeologische aanwijzingen zijn hier aangetroffen tussen 0,85 en 1,24 meter – N.A.P. Archeologisch vervolgonderzoek in de vorm van proefsleuven zal moeten uitwijzen wat de aard, omvang, diepteligging, datering, kwaliteit en waarde van de in de boringen aangetroffen archeologische resten is.
Buiten het tracé van de nieuwe Sontweg is geen onderzoek gedaan, omdat daar geen ingrepen zijn voorzien in dit bestemmingsplan. Hier blijft de archeologische hoge verwachting - gebaseerd op de Hunzezone - gehandhaafd.
Bescherming
Het intact beschermen van de aangetroffen archeologische vindplaatsen is met de beoogde bestemming met de daarbij behorende werkzaamheden hoogstwaarschijnlijk niet mogelijk. Daarom zal er vervolgonderzoek moeten plaatsvinden. Om dit onderzoek juridisch te borgen is in het bestemmingsplan op beide vindplaatsen de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 1' opgenomen. Dit heeft tot gevolg dat er archeologisch onderzoek dient te worden uitgevoerd voordat er een omgevingsvergunning – waarbij ingrepen in de bodem worden voorzien – kan worden verleend.
3.2 Groen
3.2.1 Inleiding
Op basis van het vastgestelde groenbeleid, de groeninventarisatie en het Voorlopig Ontwerp zijn met deze groenparagraaf globaal de gevolgen voor het groen in beeld gebracht. In een later stadium zal, na vaststelling van het Definitief Ontwerp en de technische uitwerking, een Bomen Effect Analyse (BEA), worden vastgesteld. Deze BEA vormt de basis van de uiteindelijk te verstekken omgevingsvergunning voor het kappen van bomen. Er wordt naar gestreefd de te kappen bomen minimaal 1:1 te compenseren. Dit zal nadere aandacht krijgen bij het opstellen van de BEA.
3.2.2 Beleid
De hoofdlijnen van het groenbeleid zijn in 2009 vastgesteld in de groenstructuurvisie 'Groene Pepers'. Andere beleidsinstrumenten, waaraan het herinrichtingsplan wordt getoetst, zijn het bomenstructuurplan en de Algemene Plaatselijke Verordening Groningen (Afdeling 3. Het bewaren van houtopstanden).
In het bomenstructuurplan is aangegeven waar de bomenhoofdstructuren en het basisgroen zich bevinden. De gemeente Groningen heeft de ambitie deze voor de stad belangrijke structuren te behouden en te versterken. In de groenstructuurvisie is vastgelegd dat eventueel gekapte bomen in het basisgroen/de bomenhoofdstructuur zoveel mogelijk 1: 1 gecompenseerd moeten worden.
Voor (potentieel) monumentale bomen geldt een uiterste inspanningsverplichting deze in te passen. Potentieel monumentale bomen zijn op basis van de leeftijd nog niet monumentaal maar hebben wel de potentie door te groeien naar de status van monumentale boom. Deze bomen zijn tussen de 35 en 50 jaar oud.
De bomen langs de Sontweg en de Driebondsweg/Sint Petersburgweg zijn, zoals aangegeven in het bomenstructuurplan, onderdeel van de bomenhoofdstructuur met bomen van de eerste grootte en zijn in de groenstructuurvisie aangemerkt als basisgroen. Bomen van de eerste grootte zijn bomen die hoger worden dan 18 meter.
3.2.3 Inventarisatie en groenontwerp
Uit de inventarisatie van het groen blijkt dat in het plangebied geen monumentale bomen aanwezig zijn. Wel staan er aan de noordzijde van de Sontweg enkele potentieel monumentale bomen. De ambitie is deze gefragmenteerde bomenrij op termijn te vervangen door een dubbele bomenrij van de eerste grootte.
Aan de zuidzijde van de Sontweg staat ter hoogte van IKEA een enkele bomenrij. Deze bomen kunnen worden verplant en onderdeel worden van de nieuw aan te leggen dubbele bomenrij langs het aan te leggen vrijliggend fietspad.
De groenstructuur van de kruising Sontweg/Bornholmstraat en aansluiting naar de te realiseren Sontbrug zal sterk verbeteren in combinatie met de verkeerskundige verbetering. Hiervoor zullen enkele minder waardevolle bomen moeten wijken.
Ten oosten van de te realiseren Sontbrug zullen voor de aansluiting op de Sint Petersburgweg enkele bossages en enkele bomen moeten worden gekapt. Het te verwijderen groen bevindt zich tussen de brug en de aansluiting op de Sint Petersburgweg. De voor de aansluiting te verwijderen populieren aan de zuidoostzijde van de Driebondsweg hebben wel een respectabele leeftijd, maar zijn niet monumentaal omdat deze bomen niet vitaal zijn.
De ambitie bestaat om in de uitwerking van het groenontwerp de tweerijige grote bomenrij langs de Driebondsweg/Sint Petersburgweg bijna geheel te behouden en te versterken.
3.2.4 Behoud en versterking bomenhoofdstructuur
De ambitie is de aanwezige bomen (in de bomenhoofdstructuur) zoveel mogelijk te handhaven en te versterken. De te kappen bomen zullen minimaal 1:1 worden gecompenseerd door de ruime herplant van bomen langs de Sontweg. De bomenhoofdstructuur langs de Sontweg zal worden versterkt. Langs de Driebondsweg/ Sint Petersburgweg zal deze worden behouden en gedeeltelijk versterkt zoals is vastgesteld in de groenstructuurvisie 'Groene Pepers'.
3.3 Ecologie
3.3.1 Ecologische groenstructuur
Het bestemmingsplan ligt in de zuidoosthoek van het stedelijk gebied en maakt deel uit van de bedrijfsterreinen Eemskanaal en Driebond. Op twee plekken is sprake van een kruising met de Stedelijk Ecologische Structuur.
Omdat de uitvoering van het plan nagenoeg uitsluitend binnen het wegvlak en openbaar vaarwater valt, is er beperkt verlies van ecologisch groen. Dat betekent dat de huidige kwaliteit van de ecologische structuur door uitvoering van dit plan niet nadelig wordt beïnvloed.
Binnen het gehele plangebied is er sprake van ecologische waarden in de betekenis van bomen, struiken en kruiden. De bomen en struiken zijn als foerageergebied, vliegroute of verblijfplaats voor vogels en vleermuizen van belang. In een enkele boom is reeds een verblijfplaats vastgesteld van streng beschermde rosse vleermuizen.
Langs de Bornholmstraat ligt een ecologische verbindingsroute welke zich kenmerkt door bloemrijke kruiden. Aan de oostzijde van het Winschoterdiep kruist de nieuwe verbinding de ecologische Hunzezone. Deze zone grenst hier aan het slipdepot langs het Eemskanaal. Zowel Bornholmstraat, slibdepot als Hunzezone zijn onderdeel van de Stedelijke Ecologische Structuur.
3.3.2 Gewenste ontwikkeling
In het plan wordt gestreefd bestaande ecologische verbindingen te behouden dan wel te versterken. Vooral voor de Hunzezone liggen hier belangrijke kansen. De boombeplanting langs de Driebondsweg moet daarnaast als vliegroute en foerageergebied voor vogels en vleermuizen behouden blijven. Het projectgebied valt onder de beleidsnota 'Stenige Biotopen Stedelijk Gebied'. Soortgroepen die in dit gebied van belang zijn, zijn vleermuizen, planten, vogels, vlinders, marters, egels, amfibieën en muizen. Het ontsnipperen ten behoeve van grondgebonden dieren van de kruising Bornhomstraat-Sontweg is niet wenselijk. Voor deze dieren is dit specifieke gebied onvoldoende geschikt.
3.3.3 Wet- en regelgeving
In het plangebied heeft reeds een ecologische quickscan plaatsgevonden. Vanwege vastgestelde vleermuisactiviteiten langs de Driebondsweg en bij de Woonschepenhaven moet voor de ontwikkeling in dit deelgebied nog een gericht onderzoek worden uitgevoerd. De afstand tot de Ecologische Hoofdstructuur bedraagt ruim 4 kilometer. De afstand tot het dichtstbijgelegen Natura 2000-gebied Zuidlaardermeer bedraagt eveneens ruim 4 kilometer.
Voor de uitvoering van het bestemmingsplan zullen bomen moeten worden gekapt (verwezen wordt naar paragraaf 3.2). Tevens zal een bedrijfsverzamelgebouw aan de Sontweg (gedeeltelijk) moeten worden gesloopt. De kap- of sloopwerkzaamheden mogen geen nadelig effect hebben op broedende vogels dan wel verblijvende vleermuizen. Daarom zullen de bomen voor het kappen worden geïnspecteerd op de aanwezigheid van nesten. In het bedrijfsverzamelgebouw zal, voordat de sloopwerkzaamheden plaatsvinden, een vleermuizenonderzoek worden uitgevoerd.
3.4 Water
3.4.1 Gemeentelijk beleid
Het waterbeleid voor Groningen is vastgelegd in 'Waterwerk' het Groninger water- en rioleringsplan 2009-2013. Daarnaast wordt gewerkt volgens de stedelijk wateropgave van het waterschap Noorderzijlvest en van het waterschap Hunze en Aa's.
Europees | Nationaal | Regionaal | Lokaal | ||||
Waterkwaliteit | Kaderrichtlijn Water (KRW) | Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) | Waterbeheersplan nen waterschappen | Groninger Water- en rioleringsplan (GRP) | |||
Watervisie kabinet | Landschaps- ontwikkelingsplan Groningen (LOP) | Structuurvisie | |||||
Groenstructuur- visie | |||||||
Waterkwantiteit | Commissie waterbeheer 21e eeuw (WB21) | Waterbeheersplan nen waterschappen | |||||
Watervisie kabinet | Landschaps- ontwikkelingsplan Groningen (LOP) | ||||||
Regionaal Bestuusakkoord Water (RBW) | |||||||
Stedelijk water | Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) | Notities stedelijk water NZV / H&A | Groninger Water- en rioleringsplan (GRP) | ||||
Wet gemeentelijke watertaken | Structuurvisie | ||||||
Watervisie kabinet | Groenstructuur- visie |
Beleidskader waterbeleid
Het beleid is vertaald in ambities voor de Gemeente Groningen. De centrale ambitie is het streven naar een duurzaam stedelijk waterbeheer. Doelen bij het duurzaam stedelijk waterbeheer zijn onder meer:
- inspelen op klimaatveranderingen;
- voorkomen en beperken van wateroverlast;
- inrichten en beheren van het water op een wijze die aansluit bij natuurlijke processen;
- verhogen van de natuurwaarde van wateren en oevers;
- bevorderen van recreatief medegebruik van water en oevers;
- verbeteren van de leefomgevingkwaliteit in de wijken;
- zuiniger omspringen met drinkwater en grondwater;
- vergroten van het maatschappelijke draagvlak voor duurzaam waterbeheer.
Duurzaam stedelijk waterbeheer moet dus leiden tot een natuurlijker functionerend watersysteem. Dit kan worden gerealiseerd door een scala aan maatregelen, zoals waterbesparing, het voorkomen en zonodig terugdringen van verontreinigingen en het natuurlijker inrichten van waterlopen en vijvers.
De natuurlijke relatie van water met zijn omgeving ligt in steeds sterkere mate (mede) ten grondslag aan de ruimtelijke ontwikkeling. Het water als medeordenend principe. Water legt verbindingen tussen bodem, natuurlijke ontwikkeling en de gesteldheid en beleving van de woon- en werkomgeving.
Bij de planvorming wordt in een vroegtijdig stadium overleg met waterbeheerders gezocht (watertoets). In het kader van de watertoets zal nadere uitwerking van de principes van afwatering en ontwatering in relatie tot de waterkwaliteit en de waterkwantiteit moeten plaatsvinden in overleg met de waterbeheerder. Het plangebied valt binnen het beheersgebied van waterschap Hunze en Aa's. Het waterschap vervult een adviserende en toetsende rol.
3.4.2 Waterstructuur
Het gebied ligt in twee peilgebieden en deels over/ in de boezem. In het westelijke deel is geen oppervlaktewater aanwezig. Het oppervlaktewater in het oostelijke peilgebied voert ook oostelijk af. In onderstaande figuur is de waterstructuur weergegeven.
Waterstructuur Sontwegtracé (bron: Waterschap Hunze en Aa's)
3.4.3 Waterfunctie
Groningen is een waterrijke stad en het water in de stad is zeer divers. Aan elk water in de stad is een functie toegekend. Voor elke functie is een streefbeeld opgesteld. Dit streefbeeld bepaalt het onderhoud en beheer. Functiegericht beheer en onderhoud sluit aan bij de centrale ambitie op watergebied: het streven naar een duurzaam stedelijk waterbeheer.
In onderstaande figuren is de huidige situatie en de ambitie voor water weergegeven.
Huidige waterfunctie
Ambitie waterfunctie
In het plangebied komen de volgende functies voor:
- stedelijk water,
- duurzaam stedelijk water,
- boezemwater.
Stedelijk water ligt in de regel in het stedelijk gebied en nabij woonwijken. Het water dient voor berging van water en deels voor de aan- en afvoer van water.
Duurzaam stedelijk water wordt veelal aangetroffen in of nabij nieuwe woonwijken en in kleinere stadsparken. Dit water heeft een goede waterkwaliteit.
Binnen het plangebied vindt in de watergangen naast Euvelgunnerweg een wijziging plaats van de functie, van stedelijk water naar duurzaam stedelijk water.
3.4.4 Waterberging
In het oostelijke gebied is voldoende waterberging aanwezig om het neerslagoverschot, dat tijdens het klimaatscenario optreedt, te bergen. De maximale waterstandstijging bedraagt 85 centimeter. Er is in het gebied geen kans op wateroverlast. In het westelijke deel, waar de Sontweg loopt, is weinig oppervlaktewater aanwezig. De lagere delen in dit deel lopen risico op wateroverlast (bron: Stedelijke Wateropgave).
Waterstructuur Sontwegtracé
3.4.5 Compenserende maatregelen
Bij eventuele ontwikkelingen in het gebied moet rekening worden gehouden met de gevolgen van een toename van verhard en bebouwd oppervlak. Door deze verdere verstedelijking komt regenwater sneller tot afstroming. Voor het bestaande watersysteem betekent deze toename een extra belasting en moet meer water worden geborgen. Hiervoor wordt door de waterschappen een compensatie in de vorm van oppervlaktewater geëist. Als vuistregel wordt een compensatie van 10% van de toename van het verhard en/of bebouwd oppervlak in de vorm van oppervlaktewater geëist. Indien watergangen gedempt worden door nieuwe ontwikkelingen moet dit worden gecompenseerd door de aanleg van nieuwe watergangen/-partijen. Het water moet indien mogelijk vertraagd afvoeren op de bestaande hoofdwatergangen door het plangebied.
Een ander nadeel van de verdere verstedelijking is dat geen regenwater in de bodem verdwijnt. Door de hiermee gepaard gaande grondwaterstandsdaling kan een verdroging van de ondergrond optreden. Dit is voor met name de bomen en het overige groen nadelig. Door de toepassing van bijvoorbeeld infiltratievoorzieningen en waterdoorlatende bestrating wordt water geïnfiltreerd. Door toepassing van deze systemen kan ook water worden geborgen. De plaatselijke grondslag moet duidelijk maken of deze toepassingen gebruikt kunnen worden.
3.4.6 Bodem, riolering en bouwmaterialen
Bodem
De drooglegging is de afstand van het oppervlaktewaterpeil tot aan de bovenzijde van het maaiveld. De ontwateringsdiepte is de afstand van de grondwaterstand tot aan het maaiveld. Het verschil tussen de drooglegging en de ontwateringsdiepte wordt veroorzaakt door de opbolling van het grondwater tussen de watergangen. De ontwateringsdiepte moet bij wegen en bomen minimaal 1,00 meter zijn en bij gebouwen minimaal 0,20 meter beneden de afdekking van de bodem van de kruipruimte. Bij kruipruimteloos bouwen moet deze diepte minimaal 0.20 meter beneden de fundering zijn.
De drooglegging bij het winterpeil ten opzichte van het laagste relevante maaiveld bedraagt 0,47 meter bij het peil van 0,53 meter + N.A.P. in het westelijke deel van het gebied (Sontweg). In het oostelijke deel 1,80 meter bij het peil van 2,60 meter + N.A.P. (bron: stedelijke wateropgave Groningen).
De drooglegging in het oostelijke gebied is goed, in het westelijke deel van het gebied is deze te klein ten opzichte van bovenstaande norm.
Riolering
Het plangebied valt binnen twee bemalingsgebieden, Industriebuurt en Euvelgunne. Het bemalingsgebied Industriebuurt is gemengd gerioleerd. Euvelgunne is gescheiden gerioleerd met uitzondering van het westelijke deel (Euvelgunnerweg), dat gemengd gerioleerd is.
Bouwmaterialen
Bij de bouw van de gebouwen mogen geen materialen gebruikt worden die milieuverontreinigend zijn, zoals lood, zink en koper. Ook bepaalde bitumen en behandeld hout logen milieugevaarlijke stoffen uit, welke via het regenwater in het oppervlaktewater terecht kunnen komen.
3.5 Milieu
3.5.1 Zonering bedrijventerrein
Een deel van het plangebied ligt op het gezoneerde industrieterrein Groningen Zuidoost, een deel binnen de zone van dit industrieterrein. Het voorliggende plan voorziet voornamelijk in de aanleg/reconstructie van weginfrastructuur en handhaaft overigens - voor zover deze deel uitmaken van het plan - de bestaande bedrijfsfuncties. De ligging binnen (de zone van) het gezoneerde industrieterrein heeft geen gevolgen voor onderhavig bestemmingsplan.
3.5.2 Geluid
Ten behoeve van het bestemmingsplan Sontwegtracé heeft een akoestisch onderzoek plaatsgevonden ('Akoestisch onderzoek Sontwegtracé Groningen', adviesbureau WMA , 24 februari 2012). Onderzocht is welke invloed de aanleg van de verkeersbrug en de reconstructie van de bestaande wegen heeft op de geluidsbelasting van de omliggende woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen. De brug en de nieuwe weggedeelten vanaf de Bornholmstraat tot aan de brug en van de brug tot aan de kruising met de Sint Petersburgweg en de Stettinweg zijn getoetst aan hoofdstuk 2 van afdeling VI van de Wet geluidhinder ('Maatregelen met betrekking tot nieuwe situaties in zones'). De overige wegaanpassingen zijn getoetst aan hoofdstuk 4 van afdeling VI van de Wet geluidhinder ('Reconstructies').
Langs het wegtracé ten oosten van het Winschoterdiep liggen momenteel voornamelijk bedrijven. Geluidsgevoelige functies binnen dit gedeelte van het plangebied zijn de woning aan de Euvelgunnerweg 10, een school voor beroepsonderwijs aan de Euvelgunnerweg 17 (Centrum Vakopleiding Noorderpoortcollege) en de woonboten in de woonschepenhaven. Een woonboot is op grond van de Wet geluidhinder formeel geen geluidsgevoelig object, maar in het kader van een goede ruimtelijke ordening is in het akoestisch onderzoek wel nagegaan of sprake is van een verantwoord akoestisch klimaat voor de woonschepen in de woonschepenhaven. Aan de westkant van het Winschoterdiep, aan het begin van de Sontweg, liggen de nieuwe appartementen 'Kop van Oost'. Naast de reeds gebouwde appartementen is in het ter plaatse geldende bestemmingsplan nog een appartementencomplex geprojecteerd. Verder zijn de woningen aan het begin van de Barkmolenstraat en een bedrijfswoning boven het bedrijfspand naast de Berlagebrug (Sontweg 16a) van belang.
Met eventuele toekomstige woningbouwplannen langs het wegtracé volgend uit de Visie Eemskanaalzone en waarvoor nog geen bestemmingsplan is vastgesteld hoeft formeel geen rekening gehouden te worden.
Uit het onderzoek is gebleken dat de geluidsbelasting vanwege de nieuwe weg bij de woning en de school aan de Euvelgunnerweg boven de voorkeurswaarde van de Wet geluidhinder (48 dB) uit zal komen indien er geen maatregelen worden getroffen. De geluidsbelasting zal wel beneden de maximaal toelaatbare geluidsbelasting van 63 dB blijven. De geluidsbelasting van de woonboten in de woonschepenhaven voldoet wel aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB.
De gemeente overweegt om ter plaatse maatregelen te nemen om de geluidsbelasting te beperken. Hierbij wordt gedacht aan een geluidsreducerend wegdek op een deel van de Sontbrug en het nieuwe weggedeelte tussen de brug en de kruising met de Stettinweg. Hiermee zal de geluidsbelasting van de school en woning aan de Euvelgunnerweg voldoen aan de voorkeurswaarde van de Wet geluidhinder.
Uit het onderzoek is verder gebleken dat de geluidsbelasting vanwege de Sontweg van de nieuwe appartementen op de 'Kop van Oost' en de woningen aan de Barkmolenstraat niet zal toenemen. Er is hier geen sprake van een reconstructie in de zin van de Wet geluidhinder.
De geluidsbelasting van de bedrijfswoning Sontweg 16a zal met meer dan 1,5 dB stijgen, waardoor er sprake is van een reconstructie in de zin van de Wet geluidhinder. Uit nader onderzoek is gebleken dat het niet mogelijk is om op een stedenbouwkundig verantwoorde en doelmatige wijze maatregelen te nemen om de geluidsbelasting van de gevel te verminderen. De geluidsbelasting zal wel beneden de maximaal toelaatbare geluidsbelasting van 63 dB blijven. Voor deze bedrijfswoning zal een hogere waarde voor de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting worden vastgesteld. Na de hogere waardenprocedure zal akoestisch en bouwtechnisch onderzoek plaatsvinden om te beoordelen of extra gevelisolatie nodig is om het wettelijk voorgeschreven binnenniveau (maximaal 33 dB) te waarborgen.
3.5.3 Luchtkwaliteit
Titel 5.2 luchtkwaliteitseisen van de Wet milieubeheer geeft het kwaliteitsniveau aan waaraan de buitenlucht moet voldoen om ongewenste effecten van luchtverontreiniging op de gezondheid van mensen te voorkomen. In deze wet zijn luchtkwaliteitsnormen vastgelegd voor onder meer stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10).
De voornaamste bron van luchtverontreiniging in Groningen is het wegverkeer. De bijdrage van het lokale verkeer aan de luchtverontreiniging wordt berekend met behulp van een wettelijk voorgeschreven model. Voor het bestemmingsplan Sontbrug is op basis van de verkeersintensiteiten een onderzoek gedaan, voor wat betreft de effecten op de luchtkwaliteit (Memo uitgangspunten en resultaten luchtonderzoek, DHV, 6 juli 2011. Hieruit blijkt dat de vaststelling van het bestemmingsplan niet leidt tot overschrijding van de grenswaarden voor luchtkwaliteit.
3.5.4 Externe Veiligheid
Externe veiligheid gaat over overlijdensrisico's die mensen lopen vanwege productie, gebruik, opslag en vervoer van gevaarlijke stoffen over weg, spoor, vaarwegen en buisleidingen. Gevaarlijke stoffen zijn bij voorbeeld vuurwerk, lpg, chloor, ammoniak en munitie. De term 'externe' veiligheid wordt gehanteerd omdat het overlijdensrisico van derden centraal staat. Het gaat om mensen die zelf niet deelnemen aan de activiteit die het overlijdensrisico met zich meebrengt.
De minister van Infrastructuur en Milieu is verantwoordelijk voor de coördinatie van het externe veiligheidsbeleid voor gevaarlijke stoffen. Het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen bevat veiligheidsnormen voor bedrijven. Voor het transport van gevaarlijke stoffen via weg, water en spoor heeft het Rijk normen vastgesteld in de nota Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen. In de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen is de nota verder uitgewerkt. Deze normen hierin hebben nog geen wettelijke status. Nota en circulaire zullen in 2012 worden vervangen door het Besluit transportroutes externe veiligheid. Voor aardgastransportleidingen geldt het Besluit Externe Veiligheid Buisleidingen.
De genoemde kaders verplichten gemeenten om bij het opstellen van ruimtelijke plannen veiligheidsafstanden toe te passen en het externe veiligheidsrisico zo laag mogelijk te houden.
Veiligheidsrisico's worden uitgedrukt in het plaatsgebonden risico en in het groepsrisico. Het plaatsgebonden risico vormt het basisbeschermingsniveau voor individuele burgers, het groepsrisico is een maat voor de maatschappelijke ontwrichting bij een ramp. Bij negatieve veranderingen van het groepsrisico moet de gemeente verantwoording van het groepsrisico afleggen.
De Milieudienst van de gemeente Groningen heeft voor het bestemmingsplan een risico-inventarisatie uitgevoerd. Hieruit blijkt dat er binnen het plangebied één risicobron aanwezig is: het Eemskanaal. Over het Eemskanaal vindt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. Echter, het bestemmingsplan omvat geen (beperkt) kwetsbare objecten binnen het toetsingsgebied groepsrisico (200 meter) van deze risicobron. Deze risicobron kan daarom verder buiten beschouwing worden gelaten.
De conclusie is dat de externe veiligheidssituatie geen belemmering vormt voor de vaststelling van het bestemmingsplan.
3.5.5 Bodem
Het bestemmingsplan voorziet voornamelijk in de bouw van een brug, de reconstructie en (deels) aanleg van nieuwe wegen. Hierbij wordt binnen enkele delen van het plangebied de functie gewijzigd. Rondom het plangebied hebben in het verleden verschillende bodemonderzoeken plaatsgevonden. Daarnaast is voor het Sontwegtracé een inventarisatie uitgevoerd naar de geschiktheid van de bodem voor de nieuwe functie. In het algemeen kan worden gesteld dat de bodemkwaliteit van het gebied zodanig is, dat deze geen belemmering vormt voor het beoogde gebruik. Wel is in het gebied als gevolg van jarenlange activiteiten sprake van een diffuse, niet tot een bron te herleiden, bodemverontreiniging. Ook is bekend dat er in het gebied in het verleden vele dempingen en ophogingen hebben plaatsgevonden, waardoor de bodem plaatselijk verontreinigd kan zijn. Een aantal locaties binnen of in de nabijheid van het plangebied zijn verdacht van een (ernstige) bodemverontreiniging. De verdenking van bodemverontreiniging komt voort uit bodembedreigende activiteiten in het verleden of een eerder bodemonderzoek. Omdat de uitgevoerde en bekende onderzoeken geen volledig inzicht geven in de bodemkwaliteit ter plaatse van de functiewijzigingen, moet voordat er werkzaamheden binnen het plangebied worden uitgevoerd de bodemkwaliteit nader worden onderzocht.
Concluderend is de verwachting dat de bodem geschikt is voor de beoogde functie. Wel dient, voordat er werkzaamheden binnen het plangebied worden uitgevoerd, de bodemkwaliteit nader worden te worden onderzocht.
3.6 Nautische Veiligheid
In opdracht van de gemeente heet MARIN's Nautisch Centrum MSCN onderzoek gedaan naar de nautische veiligheid van de doorvaart van de Sontbrug. Verwezen wordt naar het rapport 'Simulatie onderzoek Sontbrug', Marin, d.d. 7 september 2011, nr. 25427-1-MSCN-rev.1. Al eerder, in 2005, zijn door middel van fast-time simulaties de nautische consequenties van de ligging en gewenste dimensies van de brug en tevens de locatie van het beweegbare brugdeel onderzocht. In het nieuwe onderzoek is met behulp van real-time simulaties op een brugsimulator beoordeeld of het ontwerp nautisch gezien voldoet voor de maatgevende schepen:
- een klasse Va-containerschip (maximale afmetingen 110,50 x 11,50 x 1,40 m.),
- een geladen klasse Va-vrachtschip (maximale afmetingen 110,50 x 11,50 x 2,80 m.),
- een gesleept nieuwbouwschip (144 x 15,90 x 3,50 m).
In dit onderzoek is de definitieve ontwerpbreedte getoetst en is aandacht besteed aan de doorvaarsnelheden om de openingstijden van de brug te bepalen.
De belangrijkste conclusies en aanbevelingen uit het onderzoek zijn:
- Het brugontwerp is met een doorvaartwijdte van 18 meter (op de geteste locatie) nautisch voldoende veilig voor een klasse Va-schip.
- Ook het speciale transport (een gesleept nieuwbouwschip) kon de brug veilig passeren. Aanbevolen wordt om in de opvaart, maar ook bij harde wind in de afvaart van pontons gebruik te maken.
- Aanbevolen wordt om een fuikvormig remmings- en geleidewerk van voldoende lengte te construeren. Aan noordoostzijde is een grotere lengte van het geleidewerk gewenst.
- De klap van de brug moet voldoende uit de zijde staan (of bijvoorbeeld helemaal verticaal staan in geopende toestand), zodat uitgesloten is dat hoge schepen de klap kunnen raken.
- Op basis van de simulatie kan worden gesteld dat een verschuiving naar het noorden vanuit nautisch oogpunt een verslechtering betekent. De schipper krijgt hierdoor minder ruimte en tijd om te beoordelen waar het schap na de draai uitkomt en om eventuele correcties uit te voeren.
3.7 Kabels En Leidingen
In het plangebied bevinden zich een groot aantal kabels en leidingen. Enkele daarvan zijn ruimtelijk en/of met het oog op het veilig en doelmatig functioneren van belang. In de eerste plaats betreft dit een bovengrondse hoogspanningsleiding, de 110 kV-lijn Vierverlaten-Hunze. Deze loopt over de Driebondsweg en Sint Petersburgweg, westelijk in het plangebied. Deze hoogspanningsleiding heeft een indicatieve zone van 2 x 50 meter. Omdat binnen deze zone geen nieuwe gevoelige functies kunnen worden gerealiseerd, kan op de verbeelding worden volstaan met opname van de zakelijk rechtstrook. Deze heeft een breedte van 2 x 25 meter. Binnen deze zone mag alleen worden gebouwd ten behoeve van een bovengrondse hoogspanningsleiding, of bij afwijking ten behoeve van de andere ter plaatse van de leidingstrook voorkomende bestemmingen, mits geen onevenredig afbreuk wordt gedaan aan het veilig en doelmatig functioneren van de hoogspanningsleiding en voorafgaand overleg met de leidingbeheerder heeft plaatsgevonden.
Daarnaast loopt langs het tracé een rioolwaterpersleiding van het waterschap Noorderzijlvest. Deze heeft een zakelijk rechtstrook van 3 meter ter weerszijden van het hart van de leiding. Binnen deze zone mag uitsluitend ten behoeve van de rioolleiding worden gebouwd, of bij afwijking ten behoeve van de andere ter plaatse van de zone voorkomende bestemmingen, mits geen onevenredig afbreuk wordt gedaan aan het veilig en doelmatig functioneren van de leiding en voorafgaand overleg met de leidingbeheerder heeft plaatsgevonden.
Hoofdstuk 4 Juridische Toelichting
4.1 Algemeen
Het bestemmingsplan 'Sontwegtracé' voorziet in een reconstructie van de Sontweg, een gedeelte van de Bornholmstraat en de Sint Petersburgweg en een brug over het Winschoterdiep, met toeleidende wegen. Het is een plan op basis van artikel 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro). Daarmee kunnen met direct recht omgevingsvergunningen worden verleend. De gekozen bestemmingen en de daarbij behorende regels geven helder aan welke functies op welke plaats zijn toegestaan.
Dit bestemmingsplan is gemaakt conform SVBP 2008 (Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2008) en het standaard-bestemmingsplan van de gemeente Groningen.
De papieren verbeelding bestaat uit één kaartblad met schaal 1 : 2000. De kaart is getekend conform SVBP 2008. De plankaart geeft in samenhang met de regels de bouw- en gebruiksmogelijkheden van de gronden binnen het plangebied aan.
Het bestemmingsplan is digitaal gemaakt. De digitale kaart is variabel in schaal doordat kan worden in- en uitgezoomd, en bezit een meetfunctie. Het digitale plan is raadpleegbaar via RO-online (www.ruimtelijkeplannen.nl) en de gemeentelijke website gemeente.groningen.nl\bestemmingsplan.
4.2 Geldende Bestemmingsplannen En Overige Regelingen
In het plangebied vigeren momenteel de onderstaande bestemmingsplannen. Deze worden gedeeltelijk door het voorliggend bestemmingsplan vervangen.
(Bestemmings)plan | Vastgesteld door de gemeenteraad | Goedgekeurd door gedeputeerde staten | ||||
Kop van Oost | 27-09-2006 | 7-12-2006 | ||||
Eemskanaal I en II | 25-11-1957 | 14-11-1958 | ||||
Industrie en Havencomplex Eemskanaal | 16-5-1960 | 15-08-1960 | ||||
Eemskanaal VII | 30-6-1980 | 20-01-1981 | ||||
Eemskanaal V | 2-4-1979 | 25-03-1980 | ||||
Industrie en Havencomplex Eemskanaal | 16-7-1962 | 02-01-1963 | ||||
Openbaar Vaarwater | 27-01-2010 | |||||
Driebond | 10-4-1991 | 25-06-1991 | ||||
Bedrijventerrein Driebond | 22-06-2011 |
Naast de bovenstaande bestemmingsplannen geldt voor het plangebied momenteel het volgende paraplubestemmingsplan. Voor zover het onderliggende bestemmingsplan wordt herzien, vervalt deze regeling.
Regeling | Vastgesteld door de gemeenteraad | Goedgekeurd door gedeputeerde staten | |
Uniforme voorschriften Industrieterreinen | 21-04-1975 | 22-06-1976 |
4.3 Tussenuitspraak Raad Van State
Bij beslissing van 20 november 2013, nummer 201303856/1/R6, heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State een tussenuitspraak gedaan in de beroepsprocedure, die door een aantal belanghebbenden tegen het bestemmingsplan 'Sontwegtracé' is aangespannen. De Afdeling heeft daarbij overwogen dat de gemeenteraad zich op het standpunt heeft gesteld dat uitgegaan wordt van een hoogte van het brugdek van ongeveer 6,37 meter + N.A.P. Daarmee maakt het plan, daargelaten of voor lichtmasten op de brug een omgevingsvergunning voor het bouwen nodig is, door het toestaan van een bouwhoogte van 15 meter, met de mogelijkheid af te wijken met ten hoogste 3 meter, een brug mogelijk met een veel hoger gelegen brugdek dan de hoogte die de raad voor de Sontbrug heeft beoogd. De Afdeling vindt dat de raad niet duidelijk heeft kunnen maken waarom voor het gehele tracé in de bestemmingsvlakken 'Verkeer' en 'Water' met de functieaanduiding 'verkeer' een bouwhoogte van 15 meter met de mogelijkheid af te wijken met ten hoogste 3 meter, is toegestaan. Het plan is in zoverre niet met de bij een besluit vereiste zorgvuldigheid voorbereid.
De Afdeling heeft de gemeenteraad opgedragen binnen 16 weken na verzending van deze uitspraak dit gebrek te herstellen. De gemeenteraad dient daartoe een planregeling voor het tracé voor de voorziene Sontbrug vast te stellen waarin een gedifferentieerde bouwhoogteregeling is opgenomen en de toegestane hoogte van het wegdek van de brug is gemaximeerd.
Met het thans voorliggende plan wordt aan deze uitspraak gevolg gegeven. Daarbij zijn ten opzichte van het op 27 maart 2013 vastgestelde plan de volgende wijzigingen aangebracht.
In het plan heeft het gehele tracé in de Deense Haven nu de bestemming 'Verkeer' met de aanduiding 'brug'. Binnen de bestemming 'Water' is de aanduiding 'verkeer' vervangen door de aanduiding 'brug'. In het eerste lid van artikel 7 (bestemming 'Verkeer') en artikel 8 (bestemming 'Water') is opgenomen dat uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'brug' een brug/oeververbinding is toegestaan.
In de bouwregels van de artikelen 7 en 8 is een gedifferentieerde regeling opgenomen voor de bouwhoogte van de brug. Binnen de bestemming 'Verkeer' is voor het brug-/wegdek een bouwhoogte vastgelegd oplopend van maximaal 1,35 meter + N.A.P. tot 6,50 meter + N.A.P. Binnen de bestemming 'Water' is de maximale bouwhoogte van het brug-/wegdek bepaald op 7 meter + N.A.P. Deze maten zijn gebaseerd op het vormgevingsdocument behorende bij de aanbestedingsstukken. Daarin heeft de oeververbinding aan het begin van de Deense Haven een hoogte van 1,35 meter + N.A.P. (hoogte wegdek) of, met inbegrip van de waterkering, 2,10 meter + N.A.P. Op het hoogste punt heeft het brugdek een hoogte van 6,37 meter + N.A.P. Daarbij moet er echter rekening mee worden gehouden dat in het vormgevingsdocument is opgenomen dat van de daarin aangegeven maten met maximaal 5% naar boven of naar onderen mag worden afgeweken. De na vermenigvuldiging met dit percentage verkregen som is bij de vertaling van de grootste hoogtemaat in de planregels naar boven afgerond. Daarnaast is een regeling opgenomen voor bouwwerken, die op of aan de brug worden gebouwd. Dit betreft onder meer brugleuningen, slagboomkasten, lichtmasten en de genoemde waterkering. Deze zullen gelijktijdig met de brug worden gebouwd en vormen dus met de brug een ondeelbaar bouwwerk. Ze tellen daarom mee voor de berekening van de maximale bouwhoogte. Verwezen wordt naar de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 6 maart 2013, nummer 201204249, en 1 mei 2013, nummer 201207223/1/A1. De in de bouwregels voorgeschreven maximale bouwhoogte van deze bouwwerken is eveneens ontleend aan de maten in het vormgevingsdocument.
4.4 Toelichting Op De Regels
4.4.1 Artikelsgewijze toelichting
Inleidende regels
De artikelen 1 tot en met 3 bevatten achtereenvolgens de in het plan gebruikte begrippen en hun definitie, de wijze waarop moet worden gemeten en de manier van omgaan met uitmetingsverschillen.
Bestemmingsregels
Artikel 4 Bedrijf
De bestemming 'Bedrijf' heeft betrekking op een bestaand bedrijfsverzamelgebouw aan de Sontweg 15-17-19. Een gedeelte van dit perceel is nodig voor de uitvoering van het bestemmingsplan (aanleg van een rechtsaffer, fiets- en voetpad). Hieraan is de bestemming 'Verkeer' gegeven. Het gedeelte, dat niet nodig is voor het maken van het werk, is conform het huidige gebruik bestemd. De gemeente streeft naar verwerving van het hele perceel. Is dit niet mogelijk, dan kan het bestaande gebouw, na gedeeltelijke amovering en aanheling, blijven bestaan.
Artikel 5 Bedrijventerrein
De bestemming 'Bedrijventerrein' omvat een gedeelte van het bedrijventerrein Driebond, te weten een aantal percelen gelegen tussen de Euvelgunnerweg, Stettinweg en Sint Petersburgweg en een strook bedrijven aan de westrand van het gebied. Deze bedrijfsterreinen waren al opgenomen in het op 22 juni 2011 vastgestelde bestemmingsplan 'Bedrijventerrein Driebond'. Het perceel op de hoek van de Euvelgunnerweg en de Sint Petersburgweg (Euvelgunnerweg 10) is echter gedeeltelijk buiten dat plan gelaten. De bestaande bedrijfsbebouwing op dit perceel kan worden gehandhaafd. Daarom heeft deze bebouwing en het bijbehorende bedrijfserf, voor zover dat niet nodig is voor het uitvoeren van het werk, alsnog de bestemming 'Bedrijventerrein' gekregen. De op dit perceel aanwezige bedrijfswoning is positief bestemd (door middel van een aanduiding op de verbeelding). Tot het opnemen van de bedrijvenstrook aan de westzijde van het bedrijventerrein is besloten om een bedrijf, dat aan het toekomstige wegtracé grenst, voldoende uitbreidingsmogelijkheden te bieden. In het geldende plan is de bouwgrens ten opzichte van de zijgevel van de bestaande bedrijfsbebouwing iets teruggelegd. Gezien de feitelijke afstand tot de nieuwe weg is hiervoor stedenbouwkundig geen noodzaak. De bouwgrens is daarom in het voorliggende plan gelegd in het verlengde van de bestaande zijgevellijn. Omdat de beide tot 'Bedrijventerrein' bestemde plandelen deel uitmaken van gronden, die in het bestemmingsplan 'Bedrijventerrein Driebond' samen één bouwvlak vormen, is besloten het hele bouwvlak opnieuw te bestemmen. Bij het opstellen van de bestemmingsregeling is aansluiting gezocht bij de bestemming 'Bedrijventerrein' in het bestemmingsplan 'Bedrijventerrein Driebond'. Voor de toelichting op de planregels wordt kortheidshalve verwezen naar de toelichting bij dat bestemmingsplan.
Artikel 6 Groen
De bestemming 'Groen' omvat een deel van de Hunzezone, waaronder ook een gedeelte van het voorgebied van de woonschepenhaven. In dit gebied ligt een oude loop van het riviertje De Hunze. Het gebied krijgt een groene inrichting, met waterpartijen en een ecologische verbinding onderlangs het verhoogde wegdek naar de Sontbrug.
Artikel 7 Verkeer
De bestaande wegen/verkeersvoorzieningen in het plangebied zijn bestemd voor 'Verkeer'. Het gaat hier met name om de Sontweg, het begin van de Bornholmstraat, de Sint Petersburgweg en de Driebondsweg. Deze zullen worden gereconstrueerd. Onder andere zal langs de Sontweg, ten zuiden van de huidige rijbaan, een busstrook worden aangelegd en zullen de rijbanen op de Sontweg en de Sint Petersburgweg worden gescheiden. Hierdoor wijzigt het profiel en dient op enkele plaatsen de geldende verkeersbestemming te worden verbreed. De bestemming omvat verder een deel van de Deense haven. Dit betreft een strook voor de kade van de bedrijven aan de Kopenhagenstraat. Dit gedeelte van het water is nodig om een verbinding vanaf de Bornholmstraat naar de brug over het Winschoterdiep te maken. Ook de toeleidende verbinding vanaf de Sint Petersburgweg is bestemd tot 'Verkeer'. Ten slotte valt de nieuwe ontsluiting van de woonschepenhaven onder deze bestemming. Daarin zijn ook een aantal parkeerplaatsen begrepen, die aansluitend op deze nieuwe weg zullen worden aangelegd.
In de regels is rekening gehouden met de aanleg van een (vaste) brug of een wegverbinding in de vorm van een gebouwde constructie door in het eerste artikellid te bepalen dat uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'brug' een brug/oeververbinding is toegestaan. In de regels voor bouwwerken, geen gebouw zijnde, is bepaald dat de bouwhoogte van een brug/oeververbinding, gerekend vanaf een peil van 0 meter + N.A.P. tot aan het hart van de bovenzijde van het brug-/wegdek, niet meer mag bedragen dan 1,35 meter ter plaatse van de westelijke grens van het aanduidingsvlak 'brug', oplopend tot ten hoogste 6,50 meter ter plaatse van de oostelijke grens van dit aanduidingsvlak. In afwijking hiervan mag de bouwhoogte van brugleuningen maximaal 1,50 meter, van slagboomkasten en lichtmasten maximaal 9 meter en van (overig) straatmeubilair, behorende op of bij een brug, maximaal 2 meter bedragen, gemeten vanaf de voet. Het begrip straatmeubilair is in artikel 1 gedefinieerd. De bouwhoogte van waterkeringen mag ten hoogste 2,50 meter + N.A.P. bedragen.
Artikel 8 Water
De bestemming 'Water' omvat het gedeelte van het Winschoterdiep, waar de Sontbrug is geprojecteerd. Met het oog hierop is dit deel van het kanaal op de verbeelding aangeduid als 'brug'. Naast de functies water en scheepvaartverkeer is ter plaatse van deze aanduiding tevens een brug/oeververbinding toegestaan. De bouwregels hiervoor zijn nagenoeg identiek aan de regels die terzake bij de bestemming 'Verkeer' zijn opgenomen. Kortheidshalve wordt verwezen naar de toelichting op dit artikel. Voorts is bepaald dat de doorvaarthoogte van het beweegbare deel van een brug niet minder mag bedragen dan 3,80 meter, gemeten vanaf een peil van 0,57 meter + N.A.P. tot aan de onderkant van het brugdek, en de doorvaartbreedte niet minder dan 18 meter.
Artikel 9 Leiding - Hoogspanning
Nabij het kruispunt met de Europaweg wordt de Sontweg gekruist door een ondergrondse hoogspanningsleiding. De breedte van het bestemmingsvlak is 6 meter, wat overeenkomt met de breedte van de belemmeringenstrook (2 x 3 meter). Binnen de dubbelbestemming mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de aanleg, wijziging instandhouding en bescherming van een ondergrondse hoogspanningsleiding. Door middel van een binnenplanse afwijkingsbevoegdheid kan de bouw van bouwwerken ten dienste van de onderliggende bestemming worden toegestaan, mits geen onevenredig afbreuk wordt gedaan aan het veilig en doelmatig functioneren van de hoogspanningsleiding en voorafgaand overleg met de leidingbeheerder heeft plaatsgevonden.
Artikel 10 Leiding - Hoogspanningsverbinding
Door het plangebied loopt een bovengrondse hoogspanningsleiding, de 110 kV-lijn Vierverlaten-Hunze. Deze is geregeld door middel van een dubbelbestemming. De breedte van het bestemmingsvlak is 50 meter, wat overeenkomt met de breedte van de zakelijk rechtstrook (2 x 25 meter). In het plangebied komen in de nabijheid van de hoogspanningsleiding geen woningen of andere objecten voor, waar mensen langdurig verblijven, zoals scholen en kinderopvang. Er hoeft daarom geen rekening te worden gehouden met de zogenaamde specifieke magneetveldzone. Binnen de dubbelbestemming mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de aanleg, wijziging instandhouding en bescherming van een bovengrondse hoogspanningsleiding. De bouwhoogte van een hoogspanningsmast mag maximaal 55 meter bedragen. Door middel van een binnenplanse afwijkingsbevoegdheid kan de bouw van bouwwerken ten dienste van de onderliggende bestemming worden toegestaan, mits geen onevenredig afbreuk wordt gedaan aan het veilig en doelmatig functioneren van de hoogspanningsleiding en voorafgaand overleg met de leidingbeheerder heeft plaatsgevonden.
Artikel 11 Leiding - Riool
Langs het tracé loopt een rioolpersleiding. Deze heeft een zakelijk rechtstrook van 3 meter ter weerszijden van het hart van de leiding. Deze zone is door middel van een dubbelbestemming vastgelegd. Binnen deze bestemming zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde toegestaan ten behoeve van de rioolleiding. Burgemeester en wethouders kunnen hiervan bij een omgevingsvergunning afwijken ten behoeve van de bouw van bouwwerken ten dienste van de onderliggende bestemming, mits geen onevenredig afbreuk wordt gedaan aan het veilig en doelmatig functioneren van de rioolleiding en voorafgaand overleg met de leidingbeheerder heeft plaatsgevonden.
Artikel 12 Waarde - Archeologie 1
Zoals in paragraaf 3.1 is beschreven heeft een deel van het tracé (gedeelten van de Sint Petersburgweg en de Driebondsweg, nabij de Stettinweg) een hoge archeologische verwachting. Met het oog hierop is hieraan de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 1' gegeven. Voor bouwwerken met een grotere oppervlakte dan 50 m² en een grotere diepte dan 0,40 meter dient de aanvrager van een omgevingsvergunning een archeologisch onderzoeksrapport te overleggen. Voorts is voor enkele aanlegactiviteiten een omgevingsvergunning vereist indien de oppervlakte meer dan 50 m² en de diepte meer dan 0,40 meter bedraagt.
Artikel 13 Waarde - Archeologie 2
De Hunzezone heeft een hoge archeologische verwachtingswaarde. Daarom heeft dit gedeelte van het plangebied de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2' gekregen. Voor bouwwerken met een grotere oppervlakte dan 200 m² en een grotere diepte dan 0,40 meter dient de aanvrager van een omgevingsvergunning een archeologisch onderzoeksrapport te overleggen. Voorts is voor een aantal aanlegactiviteiten een omgevingsvergunning vereist indien deze de genoemde oppervlakte- en dieptemaat overschrijden.
Artikel 14 Waterstaat - Waterkering
Met het oog op de waterkerende functie van de kade langs de oostzijde van het Winschoterdiep en het Eemskanaal is de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering' toegekend. Ter bescherming van deze functie zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde, ten behoeve van waterkering toegestaan. Burgemeester en wethouders kunnen hiervan bij een omgevingsvergunning afwijken ten behoeve van de bouw van bouwwerken ten dienste van de onderliggende bestemmingen, mits geen onevenredig afbreuk wordt gedaan aan het veilig en doelmatig functioneren van de waterkering en voorafgaand overleg met de waterbeheerder heeft plaatsgevonden.
Algemene regels
Artikel 15 Bijzondere aanduidingsregels
In het plangebied komen een tweetal gebiedsaanduidingen voor:
- 'geluidzone industrie' en
- 'gezoneerd industrieterrein'.
De eerste aanduiding heeft betrekking op de geluidzone van het gezoneerde industrieterrein Groningen- Zuidoost. Hieronder vallen een deel van de Sontweg (nabij de Kop van Oost) en het bedrijventerrein Driebond. In de regels is bepaald dat hier geen geluidsgevoelige objecten mogen worden gebouwd en dat als strijdig gebruik het gebruik van gebouwen als geluidsgevoelig object wordt aangemerkt. Burgemeester en wethouders kunnen hiervan door middel van een omgevingsvergunning afwijken, mits de wettelijke geluidsgrenswaarden in acht worden genomen. De regels voorzien in een wijzigingsbevoegdheid, waardoor de aanduiding 'geluidzone - industrie' geheel of gedeeltelijk van de verbeelding kan worden verwijderd, wanneer deze zone wordt gewijzigd of opgeheven.
De tweede aanduiding betreft het gezoneerde industrieterrein zelf. Het grootste gedeelte van Sontweg en het omliggende bedrijvengebied valt hieronder. De regels bieden burgemeester en wethouders de bevoegdheid nadere eisen te stellen aan de plaats van de bebouwing met het oog op een doelmatige akoestische afscherming ten behoeve van de bescherming van de beschikbare geluidsruimte. Daarnaast is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen, die het mogelijk maakt de aanduiding 'gezoneerd industrieterrein' van de verbeelding te verwiijderen wanneer bedrijventerrein aan het gezoneerde industrieterrein wordt onttrokken.
Artikel 16 Anti-dubbeltelbepaling
Dit artikel bevat de anti-dubbeltelbepaling. De redactie is conform artikel 3.2.4 van het Besluit ruimtelijke ordening. Deze bepaling is ervoor om te voorkomen dat dezelfde grond meer dan eens betrokken wordt bij de toets van de aanvraag om een omgevingsvergunning en daarmee meer gebouwd kan worden dan is toegestaan.
Artikel 17 Uitsluiting aanvullende werking bouwverordening
Dit artikel regelt de verhouding tussen het bestemmingsplan en de bouwverordening. Volgens artikel 9, lid 1, van de Woningwet blijven de voorschriften van de bouwverordening, voor zover deze niet overeenstemmen met de voorschriften van het desbetreffende bestemmingsplan, buiten toepassing. Het tweede lid van dit wetsartikel bepaalt dat de voorschriften van de bouwverordening van toepassing blijven indien het desbetreffende bestemmingsplan geen voorschriften bevat, die hetzelfde onderwerp regelen, tenzij het desbetreffende bestemmingsplan anders bepaalt. Artikel 15 van de planregels is hierop gebaseerd.
Artikel 18 Algemene afwijkingsbevoegdheid
Dit artikel bevat een afwijkingsbevoegdheid, die op alle bestemmingen in het plangebied van toepassing zijn. Bedoeling van de bepaling is om relatief kleine afwijkingen van het bestemmingsplan toe te staan, zowel qua omvang als qua functie.
Overgangs- en slotbepalingen
Artikel 19 Overgangsrecht
Dit artikel regelt het overgangsrecht. De redactie is conform de artikelen 3.2.1 en 3.2.2 van het Besluit ruimtelijke ordening.
Artikel 20 Slotregel
Dit artikel bevat de zogenaamde slotregel, die bedoeld is voor een eenduidige vastlegging van de naam van het bestemmingsplan.
4.4.2 Referentiekader nadere eisen- en afwijkingsbevoegdheid
Een aantal bepalingen geven burgemeester en wethouders de bevoegdheid om nadere eisen te stellen of bij een omgevingsvergunning van de planregels af te wijken.
De nadere eisen kunnen betrekking hebben op de plaats en afmetingen van de bebouwing. In de planregels wordt een aantal criteria voor de uitoefening van de nadere eisen-bevoegdheid gesteld, te weten:
- a. de woonsituatie;
- b. het straat- en bebouwingsbeeld;
- c. de verkeersveiligheid;
- d. de sociale veiligheid;
- e. de milieusituatie;
- f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
De bevoegdheid om af te wijken is van toepassing op een aantal specifieke bouwregels en regels, die het gebruik in enge zin regelen. Voor zover aangegeven zijn ook hierbij bovengenoemde criteria van toepassing.
In het onderstaande wordt nader uiteengezet hoe deze criteria moeten worden gehanteerd.
De woonsituatie
Ten aanzien van de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen dient rekening gehouden te worden met het instandhouden c.q. tot stand brengen van een redelijke lichttoetreding, alsmede de aanwezigheid van voldoende privacy.
Het straat- en bebouwingsbeeld
Ten aanzien van de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen dient te worden gestreefd naar het instandhouden c.q. tot stand brengen van een, in stedenbouwkundig opzicht, samenhangend straat en bebouwingsbeeld. In het algemeen zal bij bebouwing worden gestreefd naar:
- een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte;
- een goede hoogte-breedteverhouding tussen de bebouwing onderling en een samenhang in bouwvorm/architectonisch beeld tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar georiënteerd is.
De verkeersveiligheid
Ten aanzien van de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen dient rekening te worden gehouden met het instandhouden c.q. tot stand brengen van een verkeersveilige situatie.
De sociale veiligheid
Ten aanzien van de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen dient te worden voorkomen dat een ruimtelijke situatie ontstaat die onoverzichtelijk, onherkenbaar en niet sociaal controleerbaar is.
De milieusituatie
Ten aanzien van de binnen een bestemming toegelaten gebruiksvormen dient rekening te worden gehouden met de milieuaspecten, zoals hinder voor omwonenden en verkeersaantrekkende werking.
De gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden
Ten aanzien van de binnen een bestemming toegelaten gebruiksvormen dient rekening te worden gehouden met de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, indien deze daardoor kunnen worden beïnvloed.
Hoofdstuk 5 Participatie, Inspraak En Overleg
5.1 Participatie
Sinds 2008 is er niet alleen uitgebreid overleg gevoerd met de vaarwegbeheerder, de provincie, maar is er ook overlegd met diverse belanghebbenden, zoals bedrijven in het gebied en de belangenvereniging 'Schuttevaer'. Dit overleg zal tijdens het verdere ontwerpproces worden voortgezet.
5.2 Inspraak
Het voorontwerp-bestemmingsplan 'Sontwegtracé' heeft op grond van de Algemene Inspraakverordening Groningen 2005 van 30 maart tot en met 26 april 2012 ter inzage gelegen. Gedurende deze termijn konden insprekers schriftelijk en digitaal hun mening over het plan kenbaar maken. Tevens is op 17 april 2012 een inloopmarkt gehouden, waarop insprekers mondeling een inspraakreactie konden geven. Tijdens de inspraakperiode zijn twee schriftelijke reacties ontvangen. Deze zijn samengevat en beantwoord in het eindverslag van de inspraak. De inspraakreacties hebben geen aanleiding gegeven tot het aanbrengen van wijzigingen in het bestemmingsplan. Voor de motivering wordt verwezen naar het eindverslag.
5.3 Overleg
In het kader van het overleg, als bedoeld in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is het bestemmingsplan gezonden naar de provincie Groningen, de betrokken rijksdiensten en waterschappen, nutsbedrijven en andere adviseurs en belanghebbenden.
Dit heeft geleid tot een aantal schriftelijke reacties, die hieronder zijn samengevat en, voor zover ze daartoe aanleiding geven, van commentaar voorzien.
Waterschap Hunze en Aa's
Inhoud reactie
- a. Het waterschap verzoekt aan de westzijde van de Sontbrug, net als in het oostelijke deel van het plangebied, binnen de bestemming 'Verkeer' de dubbelbestemming 'Waterstaat-Waterkering' op te nemen.
- b. In paragraaf 3.4.5 van de toelichting wordt alleen ingegaan op compenserende maatregelen voor de toename van verhard oppervlak. Een gedeelte van het boezemwater van de Deense Haven zal voor de oprit naar de brug worden gedempt. Dit zal moeten worden gecompenseerd door de aanleg van vervangend boezemwater met eenzelfde oppervlak binnen hetzelfde watersysteem.
- c. Voor werkzaamheden aan en in de nabijheid van wateren en kaden is een watervergunning van het waterschap nodig.
Commentaar
Ad a.
Aan dit verzoek is tegemoet gekomen door niet alleen ter plaatse van de oprit, maar ook van de westelijke kade van de Deense Haven, een strook van 5 meter of meer de dubbelbestemming 'Waterstaat-Waterkering' te geven.
Ad b.
Voor de compensatiemaatregelen die nodig zijn als gevolg van de toegenomen verharding en het dempen van een deel van de boezem is geld gereserveerd in het project. In overleg met waterschap Hunze en Aa's zal de gemeente bepalen waar en hoe deze compenserende maatregelen uitgevoerd kunnen worden.
Ad c. De gemeente is op de hoogte van het vereiste van een watervergunning.
Provincie Groningen
Inhoud reactie
- a. De provincie wijst erop dat voor de Sontbrug een vergunning nodig is op grond van het provinciaal kanalenreglement.
- b. De provincie hanteert als vaarwegbeheer van het Winschoterdiep ten behoeve van het beheer en een ongehinderd gebruik van de vaarweg voor de scheepvaart een bebouwingsvrije zone langs dit deel van het Winschoterdiep van 20 meter. Verzocht wordt de wijzigingsbevoegdheid voor het wijzigen van de situering en de vorm van de bouwvlakken en het aangeven van nieuwe bouwvlakken in artikel 5, sublid 5.8.2, uit te sluiten voor de gronden gelegen binnen de bebouwingsvrije zone.
Commentaar
Ad a.
De gemeente is bekend met de vergunningplicht op grond van het provinciaal kanalenreglement en zal de vergunning tijdig aanvragen.
Ad b.
De gevraagde bebouwingsvrije afstand van 20 meter is een adviesafstand. Deze is met name van belang voor een vrij uitzicht voor de scheepvaart bij kruisingen van of bochten in vaarwegen. Het deel van het Winschoterdiep in dit bestemmingsplan is een recht deel. Daarom is de zone van 20 meter hier niet zeer noodzakelijk. Ook is op sommige plaatsen binnen deze zone al bebouwing aanwezig. Bij de toepassing van de wijzigingsbevoegdheid kan het door de provincie opgeworpen belang worden meegewogen, net als in dit geval bijvoorbeeld ook een afweging moet worden gemaakt met het belang van de waterkerende functie van de oever, zoals die bescherming vindt in de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering'.
Waterschap Noorderzijlvest
Inhoud reactie
Het waterschap merkt op dat het plangebied buiten zijn beheergebied ligt. Wel loopt door het plangebied de rioolwaterpersleiding Groningen-Garmerwolde, die bij het waterschap Noorderzijlvest in beheer is.
Commentaar
De aanwezigheid van de rioolwaterpersleiding is bij de gemeente bekend. Met de leiding is in het bestemmingsplan rekening gehouden door middel van de dubbelbestemming 'Leiding-Riool'.
Gasunie
Inhoud reactie
De Gasunie heeft het voorontwerpbestemmingsplan getoetst aan het Besluit externe veiligheid buisleidingen. Op grond van deze toetsing concludeert de Gasunie dat haar dichtstbijgelegen leiding buiten het plangebied valt en dat deze leiding geen invloed heeft op de verdere planontwikkeling.
Brandweer
Inhoud reactie
- a. De brandweer merkt op dat het plangebied wordt doorkruist door het Eemskanaal, waarover vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. De aanleg van de Sontweg en de wegreconstructies hebben echter geen invloed op de waterweg, de aard van de vervoerde stoffen of de vervoersfrequentie. Het plangebied zelf kent uitsluitend de bestemming verkeer en biedt geen mogelijheid voor het langdurig verblijf van mensen. Daarom veroorzaakt voornoemde risicobron geen meetbare risico's in het plangebied en is nadere advisering over het groepsrisico door de brandweer niet aan de orde.
- b. Het plangebied is in voldoende mate voor de hulpdiensten bereikbaar, mits er geen fysieke afscheidingen tussen of langs de rijbanen zijn gelegen. Daarom wordt geadviseerd het tracé zonder fysieke afscheidingen tussen of langs de rijbanen uit te voeren (of anders anders met afscheidingen die gemakkelijk overrijdbaar zijn). Verder beschikt het plangebied in het algemeen over voldoende bluswatervoorziengen.
Commentaar
Ad b.
De gemeente wil het ontwerp van het Sontwegtracé (Sontweg, Sontbrug en Sint Petersburgweg) zoveel mogelijk laten aansluiten op het ontwerp van de Bornholmstraat. Dat betekent dat ook in de genoemde wegen plaatselijk (groene) middenbermen zullen verschijnen. Om in het geval van calamiteiten de doorstroming van de brandweer niet te belemmeren, zullen de middenbermen overrijdbaar worden gemaakt overeenkomstig de constructie die in de Bornholmstraat is toegepast.
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid /Exploitatie
6.1 Economische Uitvoerbaarheid
Voor het plangebied Sontwegtracé is in 2011 een investeringsbegroting gemaakt op basis van een schetsontwerp. Deze is door de gemeenteraad op 27 april 2011 vastgesteld. Op 28 november 2012 is de (herziene) investeringsbegroting (opnieuw) door de gemeenteraad vastgesteld, nu op basis van het definitieve ontwerp en inclusief het bijbehorende uitvoeringskrediet.
Uit de investeringsbegroting komt een sluitende raming naar voren. De te plegen investeringen zijn te financieren met behulp van eigen vastgestelde gemeentelijke bijdragen en aanvullende (beschikte) subsidies/bijdragen. Deze aanvullende subsidies/bijdragen betreffen een subsidie vanuit het Fonds Economische Structuurversterking (FES), een formeel toegezegde bijdrage vanuit het project Meerstad en een subsidie vanuit RSP-middelen.
6.2 Grondexploitatie
Het bestemmingsplan voorziet in de bouw en aanleg van een oeververbinding over het Winschoterdiep en aanpassing van de wegenstructuur op de bedrijventerreinen Eemskanaal en Driebond. Deze werken worden door c.q. in opdracht van de gemeente uitgevoerd. De benodigde gronden zijn eigendom van de gemeente of zullen door de gemeente worden verworven (met uitzondering van het Winschoterdiep, dat eigendom van de provincie Groningen blijft). Er is dus in zoverre geen sprake van grondexploitatie. Voor zover aan het tracé grenzende bedrijfsterreinen in het bestemmingsplan zijn opgenomen, zijn deze conform het huidige gebruik bestemd. Hierbij zijn de toegekende bouwmogelijkheden ten opzichte van de geldende bestemmingsregelingen niet uitgebreid. Daarom hoeft geen exploitatieplan, als bedoeld in artikel 6.12, lid 1, van de Wet ruimtelijke ordening te worden vastgesteld.