KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
Artikel 4 Bedrijf
Artikel 5 Bedrijf - Delfstoffenexploitatiegebied
Artikel 6 Bedrijf - Nutsvoorziening
Artikel 7 Gemengd - 1
Artikel 8 Gemengd - 2
Artikel 9 Groen - 1
Artikel 10 Groen - 2
Artikel 11 Groen - 3
Artikel 12 Maatschappelijk
Artikel 13 Natuur
Artikel 14 Sport - Manege
Artikel 15 Verkeer
Artikel 16 Verkeer - Verblijfsgebied
Artikel 17 Water - 1
Artikel 18 Water - 2
Artikel 19 Water - 3
Artikel 20 Wonen
Artikel 21 Woongebied - 1
Artikel 22 Woongebied - 2
Artikel 23 Woongebied - 3
Artikel 24 Woongebied - 4
Artikel 25 Woongebied - 5
Artikel 26 Woongebied - Waterwoningen 1
Artikel 27 Woongebied - Waterwoningen 2
Artikel 28 Woongebied - Uit Te Werken
Artikel 29 Leiding - Gas
Artikel 30 Leiding - Riool
Artikel 31 Waarde - Archeologie 1
Artikel 32 Waarde - Archeologie 2
Artikel 33 Waarde - Groene Linten
Artikel 34 Waterstaat - Waterkering
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 35 Anti-dubbeltelregel
Artikel 36 Algemene Bouwregels
Artikel 37 Algemene Gebruiksregels
Artikel 38 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 39 Algemene Afwijkingsregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 40 Overgangsrecht
Artikel 41 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding En Doel
1.2 Begrenzing Plangebied
1.3 Voorgeschiedenis En Geldend Bestemmingsplan
1.4 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Beleidskader
2.1 Rijksbeleid
2.2 Provinciaal En Regionaal Beleid
2.3 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 3 De Ruimtelijke En Functionele Uitgangssituatie
3.1 Uitgangspunten Meerstad
3.2 Huidige Situatie
3.3 Ruimtelijke Structuur Meerstad-midden West
3.4 Beeldkwaliteitplannen
Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten
4.1 Milieueffectrapportage
4.2 Bodem
4.3 Water
4.4 Natuur
4.5 Landschap, Cultuurhistorie En Archeologie
4.6 Verkeer En Vervoer
4.7 Geluid
4.8 Luchtkwaliteit
4.9 Externe Veiligheid
4.10 Leefomgevingskwaliteit
4.11 Duurzaamheid
Hoofdstuk 5 Juridische Toelichting
5.1 Algemeen
5.2 Toelichting Op De Artikelen
Hoofdstuk 6 Participatie, Inspraak En Overleg
6.1 Inspraak En Overleg
6.2 Zienswijzen
Hoofdstuk 7 Economische Uitvoerbaarheid
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 2 Staat Van Bedrijfsactiviteiten Wonen-werken
Bijlage 3 Gebiedsindeling Meerstad-midden West

Meerstad-Midden West

Bestemmingsplan - Gemeente Groningen

Vastgesteld op 31-01-2018 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan

het bestemmingsplan Meerstad-Midden West met identificatienummer NL.IMRO.0014.BP568MeerstadMidW-vg01 van de gemeente Groningen

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen

1.3 aan-huis-verbonden beroep

het beroepsmatig uitoefenen van activiteiten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en/ of de daarbij behorende aan-, uit- en bijgebouwen kan worden uitgeoefend, mits:

  1. a. het beroep door de bewoner van het pand wordt uitgeoefend, en
  2. b. de woonfunctie in overwegende mate intact blijft, en
  3. c. waarbij het beroep een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft, die met de woonfunctie in overeenstemming is

1.4 aanbouw

een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw

1.5 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden

1.6 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft

1.7 aangebouwd bijgebouw

een bijgebouw dat is aangebouwd aan een hoofdgebouw, een aan- of uitbouw van dat hoofdgebouw of een ander aangebouwd bijgebouw bij dat hoofdgebouw

1.8 additionele voorzieningen

gebouwde of ongebouwde voorzieningen en functies, die een onderdeel vormen van en ondergeschikt zijn aan een bestemming of functie, hieronder onder meer begrepen ontsluitingsstructuren

1.9 agrarisch bedrijf

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het houden van dieren en/of het telen van gewassen, uitgezonderd maneges, kwekerijen, boomkwekerijen, houtteelt en bosbouw

1.10 agrarisch dienstverlenend bedrijf

een niet-industrieel bedrijf uitsluitend of overwegend gericht op het verrichten van werkzaamheden voor de levering, opslag of verwerking van goederen en/of de levering van diensten, uitsluitend of overwegend ten behoeve van agrarische bedrijven, zoals loonwerkbedrijven, bedrijven ter onderhoud en reparatie van landbouwmachines en landbouwwerktuigen en fouragehandels

1.11 archeologische waarden

de aan een gebied toegekende waarden in verband met de in dat gebied voorkomende archeologische relicten

1.12 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde

1.13 bebouwingspercentage

een op de verbeelding of in de regels aangegeven percentage, dat de grootte aangeeft van het deel van een bouwperceel, dat ten hoogste mag worden bebouwd

1.14 bebouwingssoort

een binnen een bestemming in de bouwregels nader onderscheiden bebouwingssoort, bijvoorbeeld bedrijfsgebouwen, aangebouwde bedrijfswoningen, aanbouwen, vrijstaande bijgebouwen etc

1.15 bedrijf

elke vorm van activiteit of organisatie waarbij of waarin personen voor zichzelf, voor derden of in dienst van derden, structureel en/of met een zekere regelmaat inkomensvormende activiteiten verrichten of activiteiten die in de regel inkomensvormend zijn, ongeacht of dit gebeurt binnen een private, publieke, commerciële, maatschappelijke of anders gerichte organisatie, ongeacht of de activiteiten al dan niet in loondienst worden verricht en ongeacht of daarmee een volledig inkomen wordt verworven. Als één bedrijf kunnen worden aangemerkt meerdere op één locatie gehuisveste bedrijven die functioneel en organisatorisch zeer nauw verbonden zijn en die zich ruimtelijk gezien als één geheel manifesteren

1.16 bedrijfsgebouw

een gebouw, dat hoofdzakelijk dient voor de uitoefening van een bedrijf, met inbegrip van een eventuele in dat gebouw ingebouwde bedrijfswoning

1.17 bedrijfsvloeroppervlakte

de totale vloeroppervlakte van de ruimte binnen een functie die wordt gebruikt voor een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke

1.18 bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is

1.19 bestaand bouwwerk

bouwwerken die bestaan op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan

1.20 bestaand gebruik

gebruik dat bestaat ten tijde van het van kracht worden van de betreffende gebruiksbepaling

1.21 bestaande afwijking

bestaand bouwwerk of bestaand gebruik dat in overeenstemming was met het voor de inwerkingtreding van dit plan geldende plan, inbegrepen het overgangsrecht van dat plan, en dat in strijd is met dit plan; dan wel bouwwerken die bestonden op 1 mei 2000

1.22 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak

1.23 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming

1.24 bijgebouw

een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw, dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw; en dat behoort bij een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw

1.25 boomkwekerij

een bedrijfsactiviteit gericht op het voortbrengen van beplantingsgewassen, zoals bos- en haagplantsoen, laan- en parkbomen, vruchtbomen, rozenstruiken, sierconiferen, overige sierheesters, een en ander in de vorm van vollegrondsteelt dan wel containerteelt

1.26 bosbouw

het ontwikkelen c.q. permanent in stand houden van een min of meer natuurlijke levensgemeenschap van planten en dieren, waarin boomvormende soorten aspect-bepalend zijn, met een oppervlakte van groter dan 10 are

1.27 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk

1.28 bouwgrens

de grens van een bouwvlak

1.29 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw, kapverdieping en dakopbouw ten behoeve van technische voorzieningen

1.30 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten

1.31 bouwperceelgrens

de grens van een bouwperceel

1.32 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten

1.33 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond

1.34 caravan

een kampeermiddel op wielen, geen kampeerauto zijnde, dat, zonder te worden uiteengenomen of gesplitst in meerdere delen, in zijn geheel op zijn eigen wielen verplaatst kan worden

1.35 cultuurgrond

grasland en akkerbouwgronden, met uitzondering van kwekerijen, boomkwekerijen, houtteelt en bosbouw

1.36 dagrecreatie

het verblijf voor recreatieve doeleinden buiten de eerste woning zonder dat er een overnachting elders mee gepaard gaat

1.37 dak

iedere bovenbeëindiging van een gebouw of een overkapping

1.38 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit

1.39 drijvende woning

een woning waarvan de drijvende fundering door middel van een sputpaal of andere verbinding vast is verankerd met de waterbodem of de wal en die daardoor niet horizontaal over het water kan worden verplaatst, zodanig dat sprake is van een omgevingsvergunningplichtig bouwwerk

1.40 erf

het al dan niet bebouwde perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw

1.41 erotisch getinte vermaaksfunctie

een vermaaksfunctie, die is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal

1.42 essentiële voorzieningen

de voorzieningen die minimaal nodig zijn om een woning zelfstandig te kunnen bewonen: een privé woon- en/of slaapvertrek, een keuken of kookhoek, een toilet en een bad- en/of douchegelegenheid

1.43 evenement

voor publiek toegankelijke verrichting op, in ieder geval, het gebied van kunst, ontwikkeling, ontspanning sport of vermaak, alsmede grootschalige herdenkingsplechtigheden, tentoonstellingen, optochten, kermissen, circussen, filmopnamen en feesten

1.44 (extensief) dagrecreatief medegebruik

een (extensief) dagrecreatief medegebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan, zoals wandelen, fietsen, paardrijden, kanoën, het gebruik van een vissteiger of een picknickplaats of een naar de aard daarmee gelijk te stellen medegebruik

1.45 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt

1.46 gebruiksoppervlakte woonfunctie:

de oorspronkelijke vloeroppervlakte binnen de bouwmuren bepaald volgens NEN 2580 met dien verstande dat daarbij aangebouwde bergingen, garages en andere niet voor bewoning geschikte ruimtes niet worden meegeteld

1.47 geluidsbelasting:

de geluidsbelasting vanwege een weg, een industrieterrein en/of een spoorweg

1.48 geluidsgevoelige objecten

woningen, andere geluidsgevoelige gebouwen en geluidsgevoelige terreinen, als bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder en elk ander gebouw waar gedurende een langere periode van de dag mensen verblijven

1.49 geluidszoneringplichtige inrichting

een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld

1.50 geprojecteerd object

een gebouw of bouwwerk dat nog niet is opgericht of een terrein waarvan een functie nog niet is gerealiseerd, terwijl dat bouwwerk of die functie ingevolge een vigerend bestemmingsplan, uitwerkingsplan, wijzigingsplan of een verleende vrijstelling had kunnen worden gerealiseerd

1.51 gesloten oppervlakteverharding

een gebonden verharding zoals asfalt en gestort beton, niet bestaande uit afzonderlijk opneembare elementen (klinkers, betonplaten, grind)

1.52 gewone bouwwerken

bouwwerken, geen gebouw zijnde

1.53 grondgebonden agrarische bedrijfsvoering

een agrarische bedrijfsvoering die hoofdzakelijk niet in gebouwen plaatsvindt

1.54 hindergevoelig gebouw

geluidgevoelig gebouw

1.55 hindergevoelige functie

geluidgevoelige functies en/of objecten van verblijfsrecreatie

1.56 hindergevoelige objecten

hindergevoelige gebouwen en/of hindergevoelige functies

1.57 hogere grenswaarde

een maximale waarde voor de geluidbelasting, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde

en die in een concreet geval is vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder c.q. het Besluit geluidhinder voor of bij de vaststelling van het plan, een wijzigingsplan of een uitwerkingsplan

1.58 hoofdgebouw

gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.59 hoofdverblijf

de plaats waar een persoon gedurende een jaar het merendeel van de nachten doorbrengt en waar het sociale leven van deze persoon zich afspeelt

1.60 horeca - 1

horecabedrijven gericht op het verstrekken van etenswaren, in hoofdzaak voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van zwak- en niet-alcoholische dranken zoals cafetaria's, snackbars, lunchrooms, grillrooms, shoarmazaken, broodjeszaken en daarmee vergelijkbare horecabedrijven

1.61 horeca - 2

horecabedrijven gericht op het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse met als nevenactiviteit het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken, zoals restaurants, bistro's en daarmee vergelijkbare horecabedrijven

1.62 horeca - 3

horecabedrijven gericht op het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken voor consumptie ter plaatse, met eventueel daaraan ondergeschikt het verstrekken van etenswaren of maaltijden voor gebruik ter plaatse, zoals (eet)cafés, met uitzondering van discotheken en nachtclubs

1.63 horeca - 4

horecabedrijven gericht op het verstrekken van dranken voor consumptie ter plaatse, waarbij het doen beluisteren van overwegend elektrisch versterkte muziek of het gelegenheid geven tot dansen een wezenlijk onderdeel vormen, zoals discotheken, alsmede horecabedrijven gericht op het verstrekken van dranken en kleine etenswaren voor gebruik ter plaatse, ook tussen 02.00 en 06.00 uur, zoals nachtclubs en automatieken

1.64 horeca - 5:

horecabedrijven gericht op het verstrekken van logies met als nevenactiviteiten het verstrekken van maaltijden of dranken voor gebruik ter plaatse, zoals hotels en pensions

1.65 horecabedrijf

een bedrijf of instelling, waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie

1.66 houtteelt

het bedrijfsmatig voortbrengen van hout en bosproducten op gronden die hiervoor tijdelijk (maximaal 40 jaar) worden gebruikt

1.67 huishouden

persoon of groep personen die een huishouding voert, waarbij sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan; daaronder niet begrepen kamerverhuur

1.68 huisvesting in verband met mantelzorg

huisvesting in of bij een woning van één huishouden van maximaal twee personen, van wie ten minste één persoon mantelzorg verleent aan of ontvangt van een bewoner van de woning

1.69 intensieve ligzone

een ligzone met meer voorzieningen dan die nodig zijn om te kunnen aanleggen en aanmeren en de toegang tot de vaartuigen te regelen, bijvoorbeeld sanitair, werfactiviteiten, stallingsmogelijkheden of een beperkte horecafunctie

1.70 intensieve veehouderij

niet-grondgebonden agrarische bedrijfsvoering die is gericht op het houden van dieren, zoals rundveemesterij (met uitzondering van vetweiderij), varkens-, vleeskalver-, pluimvee- of pelsdierhouderij of een combinatie van deze bedrijfsvormen, alsmede naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijfsvormen

1.71 jachthaven

een faciliteit gericht op het verschaffen van ligplaatsen aan meerdere vaartuigen, met meer voorzieningen dan die nodig zijn om te kunnen aanleggen en aanmeren en de toegang tot de vaartuigen te regelen, bijvoorbeeld sanitair, werfactiviteiten, stallingsmogelijkheden of een beperkte horecafunctie

1.72 kamerverhuur

ruimte(n) in een (deel van een) gebouw die geschikt is (zijn) of geschikt te maken is (zijn) voor (nacht)verblijf, niet zijnde een logiesfunctie als bedoeld in het Bouwbesluit of niet zijnde een (zelfstandige) woonruimte als bedoeld in de Huisvestingswet, ongeacht de duur van het verblijf en al dan niet tegen betaling

1.73 kamerverhuurpand

een gebouw of een deel van een gebouw, niet zijnde een meervoudige woning of een logiesgebouw, met vier of meer woonvertrekken bedoeld voor de huisvesting van verschillende personen die ieder voor zich een zelfstandige huishouding voeren en essentiële woonvoorzieningen delen

1.74 kampeermiddel

een tent, tentwagen, kampeerauto of (sta)caravan, of enig ander onderkomen, voertuig, gewezen voertuig of gedeelte daarvan, allen voor zover zij geheel of gedeeltelijk blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf; tot een kampeermiddel wordt ook gerekend een bijzettentje bij het kampeermiddel

1.75 kantoor

een ruimte die dient voor de uitoefening van administratieve, boekhoudkundige, financiële, organisatorische en/of zakelijke dienstverlening - niet zijnde detailhandel - al dan niet met een publiekgerichte baliefunctie

1.76 kap

een door tenminste één hellend dakvlak begrensd dak dat meer dan 50% van de bovenste vloerlaag van de onderliggende verdieping omvat

1.77 kas

een gebouw, waarvan de wanden en het dak geheel of grotendeels bestaan uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal, dienend tot het kweken van vruchten, bloemen of planten

1.78 kleinschalige bedrijfsmatige activiteit

bedrijvigheid, die door zijn beperkte omvang in of bij een woning met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend

1.79 korrelgrootte

de in de voorgevel van een gebouw gemeten pandbreedte dan wel de maat van de verticale geleding van de voorgevel van een gebouw, afgeleid van de gemiddelde pandbreedte in de straatwand

1.80 kwekerij

een bedrijfsactiviteit gericht op het voortbrengen van een of meer soorten gewassen door middel van vollegrondsteelt, containerteelt en/of anderszins, waarbij per geteelde gewassoort een beperkte oppervlakte geteeld wordt en waarbij gewasbewerkingen en oogstwerkzaamheden slechts in beperkte mate gemechaniseerd worden uitgevoerd

1.81 kwelvoorziening

een waterstructuur of een zone met daarin een waterstructuur, dienende ter voorkoming van wateroverlast door kwel vanwege een oppervlaktewater in een vanaf dat oppervlaktewater achter de kwelvoorziening gelegen gebied, en ter bevordering van de waterkwaliteit

1.82 ligplaats

een plaats in het water, die door een woonschip, een bedrijfs-, recreatie- of beroepsvaartuig voor een langere periode wordt ingenomen ten behoeve van een gebruik ter plaatse of waar het vaartuig (gewoonlijk) wordt gestald gedurende de periode dat het niet wordt gebruikt voor deelname aan het vaarverkeer

1.83 ligplaatszone

een faciliteit gericht op het verschaffen van ligplaatsen aan meerdere vaartuigen, met alleen die voorzieningen die nodig zijn om te kunnen aanleggen en aanmeren en de toegang tot de vaartuigen te regelen, zoals steigers, meerpalen en dergelijke. Onder een ligplaatszone worden niet begrepen ligplaatsen voor ten hoogste één recreatievaartuig bij een woning of een bedrijf, met daarbij een tweede ligplaats voor een open boot of kano met een lengte van maximaal 5 meter. Onder een ligplaatszone wordt evenmin begrepen een jachthaven

1.84 ligzone

een faciliteit gericht op het verschaffen van ligplaatsen aan meerdere vaartuigen. Hieronder worden niet begrepen ligplaatsen behorende bij en op of direct grenzend aan het perceel van een woning of een bedrijf, voor zover er op of bij dat perceel ten hoogste één ligplaats voor een recreatievaartuig is met daarbij desgewenst een tweede ligplaats voor een open boot of kano met een lengte van maximaal 5 meter

1.85 logies met ontbijt

het verstrekken van gelegenheid tot overnachting met ontbijt als toeristisch-recreatieve voorziening in een woning en ondergeschikt aan de woonfunctie

1.86 maatschappelijke dienstverlening

het geheel van diensten die de overheden aan hun burgers leveren, alsmede het verlenen van maatschappelijke diensten, medische dienstverlening, psychosociale zorg, onderwijs, kinderdagopvang, sociaal-culturele voorzieningen, voorzieningen van levensbeschouwelijke aard, voorzieningen ten behoeve van sport en sportieve recreatie en speelterreinen, evenwel met uitzondering van een seksinrichting

1.87 maatvoeringsgrens

een op de verbeelding aangegeven lijn, die de grens aanduidt van een maatvoeringsvlak

1.88 maatvoeringsvlak

een op de verbeelding geheel of gedeeltelijk door maatvoeringsgrenzen omsloten vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waarop bebouwingsregelingen van eenzelfde aard van toepassing zijn

1.89 manege

een bedrijfsactiviteit in hoofdzaak gericht op (het bieden van gelegenheid tot) recreatief en/of educatief gebruik van paarden en/of op het stallen van paarden voor derden

1.90 mantelzorg

zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt gegeven aan een hulpbehoevende door één of meerdere leden van diens directe omgeving, waarbij de zorgverlening direct voortvloeit uit de sociale relatie

1.91 meergeneratiewoning

een geschakelde, zelfstandige wooneenheid met inpandige verbinding voor ouderen of mensen met een beperking en hun familie waarbij de familie mantelzorg verleent

1.92 NEN

door de Stichting Nederlands Normalisatie-instituut uitgegeven norm

1.93 niet-grondgebonden agrarische bedrijfsvoering

een agrarische bedrijfsvoering die hoofdzakelijk in gebouwen plaatsvindt

1.94 noodwaterberging

de incidentele, tijdelijke opvang van al dan niet gebiedsvreemd water in het plangebied door verhoging van het meerpeil met ten hoogste 50 centimeter teneinde wateroverlast of overstroming in het plangebied of elders te voorkomen

1.95 onderbouw

een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant minder dan 1,20 meter boven peil is gelegen

1.96 ondergeschikte functie

een functie die qua omvang en uitstraling ondergeschikt is aan een op dezelfde plaats voorkomende (hoofd)functie, maar indien dat in de bestemmingsomschrijving niet expliciet is aangegeven aan die functie niet ten dienste hoeft te staan c.q. daar functioneel mee verbonden hoeft te zijn

1.97 openbaar toegankelijk gebied

weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar water en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer

1.98 overkapping

elk bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een voor mensen toegankelijke oppervlakte overdekt

1.99 peil

  1. a. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang
  2. b. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw
  3. c. indien in of op het water wordt gebouwd: het wateroppervlak

1.100 perceelsgrens

de bouwperceelgrens

1.101 platte afdekking

een horizontale afdekking of een afdekking onder een hoek van maximaal 5 graden met het horizontale vlak

1.102 productiegebonden detailhandel

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie

1.103 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding

1.104 reclameobject

bouwwerk of werk opgericht en/of in stand gehouden met het doel te functioneren als of als drager van reclame-uitingen

1.105 recreatief medegebruik

een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve medegebruik is toegestaan

1.106 relatie

een figuur dat twee afzonderlijk weergegeven delen van een bouwvlak met elkaar verbindt, zodanig dat voor toepassing van de regels sprake is van één bouwvlak

1.107 resterende bebouwingsruimte

de oppervlakte van het gedeelte van een krachtens de plankaart of een voorschrift toegelaten bebouwd oppervlak voor een bebouwingssoort, voorzover dat toegelaten oppervlak nog niet door aanwezige bebouwing van die soort is ingenomen

1.108 risicovolle inrichting

een inrichting, bij welke ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten

1.109 seksinrichting

de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar

1.110 silo

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, ten behoeve van de opslag van goederen

1.111 standplaats voor straathandel

  1. a. het vanaf een vaste plaats op een openbare en in de openlucht gelegen plaats te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel aanbieden van diensten:gebruikmakend van fysieke middelen, zoals een kraam, een wagen of een tafel;
  2. b. door anderszins goederen uit te stallen of uitgestald te hebben om deze te koop aan te bieden, te verkopen of af te leveren

1.112 standplaats voor woonwagen

een kavel, bestemd voor het plaatsen van een woonwagen, waarop voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingnet van de openbare nutsbedrijven, andere instellingen of van gemeenten kunnen worden aangesloten

1.113 straatmeubilair

de op of bij de weg behorende bouwwerken, zoals verkeersborden, wegbebakeningen, bewegwijzeringen, verkeersgeleiders, parkeermeters, informatie- en reclameborden, zitbanken, bloem- en plantenbakken, afvalbakken, rijwielstandaards, kunstobjecten, gedenktekens en hiermee naar aard en omvang vergelijkbare bouwwerken

1.114 strijdig evenement

een evenement dat vanwege duur, frequentie, aard en/of omvang niet past binnen de ter plaatse geldende bestemming(en)

1.115 terugkerend evenement

een met een zekere regelmaat of in een bepaald patroon terugkerend evenement

1.116 uitbouw

een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw

1.117 verbeelding

de verbeelding van het bestemmingsplan Meerstad-Midden West, met het identificatienummer NL.IMRO.0014.BP568MeerstadMidW-vg01

1.118 verblijfsrecreatie

het verblijf voor recreatieve doeleinden buiten de eerste woning, waarbij tenminste één overnachting wordt gemaakt, met uitzondering van overnachtingen bij familie en kennissen

1.119 verplaatsbaar gebouw

een gebouw dat in zijn geheel of in delen verplaatsbaar is, met inbegrip van direct of indirect daaraan verbonden ondergeschikte aanbouwtjes, luifels en soortgelijke bouwwerken, ook als deze op zich niet verplaatsbaar zijn

1.120 voorerf

gedeelte van het erf voor de voorgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan

1.121 voorgevel

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw, of indien een perceel met meerdere zijden aan een weg grenst, de als zodanig door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen gevel

1.122 voorkeursgrenswaarde

de bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder

1.123 waterwoning

een drijvende woning of een woning die is gebouwd in het water en rondom door water wordt omgeven

1.124 werk

een werk, geen bouwwerk zijnde

1.125 winkel

een gebouw, dat een ruimte omvat, welke door zijn indeling kennelijk bedoeld is te worden gebruikt voor de detailhandel

1.126 woning

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden

1.127 woon-werkcombinaties

het wonen in combinatie met aan de woonfunctie ondergeschikte kantoor- en werkfuncties in de vorm van aan huis verbonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

1.128 woonhuis

een gebouw, dat één woning omvat, dan wel twee of meer naast elkaar en/of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat, en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid kan worden beschouwd

1.129 woonschip

een schip, niet zijnde een drijvende woning, uitsluitend of hoofdzakelijk als woning gebruikt of tot woning bestemd

1.130 woonwagen

voor permanente bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst

1.131 zakelijke dienstverlening

het verlenen van diensten, al dan niet in een kantoorgebouw, op administratief, financieel en juridisch gebied, alsmede op het gebied van de informatie- en communicatietechnologie, de verhuur en handel in onroerend goed, architecten-, onderzoeks-, marketing-, uitzend- en beveiligingsbureaus en daarmee naar de aard vergelijkbare vormen van dienstverlening

1.132 zelfstandige woning

de kleinste binnen één of meer panden gelegen en voor woondoeleinden geschikte eenheid van gebruik die in functioneel opzicht zelfstandig is

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 lengte, breedte en diepte van een gebouw

tussen (de lijnen, getrokken door) de buitenzijde van de gevelvlakken en / of de buitenkant dakoverstek en/of het hart van de gemeenschappelijke scheidingsmurenmaten buitenwerks, waarbij uitstekende delen van ondergeschikte aard tot maximaal 1 meter buiten beschouwing blijven

2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen

2.3 horizontale diepte van een gebouw

de lengte van een gebouw, gemeten loodrecht vanaf de naar de weg gekeerde gevel

2.4 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel

2.5 de dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak

2.6 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk

2.7 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen

2.8 de hoogte van een bouwlaag

de hoogte tussen de bovenkanten van boven elkaar gelegen vloeren, of tussen bovenkant vloer en vlakke afdekking, welke hoogte niet meer mag bedragen dan in de bouwregels is bepaald

2.9 de afstand tot de (zijdelingse) perceelgrens

tussen de (zijdelingse) grenzen van een bouwperceel en enig punt van een op dat bouwperceel voorkomend gebouw, waar die afstand het kortst is, waarbij uitstekende delen van ondergeschikte aard tot maximaal 1 meter buiten beschouwing blijven

Voor zover op de verbeelding niet anders is aangegeven, wordt de vaststelling van afmetingen bepaald door middel van meting op de kaart, met dien verstande dat:

  1. a. de maatbepaling tot op 1 meter nauwkeurig geschiedt, en
  2. b. de maat van de openbare ruimte wordt berekend naar de ter plaatse geldende werkelijke situatie, behoudens indien de grenslijn van de bebouwing niet in de bestaande voorgevellijn is geprojecteerd

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. een agrarisch bedrijf met een grondgebonden agrarische bedrijfsvoering , met uitzondering van een intensieveveehouderij;
  2. b. productiegebonden detailhandel;
  3. c. een bedrijfswoning met bijbehorende bijgebouwen;
  4. d. cultuurgrond met bijbehorende paden, sloten en werken;
  5. e. infrastructurele voorzieningen zoals deze bestonden op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpplan;
  6. f. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van het vasthouden, bergen, aan- en afvoeren van water;
  7. g. behoud, herstel en ontwikkeling van de cultuurhistorische waarden zoals die ter plaatse voorkomen;

met daaraan ondergeschikt:

  1. h. het gebruik van gronden voor een paardenbak ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - paardenbak';
  2. i. wegen en paden;
  3. j. groenvoorzieningen;
  4. k. nutsvoorzieningen;
  5. l. water;
  6. m. speelvoorzieningen;
  7. n. extensieve dagrecreatie;

met de daarbij behorende verhardingen, tuinen, erven en additionele voorzieningen.

3.2 Bouwregels

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. de woonsituatie;
  2. b. het straat- en bebouwingsbeeld;
  3. c. de verkeersveiligheid;
  4. d. de sociale veiligheid;
  5. e. de milieusituatie;
  6. f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

3.4 Afwijken van de bouwregels

3.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met dit bestemmingsplan, zoals bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van gronden buiten het bouwvlak ten behoeve van de realisering van mestbassins of andere werken of bouwwerken voor de opslag van mest, waaronder mestzakken;
  2. b. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van intensieve veehouderij;
  3. c. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel;
  4. d. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bewoning anders dan als een bedrijfswoning;
  5. e. het gebruik van de gronden voor recreatief nachtverblijf;
  6. f. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning.

Onder strijdig gebruik wordt niet verstaan het gebruik van een deel van de bedrijfsgebouwen voor ambachtelijk bedrijf, agrarisch dienstverlenend bedrijf, de verkoop van agrarische producten en/of berging van caravans en boten c.q. opslagdoeleinden, mits de agrarische functie de hoofdfunctie van de gezamenlijke bedrijfsgebouwen op het betreffende perceel blijft.

3.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Agrarisch' wordt gewijzigd in de bestemming 'Wonen', mits:

  1. a. de agrarische bedrijfsfunctie ter plaatse is beëindigd;
  2. b. de wijziging alleen wordt toegepast voor bestaande, als zodanig bestemde, agrarische opstallen en bedrijfswoningen en het omliggende erf;
  3. c. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    1. 1. het straat en bebouwingsbeeld;
    2. 2. de woonsituatie;
    3. 3. de gebruiksmogelijkheden van de omliggende gronden en bouwwerken.

Artikel 4 Bedrijf

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bestaande bedrijven en bedrijven die zijn genoemd in de categorieën 1 en 2 van de bij dit plan behorende Bijlage 1Staat van bedrijfsactiviteiten, met uitzondering van geluidszoneringsplichtige en risicovolle inrichtingen;
  2. b. productiegebonden detailhandel;
  3. c. een terrein voor opslag, ter plaatse van de aanduiding 'opslag';
  4. d. één bedrijfswoning, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';

met daaraan ondergeschikt:

  1. e. wegen, fiets- en voetpaden;
  2. f. groenvoorzieningen;
  3. g. nutsvoorzieningen;
  4. h. parkeervoorzieningen;
  5. i. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

met de daarbijbehorende:

  1. j. additionele voorzieningen, waaronder speelvoorzieningen en bruggen.

4.2 Bouwregels

4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. de woonsituatie;
  2. b. het straat- en bebouwingsbeeld;
  3. c. de verkeersveiligheid;
  4. d. de sociale veiligheid;
  5. e. de milieusituatie;
  6. f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

4.4 Afwijken van de bouwregels

4.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met dit bestemmingsplan, zoals bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijven, behorende tot een andere categorie dan die welke volgens lid 4.1 onder a. zijn toegestaan;
  2. b. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, anders dan productiegebonden detailhandel;
  3. c. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bewoning anders dan als een bedrijfswoning. Een bedrijfswoning is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  4. d. het gebruik van de gronden voor recreatief nachtverblijf;
  5. e. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning.

4.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Bedrijf' wordt gewijzigd in de bestemming 'Wonen', mits de bedrijfsfunctie ter plaatse is beëindigd en geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  1. a. het straat en bebouwingsbeeld;
  2. b. de woonsituatie;
  3. c. de gebruiksmogelijkheden van de omliggende gronden en bouwwerken.

Artikel 5 Bedrijf - Delfstoffenexploitatiegebied

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Delfstoffenexploitatiegebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. de opsporing, winning, behandeling en transport van delfstoffen;
  2. b. met de daarbij behorende additionele voorzieningen.

5.2 Bouwregels

5.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met dit bestemmingsplan, zoals bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

  • de opslag van aan hun gebruik onttrokken voer- of vaartuigen, werktuigen of machines of onderdelen daarvan, verpakkingsmaterialen, bouwmaterialen, bagger en grondspecie, afval, puin, grind of brandstoffen, anders dan in verband met normaal onderhoud of ter verwezenlijking van de bestemming.

Artikel 6 Bedrijf - Nutsvoorziening

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. een schakelstation;
  2. b. overige nutsvoorzieningen;
  3. c. wegen en groenvoorzieningen;
  4. d. additionele voorzieningen.

6.2 Bouwregels

6.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. de woonsituatie;
  2. b. het straat- en bebouwingsbeeld;
  3. c. de verkeersveiligheid;
  4. d. de sociale veiligheid;
  5. e. de milieusituatie;
  6. f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

6.4 Afwijken van de bouwregels

Artikel 7 Gemengd - 1

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. een woning, al dan niet in combinatie met:
    1. 1. aan-huis-verbonden beroepen;
    2. 2. logies met ontbijt, met dien verstande dat deze functie uitsluitend mag worden uitgeoefend in het hoofdgebouw en ten dienste van deze functie maximaal drie (slaap)kamers voor toeristisch-recreatief nachtverblijf mogen worden gebruikt;
  2. b. zakelijke dienstverlening;
  3. c. maatschappelijke dienstverlening;
  4. d. bedrijven onder de milieucategorieën 1 en 2 die zijn genoemd in de bij de regels behorende Bijlage 1 Staat vanbedrijfsactiviteiten, hieronder niet begrepen geluidszoneringsplichtige inrichtingen en risicovolle inrichtingen;
  5. e. behoud en herstel van de hoofdvorm van karakteristieke en beeldbepalende panden, ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek';

met daaraan ondergeschikt:

  1. f. groenvoorzieningen;
  2. g. nutsvoorzieningen;
  3. h. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  4. i. verhardingen;
  5. j. parkeervoorzieningen;

met de daarbij behorende tuinen, erven en additionele voorzieningen.

7.2 Bouwregels

7.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. de karakteristieke hoofdvorm van gebouwen;
  2. b. de woonsituatie;
  3. c. het straat- en bebouwingsbeeld;
  4. d. de verkeersveiligheid;
  5. e. de sociale veiligheid;
  6. f. de milieusituatie;
  7. g. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

7.4 Afwijken van de bouwregels

7.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met dit bestemmingsplan, zoals bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijven, behorende tot een andere categorie dan die welke volgens lid 7.1 onder a zijn toegestaan;
  2. b. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, anders dan productiegebonden detailhandel;
  3. c. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bewoning anders dan als een bedrijfswoning;
  4. d. het gebruik van de gronden voor recreatief nachtverblijf, tenzij het recreatief nachtverblijf betreft zoals genoemd in lid 7.1;
  5. e. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning.

7.6 Sloopvergunning

  1. a. Ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' is het geheel of gedeeltelijk slopen van gebouwen zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning verboden.
  2. b. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
    1. 1. het normale onderhoud betreffen;
    2. 2. die op basis van het voorheen geldende plan niet vergunningplichtig waren en die reeds in uitvoering waren ten tijde van de inwerkingtreding van het plan;
    3. 3. mogen worden uitgevoerd krachtens een ten tijde van de inwerkingtreding van het plan reeds verleende omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk.
  3. c. De in lid a. genoemde vergunning wordt alleen verleend indien:
    1. 1. de bebouwing vanwege ernstige gebreken niet in stand kan worden gehouden of waaraan dermate hoge kosten van herstel zijn verbonden, zonder dat door de overheid een financiële tegemoetkoming kan worden gedaan, dat instandhouding redelijkerwijze niet kan worden gevergd.
    2. 2. de karakteristieke hoofdvorm niet langer aanwezig is en niet zonder ingrijpende wijzigingen aan het gebouw kan worden hersteld en/of
    3. 3. het delen van het gebouw of bijgebouwen betreft die op zichzelf niet als karakteristiek vallen aan te merken en door sloop daarvan geen aantasting van de karakteristieke hoofdvorm plaatsvindt.

Artikel 8 Gemengd - 2

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. een informatiecentrum;
  2. b. een (haven)kantoor;
  3. c. een clubgebouw;
  4. d. horeca tot en met categorie 3 en 5;

met daaraan ondergeschikt:

  1. e. groenvoorzieningen;
  2. f. nutsvoorzieningen;
  3. g. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  4. h. verhardingen;
  5. i. parkeervoorzieningen;
  6. j. een extensieve ligzone voor maximaal 25 recreatievoertuigen;

met de daarbij behorende tuinen, erven en additionele voorzieningen.

8.2 Bouwregels

8.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. de woonsituatie;
  2. b. het straat- en bebouwingsbeeld;
  3. c. de verkeersveiligheid;
  4. d. de sociale veiligheid;
  5. e. de milieusituatie;
  6. f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

8.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met dit bestemmingsplan, zoals bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bewoning;
  2. b. het gebruik van de gronden voor recreatief nachtverblijf;
  3. c. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor functies die niet zijn genoemd in lid 8.1.

8.5 Afwijken van de gebruiksregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 8.1 voor het gebruik van gebouwen voor dienstverlening, maatschappelijke dienstverlening of zakelijke dienstverlening mits:

  1. a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden, waterfunctie en waterwoningen;
  2. b. er in voldoende parkeerplaatsen wordt voorzien op eigen erf of binnen het haventerrein en de omliggende bestemming Groen - 1.

Artikel 9 Groen - 1

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groenvoorzieningen;
  2. b. bermen en beplantingen;
  3. c. recreatieve voorzieningen;
  4. d. fiets- en voetpaden;
  5. e. ontsluitingswegen;
  6. f. nutsvoorzieningen;
  7. g. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  8. h. parkeervoorzieningen;
  9. i. recreatieve voorzieningen en horeca tot en met categorie 3, ter plaatse van de aanduiding 'horeca';
  10. j. voorzieningen behorende bij een ligplaatszone, ter plaatse van de aanduiding 'haven';

met daarbij behorende additionele voorzieningen, zoals een tewaterlaatplaats voor boten.

9.2 Bouwregels

9.3 Afwijken van de bouwregels

9.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met dit bestemmingsplan, zoals bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

  • het gebruik van de gronden voor recreatief nachtverblijf.

Artikel 10 Groen - 2

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groenvoorzieningen;
  2. b. onbebouwde tuinen, niet ingericht ten dienste van het gebruik van een gebouw;
  3. c. natuur;
  4. d. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  5. e. fiets- en voetpaden;

met daarbij behorende additionele voorzieningen.

10.2 Bouwregels

Artikel 11 Groen - 3

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. afschermende groenvoorzieningen;
  2. b. natuur;
  3. c. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  4. d. fiets- en voetpaden;
  5. e. met daarbij behorende additionele voorzieningen.

11.2 Bouwregels

Artikel 12 Maatschappelijk

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. maatschappelijke dienstverlening;
  2. b. speelvoorzieningen;

met daaraan ondergeschikt:

  1. c. wegen, fiets- en voetpaden;
  2. d. groenvoorzieningen;
  3. e. nutsvoorzieningen;
  4. f. parkeervoorzieningen;
  5. g. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

met de daarbijbehorende:

  1. h. additionele voorzieningen, waaronder speelvoorzieningen en bruggen.

12.2 Bouwregels

12.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. de woonsituatie;
  2. b. het straat- en bebouwingsbeeld;
  3. c. de verkeersveiligheid;
  4. d. de sociale veiligheid;
  5. e. de milieusituatie;
  6. f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

12.4 Afwijken van de bouwregels

12.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met dit bestemmingsplan, zoals bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van gebouwen voor bewoning;
  2. b. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van de uitoefening van detailhandel;
  3. c. het gebruik van gronden voor andersoortige opvang dan kinderopvang en peuterspeelzaalwerk;
  4. d. het hebben van reclame-uitingen die geen betrekking hebben op de op het perceel plaatsvindende niet wederrechtelijke activiteiten.

Artikel 13 Natuur

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van de natuurwetenschappelijke en de landschappelijke waarden;
  2. b. water en waterhuishoudkundige doeleinden, exclusief noodwaterberging;
  3. c. voorzieningen ten behoeve van toekomstige noodwaterberging;
  4. d. agrarisch medegebruik;
  5. e. extensief dagrecreatief medegebruik en educatief medegebruik;
  6. f. openbare nutsvoorzieningen;

met de daarbij behorende additionele voorzieningen.

13.2 Bouwregels

Artikel 14 Sport - Manege

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport - Manege' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. cultuurgrond;
  2. b. een manege;
  3. c. horecavoorzieningen ten dienste van het manegebedrijf;
  4. d. detailhandel in ruitersportartikelen;
  5. e. een bedrijfswoning;

met de daarbij behorende additionele voorzieningen.

14.2 Bouwregels

14.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. de woonsituatie;
  2. b. het straat- en bebouwingsbeeld;
  3. c. de verkeersveiligheid;
  4. d. de sociale veiligheid;
  5. e. de milieusituatie;
  6. f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

14.4 Afwijken van de bouwregels

14.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met dit bestemmingsplan, zoals bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van gronden buiten het bouwvlak ten behoeve van de realisering van mestbassins of andere werken of bouwwerken voor de opslag van mest, waaronder mestzakken;
  2. b. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van intensieve veehouderij;
  3. c. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bewoning anders dan als een bedrijfswoning;
  4. d. het gebruik van de gronden voor recreatief nachtverblijf;
  5. e. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning.

Artikel 15 Verkeer

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen, fiets- en voetpaden;
  2. b. parkeervoorzieningen;
  3. c. nutsvoorzieningen;
  4. d. bermen, taluds, groenvoorzieningen;
  5. e. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  6. f. geluidwerende voorzieningen;

met de daarbij behorende additionele voorzieningen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder bruggen, verkeersvoorzieningen en geluidwerende voorzieningen.

Het aantal rijbanen van de wegen bedraagt met uitzondering van voorsorteervakken maximaal twee.

15.2 Bouwregels

Artikel 16 Verkeer - Verblijfsgebied

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. woonstraten;
  2. b. fiets- en voetpaden;
  3. c. parkeervoorzieningen;
  4. d. nutsvoorzieningen;
  5. e. groenvoorzieningen;
  6. f. speelvoorzieningen
  7. g. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  8. h. geluidwerende voorzieningen;
  9. i. standplaatsen voor straathandel, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - standplaats';

met de daarbij behorende additionele voorzieningen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder bruggen, verkeersvoorzieningen en geluidwerende voorzieningen.

16.2 Bouwregels

Artikel 17 Water - 1

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. water en waterhuishoudkundige doeleinden;
  2. b. voorzieningen ten behoeve van noodwaterberging;
  3. c. scheepvaartverkeer;
  4. d. oeverstroken, bermen en groenvoorzieningen;

met daarbij behorende additionele voorzieningen, waaronder bruggen, dammen en/of duikers.

17.2 Bouwregels

17.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met een bestemmingsplan, zoals bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van gronden ten behoeve van ligplaatsen voor varende schepen met een verblijfsfunctie en bedrijfsschepen;
  2. b. het gebruik van de gronden voor recreatief nachtverblijf.

Artikel 18 Water - 2

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. water en waterhuishoudkundige doeleinden, waaronder mede begrepen een kwelvoorziening ter voorkoming van wateroverlast binnen andere doeleinden alsmede ter bevordering van de waterkwaliteit in het hele gebied, noodwaterberging hieronder niet begrepen;
  2. b. voorzieningen ten behoeve van toekomstige noodwaterberging;
  3. c. oeverstroken en eilandjes, bermen en groenvoorzieningen;
  4. d. medegebruik ten behoeve van natuur;
  5. e. recreatief medegebruik, waaronder fiets- en voetpaden;
  6. f. verkeer, ter plaatse van de aanduiding ‘verkeer’;

met daarbij behorende additionele voorzieningen, waaronder bruggen, dammen en/of duikers, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'brug' een fiets-/voetgangersbrug kan worden gerealiseerd.

18.2 Bouwregels

18.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met een bestemmingsplan, zoals bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van gronden ten behoeve van ligplaatsen voor varende schepen met een verblijfsfunctie en bedrijfsschepen;
  2. b. het gebruiken van drijvende terrassen bij woningen;
  3. c. het gebruik van water voor noodwaterberging, in die zin dat het oprichten, aanbrengen en instandhouden van voorzieningen ten behoeve toekomstig gebruik als noodwaterberging is toegestaan, maar het daadwerkelijk gebruik als noodwaterberging niet;
  4. d. het gebruik van de gronden voor recreatief nachtverblijf.

Artikel 19 Water - 3

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. water en waterhuishoudkundige doeleinden, waaronder mede begrepen een kwelvoorziening ter voorkoming van wateroverlast binnen andere doeleinden alsmede ter bevordering van de waterkwaliteit in het hele gebied, noodwaterberging hieronder niet begrepen;
  2. b. voorzieningen ten behoeve van toekomstige noodwaterberging;
  3. c. oeverstroken en eilandjes, bermen en groenvoorzieningen;
  4. d. medegebruik ten behoeve van natuur;
  5. e. verkeer, ter plaatse van de aanduiding ‘verkeer’;
  6. f. recreatief medegebruik, waaronder fiets- en voetpaden;
  7. g. ligplaatsen voor recreatievaartuigen;
  8. h. steigers bij woningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding - steiger 1’ en 'specifieke bouwaanduiding - steiger 2';
  9. i. bermen en groenvoorzieningen;
  10. j. een extensieve ligzone voor maximaal 50 recreatievaartuigen ter plaatse van de aanduiding 'haven';
  11. k. met daarbij behorende additionele voorzieningen, waaronder bruggen, dammen en/of duikers, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'brug' een fiets-/voetgangersbrug kan worden gerealiseerd.

19.2 Bouwregels

19.3 Afwijken van de bouwregels

19.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met een bestemmingsplan, zoals bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van gronden ten behoeve van ligplaatsen voor varende schepen met een verblijfsfunctie en bedrijfsschepen;
  2. b. het gebruiken van de gronden voor drijvende terrassen;
  3. c. het gebruik van water voor noodwaterberging, in die zin dat het oprichten, aanbrengen en instandhouden van voorzieningen ten behoeve toekomstig gebruik als noodwaterberging is toegestaan, maar het daadwerkelijk gebruik als noodwaterberging niet;
  4. d. het gebruik van de gronden voor recreatief nachtverblijf.

19.5 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 20 Wonen

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. woningen, al dan niet in combinatie met:
    1. 1. aan-huis-verbonden beroepen;
    2. 2. bestaande kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
    3. 3. logies met ontbijt, met dien verstande dat deze functie uitsluitend mag worden uitgeoefend in het hoofdgebouw en ten dienste van deze functie maximaal twee (slaap)kamers voor toeristisch-recreatief nachtverblijf mogen worden gebruikt;
    4. 4. kamerverhuur in het hoofdgebouw, ter plaatse van de aanduiding 'kamerverhuur';
  2. b. behoud en herstel van de hoofdvorm van karakteristieke en beeldbepalende panden, ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek';

met daaraan ondergeschikt:

  1. c. fiets- en voetpaden;
  2. d. groenvoorzieningen;
  3. e. nutsvoorzieningen;
  4. f. parkeervoorzieningen;
  5. g. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

met de daarbij behorende:

  1. h. additionele voorzieningen, waaronder speelvoorzieningen en bruggen.

20.2 Bouwregels

20.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. de woonsituatie;
  2. b. het straat- en bebouwingsbeeld;
  3. c. de verkeersveiligheid;
  4. d. de sociale veiligheid;
  5. e. de milieusituatie;
  6. f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

20.4 Afwijken van de bouwregels

20.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met dit bestemmingsplan, zoals bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van gronden en bouwwerken voor reclamedoeleinden (waaronder mede begrepen reclamemasten), met uitzondering van een bord met een oppervlakte van ten hoogste 0,75 m² op de gevel van een gebouw, ten behoeve van een op dat perceel gevestigd gebruik;
  2. b. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning;
  3. c. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen ten behoeve van een aan huis verbonden beroep;
  4. d. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsmatige activiteiten, voor zover dit niet uitdrukkelijk op grond van lid 20.1 is toegestaan.

20.6 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  1. a. lid 20.5 onder c voor het gebruik van vrijstaande bijgebouwen ten behoeve van een aan huis verbonden beroep tot een maximum van 70 m².
  2. b. lid 20.5 onder d voor het gebruik van hoofdgebouwen en aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen ten behoeve van een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit tot een maximum van 70 m² en voor zover voorkomend op de lijst in Bijlage 2.

20.7 Sloopvergunning

  1. a. Ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' is het geheel of gedeeltelijk slopen van gebouwen zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning verboden.
  2. b. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
    1. 1. het normale onderhoud betreffen;
    2. 2. die op basis van het voorheen geldende plan niet vergunningplichtig waren en die reeds in uitvoering waren ten tijde van de inwerkingtreding van het plan;
    3. 3. mogen worden uitgevoerd krachtens een ten tijde van de inwerkingtreding van het plan reeds verleende omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk.
  3. c. De in lid a. genoemde vergunning wordt alleen verleend indien:
    1. 1. de bebouwing vanwege ernstige gebreken niet in stand kan worden gehouden of waaraan dermate hoge kosten van herstel zijn verbonden, zonder dat door de overheid een financiële tegemoetkoming kan worden gedaan, dat instandhouding redelijkerwijze niet kan worden gevergd.
    2. 2. de karakteristieke hoofdvorm niet langer aanwezig is en niet zonder ingrijpende wijzigingen aan het gebouw kan worden hersteld en/of
    3. 3. het delen van het gebouw of bijgebouwen betreft die op zichzelf niet als karakteristiek vallen aan te merken en door sloop daarvan geen aantasting van de karakteristieke hoofdvorm plaatsvindt.

Artikel 21 Woongebied - 1

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Woongebied - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. woningen, al dan niet in combinatie met:
    1. 1. aan-huis-verbonden beroepen;
    2. 2. bestaande kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
    3. 3. logies met ontbijt, met dien verstande dat deze functie uitsluitend mag worden uitgeoefend in het hoofdgebouw en ten dienste van deze functie maximaal twee (slaap)kamers voor toeristisch-recreatief nachtverblijf mogen worden gebruikt;
  2. b. wegen, fiets- en voetpaden;
  3. c. groenvoorzieningen;
  4. d. nutsvoorzieningen;
  5. e. parkeervoorzieningen, met dien verstande dat bij vrijstaande en twee-aaneen gebouwde woningen ten minste twee opstelplaatsen voor auto's, niet zijnde garages, op eigen erf naast of achter het hoofdgebouw aanwezig dienen te zijn;
  6. f. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  7. g. additionele voorzieningen, waaronder speelvoorzieningen en bruggen.

21.2 Bouwregels

21.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. de woonsituatie;
  2. b. het straat- en bebouwingsbeeld;
  3. c. de verkeersveiligheid;
  4. d. de sociale veiligheid;
  5. e. de milieusituatie;
  6. f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

21.4 Afwijken van de bouwregels

21.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met dit bestemmingsplan, zoals bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van gronden en bouwwerken voor reclamedoeleinden (waaronder mede begrepen reclamemasten), met uitzondering van een bord met een oppervlakte van ten hoogste 0,75 m² op de gevel van een gebouw, ten behoeve van een op dat perceel gevestigd gebruik;
  2. b. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning;
  3. c. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen ten behoeve van een aan huis verbonden beroep;
  4. d. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsmatige activiteiten, voor zover dit niet uitdrukkelijk op grond van lid 21.1 is toegestaan.

21.6 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  1. a. lid 21.5 onder c voor het gebruik van vrijstaande bijgebouwen ten behoeve van een aan huis verbonden beroep tot een maximum van 70 m².
  2. b. lid 21.1 onder d voor het gebruik van hoofdgebouwen en aan-, uit- en bijgebouwen ten behoeve van een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit tot een maximum van 70 m² en voor zover voorkomend op de lijst in Bijlage 2.

Artikel 22 Woongebied - 2

22.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Woongebied - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. woningen, al dan niet in combinatie met:
    1. 1. aan-huis-verbonden beroepen;
    2. 2. bestaande kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
    3. 3. logies met ontbijt, met dien verstande dat deze functie uitsluitend mag worden uitgeoefend in het hoofdgebouw en ten dienste van deze functie maximaal twee (slaap)kamers voor toeristisch-recreatief nachtverblijf mogen worden gebruikt;
  2. b. wegen, fiets- en voetpaden;
  3. c. groenvoorzieningen;
  4. d. nutsvoorzieningen;
  5. e. parkeervoorzieningen, met dien verstande dat bij vrijstaande woningen ten minste twee opstelplaatsen voor auto's, niet zijnde garages, op eigen erf naast of achter het hoofdgebouw aanwezig dienen te zijn;
  6. f. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  7. g. additionele voorzieningen, waaronder speelvoorzieningen en bruggen.

22.2 Bouwregels

22.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. de woonsituatie;
  2. b. het straat- en bebouwingsbeeld;
  3. c. de verkeersveiligheid;
  4. d. de sociale veiligheid;
  5. e. de milieusituatie;
  6. f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

22.4 Afwijken van de bouwregels

22.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met dit bestemmingsplan, zoals bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van gronden en bouwwerken voor reclamedoeleinden (waaronder mede begrepen reclamemasten), met uitzondering van een bord met een oppervlakte van ten hoogste 0,75 m² op de gevel van een gebouw, ten behoeve van een op dat perceel gevestigd gebruik;
  2. b. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning;
  3. c. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen ten behoeve van een aan huis verbonden beroep;
  4. d. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsmatige activiteiten, voor zover dit niet uitdrukkelijk op grond van lid 22.1 is toegestaan.

22.6 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  1. a. lid 22.5 onder c voor het gebruik van vrijstaande bijgebouwen ten behoeve van een aan huis verbonden beroep tot een maximum van 70 m².
  2. b. lid 22.1 onder d voor het gebruik van hoofdgebouwen en aan-, uit- en bijgebouwen ten behoeve van een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit tot een maximum van 70 m² en voor zover voorkomend op de lijst in Bijlage 2.

Artikel 23 Woongebied - 3

23.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Woongebied - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. woningen, al dan niet in combinatie met:
    1. 1. aan-huis-verbonden beroepen;
    2. 2. bestaande kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
    3. 3. logies met ontbijt, met dien verstande dat deze functie uitsluitend mag worden uitgeoefend in het hoofdgebouw en ten dienste van deze functie maximaal twee (slaap)kamers voor toeristisch-recreatief nachtverblijf mogen worden gebruikt;
  2. b. wegen, fiets- en voetpaden;
  3. c. groenvoorzieningen;
  4. d. nutsvoorzieningen;
  5. e. parkeervoorzieningen, met dien verstande dat bij vrijstaande en twee-aaneen gebouwde woningen ten minste twee opstelplaatsen voor auto's, niet zijnde garages, op eigen erf naast of achter het hoofdgebouw aanwezig dienen te zijn;
  6. f. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  7. g. additionele voorzieningen, waaronder speelvoorzieningen en bruggen.

23.2 Bouwregels

23.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. de woonsituatie;
  2. b. het straat- en bebouwingsbeeld;
  3. c. de verkeersveiligheid;
  4. d. de sociale veiligheid;
  5. e. de milieusituatie;
  6. f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

23.4 Afwijken van de bouwregels

23.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met dit bestemmingsplan, zoals bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van gronden en bouwwerken voor reclamedoeleinden (waaronder mede begrepen reclamemasten), met uitzondering van een bord met een oppervlakte van ten hoogste 0,75 m² op de gevel van een gebouw, ten behoeve van een op dat perceel gevestigd gebruik;
  2. b. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning;
  3. c. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen ten behoeve van een aan huis verbonden beroep;
  4. d. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsmatige activiteiten, voor zover dit niet uitdrukkelijk op grond van lid 23.1 is toegestaan.

23.6 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  1. a. lid 23.5 onder c voor het gebruik van vrijstaande bijgebouwen ten behoeve van een aan huis verbonden beroep tot een maximum van 70 m².
  2. b. lid 23.5 onder d voor het gebruik van hoofdgebouwen en aan-, uit- en bijgebouwen ten behoeve van een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit tot een maximum van 70 m² en voor zover voorkomend op de lijst in Bijlage 2.

Artikel 24 Woongebied - 4

24.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Woongebied - 4' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. woningen, al dan niet in combinatie met:
    1. 1. aan-huis-verbonden beroepen;
    2. 2. bestaande kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
    3. 3. logies met ontbijt, met dien verstande dat deze functie uitsluitend mag worden uitgeoefend in het hoofdgebouw en ten dienste van deze functie maximaal twee (slaap)kamers voor toeristisch-recreatief nachtverblijf mogen worden gebruikt;
  2. b. wegen, fiets- en voetpaden;
  3. c. groenvoorzieningen;
  4. d. nutsvoorzieningen;
  5. e. parkeervoorzieningen, met dien verstande dat bij vrijstaande en twee-aaneen gebouwde woningen ten minste twee opstelplaatsen voor auto's, niet zijnde garages, op eigen erf naast of achter het hoofdgebouw aanwezig dienen te zijn;
  6. f. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  7. g. additionele voorzieningen, waaronder speelvoorzieningen en bruggen.

24.2 Bouwregels

24.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. de woonsituatie;
  2. b. het straat- en bebouwingsbeeld;
  3. c. de verkeersveiligheid;
  4. d. de sociale veiligheid;
  5. e. de milieusituatie;
  6. f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

24.4 Afwijken van de bouwregels

24.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met dit bestemmingsplan, zoals bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van gronden en bouwwerken voor reclamedoeleinden (waaronder mede begrepen reclamemasten), met uitzondering van een bord met een oppervlakte van ten hoogste 0,75 m² op de gevel van een gebouw, ten behoeve van een op dat perceel gevestigd gebruik;
  2. b. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning;
  3. c. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen ten behoeve van een aan huis verbonden beroep;
  4. d. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsmatige activiteiten, voor zover dit niet uitdrukkelijk op grond van lid 24.1 is toegestaan.

24.6 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  1. a. lid 24.5 onder c voor het gebruik van vrijstaande bijgebouwen ten behoeve van een aan huis verbonden beroep tot een maximum van 70 m².
  2. b. lid 24.5 onder c voor het gebruik van hoofdgebouwen en aan-, uit- en bijgebouwen ten behoeve van een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit tot een maximum van 70 m² en voor zover voorkomend op de lijst in Bijlage 2.

Artikel 25 Woongebied - 5

25.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Woongebied - 5' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. woningen, al dan niet in combinatie met:
    1. 1. aan-huis-verbonden beroepen;
    2. 2. bestaande kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
    3. 3. logies met ontbijt, met dien verstande dat deze functie uitsluitend mag worden uitgeoefend in het hoofdgebouw en ten dienste van deze functie maximaal twee (slaap)kamers voor toeristisch-recreatief nachtverblijf mogen worden gebruikt;
  2. b. wegen, fiets- en voetpaden;
  3. c. groenvoorzieningen;
  4. d. nutsvoorzieningen;
  5. e. parkeervoorzieningen, met dien verstande dat bij vrijstaande en twee-aaneen gebouwde woningen ten minste twee opstelplaatsen voor auto's, niet zijnde garages, op eigen erf naast of achter het hoofdgebouw aanwezig dienen te zijn;
  6. f. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  7. g. additionele voorzieningen, waaronder speelvoorzieningen en bruggen.

25.2 Bouwregels

25.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. de woonsituatie;
  2. b. het straat- en bebouwingsbeeld;
  3. c. de verkeersveiligheid;
  4. d. de sociale veiligheid;
  5. e. de milieusituatie;
  6. f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

25.4 Afwijken van de bouwregels

25.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met dit bestemmingsplan, zoals bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van gronden en bouwwerken voor reclamedoeleinden (waaronder mede begrepen reclamemasten), met uitzondering van een bord met een oppervlakte van ten hoogste 0,75 m² op de gevel van een gebouw, ten behoeve van een op dat perceel gevestigd gebruik;
  2. b. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning;
  3. c. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen ten behoeve van een aan huis verbonden beroep;
  4. d. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsmatige activiteiten, voor zover dit niet uitdrukkelijk op grond van lid 25.1 is toegestaan.

25.6 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  1. a. lid 25.5 onder d voor het gebruik van vrijstaande bijgebouwen ten behoeve van een aan huis verbonden beroep tot een maximum van 70 m².
  2. b. lid 25.5 onder e voor het gebruik van hoofdgebouwen en aan-, uit- en bijgebouwen ten behoeve van een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit tot een maximum van 70 m² en voor zover voorkomend op de lijst in Bijlage 2.

Artikel 26 Woongebied - Waterwoningen 1

26.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Woongebied - Waterwoningen 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen in waterwoningen al dan niet in combinatie met:
    1. 1. aan-huis-verbonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
    2. 2. logies met ontbijt, met dien verstande dat deze functie uitsluitend mag worden uitgeoefend in het hoofdgebouw en ten dienste van deze functie maximaal twee (slaap)kamers voor toeristisch-recreatief nachtverblijf mogen worden gebruikt;
  2. b. wegen, fiets- en voetpaden;
  3. c. groenvoorzieningen;
  4. d. nutsvoorzieningen;
  5. e. parkeervoorzieningen;
  6. f. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  7. g. voorzieningen ten behoeve van toekomstige noodwaterberging;
  8. h. additionele voorzieningen, waaronder speelvoorzieningen en bruggen.

26.2 Bouwregels

26.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. de woonsituatie;
  2. b. het straat- en bebouwingsbeeld;
  3. c. de verkeersveiligheid;
  4. d. de sociale veiligheid;
  5. e. de milieusituatie;
  6. f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

26.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met dit bestemmingsplan, zoals bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van het dak van de hoogste verdieping van waterwoningen als terras;
  2. b. het gebruik van drijvende terrassen met een groter oppervlak of andere afmetingen dan is toegestaan volgens de bouwregels, dan wel een verleende afwijking als bedoeld in lid 26.5.1;
  3. c. het gebruik van openbare terreinen (kade) voor privé-woondoeleinden zoals terrassen, opslag of speelvoorzieningen met bijbehorende bouwwerken;
  4. d. het gebruik van gronden ten behoeve van ligplaatsen voor varende schepen met een verblijfsfunctie en bedrijfsschepen.

26.5 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 27 Woongebied - Waterwoningen 2

27.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Woongebied - Waterwoningen 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen in waterwoningen in met riet begroeide water- en/of oevergebieden, al dan niet in combinatie met:
    1. 1. aan-huis-verbonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten
    2. 2. logies met ontbijt, met dien verstande dat deze functie uitsluitend mag worden uitgeoefend in het hoofdgebouw en ten dienste van deze functie maximaal twee (slaap)kamers voor toeristisch-recreatief nachtverblijf mogen worden gebruikt;
  2. b. wegen, fiets- en voetpaden;
  3. c. groenvoorzieningen;
  4. d. nutsvoorzieningen;
  5. e. parkeervoorzieningen;
  6. f. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  7. g. voorzieningen ten behoeve van toekomstige noodwaterberging;
  8. h. additionele voorzieningen, waaronder speelvoorzieningen en bruggen.

27.2 Bouwregels

27.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. de woonsituatie;
  2. b. het straat- en bebouwingsbeeld;
  3. c. de verkeersveiligheid;
  4. d. de sociale veiligheid;
  5. e. de milieusituatie;
  6. f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

27.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met dit bestemmingsplan, zoals bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van het dak van de hoogste verdieping van waterwoningen als terras;
  2. b. het gebruik van openbare terreinen (kade) voor privé-woondoeleinden zoals terrassen, opslag of speelvoorzieningen met bijbehorende bouwwerken, met uitzondering van de in lid 27.2.2 genoemde bijgebouwen;
  3. c. het gebruik van gronden ten behoeve van ligplaatsen voor varende schepen met een verblijfsfunctie en bedrijfsschepen.

Artikel 28 Woongebied - Uit Te Werken

28.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Woongebied - Uit te werken' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen;
  2. b. woon-werkcombinaties;
  3. c. natuurdoeleinden (waaronder agrarisch medegebruik);
  4. d. water en waterhuishoudkundige doeleinden, exclusief noodwaterberging;
  5. e. voorzieningen ten behoeve van toekomstige noodwaterberging;
  6. f. verkeers- en verblijfsdoeleinden ten behoeve van de ontsluitingswegen;
  7. g. maatschappelijke voorzieningen;
  8. h. bedrijfsdoeleinden uitgezonderd risicovolle inrichtingen, waaronder worden verstaan bedrijven als genoemd in categorie 1 en 2 van de lijst van bedrijven zoals opgenomen in Bijlage 1, dan wel bedrijven die naar aard en omvang gelijk te stellen zijn met de aangegeven categorieën;
  9. i. detailhandel, met uitzondering van volumineuze detailhandel;
  10. j. dienstverlening;
  11. k. horecabedrijven van categorie 1,2, 3 en 5;
  12. l. cultuurgrond;
  13. m. recreatieve doeleinden;
  14. n. groenvoorzieningen;
  15. o. sportdoeleinden;
  16. p. geluidsreducerende maatregelen;

met de daarbij behorende additionele voorzieningen.

28.2 Uitwerkingsregels

Burgemeester en wethouders werken de bestemming uit met inachtneming van de volgende regels:

28.3 Bouwregels

28.4 Specifieke gebruiksregels

Artikel 29 Leiding - Gas

29.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg, de instandhouding en bescherming van aardgastransportleidingen.

29.2 Bouwregels

Er zijn wat de bebouwing betreft, in afwijking van de regels bij de andere voorkomende bestemming(en), uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde toegestaan ten behoeve van de aardgastransportleidingen tot een maximale bouwhoogte van 3 meter met uitzondering van bestaande bouwwerken.

29.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 29.2 ten behoeve van de bouw van in de andere bestemming(en) genoemde bouwwerken, geen gebouw zijnde, na voorafgaand schriftelijk advies van de betreffende leidingbeheerder en mits geen afbreuk wordt gedaan aan het veilig en doelmatig functioneren van de aardgastransportleiding.

29.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

29.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen door de bestemming 'Leiding - Gas' te verwijderen indien de gasleiding niet meer aanwezig of in werking is.

Artikel 30 Leiding - Riool

30.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg, de instandhouding en bescherming van ondergrondse rioolleidingen.

30.2 Bouwregels

Er zijn wat de bebouwing betreft, in afwijking van de regels bij de andere voorkomende bestemming(en), uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde toegestaan ten behoeve van de rioolleiding tot een maximale bouwhoogte van 3 meter, met uitzondering van bestaande bouwwerken.

30.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 30.2 ten behoeve van de bouw van in de andere bestemming(en) genoemde bouwwerken, geen gebouw zijnde, na voorafgaand schriftelijk advies van de betreffende leidingbeheerder en mits geen afbreuk wordt gedaan aan het veilig en doelmatig functioneren van de rioolleiding.

30.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen door de bestemming 'Leiding - Riool' te verwijderen indien de rioolpersleiding niet meer aanwezig of in werking is.

Artikel 31 Waarde - Archeologie 1

31.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 1' aangewezen gronden zijn, naast het bepaalde in de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen, bestemd voor het behoud van archeologische waarden.

31.2 Bouwregels

  1. a. Voor het bouwen van bouwwerken met een grotere oppervlakte dan 50 m2 en een grotere diepte dan 0,3 meter beneden maaiveld, waarvoor een omgevingsvergunning is vereist, geldt dat deze uitsluitend mogen worden gebouwd nadat de aanvrager een archeologisch rapport heeft overlegd waaruit blijkt dat geen archeologische waarden aangetroffen zijn danwel dat geen archeologische waarden verwacht worden. Indien archeologische waarden worden aangetroffen, dient een advies te worden ingewonnen ten aanzien van de voorgenomen werken bij een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.
  2. b. In afwijking van het gestelde onder a geldt ter plaatse van de aanduiding 'archeologische waarden' een afwijkende diepte, namelijk 1,50 meter beneden maaiveld en zolang de natuurlijke bodem niet wordt bereikt,
  3. c. Ter plaatse van de aanduiding 'archeologische waarden' is het slaan van heipalen toegestaan of met de aard hiervan samenhangende werkzaamheden.

31.3 Afwijken van de bouwregels

31.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

31.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen door de bestemming 'Waarde - Archeologie 1' te verwijderen indien op basis van archeologisch onderzoek door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

Artikel 32 Waarde - Archeologie 2

32.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, naast het bepaalde in de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen, bestemd voor het behoud van archeologische waarden.

32.2 Bouwregels

  1. a. Voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 200 m² en een grotere diepte dan 0,3 meter beneden het maaiveld moet aanvrager, alvorens een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt verleend, een rapport van een archeologisch deskundige overleggen waarin naar het oordeel van het bevoegd gezag:
    1. 1. de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld; en
    2. 2. in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.
  2. b. In afwijking van het bepaalde onder a behoeft aanvrager geen rapport te overleggen als naar het oordeel van het bevoegd gezag:
    1. 1. reeds voldoende informatie beschikbaar is over de archeologische waarden die zich in de bodem bevinden; en
  3. c. behoud en/of documentatie van die waarden niet noodzakelijk is. Indien uit het rapport of de informatie als bedoeld in sub a blijkt dat door het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen archeologische waarden kunnen worden verstoord, kunnen aan de omgevingsvergunning voor het bouwen één of meerdere van de volgende voorwaarden worden verbonden:
    1. 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem worden behouden;
    2. 2. de verplichting tot het doen van onderzoek door middel van opgravingen;
    3. 3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan bij de vergunning te stellen kwalificaties.

32.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

32.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen door de bestemming 'Waarde - Archeologie 2' te verwijderen indien op basis van archeologisch onderzoek door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

Artikel 33 Waarde - Groene Linten

33.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Groene linten' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • de bescherming van de wegbeplanting.

33.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 34 Waterstaat - Waterkering

34.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor waterkering.

34.2 Bouwregels

Er zijn wat de bebouwing betreft, in afwijking van de regels bij de andere voorkomende bestemming(en), uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan ten behoeve van waterkering, tenzij het bestaande bouwwerken betreft en bouwwerken die zijn toegestaan in de bestemming Water - 1.

34.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 34.2 ten behoeve van de bouw van in de andere bestemming(en) genoemde bouwwerken geen gebouw zijnde, na voorafgaand overleg met de betreffende waterbeheerder en mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het veilig en doelmatig functioneren van de waterkering.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 35 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 36 Algemene Bouwregels

36.1 Bestaande afwijkingen

Bestaande afwijkingen ten opzichte van het bepaalde in Hoofdstuk 2 en Artikel 38 zijn toegestaan.

36.2 Woningsplitsing

36.3 Parkeren

36.4 Ruimte tussen bouwwerken

  1. 1. De zijdelingse begrenzing van een bouwwerk moet ten opzichte van de zijdelingse grens van het erf zodanig zijn gelegen dat tussen dat bouwwerk en de op het aangrenzende erf aanwezige bebouwing geen tussenruimten ontstaan die:
    a. vanaf de hoogte van het erf tot 2,2 meter daarboven minder dan 1 meter breed zijn;
    b. niet toegankelijk zijn.
  2. 2. In afwijking van het bepaalde onder 1.a mogen de hoogte en breedte kleiner zijn, mits er voldoende mogelijkheid aanwezig is voor reiniging en onderhoud van de vrij te laten ruimte.

Artikel 37 Algemene Gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met dit bestemmingsplan, zoals bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor de uitoefening van een seksinrichting;
  2. b. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor de opslag van aan hun gebruik onttrokken voer-, vaar- of vliegtuigen, werktuigen of machines of onderdelen daarvan, verpakkingsmaterialen, schroot- en afbraak- en bouwmaterialen, bagger en grondspecie, afval, puin, grind of brandstoffen, anders dan in verband met het normale onderhoud of ter verwezenlijking van de bestemming;
  3. c. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor de uitoefening van een automaten / amusementshal;
  4. d. het wonen in een verplaatsbaar gebouw;
  5. e. het gebruik van een bestaande woning als meer dan één zelfstandige woning.

Artikel 38 Algemene Aanduidingsregels

38.1 geluidzone - industrie

  1. a. Ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie' mogen in afwijking van Hoofdstuk 2 geen nieuwe woningen worden gebouwd, geluidsgevoelige ruimtes worden ingericht of gronden in gebruik worden genomen waardoor die aangemerkt kunnen worden als een geluidsgevoelig object, tenzij:
    1. 1. de geluidsgevoelige ruimten binnen de contouren van een bestaand woongebouw of hoofdgebouw of de contouren van bestaande geluidsgevoelige ruimten in een ander geluidsgevoelig object worden gerealiseerd of;
    2. 2. de geluidsbelasting vanwege een industrieterrein op de gevels van de woning of de geluidsgevoelige ruimte niet hoger zal zijn dan geldende voorkeursgrenswaarde of;
    3. 3. de geluidsbelasting vanwege een gezoneerd industrieterrein op de gevels van de woning of de geluidsgevoelige ruimte niet hoger zal zijn dan een vastgestelde hogere grenswaarde of Maximaal Toelaatbare Gevelbelasting.
  2. b. Het bevoegd gezag is bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen voor het afwijken van sub a ten behoeve van de bouw of uitbreiding van een woning of ander geluidsgevoelig object, met inachtneming van het volgende:
    1. 1. de geluidsbelasting op de gevels van geluidsgevoelige objecten zal niet hoger worden dan een vastgestelde hogere grenswaarde.

38.2 geluidzone - weg 1

  1. a. Voor een woning of geluidsgevoelig object ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - weg 1' is op de gevel een geluidsbelasting van 53 dB van toepassing vanwege het gemotoriseerd wegverkeer.
  2. b. Ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - weg 1' mogen geluidsgevoelige objecten pas in gebruik worden genomen als wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde dan wel een vastgestelde hogere grenswaarde.
  3. c. Deze regels zijn niet van toepassing op bestaande geluidsgevoelige objecten of geluidsgevoelige objecten waarvoor een omgevingsvergunning voor het bouwen is verleend.
  4. d. Het bevoegd gezag is bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen voor het afwijken van sub a ten behoeve van een lagere geluidsbelasting op de gevel van een woning of geluidsgevoelig object indien hiervoor een nader akoestisch onderzoek heeft plaatsgevonden waaruit blijkt dat de waarde lager kan zijn.

38.3 geluidzone - weg 2

  1. a. Voor een woning of geluidsgevoelig object ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - weg 2' is op de gevel een geluidsbelasting van 58 dB van toepassing vanwege het gemotoriseerd wegverkeer.
  2. b. Ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - weg 2' mogen geluidsgevoelige objecten pas in gebruik worden genomen als wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde dan wel een vastgestelde hogere grenswaarde.
  3. c. Deze regels zijn niet van toepassing op bestaande geluidsgevoelige objecten of geluidsgevoelige objecten waarvoor een omgevingsvergunning voor het bouwen is verleend.
  4. d. Het bevoegd gezag is bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen voor het afwijken van sub a ten behoeve van een lagere geluidsbelasting op de gevel van een woning of geluidsgevoelig object indien hiervoor een nader akoestisch onderzoek heeft plaatsgevonden waaruit blijkt dat de waarde lager kan zijn.

38.4 milieuzone

De functie van de aanduiding 'milieuzone' is het tegengaan van een te grote stank-, stof- of geluidhinder of een gevaaraspect vanwege een hinderveroorzakende inrichting voor een hindergevoelig object of hindergevoelige functie.

38.5 vrijwaringszone - vaarweg

  1. a. Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - vaarweg' zijn de gronden tevens bestemd voor de bescherming van het doelmatig en veilig functioneren van de vaarweg.
  2. b. Er zijn wat de bebouwing betreft, in afwijking van het bepaalde in de overige bestemmingsregels, uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde, toegestaan voor de vaarweg. Deze regel is niet van toepassing op bestaande bouwwerken.
  3. c. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in sub b voor de bouw van bouwwerken overeenkomstig de regels van de andere bij dit plan aangewezen bestemmingen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het veilig en doelmatig functioneren van de vaarweg en voorafgaand overleg met de vaarwegbeheerder heeft plaatsgevonden.

Artikel 39 Algemene Afwijkingsregels

39.1 Afwijkingsbevoegdheid

Voor zover zulks niet op grond van een andere bepaling van de regels kan worden toegestaan, kunnen burgemeester en wethouders bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels van het plan:

  1. a. van de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot maximaal 10% van die maten, afmetingen en percentages en/of van de bij recht in de regels en/of op de verbeelding gegeven maten en afmetingen tot maximaal 1 meter;
  2. b. voor aanpassing in geringe mate van het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
  3. c. de bouwhoogte van gebouwen in verband met een hoger peil:
    1. 1. met maximaal 1 meter;
    2. 2. teneinde de hoogte van de begane grondvloer in overeenstemming te brengen met omringende bebouwing;
    3. 3. teneinde voldoende drooglegging te creëren ten opzichte van de grondwaterspiegel;
  4. d. de maten en eigenschappen van gebouwen en bouwwerken:
    1. 1. ten behoeve van de onderlinge architectonische afstemming van op hetzelfde bouwperceel gelegen gebouwen, mits:
      • de bouwhoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen niet meer gaat bedragen dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw;
      • de voor gebouwen toegestane oppervlakte met niet meer dan 15% wordt overschreden;
    2. 2. ten behoeve van een welstandstechnisch beter verantwoord gebouw of gebouwenensemble, indien:
      • zonder de afwijking niet of moeilijk aan redelijke eisen van welstand zou kunnen worden voldaan;
      • de bouwhoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen niet meer gaat bedragen dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw;
      • de voor gebouwen toegestane oppervlakte met maximaal 15% wordt overschreden;
  5. e. voor overschrijding van de bouw- en/of maatvoeringsgrenzen:
    1. indien een meetverschil of de situatie ter plekke daartoe aanleiding geeft;
    2. ten behoeve van stoepen, toegangen, portieken, hellingbanen, buitentrappen, terrassen, erkers, balkons, luifels, hijsinrichtingen, lift- en trappenhuizen alsmede naar de aard vergelijkbare delen van bouwwerken;
  6. f. voor overschrijding van de bouwhoogte van gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers, lichtkappen en buitentrappen, mits:
    1. de oppervlakte van de vergroting maximaal 25 m² bedraagt;
    2. deze bouwhoogte met maximaal 25% wordt overschreden;
  7. g. een minimale afstand van aan- en uitbouwen en bijgebouwen en overkappingen tot het voorerf ten behoeve van het bouwen dichterbij of op het voorerf;
  8. h. een voorgeschreven afstandsmaat ten opzichte van de zijdelingse en achterste perceelgrens ten behoeve van het bouwen tot op de perceel-grens, mits:
    1. 1. zich op het perceel geen andere reële mogelijkheden voordoen of de strijdigheid voortkomt uit een afwijkende vorm van het bouwperceel;
    2. 2. de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad;
  9. i. voor het oprichten van kleine, niet voor bewoning bestemde, gebouwtjes voor zakelijke doeleinden, zoals kiosken en naar aard en omvang daarmee gelijk te stellen gebouwtjes, met een maximale inhoud van 50 m3;
  10. j. voor het oprichten van bouwwerken van openbaar nut, zoals abri's, telefooncellen, transformatorhuisjes, gasreduceerstations en daarmee gelijk te stellen bouwwerken met een maximale inhoud van 200 m3;
  11. k. voor het oprichten van containers voor het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen, als bedoeld in artikel 1.1., eerste lid, Wet milieubeheer, met een maximale inhoud van 200 m3, met dien verstande dat voor ondergrondse containers geen maatvoeringsbeperkingen gelden;
  12. l. voor het realiseren van voorzieningen ten behoeve van de verkeers- en waterinfrastructuur;
  13. m. het realiseren van visstoepen, te-water-laatplaatsen voor vaartuigen, waterinnamepunten ten behoeve van brandweer en landbouw en daarmee gelijk te stellen voorzieningen;
  14. n. voor het bouwen van een collector voor warmteopwekking of een paneel voor elektriciteitsopwekking op een dak van een bouwwerk;
  15. o. voor het oprichten van bouwwerken, geen gebouw zijnde, zoals vlaggenmasten, reclame-uitingen tot een maximale bouwhoogte van 6 meter, gedenktekens, beeldhouwwerken en andere kunstuitingen;
  16. p. voor het innemen van een standplaats voor straathandel;
  17. q. voor het oprichten van geluidwerende voorzieningen met een bouwhoogte van maximaal 4 meter;
  18. r. voor overschrijding van de toegestane bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot maximaal 10 meter vanaf peil, met dien verstande dat voor reclame-uitingen een maximale bouwhoogte van 6 meter geldt;
  19. s. voor overschrijding van de toegestane bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten, tot maximaal 40 meter vanaf peil;
  20. t. het houden van terugkerende strijdige evenementen, onder de volgende voorwaarden:
    1. 1. een evenement mag per keer niet langer duren dan 2 weken;
    2. 2. op een locatie mogen ten hoogste 6 evenementen per kalenderjaar plaatsvinden, met een gezamenlijke duur van niet meer dan 30 dagen;
    3. 3. de opbouw en de afbraak van eventuele tijdelijke bouwwerken ten behoeve van een evenement moet plaatsvinden in een periode van niet meer dan 30 dagen;
    4. 4. het evenement mag niet tot gevolg hebben dat de gronden en/of opstallen na afloop van het evenement ongeschikt zijn voor gebruik conform de geldende bestemming;

39.2 Voorwaarden voor afwijken

Afwijken van de regels met toepassing van lid 39.1 is slechts mogelijk, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  1. a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. b. de woonsituatie;
  3. c. de verkeersveiligheid;
  4. d. de sociale veiligheid;
  5. e. de milieusituatie;
  6. f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 40 Overgangsrecht

40.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. 2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  3. 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

40.2 Overgangsrecht gebruik

  1. 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 41 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Meerstad-Midden West.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding En Doel

Ten oosten van de stad Groningen wordt Meerstad ontwikkeld, een nieuw woongebied in een recreatief groen- en waterrijk landschap.

De eerste wijk van Meerstad, Meeroevers, is nagenoeg gereed. Ook is een groot deel van het Woldmeer aangelegd met een vaarverbinding naar het Slochterdiep. Momenteel is de tweede wijk van Meerstad, Tersluis, volop in ontwikkeling. Voor Meeroevers en Tersluis zijn verschillende uitwerkingsplannen vastgesteld op basis van het bestemmingsplan Meerstad-Midden 2007.

Het bestemmingsplan Meerstad-Midden is eind 2007 vastgesteld door de raden van de gemeenten Groningen en Slochteren en is in september 2008 door Gedeputeerde Staten van Groningen goedgekeurd. Voor het plangebied Meerstad-Midden is een nieuw bestemmingsplan nodig, omdat de plannen voor dit gebied binnenkort niet meer actueel zijn. De Wet ruimtelijke ordening kent de plicht om bestemmingsplannen eens in de 10 jaar te actualiseren.

Dit bestemmingsplan geeft een actuele en eenduidige juridisch-planologische regeling voor het westelijk deel van Meerstad-Midden, bestaande uit de gebieden Meeroevers, Achter Klein Harkstede, Tersluis, Sluis-Oost en een groot deel van het Woldmeer (zie ook paragraaf 1.2 voor de begrenzing van het plangebied). Dit plan legt in eerste instantie de inmiddels ontwikkelde situatie vast en geeft daarnaast een regeling voor de nog te ontwikkelen delen van dit gebied. Daarnaast is een aantal gewijzigde inzichten verwerkt die zijn ontstaan sinds de vaststelling van het bestemmingsplan in 2007.

1.2 Begrenzing Plangebied

Het bestemmingsplan heeft betrekking op het westelijke deel van het gebied Meerstad-Midden, waarvoor in 2007 een bestemmingsplan is vastgesteld. Dit is het deel waar in de komende 10 jaar realisatie van woningen aan de orde is. Actualisatie van het plandeel Meerstad-Midden Oost vindt in een later stadium plaats.

Het plangebied Meerstad-Midden West wordt globaal begrensd door de Hoofdweg aan de zuidwestzijde, het Eemskanaal aan de noordwestzijde, het Slochterdiep aan de noordzijde en de Harksteder Broeklanden aan de noordoostzijde. Aan de zuidzijde wordt de grens deels gevormd door de hoogspanningsverbinding met omliggende vrijwaringszones. Binnen deze grenzen liggen Meeroevers, Achter-Klein Harkstede, Tersluis, Sluis-Oost en een groot deel van het Woldmeer. De school in Meeroevers aan de zuidoostzijde maakt deel uit van het plangebied. Het plandeel De Wierden ligt buiten het plangebied, omdat hier in de komende jaren nog geen woningbouw aan de orde is. De camping maakt geen deel uit van het plangebied omdat hiervoor een apart planologische traject wordt doorlopen. De plangrens is aangegeven in de volgende figuur.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP568MeerstadMidW-vg01_0001.jpg"

De begrenzing van het plangebied

1.3 Voorgeschiedenis En Geldend Bestemmingsplan

Het plan voor Meerstad heeft al een lange voorgeschiedenis. De ontwikkeling is gestart met het vaststellen van een Masterplan (zie paragraaf 2.3). Daarna zijn voor verschillende deelgebieden bestemmingsplannen en uitwerkingsplannen vastgesteld en mer-procedures doorlopen. Voor een goed begrip van het huidige plan wordt hierna kort de voorgeschiedenis geschetst. Voor een uitgebreider overzicht van de doelstellingen en ambities van de ontwikkeling van Meerstad als geheel wordt verwezen naar de eerdere milieueffectrapportages en bestemmingsplannen.

1.3.1 Planologische regelingen

Bestemmingsplan Meerstad-Midden (2007)

Het bestemmingsplan Meerstad-Midden is het eerste bestemmingsplan dat een deel van de ontwikkeling van Meerstad mogelijk maakt. Bij vaststelling in 2007 heeft het betrekking op het grondgebied van de gemeenten Slochteren en Groningen en bestaat daarmee eigenlijk uit twee bestemmingsplannen (voor iedere gemeente een bestemmingsplan). In het bestemmingsplan Meerstad-Midden is het Masterplan Meerstad geconcretiseerd voor het middengebied van Meerstad. Het bestemmingsplan is globaal en beoogt flexibel te zijn waardoor ruimte behouden blijft om in te spelen op onvoorziene ontwikkelingen. Een groot deel van het plangebied van Meerstad-Midden heeft daarom een uit te werken bestemming gekregen. Een aantal onderdelen heeft wel een gedetailleerde bestemming gekregen, waaronder het Woldmeer. Hierdoor is de realisatie van het meer, één van de kernwaarden van Meerstad, zeker gesteld. Voor dit bestemmingsplan is een MER opgesteld, waarin ook de totale ontgronding van het meer van 600 hectare is meegenomen.

Het bestemmingsplan Meerstad-Midden is eind 2007 door de gemeenteraden van Slochteren en Groningen vastgesteld. In de volgende figuur is de kaart van dit bestemmingsplan weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP568MeerstadMidW-vg01_0002.png"

Bestemmingsplankaart Meerstad-Midden

Partiële herzieningen

In 2011 is een eerste partiële herziening van het bestemmingsplan vastgesteld. Hierin zijn enkele planologisch-technische zaken verbeterd. In 2015 is een tweede partiële herziening van het bestemmingsplan vastgesteld. Hierin zijn de uitwerkingsregels op één onderdeel aangepast. Dit betrof de verhoging van de maximale grenswaarde voor geluid voor nieuw te bouwen woningen van 53 dB naar 58 dB. Hierdoor ontstaan nabij ontsluitingswegen meer bouwmogelijkheden.

Uitwerkingsplannen

Op basis van het bestemmingsplan Meerstad-Midden zijn diverse uitwerkingsplannen opgesteld. In deze uitwerkingsplannen zijn de globale bestemmingen uit het bestemmingsplan nader geconcretiseerd. Hierna volgt een overzicht gegeven van de geldende regelingen.

Geldende bestemmingsplannen

In het plangebied zijn de volgende juridisch-planologische regelingen van toepassing:

  • het bestemmingsplan Meerstad-Midden (vastgesteld 2007);
  • het bestemmingsplan Meerstad-Midden, partiële herziening 2011;
  • het bestemmingsplan Meerstad-Midden, partiële herziening 2015;
  • uitwerkingsplan Meeroevers I (op 28 september 2010 in werking getreden);
  • uitwerkingsplan Meeroevers II/a (op 6 december 2011 in werking getreden);
  • uitwerkingsplan voor een tijdelijke school in Meeroevers (in werking getreden 13 maart 2012);
  • uitwerkingsplan voor de Hoofdweg 189 (in werking getreden 26 oktober 2012);
  • uitwerkingsplan Meeroevers I, correctie verbeelding waterwoningen (in werking getreden 15 maart 2013);
  • uitwerkingsplan vaarverbinding Woldmeer-Slochterdiep (in werking getreden 19 april 2013);
  • uitwerkingsplan Meeroevers II/b vlek 14 (in werking getreden 15 maart 2013);
  • uitwerkingsplan Meeroevers II/b vlek 15 en 16 (in werking getreden op 19 december 2013);
  • uitwerkingsplan Meeroevers IIb, vlek 16b herziening (vastgesteld 16 februari 2016, in werking getreden) en bestemmingsplan Meerstad-Midden, Meeroevers II/b, uitbreiding vlek 16b (vastgesteld 2 juni 2016, in werking getreden)
  • uitwerkingsplan Meeroevers III, vlek 17-19 (in werking getreden op 18 december 2015);
  • uitwerkingsplan Tersluis (vastgesteld 17 maart 2016);
  • facetherziening Parkeren (vastgesteld 8 juni 2016).

Dit bestemmingsplan vervangt deze geldende regelingen. De geldende regelingen zijn echter wel een belangrijk uitgangspunt voor de regeling van dit bestemmingsplan. Ook is dit nieuwe bestemmingsplan opgesteld conform de nu geldende standaarden, de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2012 (SVBP 2012) en is het aangesloten op het handboek van de gemeente Groningen.

Overdracht naar gemeente Groningen

Voorheen was het plangebied nog deels grondgebied van de gemeente Slochteren en deels grondgebied van de gemeente Groningen. Per 1 januari 2017 is een grenscorrectie doorgevoerd en is Meerstad-Midden West volledig grondgebied van de gemeente Groningen. De consequentie daarvan is dat dit bestemmingsplan door de gemeenteraad van Groningen wordt vastgesteld (zie ook hoofdstuk7). De uitgangspunten voor de ontwikkeling van Meerstad-Midden West blijven ongewijzigd.

1.3.2 Milieueffectrapportages

Milieueffectrapporten

Er zijn in het verleden verschillende MER-studies uitgevoerd, waarin de milieueffecten uitgebreid zijn onderzocht:

  • Milieueffectrapport Masterplan Meerstad Groningen, Grontmij, juli 2003;
  • Milieueffectrapport en Strategische Milieubeoordeling Bestemmingsplan Meerstad, Grontmij, 1 februari 2006;
  • Milieueffectrapport Meerstad Deelplan 1, Grontmij, 5 juni 2007;
  • Milieueffectrapport Ijsbaanlocatie en Heikikkercompensatiegebied (Meerstad), Grontmij, april 2008.

Op basis van deze milieueffectrapportages zijn in het verleden goed afgewogen keuzes gemaakt over de locatie en inrichting van het Meerstadgebied. Alle vier milieueffectrapportages hebben een positief toetsingsadvies van de Commissie mer gekregen, wat betekent dat de rapporten voldoende milieuinformatie bevatten om de besluitvorming over het plan af te ronden.

Nieuwe mer-procedure

Voor dit nieuwe bestemmingsplan Meerstad-Midden West is opnieuw de procedure voor milieueffectrapportage doorlopen. Op 27 oktober 2016 is een Notitie Reikwijdte en Detailniveau (NRD) ter inzage gelegd. Op 29 november 2016 heeft de Commissie mer de locatie bezocht en op 20 december 2016 een advies gegeven over de reikwijdte en het detailniveau van het MER. Vanaf 9 maart 2017 heeft het MER ter inzage gelegen. Op 27 april 2017 heeft de Commissie mer een positief advies gegeven over het MER.

De milieueffectrapportage is bedoeld om milieuinformatie te verzamelen, zodat een afgewogen besluit kan worden genomen over de vaststelling van het bestemmingsplan. Het MER is samen met het voorontwerpbestemmingsplan ter inzage gelegd en is bij de vaststelling samen met het bestemmingsplan aangeboden aan de gemeenteraad. De resultaten van het MER worden verwerkt in hoofdstuk 4 van deze toelichting.

1.3.3 Ruimtelijk traject

Ontwikkelstrategie (2011)

Na de vaststelling van het bestemmingsplan Meerstad-Midden in 2007 heeft Bureau Meerstad in 2011 een herijkte ontwikkelstrategie “Het Verhaal van Meerstad” opgesteld. Hierin wordt stilgestaan bij de gevolgen van de sterk veranderde economische situatie op de ontwikkeling van Meerstad. Meerstad krijgt meer het karakter van een organische gebiedsontwikkeling. In het volgende kader is de ontwikkelstrategie uit 2011 samengevat.

De ontwikkelstrategie
Uitgangspunt van de herijkte ontwikkelstrategie is om elke kleine en grotere stap in de ontwikkeling van Meerstad zo uit te voeren, dat die stap op zichzelf al de moeite waard is. We denken dus niet meer in eindbeelden van waaruit we terug redeneren om te bepalen wat we vandaag of morgen moeten doen. Neen, we denken vanuit het nu en grijpen de kansen die zich morgen voordoen aan om Meerstad door te ontwikkelen. Meerstad zal als gevolg daarvan meer organisch ontwikkeld worden. Dit betekent niet dat er geen plan en geen richting meer is. Integendeel, voor het succes van Meerstad is het van groot belang dat er substantieel wordt geïnvesteerd in een planstructuur die voorziet in de aansluiting op vaarroutes, in een goede en aantrekkelijke verbinding met de stad en in de verwezenlijking van één van de unieke elementen van Meerstad: leven in het groen en in de natuur.

Meeroevers

De ontwikkeling van Meerstad-Midden heeft tot nu toe vooral betrekking gehad op de wijk Meeroevers. In dit deelgebied konden meteen uiteenlopende woonmilieus worden gerealiseerd, die op korte afstand van de stad Groningen zijn gelegen. Daarnaast kon de ambitie om de eerste voorzieningen te ontwikkelen hier gestalte krijgen. Meeroevers is op dit moment grotendeels uitgegeven. Daarom is in 2015 gestart met de voorbereiding van de nieuwe wijk Tersluis.

Ontwikkelstrategie Tersluis (2015)

In 2015 is de ontwikkelstrategie uit 2011 nader uitgewerkt voor het westelijk deel van Meerstad-Midden (Meerstad-Midden West). Na afweging van verschillende mogelijkheden is gekozen om na Meeroevers het deelgebied Tersluis te ontwikkelen. Tersluis ligt op de noordelijke oever van het Woldmeer, nabij de sluis tussen het Woldmeer en het Slochterdiep, zie de volgende figuur. In het gebied is ruimte voor de realisatie van circa 450 woningen. Aan de westzijde grenst het gebied aan de uitloper van het Wijkpark met ligplaatsen voor de pleziervaart en een horecavoorziening. De realisatie van het deelgebied Tersluis is in 2016 van start gegaan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP568MeerstadMidW-vg01_0003.png"

Impressie Tersluis (rechts in kaartbeeld de sluis tussen Woldmeer en Slochterdiep)

1.4 Leeswijzer

In deze toelichting wordt na dit inleidende hoofdstuk in hoofdstuk 2 ingegaan op het beleidskader. In hoofdstuk 3 wordt aandacht besteed aan de ruimtelijke en functionele uitgangspunten van het plan door een beschrijving van de beoogde ontwikkeling. Hoofdstuk 4 bevat een overzicht van de randvoorwaarden en omgevingsaspecten waar rekening mee is gehouden. Hoofdstuk 5 geeft een toelichting op de verbeelding en planregels van het bestemmingsplan. In hoofdstuk 6 wordt ingegaan op de manier waarop overlegpartners, omwonenden en belanghebbenden bij de voorbereiding van het plan worden betrokken. Hoofdstuk 7 gaat in op de economische uitvoerbaarheid en exploitatie van het plan.

Hoofdstuk 2 Beleidskader

Dit hoofdstuk beschrijft het voor Meerstad-Midden West van belang zijnde beleidskader. Daarbij wordt een samenvatting gegeven van de kaders van het beleid en wordt aangegeven hoe het beleid uitgangspunten geeft voor dit bestemmingsplan. Het beleid wordt vanuit rijks-, provinciaal en gemeentelijk niveau benaderd.

2.1 Rijksbeleid

2.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)

Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte vastgesteld door de Minister van Infrastructuur en Milieu. Met deze visie is het roer omgezet in het nationale ruimtelijke beleid. Het Rijk kiest voor een selectieve inzet van het rijksbeleid op 14 nationale belangen. Buiten deze belangen hebben decentrale overheden als Provincies en Gemeenten ruimte voor een eigen beleid.

Op basis van de SVIR wordt het volgende geconstateerd:

  • Het plangebied ligt binnen de stedelijke regio Groningen.
  • Het Eemskanaal is aangewezen als hoofdvaarweg;
  • De snelweg A7 is aangewezen als hoofdweg.

Het bestemmingsplan raakt daarmee aan het Nationaal belang 7: "het instandhouden van het hoofdnet van wegen, spoorwegen en vaarwegen om het functioneren van het mobiliteitssysteem te waarborgen". De reserveringszones rond de genoemde hoofdvaarweg en hoofdweg liggen echter niet over het plangebied heen en het functioneren van het hoofdwegen- en hoofdvaarwegensysteem wordt niet belemmerd door de ontwikkeling van Meerstad. Zodoende wordt geconstateerd dat het Rijksbeleid uit de SVIR de vaststelling van het bestemmingsplan niet in de weg staat en hiervoor geen uitgangspunten geeft.

2.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) stelt juridische regels voor de nationale belangen die worden genoemd in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte. In de Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (Rarro) worden deze regels nader uitgewerkt. Op basis van het Barro en de Rarro wordt geconstateerd dat het plangebied in een zone ter bescherming van radarstations Leeuwarden en Wier ligt.

Voor deze radarstations moet rekening worden gehouden met een maximale bouwhoogte van 95 meter en 89 meter. In het plangebied is geen sprake van bebouwing die deze bouwhoogte haalt. Het Barro en de Rarro staan de vaststelling van het bestemmingsplan niet in de weg en geven hiervoor geen uitgangspunten.

2.1.3 Ladder voor duurzame verstedelijking

Om zorgvuldig ruimtegebruik te stimuleren is in het Besluit ruimtelijke ordening de ladder voor duurzame verstedelijking opgenomen (artikel 3.1.6 lid 2).

Voor binnenstedelijke projecten moet de behoefte in de relevante regio worden beschreven. Voor een stedelijke ontwikkeling buiten bestaand stedelijk gebied moet worden gemotiveerd waarom deze niet binnen bestaand stedelijk gebied wordt gerealiseerd.

In de algemene bepalingen van het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 1.1.1 lid 1 onder h) is de volgende definitie opgenomen voor bestaand stedelijk gebied: “bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur”.

In het kader van de Ladder is voor de woningbouwontwikkeling in Meerstad-Midden West een uitgebreid onderzoek uitgevoerd. Daarnaast is een onderbouwing voor de voorzieningen opgesteld. Beide zijn verwerkt in de losse bijlage bij het bestemmingsplan.

Beschrijving behoefte

De regionale woningbehoefte is zowel kwantitatief als kwalitatief beschreven.

Hieruit blijkt dat de komende jaren vraag naar woningen in en om de stad Groningen blijft bestaan. Voor de stad Groningen wordt een behoefte van ruim 20.000 woningen verwacht tot 2030. Onder andere de wijk Ter Borch aan de zuidzijde en Reitdiep hebben een groot deel van deze vraag opgevangen in de afgelopen jaren, maar zijn grotendeels uitgegeven. De rol voor het opvangen van de woningbehoefte wordt hiermee voor de komende periode groter voor Meerstad. Vooral in de periode vanaf 2021, wanneer Ter Borch naar verwachting volgebouwd is. De capaciteit van de wijk Reitdiep wordt vooral tot 2019 nog benut.

Bij de kwalitatieve behoefte is gekeken naar de gewenste woningtypen en woonmilieus. Daarbij moet voldoende aandacht zijn voor huurwoningen en appartementen, naast inzet op de koopsector. Daarnaast is er een (beperktere) behoefte aan woonmilieus als moderne stadswijk en volledige kern. Meerstad heeft de ruimte om hierin te voorzien en biedt als alternatief voor centrum/stedelijk wonen het wonen 'aan de stad'.

In de bijlagen bij dit bestemmingsplan is een onderbouwing van de woningbehoefte in Meerstad-Midden West opgenomen.

Locatiekeuze

Meerstad is al geruime tijd gereserveerd voor woningbouw. Het gebied is ook beleidsmatig als zodanig verankerd Het plangebied is op basis van de Provinciale Verordening Groningen aangeduid als stedelijk gebied. Door de realisatie van de woningbouw ontstaat de behoefte aan de andere voorzieningen. Er wordt nu een nieuwe woonwijk gepland in aansluiting op bestaand stedelijk gebied. Het is immers niet mogelijk om woningbouw in de beoogde omvang binnen bestaand stedelijk gebied te realiseren.

2.2 Provinciaal En Regionaal Beleid

2.2.1 Omgevingsvisie Provincie Groningen

Op 6 juli 2016 hebben Provinciale Staten de Omgevingsvisie Provincie Groningen 2016-2020 vastgesteld. De Omgevingsvisie bevat de integrale lange termijnvisie van de provincie op de fysieke leefomgeving. De Omgevingsvisie komt in de plaats van het Provinciaal Omgevingsplan (POP). Deze Omgevingsvisie heeft betrekking op het grondgebied van de provincie Groningen en geldt voor een periode van vier jaar (2016-2020) en kan daarna eenmalig voor een periode van twee jaar worden verlengd.

Een belangrijk doel van de Omgevingsvisie is om op strategisch niveau samenhang aan te brengen in het beleid voor de fysieke leefomgeving. In deze Omgevingsvisie is al het provinciale beleid geformuleerd dat op een of andere manier raakt aan de fysieke leefomgeving. Het is geordend in vijf samenhangende thema's en elf provinciale 'belangen':

Ruimte

  • Ruimtelijke kwaliteit
  • Aantrekkelijk vestigingsklimaat
  • Ruimte voor duurzame energie
  • Vitale landbouw

Natuur en landschap

  • Beschermen landschap en cultureel erfgoed
  • Vergroten biodiversiteit

Water

  • Waterveiligheid
  • Schoon en voldoende water

Mobiliteit

  • Bereikbaarheid

Milieu

  • Tegengaan milieuhinder
  • Gebruik van de ondergrond

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP568MeerstadMidW-vg01_0004.jpg"

Omgevingsvisie Groningen, themakaart Ruimte

Voor het bestemmingsplan Meerstad-Midden West zijn vooral de volgende onderdelen van de Omgevingsvisie van belang:

  • Het plangebied ligt binnen de begrenzing van het (bestaand) stedelijk gebied (zie voorgaande figuur). Woningbouwplannen en andere stedelijke ontwikkelingen worden zoveel mogelijk in dit gebied gerealiseerd. Gemeenten zijn primair verantwoordelijk voor de ruimtelijke kwaliteit binnen deze gebieden;
  • Landschappelijk gezien maakt het plangebied deel uit van het Centrale Woldgebied en Duurswold. De kernkarakteristieken van het gebied moeten zo veel mogelijk behouden blijven. Deze bestaan uit de volgende belevingswaarden en natuurlijke, cultuurhistorische en aardkundige landschapselementen:
    1. 1. de grootschalige openheid;
    2. 2. de reeksen boerderijen, deels op huiswierden en/of inversieruggen;
    3. 3. de Meedenverkaveling in de vorm van sloten en medenlanen in het Centrale Woldgebied;
    4. 4. de flauwe glaciale zandruggen met wegdorpen (groene linten) die overgaan in een grootschalig open landschap in Duurswold;
    5. 5. de wegdorpen met boerderij(erv)en (slingertuinen) en soms zware wegbeplanting in Duurswold;
    6. 6. de klooster- en kerkterreinen, molens en een borg met landgoedbossen.
  • Qua waterbeheer is sprake van het volgende:
    1. 1. het plangebied ligt in een laaggelegen gebied dat gevoelig is voor wateroverlast. Hiermee wordt rekening gehouden bij de waterafvoer en waterbergingcapaciteit in het plangebied;
    2. 2. In Meerstad is een gebied aangewezen als zoekgebied voor toekomstige noodberging. Regels voor noodbergingsgebieden zijn opgenomen in de omgevingsverordening.
  • Het gebied van het plangebied is volledig aangeduid als gebied waar 'gaswinning' een rol speelt. Het beleid van de provincie is gericht op een veilige gaswinning. Het rijk is hiervoor eindverantwoordelijk. De provincie zet zich in om de gevolgen van de bevingen zoveel mogelijk te beperken, dan wel op te lossen. Hiervoor hebben zij met andere overheden en betrokken partijen het Bestuursakkoord 'Vertrouwen op Herstel, Herstel van Vertrouwen' ondertekend. Het akkoord is inmiddels aangevuld met een aantal extra maatregelen. Op de volgende onderwerpen zijn maatregelen voorzien:
    1. 1. veiligheid;
    2. 2. gezonde woningmarkt, met energiezuinige huizen;
    3. 3. leefbaarheid;
    4. 4. duurzame economische ontwikkeling.

Met de ontwikkeling van Meerstad is rekening gehouden met de bestaande belevingswaarden en elementen. Dit komt onder meer terug in het behoud van de bestaande bebouwingslinten en het zo veel mogelijk behouden van de openheid. Daarnaast is in Meerstad rekening gehouden met voldoende waterbergingscapaciteit door onder andere de aanleg van het Woldmeer. Bij de concrete woningbouw moet gezorgd worden voor een veilige situatie in relatie tot gaswinning en bevingen. De omgevingsvisie geeft verder geen concrete uitgangspunten voor dit bestemmingsplan.

2.2.2 Omgevingsverordening Provincie Groningen

In de omgevingsverordening Provincie Groningen zijn juridische regels opgenomen om de provinciale belangen uit de Omgevingsvisie Provincie Groningen te waarborgen. De volgende regels zijn van belang voor het bestemmingsplan:

  • Vanwege de ligging in het 'zoekgebied noodberging' (zie volgende figuur) moet het bestemmingsplan voorzien in een bestemming en regels om de geschiktheid van deze gebieden voor de functie van noodberging te waarborgen. Deze regels bevatten in ieder geval een verbod om anders dan hoogwaterbestendig te bouwen en een verbod om anders dan hoogwaterbestendige infrastructuur aan te leggen. In Meerstad wordt daarom hoogwaterbestendig gebouwd, dit wordt verankerd in de vergunningverlening;
  • Ter plaatse van de reservering van een 'ondergrondse hoogspanningsleiding' mag het bestemmingsplan niet voorzien in de mogelijkheid van bouw of aanleg van nieuwe gebouwen en bouwwerken en niet in de mogelijkheid van gebruik van gronden, wanneer deze mogelijkheden afbreuk kunnen doen aan de mogelijkheid om leidingen aan te leggen;
  • Windturbines met een ashoogte van 15 meter of meer zijn niet toegestaan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP568MeerstadMidW-vg01_0005.jpg"

Omgevingsverordening Groningen, themakaart Landschap

  • De Hoofdweg en de daaraan grenzende gronden zijn aangeduid als 'groen lint' (zie vorige figuur). Het bestemmingsplan stelt regels gericht op bescherming van de wegbeplanting en de daarmee samenhangende slingertuinen (dubbelbestemming 'Waarde - Groene linten'). Deze regels bevatten in ieder geval:
    1. 1. regels gericht op bescherming van de bestaande wegbeplanting en de inrichting van de daarmee samenhangende slingertuinen, en;
    2. 2. regels gericht op voorkoming van onnodige kap en het verplichten van herplant.
  • Langs de noordelijke watergang (Eemskanaal) is een 'regionale waterkering' aangeduid. De provincie kan hierlangs beschermingszones vaststellen. Dit is voor de keringen in het plangebied nog niet gedaan. Dit aspect heeft (nu nog) geen invloed op het bestemmingsplan.

In dit bestemmingsplan wordt binnen verschillende bestemmingsregels rekening gehouden met de hiervoor opgenoemde verordeningsregels. Een nadere toelichting hierop is opgenomen in paragraaf 5.2.

2.2.3 Regiovisie Groningen-Assen

De Regio Groningen-Assen is een samenwerkingsverband van twaalf gemeenten en twee provincies. Samen vormen zij de belangrijkste concentratie van bevolking en werkgelegenheid in Noord-Nederland. Het samenwerkingsverband heeft een globale visie opgesteld (vastgesteld in 2004) voor de gewenste ontwikkeling van de regio tot 2030. In 2013 is deze visie geactualiseerd met de publicatie "Veranderende context, blijvend perspectief, actualisatie regiovisie Groningen-Assen".

De Regio Groningen-Assen streeft naar een gezonde economische basis, een goede bereikbaarheid, een voldoende en gevarieerd woningaanbod en behoud van rust, ruimte en schone lucht. Daarvoor zijn in 2012 regionale woningbouwafspraken gemaakt. In dit verband worden de woningbouwplanningen in de regiogemeenten jaarlijks gemonitord en afgestemd. De opgave voor de gemeente Groningen is vastgesteld op circa 600 woningen per jaar tot 2030. De gemeentelijke woningbouwplanning is in lijn met deze afspraak.

De ontwikkeling van Meerstad is meegewogen in het beleid vanuit de Regiovisie. De planvorming past hier in. De regiovisie geeft geen uitgangspunten voor dit bestemmingsplan.

2.2.4 Woningbehoefteonderzoek regio Groningen - Assen

In 2015 is een woningbehoefteonderzoek (WBO) voor de regio uitgevoerd. Doel van het onderzoek was om op regionaal en op gemeentelijk niveau een actueel beeld te krijgen van de vermeende vraagverschuiving in de woningbehoefte; kwantitatief en kwalitatief. Voor de regio blijft een behoefte aan toevoeging van woningen aanwezig. De nadruk ligt daarbij binnen de gemeente Groningen op stedelijk wonen. Kwalitatief wordt een onderscheid tussen stad en ommeland voorzien; meer huur en rijwoningen in de stad, meer koop en vrijstaand daarbuiten.

Belangrijk is dat de woningprogrammering plaatsvindt op basis van de behoefte. De bestaande kernen en steden worden daarbij steeds belangrijker om aan de woningbehoefte te voldoen. De voorziene bevolkingskrimp is hiervan een belangrijke oorzaak.

Ondanks de bevolkingskrimp bestaat nog steeds een behoefte aan woningen in Meerstad. Deze behoefte is in paragraaf 2.1.3 van deze toelichting aangetoond. Het woningbehoefteonderzoek geeft verder geen uitgangspunten voor dit bestemmingsplan.

2.3 Gemeentelijk Beleid

2.3.1 Beleidsnota en beleidskaart Archeologie 2014

In opdracht van de gemeente Slochteren is in 2009 een Nota Archeologiebeleid en een Beleidskaart Archeologie opgesteld. In 2012/2013 heeft de gemeente Slochteren een update van Nota en Beleidskaart laten uitvoeren.

In de Nota Archeologiebeleid is verwoord hoe de gemeente Slochteren omgaat met archeologische en cultuurhistorische waarden binnen haar grondgebied. Hoewel het plangebied inmiddels deel uitmaakt van de gemeente Groningen is dit beleid nog wel van toepassing. Binnen het beleid is een Beleidskaart Archeologie opgesteld (zie volgende afbeelding). Deze kaart geeft een overzicht van bekende en te verwachten archeologische waarden. De Beleidskaart Archeologie kent ook 'witte' gebieden: gebieden met een dermate geringe kans op (gave) archeologische resten dat ruimtelijke ingrepen in deze gebieden zonder archeologisch voorbehoud kunnen worden uitgevoerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP568MeerstadMidW-vg01_0006.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP568MeerstadMidW-vg01_0007.jpg"

Beleidskaart archeologie gemeente Slochteren

Zoals uit de afbeelding blijkt zijn voor het plangebied verschillende zones van toepassing. Een nadere toelichting hierop is opgenomen in paragraaf 5.2.2.13.

2.3.2 Welstandsnota gemeente Slochteren

De welstandsnota geeft de welstandseisen voor het gemeentelijk grondgebied horend bij (toen) de gemeente Slochteren. Ondanks dat Meerstad nu bij de gemeente Groningen hoort, blijft deze welstandsnota hiervoor gelden. Voor 1 januari 2019 wordt het beleid hiervoor overgenomen in de welstandsnota van Groningen.

De welstandseisen zijn bedoeld voor de aanvragers van een omgevingsvergunning, de architect/aannemer, de aanwonenden en de welstandscommissie. Het geeft een toetsingskader voor bouwplannen en levert daarmee een bijdrage aan het behoud en daar waar nodig de versterking van de schoonheid en aantrekkelijkheid van de gemeente. De nota maakt deel uit van het integrale ruimtelijke kwaliteitsbeleid en is daarom afgestemd op de geldende bestemmingsplannen.

In de welstandsnota is opgenomen dat de ontwikkeling van Meerstad via het Masterplan en de Ontwikkelingsstrategieën gaat. Het welstandsbeleid voor Meerstad is niet specifiek omschreven in de welstandsnota, maar is vertaald in beeldkwaliteitplannen voor de verschillende gebieden, namelijk:

  • Meeroevers I
  • Meeroevers II/a
  • Meeroevers II/b vlek 14
  • Meeroevers II/b vlek 15 en 16
  • Meeroevers III vlek 17, 18 en 19
  • Tijdelijke school Meeroevers
  • Tersluis

Deze beeldkwaliteitplannen zijn gekoppeld aan de welstandsnota en een belangrijk ruimtelijk uitgangspunt voor dit bestemmingsplan. Een concretere uitwerking hiervan is in deze toelichting opgenomen in hoofdstuk 3. Nadat Meerstad volledig gerealiseerd is wordt het welstandsbeleid van de gemeente Groningen - waarin Meerstad nu ligt - hierop aangepast.

2.3.3 Actualisatie Voorzieningenvisie Meerstad (juni 2013)

Voor Meerstad is een voorzieningenvisie opgesteld. Hierin is beschreven welke voorzieningen in Meerstad zijn voorzien. Het streven is daarbij dat de voorzieningen van hoge kwaliteit zijn, compleet, tijdig gerealiseerd en afgestemd op de maat van de woongebieden en de behoefte van bewoners. Het moment van realisatie van de voorzieningen is sterk afhankelijk van de woningbouwontwikkeling.

In het plangebied is maximaal 30.000 m² aan voorzieningen voorzien. Dit zijn publieke en commerciële voorzieningen. Uitgangspunt daarbij is dat hieraan behoefte is. De behoefte ontstaat vanuit het ontwikkelen van een woonwijk (draagvlak).

Onderwijs

De onderwijsvoorzieningen vormen een belangrijk aandeel, vanwege het verwachte grote aantal kinderen in Meerstad. Een voldoende aanbod van openbaar en bijzonder onderwijs is daarom nodig. Een brede variatie in het aanbod van onderwijsconcepten is mogelijk, dit is afhankelijk van de samenstelling van de bewoners van Meerstad. Met de realisatie van woningbouw in het westelijk deel van Meerstad-Midden wordt een piek verwacht van 1.100 kinderen in de leeftijd 4-12 jaar (95% naar basisonderwijs). Van de leerlingen van het basisonderwijs gaat circa 80% naar het openbaar of protestants-christelijk onderwijs. Het piekaantal leerlingen komt dan in totaal op circa 840. Op termijn (na de komende 15 jaar) stabiliseert de wijk ten westen van de roeibaan zich (groei naar andere deelgebieden). Het verwachte aantal leerlingen ligt dan rond de 670. Daarmee is binnen het plangebied ruimte nodig voor 3 scholen. Uitgaande van 3 scholen in combinatie met een sporthal / gymzaal wordt uitgegaan van circa 20.000 m² voor deze voorzieningen.

Overige voorzieningen

Meerstad heeft de ambitie om een centraal liggend wijkwinkelcentrum te ontwikkelen met eventueel een gelieerd winkelsteunpunt. Het centrum kan worden uitgebreid met aanvullende functies en branches. Voorbeelden daarvan zijn een supermarkt, drank- en maaltijdhoreca en toevoeging van recreatief aanbod. Daarnaast is de combinatie met andere functies zoals wijk-, welzijn- en gezondheidsvoorzieningen wenselijk en denkbaar. Rekening wordt gehouden met ca. 5.000 m² voor een supermarkt, overige winkels en recreatie / horeca. Voor de wijk-, welzijn- en gezondheidsvoorzieningen is behoefte aan circa 2.500 m². In het groengebied ten westen van Tersluis en noordoosten van het Woldmeer is een gebied aangegeven waarin een horeca en/of recreatieve voorziening van maximaal 1.200 m2 kan worden gerealiseerd.

De realisatie van oppervlakte voor voorzieningen (maximaal 30.000 m2) is in de regels bij de uit te werken woonbestemmingen geregeld. Specifiek is daarbij aandacht voor de hiervoor genoemde voorzieningen en aangegeven oppervlakten.

Hoofdstuk 3 De Ruimtelijke En Functionele Uitgangssituatie

Dit hoofdstuk beschrijft de ruimtelijke en functionele uitgangssituatie voor dit bestemmingsplan. In eerste instantie betreft dit de al bestaande en gerealiseerde situatie in het plangebied. Daarnaast betreft dit de nog te realiseren delen. Belangrijk daarbij zijn de voor Meerstad-Midden al opgestelde beeldkwaliteitplannen, waarin de ruimtelijke en functionele uitgangspunten voor de verschillende delen van het plangebied uitgewerkt zijn.

3.1 Uitgangspunten Meerstad

De aan het project deelnemende publieke partijen hebben in het document ‘Intentieverklaring Meerstad Groningen’ van maart 2001 de volgende algemene doelstellingen geformuleerd:

  1. 1. De bouw van op termijn 8.000 woningen in het middensegment en het hogere segment;
  2. 2. De aanleg van een groot meer, gericht op de buffering en berging van water;
  3. 3. Het creëren van een recreatieve trekker, onder meer in de vorm van het genoemde meer;
  4. 4. De ontwikkeling van een robuuste verbindingszone ter versterking van de ecologische (hoofd)structuur (EHS, tegenwoordig Natuurnetwerk Nederland) van stad en regio; en daarmee:
  5. 5. De aanleg van een nieuw, kwalitatief hoogwaardig landschap van substantiële omvang.

In het kader van het opstellen hiervan is veel onderzoek gedaan. Het onderzoek was enerzijds gericht op de mogelijkheden, onmogelijkheden, randvoorwaarden en beperkingen voortvloeiend uit de gegevenheden van gebied en omgeving en anderzijds op de mogelijkheden en wenselijkheden voor inrichting van het gebied.

De uitgangspunten zijn verwerkt in een masterplan voor Meerstad. Bij de visie is gekozen voor een volledige omvorming van het landschap naar een multifunctioneel landschap. Daarbij zijn bestaande landschapselementen wel meegenomen in de ontwikkeling. Het doel van Meerstad is een pluriform leefgebied, waarin gewoond, gewerkt en gerecreëerd wordt.

Een basisuitgangspunt voor de realisatie van Meerstad, is de realisatie van het Woldmeer. Het Woldmeer is de belangrijkste ruimtelijke drager voor Meerstad en is daarom al deels gerealiseerd (o.a. binnen het plangebied). Daarnaast is het Woldmeer van belang voor de recreatie en de waterbergende functie. In samenhang met het meer wordt ingezet op de realisatie van veel groen. Zo wordt een impuls gegeven aan de natuurontwikkeling aansluitend op Midden-Groningen (dat deel uitmaakt van het Natuurnetwerk Nederland) en draagt het positief bij aan het creëren van groene milieus in het belang van stad en ommeland.

Meerstad wordt in beginsel een woonwijk, waarin uitgegaan wordt van een uiteindelijke realisatie van circa 10.000 woningen (bijgestelde doelstelling). Voor het plangebied wordt uitgegaan van een voorgenomen bouw van 1.875 woningen. In combinatie met het aantal al gebouwde woningen t/m 2017 (550 woningen), zijn uiteindelijk in 2030 in Meerstad-Midden West totaal 2.425 woningen gerealiseerd. Dit aantal is een resultaat van een lagere woningdichtheid in de nieuwste plannen, ten opzichte van de geldende plannen (3.685 woningen). Bij deze woningen is sprake van verschillende marktsegmenten.

3.2 Huidige Situatie

Een uitgangspunt voor Meerstad-Midden West is dat het belangrijk is in de buurt van de woningen de nodige voorzieningen voor het dagelijks leven te realiseren. Daarnaast zijn goede en aantrekkelijke verbindingen naar de stad en naar de omgeving belangrijk. Aansluitmogelijkheden voor verkeer op de Oostelijke Ringweg en de A7 zijn daarom noodzakelijk.

De hoofdwegenstructuur van Meerstad-Midden West is voor een belangrijk deel aangelegd. De hoofdontsluiting van het gebied bestaat uit de Driebondsweg die aansluit op de Oostelijke Ringweg en de hoofdontsluitingswegen van de gebieden Meeroevers, Achter Klein Harkstede, Tersluis en Sluis-Oost. Daarnaast zijn de woonstraten in het plandeel Meeroevers gerealiseerd. Ook de hoofdverbindingen voor fiets- en OV-structuur zijn grotendeels aangelegd.

Van het aantal woningen dat gerealiseerd is, staan de meeste in het woongebied Meeroevers, zuidwestelijk in het plangebied. Om deze woningbouw mogelijk te maken, zijn ook de eilanden hiervoor in het Woldmeer al aangelegd. In Meeroevers staan bovendien een basisschool en een medisch centrum.

Een groot deel van het Woldmeer is gegraven en de aansluiting tussen het Woldmeer en het Slochterdiep (bij Tersluis) is gerealiseerd. De roeibaan is nu nog deels aanwezig, met ten zuidwesten daarvan het bestaande recreatieterrein Grunopark. Ten noordoosten ervan ligt het bestaande natuurgebied Harksteder Broeklanden (buiten het plangebied).

Achter Klein Harkstede en Sluis-Oost moeten nog ontwikkeld worden. Tersluis is inmiddels grotendeels bouwrijp gemaakt en deels in ontwikkeling genomen.

De volgende afbeelding geeft een beeld van de situatie aan het begin van 2016.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP568MeerstadMidW-vg01_0008.jpg"

Bestaande situatie begin 2016

3.3 Ruimtelijke Structuur Meerstad-midden West

Meerstad-Midden bestaat na realisatie ervan uit verschillende woonbuurten, namelijk Meeroevers, Achter Klein Harkstede, Tersluis en Sluis-Oost. Voor de woonbuurten Meeroevers en Tersluis zijn beeldkwaliteitplannen vastgesteld, waarmee de gewenste stedenbouwkundige structuur is uitgewerkt. De woonbuurten Achter Klein Harkstede en Sluis-Oost moeten nog verder worden ontwikkeld. Hiervoor zijn geen concrete plannen aanwezig.

In de volgende afbeelding zijn de woongebieden die nog verder moeten worden ontwikkeld aangeduid met lichtrood. In rood zijn de delen van Meeroevers en Tersluis weergegeven die op dit moment zijn gerealiseerd of (grotendeels) zijn verkocht.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP568MeerstadMidW-vg01_0009.png"

De gerealiseerde/verkochte en nog te realiseren woongebieden in het plangebied

In de hierna volgende paragrafen worden de ruimtelijke uitgangspunten van de verschillende woonbuurten uiteengezet. Deze vormen een belangrijke basis voor de regeling van de verschillende woongebieden in dit bestemmingsplan.

3.3.1 Meeroevers

De hoofdstructuur van de wijk Meeroevers bestaat uit de volgende elementen:

  1. 1. De Hoofdweg, het bestaande bebouwingslint waar Meeroevers aan gekoppeld wordt.
  2. 2. De Groene radialen die de ruimtelijke verbinding vormen tussen de Hoofdweg en het Woldmeer.
  3. 3. Het Oeverpad, dat samen met het bijbehorende Waterfront de ruggengraat van Meeroevers vormt.
  4. 4. De Meeroeverslaan, de interne hoofdontsluitingsweg van Meeroevers.
  5. 5. De Kwelvaart, van belang voor de waterhuishouding en als ecologische verbinding tussen de Groene radialen.
  6. 6. Langs de erven, een intieme woonstraat tussen de Hoofdweg en de Kwelvaart.

In de planontwikkeling voor Meeroevers wordt de ruimtelijke kwaliteit van deze afwisseling onderkend en gerespecteerd en waar nodig versterkt. Nieuwe bebouwing en groen voegt zich naar het bestaande op twee manieren:

  1. 1. Grote afwisseling tussen gesloten groene kamers, open groene kamers en doorzichten. In de planontwikkeling voor Meeroevers worden de huidige contrasten versterkt. Nieuwe bomen en struikhagen definiëren de verschillende landschappelijke kamers duidelijker definiëren. Doorzichten naar het achtergelegen Woldmeer worden begeleid door boomrijen en wegen en paden.
  2. 2. Verspreid staande solitaire bebouwing van verschillende korrelgrootte. De differentie aan korrelgrootte en rooilijnen van de bestaande bebouwing wordt gehandhaafd en versterkt door op slechts enkele plaatsen nieuwe solitaire bebouwing toe te voegen aan het lint.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP568MeerstadMidW-vg01_0010.jpg"

Hoofdstructuur Meeroevers

Zoals uit het voorgaande blijkt is een deel van Meeroevers al binnen de hiervoor opgesomde elementen gerealiseerd. Een deel van het woongebied kan nog gerealiseerd worden. Binnen het gerealiseerde deel zijn verschillende ruimtelijke hoofdstructuren te onderscheiden. Voor het nog uit te werken deel geldt een eigen toekomstig ruimtelijk beeld. Dit is nu nog globaal en wordt bij concretisering van de plannen nader uitgewerkt. De volgende afbeelding geeft een impressie van Meeroevers.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP568MeerstadMidW-vg01_0011.jpg"

Impressie Meeroevers

Hoofdstructuur westelijk deel (Kwelvaart en waterfront)

Het meest westelijke deel van de gerealiseerde delen van Meeroevers ligt achter het bestaande en te behouden bebouwingslint langs de Hoofdweg. Het betreft het deel dat op het vaste land ligt. De hoofdstructuur wordt gevormd door een nieuw gegraven watergang (Kwelvaart) en parallel daaraan liggende wijkontsluitingsweg. Deze lopen parallel aan de Hoofdweg. Langs deze watergang en de wijkontsluitingswegen is sprake van een groenstructuur, rond de watergang smaller, rond de weg breder.

In het westelijk deel van Meeroevers is sprake van een variatie aan hoofdvorm, plaatsing en massa van de woningen. Dit uit zich enerzijds in de verschillende woningtypen; rij-, geschakelde/twee onder één kap en vrijstaande woningen. Anderzijds is een onderscheid in de vaste rooilijn of een marge in afstand van de woningen vanaf de weg (vrije rooilijn). Tot slot vertaalt het onderscheid in bouwmassa zich vooral in de toegestane goot- en bouwhoogten van de verschillende woningen. Dit uit zich in het bestemmingsplan in verschillende woonbestemmingen.

Hoofdstructuur de eilanden

In het Woldmeer zijn eilanden gerealiseerd. Deze zijn langgerekt en staan dwars op de hoofdstructuur van het westelijk deel van Meeroevers. De eilanden volgen daarmee de voormalige verkavelingsrichting. Van strakke vormen is over het algemeen geen sprake, de wooneilanden hebben een meer ronde vorm. De overgangen van land naar water bestaan uit natuurlijke oevers. Ten zuiden van de zes wooneilanden ligt een NAM locatie en een toekomstig wooneiland met een wat strakkere vorm.

De eilanden zijn via één verbindingsweg met elkaar en het vasteland (het westelijk deel van Meeroevers) verbonden. Deels zijn dit dammen en deels is sprake van bruggen. Zo wordt de eilandbeleving groter.

Op de eilanden is vooral sprake van vrijstaande woningen en twee-onder-één-kapwoningen op kleinere en grotere kavels en waterwoningen. Bij deze woningen is in alle gevallen sprake van de aanlegmogelijkheden voor boten.

Woningbouw

In het gebied Meeroevers zijn vrijstaande, twee onder één kap en rijwoningen toegestaan. De vrijstaande woningen zijn daarbij langs de Kwelvaart, langs de Hoofdweg en op de eilanden toegestaan. De twee onder één kap woningen zijn vooral toegestaan langs de Kwelvaart en de Hoofdweg. De rijwoningen staan vooral in het waterfrontgebied en aan de Meeroeverslaan.

Voor een deel van de vrijstaande, twee onder één kap en rijwoningen is sprake van een strakke gevellijn. Dit is onder meer van belang langs de waterrand in het waterfrontgebied. Op andere plaatsen wordt de ligging van de voorgevel meer vrij gelaten, waaronder op de eilanden. De woningen variëren in de verschillende gebieden in afmeting en maatvoering. Overal is sprake van ten hoogste twee bouwlagen met een kap of met een plat dak. De platte daken zijn slechts op enkele plaatsen toegestaan. Ondanks de variatie over het hele gebied, is binnen Meeroevers per buurt sprake van een eenduidig beeld.

De waterwoningen zijn geclusterd op de zuidelijke eilanden mogelijk. Daarbij zijn de waterwoningen alleen mogelijk aan de zijde van het Woldmeer, dus de oostelijke zijde. Hierbij is sprake van vrijstaande woningen die in het water liggen. De waterwoningen hebben een vaste afmeting en maatvoering in het hele gebied.

Voorzieningen

In Meeroevers zijn ook de tijdelijke school en het informatiecentrum Meerstad aanwezig. Beide liggen helemaal zuidelijk in dit plandeel. De tijdelijke school is een gebouw van één bouwlaag met een plat dak. De school is dusdanig geplaatst en opgebouwd, dat hierbij uitbreidingsmogelijkheden zijn. Rondom dit gebouw is schoolplein aanwezig. Tegenover de school staat een medisch centrum dat in dezelfde stijl gebouwd is. Ook deze bestaat uit één laag. Bij deze voorzieningen is een gezamenlijk parkeerterrein aanwezig.

3.3.2 Tersluis

Tersluis is grotendeels bouwrijp gemaakt en de eerste woningen zijn in aanbouw. Het grootste deel van deze wijk moet echter nog gerealiseerd worden. De volgende afbeelding geeft een impressie van Tersluis na afronding.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP568MeerstadMidW-vg01_0012.jpg"

Impressie eindbeeld Tersluis

Hoofdstructuur

Binnen Tersluis komen geen expliciete buurtjes, het is één samenhangende buurt waarin de verschillende woonsferen organisch in elkaar overvloeien. De groene openbare ruimte is hierbij de drager en de smaakmaker. De verschijningsvorm van de bebouwing blijft neutraler.

Binnen de buurt bestaan verschillende bebouwingsdichtheden en daardoor ontstaan drie woonsferen: groen wonen langs de landschappelijke lijst aan de noordzijde van de buurt, waterwonen op de eilanden en langs de vaart aan de zuidzijde van de buurt en dorps wonen in het hart van de wijk met hogere bebouwingsdichtheden bij haven en sluis.

De bebouwingsdichtheid in Tersluis is laag, maar ligt iets hoger dan bij Meeroevers omdat de openbare ruimte compacter is. Rondom de buurt is veel groen en water te vinden. De bebouwing krijgt een dorpse en informele uitstraling, waarbij onder andere gestuurd wordt op variatie in types en gebouwvormen.

De ontsluiting van Tersluis gaat via de (al aangelegde) wijkontsluitingsweg Vossenburglaan . Aan deze weg takken verschillende woonstraten. De ontsluiting van het eiland vindt via die straten plaats.

Woningbouw

In Tersluis zijn vrijstaande, twee onder één kap, rijwoningen en gestapelde woningen toegestaan. Alleen de locatie voor de gestapelde woningen is vastgelegd, de overige woningtypen mogen overal in het gebied worden geplaatst.

In dit gebied wordt bij deze woningen gewerkt met strakke rooilijnen voor de bebouwing, op het vasteland en op de eilanden. De afmetingen en maatvoering van de bebouwing varieert, maar betreft voor de vrijstaande, twee onder één kap en rijwoningen maximaal twee lagen met een kap. Wanneer woningen een plat dak hebben, dan zijn maximaal twee bouwlagen toegestaan.

De maatvoering van de gestapelde woningen wijkt hier vanaf. Ook deze gebouwen hebben een kap, maar hierbij wordt uitgegaan van drie lagen met een kap. De gebouwen mogen vier woonlagen hebben zodat ook onder de kap voldoende ruimte is om woningen te realiseren.

De waterwoningen zijn in het gebied op enkele plaatsen mogelijk. Hier is sprake van vrijstaande woningen die deels of geheel in het water liggen. De woningen hebben een bouwhoogte van 5 meter, maar het is mogelijk deze over 60% van de oppervlakte te verhogen naar 8 meter. Bij de waterwoningen is geen sprake van een vaste rooilijn.

3.3.3 Nader uit te werken woongebieden

In de visie voor Meerstad is aangegeven dat voor Meerstad-Midden West nog een bouwprogramma van 1.875 woningen open staat. Deze woningen worden gerealiseerd in de nog niet uitgewerkte delen van Meeroevers en Tersluis en in de nieuw uit te werken gebieden Achter Klein Harkstede en Sluis-Oost. Voor de nog uit te werken delen van Meeroevers en Tersluis wordt aangesloten bij de gewenste structuur zoals beschreven in de voorgaande paragrafen.

Voor Achter Klein Harkstede en Sluis-Oost blijft de ontwikkelingsstrategie en de daarin opgenomen visie eerst het uitgangspunt. Dit betekent dat voor deze gebieden de hoofduitgangspunten vanuit het bestemmingsplan Meerstad-Midden (2007) en de daarop volgende herzieningen van 2011 en 2015 ook voor dit nieuwe bestemmingsplan van toepassing zijn. Deze worden aangevuld met de uitgangspunten vanuit het beleid (hoofdstuk 2) en de omgevingsaspecten (hoofdstuk 4). Dit betekent onder meer dat in de uit te werken woongebieden ook rekening wordt gehouden met de realisatie van voorzieningen, zoals scholen en een wijkwinkelcentrum.

De nog uit te werken gebieden krijgen vorm in een uit te werken woonbestemming. Een nadere toelichting op de regeling is opgenomen in hoofdstuk 5.

3.4 Beeldkwaliteitplannen

Voor de inmiddels uitgewerkte delen van Meerstad-Midden West zijn beeldkwaliteitsplannen vastgesteld. Deze geven een volledige visie op de gewenste stedenbouwkundige kwaliteit in het plangebied alsmede van de eisen die in de toekomst worden gesteld aan het welstandstoezicht. Voorzover het beeldkwaliteitsplan betrekking heeft op ‘een goede ruimtelijke ordening’ is dit vertaald in regelingen in de uitwerkingsplannen en nu in dit bestemmingsplan. Harde normen uit het beeldkwaliteitsplan (zoals bouwhoogtes en goothoogten of de plaats van bepaalde gebouwen) zijn als bouwregels opgenomen. Daar waar de beeldkwaliteitsplannen voorwaarden of specifieke eisen (beschrijvende kwalitatieve eisen) stelt aan de uitvoering, zijn afwijkingsregels of 'nadere eisen' opgenomen. Een beeldkwaliteitsplan kan mede als toetsingscriterium gelden bij de toepassing van deze afwijkingsregels of nadere eisen.

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

4.1 Milieueffectrapportage

4.1.1 Mer-plicht

In de Wet milieubeheer en het bijbehorende Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.) is wettelijk geregeld voor welke projecten en besluiten een vorm van m.e.r.-verplichting geldt. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen activiteiten, waarvoor altijd een m.e.r.-procedure moet worden doorlopen (m.e.r.-plicht) en activiteiten waarvoor het bevoegd gezag nader moet beoordelen of een m.e.r.-procedure al dan niet nodig is (m.e.r.-beoordelingsplicht). In de bijlagen C en D van het Besluit milieueffectrapportage is aangegeven voor welk type activiteiten een planm.e.r.-, projectm.e.r.- of m.e.r.-beoordelingsprocedure moet worden doorlopen en in het kader van welk besluit deze verplichting geldt.

Het actualisatieplan voor Meerstad-Midden West is een ruimtelijk plan dat de volgende activiteiten uit bijlage D bij het Besluit milieueffectrapportage (opnieuw) mogelijk maakt:

  • stedelijk ontwikkelingsproject van meer dan 100 ha c.q. de bouw van meer dan 2.000 woningen (categorie D11.2); deels zal het actualisatieplan ook uitgewerkte bestemmingen bevatten, dus voor deze categorie is er sprake van zowel een plan-m.e.r.-plicht als een project-m.e.r.-plicht;
  • winning oppervlaktedelfstoffen van meer dan 12,5 ha (alleen plan-m.e.r.-plicht).

Gelet hierop geldt voor het actualisatieplan de verplichting zowel een plan-m.e.r. als een project-m.e.r. te doorlopen. Deze beide procedures worden gecombineerd in één m.e.r.-studie.

4.1.2 Mer-procedure

De m.e.r.-procedure is gekoppeld aan de procedure die moet worden doorlopen voor het betreffende plan of besluit, de zogenoemde 'moederprocedure'. De m.e.r.-procedure bestaat uit de volgende stappen:

  1. 1. openbare kennisgeving opstellen MER en bestemmingsplan;
  2. 2. raadpleging bestuursorganen en inspraak over reikwijdte en detailniveau van het planMER (gekoppeld aan het voorontwerpbestemmingsplan);
  3. 3. opstellen MER en voorontwerpbestemmingsplan;
  4. 4. terinzagelegging MER met voorontwerpbestemmingsplan;
  5. 5. toetsingsadvies van de Commissie voor de m.e.r.;
  6. 6. vaststelling bestemmingsplan. Het MER vormt een bijlage bij het bestemmingsplan.

Stap 1 tot en met 5 zijn al uitgevoerd. De overlegpartners en bestuursorganen zijn geraadpleegd over de reikwijdte en het detailniveau van het MER, inclusief de Commissie voor de m.e.r.. Ook is de Notitie reikwijdte en detailniveau (Nrd) ter inzage gelegd van 27 oktober 2016 tot en met 7 december 2016. Hiermee heeft eenieder de mogelijkheid om te reageren op de reikwijdte en het detailniveau van het MER. De binnengekomen reacties en het advies van de Commissie m.e.r. zijn opgenomen en verwerkt en hebben geleid tot geringe aanpassing van het MER.

Het MER is gelijktijdig met het voorontwerpbestemmingsplan in procedure gebracht. In dit bestemmingsplan is gemotiveerd hoe in het ruimtelijk plan wordt omgegaan met de resultaten en conclusies uit het MER. Het MER is ook ter toetsing voorgelegd aan de Commissie voor de m.e.r.. Op 24 april 2017 heeft de Commissie voor de milieueffectrapportage haar advies uitgebracht over het MER behorend bij het Bestemmingsplan Meerstad-Midden West. De Commissie concludeert dat in het MER alle informatie aanwezig is om een goed onderbouwd besluit over het bestemmingsplan Meerstad-Midden West te kunnen nemen. De inspraakreacties hebben voornamelijk betrekking op het vooronderwerpbestemmingsplan. Alleen de overlegreacties van het Waterschap en de GGD hebben (deels zijdelings) betrekking op het MER. Deze adviezen en reacties hebben niet geleid tot aanpassing van het MER, zodat het planMER van 27 februari 2017 ongewijzigd als bijlage bij het bestemmingsplan is gevoegd. Het toetsingadvies van de Commissie MER is als losse bijlage bij het bestemmingslandeze gevoegd. De inhoudelijke reactie op de adviezen en overlegreacties zijn opgenomen in de inspraaknota, zoals opgenomen in Hoofdstuk 6.

4.1.3 Uitkomsten van het MER

Voor elk milieuaspect is een beschrijving van de referentiesituatie opgenomen en een effectbeschrijving voor het planvoornemen (dit bestemmingsplan), maar ook een doorkijk naar de toekomstige situatie als de overige delen van Meerstad-Midden worden ontwikkeld en een doorkijk naar de eindsituatie Meerstad Totaal, waarin heel Meerstad is gerealiseerd. Bij de verschillende paragrafen in dit hoofdstuk wordt kort ingegaan op de uitkomsten van het MER voor de situatie planvoornemen waar dit bestemmingsplan betrekking op heeft. In de volgende tabel is aangegeven welke aspecten op welke criteria zijn beoordeeld.

milieuaspect subaspect toetsingscriterium
Bodem Bodemkwaliteit Beïnvloeding bodemkwaliteit (aantasting natuurlijke bodems en milieuhygiënische bodemkwaliteit)
Grondbalans Invloed grondverzet: hoeveelheid en % hergebruik
Water Grondwater Beïnvloeding grondwaterstanden – en stromingen
(Oppervlakte)water-
kwantiteit
Beïnvloeding oppervlaktewaterkwantiteit en waterberging
Waterkwaliteit Beïnvloeding grond- en/of oppervlaktewaterkwaliteit
Natuur Beschermde gebieden Beïnvloeding van Natura 2000-gebieden
Beïnvloeding van Nationaal Natuurnetwerk
Zwaarbeschermde en Rode Lijst soorten Beïnvloeding van beschermde of bedreigde flora en fauna
Nieuwe natuur Mogelijkheden voor ontwikkeling van nieuwe natuur
Landschap, cultuurhistorie en archeologie Landschappelijke kwaliteit Beïnvloeding van de openheid en schaal van het landschap
Beïnvloeding visualisatie ontstaanswijze landschap en geologische structuren
Beïnvloeding van bijzondere landschapsstructuren,
patronen en elementen
Cultuurhistorische waarden Verlies of aantasting van cultuurhistorisch waardevolle structuren, patronen en elementen
Archeologische waarden Verlies of aantasting van archeologische waarden
Verkeer Bereikbaarheid autoverkeer
Functioneren ontsluitingsstructuur
Verkeersafwikkeling (I/C-verhoudingen wegvakken)
Robuustheid netwerk / directheid routes
Bereikbaarheid langzaam verkeer Bereikbaarheid fietsverkeer
Verkeersveiligheid Duurzaam veilig
(potentiële) ongevalslocaties
Geluid Wegverkeerslawaai nieuwe woningen
Wegverkeerslawaai bestaande woningen
Aantal geluidbelaste woningen +hoogte

Toename aantal belaste woningen, toename geluidbelasting en hoogte geluidbelasting vanwege nieuwe weg
Industrielawaai Aantal woningen binnen zone IL
Bouwlawaai Aantal belaste woningen + hoogte en duur
Luchtkwaliteit Verkeer Beïnvloeding concentraties NO2, PM10, PM2,5
Externe veiligheid Plaatsgebonden risico
Groepsrisico
Beïnvloeding door bedrijven en transport
Beïnvloeding door bedrijven en transport
Duurzaamheid en leefomgevingskwaliteit
Gezondheid
Sociale leefbaarheid
Energiebesparing
Robuuste natuur/wonen in natuur
Hoge waterkwaliteit/ noodberging
Beperken autogebruik
Beïnvloeding gezondheid en leefomgevingskwaliteit, bijdrage aan realiseren doelen.

Tabel 4.3 Overzicht van de effectbeoordeling

Uit het MER en de onderliggende onderzoeken blijkt dat de milieueffecten van het Planvoornemen (dit actualisatieplan) voornamelijk variëren van licht negatief en neutraal tot licht positief. Dit zijn ook te verwachten effecten van een groot woningbouw project in een nog relatief leeg gebied. De effecten van het verkeer zijn reeds goed gemitigeerd in het planvoornemen op grond van de eerder uitgevoerde MER-studies. Doordat deze maatregelen nu als vast onderdeel in de planvorming zijn opgenomen en het woningbouwprogramma lager uitvalt, vallen de milieueffecten ook minder negatief uit dan in eerdere MER-en. Er zijn geen ingrijpende mitigerende of compenserende maatregelen nodig.

4.2 Bodem

Op grond van het Bro moet in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening worden gehouden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak.

In het kader van het MER is de bodemkwaliteit in relatie tot het planvoornemen beoordeeld. De kwaliteit van de bodem moet namelijk voldoende zijn voor de aanwezige en gewenste functies. In het plangebied is vooral sprake van woongebieden en recreatiegebieden. Deze zijn over het algemeen geen bodembedreigende activiteiten. De nieuwe activiteiten die met het bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt mogen ook geen (ernstige) bodemverontreinigingen veroorzaken. Hiermee is de bodemkwaliteit geschikt voor het beoogde functiegebruik.

In het gebied is sprake van mogelijke verontreinigingen op voormalige bedrijfslocaties, beton- en puinpaden. Bij de concrete ontwikkeling van deze gebieden wordt onderzoek uitgevoerd. Waar nodig moeten bij de bouw van nieuwe woningen verontreinigingen gesaneerd worden, waarmee de bodemkwaliteit verbetert. De bodemkwaliteit geeft geen belemmeringen en uitgangspunten voor het bestemmingsplan.

Daarnaast is in het MER ook de aantasting van natuurlijke bodem beoordeeld. Als gevolg van de verdere realisatie van het meer en de bouw van woningen is de ingreep in de bodem onontkoombaar. Ook is voor de nog te ontwikkelen plandelen is het aspect grondverzet beoordeeld. Daarbij is beoordeeld hoeveel grond ontgraven gaat worden en verwerkt moet worden voor de ontwikkeling van deze plandelen. Het uitgangspunt bij Meerstad is te werken met een gesloten grondbalans.

Daarnaast is gekeken naar het aspect bodemdaling, in relatie tot de aardgaswinning in Groningen. Hierbij is gekeken naar de al opgetreden bodemdaling en zijn prognoses geformuleerd voor de nog te verwachten bodemdaling in 2025, 2050 en 2070.

Deze aspecten hebben geen directe relatie met en invloed op de regeling in dit bestemmingsplan.

4.3 Water

Water is steeds meer een bepalend aspect in de ruimtelijke ordening. Daarbij zijn de waterkwaliteit en -kwantiteit van belang. In het kader van het aspect water zijn voor dit bestemmingsplan het grondwater, het oppervlaktewater en de waterkwaliteit van beide beoordeeld. In het MER is in hoofdstuk 5 uitgebreid beschreven welke (extra) maatregelen zijn genomen om te borgen dat de realisatie van Meerstad-Midden West geen negatieve gevolgen heeft voor de waterhuishouding van de omliggende gebieden.

De ontwikkelvariant uit de waterstructuurvisie (Royal Haskoning, 2005) vormt het uitgangspunt voor het ontwerp van het watersysteem van Meerstad. Voor de waterstructuur van deelplan 1 (Meeroevers) is een aantal uitgangspunten gehanteerd. Deze punten worden ook toegepast in de nog te realiseren ontwikkelingen binnen het deelplan Meerstad-Midden West:

  • De waterstructuur moet passen binnen de uiteindelijke waterstructuur van de ontwikkelvariant van de waterstructuurvisie.
  • Voor de waterstructuur wordt een aantal (tijdelijke) maatregelen getroffen zoals een tijdelijke kwelsloot met bijbehorende dammen en duikers (bijvoorbeeld nabij de roeibaan), die niet zijn opgenomen in de waterstructuur van de ontwikkelvariant. Dit mogen geen spijtmaatregelen zijn.
  • De waterstructuur binnen het plangebied is een kleinere versie van de ontwikkelvariant voor het gehele Masterplangebied. Alle onderdelen van de ontwikkelvariant zoals de kwelvaart, bezinkbekken, en de recirculatie via de kwaliteitsduikers, vormen ook een onderdeel van het watersysteem.
  • In een breed samengestelde expertgroep is het aspect waterkwaliteit zoals uitgewerkt in de waterstructuurvisie kritisch geëvalueerd. Nieuwe inzichten die hieruit naar voren zijn gekomen zijn toegepast.
  • Het Woldmeer en zijn omgeving (onder andere de woongebieden en waterkeringen) worden zodanig ingericht dat het meer ingezet kan worden voor noodberging. Hierbij kan ten opzichte van het streefpeil van 2,30- m. NAP een extra schijf water van 0,50m in het meer geborgen worden. De al gerealiseerde gebieden zijn reeds op basis van dit uitgangspunt uitgevoerd.

Een belangrijk deel van het watersysteem binnen het plangebied is al gerealiseerd met de start van het Woldmeer en het aanleggen van een kwelsloot en het uitstroomgebied. Daarnaast zijn in de al gerealiseerde woongebieden in het plangebied ook watergangen aangelegd. Deze watergangen en -partijen zijn van belang voor de opvang van regenwater en voor het behoud van voldoende kwaliteit van het oppervlakte- en grondwater. Ze worden vanuit deze waterhuishoudkundige functies specifiek in dit bestemmingsplan geregeld.

Door de gefaseerde aanleg van Meerstad wordt de uiteindelijke waterstructuur van de ontwikkelvariant nog niet in z'n geheel gerealiseerd. In de waterstructuur zijn een aantal (tijdelijke) maatregelen getroffen om het waterbeheer zo optimaal mogelijk te maken.

In de toekomstige situatie hoeft minder snel (hemel)water afgevoerd te worden vanuit het bemalingsgebied van gemaal de Borg, omdat het Woldmeer als buffer fungeert waarin regenwater wordt vastgehouden. Het watersysteem van Meerstad-Midden West functioneert zelfstandig. Door de maatregelen voor de waarborging van het waterbeheer treedt geen verandering op in de grondwaterstanden buiten het plangebied Meerstad-Midden West of ter plaatse van de bestaande ingelanden binnen het gebied Meerstad-Midden West.

Uit de gegevens verkregen uit monitoring blijkt dat de waterkwaliteit van het Woldmeer zeer goed is. Om te voorkomen dat toekomstige ontwikkelingen binnen Meerstad ongewild een negatieve invloed hebben op de waterkwaliteit, maar ook om indien nodig tijdig in te kunnen grijpen, wordt een aantal maatregelen getroffen Bureau Meerstad zal, mede op advies van de Commissie voor de m.e.r. en het Waterschap Hunze en Aa's, het lopende monitoringsysteem uitbreiden. Daarnaast is vanaf 2016 het Woldmeer in het kader van de KRW opgenomen in de reguliere waterkwaliteitsmonitoring van waterschap Hunze en Aa's. De monitoringsresultaten zullen gebruikt worden in een nieuw waterkwaliteitsonderzoek (watersysteem analyse) en gebruikt worden in de planvorming voor het oostelijke deel van het Woldmeer (buiten het plangebied).

In de toekomst wordt het Woldmeer verder uitgebreid richting het oosten. Waar nodig is daar in dit bestemmingsplan op vooruitgelopen door hiervoor een specifieke bestemming op te nemen. Te denken valt aan de bestemming Water of de bestemming Woongebied - Uit te werken, waarbinnen ook water gerealiseerd kan worden.

Daarnaast zal het Woldmeer in de toekomst gebruikt worden voor noodwaterberging. Elk jaar is er 1/100ste kans dat het meer hiervoor ingezet zal worden. Het bestemmingsplan staat daarom het realiseren van voorzieningen voor noodwaterberging toe. In lijn met het vigerende bestemmingsplan Meerstad-Midden (2007) is het binnen de planperiode alleen niet toegestaan het Woldmeer nu al voor noodwaterberging in te zetten. Het bergingsverbod is opgenomen als vertaling van de uitkomst van de waterkwaliteitsrapportages en –besprekingen in het kader van het MER. Hieruit komt naar voren dat het voltooide watersysteem een aantal jaren nodig heeft om zich zodanig te stabiliseren dat het zichzelf binnen acceptabele tijd kan herstellen van verstoring van de waterkwaliteit. In deze periode kan inlaat van grote hoeveelheden gebiedsvreemd water met een mindere waterkwaliteit, een mogelijke maatregel bij regionale wateroverlast, een negatieve invloed hebben op de waterkwaliteit in het watersysteem. Na een bepaalde periode kan het watersysteem zich daar sneller van herstellen. De inzichten hierover zijn nog niet anders.

Hierbij speelt ook een rol het voorliggende bestemmingsplan slecht over een relatief beperkt gedeelte van het Woldmeer gaat en dat voltooiing van het gehele meer binnen de planperiode niet voorzien wordt. Het realiseren van het Woldmeer is nog volop in uitvoering. Recent is door het College van Groningen besloten dat er een ontwikkel- en uitvoeringsplan voor Meerstad Midden Oost opgesteld moet worden. Het is de verwachting dat in 2019 de planvorming voor Meerstad-Midden Oost aan de Raad voorgelegd kan worden. Onderdeel hiervan is het bepalen van de contouren van het oostelijke deel van het Woldmeer, gelegen buiten het voorliggende bestemmingsplan. Mede op basis hiervan en op basis van de monitoringsresultaten zal een nieuw onderzoek uitgevoerd worden naar de te verwachten waterkwaliteit van het Woldmeer, waarbij de waterberging betrokken zal worden.

Overigens zal bij dreigende watersnood in het kader van het Crisismanagement de Veiligheidsregio Groningen, waarin het waterschap vertegenwoordigd is, besluiten over de mogelijke inzet van het Woldmeer als noodwaterbergingsgebied en daarbij de betrokken belangen afwegen.

Aan de noordzijde van het plangebied ligt het Slochterdiep, dat aantakt op het Eemskanaal. Onder meer hierlangs is een waterkering aanwezig die van belang is voor de bescherming van het omliggende gebied tegen hoog water. Deze waterkeringen worden daarom in dit bestemmingsplan specifiek geregeld.

Het Eemskanaal is een vaarweg met een CEMT klasse Va, wat betekent dat hierop maximaal het "Groot Rijnschip" is toegestaan. Dit heeft onder meer invloed op de breedte van het kanaal en de doorvaarhoogte van bruggen. Langs dergelijke vaarwegen moet in ieder geval aan één zijde een bebouwingsvrije strook gehandhaafd blijven, voor het onderhoud van de vaarweg en de veiligheid van het scheepvaartverkeer over de vaarweg. Een dergelijke zone is aan de noordzijde van het Eemskanaal aanwezig en moet ook aan de zuidzijde worden opgenomen. Hier wordt in dit bestemmingsplan rekening mee gehouden. Het Eemskanaal is ten slotte aangewezen als transportroute voor gevaarlijke stoffen. De gevolgen hiervan staan in paragraaf 4.9.

4.4 Natuur

Bij het aspect natuur wordt gekeken naar beschermde gebieden en beschermde soorten. Beide vallen onder de Wet Natuurbescherming (per 1 januari 2017 in werking).

4.4.1 Beschermde gebieden

Onder de beschermde gebieden vallen Natura 2000-gebieden en gebieden die vallen onder het Natuurnetwerk Nederland (NNN, voorheen EHS). Op ruim 4 kilometer ten zuiden van het plangebied ligt het Natura 2000-gebied Zuidlaardermeergebied en ruim 9 kilometer ten zuiden het Natura 2000-gebied Drentsche Aa-gebied. Voor deze gebieden zijn instandhoudingsdoelstellingen geformuleerd.

Het plan heeft geen directe effecten als areaalverlies, verdroging, verstoring of versnippering, vanwege de ligging op ruime afstand van Natura 2000 en het Natuurnetwerk. Het plangebied is van geringe betekenis als foerageergebied voor de kwalificerende soorten van het Natura 2000-gebied Zuidlaardermeergebied (kleine zwaan, toendrarietgans, kolgans en smient). In het planvoornemen wordt het agrarisch foerageerareaal verder verkleind. In de ruime omgeving van het Natura 2000-gebied blijft echter een zeer groot areaal vergelijkbaar foerageergebied (tienduizenden hectares) beschikbaar in de vorm van voedselrijk grasland en akkerland. Het verlies van enkele tientallen hectares foerageergebied binnen het plangebied is daarmee vergeleken verwaarloosbaar klein.

De Natura 2000-gebieden zijn beoordeeld in het kader van de PAS (stikstofdepositie). Het Drentsche Aa-gebied is hiervoor maatgevend. Hiervoor zijn stikstofdepositieberekeningen uitgevoerd, waaruit blijkt dat geen sprake is van extra depositie op het Natura 2000-gebied Drentsche Aa. Het Natura 2000-gebied Zuidlaardermeer is niet stikstofgevoelig. Van een significant effect in beschermde natuurgebieden is daarom geen sprake.

Het NNN is via de provinciale verordening vastgelegd. Daaruit volgt dat in het plangebied geen NNN-gebieden aanwezig zijn. Het plangebied ligt wel aan het natuurgebiedje Harksteder Broeklanden. Dit natuurgebied maakt echter geen deel uit van het NNN en wordt in dat kader niet beoordeeld.

Vanwege de ligging op ruime afstand van Natura 2000 en het Natuurnetwerk zijn er geen directe effecten als areaalverlies, verdroging, verstoring of versnippering.

4.4.2 Beschermde soorten

In het plangebied zijn (mogelijk) beschermde soorten aanwezig. In het planMER zijn de effecten van Meerstad op deze soorten beoordeeld. Hieruit blijkt dat de ontwikkeling op enkele soorten effecten heeft. Herinrichting van het gebied leidt tot het verlies van leefgebied van verschillende soorten amfibieën waaronder de zwaar beschermde heikikker. Hiervoor zijn veel maatregelen getroffen waaronder het inrichten van compensatiegebieden ten oosten van Meerstad, het inrichten van een natuurlijke groenzone in Meerstad en jaarlijkse monitoring van deze gebieden. In enkele gevallen zorgt de inrichting van Meerstad ook voor een verbetering van de situatie voor bepaalde soorten. Denk hierbij aan de realisatie van nieuw water en de positieve effecten hiervan op soorten als kluut en oeverzwaluw. De realisatie daarvan zorgen voor het ontstaan van nieuwe natuur. De ecologische potenties daarvan hangen vooral af van de aard en intensiteit van het beheer en het toevoegen van specifieke ecologische elementen.

Uit de ecologische quickscan bleek dat de havik mogelijk in het plangebied broedt. Naar aanleiding hiervan heeft veldonderzoek plaatsgevonden. Hieruit is gebleken dat de havik in de Harksteder Broeklanden niet is aangetroffen. Dit onderzoek is als losse bijlage bij het bestemmingsplan gevoegd.

Voor het aspect natuur is geen specifieke regeling in dit bestemmingsplan nodig. Wel bieden verschillende bestemmingen ruimte voor de inrichting van groen en natuur.

4.5 Landschap, Cultuurhistorie En Archeologie

Voor Meerstad zijn de effecten op de landschappelijke kwaliteit, de cultuurhistorische en de archeologische waarden beoordeeld.

4.5.1 Landschap en cultuurhistorie

De ontwikkeling van Meerstad-Midden West is al ingezet met de realisatie van het Masterplan Meerstad. In het verleden is hiervoor de keuze gemaakt om het landschap te transformeren. In het kader van het Masterplan en de voorgaande bestemmingsplannen is het effect op landschap en cultuurhistorie al in eerdere MER-ren beoordeeld. Met de iets andere invulling van het gebied zoals in dit bestemmingsplan wordt geregeld, is geen sprake van een wezenlijk ander landschap dan eerder onderzocht. De wijziging van het landschap leidt ook tot de realisatie van nieuwe waarden en versterking van bestaande waarden. De bestaande en nieuwe landschappelijke waarden worden in het bestemmingsplan opgenomen met een specifieke bestemming, bijvoorbeeld Groen en Water. Zo blijven ze in de toekomst bestaan en mogelijk.

De oude ontginningsas langs de Hoofdweg verdicht met de plannen voor Meerstad verder. De verdichting tast aan de randen de grootschalige openheid aan. De nog aanwezige verkavelingspatronen verdwijnen deels en blijven deels herkenbaar via o.a. de groene radialen. In het plangebied zijn geen monumenten, waardevolle essen, dijken, houtsingels en aardkundige waarden aanwezig. Dit aspect heeft geen gevolgen voor de regeling in dit bestemmingsplan.

Het plangebied kent op verschillende plaatsen panden die een cultuurhistorische waarde hebben voor de gemeente. Het is van belang deze waarde zo veel mogelijk te behouden voor de ruimtelijke uitstraling van de omgeving. De bedoelde panden zijn door de gemeente aangewezen en specifiek geregeld in dit bestemmingsplan.

4.5.2 Archeologie

In het plangebied zijn (mogelijk) archeologische waarden aanwezig (middelhoge verwachting). Als gevolg van de ontwikkeling van in Meerstad-Midden West kunnen deze waarden worden aangetast. Behoud in de bodem is deels mogelijk en deels ook niet mogelijk. Tegelijkertijd levert archeologisch onderzoek ook inzicht in de geschiedenis van het gebied en levert daardoor een wetenschappelijke en educatieve bijdrage. Voor de middelhoge verwachtingswaarde wordt in dit bestemmingsplan een passende regeling opgenomen. Deze regeling schrijft voor dat bij ontwikkelingen van een bepaalde omvang archeologisch onderzoek nodig is. Zo worden mogelijke archeologische waarden in beeld gebracht en kunnen passende maatregelen worden genomen.

In de woongebieden van Meeroevers is de ondergrond 1,2 meter opgehoogd. Deze is grotendeels vrij van archeologische verplichtingen, omdat in deze opgebrachte grond geen archeologische waarden worden verwacht. Voor een paar kleine deelgebieden in Meeroevers geldt dat wanneer de werkzaamheden de natuurlijke bodemopbouw bereiken (bijvoorbeeld bij de aanleg van een diepe kelder of een zwembad) de archeologische waarde van kracht is en daarmee de onderzoeksplicht die daar al dan niet aan hangt.

4.6 Verkeer En Vervoer

De verkeersrelaties met het plangebied zijn in grofweg drie bestemmingen te verdelen. De belangrijkste verkeersrelatie vanuit het plangebied is met het hoofdwegennetwerk, de N7 en N46 die onderdeel uitmaken van de Ring Groningen en de A7 richting Duitsland. De tweede belangrijke verkeersrelatie is met het centrum van Groningen en alle voorzieningen daaromheen. De overige bestemmingen zoals de omliggende kleinere kernen en voorzieningen vormen de derde, minder belangrijke, verkeersrelatie.

Door de ontwikkeling van woningbouw, maatschappelijke-, recreatieve- en commerciële functies wordt met het planvoornemen verkeer gegenereerd. Deze verkeersgeneratie heeft effect op de doorstroming, verkeersafwikkeling en verkeersveiligheid op het omliggende wegennet. Om deze effecten inzichtelijk te maken is gebruik gemaakt van het geactualiseerde gemeentelijk verkeersmodel (Groningen Plus 2014), die uitgebreid is met alle te beoordelen scenario's. In het MER zijn de verkeerseffecten voor gemotoriseerd verkeer inzichtelijk gemaakt en beoordeeld. Voor langzaam verkeer is gekeken naar de directheid van routes, maar ook naar de barrièrewerking op belangrijke routes en de oversteekbaarheid van diverse relevante wegen. Verkeersveiligheid is getoetst aan de hand van de inrichtingsprincipes van Duurzaam Veilig. Daarnaast is gekeken naar eventuele bestaande ongevalsconcentraties.

In het planvoornemen wijzigt de infrastructuur. Tussen het plangebied en de aansluiting op de N46 bij bedrijventerrein Driebond wordt een nieuwe ontsluitingsroute gerealiseerd. Deze nieuwe weg wordt ingericht als gebiedsontsluitingsweg en neemt de functie als hoofdontsluiting van de Driebondsweg over. De Borgweg wordt doorgetrokken naar de nieuwe weg. Op de locatie waar de wegen kruisen zal een nieuw kruispunt gerealiseerd worden. De Hoofdweg sluit aan op de nieuwe weg ter hoogte van de Vossenburglaan. Deze wegen worden met elkaar verbonden door middel van een nieuw te realiseren kruispunt. De Middelberterweg, die tussen Middelbert en de Driebondsweg gelegen is, wordt door de nieuwe weg doorkruist. Op deze locatie is een nieuw kruispunt voorzien. De hoofdwegen, waar veel gemotoriseerd verkeer verwacht wordt, zijn voorzien van vrijliggende fietspaden. De toekomstige verkeersstromen worden door de nieuwe infrastructuur gefaciliteerd. Wel zijn de volgende aandachtspunten benoemd voor de nadere uitwerking van het bestemmingsplan. De nieuwe hoofdontsluitingsweg maakt strikt gezien geen onderdeel uit van het plangebied, maar is een direct gevolg van het realiseren van het planvoornemen en wordt derhalve daarom in het MER beoordeeld.

  • Nieuwe weg (Hoofdontsluiting):
    1. 1. Uitbreiding bestaande kruispunten N46 - Sint-Petersburgweg - Driebondsweg - Nieuwe weg (Hoofdontsluiting): In de referentiesituatie is rondom de aansluiting Driebond/Meerstad een verkeersafwikkelingsknelpunt geconstateerd. De gemeente Groningen is voornemens de capaciteit op deze kruispunten op korte termijn uit te breiden. Om de verkeersafwikkeling in het planvoornemen, doorkijk Meerstad-Midden Overig en doorkijk Meerstad Totaal te borgen is het nodig voldoende afwikkelingscapaciteit op de bestaande kruispunten N46 - Sint-Petersburgweg - Driebondsweg - Nieuwe weg (Hoofdontsluiting) te realiseren. Gezien de ruimte die beschikbaar is binnen de ruimtelijke dwangpunten wordt uitbreiding van deze bestaande kruispunten als haalbaar beoordeeld.
    2. 2. Vormgeving nieuwe kruispunten: Op de nieuwe weg tussen het de Hoofdweg en N46 zijn in het planvoornemen, doorkijk Meerstad-Midden Overig en doorkijk Meerstad Totaal een aantal nieuwe kruispunten voorzien. Het nieuwe kruispunt met de Vossenburglaan - Hoofdweg - Nieuwe weg (Hoofdontsluiting) en het nieuwe kruispunt met de Nieuwe weg (Hoofdontsluiting) - Borgweg vormen een belangrijke schakel in het wegennetwerk. De vormgeving van deze kruispunten is daarom van groot belang. Daarnaast zal de kruising tussen de Nieuwe weg (Hoofdontsluiting) en Middelberterweg vormgegeven moeten worden.
    3. 3. In de verdere uitwerking van het bestemmingsplan Meerstad-Midden West zal aangetoond moeten worden dat de vormgeving van deze kruispunten de toekomstige verkeersstromen kan verwerken en Duurzaam Veilig zijn ingericht. Een aandachtspunt hierin zijn de kruisende fietsroutes. Langs de Hoofdweg en Borgweg is een noord-zuid fietsroute aanwezig. In oost-west richting is een nieuwe fietsroute tussen het plangebied en de stad Groningen voorzien. Het is van belang dat een vlotte en veilige fietsoversteek in de uitwerking van de infrastructuur geborgd is. Gezien de ruimte die beschikbaar is binnen de ruimtelijke dwangpunten wordt realisatie van voldoende afwikkelingscapaciteit als haalbaar beoordeeld.
  • Driebondsweg: De Driebondsweg krijgt in het planvoornemen, doorkijk Meerstad-Midden overig en doorkijk Meerstad Totaal een lokale bestemmingsverkeer functie, zonder doorgaand karakter. De oorspronkelijke verbinding tussen de N46 en de Borgweg via de Driebondsweg blijft mogelijk wel in stand. Om sluipverkeer te voorkomen zijn op deze weg stremmingsmaatregelen wenselijk.
  • Parkeervoorziening: Voor de bestaande functies is de parkeerbehoefte gerealiseerd. Gebleken is ook dat hier voldoende parkeren aanwezig is om overlast te voorkomen. Voor de nog te realiseren gebieden worden op het moment van uitwerking maatregelen getroffen om parkeeroverlast te voorkomen. De CROW richtlijnen en het parkeerbeleid van de gemeente Groningen zijn daarbij het uitgangspunt. In dit bestemmingsplan wordt onderscheid gemaakt in algemene parkeerterreinen, parkeerterreinen voor een specifieke functie en parkeren bij woningen/in woonstraten. Elk type heeft zijn eigen regeling, vanwege het verschil in uitgangssituatie.

Het verkeer wordt geregeld via specifieke verkeersbestemmingen of later uitgewerkt (uit te werken woonbestemming). Deze bestemmingen bieden voldoende ruimte om de gewenste ingrepen mogelijk te maken. Hierdoor biedt het plan voldoende ruimte voor de toekomstige verkeersgeneratie.

4.7 Geluid

In de Wet geluidhinder zijn regelingen opgenomen ten aanzien van toelaatbare geluidbelasting binnen zones van verschillende geluidbronnen van belang, namelijk; bedrijven, inrichtingen, vliegverkeer, spoorwegen, vaarwegen en autowegen. Bij het plangebied is geluid van vliegverkeer, spoorwegen en vaarwegen niet van belang. De geluidsbronnen die invloed hebben op de regeling van dit bestemmingsplan zijn het geluidgezoneerde bedrijventerrein aan de noordzijde ervan, de NAM-gasproductielocatie (Eemskanaal) en de hoofdontsluitingsroutes over de Borgsloot/het Eemskanaal Zuid, de Hoofdweg, Borgweg en Middelberterweg.

Zone industrielawaai

De geluidzone van de NAM-locatie overlapt het plangebied in de noordoosthoek. De zone is vastgelegd in dit bestemmingsplan (zie ook paragraaf 5.2.3.4). Op dit moment zijn hier geen woningen aanwezig. Op 20 november 2007 is wel alvast besluit hogere grenswaarden vastgesteld in het kader van de vaststelling van bestemmingsplan Meerstad-Midden. De hogere waarde is vastgesteld voor maximaal 55 dB(A) bij maximaal 147 woningen binnen de geluidzone van de NAM-locatie. De voorwaarde hierbij is dat bij de uitwerking van de woongebieden akoestisch onderzoek wordt verricht om de optimale invulling vast te stellen zodat zo min mogelijk woningen daadwerkelijk een hogere geluidbelasting dan 50 dB(A) ondervinden. Deze voorwaarde wordt in dit bestemmingsplan overgenomen. Dit gedeelte heeft bestemming woongebied. Uitgaande van een woningdichtheid van 10 woningen/ha in Sluis-Oost, betreft het ongeveer 50 woningen die een geluidbelasting hoger dan 50 dB(A) ondervinden vanwege de NAM-locatie. Dit aantal is lager dan het maximum van de in totaal 147 toegestane woningen. Onder voorwaarde dat er een akoestisch optimale invulling in dit gebied wordt gerealiseerd, wordt voldaan aan de bepalingen ten aanzien van industrielawaai.

Wegverkeerslawaai

Bij de realisatie van woningen of andere geluidsgevoelige bestemmingen binnen de (vaste) zone langs een weg moeten de wettelijke grenswaarden in acht worden genomen. Ook bij de aanleg van nieuwe wegen geldt een voorkeursgrenswaarde van Lden = 48 dB. Een onderzoek naar mogelijke bron- en/of overdrachtsmaatregelen is nodig wanneer deze voorkeursgrenswaarde wordt overschreden. Zijn maatregelen niet mogelijk, dan kunnen Burgemeester en Wethouders ontheffing van de voorkeursgrenswaarde verlenen. Hierbij kan voor een woning in binnenstedelijk gebied een hogere waarde van ten hoogste 63 dB worden vastgesteld en bij woningen in buitenstedelijk gebied een hogere waarde van ten hoogste 53 dB. Als er een hogere geluidsbelasting vanwege wegverkeerslawaai toelaatbaar is, moet aandacht worden besteedt aan de geluidwering van de gevels.

Het maximale niveau van 63 dB voor de geluidsbelasting in stedelijk gebied is in Meerstad vanwege de gewenste leefomgevingskwaliteit niet wenselijk. In 2007 is een geluidsniveau geaccepteerd van 53 dB. Om nabij ontsluitingswegen meer bouwmogelijkheden te creëren is in 2015 een partiële herziening van het bestemmingsplan vastgesteld. Hierin zijn de uitwerkingsregels aangepast op een maximale grenswaarde voor geluid voor nieuw te bouwen woningen van 58 dB.

Bij 30 km-wegen of bestaande woningen langs bestaande wegen is onderzoek niet verplicht, maar wel gewenst in het kader van een goede ruimtelijke ordening. Hierbij wordt aangesloten bij het zogenaamde 2 dB-criterium, zoals gebruikelijk bij een beoordeling in het kader van de Wet geluidhinder. Dit houdt in dat een verhoging tot 2 dB ten gevolge van het verkeer van en naar het plangebied is toegestaan, waarbij rekening wordt gehouden met een ondergrens van 48 dB (voorkeursgrenswaarde).

Ten behoeve van het MER en dit bestemmingsplan is akoestisch onderzoek uitgevoerd waarin de volgende aspecten zijn onderzocht:

  • Geluidsbelasting bij nieuwe en bestaande woningen binnen het plangebied
  • Geluidbelasting vanwege de nieuwe weg(en)
  • Geluidbelasting in de omgeving

Geluidbelasting bij nieuwe en bestaande woningen binnen het plangebied

In het akoestisch onderzoek bij het planMER is op basis van berekende contouren voor het planvoornemen het aantal woningen bepaald waarvoor hogere waarden moeten worden vastgesteld van ten hoogste 53 dB en 58 dB (inclusief aftrek art. 110g Wgh). Voor de uiteindelijke ligging van de zones is uitgegaan van de eindsituatie (Meerstad Totaal) om te voorkomen dat de nu te bouwen woningen in de toekomst een te lage gevelgeluidwering hebben. Voor alle woningen die binnen de gele contouren in de volgende figuur staan, is een hogere grenswaarde van 53 dB nodig. Voor de woningen binnen de oranje contouren een hogere waarde van 58 dB. In totaal wordt voor 326 woningen rekening gehouden met een hogere waarde van 53 dB en voor 149 woningen met een hogere waarde van 58 dB. In dit bestemmingsplan zijn alleen de maxima vastgelegd. Bij de planuitwerking wordt voor de gebieden die nu zijn voorzien van een uit te werken bestemming de daadwerkelijke hogere waarde vastgesteld en geregistreerd op adres en perceel van de nieuwe woning.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP568MeerstadMidW-vg01_0013.png"

Berekende geluidcontouren

Tevens is er nog sprake van enkele kavels waarvoor wel een hogere waarde is verleend maar waar nog geen woningen zijn gebouwd. Daar de geluidscontouren volgens doorkijk Meerstad Totaal niet ruimer zijn dan de contouren volgens het vigerende bestemmingsplan, hoeven voor deze kavels geen hogere waarden te worden vastgesteld. Hierbij is voor enkele kavels maatwerk verricht. Zie hiervoor het akoestisch onderzoek bij het planMER.

De geluidsbelasting op de bestaande woningen binnen het bestemmingsplan Meerstad-Midden West neemt met minder dan 2 dB toe. Daar er ten gevolge van geen enkele weg sprake is van een toename van 2 dB of meer, zijn ook vanuit goede ruimtelijke ordening met betrekking tot deze woningen geen beperkingen.

Samengevat kan worden gesteld dat het plan vanuit het aspect wegverkeerslawaai geen bezwaren ontmoet en er voldoende maatregelen mogelijk zijn. De woningen kunnen op voldoende afstand van de wegen worden gebouwd zodat hogere waarden van 58 dB voldoende zijn. Hiermee wordt voldaan aan de bepalingen van de Wet geluidhinder.

Geluidbelasting vanwege de nieuwe weg(en)

Om het bestemmingsplan Meerstad-Midden West te ontsluiten zullen de Noordelijke Ontsluitingsweg en de nieuwe Borgweg worden aangelegd. Deze Noordelijke Ontsluitingsweg naar de ringweg van Groningen (N46) is reeds bestemd in het Bestemmingplan Meerstad Midden. Ook zijn hiervoor reeds hogere grenswaarden geluid vastgesteld. Tevens wordt de huidige aansluiting van de Borgweg op de Hoofdweg verplaatst naar het westen zodat de Borgweg aansluit op de Noordelijke Ontsluitingsweg. Uit het akoestisch onderzoek blijkt dat, met de aangegeven principe maatregelen, de geluidsbelasting ten gevolge Noordelijke Ontsluitingsweg niet meer bedraagt dan de vastgestelde hogere waarden en/of de voorkeursgrenswaarde van 48 dB. De geluidsbelasting ten gevolge van de Borgweg bedraagt zonder aanvullende maatregelen niet meer dan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB. Ook voor de nieuwe wegen wordt voldaan aan de Wet geluidhinder.

Geluidbelasting in de omgeving

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is ook de eventuele toename van de geluidbelasting in de omgeving beoordeeld als gevolg van het drukker worden van de wegen van en naar het plangebied. Ten gevolge van de planontwikkeling neemt de geluidsbelasting ten opzichte van de referentiesituatie op 2 woningen met 1,6 dB toe, bij de overige woningen is dit 1,5 dB of lager. Conform de systematiek uit de Wet geluidhinder is het uitgangspunt gehanteerd dat een toename tot 2 dB (afgeronde waarde van 1,5 dB) zonder meer acceptabel is. Een toename van ten hoogste 1,6 dB zal echter niet tot ontoelaatbare hinder leiden. De geluidsbelasting ten gevolge van de overige wegen neemt bij het planvoornemen ten opzichte van de referentie situatie met minder dan 2 dB toe.

Voor enkele overige wegen neemt de geluidsbelasting ten opzichte van de huidige situatie (2017) wel met iets meer dan 2 dB toe, maar dat wordt dan grotendeels veroorzaakt door de autonome groei van het verkeer en niet door het ontwikkelen van Meerstad Midden West. Deze relatief geringe toename ten opzichte van de huidige situatie zal niet tot ontoelaatbare hinder leiden.

Gelet op het bovenstaande is er als gevolg van het planvoornemen geen sprake van “gevolgen elders” in de zin van de Wet geluidhinder en is er dus sprake van een goede ruimtelijke ordening.

4.8 Luchtkwaliteit

In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan, uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens, rekening gehouden met de luchtkwaliteit.

Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer (ook wel Wet luchtkwaliteit genoemd, Wlk). Dit deel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. In het Besluit niet in betekenende mate is bepaald in welke gevallen een project vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:

  • een project heeft een effect van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10 (= 1,2 µg/m³);
  • een project valt in een categorie die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden; deze categorieën betreffen onder andere woningbouw met niet meer dan 1.500 woningen bij één ontsluitingsweg en 3.000 woningen bij twee ontsluitingswegen, kantoorlocaties met een bruto vloeroppervlak van niet meer dan 100.000 m2 bij één ontsluitingsweg en 200.000 m2 bij twee ontsluitingswegen.

Voor het MER zijn de concentraties stikstof (NOx) en fijnstof (PM2,5/ PM10) berekend. Door de ontwikkeling van de woningen in Meerstad neemt de verkeersintensiteit op de ontsluitingswegen in en naar de wijk toe. Met deze toename neemt ook de uitstoot van stikstof en fijnstof toe. De maximale totale concentratie voor NO2 bedraagt 9,6 µg/m3, voor PM10 15,0 µg/m3 envoor PM2,5 8,1 µg/m3. Deze waarden zijn berekend langs de Rijksweg, ten westen van de N46. De maximale planbijdrage ten opzichte van de referentiesituatie bedraagt op de maatgevende beoordelingspunten 1,1 µg/m3 voor NO2, 0,2 µg/m3 voor PM10 en 0,1 µg/m3 voor PM2,5. Deze waarden worden berekend langs diverse wegen in de nabijheid van het plangebied waaronder de Vossenburglaan, Meeroeverslaan, Zuidboldersweg en de Noordelijke ontsluitingsweg (nabij de kruising met de Middelberterweg). Op diverse plaatsen is ook sprake van een afname van de concentraties luchtverontreinigende stoffen. De gemiddelde planbijdrage als gevolg van het planvoornemen bedraagt 0,07 µg/m3 voor NO2, voor PM10 is er een gemiddelde planbijdrage van 0,02 en voor PM2,5 van 0,003 µg/m3.

Er wordt ruimschoots aan de grenswaarden voldaan, de planbijdrage is zo gering dat deze minder is dan 3% van de grenswaarde en daarmee niet in betekenende mate. De woningbouw is op dit aspect mogelijk. Het geeft geen directe uitgangspunten voor de regeling in dit bestemmingsplan.

4.9 Externe Veiligheid

Bij de ontwikkeling van de plannen voor Meerstad wordt in het kader van externe veiligheid gekeken naar de risico's rond:

  • bedrijven waar activiteiten plaatsvinden die gevolgen hebben voor de externe veiligheid;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of door buisleidingen.

Daarbij zijn twee aspecten van belang, namelijk het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). In het MER is voor het plangebied vooral gekeken naar de ontwikkeling van deze aspecten.

4.9.1 Risicovolle inrichting, transportroutes en leidingen

In de directe omgeving van het plangebied zijn de volgende risicobronnen aanwezig:

  • inrichting NAM locatie Eemskanaal
  • NAM-observatieput
  • transportroute over het Eemskanaal
  • transportroute over de N360
  • buisleiding N-508-50 (40 bar aardgastransportleiding)

Van belang is of binnen de PR-contour en het invloedsgebied van het GR (beperkt) kwetsbare objecten (woningen) aanwezig zijn en/of gerealiseerd kunnen worden. De bestaande (beperkt) kwetsbare objecten liggen niet binnen de PR-contouren van de genoemde risicobronnen. Nieuwe objecten worden binnen deze contouren niet mogelijk gemaakt. Waar nodig worden de PR-contouren rond risicobronnen in dit bestemmingsplan geregeld, om zo de realisatie van nieuwe objecten binnen deze contouren te kunnen weren.

Het bestemmingsplan maakt geen nieuwe kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten mogelijk binnen PR 10-6-risicocontour van de NAM-locatie. Nieuwe risicovolle inrichtingen zijn niet toegestaan. Het invloedsgebied van de NAM-locatie reikt deels over het plangebied. Het berekende groepsrisico neemt echter niet toe als gevolg van de beoogde ontwikkelingen.

Uit het basisnet weg blijkt dat de PR 10-6-risicocontour van de N360 niet buiten de weg ligt. Het invloedsgebied van de N360 bedraagt 355 meter en reikt deels over het plangebied. Binnen het deel van het plangebied dat binnen het invloedsgebied valt, zijn echter geen ontwikkelingen voorzien. Hierdoor is er geen sprake van een toename van de personendichtheden in het invloedsgebied. De beoogde ontwikkeling heeft geen gevolgen voor de hoogte van het GR van de N360.

Het deelgebied Meerstad-Zuid ligt binnen het invloedsgebied van de Rijksweg A7. Uit de berekeningen blijkt dat het groepsrisico onder die oriëntatiewaarde ligt. Ten opzichte van de huidige situatie is sprake van een beperkte afname van het groepsrisico.

De beoogde ontwikkelingen liggen op zodanige afstand vanaf de vaarweg (Eemskanaal) dat deze niet bepalend zijn voor de hoogte van het groepsrisico. Het deelgebied Meerstad-Midden Overig ligt wel binnen het invloedsgebied van het Eemskanaal, maar uit de berekeningen blijkt dat geen sprake is van een groepsrisico.

De QRA die voor zowel de A7 als het Eemskanaal is uitgevoerd is opgenomen als losse bijlage.

De hogedruk aardgasleiding N-508-50 heeft geen PR 10-6-contour. Het planvoornemen ligt slechts voor een klein deel binnen het invloedsgebied van de hogedruk aardgasleiding. Gelet hierop is er geen sprake van een groepsrisico.

4.9.2 Overige leidingen

Direct ten zuiden van het plangebied loopt een bovengrondse hoogspanningsverbinding. Deze verbinding ligt tussen Groningen en Klein-Harkstede en buigt vervolgens af in noordoostelijke richting. Voor deze verbinding geldt een indicatieve zone van 2 x 50 m. Binnen deze zone kunnen geen nieuwe gevoelige functies gerealiseerd worden. De leiding met omliggende indicatieve zone is buiten het plangebied gehouden en heeft dan ook geen directe doorwerking op de regeling van dit bestemmingsplan.

In de Provinciale Omgevingsverordening (POV) is op kaart 4 Infrastructuur in het gebied ten noorden van het Eemskanaal een tracé opgenomen voor een ondergrondse hoogspanningsleiding. Op grond van de POV gelden voor de gronden in dit gebied beperkingen die in het bestemmingsplan moeten worden opgenomen. Inmiddels is, na overleg met de provincie, gebleken dat dit tracé achterhaald is. Daarom is in dit bestemmingsplan uitgegaan van de bestaande hoogspanningsverbinding in het gebied. In het bestemmingsplan is derhalve geen rekening gehouden met het tracé voor de ondergrondse leiding aan de westzijde van het plangebied.

4.9.3 Bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid

Voor wat betreft de aspecten bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid wordt verwezen naar paragraaf 6.5 en paragraaf 6.6 van het bij dit bestemmingsplan behorende externe veiligheidsonderzoek. Ten aanzien van deze aspecten bestaat de inzet de geplande woningbouw en voorzieningen tweezijdig bereikbaar te maken voor hulpvoertuigen en de toekomstige ontwikkelingen te voorzien van adequate bluswatervoorzieningen. Gelet op de ligging en grootte van het Woldmeer en de aard van de woningbouw (veel eengezinshuizen) is dit over het algemeen in Meerstad geen probleem. Alle uitwerkingen zullen tot stand komen in overleg met de Veiligheidsregio Groningen.

4.10 Leefomgevingskwaliteit

In het kader van de leefomgevingskwaliteit zijn de gezondheid en de sociale leefbaarheid belangrijke criteria. Dit wordt in Meerstad vooral gerealiseerd door een gevarieerde, gezonde en veilige stad te bouwen.

De variatie wordt gerealiseerd door een afwisseling tussen bebouwd en groen gebied. Belangrijk in Meerstad is daarbij onder meer de realisatie van het Woldmeer met de grotere groenstructuren, naast de creatie van een nieuw woonklimaat. Ook in het bebouwde gebied is voldoende aandacht voor de afwisseling met grotere en kleinere groenstructuren. Deze variatie zorgt onder meer voor een gezondere leefomgeving voor de toekomstige bewoners van Meerstad. Ook de realisatie van levensloopbestendig wonen en plaats bieden aan zorg en voorzieningen zorgt hiervoor. In 2016 is een gezondheidscentrum in Meerstad geopend.

De realisatie van een duurzaam sociaal netwerk is daarnaast van belang voor een goede leefbaarheid. Dit is enerzijds gebaat bij identiteit, herkenbaarheid en gemeenschappelijke plekken voor ontmoeting. Anderzijds heeft dit betrekking op een veilige omgeving (mogelijkheden sociale controle). Met de inrichting van Meerstad zijn verschillende herkenbare ruimtelijk samenhangende woonbuurten gerealiseerd. Daarnaast wordt de bebouwing zodanig geplaatst dat dichtheid en ligging ruimte bieden voor bruikbare openbare plekken. Een sociaal netwerk kan daarnaast gerealiseerd worden door bewonersinitiatieven te faciliteren. Een voorbeeld hiervan is de realisatie van een moestuin. Op die manier ontstaan contacten tussen de bewoners en daarmee sociale structuren. Andere voorbeelden van voorzieningen waar deze contacten kunnen gaan plaatsvinden zijn speelterreinen, het voorzieningencentrum en in de natuur.

Tot slot wordt een betere leefomgeving in dit deel van Groningen ook gerealiseerd door de woningen aardbevingsbestendiger te bouwen volgens de geldende richtlijnen. Ontwikkelaars in Meerstad worden via overeenkomsten gebonden zich hieraan te houden. Bij particuliere ontwikkelaars wordt dwingend geadviseerd te bouwen volgens de richtlijnen.

4.11 Duurzaamheid

Duurzame ontwikkeling heeft in de eerste plaats alles te maken met slim ontwikkelen. Door een optimale organisatie van het bouwproces, met efficiëntie als strakke randvoorwaarde, kunnen grondstoffen worden bespaard, maar kan bijvoorbeeld ook (financiële) ruimte worden gecreëerd voor duurzame maatregelen (bijvoorbeeld op energiegebied). Van groot belang is dat de verschillende kwaliteitsaspecten niet los van elkaar worden gezien, maar dat gezocht wordt naar de (integrale) samenhang en de meest optimale combinatie met andere kwaliteitsaspecten. In Meerstad is pas sprake van een duurzame ontwikkeling als het zo wordt ingericht dat een zo hoog mogelijke waarde wordt verkregen vanuit ecologische, economische en sociaal-culturele invalshoek.

Meerstad wordt op een slimme manier ontwikkeld volgens een flexibele ontwikkelstrategie (2011). In deze strategie zijn allereerst de oorspronkelijke ambities van Meerstad uit 2005 (her)bevestigd:

  1. 1. voorzien in de vraag naar wonen in groen en aan water in de directe nabijheid van de Stad;
  2. 2. verminderen van het steeds maar stijgend autogebruik in de regio;
  3. 3. alternatief bieden voor bouwen in kwetsbare, waardevolle landschappen;
  4. 4. bijdragen aan de waterbergingsopgave voor de regio;
  5. 5. ontwikkelen van nieuwe natuur;
  6. 6. bieden van nieuwe recreatiemogelijkheden voor stad en regio.

Dit leidt tot de volgende doelstellingen per deelaspect met bijbehorende maatregelen.

  • Energie: Per saldo zijn de woningen in Meerstad in 2035 energieneutraal. De woningen binnen Meerstad krijgen geen gasaansluiting, zodat andere energiebronnen worden geïntegreerd (warmtepompen, passieve zonne-energie of opwekking van duurzame energie op het dak. Meerstad gaat onderzoeken wat de mogelijkheden zijn m.b.t. Warmte Koude Opslag (WKO). In Meerstad is ook al een aantal energieneutrale woningen gerealiseerd.
  • Ecologie: 2/3 deel van Meerstad zal bestaan uit groen en water. Meerstad is wonen in de natuur. Meerstad respecteert de bestaande landschapskwaliteiten en voegt daaraan nieuwe kwaliteiten toe. Zo zijn er grote delen van een robuust landschappelijk raamwerk gerealiseerd, waaronder het Woldmeer met grotendeels natuurvriendelijke oevers en een doorgaande groenstructuur met een uitstroommoeras die vanuit de stad Groningen tot aan de natuurgebieden ten oosten van Meerstad. Naast deze robuuste structuur zijn en worden op wijkniveau groenstructuren, de zogenaamde groene radialen, aangelegd die bewoners uitnodigen tot buiten recreëren en het ondernemen van gezamenlijke groene initiatieven
  • Water: 100 % van het oppervlaktewater bestaat uit gebiedseigen water. Er wordt geen water naar elders aan- of afgevoerd (m.u.v. noodwaterberging en m.u.v. extreme natte of droge weersituaties). In hoofdlijnen komt dit er op neer dat voldoende bergingscapaciteit wordt gerealiseerd om het verharde oppervlak te compenseren. Daarnaast wordt het meer ingericht als een regionale noodwaterbergingsvoorziening
  • (Sociale) leefbaarheid: Meerstad kent een gevarieerde bevolkingssamenstelling waar de bewoners gezond zijn en zich veilig, prettig en met elkaar verbonden voelen. Een duurzaam sociaal netwerk is gebaat bij identiteit, herkenbaarheid en gemeenschappelijke plekken voor ontmoeting. (Nieuw) bouwen in herkenbare ruimtelijke identiteiten versterkt het gevoel van sociale verbondenheid. Bebouwing wordt zodanig geplaatst dat dichtheid en ligging ruimte bieden voor bruikbare openbare plekken. Dagelijkse voorzieningen(-centra) zijn en worden gemakkelijk bereikbaar vanuit het woonprogramma middels verkeersveilige infrastructuur met een 30 km regime in woonstraten. Diversiteit van woonmilieus wordt o.a. bereikt door het woonprogramma te spreiden en te mengen met andere programmaonderdelen en door het maken van verschillen in dichtheid.
  • Mobiliteit: alternatieve vervoerwijzen (fiets, OV en elektrische auto) zijn in Meerstad in 2028 gemeengoed en de voorzieningen daarvoor voldoen aan de behoefte.

Hoofdstuk 5 Juridische Toelichting

5.1 Algemeen

Juridische toelichting

Het bestemmingsplan Meerstad-Midden West voorziet in een actueel en adequaat juridisch kader voor beheer en ontwikkeling van het plangebied. Het is een plan op basis van artikel 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro). Daarmee kunnen met direct recht omgevingsvergunningen worden verleend. De gekozen bestemmingen en de daarbij behorende regels geven helder aan welke functies op welke plaats zijn toegestaan.

Planuitgangspunten

Net als in het geldende plan bestaat het nieuwe actualisatieplan uit een mix van uit te werken bestemmingen en eindbestemmingen. De al uitgewerkte delen van Meeroevers en Tersluis en bestaande bebouwing in vooral de linten krijgen daarbij een rechtstreekse bestemming, terwijl de deelgebieden Sluis-Oost en Achter Klein Harkstede (opnieuw), evenals enkele delen van Meeroevers en enkele percelen langs de Hoofdweg een uit te werken bestemming krijgen.

Flexibiliteit

Om de nodige flexibiliteit te waarborgen zijn in de bestemmingen verschillende wijzigings- en afwijkingsbevoegdheden opgenomen. Daarbij horen afwegingskaders/voorwaarden voor het kunnen verlenen van een afwijking, of het kunnen wijzigen van het bestemmingsplan.

Digitale standaarden

Dit bestemmingsplan is gemaakt volgens SVBP 2012 (Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012) en het standaard-bestemmingsplan van de gemeente Groningen. Daarin zijn de regels gestandaardiseerd. De bestemmingsregels zijn opgemaakt in een vaste indeling en bevatten in principe voor elke bestemming achtereenvolgens: een bestemmingsomschrijving, bouwregels, nadere eisen, afwijken van de bouwregels, specifieke gebruiksregels, afwijken van de gebruiksregels, en waar nodig een vergunningenstelsel voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden.

Het bestemmingsplan is digitaal gemaakt. De digitale verbeelding is variabel in schaal doordat kan worden in- en uitgezoomd, en bezit een meetfunctie. Het digitale plan is raadpleegbaar via het internet (gemeente.groningen.nl/projecten-en-bestemmingsplannen en via www.ruimtelijkeplannen.nl). Daar zijn de digitale bestanden ook te downloaden.

De papieren (analoge) verbeelding betreft een uitdraai van het digitale bestand. Deze is getekend volgens de PRABPK 2012 (Praktijkrichtlijn Analoge Bestemmingsplankaart). De verbeelding geeft in samenhang met de regels de bouw- en gebruiksmogelijkheden van de gronden binnen het plangebied aan.

5.2 Toelichting Op De Artikelen

5.2.1 Inleidende regels

De artikelen 1 en 2 bevatten de in het plan gebruikte begrippen en hun definitie en de wijze waarop moet worden gemeten. Met de definitie van een aantal begrippen is, vaak letterlijk, aangesloten bij de definitie zoals opgenomen in bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht (Bor). Voorbeelden hiervan zijn de definities voor 'achtererfgebied', 'bebouwingsgebied', 'daknok', 'dakvoet', ‘hoofdgebouw’, 'openbaar toegankelijk gebied' en 'voorerfgebied'. Bij andere definities is aansluiting gezocht bij het Bor, bijvoorbeeld bij de definitie van 'erf'. De rest van de begrippen zijn aangepast aan de standaard van de gemeente Groningen en de hiervoor geldende bestemmingsplannen en uitwerkingsplannen voor Meerstad en enkele nieuwe inzichten.

5.2.2 Bestemmingsregels

5.2.3 Algemene regels

5.2.4 Overgangs- en slotregels

Overgangsrecht

Dit artikel regelt het overgangsrecht. De regels zijn opgesteld volgens de artikelen 3.2.1 en 3.2.2 van het Besluit ruimtelijke ordening.

Slotregel

Dit artikel bevat de zogenaamde slotregel, die bedoeld is voor een eenduidige vastlegging van de naam van het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 6 Participatie, Inspraak En Overleg

6.1 Inspraak En Overleg

Het voorontwerpbestemmingsplan en het MER hebben met ingang van 9 maart tot en met 19 april 2017 ter inzage gelegen en zijn digitaal gestuurd aan betrokken (overheids)instanties.

De samenvatting van de inspraak- en overlegreacties zijn in hierna samengevat en voorzien van een gemeentelijke reactie. Daarnaast is er een aantal ambtelijke wijzigingen doorgevoerd in het ontwerpbestemmingsplan.

6.1.1 Inspraak

Het voorontwerpbestemmingsplan Meerstad-Midden West en het bijbehorend Milieueffectrapport hebben met ingang van 9 maart tot en met 19 april 2017 ter inzage gelegen. Gedurende deze termijn zijn 15 schriftelijke reacties op het plan binnengekomen. Deze zijn in dit hoofdstuk van commentaar voorzien. Tevens is op 29 maart 2017 een inloopbijeenkomst gehouden. Deze bijeenkomst is door ongeveer 15 personen bezocht. Het merendeel van de personen bestond uit inwoners van Klein Harkstede. Vrijwel alle belangstellenden hebben ook schriftelijk gereageerd. Hun mondelinge opmerkingen komen terug in deze schriftelijke inspraakreacties, en zijn deels voor zover ze gelijkluidend zijn, gerubriceerd tot 10 bewonersreacties.

Klein Harkstede

  1. 1. Enkele bewoners van de Harkstederweg te Klein Harkstede (bewoners 1)

Hebben bezwaar tegen de bestemming Verkeer op het achterste deel van een aantal tuinen.

Reactie

Het bestemmingsplan wordt op dit onderdeel aangepast. De tuinen krijgen de bestemming Wonen in plaats van Verkeer (op basis van de kadastrale situatie).

  1. 2. Buurtcomité Harkstederweg, namens een aantal bewoners van Klein Harkstede (bewoners 2)

Maken bezwaar tegen de bestemming Uit te werken Wonen. Hier geen huizen, maar liefst groen. Ook wordt gepleit voor maatregelen tegen het toenemende (sluip)verkeer.

Reactie

Het bestemmingsplan wordt op dit onderdeel aangepast. De Uit te werken bestemming komt te vervallen en wordt vervangen door de bestemming Groen en voor een klein deel de bestemming Verkeer.

Sluipverkeer: zie hieronder bij inspraakreactie 4.

  1. 3. De bewoners van een woning aan de Hoofdweg te Klein Harkstede (bewoners 3)

Vragen naar een plek voor volkstuintjes en verzoek om de berm te maaien; verkeersmaatregelen tegen toename (sluip)verkeer.

Reactie

Berm maaien: De Vossenburglaan is in onderhoud bij Bureau Meerstad. Het beleid is er op gericht één per jaar te maaien.

Wat betreft de volkstuinen: er wordt een nieuwe locatie voor gezocht, dit is met de bewoners gecommuniceerd. Het bestemmingsplan biedt hiervoor mogelijkheden.

Sluipverkeer:

Onderdeel van de planvorming is de ontwikkeling van een Noordelijke ontsluitingsweg. De Noordelijke ontsluitingsweg komt te liggen tussen de aansluiting bij de Ring (N46/Beneluxweg)/kruising Driebondsweg en het kruispunt Hoofdweg / Vossenburglaan. Met de Noordelijke ontsluiting is beoogd een structurele oplossing te bieden voor de verkeersituatie in dit gebied. De ligging van de Noordelijke ontsluiting is vastgelegd in het Bestemmingsplan Meerstad-Midden (2007). Dit jaar zal Bureau Meerstad vooral vanwege het toenemend aantal woningen in Meerstad, starten met de planvoorbereiding voor deze nieuwe ontsluitingsweg.

  1. 4. Een bewoner van een woning aan de Harkstederweg te Klein Harkstede (bewoner 4)

Houdt een pleidooi voor een verkeersveilige oplossing voor fietsers bij het nieuwe transferium Driebondsweg.

Reactie

De belangrijkste reden om het P+R-terrein ten noorden van de Driebondsweg te situeren, is het openhouden van alle opties voor het gebied ten zuiden van de Driebondsweg. Dit gebied wordt gezien als entree van Meerstad. Dat vraagt om een representatieve invulling. Een parkeerterrein is dat niet.

Bij het bepalen van de locatie keuze is onder andere gekeken naar de consequenties voor de fiets. Daarbij is niet alleen gekeken naar de bestaande fietsroute vanuit Klein Harkstede, maar ook naar de fietsverbinding tussen het P+R-terrein en het bestaande fietspad langs de Driebondsweg. Voordeel van de gekozen locatie is dat de automobilist die zijn reis per fiets vervolgt direct gebruik kan maken van het fietspad langs de Driebondsweg. Een P+R-terrein aan de zuidzijde betekent een oversteek over de drukke Driebondsweg.

Er is ook gekeken naar de kruising tussen de toegangsweg en het bestaande fietspad. Het karakter van deze toegangsweg is anders dan de Driebondsweg en de Borgweg. De intensiteit is een stuk lager en is meer inrit dan zijweg. Maar ook dan moet de nodige aandacht worden besteed aan een zo veilig mogelijke fietsoversteek. Dat wordt gedaan door het autoverkeer af te remmen middels een drempel. Naar aanleiding van de inspraakreactie is besloten ook iets aan snelheidsremming op het fietspad te doen. Ook daar zullen drempels worden aangelegd die (alleen) de snelle fietser (en brommers/scooters) zullen afremmen.

Gevaarlijke verkeerssituaties moeten zoveel mogelijk worden voorkomen, maar er valt niet aan te ontkomen dat fietsers zijwegen, inritten en toegangswegen moeten kruisen. Vergeleken met veel andere fietsroutes in en naar de stad is het aantal conflictpunten op deze fietsroute minimaal. Tussen de Borgweg en de Bornholmstraat, over een afstand van meer dan drie kilometer, is dit pas de tweede kruising met het fietspad.

  1. 5. Een bewoner aan de Hoofdweg te Klein Harkstede (bewoner 5)

Heeft bezwaar tegen de dubbel bestemming Waarde-Archeologie 2 op zijn perceel (extra belemmering) en wijst op mogelijke archeologische waarde op een plek meer naar het noorden (Botterdöst).

Reactie

Het zuidelijk deel van het betrokken perceel heeft een dubbelbestemming: naast Agrarisch geldt de bestemming Waarde -Archeologie 2 (kruisjes op de verbeelding). De normale agrarische bedrijfsvoering wordt hierdoor niet beperkt, alleen bij grondwerkzaamheden dieper dan 30 cm dient een agrarisch rapport te worden overlegd, waaruit blijkt dat er geen archeologische waarden worden aangetroffen dan wel dat geen archeologische waarden verwacht worden. Dit kan in overleg met een archeoloog van de gemeente. De regeling is gebaseerd op het Europees Verdrag inzake de bescherming van archeologisch erfgoed en is juridisch verplicht zolang er geen archeologisch onderzoek ter plaatse is uitgevoerd.

Een archeoloog van de gemeente heeft ter plaatse een bezoek gebracht en geconstateerd dat de door de inspreker bedoelde locatie vanuit archeologisch gezichtspunt niet waardevol genoeg is om de bedoelde plek extra te beschermen.

“Botterdöst” is de naam van het oude streekje bij het perceel van inspreker. Wellicht kan deze naam behouden blijven, maar voor dit bestemmingsplan met namen van verschillende bestemmingen (Groen, Verkeer, Wonen) is hiervoor geen rol weggelegd.

  1. 6. Een bewoner van een woning aan de Harkstederweg te Klein Harkstede (bewoner 6)

Vraagt de bestemming Wonen toe kennen aan het achterste deel van zijn tuin dat aangeduid is als groen gebied.

Reactie

Het betreft een groot perceel achter het perceel Harkstederweg 35 (in de vorm van een trapezium). Volgens het oude bestemmingsplan Meerstad-Midden uit 2007 heeft dit perceel de bestemming Uit te Werken Woongebied. Binnen deze bestemming zijn allerlei functies mogelijk, waaronder groen, water, verkeer en ook wonen. Het is zeker niet de bedoeling dat alle delen van deze bestemming de bestemming 'Wonen' krijgen, op grond waarvan veel bebouwing (met direct bouwrecht) kan worden opgericht.

Wat betreft het perceel van inspreker: het zuidelijke deel is als tuin bij de woning betrokken. Hier is een schuur opgericht (met een 'lichte' omgevingsvergunning) en bevindt zich ook een groentetuin. Het is dan ook logisch dit gedeelte aan de strook met de bestemming Wonen langs de Harkstederweg toe te voegen.

Voor de noordelijke strook is dit anders. Het betreft een gaaf groengebied waarin het ongewenst is dat hier bebouwing wordt opgericht. Vandaar dat aan deze strook de bestemming Groen-1 blijft toegekend.

De verbeelding wordt deels aangepast.

Meerstad-Oost (omgeving Piloteneiland)

  1. 7. De bewoners van een viertal woningen aan de Kooilaan en de Hoofdlaan te Harkstede (bewoners 7)

Verzoeken om ook dit gedeelte (Meerstad-Midden Oost) van het bestemmingsplan te actualiseren, vanwege ongewenste onzekerheid voor de bewoners, met deels het argument dat in dit gebied reeds grootschalige ontgronding plaatsvindt.

Reactie

De keuze van het plangebied hangt samen met de verwachte groei van het aantal woningen van ongeveer 200 tot 250 woningen per jaar in de periode van de komende 10 jaar. Vanwege de gerealiseerde woningbouw in Meeroevers, de aanwezigheid van het Woldmeer en de bestaande infrastructuur is er voor gekozen om het noordwesten van het Meerstad de komende tijd verder te ontwikkelen en te voorzien van een actueel bestemmingsplan.

In een nieuw bestemmingsplan worden in principe alleen ontwikkelingen mogelijk gemaakt die binnen 10 jaar uitvoerbaar zijn. Omdat het nu niet de verwachting is dat in het gebied Meerstad-Oost binnen de planperiode van de komende 10 jaar woningbouw zal worden ontwikkeld, is dit gebied niet in het planvoornemen meegenomen. Alhoewel in een deel van Meerstad-Oost ontgronding ten behoeve van de zandwinning plaatsvindt, is nog niet bekend hoe dit gebied zal worden ingericht.

Er zal zorgvuldig met de belangen van de bewoners van dit gebied worden omgegaan. Bureau Meerstad heeft als opdracht van het College en de Raad van Groningen gekregen om de planvorming van het oostelijke deel dit jaar op te pakken. De Raad is hierover door middel van de notitie 'Ontwikkelstrategie Meerstad 2017' in de raadsvergadering van 19 april 2017 nader geïnformeerd. Hierin is onder meer aangegeven dat vanwege de aantrekkende woningbouw begonnen moet worden met de aanleg van de benodigde infrastructuur en aan de planuitwerking van Meerstad-Midden Oost. Dit is dan ook direct de opmaat naar een geactualiseerd bestemmingsplan voor dit gebied.

Daarnaast zijn er inmiddels met een aantal bewoners gesprekken gevoerd en dit zal ook in de komende periode worden voortgezet. Ook is een informatieavond georganiseerd voor de bewoners van het betrokken gebied.

Overige insprekers

  1. 8. Een bewoner van een woning aan de Hoofdweg te Harkstede (bewoner 8)

Inspreker merkt op dat voor de bestemming Groen-2 een andere bestemmingsomschrijving geldt dan in het vigerende Uitwerkingsplan Meeroevers II/b vlek 14. In plaats van “afschermende groenvoorziening” is het “groenvoorziening” geworden. Bovendien wordt het mogelijk onbebouwde tuinen aan te leggen. Verzoek is de omschrijving op elkaar aan te laten sluiten.

Reactie

Gebleken is dat de bestemmingsomschrijving in het voorontwerp bestemmingsplan van Groen-2 hoort bij de gebieden die op de plankaart als Groen-3 zijn aangegeven. Andersom is de bestemmingsomschrijving van Groen-3 abusievelijk op de kaart gekoppeld aan Groen-2.

Het bestemmingsplan wordt op dit punt aangepast.

Inspreker vraagt toe te lichten waarom de uitwerkingsplannen komen te vervallen maar dat de beeldkwaliteitsplannen blijven bestaan.

Reactie

In het nieuwe bestemmingsplan Meerstad-Midden West worden alle geldende uitwerkingsplannen samengevoegd in één plan. Zodra dit bestemmingsplan in werking treedt, komen de uitwerkingsplannen te vervallen. De Beeldkwaliteitsplannen zijn vastgesteld als onderdeel van de gemeentelijke Welstandsnota. Deze blijven onverminderd van kracht en hoeven nu niet geactualiseerd te worden.

Volgens inspreker zijn enkele kwalitatieve eisen uit het beeldkwaliteitsplan niet overgenomen in het voorontwerp bestemmingsplan en daarmee gedegradeerd van verplicht naar onverplicht. Voorbeelden zijn het realiseren van een groene erfafscherming, een gezamenlijk inrichtingsplan van de nieuwe bewoners van vlek 14 en de verantwoordelijkheden voor het onderhoud van de sloot. Verzocht wordt deze eisen alsnog op te nemen in het bestemmingsplan.

Reactie

In het nieuwe bestemmingsplan zijn de planregels voor dit gebied overgenomen uit het Uitwerkingsplan Meeroevers II/b vlek 14. De genoemde “eisen” hebben ook niet in dit Uitwerkingsplan gestaan, met name omdat bestemmingsplannen en uitwerkingsplannen niet bedoeld zijn om dit soort zaken te regelen.

Een beeldkwaliteitsplan is bedoeld voor de welstandstechnische beoordeling van gebouwen. Daarvoor zijn in het beeldkwaliteitsplan gebiedsgerichte welstandscriteria benoemd, waarbij het overige deel van het beeldkwaliteitsplan de inspiratie en toelichting vormt. Wel worden dergelijke uitgangspunten ten aanzien van groen, eigendom en beheer via een privaatrechtelijk spoor vastgelegd.

Inspreker vraagt zich af waarom het begrip 'meervoudige woning' benoemd is.

Reactie

Deze opmerking is correct, het begrip meervoudige woning is inderdaad niet nodig en komt ook in andere bestemmingsplannen van de gemeente niet voor.

De begripsbepalingen worden hierop aangepast: bepaling 1.92 (meervoudige woning) wordt geschrapt.

  1. 9. Een bewoner van een woning aan de Meeroeverslaan (bewoner 9)

Vraagt zich af of de bepaling voor energieneutrale woningen aan de Meeroeverslaan is losgelaten.

Reactie

Het beleid op dit gebied, dat opgenomen is in de toelichting van het oude bestemmingsplan Meerstad-Midden (2007), is niet veranderd. Deze eis is niet in de planvoorschriften opgenomen, ook niet in die van het Uitwerkingsplan Meeroevers I (2011 ). Omdat er sprake moet zijn van ruimtelijke relevantie, wordt dit beleid privaatrechtelijk, in een overeenkomst met de ontwikkelaar, vastgelegd.

  1. 10. Een bewoner van een woning aan de Hoofdweg te Harkstede (bewoner 10)

Verzoekt om het bebouwingsoppervlak van zijn bijgebouw veilig te stellen, in het geval het in de toekomst wordt afgebroken en iets wordt verplaatst.

Reactie

Het bestaande bijgebouw is met een bouwvlak op de verbeelding vastgelegd. Door inzoomen kan worden bekeken hoe groot de oppervlakte is. Bij sloop bestaat het recht de bestaande oppervlakte terug te bouwen, zo mogelijk kan er met de oppervlakte iets worden geschoven. Het bestemmingsplan kent daarvoor algemene afwijkingsregels.

Inspreker vraagt om bed & breakfast voor 3 in plaats van 2 kamers.

Reactie

Dit verzoek is niet onredelijk. De 'standaard' mogelijkheid voor 2 bed & breakfast ruimten is gebaseerd op 'een gemiddelde vrijstaande woning'. In het geval Hoofdweg 189 is een grote bestaande schuur aanwezig, met ruimte voor meerdere bed & breakfast kamers. De bestaande oppervlakte bebouwing wordt niet vergroot, de ruimtelijke uitstraling wordt in dit geval niet anders. Vandaar dat voor dit perceel met de bestemming Gemengd -1- een uitzondering is opgenomen voor maximaal drie kamers voor toeristisch recreatief gebruik.

De planregels van deze bestemming Gemengd-1- worden aangepast.

Inspreker wijst er op dat er op het naastgelegen perceel meer mogelijkheden zijn.

Reactie

Het gaat hier om een bestaande situatie, die al bestond voordat inspreker zijn pand Hoofdweg 189 betrok. In het bestemmingsplan is de bestaande situatie vastgelegd. Een verdere vergroting van de activiteiten op het bedoelde perceel is op grond van de planregels niet toegestaan.

6.1.2 Overleg

Het voorontwerpbestemmingsplan is in het kader van het wettelijk vooroverleg op grond van het Besluit op de Ruimtelijke Ordening naar de betrokken instanties toegezonden.

Er zijn reacties binnengekomen van:

  1. 1. De Commissie voor de milieueffectrapportage
  2. 2. Waterschap Hunze en Aa's
  3. 3. Provincie Groningen
  4. 4. TenneT
  5. 5. GGD
  6. 6. Brandweer (Veiligheidsregio Groningen)

Ad 1. De Commissie voor de milieueffectrapportage

Op 24 april 2017 heeft de Commissie voor de milieueffectrapportage advies uitgebracht over het MER behorend bij het voorontwerpbestemmingsplan Meerstad-Midden West. De Commissie concludeert dat in het MER alle informatie aanwezig is om een goed onderbouwd besluit over het bestemmingsplan Meerstad-Midden West te kunnen nemen. Met betrekking tot waterkwaliteit, stikstof en de ontwikkeling van het natuurnetwerk geeft de Commissie een advies mee.

Dit advies wordt bij de besluitvorming over het voorliggende bestemmingsplan en bij de verdere besluitvorming over Meerstad betrokken.

Waterkwaliteit

In het MER wordt aangegeven dat het zinvol is te starten met het verwerken van monitoringgegevens in een nieuw waterbalans-model en toetsing aan het nieuwe op te stellen PC-Lakemodel als de definitieve contouren en de inrichting van het meer bekend zijn (2019). Aangezien een omslag in waterkwaliteit zeer nadelige gevolgen heeft voor het gebied adviseert de Commissie om niet te wachten tot 2019 maar zo snel mogelijk te starten met de actualisatie van de watersysteemanalyse zodat zo nodig tijdig en adequaat bijgestuurd kan worden.

Reactie

Recent is door het College van Groningen besloten dat er een ontwikkel- en uitvoeringsplan voor Meerstad Midden Oost opgesteld gaat worden. De Raad is hierover op 19 april 2017 geïnformeerd. Het is de verwachting dat in 2019 het resultaat van de planvorming voor Meerstad-Midden Oost aan de Raad voorgelegd kan worden. Onderdeel van de planvorming is het bepalen van de contouren van het oostelijke deel van het Woldmeer, gelegen buiten het voorliggende bestemmingsplan. Daarnaast zal Bureau Meerstad, mede op advies van de Commissie en het Waterschap, het lopende monitoringsysteem uitbreiden. Onderzoek naar de waterkwaliteit van het Woldmeer maakt daarmee onderdeel uit van de planvorming.

Stikstof

De Commissie geeft aan de Aerius berekening correct is. De Commissie vraagt om het beter toelichten van de methode om in Aerius het verschil tussen de stikstofdepositie bij autonome ontwikkeling en de stikstofdepositie bij realisatie van het plan in te voeren.

Reactie

Een toelichting op de methode en invoer is gegeven in Bijlage 2 van de Voortoets actualisatie bestemmingsplan Meerstad-Midden West. Aerius maakt het mogelijk het verschil te berekenen tussen twee situaties. De eerste situatie is de verkeersituatie bij autonome ontwikkeling. De tweede situatie is de verkeersituatie bij ontwikkeling van het plan, aangevuld met verschillende bronnen die in het plan mogelijk gemaakt worden (woningbouw, voorzieningen en grondwerk). Aerius berekent vervolgens het verschil tussen beide situaties (situatie 2 minus situatie 1), waardoor alleen de nieuwe bronnen resteren die met het plan mogelijk gemaakt zijn. Op basis van deze (nieuwe) bronnen is vervolgens de Aerius-berekening uitgevoerd.

Gekozen is voor deze benadering omdat er in de autonome situatie wegen zijn die in het planvoornemen een andere functie hebben. Te denken valt aan de Driebondsweg die in de autonome situatie een belangrijke functie heeft voor de verkeersafwikkeling. In het planvoornemen wordt die functie overgenomen door de nieuwe Noordelijke ontsluitingsroute.

De Commissie geeft verder aan dat het gewenst is exacte cijfers van de berekende depositiewaarde(n) op een N2000-gebied te geven. De gebieden met de hoogste extra depositie zijn:

Habitat Extra depositie (in mol/ha/jr)
H7140A Overgangs- en trilvenen(trilvenen) 0,04
H9120 Beuken-eikenbossen met hulst 0,04
H4030 Droge heiden 0,04
H9190 Oude eikenbossen 0,04
H4010A Vochtige heiden (hogere zandgronden) 0,04
H91E0C Vochtige alluviale bossen (beekbegeleidende bossen) 0,03

Ontwikkeling Natuurnetwerk

De Commissie geeft in overweging om in de nabije toekomst een natuurvisie uit te werken met daarin de na te streven ecologische doelen en de daarvan afgeleide consequenties voor de inrichting en het beheer van het nog te ontwikkelen oostelijke deel van Meerstad (Midden-Oost).

Reactie

Dit advies zal worden betrokken bij het op te stellen ontwikkel- en uitvoeringsplan voor Meerstad -Midden Oost.

Ad 2. Waterschap Hunze en Aa's

Het Waterschap wijst erop dat in het MER wordt aangegeven dat in het oostelijke deel van Meerstad-Midden, buiten het voorliggende bestemmingsplangebied, een jachthaven kan komen. In het MER zouden de effecten van verschillende locaties onderzocht kunnen worden. Daarnaast vraagt het Waterschap zich af wat de effecten zijn van de passantenhaven binnen Meerstad-Midden West voor onder andere de waterkwaliteit en of deze in de effectbeoordeling is meegenomen.

Reactie

Op dit moment is niet bekend waar de jachthaven precies in het oostelijke deel van Meerstad-Midden komt, welke omvang hij zal hebben en welk voorzieningenniveau. Om deze reden is het niet mogelijk om in dit stadium de effecten van de jachthaven in het MER al te betrekken bij de beschrijving van de milieueffecten van de doorkijk Meerstad-Midden Overig. Dit is wel een belangrijk aandachtspunt bij de verdere uitwerking van de plannen voor het oosten van Meerstad-Midden. Recent is door het College van Groningen besloten dat er een ontwikkel- en uitvoeringsplan voor Meerstad -Midden Oost opgesteld moet worden. De Raad is hierover op 19 april 2017 geïnformeerd. Het is de verwachting dat in 2019 de planvorming voor Meerstad-Midden Oost aan de Raad voorgelegd kan worden.

Er komt geen jachthaven in dit bestemmingsplan-gebied. Wel zijn er aanlegplekken voor passanten en bewoners bij Tersluis (park en strand). Het gaat hier om een gebied dat al als zodanig bestemd is in het Uitwerkingsplan voor Tersluis en momenteel gerealiseerd wordt.

Volgens het Waterschap wordt In het MER ten onrechte aangegeven dat het Woldmeer pas vanaf 10 jaar na realisatie ingezet zal worden als noodberging. Hoewel de kans klein is, zal het meer mogelijk ingezet moeten worden voor bergingscapaciteit. In het MER is voor waterkwaliteit voor het planvoornemen en de doorkijk Meerstad-Midden overig de optie van noodwaterberging nu niet meegenomen. Dit zou wel een volledig beeld geven. Het Waterschap geeft aan dat het niet de bedoeling is dat noodwaterberging uitgesloten wordt in Artikel 17 Water en Artikel 13 Natuur van het voorontwerp. Verzoek is de bestemming waterberging op te nemen. Daarnaast wordt ten onrechte aangegeven dat het de verwachting is dat 1x per 100 jaar gebruik zal worden gemaakt van het Woldmeer voor noodberging. Beter is te stellen dat er elk jaar 1/100ste kans is dat het meer ingezet zal worden voor noodwaterberging.

Reactie

Het bestemmingsplan Meerstad-Midden West staat het gebruik van water als noodwaterberging niet toe, net als het “oude” bestemmingsplan Meerstad-Midden uit 2007. Het realiseren van voorzieningen voor toekomstige noodwaterberging is wel toegestaan. Bij de uitvoering van werkzaamheden is hier dan ook al rekening mee gehouden.

Het bergingsverbod is opgenomen als vertaling van de uitkomst van de waterkwaliteitsrapportages en –besprekingen in het kader van het MER. Hieruit komt naar voren dat het voltooide watersysteem een aantal jaren nodig heeft om zich zodanig te stabiliseren dat het zichzelf binnen acceptabele tijd kan herstellen van fluctuaties in de waterkwaliteit. In deze periode kan inlaat van grote hoeveelheden water met een mindere waterkwaliteit, een mogelijke maatregel bij regionale wateroverlast, een negatieve invloed hebben op de waterkwaliteit in het watersysteem. Na een bepaalde periode kan het watersysteem zich daar sneller van herstellen. In het kader van de borging van mitigerende maatregelen uit het MER is hieraan in 2007 een gebruiksvoorschrift gekoppeld in het bestemmingsplan, dat in het voorliggende plan is overgenomen.

Hierbij speelt ook een rol dat voltooiing van het gehele meer binnen de planperiode niet voorzien wordt. Het realiseren van het Woldmeer is nog volop in uitvoering. Binnen het plangebied van het voorliggende bestemmingsplan ligt slechts een deel van het Woldmeer. Recent is door het College van Groningen besloten dat er een ontwikkel- en uitvoeringsplan voor Meerstad -Midden Oost opgesteld moet worden. Het is de verwachting dat in 2019 de planvorming voor Meerstad-Midden Oost aan de Raad voorgelegd kan worden. Onderdeel hiervan is het bepalen van de contouren van het oostelijke deel van het Woldmeer, gelegen buiten het voorliggende bestemmingsplan. Daarnaast zal Bureau Meerstad, mede op advies van de Commissie voor de m.e.r. en het Waterschap, het lopende monitoringsysteem uitbreiden. Hiermee worden de bouwstenen verkregen voor een nieuw onderzoek naar de te verwachten waterkwaliteit van het Woldmeer, waarbij de waterberging betrokken zal worden.

Overigens zal bij dreigende watersnood in het kader van het Crisismanagement het beleidsteam, waarin het waterschap dan vertegenwoordigd zal zijn, besluiten over de inzet van mogelijke noodwaterbergingsgebieden en daarbij de betrokken belangen afwegen.

Tenslotte: het is inderdaad beter te stellen dat er elk jaar 1/100ste kans is dat het meer ingezet zal worden voor noodwaterberging in plaats van 1x per 100 jaar.

Aanpassing: de toelichting wordt ten aanzien van waterberging verduidelijkt.

Het Waterschap merkt op dat In het MER wordt aangegeven dat de kerende hoogte van waterkeringen overal NAP -1,10 zal zijn. Dit geldt echter niet overal.

Reactie

Het is correct dat de waterkeringen niet overal gelijk zijn. Aan oostzijde van het Woldmeer kunnen waterkeringen als gevolg van opstuwing en windgolven bijvoorbeeld hoger zijn. Dit is afhankelijk van de vormgeving van het meer.

Volgens het Waterschap missen In het MER de oppervlaktepeilen van de peilgebieden binnen het plangebied van onder andere de kwelzone.

Reactie

Figuur 5.2 uit het MER is inderdaad niet volledig. Overigens zijn deze oppervlaktepeilen in de tekst onder figuur 5.2 wel weergegeven. De peilen zijn in de onderstaande figuur toegevoegd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP568MeerstadMidW-vg01_0017.png"

Het Waterschap wijst erop dat In het MER wordt aangegeven dat de monitoring van de waterkwaliteit op een aantal punten uitgebreid wordt. Het advies van het Waterschap is hierin ook de afspoeling bij het strand met betrekking tot hondenpoep mee te nemen.

Reactie

Bureau Meerstad is bekend met het feit dat uitspoeling van hondenpoep en/of zwemmende honden een negatieve invloed hebben op de zwemwaterkwaliteit. Bureau Meerstad is reeds gestart met het monitoren van de zwemwaterkwaliteit op locaties waar nu of in de nabije toekomst zwemvoorzieningen zijn of worden gerealiseerd. Aangezien de kwaliteit van zwemwater niet direct een verband heeft met de ecologische waterkwaliteit wordt dit onafhankelijk van elkaar gemonitord. Indien nodig worden maatregelen getroffen.

Het Waterschap vindt het hoofdstuk Water in het voorontwerpbestemmingsplan vrij summier. Verwezen wordt naar het MER en de waterstructuurvisie. Het Waterschap ziet graag dat een beschrijving van het watersysteem en andere aspecten die van invloed zijn op het water wordt toegevoegd.

Reactie

In de bij het bestemmingsplan behorende bijlagen is veel aandacht besteed aan het aspect Water. Naar aanleiding van dit verzoek wordt de verwijzing naar de onderliggende stukken verbeterd en zal een samenvattende beschrijving van het watersysteem worden opgenomen in de waterparagraaf van het bestemmingsplan.

Het bestemmingsplan wordt hierop aangepast.

Het Waterschap vraagt wat in het voorontwerp bedoeld wordt met een specifieke bestemming vooruitlopend op de verdere uitbreiding van het Woldmeer (hoofdstuk 4.3).

Reactie

Te denken valt aan de bestemming Water of de bestemming Woongebied - Uit te werken, waarbinnen ook water gerealiseerd kan worden.

Het Waterschap merkt op dat de bestemming Water ook bestemd is voor scheepvaartverkeer en ligplaatsen voor recreatievaartuigen. Dit geldt niet voor alle gronden die bestemd zijn met water. Een verdere detaillering is noodzakelijk.

Reactie

In het bestemmingsplan zal meer detaillering aangebracht worden. Water 1 (met scheepvaartverkeer) en Water 2. Het bestemmingsplan wordt hierop aangepast.

Het Waterschap merkt op dat de bestemming Water nu niet is toegekend aan het huidige en nog verder te ontwikkelen hoofdwatersysteem binnen het plangebied.

Reactie

De verbeelding wordt waar nodig aangepast.

Het Waterschap wijst erop dat In het voorontwerp in artikel 17 regels zijn opgenomen voor steigers. De ligging van deze zones is niet overal logisch omdat ze deels overlappen met ondiepe rietzones. Toestemming van het Waterschap voor steigers is op basis van de keur nodig.

Reactie

De aanduiding 'steiger' wordt in het bestemmingsplan aangepast.

Ad 3. Provincie Groningen

De provincie wijst in haar overlegreactie op het gereserveerde tracé voor een ondergrondse hoogspanningsleiding dat zich in het noorden van het gebied langs het Eemskanaal bevindt.

Dit tracé is aangegeven op Kaart 4 Infrastructuur van de Provinciale Omgevingsverordening.

In de planregels van de Verordening, artikel 2.36.1, zijn beperkingen opgenomen voor het oprichten van bebouwing in de nabijheid van dit tracé.

Reactie

Over dit tracé heeft overleg met de provincie plaatsgevonden. Nu het er naar uit ziet dat vanwege het woningbouwtempo en het accent op de woningbouwontwikkeling in noordwestelijke richting de bestaande hoogspanningsleiding niet hoeft te worden verplaatst naar de westzijde van het plangebied, kan dit tracé in de Omgevingsverordening vervallen. Destijds is het tracé op verzoek van Bureau Meerstad en de gemeenten Groningen en Slochteren in de Verordening opgenomen, maar dit ondergrondse tracé is als gevolg van voortschrijdend inzicht achterhaald. Via mailwisseling is dit aan de provincie kenbaar gemaakt. Ook is dit onderwerp naar voren gebracht op de bijeenkomst van 17 mei 2017 in het provinciehuis over de herziening van de Omgevingsverordening. In reactie hierop is van de zijde van de provincie toegezegd dat het verzoek om het tracé van de kaart van de Verordening te halen in de herziening van dit jaar zal worden meegenomen. Dit betekent dat de planregels van het voorontwerpbestemmingsplan niet hoeven worden aangepast. De ontwerpversie van het bestemmingsplan zal waarschijnlijk direct na de zomervakantie worden gepubliceerd; de vaststelling is voorzien in de eerste maanden van 2018. Tegen die tijd is de herziening van de Omgevingsverordening vastgesteld en staat deze het bestemmingsplan niet (meer) in de weg.

Ad 4. TenneT

Ook TenneT wijst op het tracé van de 'ondergrondse hoogspanningsleiding' en dat dit tracé niet noodzakelijke beperkingen oplegt.

Reactie

Verwezen wordt naar het commentaar op de overlegreactie van de provincie. Over dit onderwerp is verder contact geweest met TenneT, waarbij is aangegeven dat TenneT geen bezwaar heeft tegen het verwijderen van het ondergrondse tracé voor de hoogspanningsleiding uit de Verordening.

Ad 5. GGD, Team Medische Milieukunde

De GGD wijst op het belang van een aantrekkelijke, gezonde en veilige leefomgeving en noemt in dit verband de nieuwe Omgevingswet, waarin voor dit doel een aantal normen is opgenomen. De GGD geeft aan dat Meerstad kansen biedt om gezondheidswinst te behalen.

Verder vindt de GGD het opmerkelijk dat er bij de start van Meerstad al knelpunten vanuit geluid waarvoor hogere waarden zijn toegekend. Bij woningen kan dit effect o.a. worden gemitigeerd door het waarborgen van een goede binnenwaarde.

Reactie

Het gaat bij dit bestemmingsplan om de (gedeeltelijke)actualisering van het bestemmingsplan Meerstad-Midden uit 2007. Daarbij wordt gestreefd naar een nieuw woongebied, waarbij duurzaamheid en gezondheid hoog in het vaandel staan. Dit blijkt onder meer uit de duurzaamheidsparagraaf van de bij het bestemmingsplan behorende milieueffectrapportage. Meerstad biedt ruime mogelijkheden voor de gezondheidsthema's die de GGD noemt, zoals actief burgerschap, bereikbaar groen, actief ontspannen, actief verplaatsen, gezond bouwen. De planvorming loopt in feite vooruit op de nieuwe Omgevingswet, waarin het thema gezondheid een (nog) prominentere plaats krijgt. Er zal dan bij het maken van nieuwe omgevingsplannen nader overleg met de GGD plaatsvinden, om er voor te zorgen dat het thema gezondheid een belangrijke plaats krijgt in het planproces. Er zijn ten behoeve van de woningbouw langs de grote wegen in Meerstad geluidontheffingen verleend. Daarbij spelen vooral stedenbouwkundige, ruimtelijke redenen een rol om te voorkomen dat te brede 'lege' ruimten ontstaan tussen de weg en de nieuwe woningen. Ook financiële redenen zijn daarbij in het geding. Bij het ontwerpen van de woningen wordt met dit geluidaspect rekening gehouden, door de wijze van bouwen en het indelen van de woning (oriëntatie van geluidgevoelige ruimten aan de stille zijde).

Ad 6. Brandweer (Veiligheidsregio Groningen)

De Brandweer verzoekt om de aspecten bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid van de verantwoording van het groepsrisico in de toelichting op het bestemmingsplan te benoemen.

Reactie

De aspecten bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid zijn uitgebreid opgenomen in paragraaf 6.4 en 6.5 van het externe veiligheidsonderzoek, bijlage 2 van het bestemmingsplan. Het is inderdaad juist dat deze niet voorkomen in paragraaf 4.9 Externe veiligheid van de toelichting van het bestemmingsplan. Het externe veiligheidsonderzoek maakt als bijlage onderdeel uit van het bestemmingsplan .

Ten behoeve van de duidelijkheid is in paragraaf 4.9 van de plantoelichting een sub paragraaf 4.9.3. Bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid toegevoegd met de volgende tekst:

Voor wat betreft de aspecten bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid wordt verwezen naar paragraaf 6.4 en paragraaf 6.5 van het bij dit bestemmingsplan behorende externe veiligheidsonderzoek. Ten aanzien van deze aspecten bestaat de inzet de geplande woningbouw en voorzieningen tweezijdig bereikbaar te maken voor hulpvoertuigen en de toekomstige ontwikkelingen te voorzien van adequate bluswatervoorzieningen. Gelet op de ligging en grootte van het Woldmeer en de aard van de woningbouw (veel eengezinshuizen) is dit over het algemeen in Meerstad geen probleem.

De toelichting van het bestemmingsplan wordt hierop aangepast.

6.1.3 Ambtshalve wijzigingen

Als gevolg van voortschrijdend inzicht zijn nog de volgende wijzigingen in het bestemmingsplan aangebracht:

  1. a. Archeologie: op de verbeelding is een perceel aan de Borgsloot voorzien van de dubbelbestemming Waarde -Archeologie 1 omdat dit perceel is aangeduid op de kaart van de Erfgoedverordening (Kaartupdate 2013). Hier stond vroeger (1832) het huis van een rietdekker.
  2. b. Archeologie: op onderdelen zijn de planregels voor de dubbelbestemming Waarde - Archeologie 2 - aangepast overeenkomstig de nieuwste standaard van de gemeente Groningen.
  3. c. Ladder duurzame verstedelijking: de tekst in de losse bijlage bij het bestemmingsplan over de woningbehoefte is geactualiseerd met gegevens van de nieuwe Woningbouwanalyse van KAW, maart 2017. Hieruit blijkt dat er in Groningen (ook) een grote behoefte is aan woningen met een stedelijk woonmilieu, in of vlakbij de stad zoals Meerstad.
  4. d. Ecologie: er is een ecologisch veldonderzoek uitgevoerd naar de aanwezigheid van de havik in het plangebied. De conclusies van dit onderzoek zijn verwerkt in de toelichting en het onderzoek is als losse bijlage bij het bestemmingsplan gevoegd.
  5. e. Externe veiligheid: er zijn nieuwe QRA's ten behoeve van de A7 en het Eemskanaal uitgevoerd. Deze zijn toegevoegd als bijlage bij de toelichting van het bestemmingsplan.
  6. f. Woongebied 1: in de bestemming Woongebied 1 is een aantal afwijkingen uit het uitwerkingsplan voor Tersluis overgenomen die zien op het verkleinen van de afstand van de voorgevel van hoofgebouwen tot de perceelgrens en de goothoogte van hoofdgebouwen.
  7. g. Fietspad Klein Harkstede: het nieuwe fietspad van Tersluis richting Klein Harkstede, Groningen is verwerkt op de verbeelding.
  8. h. Verder zijn in het ontwerpbestemmingsplan enkele kleine wijzigingen van tekstuele aard doorgevoerd.

6.2 Zienswijzen

Na de fase van overleg en de inspraak is het ontwerpbestemmingsplan opgesteld en is deze ter inzage gelegd voor zienswijzen. De wettelijke periode van 6 weken (Algemene wet bestuursrecht) is hierbij aangehouden. Een ieder is daarbij in de gelegenheid gesteld zienswijzen op het plan te geven. De zienswijzen zijn beantwoord en hebben op een aantal punten geleid tot aanpassing van het vast te stellen bestemmingsplan. Daarnaast zijn enkele ambtshalve aanpassingen doorgevoerd.

De gemeenteraad heeft het bestemmingsplan, met inachtneming van deze wijzigingen, vastgesteld op 31 januari 2018.

Hoofdstuk 7 Economische Uitvoerbaarheid

Onderzoek naar de economische uitvoerbaarheid van bestemmingsplannen heeft in het algemeen betrekking op nieuwe ontwikkelingen waarvoor bestemmingswijzigingen nodig zijn en die door de gemeente worden gerealiseerd.

Nagegaan is of - op basis van de nieuwe Wet ruimtelijke ordening en de daarin opgenomen grondexploitatieregeling - de vaststelling van een exploitatieplan bij het bestemmingsplan nodig is. Een dergelijk plan wordt samen met het bestemmingplan door de raad vastgesteld en bevat een verantwoording van de manier waarop de kosten van een ontwikkeling verzekerd zijn. Daarnaast kan een exploitatieplan inrichtingseisen en een fasering voor de ontwikkeling bevatten.

Bij Meerstad is sprake van de realisatie van een nieuwe woonwijk, waarin bouwplannen volgens het Besluit ruimtelijke ordening mogelijk worden gemaakt. De exploitatieregeling uit het Bro is daarmee van toepassing. Een exploitatieplan is niet nodig, omdat de gemeente en Bureau Meerstad hun afspraken over de kosten op een andere manier (contractueel) hebben vastgelegd.

De gronden voor de woningbouw zijn in eigendom van en worden bouwrijp gemaakt door Bureau Meerstad. De gronden worden verkocht onder marktwaarde, met de opbrengsten hieruit worden gemaakte kosten gedekt. Bureau Meerstad heeft dus een eigen exploitatie en daarbij één aandeelhouder; de stad Groningen. Deze betaalt de kosten voor werkzaamheden voor het algemene nut, bijvoorbeeld het beheer van de openbare ruimte.

Initiatieven voor kleinschalige woningbouw langs de Borgsloot zijn in dit bestemmingsplan niet meegenomen. Hierin is alleen de huidige situatie met twee bestaande woningen positief bestemd (bestemming Wonen). Als de plannen meer concreet zijn wordt hiervoor een aparte procedure doorlopen. In dit bestemmingsplan is hiermee geen rekening gehouden.

Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten

SBI-code SBI-code 2008 nr. omschrijving cat.
01 01 - landbouw en dienstverlening t.b.v. de landbouw
014 016 4 - plantsoenendiensten en hoveniersbedrijven: b.o. <= 500 m² 2
014 016 3 - plantsoenendiensten en hoveniersbedrijven: b.o. > 500 m² 3.1
15 10, 11 - vervaardiging van voedingsmiddelen en dranken
151 101, 102 0 Slachterijen en overige vleesverwerking:
151 101, 102 1 - slachterijen en pluimveeslachterijen 3.2
151 101 3 - bewerkingsinrichting van darmen en vleesafval 4.2
151 101 4 - vleeswaren- en vleesconservenfabrieken: p.o. > 1000 m² 3.2
151 101 5 - vleeswaren- en vleesconservenfabrieken: p.o. <= 1000 m² 3.1
151 101 6 - vleeswaren- en vleesconservenfabrieken: p.o. <= 200 m² 3.1
151 101, 102 7 - loonslachterijen 3.1
151 108 8 - vervaardiging van snacks en vervaardiging van kant-en-klaar-maaltijden met p.o. < 2.000 m² 3.1
152 102 0 Visverwerkingsbedrijven:
152 102 2 - conserveren 4.1
152 102 3 - roken 4.2
152 102 4 - verwerken anderszins: p.o.> 1000 m² 4.2
152 102 5 - verwerken anderszins: p.o. <= 1000 m² 3.2
152 102 6 - verwerken anderszins: p.o. <= 300 m² 3.1
1531 1031 0 Aardappelprodukten fabrieken:
1531 1031 1 - vervaardiging van aardappelproducten 4.2
1531 1031 2 - vervaardiging van snacks met p.o. < 2.000 m² 3.1
1532, 1533 1032, 1039 0 Groente- en fruitconservenfabrieken:
1532, 1533 1032, 1039 1 - jam 3.2
1532, 1533 1032, 1039 2 - groente algemeen 3.2
1532, 1533 1032, 1039 3 - met koolsoorten 3.2
1532, 1533 1032, 1039 4 - met drogerijen 4.2
1532, 1533 1032, 1039 5 - met uienconservering (zoutinleggerij) 4.2
1541 104101 0 Vervaardiging van ruwe plantaardige en dierlijke oliën en vetten:
1541 104101 1 - p.c. < 250.000 t/j 4.1
1541 104101 2 - p.c. >= 250.000 t/j 4.2 Z
1542 104102 0 Raffinage van plantaardige en dierlijke oliën en vetten:
1542 104102 1 - p.c. < 250.000 t/j 4.1
1542 104102 2 - p.c. >= 250.000 t/j 4.2 Z
1543 1042 0 Margarinefabrieken:
1543 1042 1 - p.c. < 250.000 t/j 4.1
1543 1042 2 - p.c. >= 250.000 t/j 4.2 Z
1551 1052 0 Zuivelprodukten fabrieken:
1551 1051 3 - melkprodukten fabrieken v.c. < 55.000 t/j 3.2
1551 1051 4 - melkprodukten fabrieken v.c. >= 55.000 t/j 4.2 Z
1551 1051 5 - overige zuivelprodukten fabrieken 4.2
1552 1052 1 Consumptie-ijsfabrieken: p.o. > 200 m² 3.2
1552 1052 2 - consumptie-ijsfabrieken: p.o. <= 200 m² 2
1561 1061 0 Meelfabrieken:
1561 1061 1 - p.c. >= 500 t/u 4.2 Z
1561 1061 2 - p.c. < 500 t/u 4.1
1561 1061 Grutterswarenfabrieken 4.1
1562 1062 0 Zetmeelfabrieken:
1562 1062 1 - p.c. < 10 t/u 4.1
1562 1062 2 - p.c. >= 10 t/u 4.2 Z
1571 1091 0 Veevoerfabrieken:
1571 1091 3 - drogerijen (gras, pulp, groenvoeder, veevoeder) cap. < 10 t/u water 4.2
1571 1091 5 - mengvoeder, p.c. < 100 t/u 4.1
1571 1091 6 - mengvoeder, p.c. >= 100 t/u 4.2 Z
1572 1092 Vervaardiging van voer voor huisdieren 4.1
1581 1071 0 Broodfabrieken, brood- en banketbakkerijen:
1581 1071 1 - v.c. < 7500 kg meel/week, bij gebruik van charge-ovens 2
1581 1071 2 - v.c. >= 7500 kg meel/week 3.2
1582 1072 Banket, biscuit- en koekfabrieken 3.2
1583 1081 0 Suikerfabrieken:
1583 1081 1 - v.c. < 2.500 t/j 5.1
1583 1081 2 - v.c. >= 2.500 t/j 5.3 Z
1584 10821 0 Verwerking cacaobonen en vervaardiging chocolade- en suikerwerk:
1584 10821 2 - cacao- en chocoladefabrieken vervaardigen van chocoladewerken met p.o. < 2.000 m² 3.2
1584 10821 4 - Suikerwerkfabrieken met suiker branden 4.2
1584 10821 5 - Suikerwerkfabrieken zonder suiker branden: p.o. > 200 m² 3.2
1585 1073 Deegwarenfabrieken 3.1
1586 1083 0 Koffiebranderijen en theepakkerijen:
1586 1083 2 - theepakkerijen 3.2
1587 108401 Vervaardiging van azijn, specerijen en kruiden 4.1
1589 1089 Vervaardiging van overige voedingsmiddelen 4.1
1589.1 1089 Bakkerijgrondstoffenfabrieken 4.1
1589.2 1089 0 Soep- en soeparomafabrieken:
1589.2 1089 1 - zonder poederdrogen 3.2
1589.2 1089 2 - met poederdrogen 4.2
1589.2 1089 Bakmeel- en puddingpoederfabrieken 4.1
1591 110101 Destilleerderijen en likeurstokerijen 4.2
1592 110102 0 Vervaardiging van ethylalcohol door gisting:
1592 110102 1 - p.c. < 5.000 t/j 4.1
1592 110102 2 - p.c. >= 5.000 t/j 4.2
1596 1105 Bierbrouwerijen 4.2
1597 1106 Mouterijen 4.2
1598 1107 Mineraalwater- en frisdrankfabrieken 3.2
16 12 - verwerking van tabak
160 120 Tabakverwerkende industrie 4.1
17 13 - vervaardiging van textiel
171 131 Bewerken en spinnen van textielvezels 3.2
172 132 0 Weven van textiel:
172 132 1 - aantal weefgetouwen < 50 3.2
172 132 2 - aantal weefgetouwen >= 50 4.2 Z
173 133 Textielveredelingsbedrijven 3.1
174, 175 139 Vervaardiging van textielwaren 3.1
1751 1393 Tapijt-, kokos- en vloermattenfabrieken 4.1
176, 177 139, 143 Vervaardiging van gebreide en gehaakte stoffen en artikelen 3.1
18 14 - vervaardiging van kleding; bereiden en verven van bont
181 141 Vervaardiging kleding van leer 3.1
183 142, 151 Bereiden en verven van bont; vervaardiging van artikelen van bont 3.1
19 15 - vervaardiging van leer en lederwaren (excl. kleding)
191 151, 152 Lederfabrieken 4.2
192 151 Lederwarenfabrieken (excl. kleding en schoeisel) 3.1
193 152 Schoenenfabrieken 3.1
20 16 - houtindustrie en vervaardiging artikelen van hout, riet, kurk e.d.
2010.1 16101 Houtzagerijen 3.2
2010.2 16102 0 Houtconserveringsbedrijven:
2010.2 16102 1 - met creosootolie 4.1
2010.2 16102 2 - met zoutoplossingen 3.1
202 1621 Fineer- en plaatmaterialenfabrieken 3.2
203, 204, 205 162 0 Timmerwerkfabrieken, vervaardiging overige artikelen van hout 3.2
203, 204, 205 162 1 Timmerwerkfabrieken, vervaardiging overige artikelen van hout, p.o. < 200 m2 3.1
21 17 - vervaardiging van papier, karton en papier- en kartonwaren
2111 1711 Vervaardiging van pulp 4.1
2112 1712 0 Papier- en kartonfabrieken:
2112 1712 1 - p.c. < 3 t/u 3.1
2112 1712 2 - p.c. 3 - 15 t/u 4.1 Z
2112 1712 3 - p.c. >= 15 t/u 4.2 Z
212 172 Papier- en kartonwarenfabrieken 3.2
2121.2 17212 0 Golfkartonfabrieken:
2121.2 17212 1 - p.c. < 3 t/u 3.2
2121.2 17212 2 - p.c. >= 3 t/u 4.1 Z
22 58 - uitgeverijen, drukkerijen en reproduktie van opgenomen media
2221 1811 Drukkerijen van dagbladen 3.2
2222 1812 Drukkerijen (vlak- en rotatie-diepdrukkerijen) 3.2
23 19 - aardolie-/steenkoolverwerk. ind.
2320.2 19202 A Smeeroliën- en vettenfabrieken 3.2
2320.2 19202 B Recyclingbedrijven voor afgewerkte olie 4.2
2320.2 19202 C Aardolieproduktenfabrieken n.e.g. 4.2
24 20 - vervaardiging van chemische produkten
2411 2011 0 Vervaardiging van industriële gassen:
2412 2012 Kleur- en verfstoffenfabrieken 4.1
2413 2012 0 Anorg. chemische grondstoffenfabrieken:
2413 2012 1 - niet vallend onder "post-Seveso-richtlijn" 4.2
2414.1 20141 A0 Organ. chemische grondstoffenfabrieken:
2414.1 20141 A1 - niet vallend onder "post-Seveso-richtlijn" 4.2
2414.1 20141 B0 Methanolfabrieken:
2414.1 20141 B1 - p.c. < 100.000 t/j 4.1
2414.1 20141 B2 - p.c. >= 100.000 t/j 4.2 Z
2414.2 20149 0 Vetzuren en alkanolenfabrieken (niet synth.):
2414.2 20149 1 - p.c. < 50.000 t/j 4.2
242 202 0 Landbouwchemicaliënfabrieken:
243 203 Verf, lak en vernisfabrieken 4.2
2441 2120 0 Farmaceutische grondstoffenfabrieken:
2441 2110 1 - p.c. < 1.000 t/j 4.2
2442 2120 0 Farmaceutische produktenfabrieken:
2442 2120 1 - formulering en afvullen geneesmiddelen 3.1
2451 2041 Zeep-, was- en reinigingsmiddelenfabrieken 4.2
2452 2042 Parfumerie- en cosmeticafabrieken 4.2
2462 2052 0 Lijm- en plakmiddelenfabrieken:
2462 2052 1 - zonder dierlijke grondstoffen 3.2
2464 205902 Fotochemische produktenfabrieken 3.2
2466 205903 A Chemische kantoorbenodigdhedenfabrieken 3.1
2466 205903 B Overige chemische produktenfabrieken n.e.g. 4.1
247 2060 Kunstmatige synthetische garen- en vezelfabrieken 4.2
25 22 - vervaardiging van produkten van rubber en kunststof
2511 221101 Rubberbandenfabrieken 4.2
2512 221102 0 Loopvlakvernieuwingsbedrijven:
2512 221102 1 - vloeropp. < 100 m2 3.1
2512 221102 2 - vloeropp. >= 100 m2 4.1
2513 2219 Rubber-artikelenfabrieken 3.2
252 222 0 Kunststofverwerkende bedrijven:
252 222 1 - zonder fenolharsen 4.1
252 222 2 - met fenolharsen 4.2
252 222 3 - productie van verpakkingsmateriaal en assemblage van kunststofbouwmaterialen 3.1
26 23 - vervaardiging van glas, aardewerk, cement-, kalk- en gipsprodukten
261 231 0 Glasfabrieken:
261 231 1 - glas en glasprodukten, p.c. < 5.000 t/j 3.2
261 231 2 - glas en glasprodukten, p.c. >= 5.000 t/j 4.2 Z
261 231 3 - glaswol en glasvezels, p.c.< 5.000 t/j 4.2
2615 231 Glasbewerkingsbedrijven 3.1
262, 263 232, 234 0 Aardewerkfabrieken:
262, 263 232, 234 2 - vermogen elektrische ovens totaal >= 40 kW 3.2
264 233 A Baksteen en baksteenelementenfabrieken 4.1
264 233 B Dakpannenfabrieken 4.1
2651 2351 0 Cementfabrieken:
2652 235201 0 Kalkfabrieken:
2652 235201 1 - p.c. < 100.000 t/j 4.1
2653 235202 0 Gipsfabrieken:
2653 235202 1 - p.c. < 100.000 t/j 4.1
2661.1 23611 0 Betonwarenfabrieken:
2661.1 23611 1 - zonder persen, triltafels en bekistingtrille 4.1
2661.1 23611 2 - met persen, triltafels of bekistingtrillers, p.c. < 100 t/d 4.2
2661.2 23612 0 Kalkzandsteenfabrieken:
2661.2 23612 1 - p.c. < 100.000 t/j 3.2
2661.2 23612 2 - p.c. >= 100.000 t/j 4.2 Z
2662 2362 Mineraalgebonden bouwplatenfabrieken 3.2
2663, 2664 2363, 2364 0 Betonmortelcentrales:
2663, 2664 2363, 2364 1 - p.c. < 100 t/u 3.2
2663, 2664 2363, 2364 2 - p.c. >= 100 t/u 4.2 Z
2665, 2666 2365, 2369 0 Vervaardiging van produkten van beton, (vezel)cement en gips:
2665, 2666 2365, 2369 1 - p.c. < 100 t/d 3.2
2665, 2666 2365, 2369 2 - p.c. >= 100 t/d 4.2 Z
267 237 0 Natuursteenbewerkingsbedrijven:
267 237 1 - zonder breken, zeven en drogen: p.o. > 2.000 m² 3.2
267 237 2 - zonder breken, zeven en drogen: p.o. <= 2.000 m² 3.1
267 237 3 - met breken, zeven of drogen, v.c. < 100.000 t/j 4.2
2681 2391 Slijp- en polijstmiddelen fabrieken 3.1
2682 2399 A0 Bitumineuze materialenfabrieken:
2682 2399 A1 - p.c. < 100 t/u 4.2
2682 2399 B0 Isolatiematerialenfabrieken (excl. glaswol):
2682 2399 B1 - steenwol, p.c. >= 5.000 t/j 4.2 Z
2682 2399 B2 - overige isolatiematerialen 4.1
2682 2399 C Minerale produktenfabrieken n.e.g. 3.2
2682 2399 D0 Asfaltcentrales: p.c.< 100 ton/uur 4.1
2682 2399 D1 - asfaltcentrales, p.c. >= 100 ton/uur 4.2 Z
27 24 - vervaardiging van metalen
272 241 0 Ijzeren- en stalenbuizenfabrieken:
273 243 0 Draadtrekkerijen, koudbandwalserijen en profielzetterijen:
273 243 1 - p.o. < 2.000 m2 4.2
274 244 A0 Non-ferro-metaalfabrieken:
274 244 A1 - p.c. < 1.000 t/j 4.2
274 244 B0 Non-ferro-metaalwalserijen, -trekkerijen e.d.:
2751, 2752 2451, 2452 0 Ijzer- en staalgieterijen/ -smelterijen:
2751, 2752 2451, 2452 1 - p.c. < 4.000 t/j 4.2
2753, 2754 2453, 2454 0 Non-ferro-metaalgieterijen/ -smelterijen:
2753, 2754 2453, 2454 1 - p.c. < 4.000 t/j 4.2
28 25, 31 - vervaard. en reparatie van produkten van metaal (excl. mach./transportmidd.)
281 251, 331 0 Constructiewerkplaatsen:
281 251, 331 1 - gesloten gebouw 3.2
281 251, 331 1a - gesloten gebouw, p.o. < 200 m2 3.1
281 251, 331 2 - in open lucht, p.o. < 2.000 m2 4.1
281 251, 331 3 - in open lucht, p.o. >= 2.000 m2 4.2 Z
2821 2529, 3311 0 Tank- en reservoirbouwbedrijven:
2821 2529, 3311 1 - p.o. < 2.000 m2 4.2
2822, 2830 2521, 2530, 3311 Vervaardiging van verwarmingsketels, radiatoren en stoomketels 4.1
284 255, 331 A Stamp-, pers-, dieptrek- en forceerbedrijven 4.1
284 255, 331 B Smederijen, lasinrichtingen, bankwerkerijen e.d. 3.2
284 255, 331 B1 Smederijen, lasinrichtingen, bankwerkerijen e.d., p.o. < 200 m2 3.1
2851 2561, 3311 0 Metaaloppervlaktebehandelingsbedrijven:
2851 2561, 3311 1 - algemeen 3.2
2851 2561, 3311 10 - stralen 4.1
2851 2561, 3311 11 - metaalharden 3.2
2851 2561, 3311 12 - lakspuiten en moffelen 3.2
2851 2561, 3311 2 - scoperen (opspuiten van zink) 3.2
2851 2561, 3311 3 - thermisch verzinken 3.2
2851 2561, 3311 4 - thermisch vertinnen 3.2
2851 2561, 3311 5 - mechanische oppervlaktebehandeling (slijpen, polijsten) 3.2
2851 2561,3311 6 - anodiseren, eloxeren 3.2
2851 2561, 3311 7 - chemische oppervlaktebehandeling 3.2
2851 2561, 3311 8 - emailleren 3.2
2851 2561, 3311 9 - galvaniseren (vernikkelen, verchromen, verzinken, verkoperen ed) 3.2
2852 2562, 3311 1 Overige metaalbewerkende industrie 3.2
2852 2562, 3311 2 Overige metaalbewerkende industrie, inpandig, p.o. <200m2 3.1
287 259, 331 A0 Grofsmederijen, anker- en kettingfabrieken:
287 259, 331 A1 - p.o. < 2.000 m2 4.1
287 259, 331 B Overige metaalwarenfabrieken n.e.g. 3.2
287 259, 331 B Overige metaalwarenfabrieken n.e.g.; inpandig, p.o. <200 m2 3.1
29 27, 28, 33 - vervaardiging van machines en apparaten
29 27, 28, 33 0 Machine- en apparatenfabrieken incl. reparatie:
29 27, 28, 33 1 - p.o. < 2.000 m2 3.2
29 27, 28, 33 2 - p.o. >= 2.000 m2 4.1
29 28, 33 3 - met proefdraaien verbrandingsmotoren >= 1 MW 4.2 Z
30 26, 28, 33 - vervaardiging van kantoormachines en computers
30 26, 28, 33 A Kantoormachines- en computerfabrieken incl. reparatie 2
31 26, 27, 33 - vervaardiging van over. elektr. machines, apparaten en benodigdh.
311 271, 331 Elektromotoren- en generatorenfabrieken incl. reparatie 4.1
312 271, 273 Schakel- en installatiemateriaalfabrieken 4.1
313 273 Elektrische draad- en kabelfabrieken 4.1
314 272 Accumulatoren- en batterijenfabrieken 3.2
315 274 Lampenfabrieken 4.2
32 26, 33 - vervaardiging van audio-, video-, telecom-apparaten en -benodigdh
321 t/m 323 261, 263, 264, 331 Vervaardiging van audio-, video- en telecom-apparatuur e.d. 3.1
3210 2612 Fabrieken voor gedrukte bedrading 3.1
33 26, 32, 33 - vervaardiging van medische en optische apparaten en instrumenten
33 26, 32, 33 A Fabrieken voor medische en optische apparaten en instrumenten e.d. incl. reparatie 2
34 29 -
34 29 vervaardiging van auto's, aanhangwagens en opleggers
341 291 0 Autofabrieken en assemblagebedrijven
341 291 1 - p.o. < 10.000 m2 4.1
341 291 2 - p.o. >= 10.000 m2 4.2 Z
3420.1 29201 Carrosseriefabrieken 4.1
3420.2 29202 Aanhangwagen- en opleggerfabrieken 4.1
343 293 Auto-onderdelenfabrieken 3.2
35 30 - vervaardiging van transportmiddelen (excl. auto's, aanhangwagens)
351 301, 3315 0 Scheepsbouw- en reparatiebedrijven:
351 301, 3315 1 - houten schepen 3.1
351 301, 3315 2 - kunststof schepen 3.2
351 301, 3315 3 - metalen schepen < 25 m 4.1
352 302, 317 0 Wagonbouw- en spoorwegwerkplaatsen:
352 302, 317 1 - algemeen 3.2
352 302, 317 2 - met proefdraaien van verbrandingsmotoren >= 1 MW 4.2 Z
353 303,3316 0 Vliegtuigbouw en -reparatiebedrijven:
353 303, 3316 1 - zonder proefdraaien motoren 4.1
354 309 Rijwiel- en motorrijwielfabrieken 3.2
355 3099 Transportmiddelenindustrie n.e.g. 3.2
36 31 - vervaardiging van meubels en overige goederen n.e.g.
361 310 1 Meubelfabrieken 3.2
361 9524 2 Meubelstoffeerderijen b.o. < 200 m2 1
362 321 Fabricage van munten, sieraden e.d. 2
363 322 Muziekinstrumentenfabrieken 2
364 323 Sportartikelenfabrieken 3.1
365 324 Speelgoedartikelenfabrieken 3.1
3663.1 32991 Sociale werkvoorziening 2
3663.2 32999 Vervaardiging van overige goederen n.e.g. 3.1
37 38 -
37 38 - voorbereiding tot recycling
372 383202 A0 Puinbrekerijen en -malerijen:
372 383202 A1 - v.c. < 100.000 t/j 4.2
372 383202 B Rubberregeneratiebedrijven 4.2
372 383202 C Afvalscheidingsinstallaties 4.2
40 35 - produktie en distrib. van stroom, aardgas, stoom en warm water
40 35 A0 Elektriciteitsproduktiebedrijven (electrisch vermogen >= 50 MWe)
40 35 A1 - kolengestookt (incl. meestook biomassa), thermisch vermogen > 75 MWth 5.2 Z
40 35 A2 - oliegestookt, thermisch vermogen > 75 MWth 5.1 Z
40 35 A3 - gasgestookt (incl. bijstook biomassa), thermisch vermogen > 75 MWth,in 5.1 Z
40 35 B0 bio-energieinstallaties electrisch vermogen < 50 MWe:
40 35 B1 - covergisting, verbranding en vergassing van mest, slib, GFT en reststromen voedingsindustrie 3.2
40 35 B2 - vergisting, verbranding en vergassing van overige biomassa 3.2
40 35 C0 Elektriciteitsdistributiebedrijven, met transformatorvermogen:
40 35 C1 - < 10 MVA 2
40 35 C2 - 10 - 100 MVA 3.1
40 35 C3 - 100 - 200 MVA 3.2
40 35 C4 - 200 - 1000 MVA 4.2 Z
40 35 D0 Gasdistributiebedrijven:
40 35 D1 - gascompressorstations vermogen < 100 MW 4.2
40 35 D5 - gasontvang- en -verdeelstations, cat. D 3.1
40 35 E0 Warmtevoorzieningsinstallaties, gasgestookt:
40 35 E1 - stadsverwarming 3.2
41 36 - winning en ditributie van water
41 36 A0 Waterwinning-/ bereiding- bedrijven:
41 36 A2 - bereiding met chloorbleekloog e.d. en/of straling 3.1
41 36 B0 Waterdistributiebedrijven met pompvermogen:
41 36 B1 - < 1 MW 2
41 36 B2 - 1 - 15 MW 3.2
41 36 B3 - >= 15 MW 4.2
45 41, 42, 43 - bouwnijverheid
45 41, 42, 43 0 Bouwbedrijven algemeen: b.o. > 2.000 m² 3.2
45 41, 42, 43 1 - bouwbedrijven algemeen: b.o. <= 2.000 m² 3.1
45 41, 42, 43 2 Aannemersbedrijven met werkplaats: b.o. > 1000 m² 3.1
45 41, 42, 43 3 - aannemersbedrijven met werkplaats: b.o.< 1000 m² 2
50 45, 47 - handel/reparatie van auto's, motorfietsen; benzineservicestations
501, 502, 504 451, 452, 454 Handel in auto's en motorfietsen, reparatie- en servicebedrijven 2
501 451 Groothandel in vrachtauto's (incl. import) 3.2
5020.4 45204 A Autoplaatwerkerijen 3.2
5020.4 45204 C Autospuitinrichtingen 3.1
51 46 -
51 46 - groothandel en handelsbemiddeling
5121 4621 0 Grth in akkerbouwprodukten en veevoeders 3.1
5121 4621 1 Grth in akkerbouwprodukten en veevoeders met een verwerkingscapaciteit van 500 ton/uur of meer 4.2 Z
5122 4622 Grth in bloemen en planten 2
5123 4623 Grth in levende dieren 3.2
5124 4624 Grth in huiden, vellen en leder 3.1
5125, 5131 46217, 4631 Grth in ruwe tabak, groenten, fruit en consumptie-aardappelen 3.1
5132, 5133 4632, 4633 Grth in vlees, vleeswaren, zuivelprodukten, eieren, spijsoliën 3.1
5134 4634 Grth in dranken 2
5135 4635 Grth in tabaksprodukten 2
5136 4636 Grth in suiker, chocolade en suikerwerk 2
5137 4637 Grth in koffie, thee, cacao en specerijen 2
5138, 5139 4638, 4639 Grth in overige voedings- en genotmiddelen 2
514 464, 46733 Grth in overige consumentenartikelen 2
5148.7 46499 0 Grth in vuurwerk en munitie:
5148.7 46499 1 - consumentenvuurwerk, verpakt, opslag < 10 ton 2
5148.7 46499 2 - consumentenvuurwerk, verpakt, opslag 10 tot 50 ton 3.1
5148.7 46499 5 - munitie 2
5151.1 46711 0 Grth in vaste brandstoffen:
5151.1 46711 1 - klein, lokaal verzorgingsgebied 3.1
5151.2 46712 0 Grth in vloeibare en gasvormige brandstoffen:
5151.2 46712 1 - vloeistoffen, o.c. < 100.000 m3 4.1
5151.2 46712 3 - tot vloeistof verdichte gassen 4.2
5151.3 46713 Grth minerale olieprodukten (excl. brandstoffen) 3.2
5152.1 46721 0 Grth in metaalertsen:
5152.1 46721 1 - opslag opp. < 2.000 m2 4.2
5152.2 /.3 46722, 46723 Grth in metalen en -halffabrikaten 3.2
5153 4673 0 Grth in hout en bouwmaterialen:
5153 4673 1 - algemeen: b.o. > 2000 m² 3.1
5153 4673 2 - algemeen: b.o. <= 2000 m² 2
5153.4 46735 4 zand en grind:
5153.4 46735 5 - algemeen: b.o. > 200 m² 3.2
5153.4 46735 6 - algemeen: b.o. <= 200 m² 2
5154 4674 0 Grth in ijzer- en metaalwaren en verwarmingsapparatuur:
5154 4674 1 - algemeen: b.o. > 2.000 m² 3.1
5154 4674 2 - algemeen: b.o. < = 2.000 m² 2
5155.1 46751 Grth in chemische produkten 3.2
5155.2 46752 Grth in kunstmeststoffen 2
5156 4676 Grth in overige intermediaire goederen 2
5157 4677 0 Autosloperijen: b.o. > 1000 m² 3.2
5157 4677 1 - autosloperijen: b.o. <= 1000 m² 3.1
5157.2/3 4677 0 Overige groothandel in afval en schroot: b.o. > 1000 m² 3.2
5157.2/3 4677 1 - overige groothandel in afval en schroot: b.o. <= 1000 m² 3.1
518 466 0 Grth in machines en apparaten:
518 466 1 - machines voor de bouwnijverheid 3.2
518 466 2 - overige 3.1
519 466, 469 Overige grth (bedrijfsmeubels, emballage, vakbenodigdheden e.d. 2
60 49 - vervoer over land
6021.1 493 Bus-, tram- en metrostations en -remises 3.2
6023 493 Touringcarbedrijven 3.2
6024 494 0 Goederenwegvervoerbedrijven (zonder schoonmaken tanks): b.o. > 1000 m² 3.2
6024 494 1 - Goederenwegvervoerbedrijven (zonder schoonmaken tanks) b.o. <= 1000 m² 3.1
603 495 Pomp- en compressorstations van pijpleidingen 2
63 52 - dienstverlening t.b.v. het vervoer
6311.1 52241 0 Laad-, los- en overslagbedrijven t.b.v. zeeschepen:
6311.1 52241 2 - stukgoederen 4.2
6311.1 52241 7 - tankercleaning 4.2
6311.2 52242 0 Laad-, los- en overslagbedrijven t.b.v. binnenvaart:
6311.2 52241 1 - containers 4.2
6311.2 52242 10 - tankercleaning 4.2
6311.2 52242 2 - stukgoederen 3.2
6311.2 52242 3 - ertsen, mineralen, e.d., opslagopp. < 2.000 m² 4.2
6311.2 52242 5 - granen of meelsoorten , v.c. < 500 t/u 4.2
6311.2 52242 7 - steenkool, opslagopp. < 2.000 m2 4.2
6312 52102, 52109 A Distributiecentra, koelhuizen 3.1
6312 52109 B Opslaggebouwen (verhuur opslagruimte) 2
6321 5221 2 Stalling van vrachtwagens (met koelinstallaties) 3.2
64 53 - post en telecommunicatie
641 531, 532 Post- en koeriersdiensten 2
642 61 A Telecommunicatiebedrijven 1
71 77 - verhuur van transportmiddelen, machines, andere roerende goederen
711 7711 Personenautoverhuurbedrijven 2
712 7712, 7739 Verhuurbedrijven voor transportmiddelen (excl. personenauto's) 3.1
713 773 Verhuurbedrijven voor machines en werktuigen 3.1
714 772 Verhuurbedrijven voor roerende goederen n.e.g. 2
72 62 - computerservice- en informatietechnologie
72 62 A Computerservice- en informatietechnologie-bureau's e.d. 1
72 58, 63 B Datacentra 2
73 72 - Speur- en ontwikkelingswerk
731 721 Natuurwetenschappelijk speur- en ontwikkelingswerk 2
74 63,69 t/m 71,73,74,77,78,80 t/m 82 - overige zakelijke dienstverlening
747 812 Reinigingsbedrijven voor gebouwen 3.1
7481.3 74203 Foto- en filmontwikkelcentrales 2
7484.3 82991 Veilingen voor landbouw- en visserijprodukten 4.1
75 84 - openbaar bestuur, overheidsdiensten, sociale verzekeringen
7525 8425 Brandweerkazernes 3.1
80 85 - onderwijs
85 85.53 Auto- en motorrijscholen 2
90 37, 38, 39 - milieudienstverlening
9001 3700 A0 RWZI's en gierverwerkingsinricht., met afdekking voorbezinktanks:
9001 3700 A1 - < 100.000 i.e. 4.1
9001 3700 A2 - 100.000 - 300.000 i.e. 4.2 Z
9001 3700 B rioolgemalen 2
9002.1 381 A Vuilophaal-, straatreinigingsbedrijven e.d. 3.1
9002.1 381 B Gemeentewerven (afval-inzameldepots) 3.1
9002.1 381 C Vuiloverslagstations 4.2
9002.2 382 A0 Afvalverwerkingsbedrijven:
9002.2 382 A2 - kabelbranderijen 3.2
9002.2 382 A4 - pathogeen afvalverbranding (voor ziekenhuizen) 3.1
9002.2 382 A5 - oplosmiddelterugwinning 3.2
9002.2 382 A6 - afvalverbrandingsinrichtingen, thermisch vermogen > 75 MW 4.2 Z
9002.2 382 A7 - verwerking fotochemisch en galvano-afval 2
9002.2 382 B Vuilstortplaatsen 4.2
9002.2 382 C0 Composteerbedrijven:
9002.2 382 C3 - belucht v.c. < 20.000 ton/jr 3.2
9002.2 382 C4 - belucht v.c. > 20.000 ton/jr 4.1
9002.2 382 C5 - GFT in gesloten gebouw 4.1
92 59 - Cultuur, sport en recreatie
921, 922 591, 592, 601, 602 Studio's (film, TV, radio, geluid) 2
93 96 - overige dienstverlening
9301.1 96011 A Wasserijen en strijkinrichtingen 3.1
9301.1 96011 B Tapijtreinigingsbedrijven 3.1
9301.2 96012 Chemische wasserijen en ververijen 2
9301.3 96013 A Wasverzendinrichtingen 2
9303 9603 0 Begrafenisondernemingen 1
Verklaring gebruikte afkortingen

- niet van toepassing of niet relevant
< kleiner dan
>= groter dan of gelijk aan
cat. categorie
e.d. en dergelijke
kl. klasse
n.e.g. niet elders genoemd
o.c. opslagcapaciteit
p.c. produktiecapaciteit
p.o produktieoppervlak
v.c. verwerkingscapaciteit



u. uur
d. dag
w. week
j. jaar
Z zoneringplichtig

Bijlage 2 Staat Van Bedrijfsactiviteiten Wonen-werken

SBI-code SBI-code 2008 omschrijving cat.
182 141 Vervaardiging van kleding en -toebehoren (excl. van leer) 2
221 581 Uitgeverijen (kantoren) 1
2222.6 18129 Kleine drukkerijen en kopieerinrichtingen 2
2223 1814 Grafische afwerking 1
2223 1814 Binderijen 2
2224 1813 Grafische reproduktie en zetten 2
2225 1814 Overige grafische aktiviteiten 2
223 182 Reproduktiebedrijven opgenomen media 1
362 321 Fabricage van munten, sieraden e.d. 2
363 322 Muziekinstrumentenfabrieken 2
511 461 Handelsbemiddeling (kantoren) 1
527 952 Reparatie t.b.v. particulieren (excl. auto's en motorfietsen) 1
61, 62 50, 51 Vervoersbedrijven (uitsluitend kantoren) 1
6322, 6323 5222 Overige dienstverlening t.b.v. vervoer (kantoren) 1
633 791 Reisorganisaties 1
634 5229 Expediteurs, cargadoors (kantoren) 1
642 61 Telecommunicatiebedrijven 1
65, 66, 67 64, 65, 66 Banken, verzekeringsbedrijven, beurzen 2
70 41, 68 Verhuur van en handel in onroerend goed 1
72 62 Computerservice- en informatietechnologie-bureau's e.d. 1
731 721 Natuurwetenschappelijk speur- en ontwikkelingswerk 2
732 722 Maatschappij- en geesteswetenschappelijk onderzoek 1
74 63, 69 t/m 71, 73, 74, 77, 78, 80 t/m 82 Overige zakelijke dienstverlening: kantoren 1
8021.3 85.31.3 Praktijkonderwijs 2
8022.2 85.32.2 Educatie 2
8042.1 85.59.1 Afstandsonderwijs 1
8042.2 85.59.2 Bedrijfsopleiding en -training 2
8042.3 85.59.9 Studiebegeleiding, vorming en onderwijs n.e.g. 2
8512, 8513 8621, 8622, 8623 Artsenpraktijken, klinieken en dagverblijven 1
853 88.91.1 Kinderopvang
921, 922 591, 592, 601, 602 Studio's (film, TV, radio, geluid) 2
9234 8552 Muziek- en balletscholen 2
9251, 9252 9101, 9102 Bibliotheken, musea, ateliers, e.d. 1
9302 9602 Kappersbedrijven en schoonheidsinstituten 1
9305 9603 Persoonlijke dienstverlening n.e.g. 1
Verklaring gebruikte afkortingen

n.e.g. niet elders genoemd

Bijlage 3 Gebiedsindeling Meerstad-midden West

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP568MeerstadMidW-vg01_0019.png"