KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Artikel 3 Uitmetingsverschillen
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 4 Centrum - 1
Artikel 5 Centrum - 2
Artikel 6 Centrum-3
Artikel 7 Cultuur En Ontspanning
Artikel 8 Groen
Artikel 9 Maatschappelijk
Artikel 10 Verkeer
Artikel 11 Wonen
Artikel 12 Waarde - Archeologie 1
Artikel 13 Waarde - Beschermd Stadsgezicht
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 14 Anti-dubbeltelregel
Artikel 15 Algemene Gebruiksregels
Artikel 16 Algemene Afwijkingsbevoegdheid
Artikel 17 Verwijzing Naar Beleidsregels
Artikel 18 Bouwregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 19 Overgangsrecht
Artikel 20 Slotregel
Bijlagen
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 2 Staat Van Bedrijfsactiviteiten Wonen-werken
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding En Doel
1.2 Geconsolideerde Versie
1.3 Begrenzing Plangebied
Hoofdstuk 2 Ontstaansgeschiedenis
2.1 Inleiding
2.2 De Ontwikkeling Van Het Plangebied Tot De Ontmanteling Van De Vesting (1876)
2.3 1876 Tot Twintigste Eeuw
2.4 De Twintigste Eeuw
2.5 Beschermd Stadsgezicht
2.6 Cultuurhistorisch Waardevolle Structuren, Gebieden En Gebouwen
Hoofdstuk 3 De Bestaande Ruimtelijk - Functionele Structuur
3.1 Deelgebieden
3.2 Wegen Met Een Bijzondere Betekenis
3.3 Beschermd Stadsgezicht Binnenstad
Hoofdstuk 4 Ruimtelijk-functioneel Concept
4.1 Ontwikkelingen
4.2 Vertaling Ruimtelijk-functionele Structuur In Het Bestemmingsplan
4.3 Wonen
4.4 Bedrijvigheid En Voorzieningen
4.5 Verkeer
4.6 Openbare Ruimte
Hoofdstuk 5 Randvoorwaarden
5.1 Duurzaamheid, Energie En Leefomgevingskwaliteit
5.2 Archeologie
5.3 Ecologie
5.4 Water
5.5 Milieu
5.6 Kabels En Leidingen
Hoofdstuk 6 Juridische Toelichting
6.1 Algemeen
6.2 Geldende Bestemmingsplannen En Overige Regelingen
6.3 Geconsolideerde Versie
6.4 Toelichting Op De Artikelen
Hoofdstuk 7 Participatie
7.1 Participatie
7.2 Inspraak
7.3 Overleg
7.4 Overige Wijzigingen
Hoofdstuk 8 Uitvoerbaarheid / Exploitatie
Bijlagen
Bijlage 1 Industrielawaai
Bijlage 2 Luchtkwaliteit
Bijlage 3 Externe Veiligheid
Bijlage 4 Bodem
Bijlage 5 Aanwijzing Beschermd Stadsgezicht Binnenstad
Bijlage 6 Cultuurwaardenkaart
Bijlage 7 Vooroverleg

Binnenstad-Oost 2012 geconsolideerde versie

Bestemmingsplan - Groningen

Geconsolideerd op 24-04-2013 - geconsolideerd

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan:

het bestemmingsplan Binnenstad-Oost 2012 van de gemeente Groningen.

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0014.BP508BinnenstadOos-vg01 met de bijbehorende regels en bijlagen.

1.3 verbeelding:

de verbeelding van het bestemmingsplan Binnenstad-Oost 2012, met het identificatienummer NL.IMRO.0014.BP508BinnenstadOos-vg01.

1.4 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.5 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.6 bebouwing:

ƩƩn of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.7 bebouwingspercentage:

een op de verbeelding of in de regels aangegeven percentage, dat de grootte aangeeft van het deel van een bouwperceel, dat ten hoogste mag worden bebouwd.

1.8 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

1.9 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.10 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

1.11 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.12 bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel.

1.13 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.14 maatvoeringsgrens:

een op de verbeelding aangegeven lijn, die de grens aanduidt van een maatvoeringsvlak.

1.15 maatvoeringsvlak:

een op de verbeelding geheel of gedeeltelijk door maatvoeringsgrenzen omsloten vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waarop bebouwingsregelingen van eenzelfde aard van toepassing zijn.

1.16 aan huis verbonden beroep:

het beroepsmatig uitoefenen van activiteiten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en/ of de daarbij behorende aangebouwde bijbehorende bouwwerken kan worden uitgeoefend, mits:
1. het beroep door de bewoner van het pand wordt uitgeoefend, en
2. de woonfunctie in overwegende mate intact blijft, en
3. waarbij het beroep een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft, die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.17 achtererfgebied:

erf aan de achterkant en de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1 meter van de voorkant, van het hoofdgebouw.

1.18 additionele voorzieningen:

voorzieningen, die een onderdeel vormen van en ondergeschikt zijn aan een bestemming of functie.

1.19 archeologische waarden:

de aan een gebied toegekende waarden in verband met de in dat gebied voorkomende archeologische relicten.

1.20 bebouwing:

ƩƩn of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.21 bestaand:

op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaand.

voor zover betrekking hebben op onderdelen die zijn gewijzigd na de inwerkingtreding van de Herziening bestemmingsregels wonen: op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan

1.22 bestaand bouwwerk:

een bouwwerk dat op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, behoudens een nog niet gerealiseerd bouwwerk waarvoor voor 1 januari 2015 een omgevingsvergunning is verleend.

1.23 bestaande kamerverhuur:

a. kamerverhuur die is toegestaan op grond van een onttrekkingsvergunning Huisvestingsverordening en die is verleend vóór de datum van terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan ;


b. kamerverhuur die tot 1 juli 2017 is toegestaan op basis van de overgangsregeling "Beleidsregels onttrekkingsvergunningen woningvorming Huisvestingsverordening";


c. legale kamerverhuur in panden waarvoor geen onttrekkingsvergunning Huisvestingsverordening nodig is.

1.24 bodemingrepen:

werken en werkzaamheden waarvan mag worden aangenomen dat zij het bodemarchief kunnen aantasten.

1.25 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een standplaats.

1.26 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw, kapverdieping en dakopbouw ten behoeve van technische voorzieningen.

1.27 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.28 bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw, of ander bouwwerk, met een dak. Een vrijstaand bijbehorend bouwwerk is tevens functioneel ondergeschikt aan het hoofdgebouw.

1.29 bruto vloeroppervlakte:

de som van de oppervlaktes van alle bouwlagen van een gebouw, gemeten op de vloer van de bouwlaag, tussen de binnenzijde van de gevelmuren.

1.30 culturele voorzieningen:

musea, (muziek)theaters, expositieruimten/galerieƫn en naar de aard daarmee gelijk te stellen voorzieningen.

1.31 dak:

iedere bovenbeƫindiging van een gebouw.

1.32 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.33 erf:

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw.

1.34 erotisch getinte vermaaksfunctie:

een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal.

1.35 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.36 gebruiksoppervlakte:

de vloeroppervlakte binnen de bouwmuren bepaald volgens NEN 2580 met dien verstande dat daarbij aangebouwde bergingen, garages en andere niet voor bewoning geschikte ruimtes niet worden meegeteld.

1.37 geluidsbelasting:

de geluidsbelasting vanwege een weg, een industrieterrein en/of een spoorweg.

1.38 geluidsgevoelige objecten:

woningen, andere geluidsgevoelige gebouwen en geluidsgevoelige terreinen, als bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder en elk ander gebouw waar gedurende een langere periode van de dag mensen verblijven.

1.39 geluidszoneringplichtige inrichting:

een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld.

1.40 groothandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan wederverkopers, dan wel aan instellingen of personen ter aanwending in een andere bedrijfsactiviteit.

1.41 grootschalige detailhandel in meubelen en woninginrichting:

detailhandel in meubelen en artikelen ten behoeve van de inrichting van een woning en daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen met een minimum verkoopvloeroppervlakte van 1000 m2.

1.42 hogere grenswaarde:

een bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder.

1.43 hoofdgebouw:

gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.44 hoofdmassa van de bebouwing:

het hoofdgebouw exclusief architectonisch ondergeschikte delen die door de vorm onderscheiden kunnen worden van dit hoofdgebouw.

1.45 horecabedrijf:

een bedrijf of instelling, waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, ƩƩn en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie.

1.46 horeca - 1:

horecabedrijven gericht op het verstrekken van al dan niet voor consumptie ter plaatse bereide etenswaren, met als nevenactiviteit het verstrekken van zwak- en niet-alcoholische dranken zoals cafetaria's, snackbars, lunchrooms, grillrooms, shoarmazaken, broodjeszaken en daarmee vergelijkbare horecabedrijven.

1.47 horeca - 2:

horecabedrijven gericht op het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse met als nevenactiviteit het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken, zoals restaurants, bistro's en daarmee vergelijkbare horecabedrijven.

1.48 horeca - 3:

horecabedrijven gericht op het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken voor consumptie ter plaatse, met eventueel daaraan ondergeschikt het verstrekken van etenswaren of maaltijden voor gebruik ter plaatse, zoals (eet)cafƩ's, met uitzondering van discotheken en nachtclubs.

1.49 huishouden:

persoon of groep personen die een huishouding voert, waarbij sprake is van onderlinge verbondenheid en continuĆÆteit in de samenstelling ervan; daaronder niet begrepen kamerverhuur

1.50 kamerverhuur:

ruimte(n) in een (deel van een) gebouw die geschikt is (zijn) of geschikt te maken is (zijn) voor (nacht)verblijf, niet zijnde een logiesfunctie als bedoeld in het Bouwbesluit of niet zijnde een (zelfstandige) woonruimte als bedoeld in de Huisvestingswet, ongeacht de duur van het verblijf en al dan niet tegen betaling

1.51 kamerverhuurpand:

een pand dat ten behoeve van onzelfstandige kamerverhuur op grond van een onttrekkingvergunning Huisvestingswet onttrokken is aan de woningvoorraad

1.52 kantoor:

een ruimte die dient voor de uitoefening van administratieve, boekhoudkundige, financiƫle, organisatorische en/of zakelijke dienstverlening - niet zijnde detailhandel - al dan niet met een publiekgerichte baliefunctie.

1.53 kap:

een door tenminste ƩƩn hellend dakvlak omsloten dak dat meer dan 50% van de bovenste vloerlaag van de onderliggende verdieping omvat.

1.54 kleinschalige bedrijfsmatige activiteit:

bedrijvigheid, die door zijn beperkte omvang in of bij een woning met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend.

1.55 logies met ontbijt:

het verstrekken van gelegenheid tot overnachting met ontbijt als toeristisch-recreatieve voorziening in een woning en ondergeschikt aan de woonfunctie.

1.56 maatschappelijke dienstverlening:

het geheel van diensten die de overheden aan hun burgers leveren, alsmede het verlenen van maatschappelijke diensten, medische dienstverlening, psychosociale zorg, onderwijs, kinderdagopvang, sociaal-culturele voorzieningen niet zijnde studentensociƫteiten, voorzieningen van levensbeschouwelijke aard, voorzieningen ten behoeve van sport en sportieve recreatie en speelterreinen, evenwel met uitzondering van een seksinrichting.

1.57 mantelzorg:

zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt gegeven aan een hulpbehoevende door ƩƩn of meerdere leden van diens directe omgeving, waarbij de zorgverlening direct voortvloeit uit de sociale relatie.

1.58 meergeneratiewoning:

een geschakelde, zelfstandige wooneenheid met inpandige verbinding voor ouderen of mensen met een beperking en hun familie waarbij de familie mantelzorg verleent.

1.59 openbaar toegankelijk gebied:

weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar water en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer.

1.60 peil:

  • voor een bouwwerk op een bouwperceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • voor een bouwwerk op een bouwperceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  • in afwijking van het vorenstaande geldt voor een bouwwerk ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding -1: (het verlengde van) de hoogte vanaf de bovenkant van de parkeergarage;
  • voor schepen: de waterspiegel.

1.61 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.62 risicovolle inrichting:

een inrichting, bij welke ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten.

1.63 seksinrichting:

de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.64 standplaats voor straathandel:

het vanaf een vaste plaats op een openbare en in de openlucht gelegen plaats te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel aanbieden van diensten:

a. gebruikmakend van fysieke middelen, zoals een kraam, een wagen of een tafel;

b. door anderszins goederen uit te stallen of uitgestald te hebben om deze te koop aan te bieden, te verkopen of af te leveren.

1.65 standplaats voor woonwagen:

een kavel, bestemd voor het plaatsen van een woonwagen, waarop voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingnet van de openbare nutsbedrijven, andere instellingen of van gemeenten kunnen worden aangesloten.

1.66 studentensociƫteit:

(deel van een) gebouw bedoeld voor bijeenkomsten van een studentenvereniging.

1.67 verkoopvloeroppervlakte (vvo):

de voor het publiek zichtbare en toegankelijke besloten winkelruimte ten behoeve van de detailhandel.

1.68 voorerfgebied:

erf dat geen onderdeel is van achtererfgebied.

1.69 voorgevel:

de naar de weg toegekeerde gevel van een gebouw, of indien een perceel met meerdere zijden aan de weg grenst, de gevel aan de zijde van de weg, waarop de hoofdtoegang van het gebouw is ontsloten.

1.70 voorkeursgrenswaarde:

de bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder.

1.71 winkel:

een gebouw, dat een ruimte omvat, welke door zijn indeling kennelijk bedoeld is te worden gebruikt voor de detailhandel.

1.72 woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van ƩƩn afzonderlijk huishouden.

1.73 woonhuis:

een gebouw, dat ƩƩn woning omvat, dan wel twee of meer naast elkaar en/of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat, en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid kan worden beschouwd.

1.74 woonwagen:

voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst.

1.75 woon-werkcombinaties:

het wonen in combinatie met aan de woonfunctie ondergeschikte kantoor- en werkfuncties in de vorm van aan huis verbonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten.

1.76 zakelijke dienstverlening:

het verlenen van diensten, al dan niet in een kantoorgebouw, op administratief, financieel en juridisch gebied, alsmede op het gebied van de informatie- en communicatietechnologie, de verhuur en handel in onroerend goed, architecten-, onderzoeks-, marketing-, uitzend- en beveiligingsbureaus en daarmee naar de aard vergelijkbare vormen van dienstverlening.

1.77 zelfstandige woning

de kleinste binnen ƩƩn of meer panden gelegen en voor woondoeleinden geschikte eenheid van gebruik die in functioneel opzicht zelfstandig is.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 lengte, breedte en diepte van een gebouw:

tussen (de lijnen, getrokken door) de buitenzijde van de gevelvlakken en / of de buitenkant dakoverstek en/of het hart van de gemeenschappelijke scheidingsmuren.

2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.3 horizontale diepte van een gebouw:

de lengte van een gebouw, gemeten loodrecht vanaf de naar de weg gekeerde gevel.

2.4 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.5 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.6 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.7 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.8 de hoogte van een bouwlaag

de hoogte tussen de bovenkanten van boven elkaar gelegen vloeren, of tussen bovenkant vloer en vlakke afdekking, welke hoogte niet meer mag bedragen dan in de bouwregels is bepaald.

2.9 bruto vloeroppervlakte van een bouwlaag:

op de vloer van de bouwlaag, tussen de binnenzijde van de gevelmuren.

Artikel 3 Uitmetingsverschillen

Voor zover op de verbeelding niet anders is aangegeven, wordt de vaststelling van afmetingen bepaald door middel van meting op de verbeelding, met dien verstande dat:

  1. a. de maatbepaling tot op 1 meter nauwkeurig geschiedt, en
  2. b. de maat van de openbare ruimte wordt berekend naar de ter plaatse geldende werkelijke situatie, behoudens indien de grenslijn van de bebouwing niet in de bestaande voorgevellijn is geprojecteerd.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 4 Centrum - 1

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'centrum-1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen, met dien verstande dat:
    1. 1. de gebruiksoppervlakte van een woning tenminste 50m² bedraagt, met uitzondering van de woningen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 4 en meergeneratiewoningen, of, indien de gebruiksoppervlakte van een bestaande woning minder bedraagt, de bestaande gebruiksoppervlakte
    2. 2. dat deze functie niet is toegestaan op de begane grond;
  2. b. in afwijking van het bepaalde onder a. is de functie woningen tevens toegestaan op de begane grond ter plaatse van de aanduiding 'wonen';
  3. c. woningen met een gebruiksoppervlakte van minimaal 24 m2, uitsluitend in geval bestaande onzelfstandige kamerverhuur wordt omgezet naar zelfstandige woningen en het aantal zelfstandige woningen na woningvorming kleiner is dan het aantal onzelfstandige kamers;
  4. d. bestaande kamerverhuur, met dien verstande dat het aantal kamers dat aanwezig is in een kamerverhuurpand ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan, niet mag worden vergroot;
  5. e. logies met ontbijt, met dien verstande dat deze functie uitsluitend mag worden uitgeoefend in een woning en ten dienste van deze functie maximaal twee (slaap)kamers voor toeristisch-recreatief nachtverblijf mogen worden gebruikt;
  6. f. detailhandel met dien verstande dat deze functie uitsluitend is toegestaan op de begane grond;
  7. g. dienstverlening, met dien verstande dat deze functie uitsluitend is toegestaan op de begane grond; tevens is deze functie toegestaan in hogere bouwlagen als het dezelfde functie als op de begane grond betreft;
  8. h. bedrijven als bedoeld in de categorieƫn 1 en 2 van de bij dit plan behorende 'Staat van bedrijfsactiviteiten', met uitzondering van geluidszoneringplichtige en risicovolle inrichtingen, met dien verstande dat deze functie uitsluitend is toegestaan op de begane grond;
  9. i. horeca - 1 ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 1', met dien verstande dat deze functie uitsluitend is toegestaan op de begane grond;
  10. j. horeca - 2 ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 2', met dien verstande dat deze functie uitsluitend is toegestaan op de begane grond;
  11. k. horeca - 3 ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 3', met dien verstande dat deze functie uitsluitend is toegestaan op de begane grond;
  12. l. horeca -2 en/of horeca-3 zowel op de begane grond als op de eerste verdieping ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca-a';
  13. m. studentensociƫteiten, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk-studentensociƫteit';
  14. n. een garagebox, dan wel opslag, met dien verstande dat deze functie uitsluitend is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van centrum-garageboxen' op de begane grond;
  15. o. verkeer;
  16. p. additionele voorzieningen.

4.2 Bouwregels

4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

a. de woonsituatie:

Ten aanzien van de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen dient rekening gehouden te worden met het instandhouden c.q. tot stand brengen van een redelijke lichttoetreding, alsmede de aanwezigheid van voldoende privacy.

b. het straat- en bebouwingsbeeld:

Ten aanzien van de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen dient te worden gestreefd naar het instandhouden c.q. tot stand brengen van een, in stedenbouwkundig opzicht, samenhangend straat- en bebouwingsbeeld. In het algemeen zal bij bebouwing worden gestreefd naar:

  • een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte;
  • een goede hoogte-breedteverhouding tussen de bebouwing onderling en een samenhang in bouwvorm/architectonisch beeld tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar georiĆ«nteerd is.

c. de verkeersveiligheid:

Ten aanzien van de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen dient rekening te worden gehouden met het instandhouden c.q. tot stand brengen van een verkeersveilige situatie.

d. de sociale veiligheid:

Ten aanzien van de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen dient te worden voorkomen dat een ruimtelijke situatie ontstaat die onoverzichtelijk, onherkenbaar en niet sociaal controleerbaar is.

e. de milieusituatie:

Ten aanzien van de binnen een bestemming toegelaten gebruiksvormen dient rekening te worden gehouden met de milieuaspecten, zoals hinder voor omwonenden en een verkeersaantrekkende werking.

f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden:

Ten aanzien van de binnen een bestemming toegelaten gebruiksvormen dient rekening te worden gehouden met de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, indien deze daardoor kunnen worden beĆÆnvloed.

4.4 Afwijken van de bouwregels

4.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met dit bestemmingsplan, zoals bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning;
  2. b. het gebruik van aangebouwde bijbehorende bouwwerken voor zelfstandige bewoning;
  3. c. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsmatige activiteiten, voor zover dit niet uitdrukkelijk op grond van lid 4.1 is toegestaan;
  4. d. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor logies met ontbijt;
  5. e. het gebruik van gebouwen voor kamerverhuur, voor zover niet toegestaan op grond van het bepaalde in lid 4.1.c;
  6. f. het gebruik van een woning voor bewoning anders dan door een huishouden;
  7. g. het gebruik van een bestaande woning als meer dan ƩƩn zelfstandige woning, onverminderd het bepaalde in lid 4.4.1.c.

4.6 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 5 Centrum - 2

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'centrum-2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. woningen, met dien verstande dat:
    1. 1. de gebruiksoppervlakte van een woning tenminste 50m2 bedraagt, met uitzondering van de woningen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 4' en meergeneratiewoningen, of, indien de gebruiksoppervlakte van een bestaande woning minder bedraagt, de bestaande gebruiksoppervlakte;
    2. 2. de gebruiksoppervlakte van een woning zich in ieder geval voor de helft boven peil bevindt, met uitzondering van woningen waarvan de bestaande gebruiksoppervlakte zich geheel beneden peil bevindt;
  2. b. woningen met een gebruiksoppervlakte van minimaal 24 m2, uitsluitend in geval bestaande onzelfstandige kamerverhuur wordt omgezet naar zelfstandige woningen en het aantal zelfstandige woningen na woningvorming kleiner is dan het aantal onzelfstandige kamers;
  3. c. bestaande kamerverhuur, met dien verstande dat het aantal kamers dat aanwezig is in een kamerverhuurpand ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan, niet mag worden vergroot;
  4. d. logies met ontbijt, met dien verstande dat deze functie uitsluitend mag worden uitgeoefend in een woning en ten dienste van deze functie maximaal twee (slaap)kamers voor toeristisch-recreatief nachtverblijf mogen worden gebruikt;
  5. e. detailhandel tot een maximum van 200 m2 verkoopvloeroppervlakte, met dien verstande dat deze functie uitsluitend is toegestaan op de begane grond;
  6. f. dienstverlening, met dien verstande dat deze functie uitsluitend is toegestaan op de begane grond; tevens is deze functie toegestaan in hogere bouwlagen als het dezelfde functie als op de begane grond betreft;
  7. g. bedrijven als bedoeld in de categorieƫn 1 en 2 van de bij dit plan behorende 'Staat van bedrijfsactiviteiten', met uitzondering van geluidszoneringplichtige en risicovolle inrichtingen, met dien verstande dat deze functie uitsluitend is toegestaan op de begane grond;
  8. h. horeca -1 ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 1', met dien verstande dat deze functie uitsluitend is toegestaan op de begane grond;
  9. i. horeca - 2 ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 2', met dien verstande dat deze functie uitsluitend is toegestaan op de begane grond;
  10. j. horeca - 3 ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 3', met dien verstande dat deze functie uitsluitend is toegestaan op de begane grond;
  11. k. horeca -2 en/of horeca-3 zowel op de begane grond als op de eerste verdieping ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca-a';
  12. l. een garagebox, dan wel opslag, met dien verstande dat deze functie uitsluitend is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van centrum-garageboxen' op de begane grond;
  13. m. verkeer;
  14. n. additionele voorzieningen.

5.2 Bouwregels

5.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

a. de woonsituatie:

Ten aanzien van de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen dient rekening gehouden te worden met het instandhouden c.q. tot stand brengen van een redelijke lichttoetreding, alsmede de aanwezigheid van voldoende privacy.

b. het straat- en bebouwingsbeeld:

Ten aanzien van de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen dient te worden gestreefd naar het instandhouden c.q. tot stand brengen van een, in stedenbouwkundig opzicht, samenhangend straat- en bebouwingsbeeld. In het algemeen zal bij bebouwing worden gestreefd naar:

  • een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte;
  • een goede hoogte-breedteverhouding tussen de bebouwing onderling en een samenhang in bouwvorm/architectonisch beeld tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar georiĆ«nteerd is.

c. de verkeersveiligheid:

Ten aanzien van de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen dient rekening te worden gehouden met het instandhouden c.q. tot stand brengen van een verkeersveilige situatie.

d. de sociale veiligheid:

Ten aanzien van de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen dient te worden voorkomen dat een ruimtelijke situatie ontstaat die onoverzichtelijk, onherkenbaar en niet sociaal controleerbaar is.

e. de milieusituatie:

Ten aanzien van de binnen een bestemming toegelaten gebruiksvormen dient rekening te worden gehouden met de milieuaspecten, zoals hinder voor omwonenden en een verkeersaantrekkende werking.

f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden:

Ten aanzien van de binnen een bestemming toegelaten gebruiksvormen dient rekening te worden gehouden met de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, indien deze daardoor kunnen worden beĆÆnvloed.

5.4 Afwijken van de bouwregels

5.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met dit bestemmingsplan, zoals bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning;
  2. b. het gebruik van aangebouwde bijbehorende bouwwerken voor zelfstandige bewoning;
  3. c. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsmatige activiteiten, voor zover dit niet uitdrukkelijk op grond van lid 5.1 is toegestaan;
  4. d. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor logies met ontbijt;
  5. e. het gebruik van gebouwen voor kamerverhuur, voor zover niet toegestaan op grond van het bepaalde in lid 5.1.c;
  6. f. het gebruik van een woning voor bewoning anders dan door een huishoudeng.
  7. g. het gebruik van een bestaande woning als meer dan ƩƩn zelfstandige woning, onverminderd het bepaalde in lid 5.4.1.d.

5.6 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 6 Centrum-3

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'centrum-3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. cultuur en ontspanning, met dien verstande dat deze functie uitsluitend is toegestaan op de verdiepingen;
  2. b. detailhandel, met dien verstande dat deze functie uitsluitend is toegestaan op de begane grond;
  3. c. dienstverlening met een publieksgericht karakter, zoals een bank met een baliefunctie of reisbureau;
  4. d. horeca -1, horeca - 2 en horeca - 3, met dien verstande dat deze functie uitsluitend is toegestaan op de begane grond;
  5. e. maatschappelijke dienstverlening, met dien verstande dat deze functie uitsluitend is toegestaan op de verdiepingen;
  6. f. kantoren;
  7. g. verblijfsgebied, voet- en fietspaden;
  8. h. parkeervoorzieningen, waaronder een ondergrondse parkeergarage;
  9. i. nutsvoorzieningen;
  10. j. additionele voorzieningen.

6.2 Bouwregels

6.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

a. de woonsituatie:

Ten aanzien van de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen dient rekening gehouden te worden met het instandhouden c.q. tot stand brengen van een redelijke lichttoetreding, alsmede de aanwezigheid van voldoende privacy.

b. het straat- en bebouwingsbeeld:

Ten aanzien van de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen dient te worden gestreefd naar het instandhouden c.q. tot stand brengen van een, in stedenbouwkundig opzicht, samenhangend straat- en bebouwingsbeeld. In het algemeen zal bij bebouwing worden gestreefd naar:

  • een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte;
  • een goede hoogte-breedteverhouding tussen de bebouwing onderling en een samenhang in bouwvorm/architectonisch beeld tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar georiĆ«nteerd is.

c. de verkeersveiligheid:

Ten aanzien van de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen dient rekening te worden gehouden met het instandhouden c.q. tot stand brengen van een verkeersveilige situatie.

d. de sociale veiligheid:

Ten aanzien van de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen dient te worden voorkomen dat een ruimtelijke situatie ontstaat die onoverzichtelijk, onherkenbaar en niet sociaal controleerbaar is.

e. de milieusituatie:

Ten aanzien van de binnen een bestemming toegelaten gebruiksvormen dient rekening te worden gehouden met de milieuaspecten, zoals hinder voor omwonenden en een verkeersaantrekkende werking.

f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden:

Ten aanzien van de binnen een bestemming toegelaten gebruiksvormen dient rekening te worden gehouden met de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, indien deze daardoor kunnen worden beĆÆnvloed.

6.4 Afwijken van de bouwregels

Artikel 7 Cultuur En Ontspanning

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'cultuur en ontspanning' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. een theater;
  2. b. additionele voorzieningen.

7.2 Bouwregels

Artikel 8 Groen

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groenvoorzieningen;
  2. b. bermen en beplantingen;
  3. c. recreatieve voorzieningen;
  4. d. fiets- en voetpaden;
  5. e. additionele voorzieningen.

8.2 Bouwregels

Artikel 9 Maatschappelijk

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. maatschappelijke dienstverlening;
  2. b. wegen en paden;
  3. c. parkeervoorzieningen;
  4. d. groenvoorzieningen;
  5. e. water;
  6. f. additionele voorzieningen.

9.2 Bouwregels

9.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

a. de woonsituatie:

Ten aanzien van de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen dient rekening gehouden te worden met het instandhouden c.q. tot stand brengen van een redelijke lichttoetreding, alsmede de aanwezigheid van voldoende privacy.

b. het straat- en bebouwingsbeeld:

Ten aanzien van de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen dient te worden gestreefd naar het instandhouden c.q. tot stand brengen van een, in stedenbouwkundig opzicht, samenhangend straat- en bebouwingsbeeld. In het algemeen zal bij bebouwing worden gestreefd naar:

  • een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte;
  • een goede hoogte-breedteverhouding tussen de bebouwing onderling en een samenhang in bouwvorm/architectonisch beeld tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar georiĆ«nteerd is.

c. de verkeersveiligheid:

Ten aanzien van de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen dient rekening te worden gehouden met het instandhouden c.q. tot stand brengen van een verkeersveilige situatie.

d. de sociale veiligheid:

Ten aanzien van de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen dient te worden voorkomen dat een ruimtelijke situatie ontstaat die onoverzichtelijk, onherkenbaar en niet sociaal controleerbaar is.

e. de milieusituatie:

Ten aanzien van de binnen een bestemming toegelaten gebruiksvormen dient rekening te worden gehouden met de milieuaspecten, zoals hinder voor omwonenden en een verkeersaantrekkende werking.

f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden:

Ten aanzien van de binnen een bestemming toegelaten gebruiksvormen dient rekening te worden gehouden met de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, indien deze daardoor kunnen worden beĆÆnvloed.

9.4 Afwijken van de bouwregels

Artikel 10 Verkeer

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen, fiets- en voetpaden;
  2. b. parkeervoorzieningen, waaronder een ondergrondse parkeergarage ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage';
  3. c. openbaar vervoer- en taxibanen;
  4. d. verblijfsgebied;
  5. e. bermen, taluds, groenvoorzieningen en waterlopen;
  6. f. recreatieve voorzieningen;
  7. g. terrassen ten behoeve van horecabedrijven, warenmarkten en evenementen;
  8. h. nutsvoorzieningen;
  9. i. additionele voorzieningen.

10.2 Bouwregels

Artikel 11 Wonen

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. woningen, met dien verstande dat:
    1. 1. de gebruiksoppervlakte van een woning, met uitzondering van een meergeneratiewoning, tenminste 50m2 dient te bedragen, of, indien de gebruiksoppervlakte van een bestaande woning minder bedraagt, de bestaande gebruiksoppervlakte;
    2. 2. de gebruiksoppervlakte van een woning zich in ieder geval voor de helft boven peil bevindt, met uitzondering van woningen waarvan de bestaande gebruiksoppervlakte zich geheel beneden peil bevindt;
  2. b. woningen met een gebruiksoppervlakte van minimaal 24 m2, uitsluitend in geval bestaande onzelfstandige kamerverhuur wordt omgezet naar zelfstandige woningen en het aantal zelfstandige woningen na woningvorming kleiner is dan het aantal onzelfstandige kamers;
  3. c. bestaande kamerverhuur, met dien verstande dat het aantal kamers dat aanwezig is in een kamerverhuurpand ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan, niet mag worden vergroot;
  4. d. logies met ontbijt, met dien verstande dat deze functie uitsluitend mag worden uitgeoefend in het hoofdgebouw en ten dienste van deze functie maximaal twee (slaap)kamers voor toeristisch-recreatief nachtverblijf mogen worden gebruikt;
  5. e. zakelijke en maatschappelijke dienstverlening ter plaatse van de aanduiding 'dienstverlening', met dien verstande dat deze functie uitsluitend is toegestaan op de begane grond;
  6. f. detailhandel ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel', met dien verstande dat deze functie uitsluitend is toegestaan op de begane grond en tot een maximum oppervlak van 200 m² verkoopvloeroppervlakte;
  7. g. een atelier ter plaatse van de aanduiding 'atelier' echter uitsluitend op de begane grond;
  8. h. studentensociƫteiten, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk-studentensociƫteit';
  9. i. een garagebox, dan wel opslag ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen-garageboxen', echter uitsluitend op de begane grond;
  10. j. verkeer en parkeervoorzieningen;
  11. k. additionele voorzieningen.

11.2 Bouwregels

11.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

a. de woonsituatie:

Ten aanzien van de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen dient rekening gehouden te worden met het instandhouden c.q. tot stand brengen van een redelijke lichttoetreding, alsmede de aanwezigheid van voldoende privacy.

b. het straat- en bebouwingsbeeld:

Ten aanzien van de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen dient te worden gestreefd naar het instandhouden c.q. tot stand brengen van een, in stedenbouwkundig opzicht, samenhangend straat- en bebouwingsbeeld. In het algemeen zal bij bebouwing worden gestreefd naar:

  • een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte;
  • een goede hoogte-breedteverhouding tussen de bebouwing onderling en een samenhang in bouwvorm/architectonisch beeld tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar georiĆ«nteerd is.

c. de verkeersveiligheid:

Ten aanzien van de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen dient rekening te worden gehouden met het instandhouden c.q. tot stand brengen van een verkeersveilige situatie.

d. de sociale veiligheid:

Ten aanzien van de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen dient te worden voorkomen dat een ruimtelijke situatie ontstaat die onoverzichtelijk, onherkenbaar en niet sociaal controleerbaar is;

e. de milieusituatie:

Ten aanzien van de binnen een bestemming toegelaten gebruiksvormen dient rekening te worden gehouden met de milieuaspecten, zoals hinder voor omwonenden en een verkeersaantrekkende werking.

f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden:

Ten aanzien van de binnen een bestemming toegelaten gebruiksvormen dient rekening te worden gehouden met de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, indien deze daardoor kunnen worden beĆÆnvloed.

11.4 Afwijken van de bouwregels

11.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met dit bestemmingsplan, zoals bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning;
  2. b. het gebruik van aangebouwde bijbehorende bouwwerken voor zelfstandige bewoning;
  3. c. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken ten behoeve van een aan huis beroep;
  4. d. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsmatige activiteiten, voor zover dit niet uitdrukkelijk op grond van lid 11.1 is toegestaan;
  5. e. het gebruik van gebouwen voor kamerverhuur, voor zover niet toegestaan op grond van het bepaalde in lid 11.1.c;
  6. f. het gebruik van een woning voor bewoning anders dan door een huishouden.

11.6 Afwijken van de gebruiksregels

11.7 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de situering en de vorm van de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken worden gewijzigd dan wel op de verbeelding nieuwe bouwvlakken worden aangegeven, mits:

  1. a. de geluidbelasting vanwege het wegverkeer van geluidgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een verkregen hogere;
  2. b. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de woonsituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid, de milieusituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Het gestelde in lid 11.3 is hierbij van overeenkomstige toepassing.

Artikel 12 Waarde - Archeologie 1

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 1' aangewezen gronden zijn, naast het bepaalde in de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen, bestemd voor het behoud van archeologische waarden.

12.2 Bouwregels

Voor het bouwen van bouwwerken met een grotere oppervlakte dan 50 m2 en een grotere diepte dan 0,3 meter beneden maaiveld, waarvoor een omgevingsvergunning is vereist, geldt dat deze uitsluitend mogen worden gebouwd nadat de aanvrager een archeologisch rapport heeft overlegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld. Indien archeologische waarden worden aangetroffen, dient een advies te worden ingewonnen ten aanzien van de voorgenomen werken bij een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.

12.3 Afwijken van de bouwregels

12.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden

12.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen door de bestemming Waarde - Archeologie - 1 van de verbeelding te verwijderen indien op basis van archeologisch onderzoek door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

Artikel 13 Waarde - Beschermd Stadsgezicht

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Beschermd stadsgezicht' aangewezen gronden zijn, naast het bepaalde in de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen, bestemd voor het behoud (en herstel) van de (cultuur-) historische gelaagdheid in de ruimtelijke karakteristiek van het gebied.

Deze ruimtelijke karakteristiek wordt gekenmerkt door:

  • de wand gevormd door een qua schaal afwisselende bebouwing aan de Diepenring (Turfsingel en Schuitendiep) als historische voormalige waterloop die de oostelijke begrenzing vormt van het historisch stadscentrum;
  • het Schuitenschuiverskwartier met zijn gangen en stegen en, op de plaatsen waar deze zijn doorsneden door de Nieuweweg, een aantal scherpe bebouwingshoeken; voorts een bebouwingsbeeld dat zich in het algemeen kenmerkt door een met de historische karakteristiek samenhangende diversiteit in schaal en vormgeving: aan de randen hogere, veelal monumentale en beeldbepalende bebouwing met binnenin kleinschalige woningbouw en bedrijfspanden.

Naast het bovenstaande kunnen de volgende, meer algemene stedebouwkundige karakteristieken voor het beschermd stadsgezicht als geheel worden geformuleerd. De bebouwing is overwegend aaneengesloten gebouwd en, voor zover geen privƩstoep voorkomt, direct grenzend aan de straatruimte gesitueerd in een naar de weg gekeerde bebouwingsgrens. In het algemeen omvatten de panden twee of drie bouwlagen onder een kap. De daken in de oude stad, veelal zadeldaken al dan niet afgeknot en voorzien van eindschilden, zijn steil met voornamelijk hellingen tussen 45 en 60 graden. De nokrichting staat vrijwel altijd loodrecht op de straat, bij een gemiddelde voorgevelbreedte van vijf Ơ zeven meter in de oude stad tot acht Ơ tien meter aan de 19-de eeuwse singels. Daarnaast komen plaatselijk grotere breedtes of langskappen voor, onder meer door samenvoeging van kavels of bij complexgewijze of bijzondere bebouwing.

13.2 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de hoeveelheid, de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van het behoud (en herstel) van de ruimtelijke karakteristiek van het gebied, zoals beschreven in lid 13.1.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 14 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 15 Algemene Gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met dit bestemmingsplan, zoals bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor de uitoefening van een seksinrichting;
  2. b. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor de opslag van aan hun gebruik onttrokken voer-, vaar- of vliegtuigen, werktuigen of machines of onderdelen daarvan, verpakkingsmaterialen, schroot- en afbraak- en bouwmaterialen, bagger en grondspecie, afval, puin, grind of brandstoffen, anders dan in verband met het normale onderhoud of ter verwezenlijking van de bestemming;
  3. c. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor de uitoefening van een automaten-/ amusementshal;
  4. d. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor standplaatsen voor woonwagens.

Artikel 16 Algemene Afwijkingsbevoegdheid

16.1 Afwijkingsbevoegdheid

Voor zover zulks niet op grond van een andere bepaling van de regels kan worden toegestaan, kunnen burgemeester en wethouders bij een omgevingsvergunning afwijken van de bepalingen van het plan:

  1. a. van de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot maximaal 10% van die maten, afmetingen en percentages en/of van de bij recht in de regels en/of op de verbeelding gegeven maten en afmetingen tot maximaal 1 meter, met dien verstande dat deze afwijkingsbevoegdheid niet mag worden gebruikt ten behoeve van een extra bouwlaag;
  2. b. voor aanpassing in geringe mate van het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
  3. c. voor overschrijding van de bouw- en/of maatvoeringsgrenzen:
    1. indien een meetverschil of de situatie ter plekke daartoe aanleiding geeft;
    2. ten behoeve van stoepen, toegangen, portieken, hellingbanen, buitentrappen, terrassen, erkers, balkons, luifels, hijsinrichtingen, lift- en trappenhuizen alsmede naar de aard vergelijkbare delen van bouwwerken;
  4. d. voor overschrijding van de bouwhoogte van gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers, lichtkappen en buitentrappen, mits:
    1. de oppervlakte van de vergroting maximaal 25 m² bedraagt;
    2. deze bouwhoogte met maximaal 25% wordt overschreden;
  5. e. voor het oprichten van kleine, niet voor bewoning bestemde, gebouwtjes voor zakelijke doeleinden, zoals kiosken en naar aard en omvang daarmee gelijk te stellen gebouwtjes, met een maximale inhoud van 50 m3;
  6. f. voor het oprichten van bouwwerken van openbaar nut, zoals abri's, telefooncellen, transformatorhuisjes, gasreduceerstations en daarmee gelijk te stellen bouwwerken met een maximale inhoud van 200 m3;
  7. g. voor het oprichten van containers voor het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen, als bedoeld in artikel 1.1., eerste lid, Wet milieubeheer, met een maximale inhoud van 200 m3, met dien verstande dat voor ondergrondse containers geen maatvoeringsbeperkingen gelden;
  8. h. voor het realiseren van voorzieningen ten behoeve van de verkeers- en waterinfrastructuur;
  9. i. voor het oprichten van bouwwerken, geen gebouw zijnde, zoals vlaggenmasten, reclame-uitingen tot een maximale hoogte van 6 meter, gedenktekens, beeldhouwwerken en andere kunstuitingen;
  10. j. voor het innemen van een standplaats voor straathandel;
  11. k. voor het oprichten van geluidwerende voorzieningen met een bouwhoogte van maximaal 4 meter;
  12. l. voor overschrijding van de toegestane bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot maximaal 10 meter vanaf peil, met dien verstande dat voor reclame-uitingen een maximale hoogte van 6 meter geldt;
  13. m. voor overschrijding van de toegestane bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten, tot maximaal 40 meter vanaf peil.

16.2 Voorwaarden voor afwijken

Afwijken van de regels met toepassing van lid 16.1 is slechts mogelijk, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  1. a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. b. de woonsituatie;
  3. c. de verkeersveiligheid;
  4. d. de sociale veiligheid;
  5. e. de milieusituatie;
  6. f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 17 Verwijzing Naar Beleidsregels

Burgemeester en en wethouders passen de in Hoofdstuk 2 opgenomen afwijkingsbevoegdheden voor


1. het toestaan van een gebruiksoppervlakte van een woning van minimaal 40m2;
2. het toestaan van wijziging van onzelfstandig verhuurde kamers in zelfstandige woningen met een minimum oppervlakte van 24 m2;
3. het toestaan van het gebruik voor kamerverhuur;
4. het toestaan van het gebruik van een woning anders dan door een huishouden;
5. het toestaan voor het veranderen en/of vergroten van een bestaande woning tot twee of meer zelfstandige woningen;
6. het toestaan van woningen met een gebruiksoppervlakte van minimaal 40m2;


toe met inachtneming van de door hen vastgestelde beleidsregels ten aanzien van woningonttrekking en woningvoming, zoals die gelden op het tijdstip van indiening van de aanvraag om een omgevingsvergunning c.q. onttrekkingsvergunning Huisvestingsverordening.

Artikel 18 Bouwregels

18.1 Parkeren

Een omgevingsvergunning voor het bouwen van gebouwen wordt slechts verleend indien bij de aanvraag om een omgevingsvergunning wordt aangetoond dat gelet op de omvang of de bestemming van het gebouw in voldoende mate wordt voorzien in ruimte voor het parkeren of stallen van auto's in, op of onder het gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort.

18.2 Afwijkingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 18.1:


1. indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit; of

2. voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingruimte wordt voorzien.

18.3 Voorwaarden voor afwijken

Afwijken van de regels, als bedoeld in lid 18.2 is slechts mogelijk, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:


a. de parkeersituatie in de openbare ruimte;

b. de woon- en leefsituatie.

18.4 Beleidsregels

Burgemeester en wethouders passen deze bouwregels toe met inachtneming van de door hen vastgestelde beleidsregels met betrekking tot het parkeren, zoals die gelden op het tijdstip van indiening van de aanvraag om een omgevingsvergunning.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 19 Overgangsrecht

19.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. 2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  3. 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

19.2 Overgangsrecht gebruik

  1. 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 20 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Binnenstad-Oost 2012.

Bijlagen

Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten

SBI-code SBI-code 2008 nr. omschrijving cat.
01 01 - landbouw en dienstverlening t.b.v. de landbouw
014 016 4 - plantsoenendiensten en hoveniersbedrijven: b.o. <= 500 m² 2
014 016 3 - plantsoenendiensten en hoveniersbedrijven: b.o. > 500 m² 3.1
15 10, 11 - vervaardiging van voedingsmiddelen en dranken
151 101, 102 0 Slachterijen en overige vleesverwerking:
151 101, 102 1 - slachterijen en pluimveeslachterijen 3.2
151 101 3 - bewerkingsinrichting van darmen en vleesafval 4.2
151 101 4 - vleeswaren- en vleesconservenfabrieken: p.o. > 1000 m² 3.2
151 101 5 - vleeswaren- en vleesconservenfabrieken: p.o. <= 1000 m² 3.1
151 101 6 - vleeswaren- en vleesconservenfabrieken: p.o. <= 200 m² 3.1
151 101, 102 7 - loonslachterijen 3.1
151 108 8 - vervaardiging van snacks en vervaardiging van kant-en-klaar-maaltijden met p.o. < 2.000 m² 3.1
152 102 0 Visverwerkingsbedrijven:
152 102 2 - conserveren 4.1
152 102 3 - roken 4.2
152 102 4 - verwerken anderszins: p.o.> 1000 m² 4.2
152 102 5 - verwerken anderszins: p.o. <= 1000 m² 3.2
152 102 6 - verwerken anderszins: p.o. <= 300 m² 3.1
1531 1031 0 Aardappelprodukten fabrieken:
1531 1031 1 - vervaardiging van aardappelproducten 4.2
1531 1031 2 - vervaardiging van snacks met p.o. < 2.000 m² 3.1
1532, 1533 1032, 1039 0 Groente- en fruitconservenfabrieken:
1532, 1533 1032, 1039 1 - jam 3.2
1532, 1533 1032, 1039 2 - groente algemeen 3.2
1532, 1533 1032, 1039 3 - met koolsoorten 3.2
1532, 1533 1032, 1039 4 - met drogerijen 4.2
1532, 1533 1032, 1039 5 - met uienconservering (zoutinleggerij) 4.2
1541 104101 0 Vervaardiging van ruwe plantaardige en dierlijke oliƫn en vetten:
1541 104101 1 - p.c. < 250.000 t/j 4.1
1541 104101 2 - p.c. >= 250.000 t/j 4.2 Z
1542 104102 0 Raffinage van plantaardige en dierlijke oliƫn en vetten:
1542 104102 1 - p.c. < 250.000 t/j 4.1
1542 104102 2 - p.c. >= 250.000 t/j 4.2 Z
1543 1042 0 Margarinefabrieken:
1543 1042 1 - p.c. < 250.000 t/j 4.1
1543 1042 2 - p.c. >= 250.000 t/j 4.2 Z
1551 1052 0 Zuivelprodukten fabrieken:
1551 1051 3 - melkprodukten fabrieken v.c. < 55.000 t/j 3.2
1551 1051 4 - melkprodukten fabrieken v.c. >= 55.000 t/j 4.2 Z
1551 1051 5 - overige zuivelprodukten fabrieken 4.2
1552 1052 1 Consumptie-ijsfabrieken: p.o. > 200 m² 3.2
1552 1052 2 - consumptie-ijsfabrieken: p.o. <= 200 m² 2
1561 1061 0 Meelfabrieken:
1561 1061 1 - p.c. >= 500 t/u 4.2 Z
1561 1061 2 - p.c. < 500 t/u 4.1
1561 1061 Grutterswarenfabrieken 4.1
1562 1062 0 Zetmeelfabrieken:
1562 1062 1 - p.c. < 10 t/u 4.1
1562 1062 2 - p.c. >= 10 t/u 4.2 Z
1571 1091 0 Veevoerfabrieken:
1571 1091 3 - drogerijen (gras, pulp, groenvoeder, veevoeder) cap. < 10 t/u water 4.2
1571 1091 5 - mengvoeder, p.c. < 100 t/u 4.1
1571 1091 6 - mengvoeder, p.c. >= 100 t/u 4.2 Z
1572 1092 Vervaardiging van voer voor huisdieren 4.1
1581 1071 0 Broodfabrieken, brood- en banketbakkerijen:
1581 1071 1 - v.c. < 7500 kg meel/week, bij gebruik van charge-ovens 2
1581 1071 2 - v.c. >= 7500 kg meel/week 3.2
1582 1072 Banket, biscuit- en koekfabrieken 3.2
1583 1081 0 Suikerfabrieken:
1583 1081 1 - v.c. < 2.500 t/j 5.1
1583 1081 2 - v.c. >= 2.500 t/j 5.3 Z
1584 10821 0 Verwerking cacaobonen en vervaardiging chocolade- en suikerwerk:
1584 10821 2 - cacao- en chocoladefabrieken vervaardigen van chocoladewerken met p.o. < 2.000 m² 3.2
1584 10821 4 - Suikerwerkfabrieken met suiker branden 4.2
1584 10821 5 - Suikerwerkfabrieken zonder suiker branden: p.o. > 200 m² 3.2
1585 1073 Deegwarenfabrieken 3.1
1586 1083 0 Koffiebranderijen en theepakkerijen:
1586 1083 2 - theepakkerijen 3.2
1587 108401 Vervaardiging van azijn, specerijen en kruiden 4.1
1589 1089 Vervaardiging van overige voedingsmiddelen 4.1
1589.1 1089 Bakkerijgrondstoffenfabrieken 4.1
1589.2 1089 0 Soep- en soeparomafabrieken:
1589.2 1089 1 - zonder poederdrogen 3.2
1589.2 1089 2 - met poederdrogen 4.2
1589.2 1089 Bakmeel- en puddingpoederfabrieken 4.1
1591 110101 Destilleerderijen en likeurstokerijen 4.2
1592 110102 0 Vervaardiging van ethylalcohol door gisting:
1592 110102 1 - p.c. < 5.000 t/j 4.1
1592 110102 2 - p.c. >= 5.000 t/j 4.2
1596 1105 Bierbrouwerijen 4.2
1597 1106 Mouterijen 4.2
1598 1107 Mineraalwater- en frisdrankfabrieken 3.2
16 12 - verwerking van tabak
160 120 Tabakverwerkende industrie 4.1
17 13 - vervaardiging van textiel
171 131 Bewerken en spinnen van textielvezels 3.2
172 132 0 Weven van textiel:
172 132 1 - aantal weefgetouwen < 50 3.2
172 132 2 - aantal weefgetouwen >= 50 4.2 Z
173 133 Textielveredelingsbedrijven 3.1
174, 175 139 Vervaardiging van textielwaren 3.1
1751 1393 Tapijt-, kokos- en vloermattenfabrieken 4.1
176, 177 139, 143 Vervaardiging van gebreide en gehaakte stoffen en artikelen 3.1
18 14 - vervaardiging van kleding; bereiden en verven van bont
181 141 Vervaardiging kleding van leer 3.1
183 142, 151 Bereiden en verven van bont; vervaardiging van artikelen van bont 3.1
19 15 - vervaardiging van leer en lederwaren (excl. kleding)
191 151, 152 Lederfabrieken 4.2
192 151 Lederwarenfabrieken (excl. kleding en schoeisel) 3.1
193 152 Schoenenfabrieken 3.1
20 16 - houtindustrie en vervaardiging artikelen van hout, riet, kurk e.d.
2010.1 16101 Houtzagerijen 3.2
2010.2 16102 0 Houtconserveringsbedrijven:
2010.2 16102 1 - met creosootolie 4.1
2010.2 16102 2 - met zoutoplossingen 3.1
202 1621 Fineer- en plaatmaterialenfabrieken 3.2
203, 204, 205 162 0 Timmerwerkfabrieken, vervaardiging overige artikelen van hout 3.2
203, 204, 205 162 1 Timmerwerkfabrieken, vervaardiging overige artikelen van hout, p.o. < 200 m2 3.1
21 17 - vervaardiging van papier, karton en papier- en kartonwaren
2111 1711 Vervaardiging van pulp 4.1
2112 1712 0 Papier- en kartonfabrieken:
2112 1712 1 - p.c. < 3 t/u 3.1
2112 1712 2 - p.c. 3 - 15 t/u 4.1 Z
2112 1712 3 - p.c. >= 15 t/u 4.2 Z
212 172 Papier- en kartonwarenfabrieken 3.2
2121.2 17212 0 Golfkartonfabrieken:
2121.2 17212 1 - p.c. < 3 t/u 3.2
2121.2 17212 2 - p.c. >= 3 t/u 4.1 Z
22 58 - uitgeverijen, drukkerijen en reproduktie van opgenomen media
2221 1811 Drukkerijen van dagbladen 3.2
2222 1812 Drukkerijen (vlak- en rotatie-diepdrukkerijen) 3.2
23 19 - aardolie-/steenkoolverwerk. ind.
2320.2 19202 A Smeeroliƫn- en vettenfabrieken 3.2
2320.2 19202 B Recyclingbedrijven voor afgewerkte olie 4.2
2320.2 19202 C Aardolieproduktenfabrieken n.e.g. 4.2
24 20 - vervaardiging van chemische produkten
2411 2011 0 Vervaardiging van industriƫle gassen:
2412 2012 Kleur- en verfstoffenfabrieken 4.1
2413 2012 0 Anorg. chemische grondstoffenfabrieken:
2413 2012 1 - niet vallend onder "post-Seveso-richtlijn" 4.2
2414.1 20141 A0 Organ. chemische grondstoffenfabrieken:
2414.1 20141 A1 - niet vallend onder "post-Seveso-richtlijn" 4.2
2414.1 20141 B0 Methanolfabrieken:
2414.1 20141 B1 - p.c. < 100.000 t/j 4.1
2414.1 20141 B2 - p.c. >= 100.000 t/j 4.2 Z
2414.2 20149 0 Vetzuren en alkanolenfabrieken (niet synth.):
2414.2 20149 1 - p.c. < 50.000 t/j 4.2
242 202 0 Landbouwchemicaliƫnfabrieken:
243 203 Verf, lak en vernisfabrieken 4.2
2441 2120 0 Farmaceutische grondstoffenfabrieken:
2441 2110 1 - p.c. < 1.000 t/j 4.2
2442 2120 0 Farmaceutische produktenfabrieken:
2442 2120 1 - formulering en afvullen geneesmiddelen 3.1
2451 2041 Zeep-, was- en reinigingsmiddelenfabrieken 4.2
2452 2042 Parfumerie- en cosmeticafabrieken 4.2
2462 2052 0 Lijm- en plakmiddelenfabrieken:
2462 2052 1 - zonder dierlijke grondstoffen 3.2
2464 205902 Fotochemische produktenfabrieken 3.2
2466 205903 A Chemische kantoorbenodigdhedenfabrieken 3.1
2466 205903 B Overige chemische produktenfabrieken n.e.g. 4.1
247 2060 Kunstmatige synthetische garen- en vezelfabrieken 4.2
25 22 - vervaardiging van produkten van rubber en kunststof
2511 221101 Rubberbandenfabrieken 4.2
2512 221102 0 Loopvlakvernieuwingsbedrijven:
2512 221102 1 - vloeropp. < 100 m2 3.1
2512 221102 2 - vloeropp. >= 100 m2 4.1
2513 2219 Rubber-artikelenfabrieken 3.2
252 222 0 Kunststofverwerkende bedrijven:
252 222 1 - zonder fenolharsen 4.1
252 222 2 - met fenolharsen 4.2
252 222 3 - productie van verpakkingsmateriaal en assemblage van kunststofbouwmaterialen 3.1
26 23 - vervaardiging van glas, aardewerk, cement-, kalk- en gipsprodukten
261 231 0 Glasfabrieken:
261 231 1 - glas en glasprodukten, p.c. < 5.000 t/j 3.2
261 231 2 - glas en glasprodukten, p.c. >= 5.000 t/j 4.2 Z
261 231 3 - glaswol en glasvezels, p.c.< 5.000 t/j 4.2
2615 231 Glasbewerkingsbedrijven 3.1
262, 263 232, 234 0 Aardewerkfabrieken:
262, 263 232, 234 2 - vermogen elektrische ovens totaal >= 40 kW 3.2
264 233 A Baksteen en baksteenelementenfabrieken 4.1
264 233 B Dakpannenfabrieken 4.1
2651 2351 0 Cementfabrieken:
2652 235201 0 Kalkfabrieken:
2652 235201 1 - p.c. < 100.000 t/j 4.1
2653 235202 0 Gipsfabrieken:
2653 235202 1 - p.c. < 100.000 t/j 4.1
2661.1 23611 0 Betonwarenfabrieken:
2661.1 23611 1 - zonder persen, triltafels en bekistingtrille 4.1
2661.1 23611 2 - met persen, triltafels of bekistingtrillers, p.c. < 100 t/d 4.2
2661.2 23612 0 Kalkzandsteenfabrieken:
2661.2 23612 1 - p.c. < 100.000 t/j 3.2
2661.2 23612 2 - p.c. >= 100.000 t/j 4.2 Z
2662 2362 Mineraalgebonden bouwplatenfabrieken 3.2
2663, 2664 2363, 2364 0 Betonmortelcentrales:
2663, 2664 2363, 2364 1 - p.c. < 100 t/u 3.2
2663, 2664 2363, 2364 2 - p.c. >= 100 t/u 4.2 Z
2665, 2666 2365, 2369 0 Vervaardiging van produkten van beton, (vezel)cement en gips:
2665, 2666 2365, 2369 1 - p.c. < 100 t/d 3.2
2665, 2666 2365, 2369 2 - p.c. >= 100 t/d 4.2 Z
267 237 0 Natuursteenbewerkingsbedrijven:
267 237 1 - zonder breken, zeven en drogen: p.o. > 2.000 m² 3.2
267 237 2 - zonder breken, zeven en drogen: p.o. <= 2.000 m² 3.1
267 237 3 - met breken, zeven of drogen, v.c. < 100.000 t/j 4.2
2681 2391 Slijp- en polijstmiddelen fabrieken 3.1
2682 2399 A0 Bitumineuze materialenfabrieken:
2682 2399 A1 - p.c. < 100 t/u 4.2
2682 2399 B0 Isolatiematerialenfabrieken (excl. glaswol):
2682 2399 B1 - steenwol, p.c. >= 5.000 t/j 4.2 Z
2682 2399 B2 - overige isolatiematerialen 4.1
2682 2399 C Minerale produktenfabrieken n.e.g. 3.2
2682 2399 D0 Asfaltcentrales: p.c.< 100 ton/uur 4.1
2682 2399 D1 - asfaltcentrales, p.c. >= 100 ton/uur 4.2 Z
27 24 - vervaardiging van metalen
272 241 0 IJzeren- en stalenbuizenfabrieken:
273 243 0 Draadtrekkerijen, koudbandwalserijen en profielzetterijen:
273 243 1 - p.o. < 2.000 m2 4.2
274 244 A0 Non-ferro-metaalfabrieken:
274 244 A1 - p.c. < 1.000 t/j 4.2
274 244 B0 Non-ferro-metaalwalserijen, -trekkerijen e.d.:
2751, 2752 2451, 2452 0 IJzer- en staalgieterijen/ -smelterijen:
2751, 2752 2451, 2452 1 - p.c. < 4.000 t/j 4.2
2753, 2754 2453, 2454 0 Non-ferro-metaalgieterijen/ -smelterijen:
2753, 2754 2453, 2454 1 - p.c. < 4.000 t/j 4.2
28 25, 31 - vervaard. en reparatie van produkten van metaal (excl. mach./transportmidd.)
281 251, 331 0 Constructiewerkplaatsen:
281 251, 331 1 - gesloten gebouw 3.2
281 251, 331 1a - gesloten gebouw, p.o. < 200 m2 3.1
281 251, 331 2 - in open lucht, p.o. < 2.000 m2 4.1
281 251, 331 3 - in open lucht, p.o. >= 2.000 m2 4.2 Z
2821 2529, 3311 0 Tank- en reservoirbouwbedrijven:
2821 2529, 3311 1 - p.o. < 2.000 m2 4.2
2822, 2830 2521, 2530, 3311 Vervaardiging van verwarmingsketels, radiatoren en stoomketels 4.1
284 255, 331 A Stamp-, pers-, dieptrek- en forceerbedrijven 4.1
284 255, 331 B Smederijen, lasinrichtingen, bankwerkerijen e.d. 3.2
284 255, 331 B1 Smederijen, lasinrichtingen, bankwerkerijen e.d., p.o. < 200 m2 3.1
2851 2561, 3311 0 Metaaloppervlaktebehandelingsbedrijven:
2851 2561, 3311 1 - algemeen 3.2
2851 2561, 3311 10 - stralen 4.1
2851 2561, 3311 11 - metaalharden 3.2
2851 2561, 3311 12 - lakspuiten en moffelen 3.2
2851 2561, 3311 2 - scoperen (opspuiten van zink) 3.2
2851 2561, 3311 3 - thermisch verzinken 3.2
2851 2561, 3311 4 - thermisch vertinnen 3.2
2851 2561, 3311 5 - mechanische oppervlaktebehandeling (slijpen, polijsten) 3.2
2851 2561,3311 6 - anodiseren, eloxeren 3.2
2851 2561, 3311 7 - chemische oppervlaktebehandeling 3.2
2851 2561, 3311 8 - emailleren 3.2
2851 2561, 3311 9 - galvaniseren (vernikkelen, verchromen, verzinken, verkoperen ed) 3.2
2852 2562, 3311 1 Overige metaalbewerkende industrie 3.2
2852 2562, 3311 2 Overige metaalbewerkende industrie, inpandig, p.o. <200m2 3.1
287 259, 331 A0 Grofsmederijen, anker- en kettingfabrieken:
287 259, 331 A1 - p.o. < 2.000 m2 4.1
287 259, 331 B Overige metaalwarenfabrieken n.e.g. 3.2
287 259, 331 B Overige metaalwarenfabrieken n.e.g.; inpandig, p.o. <200 m2 3.1
29 27, 28, 33 - vervaardiging van machines en apparaten
29 27, 28, 33 0 Machine- en apparatenfabrieken incl. reparatie:
29 27, 28, 33 1 - p.o. < 2.000 m2 3.2
29 27, 28, 33 2 - p.o. >= 2.000 m2 4.1
29 28, 33 3 - met proefdraaien verbrandingsmotoren >= 1 MW 4.2 Z
30 26, 28, 33 - vervaardiging van kantoormachines en computers
30 26, 28, 33 A Kantoormachines- en computerfabrieken incl. reparatie 2
31 26, 27, 33 - vervaardiging van over. elektr. machines, apparaten en benodigdh.
311 271, 331 Elektromotoren- en generatorenfabrieken incl. reparatie 4.1
312 271, 273 Schakel- en installatiemateriaalfabrieken 4.1
313 273 Elektrische draad- en kabelfabrieken 4.1
314 272 Accumulatoren- en batterijenfabrieken 3.2
315 274 Lampenfabrieken 4.2
32 26, 33 - vervaardiging van audio-, video-, telecom-apparaten en -benodigdh
321 t/m 323 261, 263, 264, 331 Vervaardiging van audio-, video- en telecom-apparatuur e.d. 3.1
3210 2612 Fabrieken voor gedrukte bedrading 3.1
33 26, 32, 33 - vervaardiging van medische en optische apparaten en instrumenten
33 26, 32, 33 A Fabrieken voor medische en optische apparaten en instrumenten e.d. incl. reparatie 2
34 29 -
34 29 vervaardiging van auto's, aanhangwagens en opleggers
341 291 0 Autofabrieken en assemblagebedrijven
341 291 1 - p.o. < 10.000 m2 4.1
341 291 2 - p.o. >= 10.000 m2 4.2 Z
3420.1 29201 Carrosseriefabrieken 4.1
3420.2 29202 Aanhangwagen- en opleggerfabrieken 4.1
343 293 Auto-onderdelenfabrieken 3.2
35 30 - vervaardiging van transportmiddelen (excl. auto's, aanhangwagens)
351 301, 3315 0 Scheepsbouw- en reparatiebedrijven:
351 301, 3315 1 - houten schepen 3.1
351 301, 3315 2 - kunststof schepen 3.2
351 301, 3315 3 - metalen schepen < 25 m 4.1
352 302, 317 0 Wagonbouw- en spoorwegwerkplaatsen:
352 302, 317 1 - algemeen 3.2
352 302, 317 2 - met proefdraaien van verbrandingsmotoren >= 1 MW 4.2 Z
353 303,3316 0 Vliegtuigbouw en -reparatiebedrijven:
353 303, 3316 1 - zonder proefdraaien motoren 4.1
354 309 Rijwiel- en motorrijwielfabrieken 3.2
355 3099 Transportmiddelenindustrie n.e.g. 3.2
36 31 - vervaardiging van meubels en overige goederen n.e.g.
361 310 1 Meubelfabrieken 3.2
361 9524 2 Meubelstoffeerderijen b.o. < 200 m2 1
362 321 Fabricage van munten, sieraden e.d. 2
363 322 Muziekinstrumentenfabrieken 2
364 323 Sportartikelenfabrieken 3.1
365 324 Speelgoedartikelenfabrieken 3.1
3663.1 32991 Sociale werkvoorziening 2
3663.2 32999 Vervaardiging van overige goederen n.e.g. 3.1
37 38 -
37 38 - voorbereiding tot recycling
372 383202 A0 Puinbrekerijen en -malerijen:
372 383202 A1 - v.c. < 100.000 t/j 4.2
372 383202 B Rubberregeneratiebedrijven 4.2
372 383202 C Afvalscheidingsinstallaties 4.2
40 35 - produktie en distrib. van stroom, aardgas, stoom en warm water
40 35 A0 Elektriciteitsproduktiebedrijven (electrisch vermogen >= 50 MWe)
40 35 A1 - kolengestookt (incl. meestook biomassa), thermisch vermogen > 75 MWth 5.2 Z
40 35 A2 - oliegestookt, thermisch vermogen > 75 MWth 5.1 Z
40 35 A3 - gasgestookt (incl. bijstook biomassa), thermisch vermogen > 75 MWth,in 5.1 Z
40 35 B0 bio-energieinstallaties electrisch vermogen < 50 MWe:
40 35 B1 - covergisting, verbranding en vergassing van mest, slib, GFT en reststromen voedingsindustrie 3.2
40 35 B2 - vergisting, verbranding en vergassing van overige biomassa 3.2
40 35 C0 Elektriciteitsdistributiebedrijven, met transformatorvermogen:
40 35 C1 - < 10 MVA 2
40 35 C2 - 10 - 100 MVA 3.1
40 35 C3 - 100 - 200 MVA 3.2
40 35 C4 - 200 - 1000 MVA 4.2 Z
40 35 D0 Gasdistributiebedrijven:
40 35 D1 - gascompressorstations vermogen < 100 MW 4.2
40 35 D5 - gasontvang- en -verdeelstations, cat. D 3.1
40 35 E0 Warmtevoorzieningsinstallaties, gasgestookt:
40 35 E1 - stadsverwarming 3.2
41 36 - winning en ditributie van water
41 36 A0 Waterwinning-/ bereiding- bedrijven:
41 36 A2 - bereiding met chloorbleekloog e.d. en/of straling 3.1
41 36 B0 Waterdistributiebedrijven met pompvermogen:
41 36 B1 - < 1 MW 2
41 36 B2 - 1 - 15 MW 3.2
41 36 B3 - >= 15 MW 4.2
45 41, 42, 43 - bouwnijverheid
45 41, 42, 43 0 Bouwbedrijven algemeen: b.o. > 2.000 m² 3.2
45 41, 42, 43 1 - bouwbedrijven algemeen: b.o. <= 2.000 m² 3.1
45 41, 42, 43 2 Aannemersbedrijven met werkplaats: b.o. > 1000 m² 3.1
45 41, 42, 43 3 - aannemersbedrijven met werkplaats: b.o.< 1000 m² 2
50 45, 47 - handel/reparatie van auto's, motorfietsen; benzineservicestations
501, 502, 504 451, 452, 454 Handel in auto's en motorfietsen, reparatie- en servicebedrijven 2
501 451 Groothandel in vrachtauto's (incl. import) 3.2
5020.4 45204 A Autoplaatwerkerijen 3.2
5020.4 45204 C Autospuitinrichtingen 3.1
51 46 -
51 46 - groothandel en handelsbemiddeling
5121 4621 0 Grth in akkerbouwprodukten en veevoeders 3.1
5121 4621 1 Grth in akkerbouwprodukten en veevoeders met een verwerkingscapaciteit van 500 ton/uur of meer 4.2 Z
5122 4622 Grth in bloemen en planten 2
5123 4623 Grth in levende dieren 3.2
5124 4624 Grth in huiden, vellen en leder 3.1
5125, 5131 46217, 4631 Grth in ruwe tabak, groenten, fruit en consumptie-aardappelen 3.1
5132, 5133 4632, 4633 Grth in vlees, vleeswaren, zuivelprodukten, eieren, spijsoliƫn 3.1
5134 4634 Grth in dranken 2
5135 4635 Grth in tabaksprodukten 2
5136 4636 Grth in suiker, chocolade en suikerwerk 2
5137 4637 Grth in koffie, thee, cacao en specerijen 2
5138, 5139 4638, 4639 Grth in overige voedings- en genotmiddelen 2
514 464, 46733 Grth in overige consumentenartikelen 2
5148.7 46499 0 Grth in vuurwerk en munitie:
5148.7 46499 1 - consumentenvuurwerk, verpakt, opslag < 10 ton 2
5148.7 46499 2 - consumentenvuurwerk, verpakt, opslag 10 tot 50 ton 3.1
5148.7 46499 5 - munitie 2
5151.1 46711 0 Grth in vaste brandstoffen:
5151.1 46711 1 - klein, lokaal verzorgingsgebied 3.1
5151.2 46712 0 Grth in vloeibare en gasvormige brandstoffen:
5151.2 46712 1 - vloeistoffen, o.c. < 100.000 m3 4.1
5151.2 46712 3 - tot vloeistof verdichte gassen 4.2
5151.3 46713 Grth minerale olieprodukten (excl. brandstoffen) 3.2
5152.1 46721 0 Grth in metaalertsen:
5152.1 46721 1 - opslag opp. < 2.000 m2 4.2
5152.2 /.3 46722, 46723 Grth in metalen en -halffabrikaten 3.2
5153 4673 0 Grth in hout en bouwmaterialen:
5153 4673 1 - algemeen: b.o. > 2000 m² 3.1
5153 4673 2 - algemeen: b.o. <= 2000 m² 2
5153.4 46735 4 zand en grind:
5153.4 46735 5 - algemeen: b.o. > 200 m² 3.2
5153.4 46735 6 - algemeen: b.o. <= 200 m² 2
5154 4674 0 Grth in ijzer- en metaalwaren en verwarmingsapparatuur:
5154 4674 1 - algemeen: b.o. > 2.000 m² 3.1
5154 4674 2 - algemeen: b.o. < = 2.000 m² 2
5155.1 46751 Grth in chemische produkten 3.2
5155.2 46752 Grth in kunstmeststoffen 2
5156 4676 Grth in overige intermediaire goederen 2
5157 4677 0 Autosloperijen: b.o. > 1000 m² 3.2
5157 4677 1 - autosloperijen: b.o. <= 1000 m² 3.1
5157.2/3 4677 0 Overige groothandel in afval en schroot: b.o. > 1000 m² 3.2
5157.2/3 4677 1 - overige groothandel in afval en schroot: b.o. <= 1000 m² 3.1
518 466 0 Grth in machines en apparaten:
518 466 1 - machines voor de bouwnijverheid 3.2
518 466 2 - overige 3.1
519 466, 469 Overige grth (bedrijfsmeubels, emballage, vakbenodigdheden e.d. 2
60 49 - vervoer over land
6021.1 493 Bus-, tram- en metrostations en -remises 3.2
6023 493 Touringcarbedrijven 3.2
6024 494 0 Goederenwegvervoerbedrijven (zonder schoonmaken tanks): b.o. > 1000 m² 3.2
6024 494 1 - Goederenwegvervoerbedrijven (zonder schoonmaken tanks) b.o. <= 1000 m² 3.1
603 495 Pomp- en compressorstations van pijpleidingen 2
63 52 - dienstverlening t.b.v. het vervoer
6311.1 52241 0 Laad-, los- en overslagbedrijven t.b.v. zeeschepen:
6311.1 52241 2 - stukgoederen 4.2
6311.1 52241 7 - tankercleaning 4.2
6311.2 52242 0 Laad-, los- en overslagbedrijven t.b.v. binnenvaart:
6311.2 52241 1 - containers 4.2
6311.2 52242 10 - tankercleaning 4.2
6311.2 52242 2 - stukgoederen 3.2
6311.2 52242 3 - ertsen, mineralen, e.d., opslagopp. < 2.000 m² 4.2
6311.2 52242 5 - granen of meelsoorten , v.c. < 500 t/u 4.2
6311.2 52242 7 - steenkool, opslagopp. < 2.000 m2 4.2
6312 52102, 52109 A Distributiecentra, koelhuizen 3.1
6312 52109 B Opslaggebouwen (verhuur opslagruimte) 2
6321 5221 2 Stalling van vrachtwagens (met koelinstallaties) 3.2
64 53 - post en telecommunicatie
641 531, 532 Post- en koeriersdiensten 2
642 61 A Telecommunicatiebedrijven 1
71 77 - verhuur van transportmiddelen, machines, andere roerende goederen
711 7711 Personenautoverhuurbedrijven 2
712 7712, 7739 Verhuurbedrijven voor transportmiddelen (excl. personenauto's) 3.1
713 773 Verhuurbedrijven voor machines en werktuigen 3.1
714 772 Verhuurbedrijven voor roerende goederen n.e.g. 2
72 62 - computerservice- en informatietechnologie
72 62 A Computerservice- en informatietechnologie-bureau's e.d. 1
72 58, 63 B Datacentra 2
73 72 - Speur- en ontwikkelingswerk
731 721 Natuurwetenschappelijk speur- en ontwikkelingswerk 2
74 63,69 t/m 71,73,74,77,78,80 t/m 82 - overige zakelijke dienstverlening
747 812 Reinigingsbedrijven voor gebouwen 3.1
7481.3 74203 Foto- en filmontwikkelcentrales 2
7484.3 82991 Veilingen voor landbouw- en visserijprodukten 4.1
75 84 - openbaar bestuur, overheidsdiensten, sociale verzekeringen
7525 8425 Brandweerkazernes 3.1
80 85 - onderwijs
85 85.53 Auto- en motorrijscholen 2
90 37, 38, 39 - milieudienstverlening
9001 3700 A0 RWZI's en gierverwerkingsinricht., met afdekking voorbezinktanks:
9001 3700 A1 - < 100.000 i.e. 4.1
9001 3700 A2 - 100.000 - 300.000 i.e. 4.2 Z
9001 3700 B rioolgemalen 2
9002.1 381 A Vuilophaal-, straatreinigingsbedrijven e.d. 3.1
9002.1 381 B Gemeentewerven (afval-inzameldepots) 3.1
9002.1 381 C Vuiloverslagstations 4.2
9002.2 382 A0 Afvalverwerkingsbedrijven:
9002.2 382 A2 - kabelbranderijen 3.2
9002.2 382 A4 - pathogeen afvalverbranding (voor ziekenhuizen) 3.1
9002.2 382 A5 - oplosmiddelterugwinning 3.2
9002.2 382 A6 - afvalverbrandingsinrichtingen, thermisch vermogen > 75 MW 4.2 Z
9002.2 382 A7 - verwerking fotochemisch en galvano-afval 2
9002.2 382 B Vuilstortplaatsen 4.2
9002.2 382 C0 Composteerbedrijven:
9002.2 382 C3 - belucht v.c. < 20.000 ton/jr 3.2
9002.2 382 C4 - belucht v.c. > 20.000 ton/jr 4.1
9002.2 382 C5 - GFT in gesloten gebouw 4.1
92 59 - Cultuur, sport en recreatie
921, 922 591, 592, 601, 602 Studio's (film, TV, radio, geluid) 2
93 96 - overige dienstverlening
9301.1 96011 A Wasserijen en strijkinrichtingen 3.1
9301.1 96011 B Tapijtreinigingsbedrijven 3.1
9301.2 96012 Chemische wasserijen en ververijen 2
9301.3 96013 A Wasverzendinrichtingen 2
9303 9603 0 Begrafenisondernemingen 1
Verklaring gebruikte afkortingen

- niet van toepassing of niet relevant
< kleiner dan
>= groter dan of gelijk aan
cat. categorie
e.d. en dergelijke
kl. klasse
n.e.g. niet elders genoemd
o.c. opslagcapaciteit
p.c. produktiecapaciteit
p.o produktieoppervlak
v.c. verwerkingscapaciteit



u. uur
d. dag
w. week
j. jaar
Z zoneringplichtig

Bijlage 2 Staat Van Bedrijfsactiviteiten Wonen-werken

SBI-code SBI-code 2008 omschrijving cat.
182 141 Vervaardiging van kleding en -toebehoren (excl. van leer) 2
221 581 Uitgeverijen (kantoren) 1
2222.6 18129 Kleine drukkerijen en kopieerinrichtingen 2
2223 1814 Grafische afwerking 1
2223 1814 Binderijen 2
2224 1813 Grafische reproduktie en zetten 2
2225 1814 Overige grafische aktiviteiten 2
223 182 Reproduktiebedrijven opgenomen media 1
362 321 Fabricage van munten, sieraden e.d. 2
363 322 Muziekinstrumentenfabrieken 2
511 461 Handelsbemiddeling (kantoren) 1
527 952 Reparatie t.b.v. particulieren (excl. auto's en motorfietsen) 1
61, 62 50, 51 Vervoersbedrijven (uitsluitend kantoren) 1
6322, 6323 5222 Overige dienstverlening t.b.v. vervoer (kantoren) 1
633 791 Reisorganisaties 1
634 5229 Expediteurs, cargadoors (kantoren) 1
642 61 Telecommunicatiebedrijven 1
65, 66, 67 64, 65, 66 Banken, verzekeringsbedrijven, beurzen 2
70 41, 68 Verhuur van en handel in onroerend goed 1
72 62 Computerservice- en informatietechnologie-bureau's e.d. 1
731 721 Natuurwetenschappelijk speur- en ontwikkelingswerk 2
732 722 Maatschappij- en geesteswetenschappelijk onderzoek 1
74 63, 69 t/m 71, 73, 74, 77, 78, 80 t/m 82 Overige zakelijke dienstverlening: kantoren 1
8021.3 85.31.3 Praktijkonderwijs 2
8022.2 85.32.2 Educatie 2
8042.1 85.59.1 Afstandsonderwijs 1
8042.2 85.59.2 Bedrijfsopleiding en -training 2
8042.3 85.59.9 Studiebegeleiding, vorming en onderwijs n.e.g. 2
8512, 8513 8621, 8622, 8623 Artsenpraktijken, klinieken en dagverblijven 1
853 88.91.1 Kinderopvang
921, 922 591, 592, 601, 602 Studio's (film, TV, radio, geluid) 2
9234 8552 Muziek- en balletscholen 2
9251, 9252 9101, 9102 Bibliotheken, musea, ateliers, e.d. 1
9302 9602 Kappersbedrijven en schoonheidsinstituten 1
9305 9603 Persoonlijke dienstverlening n.e.g. 1
Verklaring gebruikte afkortingen

n.e.g. niet elders genoemd

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding En Doel

Het voorliggende bestemmingsplan 'Binnenstad-Oost 2012' heeft betrekking op een gebied aan de oostelijke rand van de binnenstad van Groningen net buiten de diepenring. Mede ten gevolge van zijn ontstaans- en ontwikkelingsgeschiedenis is dit stadsdeel hĆØt voorbeeld van de gefragmenteerde stad. Verschillende gebieden met een geheel eigen geschiedenis, karakter en sfeer bestaan naast elkaar en maken het plangebied aantrekkelijk. Naast een aantal typisch stedelijke functies en winkelstraten is het wonen sterk vertegenwoordigd.

Dit bestemmingsplan heeft ten doel:

  1. 1. een actueel juridisch-planologisch kader te verschaffen voor het plangebied;
    Reden is dat op grond van de Wet ruimtelijke ordening het hele gemeentelijk grondgebied in 2013 voorzien moet zijn van actuele bestemmingsplannen. Daarom is het bestemmingsplan er in hoofdzaak op gericht de bestaande situatie, inclusief reeds vergunde bouwprojecten, vast te leggen en te beschermen. Tevens is het bouwplan voor de hoek Nieuweweg-Damsterdiep, waarvoor reeds een positief welstandsadvies is gegeven, op grond van het voorliggend bestemmingsplan toegestaan. Nieuwe ontwikkelingen die nog onvoldoende zijn uitgekristalliseerd, zijn niet meegenomen.
  2. 2. het terugleggen van de geluidzone vanwege Industrieterrein Zuidoost.
    Teruglegging is mogelijk doordat de feitelijke geluidbelasting van industrielawaai op het plangebied minder dan 50 dB(A) bedraagt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP575BinnOos2012GV-gv01_0001.png"

Situering plangebied

1.2 Geconsolideerde Versie

Het bestemmingsplan Binnenstad-Oost 2012 is door de raad van Groningen vastgesteld op 24 april 2013. Sindsdien zijn er 3 facetbestemmingsplannen door de gemeenteraad vastgesteld die wijzigingen in die versie hebben aangebracht. Het zijn de volgende plannen:

  1. 3. Woningsplitsing, vastgesteld op 23 april 2014
  2. 4. Facetherziening parkeren, vastgesteld op 8 juni 2016
  3. 5. Herziening bestemmingsregels wonen, vastgesteld op 19 april 2017.

In deze geconsolideerde versie zijn de wijzigingen uit deze drie plannen verwerkt. Het gaat daarbij niet alleen om bestemmingsregels, maar ook om begripsbepalingen en algemene bepalingen.

Ook de wijzigingen op de verbeelding zijn verwerkt in een geconsolideerde verbeelding.

1.3 Begrenzing Plangebied

Het plangebied wordt begrensd door de Turfsingel/ het Schuitendiep in het westen, de Bloemstraat in het noorden, de Oostersingel /Oostersingeldwarsstraat/ Petrus Campersingel/Europaweg in het oosten en de Oosterhaven in het zuiden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP575BinnOos2012GV-gv01_0002.jpg"

Hoofdstuk 2 Ontstaansgeschiedenis

2.1 Inleiding

In dit hoofdstuk worden in Binnenstad-Oost drie delen onderscheiden:

1. 'het Eiland', begrensd door het Winschoterdiep, de Oosterhaven, de Europaweg en het Damsterdiep;

2. het Schuitenschuiverskwartier, begrensd door het Schuitendiep, het Damsterdiep/het Damsterplein, de Oostersingel en de Nieuweweg/ Oudeweg/Achterom;

3. het noordelijke deel, begrensd door het Schuitendiep, de Nieuweweg/ Oudeweg/Achterom, de Oostersingel en de Bloemstraat.

2.2 De Ontwikkeling Van Het Plangebied Tot De Ontmanteling Van De Vesting (1876)

Vroegste geschiedenis

Het plangebied Binnenstad-Oost 2012 is gelegen op de oostflank van de Hondsrug, een zandopduiking ontstaan in de ijstijd (een gestuwde eindmorene uit de voorlaatste Saale-IJstijd), bestaande uit keileem en keizand. De Hondsrug ligt hoger dan de directe omgeving en is daarom een aantrekkelijke vestigingsplaats gebleken voor bewoning vanaf de (Oude) Steentijd. Er kunnen dus sporen en vondsten worden verwacht van tijdelijke (jacht)kampen en nederzettingen uit die tijd en uit bijvoorbeeld de ijzertijd. Een voorbeeld van resten uit de Steentijd zijn zes vuurstenen klingen(lemmeten), die bij een kleine opgraving werden aangetroffen ter hoogte van Oostersingel 65-67. Eerder werd bij de aanleg van de parkeerkelder van het UMCG al een site uit het laat-paleolithicum gevonden. Ook bij de aanleg van de parkeerkelder aan het Damsterdiep zijn sporen en vondsten uit de late Steentijd opgetekend.

Middeleeuwen

Vanaf de 11de eeuw wordt de zich ontwikkelende stad omgracht en versterkt. De stad Groningen ligt dan weliswaar nog westelijk van het plangebied, maar activiteiten die met de stad samenhangen kunnen al wel sporen hebben nagelaten in het bodemarchief. Het gebied van Binnenstad-Oost wordt ingepolderd en verkaveld met lange kavels die min of meer haaks op de Hondsrug liggen. Er kunnen hier in de ondergrond archeologische sporen en resten die een relatie hebben met de middeleeuwse stad aanwezig zijn.

Schuitenschuiverskwartier

In 1425 wordt de Fivel tussen Appingedam en Groningen vergraven tot Damsterdiep. De kop van deze vaarweg wordt gevormd door een overtoom, een soort van dam tussen het Schuitendiep en het Damsterdiep. Op deze plaats, net buiten de 15de-eeuwse wallen, vindt overslag van goederen plaats. Als gevolg van deze activiteiten ontstaat aan weerszijden van het Damsterdiep een kleine voorstad.

In de loop van de 15de en 16de eeuw neemt de bebouwing aan de noordzijde van het Damsterdiep toe. De bebouwing wordt nog vóór 1565 omgeven door een kleine gracht, die later bij opgravingen aan het Damsterdiep wordt teruggevonden.

Tussen 1608 en 1624 breidt de stad onder andere aan de oostzijde uit en wordt het Schuitenschuivers- kwartier opgenomen binnen de nieuwe omwalling van Groningen. Het oude grachten- en wallenstelsel wordt vergraven en voorzien van een kade. Het huidige Schuitendiep is daar een voorbeeld van. Dit diep maakt verbinding met het Winschoterdiep en daarmee met de Veenkoloniƫn. De overtoom maakt plaats voor enkele sluizen. De vaarroute met al zijn handelsactiviteiten komt nu binnen de stad te liggen. De bewoners waren meestal schippers en schuitenvaarders; vandaar de naam 'Schuitenschuiverskwartier' die de buurt in de volksmond kreeg.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP575BinnOos2012GV-gv01_0003.png"

Het Schuitenschuiverskwartier met omgrachting op de kaart van Jacob van Deventer

Archeologische resten uit deze periode zijn aangetroffen aan het Damsterdiep, waar onder meer de reeds genoemde, werden aangetroffen (afgebeeld op de kaart van Jacob van Deventer). Verder werd bij een opgraving in de Agricolastraat een 6-meter-brede sloot aangetroffen met materiaal uit de periode 1650-1850. Ook zijn bij een archeologische begeleiding van het vervangen van de riolen in het plangebied aanwijzingen gevonden voor het bestaan van leerlooiers-activiteiten.

Vanouds is de bebouwing met stegen en gangen gericht op enerzijds het Damsterdiep, anderzijds het Schuitendiep. Met behoud van het verkavelingspatroon van evenwijdige gangen en steegjes wordt rond 1620, diagonaal door het Schuitenschuiverskwartier heen, de Nieuwe(poelstraat)weg aangelegd. Deze weg vormt de verbinding met de oude stad via de Steentilpoort (1620) met Appingedam. Een strakke planmatige aanleg zoals in de Hortusbuurt, gerelateerd aan de Nieuweweg, kent het gebied niet.

Ten zuiden van het Damsterdiep blijft de structuur van lintbebouwing langs het diep tot in deze eeuw onveranderd. Hier, aan weerszijden van het (Binnen-)Damsterdiep, ontwikkelde zich veel bedrijvigheid en daarmee samenhangende voorzieningen als cafƩs, herbergen, veerhuizen, stallen en smederijen.

Door de voltooiing van het Winschoterdiep bij Winschoten in 1637 kwam een verbinding met de Veenkoloniƫn tot stand. Hierdoor ontstond een omvangrijke en voor de stad Groningen belangrijke bedrijfstak: de turfvaart en -handel. De turf werd vanuit de zuidoostelijke veengebieden aangevoerd per schip en in de omgeving van de Turfsingel en het Schuitendiep verhandeld.

Het Schuitenschuiverskwartier ontwikkelt zich dankzij de gunstige ligging tot een knooppunt van handel, bedrijvigheid, (scheepvaart)verkeer en vervoer.

Het (Binnen)Damsterdiep is de lig- en losplaats voor de beurtschepen en snikken die het vervoer van goederen en personen van en naar het noordoosten van de provincie verzorgen. De herberg Loppersum, waaraan de Loppersumergang zijn naam ontleent, is als veerhuis het centrum in dit vervoersnetwerk.

Het noordelijke deel

Het gebied tussen de Brede Gang (de huidige Tuinstraat) en de Bloemstraat blijft tot ver in de vorige eeuw grotendeels leeg. Bebouwing is er alleen aan de zijde van het Schuitendiep en de Turfsingel, tot aan de Kruitlaan. Deze laan lag ten zuiden van een gracht die het in 1627 gebouwde Provinciaal Kruithuis, het 'Nieuw Artillery Huys' omgaf. Ten noorden hiervan, op het terrein tussen de huidige Gymnasiumstraat en de Walstraat, waren in de windluwte van de stad leerlooierijen gevestigd. In in de grond gegraven kuipen of bakken ondergingen de huiden verschillende bewerkingen met menselijke urine. Een restant van de steeg met de naam Noorderkuipen ten noorden van de Walstraat herinnert hier nog aan.

Tegenover de huidige Maagdenbrug werd in 1770 een landgoed, het 'Hof van Iddekinge' of 'Boumanshof', gebouwd. Voordat het huis werd gebouwd, strekten zich hier grote bleekvelden uit tot aan de stadswal. Het huis werd in 1913 afgebroken toen dwars door het terrein de huidige W.A. Scholtenstraat werd aangelegd.

Ook het noordelijk hiervan gelegen gebied nabij de Bloemstraat blijft lange tijd onbebouwd. Er liggen voornamelijk bleekvelden, (moes)tuinen en andere open terreinen, terwijl her en der verspreid enkele boerderijen staan. Wel vestigden particulieren hier de eerste industriƫle ondernemingen van Groningen, zoals de machinale spinnerij van Dumonceau aan de Vlasstraat (1840). Vlak daarnaast stond een electro-chemische loodwitfabriek, die echter al in 1864 failliet ging.

Aan het Schuitendiep vestigde zich in 1861 de suikerraffinaderij en stroopfabriek van de bekende grootindustrieel W.A. Scholten.

2.3 1876 Tot Twintigste Eeuw

In 1876 wordt de vesting Groningen opgeheven. De wallen kunnen dan worden geslecht. De vrijkomende terreinen worden ingevuld volgens het plan Brouwer (1879). Als gevolg hiervan doen zich langs de randen van de oude stad ingrijpende wijzigingen voor.

Het Eiland

Ten zuiden van het Damsterdiep wordt op de plaats van de stadswal en -gracht de Oosterhaven aangelegd (1876). Deze haven vormt de verbinding via het Eemskanaal met de haven van Delfzijl. Het tussenliggende gebied krijgt het karakter van een eiland, met kleine lage bebouwing van schipperswoningen binnenin en grote graanpakhuizen langs de Oosterkade en de Lijnbaanstraat.

De Oosterhavenstraat wordt in de jaren '80 van de 19de eeuw aangelegd als voortzetting van de door Brouwer geplande Oostersingel. Deze is er echter pas aan het einde van de 19de eeuw. Aan de oostzijde gescheiden door de Oostersingel en Bloemsingel levert de plaats van de 17de-eeuwse dwingers ruimte voor het Academisch Ziekenhuis.

Het Schuitenschuiverskwartier

Aan het Damsterdiep en omgeving vestigen zich in het laatste kwart van de 19de eeuw veel handelsondernemingen, die zich specialiseerden in de tabaks- of koffie- en theehandel. Een aantal groeit uit tot grote ondernemingen, zoals de koffiebranderij en theehandel van Tiktak die geleidelijk aan het driehoekige terrein tussen Damsterdiep, Loppersumergang en Nieuweweg in beslag neemt, en de tabaksfabriek van Gruno aan de Nieuweweg. Ook de graanhandel, die in de tweede helft van de 19de eeuw een grote bloei doormaakt, laat in de omgeving van het Damsterdiep zijn sporen na.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP575BinnOos2012GV-gv01_0004.jpg"

Het nog niet gedempte Damsterdiep

Het noordelijke deel

De bleekvelden tussen de geplande Oostersingel en de oudere al aanwezige bebouwing worden kort na 1876 ingevuld. In 1879 wordt de Agricolastraat aangelegd als dwarsverbinding tussen de 17de-eeuwse Kruitlaan en de Tuinstraat/Oudeweg.

Hoewel al rond 1620 gepland, wordt in 1880 de Nieuwe Sint Jansstraat aangelegd. Door de ontmanteling van de vesting verliest ook het 17de-eeuwse Kruithuis of Arsenaal zijn bestemming. Het Kruithuis wordt in 1879 gesloopt en de gracht rondom gedempt. Op het terrein verrijzen de monumentale gebouwen van het Stedelijk Gymnasium (1882) en de Stadsschouwburg (1883).

Op de plaats van de oude stadsmanege aan de Kruitgracht verrijst in 1903 de Industrieschool voor meisjes. Aan de Walstraat wordt in 1892 de School voor Handenarbeid gebouwd. Ook de leerlooierijen verdwijnen, de laatste in 1934, maar kleine laagbouw blijft bestaan, onder andere in de buurt van de Walstraat en de Noorderkuipen.

Ter plaatse van de Hof van Iddekinge wordt in 1913 als voortzetting van de Kattenhage de W.A. Scholtenstraat aangelegd, later verlengd met de Antonius Deusinglaan.

De tuin van Hommes betreft een cultuurhistorisch waardevolle 19de-eeuwse tuin naar ontwerp van Lambertus Vlaskamp. Het kleine overgebleven deel van de tuin is gelegen tussen de zuidelijke bebouwing aan het Poortersplein.

De tuin van Hommes

De tuin van Hommes dankt haar naam aan de koffie- en theehandelaar, die in de 19de- eeuw in een groot pand aan de noordzijde van de Nieuweweg woonde. Hommes was zeker niet de enige handelaar in koloniale producten in dit gebied. Op het terrein tussen Damsterdiep, Nieuweweg en Loppersummergang was bijvoorbeeld de bekende theehandel en koffiebrankderij van Tiktak te vinden. In 1920 werd het huis van Hommes afgebroken om plaats te maken voor een universiteitsgebouw. Dit universiteitsgebouw is in 1991 vervangen door een woon-winkelcomplex, Nieuweweg 20.

Achter het pand van Hommes lag een enorme tuin, die zich uitstrekte tot aan de Oostersingel. Het was in die tijd ƩƩn van de grootste tuinen van Groningen. De tuin was op een natuurlijke manier aangelegd. Er was veel reliƫf en een vijver. Vruchtbomen groeiden er en allerlei bolgewassen konden verwilderen. Daarnaast stonden er in de tuin verschillende zonnewijzers en, bijna bij de Oostersingel, een theekoepel.

Een groot deel van de tuin moest na 1920 plaats maken voor het Groninger Transportbedrijf en nog later voor woningen aan het Poortersplein. Slechts een zeer klein deel van de grote tuin is bewaard gebleven.

Het overgebleven deel van de Tuin van Hommes kent verschillende bomen (veelal esdoorns) en bijzondere stinzenplanten (bolgewassen), zoals sneeuwklokjes, winterakoniet, krokus en bosanemoon. Ook staan er nog oude vruchtbomen. De tuin is in 2008 enigszins uitgebreid in noordelijke richting, waarbij er in de uitbreiding nieuwe fruitbomen zijn geplaatst en stinzenplanten gepoot.

2.4 De Twintigste Eeuw

Vooroorlogse sanering

Met de groei van handel en nijverheid neemt de bevolkingsgroei snel toe. In de jaren twintig en dertig van de 20ste eeuw raakt de buurt geleidelijk in verval. Wonen en werken zijn niet langer met elkaar verweven. Het vervoer per auto en trein krijgt de overhand en de veerhuizen verliezen hun functie met als eindpunt van deze ontwikkeling de demping van het Binnen-Damsterdiep in 1953. De vrijgekomen ruimte krijgt vooral een functie voor het toenemende autoverkeer. Aan de zuidzijde verrijst een modern benzinestation.

In 1934 volgt op last van de gemeente de eerste grootscheepse sanering van het deel van de buurt tussen de Walstraat, de Oostersingel, het Schuitendiep en de Kruitlaan. Krotwoningen moeten plaats maken voor goede arbeiderswoningen. Na langdurige onderhandelingen met het Rijk komt in 1937 een markant woningcomplex tot stand van in totaal 133 woningen naar het ontwerp van gemeentearchitect S.J. Bouma op het zeer gunstig nabij de binnenstad gelegen terrein tussen twee singels.

Naoorlogse stadsvernieuwing

Na de Tweede Wereldoorlog raakt de buurt nog verder in verval. Veel kleinere bedrijven zoeken hun heil elders.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP575BinnOos2012GV-gv01_0005.jpg"

Binnenstad-Oost in de jaren '50

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP575BinnOos2012GV-gv01_0006.jpg"

Agricolastraat vóór de sanering

Nog in de zeventiger jaren van de vorige eeuw wordt het gebied gekenmerkt door slechte, soms half afgebroken woningen van ƩƩn bouwlaag, gestutte muren en opslag en parkeren op de opengevallen plaatsen zoals aan de Mussengang. De slechte onderhoudstoestand noodzaakt tot een rigoureuze stadsvernieuwing in de jaren zeventig en tachtig. Hele stukken in de omgeving van de Agricolastraat, de Tuinstraat en de Nieuwe Sint Jansstraat worden gesloopt om plaats te maken voor vervangende, typisch kleinschalige jaren-zeventig (sociale) woningbouw.

Voor het Schuitenschuiverskwartier heeft de stadsvernieuwing weinig ingrijpende gevolgen. Het accent ligt op herinrichting van de openbare ruimte en het verplaatsen van het als hinderlijk ervaren bedrijf van de firma Tiktak.

In 1975 wordt het grote fabriekscomplex van W.A. Scholten aan de Turfsingel gesloopt, ondanks pogingen tot behoud van dit markante industriƫle complex. Het grote terrein, gelegen tussen de W.A. Scholtenstraat, de Oostersingel en de Walstraat, wordt ingevuld met een wooncomplex voor huur- en koopwoningen met een daarondergelegen buurstallingsgarage volgens het recept van de jaren tachtig (1983).

2.5 Beschermd Stadsgezicht

Beschermd stadsgezicht

Delen van Binnenstad-Oost vallen binnen het Beschermde stadsgezicht Binnenstad: het Schuitenschuiverskwartier inclusief Nieuweweg noordzijde, het Damsterdiep en delen van 'het Eiland'.

Doel van het Beschermd stadsgezicht

Doel van de aanwijzing tot Beschermd stadsgezicht is de karakteristieke, met de historische ontwikkeling samenhangende structuur en ruimtelijke kwaliteit van het gebied te onderkennen als zwaarwegend belang bij verdere ontwikkelingen in het gebied. Ingevolge de Wet ruimtelijke ordening moet de aanwijzing tot Beschermd stadsgezicht worden geƫffectueerd in een bestemmingsplan. Op grond van de aanwijzing en nieuw rijksbeleid met betrekking tot het opnemen van cultuurhistorische waarden in het bestemmingsplan is het streven erop gericht de bestaande cultuurwaarden in het gebied te beschermen.

Van belang zijn het behoud van de ruimtelijke structuren, de historische rooilijnen, de maximaal toegestane bouw(goot)hoogten en de beeldkwaliteit van de zeer gevarieerde bebouwing in het gebied.

Nieuwbouwinterventies moeten zich aanpassen aan de schaal van de bebouwing in het gebied en in een eigentijds idioom het bestaande bebouwingsbeeld ondersteunen en versterken.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP575BinnOos2012GV-gv01_0007.png"

Een nadere toelichting op de regelingen voor het beschermd stadsgezicht is opgenomen in paragraaf 6.3.1 onder Artikel 13.

2.6 Cultuurhistorisch Waardevolle Structuren, Gebieden En Gebouwen

Cultuurhistorisch waardevolle structuren, gebieden en gebouwen

Algemeen

Bijzonder karakteristiek voor het gebied als totaal is de historische gelaagdheid, die in de nog aanwezige, en bewaard gebleven stedenbouwkundige structuren zeer goed afleesbaar zijn. Deze gelaagdheid is ook af te lezen aan het zeer diverse bebouwingsbeeld, waarvan een fors aantal monumentale en beeldbepalende gebouwen deel uitmaakt. Binnen het plangebied zijn de hierna genoemde cultuurhistorische en stedenbouwkundige waarden aanwezig (zie ook de Cultuurwaarden- in bijlage 6 bij deze toelichting. Nog specifiekere informatie is digitaal te raadplegen op de CultuurWaardenKaart van de gemeente Groningen).

Het Schuitenschuiverskwartier

Het Schuitenschuiverskwartier ten zuiden van de Nieuweweg bezit een eeuwenoude, stedenbouw- kundig zeer waardevolle verkavelings- en stegenstructuur, bestaande uit smalle, aan het beloop van Schuitendiep en Damsterdiep gerelateerde ontsluitingsgangen zoals de Hopmansgang, Soniusgang, Grote Gang, Kleine Gang, Vosgang en Loppersumergang. Op de plaatsen waar dit patroon in de 17de eeuw diagonaal werd doorsneden door de Nieuweweg is een aantal scherpe bebouwingshoeken ontstaan, die een duidelijk beeld geven van de sociaal-economische ontstaansgeschiedenis van dit stadsdeel.

De stedenbouwkundige structuur met haar kenmerkende tegenstelling tussen de statige randen en het povere, dichtverkavelde arbeidersdomein is een eeuwenoud sociaal-economisch erfgoed. In het huidige Groningen zijn nog maar weinig gebieden met een dergelijke functionele samenhang en verdichting te vinden. De kleinschalige stedenbouwkundige structuur en het openbare karakter van dit gangen- en stegenpatroon dienen gehandhaafd te blijven.

Het bebouwingsbeeld in het Schuitenschuiverskwartier kenmerkt zich in het algemeen door een met de historische karakteristiek samenhangende schaal en vormgeving.

De bebouwing in het gebied kent een grote diversiteit: aan de randen hogere, veelal monumentale en beeldbepalende bebouwing met binnenin kleinschalige woningbouw en bedrijfspanden. De cultuurhistorische waarde van de bebouwing is hoog, getuige ook het aanzienlijke aantal beschermde monumenten en beeldbepalende panden. Het Schuitenschuiverskwartier maakt sinds 1991 deel uit van het Beschermd stadsgezicht Binnenstad.

'Het Eiland'

'Het Eiland' is van belang vanwege de historisch waardevolle structuur, die verwijst naar de historische haven- en scheepvaartfuncties en naar de betekenis voor de sociaal-economische geschiedenis van dit voormalige oostelijke havengebied. De bebouwing kenmerkt zich door: a. de hoge wand van grootschalige pakhuizen aan de Oosterkade en de Lijnbaanstraat en hogere bebouwing aan de noordrand/Damsterdiep; b. binnenin, vooral bij het Damsterdiep/Bocht van Guinee en aan weerszijden van de Oosterhavenstraat, kleinschalige woningbouw van ƩƩn bouwlaag met kap, in de vorm van karakteristieke schipperswoningen.

In het bijzonder van belang is de structuur van de Lijnbaanstraat, vanwege haar diagonale doorsnijding in het gebied en haar lengte als verwijzing naar haar historische functie als lijnbaan (een smalle en lange strook grond, waarop touw werd geslagen).

Het Schuitendiep en de Turfsingel als onderdeel van de Diepenring

De Diepenring vormt een nog steeds herkenbare ruimtelijke en structurele begrenzing van de oude binnenstad. De begrenzende bebouwing vertoont het algemene beeld van overwegend woonhuispanden in afwisselende schaal en ouderdom. De belangrijkste verbijzonderingen worden hier gevormd door de grootschalige, monumentale gebouwen van de Stadsschouwburg en het aangrenzende gymnasium uit het laatste kwart van de 19de eeuw, gelegen op een wat ruimer terrein in de buitenbocht van de Turfsingel.

Het noordelijke deel

In het noordelijke deel is het woningbouwcomplex van S.J. Bouma uit de jaren dertig een belangrijke waarde (Oostersingel, Gymnasiumstraat, Walstraat en Kruitgracht). Het betreft de waardevolle stedenbouwkundige opzet met herkenbare verwijzingen naar de historie en de kwalitatief hoogwaardige architectuur met de helderrode pannendaken en verhoogde kappen uit de jaren dertig van deze eeuw als voorbeeld van door de gemeente ter hand genomen vooroorlogse sanering. Voorts zijn van belang de parkachtige groene ruimte achter bovengenoemd complex met oude boombeplanting en de complexmatige particuliere woningbouw aan de Oostersingel tussen de Walstraat en de W.A. Scholtenstraat uit de jaren twintig van architect G. Saville.

Monumenten

Voor elke aanpassing/wijziging aan monumenten moet een omgevingsvergunning worden aangevraagd. De monumenten kennen elk hun eigen beschermingsregime: de rijksmonumenten op grond van de Monumentenwet van 1988 en de gemeentelijke monumenten op grond van de Erfgoedverordening van 2010.

Monumenten op 'het Eiland'

Damsterdiep 1 Gemeentelijk monument

Damsterdiep 17 Rijksmonument

Damsterdiep 47 Gemeentelijk monument

Damsterkade 9 Gemeentelijk monument

Kademuren Rijksmonument

Lijnbaanstraat 8 Rijksmonument

Oosterhavenstraat 7 Gemeentelijk monument

Oosterkade 1 Gemeentelijk monument

Oosterkade 2, 2a t/m f Rijksmonument

Snikkevaardersgang 5 Gemeentelijk monument

Voor 't voormalig Klein Poortje 5, 6 Gemeentelijk monument

Voor 't voormalig Klein Poortje 10, 10a Gemeentelijk monument

Voor 't voormalig Klein Poortje 11, 11a Gemeentelijk monument

Monumenten in het Schuitenschuiverskwartier

Damsterdiep 4 Gemeentelijk monument

Damsterdiep 6 Gemeentelijk monument

Damsterdiep 8, 8a Gemeentelijk monument

Damsterdiep 12 Gemeentelijk monument

Damsterdiep 16 Rijksmonument

Damsterdiep 18 Gemeentelijk monument

Damsterdiep 26 Rijksmonument

Damsterdiep 36 Rijksmonument

Damsterdiep 38 Rijksmonument

Damsterdiep 40, 40a Rijksmonument

Damsterdiep 42 Rijksmonument

Loppersumergang 1 Gemeentelijk monument

Pluimerstraat 1 Gemeentelijk monument

Pluimerstraat 3 Gemeentelijk monument

Pluimerstraat 5 Gemeentelijk monument

Pluimerstraat 35, 35a Gemeentelijk monument

Schuitendiep 58 Rijksmonument

Schuitendiep 84 Gemeentelijk monument

Schuitendiep 88 Gemeentelijk monument

Monumenten in het noordelijke gedeelte

Agricolastraat 33 Gemeentelijk monument

Gymnasiumstraat 1 Rijksmonument

Kruitgracht 13 Gemeentelijk monument

Kruitlaan 33 Rijksmonument

Nieuwe Sint Jansstraat 34 Rijksmonument

Schuitendiep 42 Rijksmonument

Schuitendiep 44 Gemeentelijk monument

Tuinstraat 1, 3, 5 Gemeentelijk monument

Turfsingel 24/26 Rijksmonument

Turfsingel BY 62 Gemeentelijk monument

Turfsingel 64-74 Rijksmonument

Turfsingel 82 Rijksmonument

Turfsingel 86 Rijksmonument

W.A. Scholtenstraat 1 Rijksmonument

W.A. Scholtenstraat 5 Rijksmonument

W.A. Scholtenstraat 21 Rijksmonument

Walstraat 1 Rijksmonument

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP575BinnOos2012GV-gv01_0008.png"

Potkast aan het Schuitendiep

Hoofdstuk 3 De Bestaande Ruimtelijk - Functionele Structuur

3.1 Deelgebieden

Ruimtelijk-functionele structuur

Mede ten gevolge van de ontstaans- en ontwikkelingsgeschiedenis van Binnenstad-Oost is dit stadsdeel het voorbeeld van de gefragmenteerde stad. De verschillende deelgebieden met een geheel eigen sfeer maken het stadsdeel als totaal tot een aantrekkelijk gebied. Het gebied ligt ingeklemd tussen de binnenstad en het terrein van het Universitair Medisch Centrum Groningen (UMCG), een grootschalige monofunctionele ontwikkelingszone die van essentieel belang is voor de stad (werkgelegenheid, publieksaantrekkend, gezichtsbepalend). Het stadsdeel is in zijn stedenbouwkundige en functionele opzet een typische binnenstadswijk met gesloten bouwblokken, aaneengesloten bebouwing en individuele invullingen die in schaal, hoogte, breedte, maat en functie onderling verschillen. Het wonen is sterk vertegenwoordigd. Daarnaast herbergt Binnenstad-Oost naast een aantal winkelstraten een aantal grote stedelijke functies, zoals de Stadsschouwburg, het Werkmancollege en een gymnasium. Onder het Damsterdiep is recentelijk een parkeergarage gerealiseerd. Het plangebied ligt tussen de dynamische binnenstad en de vooroorlogse Oosterparkwijk en Korrewegwijk in. Het UMCG is een barriĆØre in de verbinding met deze wijken. Aan de noordzijde van het plangebied is het Ebbingekwartier in ontwikkeling: een stadsdeel op de locatie van een voormalige gasfabriek waar, naast woningen, onder meer tijdelijke ontwikkelingen met een culturele en kunstzinnige achtergrond worden ontwikkeld. Belangrijke verbindingen met de omgeving zijn de openbaar-vervoerslijnen, het Damsterdiep, de Europaweg en de Diepenring.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP575BinnOos2012GV-gv01_0009.png"

Structuren in het plangebied

Binnen de plangrenzen worden in dit hoofdstuk de volgende deelgebieden onderscheiden, elk met een eigen karakteristiek:

  1. 1. het Eiland;
  2. 2. het Schuitenschuiverskwartier;
  3. 3. de Agricolastraat en omstreken (globaal begrensd door Oudeweg en Kruitlaan);
  4. 4. de schouwburgomgeving (begrensd door Kruitlaan en Walstraat);
  5. 5. Bleekveld en omstreken (voormalige stroopfabriek; begrensd door Walstraat en W.A.Scholtenstraat);
  6. 6. de noorddriehoek (begrensd door W.A. Scholtenstraat en Bloemstraat).

Hierna wordt op de verschillende deelgebieden ingegaan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP575BinnOos2012GV-gv01_0010.png"

Deelgebieden

1. 'Het Eiland'

Het Eiland dankt zijn naam aan het feit dat het gebied nog tot na de Tweede Wereldoorlog aan alle zijden door water omsloten was. Aan twee zijden is het water inmiddels gedempt (Damsterdiep en Europaweg). Tot voor kort hadden deze openbare ruimten een dermate 'zware' verkeersfunctie dat zij breuken in het stedelijk weefsel vormden. Het gebied bleef lange tijd geĆÆsoleerd. Om die reden is besloten om het Damsterdiep een aantrekkelijker uitstraling te geven (zie verder paragraaf 3.2).

De geschiedenis is in de ligging van straten, de bebouwing (pakhuizen) en de straatnaamgeving (bijvoorbeeld de Lijnbaanstraat, waar touw werd gemaakt) sterk afleesbaar en had van oudsher te maken met de handel en het vervoer over water. Veel pakhuizen zijn verbouwd tot woningen, voornamelijk ten behoeve van een- of tweepersoons-huishoudens, maar nog steeds komen er in het gebied ook veel bedrijven voor. Het gaat dan voornamelijk om dienstverlenende en recreatieve bedrijven en kantoorfuncties; de zware bedrijvigheid is verdwenen. De meeste bedrijven zijn gegroepeerd langs de randen, maar ook in het binnengebied in de Lijnbaanstraat komen bedrijven en opslagfuncties voor. Het wonen is geconcentreerd rond de Oosterhavenstraat/Lijnbaanstraat, en verder op de verdiepingen boven de diverse bedrijven. Langs de Damsterkade - Oosterkade zijn recent nieuwe grootschalige appartementencomplexen gerealiseerd.

Het gesloten bouwblok is het algemeen geldende bebouwingsprincipe. De bebouwing is steeds georiƫnteerd op de straten. De bouwblokken kennen een hoge bebouwingsdichtheid. Er is vrijwel geen open ruimte aanwezig op de binnenterreinen. Dit is mede het gevolg van de relatief kleine omvang van de bouwblokken. De schaarse ruimte die er nog was, is vaak bebouwd met nieuwe hoofdgebouwen (Oosterhavenstraat) of uitbreidingen ten behoeve van bedrijvigheid (Damsterdiep, Lijnbaanstraat). De pakhuizen aan de Oosterkade zijn van oudsher al groot en diep. De Oosterkade zelf is een brede openbare ruimte met een parkeer- en verblijfsfunctie.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP575BinnOos2012GV-gv01_0011.png"

Voormalig pakhuis Oosterkade

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP575BinnOos2012GV-gv01_0012.png"

Nieuwbouw Oosterkade

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP575BinnOos2012GV-gv01_0013.png"

Oosterhavenstraat met nieuwbouw Damsterdiep

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP575BinnOos2012GV-gv01_0014.png"

Contrast Oosterhavenstraat-Oosterkade

2. Het Schuitenschuiverskwartier

Het Schuitenschuiverskwartier wordt begrensd door het Damsterdiep in het zuiden en (globaal) de Oudeweg in het noorden. Het gebied dankt zijn ontstaansgeschiedenis aan de overslag van goederen van het Damsterdiep naar het Schuitendiep (rond 1600). De stedenbouwkundige verkaveling van het gebied is interessant en uniek. Nergens in de stad komt zo'n dichte verkaveling en opdeling in blokken en blokjes voor als hier. De oorspronkelijke verkaveling van opstrekkende kavels vanaf het Damster- en Schuitendiep is nog zichtbaar in de bebouwing. Daardoor is ook het schaalverschil tussen randen en binnengebied te verklaren en onder andere zichtbaar in de lange zijgevels langs de gangen en stegen van de belangrijkste bebouwing aan het Damster- en Schuitendiep. Zowel vanuit de afleesbaarheid van de historie van de stad als vanuit de morfologische opbouw van het gebied is het van betekenis deze structuur te behouden.

De gangen en stegen snijden als een mes door de structuur van gesloten bouwblokken. De meeste gangen zijn openbaar toegankelijk, een enkele is afgesloten. Op de binnenterreinen van de gesloten bouwblokken is het bebouwingspercentage hoog. Hier heeft in de loop der jaren verdichting plaatsgevonden en zijn vooral woonfuncties toegevoegd. Op een enkele plek is een horecafunctie (Grote Gang) gerealiseerd. De bebouwing op de binnenterreinen is lager dan aan de randen en heeft vaak geen duidelijke oriƫntatie. Mede daardoor zijn veel dode zijgevels georiƫnteerd op de gangen. Vanuit de cultuurhistorie van het gebied is behoud van de gangenstructuur met aanpalende bebouwing van groot belang.

De Oudeweg en Achterom vormen enkele van de oudste stedenbouwkundige structuren van Binnenstad-Oost. De Nieuweweg is van iets latere datum en snijdt dwars door het gebied heen. Als ƩƩn van de oorspronkelijke radialen van de stad zorgde de weg jarenlang met de Poelestraat voor de directe relatie tussen het stadscentrum (de Grote Markt) en de stadsrand c.q. het Damsterdiep ter plaatse van de poort die op de plek stond waar Damsterdiep en Nieuweweg bij elkaar kwamen. Het is dan ook geen wonder dat juist langs de Nieuweweg de belangrijkste bedrijvigheid ontstond. Ook nu nog is deze straat de belangrijkste winkel- en bedrijvenstraat binnen Binnenstad-Oost en een aanlooproute tot het centrum. Op dit moment verzorgt zij ook een deel van de broedplaatsfunctie voor winkels en bedrijven in de stad. Op de verdiepingen wordt veelal gewoond. Door de aanleg van de parkeergarage onder het Damsterdiep zal de Nieuweweg weer in betekenis winnen als aanloopstraat naar de binnenstad. De Achterom gafanno 2010 een vervallen en desolate indruk, mede doordat hier panden van de Nieuweweg met de achterzijde aan grenzen. In 2011 is gestart met de herinrichting van de straat en zijn particuliere initiatieven gestart tot verbetering van panden. Dit moet geleidelijk bijdragen tot een opwaardering van het gebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP575BinnOos2012GV-gv01_0015.png"

Grote Gang

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP575BinnOos2012GV-gv01_0016.png"

Voorbeeld dakopbouw Grote Gang

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP575BinnOos2012GV-gv01_0017.png"

Pluimerstraat

3. De Agricolastraat en omstreken

Het gebied wordt globaal begrensd door de Oudeweg en de Kruitlaan. De Agricolastraat is de enige noord-zuidroute in het binnengebied van Binnenstad-Oost en daarmee de samenbindende factor van dit deelgebied. De Nieuwe Sint Jansstraat en, in mindere mate, de Tuinstraat vormen belangrijke oost-westverbindingen.

Het gebied kenmerkt zich door de aanwezigheid van relatief veel stadsvernieuwingsprojecten uit de jaren '70 en '80. Daarbij is gepoogd het kleinschalige karakter van de oorspronkelijke buurt in stedenbouw en architectuur overeind te houden. Op enkele plekken komen ten gevolge van het verplaatsen van enkele grootschalige functies, bijvoorbeeld de veegpost van de Reiniging Markt en Havenwezen op het Poortersplein, wat grotere aaneengesloten nieuwbouwcomplexen voor met daaronder buurtstallingsgarages. Het wonen is de belangrijkste functie. Dit met uitzondering van de rand langs het Schuitendiep (horeca en bedrijvigheid) en tegenover de oude hoofdentree van het UMCG aan de Oostersingel (dienstverlening, detailhandel en horeca).

Andere functies dan wonen komen verspreid voor. Het Werkmancollege met zijn monumentale hoofdgebouw kan als een stedelijke functie worden aangemerkt. De Nieuwe Sint Jansstraat sluit aan op een aanlooproute naar het stadshart en verzorgt de directe relatie van het UMCG met de buurt en het centrum. Buurtcentrum Sint Jan is dan ook centraal in de buurt aan deze route gelegen. Van oorsprong is de Nieuwe Sint Jansstraat een straat met veel meer een gemengde functie. Door de verplaatsing van de hoofdentree van het UMCG naar het Hanzeplein is de woonfunctie overheersend geworden. Zo zijn kantoorpanden getransformeerd tot zelfstandige wooneenheden.

In deze omgeving is nog relatief veel ruimte, zoals blijkt uit de kleinschaligheid van de bebouwing en de aanwezigheid van redelijk veel groen binnen de blokken en soms in de openbare ruimte. De Mussengang liep vroeger dood en bood toegang tot een tabaksfabriek. Tegenwoordig is de gang verbonden met de Tuinstraat. In het binnengebied is deels een semi-openbare ruimte ontstaan met een onduidelijke begrenzing. Deze is deels ingericht als parkeerfunctie voor de buurt en voor een groot deel als schoolplein.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP575BinnOos2012GV-gv01_0018.png"

Functieverandering van kantoor naar wonen
Nieuwe Sint Jansstraat

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP575BinnOos2012GV-gv01_0019.png"

Nieuwe Sint Jansstraat als toegang naar het UMCG

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP575BinnOos2012GV-gv01_0020.png"

Stadsvernieuwing jaren '70

4. De schouwburgomgeving

Het gebiedje wordt begrensd door de Kruitlaan en de Walstraat en wordt bepaald door de aanwezigheid van enkele belangrijke stedelijke functies (de stadsschouwburg, een gymnasium). Het woningbouwproject van Bouma uit de 30-er jaren en de imposante verschijningsvorm van de schouwburg en het gymnasium geven de omgeving een zeer monumentale uitstraling. Hier is visueel en functioneel de relatie tussen de buurt en het centrum het sterkst, terwijl de fysieke relatie relatief zwak is. Het gebiedje ligt tussen twee bruggen in, terwijl de afstand tussen de bruggen hier tweemaal zo groot als normaal is rond de binnenstad. In het oude stedenbouwkundige deelplan uit de stadsvernieuwingsperiode werd dan ook niet voor niets gepleit voor een voet-/fietsbrug over de Diepenring ter plaatse van de Walstraat. Het wonen is rond de stedelijke functies in het gebied goed vertegenwoordigd. Daarnaast komen in de omgeving van de schouwburg enkele horecagelegenheden, alsmede een aantal andere functies voor. Binnen het blok tussen Oostersingel en Kruitgracht is een groenvoorziening aanwezig, van betekenis voor het blok zelf en voor de directe omgeving.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP575BinnOos2012GV-gv01_0021.jpg"

Gymnasium

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP575BinnOos2012GV-gv01_0022.png"
Complex Bouma aan de Oostersingel

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP575BinnOos2012GV-gv01_0023.png"

Praediniuscollege

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP575BinnOos2012GV-gv01_0024.png"

Stadsschouwburg

5. Bleekveld (voormalige stroopfabriek)

Het gebied ligt tussen de Walstraat en de W.A. Scholtenstraat en bevindt zich, met uitzondering van de rand aan de Turfsingel, voornamelijk op een binnenterrein. De straatnaam Bleekveld verwijst nog naar de eerste functie die het gebied had rond de 16de eeuw. Rond 1846 is hier door industrieel W.A. Scholten een stroopfabriek gesticht. Helaas is van het industriƫle verleden van dit terrein niets meer zichtbaar; geen enkel gebouw van dit industriƫle complex heeft uiteindelijk de slopershamer overleefd. Alleen een overblijfsel van de muur rond het terrein is bewaard gebleven; deze functioneert nog steeds als erfafscheiding. Aan de overzijde van de W.A. Scholtenstraat staat de voormalige bedrijfswoning van het complex nog overeind. Deze doet nu dienst als 'Logegebouw der Vrijmetselaren'. Het gebied is volledig ingevuld met wonen met daaronder een buurtstallingsgarage. De stedenbouwkundige en architectonische invulling van het gebied is typisch voor het begin van de 80-er jaren (in elkaar overvloeiende openbare ruimtes met strokenverkaveling). Door het gebied liggen noordzuid- en oostwestverbindingen die de relatie met de omgeving verzorgen. Aan de rand (Turfsingel) komt gestapelde hoogbouw voor; het binnenterrein is beperkt tot twee bouwlagen. Binnen het blok bevindt zich een klein groengebied dat van betekenis is voor de omringende bebouwing.

6. De noorddriehoek (W.A. Scholtenstraat-Bloemstraat)

Dit geĆÆsoleerde op zichzelf staande gebiedje ligt ten noorden van de W.A. Scholtenstraat. De relaties met de rest van de buurt zijn minimaal. Deze zijn er alleen via de randen Oostersingel en Turfsingel.

In zijn ontwikkeling sluit dit gebiedje meer aan op die van het Ebbingekwartier voor zover ter plaatse van het voormalig gasfabriekterrein, waarmee ook de ruimtelijke relatie beter is. De belangrijkste straat is de Bloemstraat als ƩƩn van de aanrijroutes naar het centrum; hier komen dan ook veel winkels en bedrijfjes voor, alsmede een methadonpost. Langs de randen van het gebied zijn stedelijke functies gecombineerd met wonen. In het gebiedzijn grootschalige complexen met zelfstandige wooneenheden gerealiseerd. Veel hiervan worden bewoond door studenten.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP575BinnOos2012GV-gv01_0025.png"

Nieuwbouw Vlasstraat

3.2 Wegen Met Een Bijzondere Betekenis

Wegen met een bijzondere stedenbouwkundige betekenis zijn: het Damsterdiep, de W.A. Scholtenstraat, de Oostersingel en de Diepenring (Schuitendiep en Turfsingel).

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP575BinnOos2012GV-gv01_0026.png"

Wegen met een bijzondere stedenbouwkundige betekenis

Het Damsterdiep

Ten gevolge van de demping van het water kende het Damsterdiep als ruimte een schaalprobleem (zoals overigens de meeste gedempte voormalige waterwegen). De bebouwingshoogte van de omringende randen was te laag ten opzichte van de grote maat van de openbare ruimte. Jarenlang heeft het Damsterdiep hierdoor niet goed gefunctioneerd in het stedelijk weefsel van de stad. De inrichting van de openbare ruimte was versnipperd en liet te wensen over. In functioneel opzicht verloor het gebied zijn karakter door de vestiging van overlastveroorzakende horeca, zoals coffeeshops.

Met de vestiging van grootschalige volumineuze detailhandel in het Sontpleingebied is ingestoken op een nieuwe koers. Het Damsterdiep moet, met de Oosterkade, de schakel worden tussen Sontplein en binnenstad. De oorspronkelijke functie van aanloopgebied naar de binnenstad moet weer worden verstevigd. Hierdoor worden bezoekers van het Sontplein gemakkelijker verleid tot ook een bezoek aan de binnenstad. Daarnaast is het Damsterdiep het voorportaal van de oostelijke binnenstad. Het Damsterdiep en de Nieuweweg zijn belangrijk als broedplaats voor binnenstadsfuncties.

Om de gewenste impuls te krijgen is een parkeergarage aangelegd onder het Damsterdiep. Deze geldt als bronpunt voor bezoekers aan de binnenstad. De Nieuweweg is in dit verband een belangrijke verbinding. De realisatie van een pleinafsluitend gebouw voor woningcorporatie Nijestee zorgt ervoor dat het plein intiemer en knusser wordt. De grote maat van de openbare ruimte wordt zo duidelijker begrensd. Tevens zorgt de herinrichting ervoor, dat het plein een verblijfsfunctie krijgt in plaats van een verkeersfunctie. Door deze herwaardering moet het Damsterdiep weer een prettig entree- en verblijfsgebied worden met aantrekkelijke functies.

Op dit moment kent de bebouwing aan het plein al veel gemengde functies (detailhandel, horeca, bedrijvigheid) met veelal wonen op de verdieping. Deze mix moet worden behouden. De aanwezigheid van een parkeergarage kan hierin een impuls betekenen.

Aan de westkant van het Damsterdiep wordt de openbare ruimte gekenmerkt door kleinschalige losse bebouwing, die zorgt voor maat en schaal in het profiel. In de stedenbouwkundige opbouw speelt vooral het aan het water gelegen bebouwingsblok bij de Steentilbrug een belangrijke rol. De aansluiting van het centrum op het gedempte Damsterdiep wordt erdoor geaccentueerd, terwijl de insnoering van het Schuitendiep in samenhang met de knik in de bebouwingswand van de straat Voor 't voormalig Klein Poortje een ruimtelijke afgrenzing vormt ten opzichte van de open Oosterhaven aan de buitenzijde van de historische stad. Deze specifieke plek langs de Diepenring rond het centrum is vergelijkbaar met die bij de A-brug, waar ook losse bebouwing op de kade de entree van de binnenstad accentueert.

De Diepenring

De bebouwing langs de Diepenring bepaalt voor een belangrijk deel het gezicht van de wijk. Dit beeld is rijk en gevarieerd, ook qua functie. Het gebied kent een binnenstedelijk karakter met een aantal grote monumentale stedelijke functies en gebouwen (schouwburg, gymnasium, woongebouw Bouma en de randbebouwing op het terrein van de voormalige stroopfabriek). Met uitzondering van het gebied tussen de Gymnasiumstraat en de W.A. Scholtenstraat komen stedelijke functies (winkels/bedrijven) vrijwel aaneengesloten op de begane grond voor. De woonfunctie is langs de Diepenring vooral aanwezig op de verdiepingen. Aan deze zijde van het water is ook het wonen op het water goed vertegenwoordigd.

De Diepenring heeft als verdeelring rond het directe centrum een belangrijke verkeersfunctie. De diverse bruggen verbinden de beide stadsdelen en liggen op ongeveer gelijke afstand van elkaar. Tussen de Maagdenbrug en Sint Jansbrug is die afstand verdubbeld. De reden hiervan ligt besloten in de historie van de stad. Enerzijds was er de relatief geringe bebouwingsdichtheid van het centrum op deze plek met veel groen, zoals het Martinikerkhof en de Prinsentuin. Anderzijds bleef door de van oorsprong slechte grondslag het gebied ter plekke van de huidige Walstraat en omstreken lang leeg. Daardoor was er geen economische noodzaak om een extra brug te realiseren.

De Diepenring heeft de potentie om het visitekaartje van de binnenstad te worden. Een smalle gracht met brede kades biedt ruimte voor wonen op het water, recreatie en horecamogelijkheden (terrassen). Op dit moment is de Diepenring onaantrekkelijk vanwege de verkeersfunctie. Twee rijbanen per zijde en een groot aantal parkeervakken eisen veel van de beschikbare ruimte op. In 2010 is de Visie Diepenring vastgesteld om de aantrekkelijkheid van het gebied te versterken (zie verder paragraaf 4.1).

De W.A. Scholtenstraat

De W.A. Scholtenstraat is ƩƩn van de belangrijkste openbaar-vervoerroutes van de stad. Heel noordoost-Groningen wordt via de W.A. Scholtenstraat direct met het centrum verbonden. Voor het overige verkeer is het momenteel een belangrijke doorgaande route vanaf het centrum de stad uit. Het gebied ten noorden van het UMCG wordt compleet heringericht waarbij de Antonius Deusinglaan wordt verlegd. Langs de W.A. Scholtenstraat zijn aaneengesloten naast elkaar diverse stedelijke functies (kantoren, kerk, detailhandel) aanwezig. Het wonen is ruim aanwezig, voornamelijk op de verdiepingen.

De Oostersingel

De Oostersingel vormt voor een groot deel de oostelijke begrenzing van het plangebied. Zowel ruimtelijk als functioneel is het een duidelijke grens. Over bijna de volle lengte bepaalt het UMCG aan de oostzijde van de straat het ruimtelijk beeld met de forse maat van de bij deze functie behorende bebouwing. Ook functioneel is het verschil tussen de monofunctie van het UMCG aan de ene kant en de bebouwing en woonfunctie aan de andere kant evident. Functionele relaties tussen beide gebieden zijn schaars. Alleen ter hoogte van de voormalige hoofdentree aan de Oostersingel heeft een functionele ontwikkeling gerelateerd aan het UMCG plaatsgevonden in de vorm van de vestiging van een aantal winkels en horecagelegenheden.

Aan de oostzijde van de Oostersingel is het gedeelte tussen Steentilkade, Oostersingeldwarsstraat, Oostersingel en Damsterdiep meegenomen in het plangebied. Dit gesloten bouwblok bestaat uit bebouwing van twee tot drie lagen, veelal met kap afgedekt en op een enkele plaats vier lagen. De percelen zijn diep, waardoor in enkele gevallen op het achtererf nieuwe volumes zijn gebouwd. Deze worden ontsloten via de Oostersingeldwarsstraat. Het gesloten bouwblok is een fraaie afronding van het stadsdeel aan de oostkant.

3.3 Beschermd Stadsgezicht Binnenstad

In 1991 is een deel van het plangebied aangewezen als Beschermd stadsgezicht. Het betreft het gebied rond het Schuitenschuiverskwartier en langs de Diepenring. De aangewezen gebieden behoren tot het Beschermd stadsgezicht Binnenstad en worden als zodanig beschermd in dit bestemmingsplan. In de toelichting bij de aanwijzing worden de karakteristieke waarden opgesomd.

Voor het gebied betreffen dit de bestaande structuren aan de Diepenring met een afwisselende schaal en ouderdom, waarvan de samenhang slechts plaatselijk is verzwakt door enkele afwijkingen in schaal, oriƫntatie of rooilijn. Een andere karakteristieke waarde is het gangen- en stegenbeloop in het Schuitenschuiverskwartier met de Nieuweweg die hier dwars doorheen snijdt. Hierdoor is een aantal scherpe bebouwingshoeken tot stand gekomen die een duidelijk beeld geven van de ontstaans- geschiedenis van dit stadsdeel.

In hoofdstuk 2 is nader ingegaan op de ontstaansgeschiedenis van het gebied. Bij een groot aantal panden in het gebied is deze geschiedenis nog afleesbaar in het gevelprofiel. In veel gevallen gaat het hier om gemeentelijke en van rijkswege aangewezen monumenten. Juist ook de aard en schaal van de omliggende bebouwing bepalen de waarde van het monument. Om die reden is in het bestemmings- plan hier veelal een conserverend regime van toepassing.

Welstandsnota

Het gehele plangebied valt in de Welstandsnota onder gebiedstype 'Historische binnenstad'. Vanwege de diversiteit en de complexe ruimtelijke verhoudingen is er geen algemene beschrijving te geven waaruit sneltoetscriteria zijn te destilleren. Het centrumgebied wordt naast de historische waarde tevens gekenmerkt door de dynamiek die door de eeuwen heen heeft plaatsgevonden. Gevolg hiervan is een subtiele balans tussen contrasten en overeenkomsten, zowel in schaal, vorm, volume, geleding, textuur als kleur.

Een maximale korrelgrootte wordt niet langer via het bestemmingsplan geregeld (zie hierover paragraaf 4.2). Om de verticale geleding van panden te handhaven, zal de welstandsnota worden aangepast.

Hoofdstuk 4 Ruimtelijk-functioneel Concept

Het bestemmingsplan regelt voor het grootste gedeelte het vastleggen van de in hoofdstuk 3 beschreven stedenbouwkundige structuur. Belangrijk aandachtspunt daarbij is het behouden van de cultuurhistorische waarden. Daarnaast moet het bestemmingsplan voldoende ontwikkelings- mogelijkheden bevatten om de voortgaande stedelijke dynamiek op te vangen. In dit verband zijn het beleid en toekomstige ontwikkelingen in en/of rond het plangebied, waaronder de Visie Binnenstad-Oost (2011) en de Visie Diepenring (2010), van belang. Hierop wordt in dit hoofdstuk allereerst ingegaan.

4.1 Ontwikkelingen

In principe maakt dit bestemmingsplan geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk, met dien verstande dat op de hoek Nieuweweg-Damsterdiep een markant gebouw als toegang tot de binnenstad is geprojec- teerd. Er wordt binnen de bestemmingen Centrum-1 en -2 voldoende ruimte geboden om een voortdurende dynamiek op te vangen die hoort bij het binnenstedelijk gebied. Daarom zijn ook afwijkingsbevoegd- heden opgenomen. Wel spelen er, uiteraard gebaseerd op beleid, in de toekomst enkele grotere ontwikkelingen rondom het plangebied of inzake de inrichting ervan. Deze worden kort toegelicht.

Wijkperspectief Binnenstad-Oost

Voor het gebied wordt een visie opgesteld. De visie moet niet worden gezien als een visie waaraan een uitvoeringsprogramma wordt gekoppeld. Grootschalige ruimtelijke ontwikkelingen worden niet verwacht in het plangebied. In die zin is de visie dan ook meer een wijkperspectief. In dit perspectief wordt het belang benadrukt van een te ontwikkelen looproute tussen Sontplein en Binnenstad. Daarnaast wordt het rustige woonkarakter van Binnenstad-Oost benadrukt.

Herinrichting Diepenring

Een belangrijke ontwikkeling is de opwaardering van de Diepenring. Hiervoor is de al eerder genoemde Visie Diepenring ontwikkeld. In de visie wordt de Diepenring het visitekaartje van de binnenstad genoemd. De Diepenring zelf is de ketting (rondom de binnenstad) waaraan enkele parels hangen. Deze geven de Diepenring een eigen karakter en identiteit. Binnen het plangebied liggen twee van deze parels: Turfsingel en Schuitendiep. De eerste geldt als een rustig gebied met historische elementen, zoals de stadsschouwburg. Het rustige karakter wordt benadrukt door de woonbestemming en enkele maatschappelijke bestemmingen (gymnasium, schouwburg). Het Schuitendiep is een dynamisch, stedelijk gebied, gericht op ontmoeting en wordt gekenmerkt door horeca, terrassen en een rijke historische architectuur.

In de visie worden voorstellen gedaan met betrekking tot de herinrichting van de Diepenring. Het idee is de parkeerfunctie te beperken, zodat meer ruimte ontstaat voor een aantrekkelijk ingerichte kade. EƩn van de uitgangspunten is het creƫren van meer verblijfsplekken op of aan het water, mogelijk in combinatie met terrasfuncties. Voor de parels Turfsingel en Schuitendiep zijn thema's en doel- stellingen geformuleerd. Voor de Turfsingel is het thema: 'een romantische plek met publieksfuncties'. Doelstellingen zijn: het verbeteren van de verbinding schouwburg - binnenstad en het verbeteren van de zichtassen naar monumenten. Het thema voor het Schuitendiep is: 'bruisend kwartier'. Hier wordt ingestoken op meer ruimte voor terrassen aan het water, laden en lossen, ruimte voor taxi's en ruimte voor de voetganger op zo'n manier, dat er een heldere en veilige afwikkeling plaatsvindt van de verschillende vervoersstromen.

Rondom het plangebied

Buiten de begrenzing van het plangebied spelen ontwikkelingen die in meer of mindere mate van invloed kunnen zijn op het plangebied. Het betreft onder andere de uitbreiding van het UMCG aan de noordkant. De Antonius Deusinglaan wordt hier verlegd naar het noorden (parallel aan de Ooster- hamrikkade) om het UMCG meer ruimte te geven. Dit betekent dat de W.A. Scholtenstraat niet langer doorloopt in noordoostelijke richting. Het voormalige gasfabriekterrein, tegenwoordig aangeduid als Ebbingekwartier, is nog altijd volop in ontwikkeling. Hoewel deze ontwikkelingen langer op zich laten wachten dan aanvankelijk werd verwacht, wordt met name vanuit tijdelijke initiatieven, zoals bijvoorbeeld het Open-Lab, een spin-off verwacht. Op termijn moet hier een bruisend stadsdeel ontstaan waar wonen en werken wordt gecombineerd. Door ook het oostelijk deel van de binnenstad van een impuls te voorzien (gebied rond de oostwand van de Grote Markt en het geplande Forum) wordt Binnenstad-Oost (rond Nieuweweg en Damsterdiep) belangrijker als bronpunt.

Bestemmingsplan Herziening bestemmingsregels wonen

In paragraaf 1.2 is vermeld dat na de oorspronkelijke vaststelling van dit plan een aantal wijzigingen in de regels van het plan zijn doorgevoerd. De wijzigingen raken hetgeen in dit hoofdstuk is genoemd voer de ruimtelijke en functionele structuur. Het volgende deel van dit hoofdstuk moet in dat licht gelezen worden.

functionele beperkingen

Met de wijzigingen wordt er onderscheid gemaakt tussen verschillende woonvormen. De toegestane woonfunctie zal zich beperken tot het wonen in woningen door ƩƩn huishouden (met uitzondering van meergeneratiewoningen). Dat sluit nieuwe kamerverhuur uit. Alleen de bestaande kamerverhuur wordt positief bestemd. Uitsluitend nieuwe kamerverhuur die na een omgevingstoets wordt goedbevonden, kan via een buitenplanse afwijkingsbevoegdheid worden toegestaan. Wel is het, conform het voornemen uit de woonvisie Wonen in Stad, mogelijk om onzelfstandige kamerverhuur om te zetten in zelfstandige woonruimte met voorzieningen. Dat bevordert de kwaliteit van het aanbod aan kleine wooneenheden.

beperken bouwmogelijkheden

In de huidige bestemmingsplannen zitten veel afwijkingsmogelijkheden om panden uit te breiden, vaak zelfs met een complete bouwlaag. Deze (binnenplanse) mogelijkheden zorgden voor veel onduidelijkheid en onzekerheid voor omwonenden. Een aanvraag kan in die formule moeilijk worden geweigerd wanneer deze passend is binnen de binnenplanse voorwaarden. Hierdoor is veel van deze 'extra' ruimte benut ten behoeve van jongerenhuisvesting. Deze afwijkingsmogelijkheden worden geschrapt.

Wanneer een bouwhoogte van drie bouwlagen moest worden begrensd is in het verleden om praktische redenen gekozen voor een hoogtemaatvoering van 11 meter. Dit sluit niet aan bij de praktijk. Binnen deze hoogte kan namelijk, met in achtneming van het Bouwbesluit, net een vierde bouwlaag worden gerealiseerd. Om die reden wordt in dit bestemmingsplan de maatvoering van 11 meter gewijzigd in 10,5 meter.

bepalen bouwhoogtes

In de onderliggende bestemmingsplannen is de bouwhoogte als volgt bepaald. De bouw- en goothoogte worden in meters weergegeven op de verbeelding. Over het algemeen is ƩƩn hoogte genoemd voor een heel bouwblok of een (deel van een) straat waardoor het hoogste pand vaak de maat bepaalde voor de overige panden. EƩn bouwlaag kreeg een hoogte van 4 meter. Twee bouwlagen werden afgerond op 7 meter. Drie bouwlagen op 11 meter en vier bouwlagen op 14 meter.
Nu wordt er gekozen voor een systematiek die beter aansluit bij de doelstellingen van dit bestemmingsplan. Ten aanzien van de toegestane bouw- en goothoogte wordt gewerkt met een maatwerkbenadering. De toegestane hoogtes sluiten beter aan bij de feitelijke situatie op pandniveau. Daarbij wordt in principe uitgegaan van de volgende bepalingen. EƩn bouwlaag krijgt een hoogte van 4 meter, twee bouwlagen een hoogte van 7 meter, drie bouwlagen een hoogte van 10,5 meter en vier bouwlagen een hoogte van 13 meter. Hiermee kan worden voorkomen dat binnen de toegestane bouwhoogte van 10,5 meter vier bouwlagen worden gebouwd en binnen 13 meter kunnen geen vijf bouwlagen worden gebouwd.
Daarnaast is bij een groot aantal panden maatwerk toegepast waarbij bestaande hoogtes (conform vergunning) zijn vastgelegd, dat wil dus zeggen in afwijking van bovenstaande systematiek. Het is niet de bedoeling om overal de exacte feitelijke (bestaande) bouw- en goothoogtes vast te leggen. Als gezegd is het noodzakelijk om flexibiliteit te bieden om bij kleinschalige verbouwingen, uitbreidingen en nieuwbouw enige ruimte te bieden zodat niet direct afwijkingsprocedures noodzakelijk zijn. Het is niet de bedoeling dat panden met complete bouwlagen kunnen worden uitgebreid.

ontwikkelingsmogelijkheden
Als gezegd is het niet de bedoeling om het continu transformatieproces te stoppen. Gewenste uitbreidingen en ontwikkelingen kunnen via de mogelijkheden van de Wro (bestemmingsplanherziening) of Wabo (projectomgevingsvergunning, kruimelafwijking) alsnog worden toegestaan. Hiervoor moet een leefbaarheidstoets worden gedaan.

4.2 Vertaling Ruimtelijk-functionele Structuur In Het Bestemmingsplan

Functionele structuur

Typische woongebieden zijn op de verbeelding (voorheen genoemd: de plankaart) voorzien van de bestemming Wonen. Het gaat hier om de woongebieden rond de Vlasstraat, enkele verspreid voorkomende gebieden tussen de Bloemstraat en het Schuitenschuiverskwartier en het binnengebied op het Eiland. Een uitzondering vormt de Nieuwe Sint Jansstraat, waar van oudsher een mix van functies bestond; deze straat heeft de bestemming Centrum gekregen.

Behoudens de aanwezige afwijkende functies is het niet gewenst in de woongebieden andere functies dan 'wonen' toe te voegen die het woonklimaat zouden kunnen verstoren. Beroepen aan huis en, na toepassing van een afwijkingsbevoegheid, kleinschalige bedrijvigheid zijn wel toegestaan binnen de woonbestemming, zolang de woonfunctie als overwegende functie in stand blijft.

In het overige gedeelte van het plangebied is de bestemming Centrum van toepassing, met uitzondering van de locaties met maatschappelijke functies. Hiermee wordt een verscheidenheid aan, en uitwisseling van functies mogelijk gemaakt, waardoor dynamiek in het stedelijk gebied kan ontstaan: detailhandel, lichte bedrijvigheid en dienstverlening bij recht, andere functies via een afwijkingsbesluit. In principe is wonen op de verdieping altijd toegestaan; dat wordt ook gestimuleerd. Op een aantal locaties is wonen op de begane grond niet gewenst. Het betreft de straten waar juist een mix aan functies, die zorgt voor levendigheid en aantrekkelijkheid, is gewenst. Dit zijn de aanlooproutes naar de binnenstad zoals de Nieuweweg, het Schuitendiep en het Damsterdiep. Hier is wonen op de begane grond, behalve ter plaatse van de bestaande woningen op de begane grond, niet wenselijk. In het bestemmingsplan wordt dit onderscheid gemaakt door de bestemming Centrum-1 toe te passen; in de bestemming Centrum-2 is wonen op de begane grond wel toegestaan. Zie de navolgende afbeelding voor een overzicht van het wonen in het plangebied en het onderscheid tussen de bestemmingen Centrum-1 en Centrum-2.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP575BinnOos2012GV-gv01_0027.png"

Wonen in Binnenstad-Oost

Daarnaast wordt er voor gekozen om grootschalige detailhandel te stimuleren in de belangrijkste winkelstraten. Dat betreft de Centrum-1 bestemming in dit plan. Voor de Centrum-2-bestemming is een beperking opgenomen voor de oppervlakte aan detailhandel die is toegestaan (maximaal 200 m²). Via een afwijkingsbesluit kan tot 400 m² worden uitgebreid.

Horeca draagt in principe bij aan de aantrekkelijkheid van het centrumgebied. Desalniettemin is het belangrijk om sturing te houden op het aantal en de locatie van horecavestingen. Zonder sturing kan een onacceptabele toename ontstaan, waarbij de woonfunctie kan worden aangetast. Daarnaast zorgt een grote concentratie van avondhoreca ervoor, dat er met name overdag te weinig levendigheid in het straatbeeld is. In het wijkperspectief Binnenstad-Oost (zie ook paragraaf 4.1) is daarom ook opgenomen dat 'horeca in de hand moet worden gehouden'.

Er is wel enige uitbreidingsruimte opgenomen. Hiervoor moet meestal een afwijkingsbesluit genomen worden, zodat gestuurd kan worden op soort, locatie en dergelijke. In de volgende straten kan horeca via een afwijkingsbesluit worden toegevoegd: aan het Damsterdiep, de Nieuweweg, de Oostersingel en de Damsterkade. Daarnaast is bij recht horeca 2 en 3 ter plaatse van Voor 't Voormalig klein Poortje 1-4 toegestaan en horeca-2 (bijvoorbeeld een restaurant) op de adressen Lijnbaanstraat 2 en Oosterkade 1 op de begane grond.

Ruimtelijke structuur

Binnen een bestemmingsplan kan gevarieerd worden met de mate van flexibiliteit van bestemmen. Het credo is: vastleggen wat moet en loslaten wat kan. Het gaat erom de belangrijke waarden, karakteristieken en structuren vast te leggen zonder bewoners en ondernemers met onnodige regels op te schepen.

In het plangebied Binnenstad-Oost 2012 komen veel gesloten bouwblokken voor met open of gedeeltelijk open binnenterreinen. Ten opzichte van het vigerende bestemmingsplan worden de binnenterreinen beter beschermd. In het oude bestemmingsplan Binnenstad-Oost werd gewerkt met een vloerindex. Op die manier kon worden gevarieerd in hoogte en diepte op een perceel. In het voorliggend bestemmingsplan wordt gekozen voor een onderscheid tussen hoofdbebouwing aan de straatkant en het open houden van binnenterreinen. Aanleiding hiervoor is de toegenomen aandacht voor binnenterreinen en de mogelijk nadelige gevolgen voor buurpercelen. Er worden op de binnenterreinen minder bebouwingsmogelijkheden geboden, zodat er voldoende lucht en ruimte aanwezig blijft.

In bestemmingsplan Binnenstad-Oost 2012 wordt zoveel mogelijk aangesloten bij het systeem dat in de gehele stad wordt toegepast bij (nieuwe) bestemmingsplannen. Voor de woonbestemmingen in het plan betekent dat, dat hoofdbebouwing binnen het bouwvlak gebouwd moet worden en dat bijbehorende bouwwerken ook daarbuiten mogen worden gebouwd. Hierbij wordt aangesloten bij de standaardregeling voor bijbehorende bouwwerken zoals deze in Groningse bestemmingsplannen wordt toegepast. Dat wil zeggen dat een achtererf voor maximaal 50% mag worden bebouwd.

Daar waar nog gave ensembles van panden voorkomen die een duidelijke cultuurhistorische waarde hebben, is een meer beschermende regeling opgenomen. Het gaat om panden in straten waar de bestaande bebouwing nog duidelijk verwijst naar de historische opbouw van de straat. Dit geldt onder andere voor rijtjesbebouwing in de Nieuwe Sint Jansstraat en de Agricolastraat waar nog een gave straatwand bestaat van ƩƩn-laagse panden met kap. Ook in de Pluimerstraat is dit het geval en op de hoek Oosterkade/Voor 't Voormalig Klein Poortje verwijst de bebouwing nog duidelijk naar het verleden: oorspronkelijke ƩƩn-laagse panden die zijn opgehoogd naar twee lagen met kap. Tevens wordt ervoor gekozen om enkele individuele panden en enkele monumenten specifiek te beschermen met het oog op behoud voor de toekomst.

Op een aantal locaties in het plangebied is de maximale dakhelling geregeld, namelijk daar waar zowel de maximale goothoogte als de maximale bouwhoogte is geregeld.De regeling betreft onder meer de karakteristieke panden in de Vlasstraat met een nog gaaf gevelbeeld van twee bouwlagen met haakse kapstructuur en de panden van het door Bouma ontworpen woningcomplex aan de Oostersingel/ Walstraat/Kruitgracht. Beide pandenensembles vallen niet onder de werking van de monumentenwet. Bescherming van deze structuren moet door middel van het bestemmingsplan worden geregeld.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP575BinnOos2012GV-gv01_0028.png"

Individuele dakopbouw Oostersingel

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP575BinnOos2012GV-gv01_0029.png"

Collectieve dakopbouw W.A. Scholtenstraat

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP575BinnOos2012GV-gv01_0030.png"

Kapstructuur Vlasstraat

'Dode functies', zoals garageboxen en opslag, in de straatwand worden geweerd ten behoeve van het straatbeeld en de sociale veiligheid. Dergelijke functies die reeds aanwezig zijn, zijn toegestaan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP575BinnOos2012GV-gv01_0031.png"

Voorbeeld van garage / opslag in gevel

In het oude bestemmingsplan Binnenstad-Oost is een maximale korrelgrootte opgenomen. Deze werd gedefinieerd als 'de in de voorgevel van een gebouw gemeten pandbreedte dan wel de maat van de verticale geleding van de voorgevel van een gebouw'. Op de verbeelding werd een gemiddelde maat genomen, die voorkwam in een straatwand. In het voorliggend bestemmingsplan, en in het algemeen via bestemmingsplannen, wordt de korrelgrootte niet langer geregeld. De welstandsbeoordeling is een veel geschikter middel. De te beschermen waarden gaan verder dan alleen een gemiddelde pandbreedte, maar betreffen ook bijvoorbeeld de materialisering en de gevelindeling met ramen, deuren of anderszins. De aspecten van kleinschaligheid zijn bovendien vooral relevant in samenhang met de omgeving. Veel aspecten die het kleinschalig karakter waarborgen kunnen daarom wel door de welstandscommissie en niet door middel van een bestemmingsplan worden geregeld.

4.3 Wonen

Woningtypen, bevolking en huishoudtypen

Binnenstad-Oost is een populaire woonbuurt met veel stedelijke voorzieningen. Het aantal inwoners in deze buurt groeit sneller dan gemiddeld in de stad zonder dat er veel woningen bij zijn gekomen. Het aantal inwoners groeide van 2.450 in 2003 naar bijna 2.700 in 2010. De bevolking in deze buurt is zeer jong: bijna de helft van de bevolking in de Binnenstad-Oost is tussen de 20 en 29 jaar.

Buiten de drukke randen is het een besloten gebied met afwisseling in woonsferen. In de buurt bestaat de nodige variƫteit in het woningbestand. Driekwart van de woningen is gestapeld. Het betreft ongeveer evenveel boven-/beneden- als portiekwoningen. Een kwart van de woningen wordt gevormd door rijwoningen.

Van de woningvoorraad is ruim de helft in bezit van de woningcorporaties. Een kwart van woning- voorraad is in bezit van particuliere verhuurders.

Beleidskader

In de Structuurvisie Stad op Scherp (2009) zijn concepten uitgewerkt voor een vitale en levendige stad. De gemeente wil de groei van een compacte stad in het groen blijvend faciliteren. In februari 2010 is als uitwerking van de structuurvisie een nieuwe structuurvisie Wonen vastgesteld: 'Kwaliteit van Wonen'. Hierin zijn de volgende thema's benoemd:

  • ieder huishouden in de stad woont naar zijn eigen zin;
  • nieuwbouw moet gericht zijn op wat nog ontbreekt; nadruk op drie doelgroepen voor nieuwbouw: jongerenhuishoudens, gezinnen en ouderen. In Binnenstad-Oost zijn er geen nieuwe ontwikkelingen op het gebied van woningbouw.
  • er wordt gestreefd naar evenwichtige wijken met een eigen karakter.

Binnenstad-Oost kent al een intensieve bebouwing. Om de huidige woonkwaliteit te bewaren, dienen de aanwezige binnenterreinen zoveel mogelijk openbare ruimtes te blijven.

4.4 Bedrijvigheid En Voorzieningen

Wonen en Werken

Voor het gehele plangebied Binnenstad-Oost 2012 geldt dat wonen en werken hand in hand gaan. Ruimte om kleinschalige beroepen of bedrijfsmatige bezigheden aan huis uit te voeren (bij recht of via een afwijkingsbevoegdheid) zijn daarmee gewenst in het gehele plangebied. Zeker in de commerciƫle en historisch daarvoor aangemerkte zones moet er voldoende ruimte zijn om ambachten uit te kunnen oefenen. Deze bij Binnenstad-Oost passende situatie sluit aan op de landelijke trend meer beroepen aan huis uit te oefenen en meer kleinschalige bedrijvigheid aan huis te verbinden. Steeds meer burgers gaan immers over tot mengvormen van ZZP (Zelfstandige Zonder Personeel)-activiteiten en loondienst. Voorwaarde is dat de woonfunctie in stand blijft en de bedrijfsmatige bezigheden ondergeschikt zijn aan het wonen.

Binnenstad-Oost wordt gekenmerkt door functioneel sterk variƫrende karakteristieken per deelgebied. Onderstaand zullen de verschillende deelgebieden gekarakteriseerd worden.

De noorddriehoek (begrensd door Bloemstraat en W.A. Scholtenstraat)

De Bloemstraat was in het verleden een klassieke aanloopstraat naar de binnenstad. De straat had een sterk commercieel karakter, met voornamelijk winkels en enkele buurtoverstijgende bedrijven. Zoals ook bij een groot aantal aanloopstraten in Groningen en de rest van Nederland, is dit verleden in de huidige uitstraling niet meer terug te zien. Redenen zijn: een verandering in het winkelgedrag van consumenten (recreatief in de binnenstad, doelgericht in wijkwinkelcentra en op perifere locaties) en het verdwijnen van zelfstandige, vaak specialistische winkels. Het is niet aannemelijk dat deze trend omkeerbaar is, zoals ook de Structuurvisie Detailhandel 2011-2020 (2011) beschrijft. Daarmee is niet gezegd dat de Bloemstraat haar commerciƫle functie niet kan behouden, zij het op een geheel andere wijze. De potentie van de ontwikkelingen in het Ebbingekwartier (op het voormalig gasfabriekterrein) en de nabijheid van met name het uitbreidende UMCG maken dat de Bloemstraat op een alleszins interessante locatie ligt voor specifieke soorten bedrijvigheid. Te denken valt aan dienstverlenende bedrijvigheid georiƫnteerd op het UMCG en aan kunstgerelateerde bedrijvigheid gericht op het Ebbingekwartier. Daarmee is het gewenst de Bloemstraat neer te zetten als een gemengd binnen- stedelijk milieu, dat tevens interessant is voor startende ondernemingen vanwege de betaalbaarheid. De bedrijvigheid zal kleinschalig van karakter zijn, aansluitend bij de kleinschalige bebouwing in de straat. De bedrijvigheid kan met name dienstverlening, maar ook detailhandel en een enkel horecabedrijf in categorie 1 of 2 betreffen.

De W.A. Scholtenstraat zal een gematigd belangrijke verbinding worden tussen UMCG en binnenstad en daarmee in de toekomst aantrekkelijk kunnen worden voor horeca en dienstverlenende bedrijvig- heid.

De Turfsingel in dit deelgebied kent een mix van bedrijvigheid, horeca en detailhandel, passend bij de uitstraling en ligging van het gebied. Deze situatie hoeft niet te veranderen. Mogelijk zal, met de uitvoering van de Visie Diepenring, het gebied aantrekkelijker worden als verblijfsgebied, waarbij horeca een prominentere rol kan spelen.

De Oostersingel

Sinds de verplaatsing van de ingang van het UMCG kent de Oostersingel een significant lagere passantenstroom die zijn weerslag heeft op de bedrijvigheid in de straat. De bestaande mix van bedrijvigheid buiten de specifieke woongebieden aan de noordzijde hoeft niet te wijzigen; wel is het belangrijk om een zekere mate van flexibiliteit te hebben, met name door functies onderling uit te kunnen wisselen. Hierdoor kunnen zich voordoende marktkansen optimaal gesitueerd worden.

Turfsingel/Schuitendiep van schouwburg tot Damsterdiep

Deze zone bezit een kwalitatief hoogwaardige mix van cultuur en horeca, detailhandel, dienst- verlening en ambacht. Deze mix past bij het stedelijke karakter van het gebied. In de zone rond de Poelebrug is horeca het meest geconcentreerd. Deze clustering verdient in beperkte mate verdere versterking.

De Nieuwe Sint Jansstraat

De Nieuwe Sint Jansstraat is een verbindings- en bestemmingsstraat voor voornamelijk de scholieren van het Werkmancollege en werknemers en bezoekers van het UMCG. De aanwezige bedrijvigheid zal zich wellicht uitbreiden, afhankelijk van de marktvraag en toekomstige passantenstromen. Wanneer bedrijvigheid het beschikbare metrage niet in kan vullen, is een verschuiving richting een groter aandeel wonen mogelijk.

Het Schuitenschuiverskwartier inclusief Damsterdiep

De oplevering van de nieuwe parkeergarage Damsterdiep brengt grote kansen met zich mee voor het gebied. Met een bronpunt (parkeergarage aan de rand van de binnenstad) op deze locatie en forse vernieuwingen rond de Grote Markt, zal met name de Nieuweweg sterk op kunnen bloeien als aanloopstraat vanaf de parkeergarage naar het centrum. Grotere passantenaantallen zullen hun weerslag vinden in een verbeterde invulling van het commercieel vastgoed met detailhandel, persoonlijke en zakelijke dienstverlening en horeca.

Het Damsterdiep/ Damsterplein, gevormd door de nieuwe kantoorlocatie van Nijestee en de noord- en zuidwand van het Damsterdiep, kan worden ingevuld met een mix van dienstverlening, kleine kantoren, detailhandel en horeca. Naar verwachting zal het zwaartepunt op/aan het plein in de toekomst meer op dienstverlening en kantoren komen te liggen dan op detailhandel, maar flexibiliteit is gewenst. Extra horecamogelijkheden nabij de Steentilbrug en aan Damsterdiep-zuidzijde zijn wenselijk, ook met het oog op een aantrekkelijke looproute van en naar het Sontweggebied.

Het gebied, ingesloten tussen en grenzend aan de commerciƫle strips, kent voornamelijk een woonbestemming, met op enkele plekken zakelijke activiteiten en horeca. Laatstgenoemde functies zijn positief, omdat de bezoeker hierdoor naar deze charmante zone getrokken wordt. Zij blijven daarom in de toekomst mogelijk.

De Oosterkade

De Oosterkade zal een belangrijke functie gaan krijgen als verbindings- en verblijfsgebied tussen het Sontweggebied en de binnenstad. Een mengmilieu van wonen, nautische activiteit, detailhandel, horeca, dienstverlening en leisure karakteriseert het gebruik van het gebied. De relatie met het water kan in deze zone nog verder versterkt worden door de aanleg van meer terrasruimte.

4.5 Verkeer

Verschillende gemeentelijke beleidsnota's gaan uit van een nauwe samenhang tussen het ruimtelijke beleid en het verkeers- en vervoersbeleid. Dit tegen de achtergrond van het verbeteren van de bereikbaarheid en leefbaarheid van de stad. Het verkeers- en vervoersbeleid is vooral gericht op stimulering van het gebruik van het openbaar vervoer en langzaam verkeer. Dit impliceert een efficiƫnter gebruik van de bestaande verkeersruimte en een duidelijke verkeersstructuur. De doorstromingscapaciteit op het stedelijke hoofdwegennet en bundeling van verkeersstromen is daarbij van belang. In de tussenliggende gebieden is een zo aangenaam en veilig woon- en leefklimaat het doel.

In het kader van het landelijke concept 'Duurzaam Veilig' zijn in de gemeentelijke nota 'Kalm aan en rap een beetje' alle wegen in de gemeente Groningen onderverdeeld in een drietal categorieƫn, te weten stroomwegen (ringwegen), gebiedsontsluitingswegen (50 km/u) waar stromen centraal staat en erftoegangswegen (30 km/u) waar verblijven centraal staat.

Auto

Het gebied kent een duidelijke begrenzing door de Bloemstraat in het noorden, de Turfsingel en het Schuitendiep in het westen, de Oostersingel in het oosten en de Oosterkadein het zuiden. In het zuidoosten wordt de begrenzing gevormd door de Europaweg/Petrus Campersingel en de Oostersingeldwarsstraat. Met uitzondering van de Bloemstraat, de Oosterkade en de Oostersingeldwarsstraat zijn al deze wegen gecategoriseerd als gebiedsontsluitingsweg.Ook de W.A. Scholtenstraat is gecategoriseerd als gebiedsontsluitingsweg. Deze wegen hebben niet alleen een ontsluitingsfunctie voor de wijk, maar vervullen ook een ontsluitingsfunctie voor het interwijkverkeer in een groter deel van de stad. Daarbij hebben de Petrus Campersingel/ Europaweg en ook de Oostersingel een belangrijke functie voor de ontsluiting van het UMCG. Het Damsterdiep is belangrijk voor de ontsluiting van de binnenstad.

Alle overige wegen binnen het gebied zijn gecategoriseerd als erftoegangswegen (woonstraten), waar verblijven centraal staat en een maximumsnelheid van 30 km/u geldt. Met uitzondering van de Bloemstraat is deze snelheid op alle wegen al van toepassing. Overgangen van een gebiedsontsluitingsweg naar een erftoegangsweg zijn zo vormgegeven, dat de weggebruiker wordt gewezen op het veranderde snelheidsregiem en het te verwachten verkeersgedrag. De aansluitingen zijn vormgegeven met een voorrangskruispunt in combinatie met een 30 km/u-aanduiding of een zogenaamde inritconstructie.

Een groot deel van de wegen binnen het plangebied kent een ƩƩnrichtingsregime.

Het verleggen van de Antonius Deusinglaan zal een effect hebben op de verkeersstromen en -intensiteiten in het gebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP575BinnOos2012GV-gv01_0032.png"

Structuren auto-ontsluiting

Fiets

In de beleidsnota 'Fietsverkeer 2000' wordt de fietsstructuur in de stad Groningen onderverdeeld in een hoofdfietsstructuur en een secundaire fietsstructuur. In het plangebied behoren het Damsterdiep, de Oosterkade en de W.A. Scholtenstraat tot de hoofdfietsstructuur. Op de W.A. Scholtenstraat maakt het fietsverkeer gebruik van fietsstroken aan beide zijden van de weg.

De Bloemstraat, de Oostersingel, de Turfsingel, het Schuitendiep, de Nieuweweg en de Nieuwe Sint Jansstraat behoren tot de secundaire fietsstructuur binnen het plangebied. Fietsverkeer maakt hier gebruik van dezelfde wegenstructuur als gemotoriseerd verkeer en heeft niet de beschikking over een aparte fietsstructuur.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP575BinnOos2012GV-gv01_0033.png"

Structuren fietsontsluiting

Parkeren

In de gehele wijk Binnenstad-Oost geldt het betaald-parkeren-regiem. Binnenstad-Oost behoort volgens het parkeerbeleid van de gemeente Groningen tot de schilwijken. Dit houdt in dat bewoners parkeren met een parkeervergunning.

Ondanks het betaald parkeren is de parkeerdruk in de gehele wijk zeer hoog en benadert deze veelal de maximale capaciteit. Bijna in het gehele gebied wordt in de openbare ruimte geparkeerd, waarbij in de meeste straten parkeervakken zijn aangebracht.

Ten behoeve van bezoekers aan de binnenstad van Groningen is in het gebied de parkeergarage Damsterdiep gerealiseerd. Ten noorden van het gebied is de parkeergarage Boterdiep gerealiseerd. Deze parkeergarage is ook bestemd voor bewoners en medewerkers van het UMCG en de RUG.

Bij nieuwbouwplannen dient rekening te worden gehouden met voldoende parkeerruimte voor zowel de auto als de fiets. Het aantal parkeerplaatsen wordt bepaald door de geldende gemeentelijke parkeernormen. De kosten van de parkeerplaatsen zijn voor rekening van de ontwikkelaar.

Openbaar vervoer

De buslijnen die door het gebied voeren, verbinden het UMCG/ het Hanzeplein met een groot deel van de stad Groningen richting het centrum en het NS-station Groningen. Daarnaast rijdt op zaterdag een tweetal nachtbussen door het plangebied.

4.6 Openbare Ruimte

4.6.1 Groenstructuur

De openbare ruimte in het plangebied is in de meeste gevallen verhard ten behoeve van de verkeers- functie. Groen is grotendeels afwezig in binnenstedelijke gebieden, zoals ook in Binnenstad-Oost. Het bebouwingspatroon kent een hoge dichtheid. Binnen het plangebied is een aantal openbare ruimten van betekenis. Dit zijn de Oosterkade, het Damsterdiep en het gebied rondom de schouwburg.

Binnenterreinen van bouwblokken kennen hier en daar nog open groene ruimten. Deze gebieden zijn vaak in particulier eigendom. Het is van belang dat deze binnenterreinen zo veel mogelijk open blijven. Daarom worden hier beperkte bouwmogelijkheden geboden. Binnen de woongebieden aan de Agricolastraat, het Poortersplein en de Kruitlaan komen grotere groene gebieden voor. Deze zijn specifiek als groen bestemd (zie ook navolgende kaart). Het is mogelijk om via de Achterom door het groen heen te wandelen naar de Nieuwe Sint Jansstraat. Mogelijk wordt deze wandelroute in de toekomst versterkt. In het bestemmingsplan wordt vooralsnog ingestoken op bescherming van het spaarzaam aanwezige groen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP575BinnOos2012GV-gv01_0034.jpg"

Open groene ruimten

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP575BinnOos2012GV-gv01_0035.png"

Groen aan het Poortersplein

Speelterreinen

In 2010 heeft het college van B&W een speelruimtenorm van 3% voor alle bestemmingsplannen vastgesteld. Dat betekent dat 3% van het 'voor wonen bestemde gebied' gereserveerd moet worden voor speelruimte. Binnen het plangebied komen speelterreinen voor in de aanwezige groenstructuren. Deze liggen in de woongebieden. Door speelvoorzieningen expliciet toe te staan binnen de bestem- ming Groen (zij vallen binnen de bestemmingsomschrijving onder 'recreatieve voorzieningen') wordt voldaan aan bovengenoemde norm.

Groenstructuurplan

In de groenstructuurvisie Groene Pepers, vastgesteld in 2009, is op de groenstructuurkaart onderscheid gemaakt tussen de basisgroenstructuur en de nevengroenstructuur. Gestreefd wordt naar versterking van de functionele kwaliteit en complementering van de basisgroenstructuur. Binnen het plangebied behoren de Diepenring, de Oosterkade en het Damsterdiep tot de basisgroenstructuur.

Boomstructuurplan

In het Boomstructuurplan, vastgesteld in 2002, is de huidige situatie weergegeven en daarnaast de gewenste situatie met betrekking tot de boomstructuren in het plangebied. Er wordt onderscheid gemaakt tussen een hoofd- en nevenstructuur. Daarnaast wordt onderscheid gemaakt in de gewenste grootte van de bomen.

De boomstructuur die valt onder het basisgroen (Diepenring, Oosterkade en Damsterdiep) behoort tot de hoofdstructuur. Boomstructuren in onder andere de Agricolastraat, de Tuinstraat en rond de schouwburg behoren, net als de Oostersingel, Bloemstraat en Vlasstraat tot de nevenstructuur van het gebied.

4.6.2 Waterstructuur

Binnen het plangebied komt in het geheel geen oppervlaktewater voor. Het plangebied wordt wel aan twee kanten omsloten door water. Dit is van grote betekenis voor het gebied. Het betreft hier het water van de Oosterhaven en de Diepenring.

De Oosterhaven is de verbinding tussen het Winschoterdiep, het Eemskanaal en de Diepenring. Van oudsher is de Oosterhaven een belangrijk kruispunt van waterwegen (zie ook hoofdstuk 2). Anno nu heeft het water vooral een recreatief karakter. In de Oosterhaven is een jachthaven gevestigd. Met name zomers wordt deze intensief gebruikt. De Oosterkade vormt zo een belangrijke toeristische entree naar de binnenstad.

De Diepenring, eerder al genoemd als het visitekaartje van de binnenstad, is een waterstructuur van grote cultuurhistorische en stedenbouwkundige betekenis voor de binnenstad en de oostelijke binnenstad. Diverse ruimtelijke visies gaan over het beter benutten van het water en de aanliggende kades. In het water van de Diepenring zijn veel woonschepen gelegen.

Beide waterstructuren vallen niet binnen het plangebied. Om die reden wordt hierop niet verder ingegaan.

Hoofdstuk 5 Randvoorwaarden

Dit hoofdstuk gaat in op de wijze waarop bij het maken van het bestemmingsplan / het planvormingstraject rekening is gehouden met de omgeving. Aan de hand van de verschillende omgevingsaspecten is aangegeven hoe de in het plangebied voorkomende functies op elkaar zijn afgestemd om overlast en ongewenste effecten op de omgeving te voorkomen.

5.1 Duurzaamheid, Energie En Leefomgevingskwaliteit

De gemeente Groningen heeft de ambitie uitgesproken om van Groningen de duurzaamste stad van Nederland te maken. Hiervoor heeft het college in 2007 een duurzaamheidvisie opgesteld en vastgesteld. De uitwerking van deze visie heeft het college verwoord in de documenten: het 'Beleidskader duurzaamstestad.groningen.nl' en de 'Routekaart Groningen Energieneutraal+ 2025'.

In het beleidskader duurzaamstestad.groningen.nl is beschreven hoe de stedelijke ontwikkeling en de leefomgevingkwaliteit duurzaam ontwikkeld kunnen worden en hoe de stad klaar gemaakt wordt voor de effecten van klimaatverandering.

In de 'Routekaart Groningen energieneutraal+ 2025' is beschreven hoe, met wie, waarmee en wanneer deze ambitie gerealiseerd kan worden. De ambitie 'Groningen energieneutraal' krijgt inhoud door het gelijk te trekken met 'CO2-neutraal' met een extra plus op energie besparen. Binnen de Routekaart is een nieuw denkpatroon geĆÆntroduceerd: de Groningse energieladder. De energieladder is hĆØt gereedschap bij het afwegen van keuzes, bij het nemen van beslissingen, bij het sturen op processen en bij het concreet uitvoeren van acties en maatregelen.

Vanuit de ambitie de duurzaamste stad te worden ligt de focus op twee thema's: energie en de kwaliteit van de leefomgeving. In de onderstaande paragrafen is beschreven hoe deze thema's in het kader van dit bestemmingplan worden ingevuld.

Energie

Binnen elk nieuwbouw- of renovatieplan moet de Groningse energieladder meegenomen worden. Er dient bijvoorbeeld, naast aandacht voor een optimale isolatie en voor besparingen op het gebied van elektra, ook aandacht te zijn voor andere mogelijkheden in de buurt, zoals bijvoorbeeld restwarmte van nabijgelegen bedrijven, kantoren en/of scholen.

Kwaliteit van de leefomgeving

In dit bestemmingsplan komt de duurzame leefomgeving tot uitdrukking in de manier hoe wordt omgegaan met ecologie, groen, water en onder meer de milieuaspecten geluid, lucht, veiligheid en bodem (zie ook paragraaf 5.5). In algemene zin kunnen we concluderen dat duurzaamheid al een goede verankering in dit bestemmingsplan heeft gekregen.

Overige (duurzaamheids)aspecten

Op het gebied van materiaalgebruik wordt ernaar gestreefd om materialen te gebruiken die gerecycled kunnen worden of herwinbaar zijn. Hiertoe dienen materialen tevens zodanig te worden toegepast dat deze na sloop eenvoudig kunnen worden gescheiden en geschikt voor hergebruik zijn. Bij het gebruik van materialen dient uitloging naar de bodem, het grondwater en het oppervlaktewater zoveel mogelijk te worden voorkomen.

Conclusie

Dit bestemmingsplan maakt geen (grootschalige) ontwikkelingen mogelijk. Dit maakt dat een concrete vertaling van het hierboven weergegeven beleid pas aan de orde is bij ver- of nieuwbouwplannen, passend binnen het regime van dit bestemmingsplan. Hierbij is het stimuleren van het toepassen van de duurzaamheidsprincipes het uitgangspunt, ook bij particuliere initiatieven.

5.2 Archeologie

Het gehele plangebied maakt deel uit van een gebiedvan hoge waarde (AMK-terrein). Het gehele gebied (behoudens het al opgegraven Damsterdiep) krijgt daarom een archeologische dubbelbestemming, waarde 1. Dit houdt in dat werkzaamheden die het bodemarchief roeren omgevingsvergunningsplichtig zijn, wanneer zij groter dan 50 vierkante meter zijn en dieper dan 30 cm reiken.

5.3 Ecologie

Ecologische groenstructuur

Dit oudere stadsdeel wordt gekenmerkt door een hoge mate van verstening. De oppervlakte met groen is zeer beperkt en bestaat uit relatief kleine 'binnengroentjes', achtertuinen en boomstructuren langs wegen. Alleen het groen langs de Petrus Campersingel behoort tot de door de raad vastgestelde Stedelijke Ecologische Structuur.

Groen

Ecologisch gezien zijn het dus de 'binnengroentjes' en randen van dit plan die bijdragen aan het stedelijke groene weefsel. Het gaat dan onder meer om het groen van het Bleekveld, de oostzijde van de Agricolastraat en het Poortersplein. Deze hebben in het groenstructuurplan de status nevengroen. De boomstructuren en kades langs de Diepenring, de Oosterkade, de Oostersingel en bij de Petrus Campersingel zijn opgenomen in het groenstructuurplan met de status 'basisgroen'. Hier zijn verschillende, waaronder monumentale, boomsoorten, struiken en nectarplanten. In al deze groen- elementen leven (deel)populaties van onder andere verschillende en beschermde vleermuissoorten, egels, muizen, vlinders en vogelsoorten.

Hetzelfde geldt, zij het in mindere mate, voor de zeer vormenrijke natuur van de stoeptegel- of geveltuintjes in dit stadsdeel. Stoeptegeltuintjes en gevelbegroeiingen leveren voedsel voor vogels, bijen en vlinders, beschutting en nestgelegenheid.

De kades langs de Diepenring herbergen op vele plaatsen kenmerkende en soms beschermde muur- planten. Het gaat dan om Muurvaren, Muurpeper, Steenbreekvaren, Eikvaren, Tongvaren, Muursla, Zwartsteel en Muurleeuwebek.

Indien vleermuisverblijfplaatsen of vliegroutes aanwezig zijn, zijn deze locaties of trekroutes beschermd.

Waterstructuur

Het watermilieu van de Diepenring zorgt, ondanks de stedelijke setting, voor natuurwaarden op het gebied van vleermuizen, vissen en watervogels. Het gaat dan met name om de functie van foerageer- of rustgebied. Verschillende vleermuissoorten gebruiken de waterstructuren eveneens als trekroute. Deze trekroutes zijn wettelijk beschermd. Behoud en versterking van deze zones is van groot belang. De Diepenring heeft de functie van boezemwater. Natuurwaarden zijn daardoor beperkt, zeker door het ontbreken van natuurlijke oevers. Toch kunnen we hier soorten als fuut, waterhoen, blauwe reiger, aalscholver en soms een ijsvogel tegenkomen.

Gewenste ontwikkeling

Genetische uitwisseling en klimaatopwarming vragen om duurzame, goed functionerende groen- gebieden en ecologische verbindingen tussen groengebieden.

Bij ontbrekende verbindingszones of grotere groengebieden zijn kleinere groengebieden als stepping- stones of groene enclave, zoals in Binnenstad-Oost, van belang, evenals de boomstructuren langs wegen en kades. Door hun oppervlakte en soortenvariatie hebben de 'binnengroentjes' namelijk een belangrijke ecologische waarde. Bij wijkvernieuwing of renovatie moet er daarom nadrukkelijk naar worden gestreefd om deze kwaliteiten te behouden, te integreren en zo mogelijk te verbinden.

De muurplanten in de kades dienen ook zoveel mogelijk als bijzondere stadsnatuur behouden te worden. Alle boomstructuren in het gebied zijn waardevol voor vogels en vleermuizen als nestplaats, voedselvoorziening en trekroute. Inrichting en beheer van alle groengebieden moeten afgestemd zijn op het 'Doelsoortenbeleid Stedelijk gebied'.

Overige aandachtspunten

De bouwwijze van huizen in dit stadsdeel kenmerkt zich veelal nog door een traditionele dakopbouw met dakpannen. In beschikbare holten leven waardevolle stadsdieren als gierzwaluwen, huismussen, roodstaarten en verschillende vleermuissoorten. Binnen het plangebied zijn enkele kolonieplaatsen van gierzwaluwen vastgesteld, onder andere in de Bloemstraat, de Nieuwe Sint Jansstraat, de Oostersingel en de Agricolastraat. De aantallen van bovengenoemde soorten nemen stadsbreed af. De nog resterende mussenpopulaties in dit stadsdeel komen overeen met de locaties van de binnengroentjes. Al deze nestplaatsen zijn beschermd en moeten vóór sloop of renovatie gecompenseerd worden.
Bij renovatie en nieuwbouwplannen is het überhaupt noodzakelijk voorzieningen voor deze soorten als randvoorwaarde op te nemen. Bij nieuwbouw moet tevens nadrukkelijk ingezet worden op het realiseren van dakvegetatie, zoals bij het Werkmancollege in 2010 is gebeurd. Deze vegetatie draagt in een intense stad in hoge mate bij aan de verhoging van de kwaliteit van de leefomgeving en de duurzaamheid.

Wet- en regelgeving

Door middel van quickscans en zonodig nader onderzoek dienen de ruimtelijke ontwikkelingen getoetst te worden aan de Flora- en Faunawet en het stedelijke ecologisch beleid.

De afstand tot de Ecologische Hoofdstructuur, c.q. de Koningslaagte, bedraagt ruim 2 kilometer. De afstand tot het Leekstermeergebied bedraagt ruim 5 kilometer. Gezien het conserverend karakter van het voorliggend plan, de afstand tot de betreffende gebieden en de afscherming door bestaande bebouwing is er geen sprake van invloed ten gevolge van dit plan op beide gebieden.

5.4 Water

Gemeentelijk waterbeleid

Het waterbeleid voor Groningen is vastgelegd in 'Waterwerk' het Groninger water- en rioleringsplan 2009-2013. Daarnaast wordt gewerkt volgens de stedelijke wateropgave van het waterschap Noorderzijlvest en van het waterschap Hunze en Aa's. In het hierna opgenomen schema is het beleidskader weergegeven.

De centrale ambitie van de gemeente Groningen is het streven naar een duurzaam stedelijk waterbeheer. Doelen daarbij zijn onder meer:

  • het inspelen op klimaatveranderingen;
  • het voorkomen en beperken van wateroverlast;
  • het inrichten en beheren van het water op een wijze die aansluit bij natuurlijke processen;
  • het verhogen van de natuurwaarde van water en oevers;
  • het bevorderen van recreatief medegebruik van water en oevers;
  • het verbeteren van de leefomgevingkwaliteit in de wijken;
  • het zuiniger omspringen met drinkwater en grondwater;
  • het vergroten van het maatschappelijke draagvlak voor duurzaam waterbeheer.

Duurzaam stedelijk waterbeheer moet dus leiden tot een natuurlijker functionerend watersysteem. Dit kan worden gerealiseerd door een scala van maatregelen, zoals waterbesparing, het voorkomen en zonodig terugdringen van verontreinigingen en het natuurlijker inrichten van waterlopen en vijvers.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP575BinnOos2012GV-gv01_0036.png"

Beleidskader

De natuurlijke relatie van water met zijn omgeving ligt in steeds sterkere mate (mede) ten grondslag aan de ruimtelijke ontwikkeling. Het water als medeordenend principe. Water legt verbindingen tussen bodem, natuurlijke ontwikkeling en de gesteldheid en beleving van de woon- en werkomgeving.
Bij de planvorming wordt in een vroegtijdig stadium overleg met waterbeheerders gezocht (Watertoets). In het kader van de watertoets zal nadere uitwerking van de principes van afwatering en ontwatering in relatie tot de waterkwaliteit en de waterkwantiteit plaats moeten vinden in overleg met de waterbeheerder. De locatie valt binnen het beheergebied van waterschap Noorderzijlvest. Het waterschap vervult een adviserende en toetsende rol.

Openbare ruimte

Waterstructuur huidige situatie

Binnen het plangebied komt geen oppervlaktewater voor. Wel wordt het gebied aan twee zijden omsloten door watergangen, het betreft hier de Oosterhaven aan de zuidzijde van het plangebied en de Diepenring aan de westzijde.

Deze waterlichamen vallen binnen het plangebied van een ander bestemmingsplan en zijn daarom hier niet nader beschreven.

Waterberging

De oppervlakte van de waterpartijen buiten het bestemmingsplan is voldoende om het neerslag- overschot dat tijdens het klimaatscenario optreedt te bergen. De maximale waterstandstijging ligt tussen de 125 en 145 cm. Voor dit gebied voldoet deze situatie; slechts enkele laag gelegen delen lopen enig risico op overlast.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP575BinnOos2012GV-gv01_0037.png"

Stedelijke wateropgave Binnenstad-Oost

Randvoorwaarden/ omgevingsaspecten

Water en riolering bij in- en uitbreidingen

Bij eventuele ontwikkelingen in het gebied moet rekening gehouden worden met de gevolgen van een toename van verhard en bebouwd oppervlak. Door deze verdere verstedelijking komt regenwater sneller tot afstroming. Voor het bestaande watersysteem betekent deze toename een extra belasting; er moet dan meer water worden geborgen. Hiervoor wordt door de waterschappen een compensatie in de vorm van oppervlaktewater vereist. Als vuistregel wordt een compensatie van 10% van de toename van het verhard en / of bebouwd oppervlak in de vorm van oppervlaktewater geƫist.

Een ander nadeel van verstedelijking is, dat geen regenwater in de bodem verdwijnt. Door de hiermee gepaard gaande grondwaterstandsdaling kan verdroging van de ondergrond optreden. Dit is voor met name de bomen en het overige groen nadelig. Door de toepassing van bijvoorbeeld infiltratie- voorzieningen en waterdoorlatende bestrating wordt water geĆÆnfiltreerd. Door toepassing van deze systemen kan ook water geborgen worden. De plaatselijke grondslag moet duidelijk maken of deze toepassingen gebruikt kunnen worden.

Bij nieuwe plannen moet duidelijk worden hoe de compensatie van de toename van verhard oppervlak gerealiseerd wordt.

Bodem

De drooglegging is de afstand van het oppervlaktewaterpeil tot aan de bovenzijde van het maaiveld. De ontwateringsdiepte is de afstand van de grondwaterstand tot aan het maaiveld. Het verschil tussen de drooglegging en de ontwateringsdiepte wordt veroorzaakt door de opbolling van het grondwater tussen de watergangen. De ontwateringsdiepte moet bij wegen en bomen minimaal 1.00 m zijn en bij gebouwen moet dit minimaal 0,20 m zijn beneden de afdekking van de bodem van de kruipruimte. Bij kruipruimteloos bouwen moet deze afstand minimaal 0.20 m beneden de fundering zijn. Op dit moment zijn onvoldoende gegevens beschikbaar om een uitspraak te doen over de ontwateringsdiepte.

De drooglegging bij winterpeil ten opzichte van het laagste relevante maaiveld bedraagt in het gebied: 1,83 m (bron stedelijke wateropgave Groningen). De drooglegging in het gebied is goed.

Riolering

In Binnenstad-Oost ligt een gemengd stelsel. Het afvalwater van Binnenstad-Zuid en het stadscentrum stroomt middels een duiker onder de Diepenring af naar Binnenstad-Oost. Het gemengde stelsel van Binnenstad-Oost staat in open verbinding met de gebieden Binnenstad-Noord (ten noorden van het plangebied) en Gorechtbuurt (ten oosten van het plangebied).

Bouwmaterialen

Bij de bouw van gebouwen mogen geen materialen gebruikt worden die milieuverontreinigend zijn, zoals lood, zink en koper. Ook bepaalde bitumen en behandeld hout logen milieugevaarlijke stoffen uit, welke via het regenwater in het oppervlaktewater terecht kunnen komen.

Het toepassen van vegetatiedaken is een prima middel om regenwater vast te houden en vertraagd af te voeren. De vegetatie neemt vocht op, bergt water en gebruikt op die manier water. Tevens verdampt het water door zon en wind. Bij hevige neerslag zal het water minder snel tot afstroming komen. Ook dit kan een bijdrage leveren in de compensatie van de toename van het verhard en bebouwd oppervlak. Daarnaast isoleren de groene daken in de zomer. Door het verdampingsproces in de grondlaag wordt voorkomen dat het dak te veel opwarmt. Op deze wijze kan bespaard worden op energieslurpende voorzieningen zoals airco's e.d.

5.5 Milieu

De volgende paragrafen gaan in op de milieuaspecten die relevant zijn voor dit conserverend bestemmingsplan. Achtereenvolgens wordt ingegaan op bedrijven, geluid, luchtkwaliteit, externe veiligheid en bodem.

5.5.1 Bedrijven

Bedrijven kunnen hinder (geur, stof of geluid) of gevaar veroorzaken en daardoor de kwaliteit van de leefomgeving beĆÆnvloeden. Dit moet zoveel mogelijk worden voorkomen, vooral bij woongebieden of gevoelige bestemmingen. Wel is het zaak, dat bedrijven zich kunnen ontwikkelen en eventueel uitbreiden.

In de woonwijk zijn bedrijven toegestaan in de categorieƫn 1 en 2 conform de beschrijving van de VNG in 'Bedrijven en milieuzonering'. Dergelijke bedrijven passen binnen een woonomgeving. Binnen het plangebied bevinden zich echter enkele bedrijven van een hogere categorie dan 2: aan Schuitendiep 82 en 88-2 en aan de Oudeweg 10. Deze bedrijven bevinden zich van oudsher in deze woonwijk, veroorzaken geen overlast voor de omgeving en zijn vergelijkbaar met categorie-2. Zij worden beschermd onder het overgangsrecht. De voorschriften van dit bestemmingsplan staan geen nieuwe bedrijven toe die vanwege de aard van de bedrijvigheid een risicocontour hebben die buiten het eigen terrein is gelegen.

De Wet ruimtelijke ordening schrijft de zorg voor een goede ruimtelijke ordening voor. Bedrijfsmatige activiteiten kunnen invloed hebben op de leefomgeving. Het aanhouden van een bepaalde afstand tussen een bedrijfsmatige activiteit en een woonbestemming is een middel om overmatige hinder te voorkomen. De VNG-uitgave 'Bedrijven en milieuzonering' geeft hiervoor een handreiking. De Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en de Wet Milieubeheer stellen regels aan de milieugevolgen, die ontstaan als gevolg van bedrijfsmatige activiteiten. Het gaat daarbij om regels ten aanzien van het voorkomen of beperken van bijvoorbeeld geluidhinder, bodem- verontreiniging en risicovolle situaties. In artikel 2.1 Wabo is aangegeven dat het verboden is een inrichting op te richten zonder daarbij in het bezit te zijn van een oprichtingsvergunning. Dit verbod is niet van toepassing, indien de inrichting in het activiteitenbesluit (Barim) genoemd is als een type A- of B-inrichting. Indien het een type A-inrichting is, dan is vestiging zonder melding mogelijk; als het een B-inrichting is dan is het doen van een melding verplicht.

5.5.2 Geluid

Geluid is ƩƩn van de factoren met een mogelijke invloed op de beleving van de leefomgevings- kwaliteit. Daarom moet er bij nieuwe ruimtelijke of verkeersontwikkelingen akoestisch onderzoek plaatsvinden om de geluidsituatie in beeld te brengen. Hierbij moet de geluidbelasting op de gevel van geluidgevoelige bestemmingen worden getoetst aan de wettelijke geluidnormen. Hierbij worden drie bronnen van geluidhinder onderscheiden: wegverkeerslawaai, industrielawaai en spoorweglawaai. Voor de bestaande situatie in dit plangebied zijn de eerste twee bronnen van geluidhinder relevant.

Wegverkeerslawaai

In en langs het plangebied liggen 50-kilometerwegen, zoals de Petrus Campersingel, de Oostersingel, het Damsterdiep en het Schuitendiep. Alle 50-kilometerwegen vallen onder de werkingssfeer van de Wet geluidhinder. De geluidbelasting vanwege deze wegen op nabijgelegen woningen of andere geluidgevoelige bestemmingen kan op een aantal drukke punten hoger zijn dan de voorkeurs- grenswaarde van 48 dB uit de Wet geluidhinder. Deze wet heeft geen gevolgen voor de bestaande situatie. Echter voor de hoek Damsterdiep-Nieuwe Weg is een hogere-waarde-procedure gevoerd, evenals voor de onderwijsfunctie van het nieuwe gebouw aan het Damsterplein. De meeste overige wegen in het bestemmingsplan zijn 30-kilometerwegen en niet zoneplichtig in het kader van de Wet geluidhinder. Een maatregel om het wegverkeerslawaai te beperken, is het toepassen van stil asfalt. Waar nodig en (technisch) mogelijk, kan een wegdek bij groot onderhoud worden vervangen door stil asfalt.

Industrielawaai

De geluidszone van Industrieterrein Groningen Zuidoost loopt gedeeltelijk over het plangebied van Binnenstad-Oost. Na berekening van de huidige 50 dB(A)-contour van Industrieterrein Groningen Zuidoost blijkt, dat de geluidszone teruggelegd kan worden, omdat de etmaalwaarde van de geluidbelasting minder dan 50 dB(A) bedraagt (zie bijlage bij deze toelichting). In dit bestemmingsplan is de geluidszone van industrieterrein Groningen Zuidoost teruggelegd tot op de grens van het plangebied.

5.5.3 Luchtkwaliteit

Hierna wordt kortheidshalve gesproken van de 'Wet luchtkwaliteit', die op 15 november 2007 in werking is getreden. Formeel gaat het hier echter om de Wet van 11 oktober 2007 tot wijziging van de Wet milieubeheer (luchtkwaliteitseisen).

De Wet luchtkwaliteit geeft het kwaliteitsniveau aan waaraan de buitenlucht moet voldoen om ongewenste effecten van luchtverontreiniging op de gezondheid van mensen te voorkomen. In deze wet zijn luchtkwaliteitsnormen vastgelegd voor onder meer: stikstofdioxide (NO2), fijn stof (PM10), koolmonoxide (CO), benzeen (C6H6), zwaveldioxide (SO2), lood (Pb) en benzo(a)pyreen. Hiervan zijn NO2 en PM10 het meest relevant, omdat in Nederland alleen voor deze twee stoffen regelmatig en/of op ruime schaal normoverschrijdingen voorkomen.

De voornaamste bron van luchtverontreiniging in Groningen is het wegverkeer. De bijdrage van het lokale verkeer aan de luchtverontreiniging wordt berekend met behulp van een wettelijk voorgeschreven model. Dit model is mede gebaseerd op gegevens van het Landelijk Meetnet Luchtkwaliteit. Zo worden in het model ook de zogenoemde achtergrondconcentraties verdisconteerd (dat wil zeggen: de luchtverontreiniging van bijvoorbeeld bedrijven, huishoudens en verder gelegen bronnen). Voor het voorliggend bestemmingsplan is nagegaan wat de concentraties zijn van de luchtverontreinigende stoffen en of er luchtkwaliteitsnormen worden overschreden. Hierbij is gekeken naar de jaren 2009 en 2019. De concentraties zijn berekend voor de vier meest drukke wegen in het plangebied, te weten: het Damsterdiep, de Oostersingel, de Turfsingel en de W.A. Scholtenstraat.

Als input voor de berekeningen zijn verkeerscijfers gebruikt uit het verkeersmodel Regio Groningen - Assen (RGA), versie 1.2. Uit de berekening blijkt dat de situatie voldoet aan de luchtkwaliteits- normen. Dat betekent dat er vanwege de luchtkwaliteit geen belemmeringen zijn voor de vaststelling van dit bestemmingsplan.

De normen en de (berekende) luchtkwaliteit worden weergegeven in bijlage 2 bij deze plantoelichting.

5.5.4 Externe Veiligheid

Externe veiligheid gaat over overlijdensrisico's die mensen lopen vanwege productie, gebruik, opslag en vervoer van gevaarlijke stoffen over weg, spoor, vaarwegen en via buisleidingen. Gevaarlijke stoffen zijn bijvoorbeeld: vuurwerk, lpg, chloor, ammoniak en munitie. De term 'externe' veiligheid wordt gehanteerd, omdat het overlijdensrisico van derden centraal staat. Het gaat om mensen die zelf niet deelnemen aan de activiteit die het overlijdensrisico met zich meebrengt.

De minister van I&M is verantwoordelijk voor de coƶrdinatie van het externe veiligheidsbeleid voor gevaarlijke stoffen. Het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (BEVI, VROM, 2004, laatst gewijzigd 2009) bevat veiligheidsnormen voor bedrijven. Het beleid voor gevaarlijk transport staat in de nota 'Vervoer gevaarlijke stoffen', opgesteld door het ministerie van Verkeer en Waterstaat (2005) in nauwe samenwerking met VROM. Voor aardgastransportleidingen geldt het Besluit Externe Veiligheid Buisleidingen (1-1-2011). Onlangs is het Besluit Transportroutes Externe Veiligheid (BTEV) vastgesteld. Het BTEV is vergelijkbaar met het BEVI en bevat risiconormen voor transportroutes.

De genoemde kaders verplichten gemeenten om bij het opstellen van ruimtelijke plannen veiligheidsafstanden toe te passen en het externe veiligheidsrisico zo laag mogelijk te houden. Veiligheidsrisico's worden uitgedrukt in het plaatsgebonden risico en in het groepsrisico. Het plaatsgebonden risico vormt het basisbeschermingsniveau voor individuele burgers, het groepsrisico is een maat voor de maatschappelijke ontwrichting bij een ramp. Bij negatieve veranderingen van het groepsrisico moet de gemeente een verantwoording van het groepsrisico afleggen.

De gemeente Groningen heeft voor het bestemmingsplan een risico-inventarisatie uitgevoerd. Deze inventarisatie is als bijlage 3 bij deze plantoelichting gevoegd. Uit de inventarisatie blijkt dat er binnen het plangebied geen risicobronnen aanwezig zijn. Wel is er een aantal risicobronnen in de omgeving van het plangebied: het UMCG (een gasflessendepot) en de spoorlijn Groningen-Sauwerd.

Uit nader onderzoek is gebleken dat aan de veiligheidsnormen wordt voldaan. Dat wil zeggen dat voor het UMCG geldt dat de risicobronnen op het UMCG-terrein geen normoverschrijdingen op de omgeving geven. Voor de spoorlijn Groningen-Sauwerd geldt dat wordt voldaan aan de grens- en richtwaarde van het plaatsgebonden risico, alsmede aan de normen voor het plasbrand- aandachtsgebied (PAG). Aangezien het plangebied op circa 650 meter van het spoor ligt, is het PAG hier niet relevant.

Voor het groepsrisico geldt dat voor de meeste ongevallenscenario's het effectgebied veel kleiner is dan 200 meter. Er zijn echter enkele scenario's met een grotere effectafstand. Het plangebied ligt daarom voor een deel binnen het invloedsgebied van de spoorlijn. Op basis van een kwantitatieve analyse van deze spoorlijn uit 2006 (uitgevoerd door Ingenieursbureau Oranjewoud) is geconcludeerd dat het groepsrisico op dit traject boven de oriƫntatiewaarde ligt. Het voorliggende bestemmingsplan draagt echter niet of nauwelijks bij aan de hoogte van het groepsrisico en zal niet tot knelpunten leiden.

De regionale brandweer heeft daarnaast geconstateerd dat uit de beoordeling van het aspect bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid blijkt, dat beide aspecten in het plangebied voldoende zijn. Het voorliggende bestemmingsplan geeft daarom geen aanleiding tot het treffen van maatregelen.

Samenvattend kan worden geconcludeerd dat de externe veiligheidssituatie geen belemmering vormt voor de vaststelling van het bestemmingsplan.

5.5.5 Bodem

In het voorliggend bestemmingsplan wordt de bestaande situatie vastgelegd. Er zijn geen ontwikkellocaties benoemd, behalve die op de hoek Nieuweweg-Damsterdiep. Voor dit plan is een bodeminventarisatie uitgevoerd. Deze is als bijlage 4 bij deze plantoelichting gevoegd.

Het gebied is volgens de bodemfunctiekaart voornamelijk bestemd voor de functies: bebouwing, infrastructuur, industrie en ander groen. De bodemkwaliteit voldoet over het algemeen aan de normen die gekoppeld zijn aan het gebruik of de huidige functie.

Bodemverontreiniging kan bestaan uit bronverontreiniging of diffuse verontreiniging. Bronveront- reiniging is een verontreiniging die kan worden gekoppeld aan een bron of oorzaak. Dit in tegenstelling tot diffuse verontreiniging, die ontstaan is door jarenlang gebruik van de bodem en waarbij de verontreiniging niet tot een specifieke bron is te herleiden.

Bronverontreiniging

Binnen het plangebied zijn 93 locaties bekend die verdacht zijn van een ernstige bodemveront-reiniging. De verdachtmakingen kunnen het gevolg zijn van bodembedreigende activiteiten of dempingen of zij blijken uit een eerder bodemonderzoek.

Bij zes locaties is een geval van ernstige bodemverontreiniging vastgesteld. Voor vijf van de zes locaties is de sanering als niet spoedeisend beoordeeld en voor ƩƩn locatie wel. Op vier van de zes locaties heeft een deelsanering plaatsgevonden. Hieronder valt ook de locatie, waarbij de sanering als spoedeisend is beoordeeld.

Bij de aanpak van bodemverontreiniging moet aangesloten worden bij de geplande ontwikkelingen. De verantwoordelijkheid voor het uitvoeren van een bodemonderzoek en voor een sanering ligt bij de veroorzaker, de eigenaar en/of de belanghebbende. Het uitgangspunt is dat de locatie geschikt wordt gemaakt voor het beoogde gebruik.

Voordat met de sanering kan worden begonnen, moet de gemeente Groningen - als bevoegd gezag op grond van de Wet bodembescherming - instemmen met de voorgestelde sanering. De gemeente ziet toe op de juiste uitvoering van de sanering en van grondverzet in het algemeen. Voor de locaties die verdacht zijn van (ernstige) bodemverontreiniging is een bodemonderzoek bij de aanvraag van een Wabo-vergunning in ieder geval noodzakelijk.

Diffuse verontreiniging

Uit de bodemkwaliteitskaart van de gemeente Groningen blijkt dat in het plangebied diffuse bodemverontreiniging voorkomt, waarbij de te verwachten gemiddelde bodemkwaliteit onder de zogenaamde 'Maximale Waarde Wonen' blijft.

Bij het toepassen en hergebruik van grond dient de 'Nota Bodembeheer: Beleidsregels voor de toepassing van grond en baggerspecie op landbodem' in acht genomen te worden.

5.6 Kabels En Leidingen

In bestemmingsplannen worden uitsluitend kabels en leidingen (gas, water, elektra, rioolpersleidingen) opgenomen die ruimtelijke relevantie hebben en/of van belang zijn in het kader van beheer, externe veiligheid of gezondheidsrisico's. Het gaat dan altijd om de hoofdtransportstructuur. Dergelijke kabels en leidingen zijn niet aanwezig in het plangebied.

In vrijwel elk bestemmingsplangebied bevinden zich uiteraard ook kabels en leidingen voor distributie en huisaansluitingen, maar die worden niet in het plan opgenomen.

Hoofdstuk 6 Juridische Toelichting

6.1 Algemeen

Het bestemmingsplan Binnenstad-Oost 2012 voorziet in een actueel en adequaat juridisch kader voor beheer en ontwikkeling van het plangebied. Het is een plan op basis van artikel 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro). Daarmee kunnen met direct recht omgevingsvergunningen worden verleend. De gekozen bestemmingen en de daarbij behorende regels geven helder aan welke functies op welke plaats zijn toegestaan.


Om de nodige flexibiliteit te waarborgen zijn tevens afwijkingsbevoegdheden opgenomen, alsmede twee wijzigingsbevoegdheden. Deze wijzigingsbevoegdheden zijn opgenomen om de situering en de vorm van de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken te kunnen wijzigen in de bestemming Wonen en voor het verwijderen van de verbeelding van de bestemming Waarde - Archeologie - 1, indien op basis van archeologisch onderzoek door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn. .

Dit bestemmingsplan is gemaakt conform SVBP 2008 (Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2008) en het standaard-bestemmingsplan van de gemeente Groningen. Daarin zijn de regels gestandaardiseerd. De bestemmingsregels zijn opgemaakt in een vaste indeling en bevatten in principe voor elke bestemming achtereenvolgens: een bestemmingsomschrijving, bouwregels, nadere eisen, afwijken van de bouwregels, specifieke gebruiksregels, afwijken van de gebruiksregels, en waar nodig een vergunningenstelsel voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden.

Het bestemmingsplan is digitaal gemaakt.

De digitale kaart (verbeelding) is variabel in schaal, doordat kan worden in- en uitgezoomd, en bezit een meetfunctie. Het digitale plan is raadpleegbaar via het internet (bestemmingsplannen.groningen.nl alsook www.ruimtelijke plannen.nl). Daar zijn de digitale bestanden ook te downloaden.

De papieren verbeelding bestaat uit ƩƩn kaartblad met schaal 1:1000. De verbeelding is getekend conform de SVBP 2008. De verbeelding geeft in samenhang met de regels de bouw- en gebruiksmogelijkheden van de gronden binnen het plangebied aan.

De bouwmogelijkheden in het voorliggend bestemmingsplan zijn vergelijkbaar met die in het bestemmingsplan Binnenstad-Oost (2000).

6.2 Geldende Bestemmingsplannen En Overige Regelingen

In het plangebied vigeert momenteel het bestemmingsplan Binnenstad-Oost (nr 408), vastgesteld op 23 februari 2000, goedgekeurd op 26 september 2000, onherroepelijk op 23 november 2000, dat grotendeels door het voorliggend bestemmingsplan wordt vervangen. Naast dit bestemmingsplan geldt voor het plangebied momenteel een aantal aanvullende en uniforme voorschriften. Deze voorschriften worden eveneens meegenomen en daarmee vervangen door het voorliggend bestemmingsplan. Het betreft de Uniforme voorschriften prostitutiebedrijven, vastgesteld d.d. 28 maart 2001 onder nr. 5a, goedgekeurd d.d. 25 juni 2001 en onherroepelijk d.d. 31 augustus 2001.

6.3 Geconsolideerde Versie

Zoals in paragraaf 1.2 al is aangegeven is dit de geconsolideerde versie van het bestemmingsplan Binnenstad-Oost 2012. In deze geconsolideerde versie zijn de wijzigingen uit drie facetbestemmingsplannen verwerkt in ƩƩn doorlopende tekst:


" Woningsplitsing, vastgesteld op 23 april 2014

" Facetherziening parkeren, vastgesteld op 8 juni 2016

" Herziening bestemmingsregels wonen, vastgesteld op 19 april 2017.


Hoewel deze geconsolideerde versie bedoeld is om geraadpleegd te kunnen worden als integrale regeling, is de geconsolideerde versie als zodanig niet door de raad vastgesteld en heeft dan ook geen zelfstandige rechtskracht. De in de consolidatie samengebrachte bepalingen ontlenen hun rechtskracht enkel en alleen aan hun oorspronkelijke vaststelling. Waar bepalingen in de geconsolideerde versie onverhoopt mochten afwijken van de formeel vastgestelde versie, gelden de formeel vastgestelde bepalingen.


Deze consolidatie brengt geen verandering in per plan geldende peilmomenten voor bestaande situaties en overgangssituaties. Daarom moet, waar in regels verwezen wordt naar peilmomenten en bestaande situaties, steeds gekeken worden naar de peildata van het plan waarin de in het geding zijnde regel zijn oorsprong vindt (Binnenstad-Oost 2012, Woningsplitsing, facetherziening parkeren of Herziening bestemmingsregels wonen).

6.4 Toelichting Op De Artikelen

6.4.1 Artikelsgewijze toelichting

Inleidende regels

De artikelen 1 tot en met 3 bevatten achtereenvolgens de in het plan gebruikte begrippen en hun definitie, de wijze waarop moet worden gemeten en de manier van omgaan met uitmetingsverschillen.

Waar nodig zijn in deze geconsolideerde versie begrippen uit de facetherzieningen ingevoegd, waarbij vanwege technische beperkingen de oorspronkelijke nummering soms niet kon worden aangehouden.

Bestemmingsregels

Artikelen 4 en 5 Centrum-1 en Centrum-2

De bestemmingen Centrum-1 en Centrum-2 bevinden zich overwegend in de noord- en zuidzijde van het plangebied (de noorddriehoek, het Schuitenschuiverskwartier en 't Eiland), alsmede aan de randen van de zuidelijke helft van het plangebied: het Schuitendiep en de Oostersingel.

Met de bestemming Centrum wordt een verscheidenheid aan, en uitwisseling van functies mogelijk gemaakt, waardoor dynamiek in het stedelijk gebied kan ontstaan.

In principe is de functie wonen op de verdieping altijd toegestaan; dat wordt ook gestimuleerd.

De belangrijkste verschillen tussen de bestemmingen Centrum-1 en Centrum-2 zijn de volgende.

  • In Centrum-1 is de functie wonen op begane grond niet toegestaan en in Centrum-2 wel.
    Op de aanlooproutes naar de binnenstad is de functie wonen op de begane grond niet gewenst. Het gaat in grote lijnen om de Nieuweweg, het Schuitendiep, het Damsterdiep en de W.A. Scholtenstraat, waar een levendige en aantrekkelijke mix aan functies wordt nagestreefd. Een bestaande woonfunctie op de begane grond blijft uiteraard toegestaan.
  • In de bestemming Centrum-2 is detailhandel gebonden aan een maximum oppervlakte van 200 m² verkoopvloeroppervlakte.

Behalve wonen is op de verdieping dienstverlening toegestaan, maar alleen als deze functie op de begane grond ook reeds aanwezig is (de leden 4.1 en 5.1). Daarnaast is, behorend bij en ondergeschikt aan de woonfunctie, ook op de verdieping, een aan huis verbonden beroep toegestaan, alsmede - maar uitsluitend na toepassing van de afwijkingsbevoegdheid - een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit (lid 4.6 en lid 5.6; zie ook paragraaf 6.3.2).

In het plangebied zijn uitsluitend bedrijven als bedoeld in de categorieƫn 1 en 2 van de bij dit plan behorende Staat van bedrijfsactiviteiten (bijlage 1) toegestaan. Er zijn in het plangebied enkele bedrijven gevestigd van een hogere bedrijfscategorie. Zij kunnen hun activiteiten voortzetten, omdat zij naar hun aard en invloed op de omgeving kunnen worden gelijkgesteld met de bedrijven van categorie 1 en 2.

'Dode functies', zoals garageboxen en opslag, zijn uitsluitend toegestaan, daar waar dit expliciet op de verbeelding is aangegeven; hierdoor worden dergelijke functies in de straatwand geweerd ten behoeve van het straatbeeld en de sociale veiligheid.

In het voorliggend bestemmingsplan zijn geen seksinrichtingen toegestaan. Reden is, dat de burgemeester en het college van burgemeester en wethouders, de raad gehoord, hebben besloten seksinrichtingen te concentreren in ƩƩn concentratiegebied binnen de Diepenring en in de tippelzone. Daarbuiten wordt vestiging van prostitutie-inrichtingen tegengegaan. Het gemeentelijk beleid heeft onder meer ten doel om het woon- en leefklimaat te beschermen. De strijdigheid met de woonfunctie ontstaat door de ruimtelijke uitstraling door bijvoorbeeld aanstootgevende of storende uiterlijke kentekenen, en/of door de mogelijke verkeers- en parkeeroverlast.

Alle bebouwing moet binnen het bouwvlak gebouwd worden. Dit betekent dat bijvoorbeeld aan de Bloemstraat, de Nieuwe Jansstraat en de Nieuweweg-noordzijde de achterzijde (deels) open moet blijven.

Artikel 6 Centrum-3

De bestemming Centrum-3 betreft degebouwen op het Damsterplein boven de parkeergarage. De bestaande, reeds door de gemeenteraad vastgestelde bestemmingsregeling is hier overgenomen.

Artikel 7 Cultuur en ontspanning

De bestemming Cultuur en ontspanning is gelegd op de stadsschouwburg.

Artikel 8 Groen

Onder de bestemming Groen vallen de groengebiedjes, die verspreid in de wijk voorkomen.

Artikel 9 Maatschappelijk

Op de bestaande scholen is de bestemming Maatschappelijk gelegd.


Artikel 10 Verkeer

De bestemming Verkeer betreft alle wegen en gangen in het plangebied.

Artikel 11 Wonen

De regels van de bestemming Wonen zijn gericht op behoud en versterking van de ruimtelijke karakteristiek, maar het is niet de intentie het gebied geheel op 'slot' te zetten. Zo worden bij de bestaande woningen aan de achterzijde royale uitbreidingsmogelijkheden geboden. Dit in aanvulling op de mogelijkheden van het vergunningsvrije bouwen die de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) sinds 1 oktober 2010 biedt.


Regeling voor bijbehorende bouwwerken

Voor de bouwmogelijkheden is het van belang op welk gedeelte van het erf gebouwd wordt. Bijbehorende bouwwerken zijn (bij recht) uitsluitend toegestaan in achtererfgebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP575BinnOos2012GV-gv01_0038.jpg"
Voorerfgebied en achtererfgebied


Aangebouwde bijbehorende bouwwerken zijn (bij recht) toegestaan, mits zij:

  • maximaal 4 meter hoog zijn, en;
  • maximaal 4 meter diep zijn, gemeten vanuit (het verlengde van) de achtergevel.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP575BinnOos2012GV-gv01_0039.jpg"
Aangebouwde bijbehorende bouwwerken


Vrijstaande bijbehorende bouwwerken zijn toegestaan tot een maximale hoogte van 3 meter. Indien de zij- of achtererfgrens grenst aan het openbaar toegankelijk gebied moeten bijbehorende bouwwerken minimaal 1 meter uit deze zij- en/of achtererfgrens worden geplaatst.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP575BinnOos2012GV-gv01_0040.jpg"
Ligging aan het openbaar toegankelijk gebied


Voor alle bijbehorende bouwwerken in achtererfgebied tezamen, inclusief bouwwerken, geen gebouw zijnde, geldt dat het achtererfgebied voor maximaal 50% mag worden bebouwd tot een maximale oppervlakte van 50 m2.

Artikel 12Waarde - Archeologie 1

Dit artikel is bedoeld voor de bescherming van aanwezige archeologische waarden.

Artikel 13Waarde - Beschermd stadsgezicht

Binnen het plangebied is het terrein globaal grenzend aan de Turfsingel/ het Schuitendiep, het Schuitenschuiverskwartier en Damsterdiep-zuidzijde onderdeel van het Beschermd stadsgezicht Binnenstad (zie verbeelding). Het overgrote deel van Beschermd stadsgezicht Binnenstad bevindt zich buiten het plangebied.

Vooral de bebouwingseisen bieden bescherming aan het beschermd stadsgezicht, onder andere door middel van de op de verbeelding aangegeven bouw- en bestemmingsgrenzen; deze beschermen de bestaande wegen- en gangenstructuur, alsmede de belangrijkste groengebiedjes. Voorts is, waar nodig, een maximale dakhellingopgenomen.

Tot slot biedt artikel 13 extra bescherming door middel van een nadere-eisenregeling ten behoeve van het behoud (en herstel) van de ruimtelijke karakteristiek van het gebied.

Los van het bestemmingsplan gelden voorts eisen op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. Zo is op grond van artikel 2.1 onder h een omgevingsvergunning vereist voor het slopen van een bouwwerk in een beschermd stadsgezicht. Daarnaast zijn de Monumentenwet 1988 en de Welstandsnota van belang.

Algemene regels

Artikel 14 Anti-dubbeltelregel

Dit artikel bevat de anti-dubbeltelbepaling. De redactie is conform artikel 3.2.4 van het Besluit ruimtelijke ordening. Deze bepaling is ervoor om te voorkomen dat dezelfde grond meer dan eens betrokken wordt bij de toets van de aanvraag om een omgevingsvergunning en daarmee meer gebouwd kan worden dan is toegestaan.

Artikel 15 Algemene gebruiksregels

Dit artikel bevat de gebruiksregels die op alle bestemmingsplannen van toepassing zijn.

Artikel 16 Algemene afwijkingsbevoegdheid

Dit artikel bevat een afwijkingsbevoegdheid, die op alle bestemmingen in het plangebied van toepassing zijn. De bedoeling van de bepaling is om relatief kleine afwijkingen van het bestemmingsplan toe te staan, zowel qua omvang als qua functie.

Artikel 17Uitsluiting Aanvullende werking Bouwverordening

In dit artikel wordt geregeld dat de aanvullende stedenbouwkundige bepalingen uit de Groninger Bouwverordening niet van toepassing zijn. Hetgeen het bestemmingsplan regelt, gaat vóór datgene wat op dit gebied door de Bouwverordening wordt geregeld. Daarop is echter op een tweetal punten, die in dit artikel zijn genoemd, een uitzondering gemaakt. Het belangrijkste hierbij is onderdeel a., waarmee de Nota Parkeernormen van de gemeente Groningen voor dit bestemmingsplan van toepassing wordt verklaard.

Artikel 17 Verwijzing naar beleidsregels

In dit artikel is geregeld dat in een omgevingsvergunning voor bouwen of verbouwen in het plangebied moet worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid voor de beoogde functie. Het toetsingskader dat hierbij wordt gehanteerd zijn de Beleidsregels Parkeernormen van de gemeente Groningen die op het moment van aanvragen van de vergunning gelden. De verwijzing naar deze beleidsregels is toegestaan op grond van artikel 3.1.2 tweede lid onder a. van het Besluit ruimtelijke ordening. In principe dient op eigen terrein in de parkeerbehoefte te worden voorzien. Voor gevallen waarin dit door bijzondere omstandigheden redelijkerwijs niet kan worden gerealiseerd, of wanneer elders aan de parkeerbehoefte kan worden voldaan, kunnen burgemeester en wethouders gebruik maken van de opgenomen afwijkingsmogelijkheid.

Artikel 18 Bouwregels

In dit artikel is geregeld dat in een omgevingsvergunning voor bouwen of verbouwen in het plangebied moet worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid voor de beoogde functie. Het toetsingskader dat hierbij wordt gehanteerd zijn de Beleidsregels Parkeernormen van de gemeente Groningen die op het moment van aanvragen van de vergunning gelden. De verwijzing naar deze beleidsregels is toegestaan op grond van artikel 3.1.2 tweede lid onder a. van het Besluit ruimtelijke ordening. In principe dient op eigen terrein in de parkeerbehoefte te worden voorzien. Voor gevallen waarin dit door bijzondere omstandigheden redelijkerwijs niet kan worden gerealiseerd, of wanneer elders aan de parkeerbehoefte kan worden voldaan, kunnen burgemeester en wethouders gebruik maken van de opgenomen afwijkingsmogelijkheid.

Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 19 Overgangsrecht

Dit artikel regelt het overgangsrecht. De redactie is conform de artikelen 3.2.1 en 3.2.2 van het Besluit ruimtelijke ordening.

Artikel 20 Slotregel

Dit artikel bevat de zogenaamde slotregel, die bedoeld is voor een eenduidige vastlegging van de naam van het bestemmingsplan.

Interpretatieve gebruiksbepalingen

Interpretatieve gebruiksbepalingen kunnen per bestemming worden opgenomen wanneer binnen die betreffende bestemming behoefte is aan specifieke gebruiksregels of -verboden.

Wijzigingsbevoegdheid

Dit bestemmingsplan bevat geen algemene procedureregels voor wijzigingsplannen. De procedure hiervoor is voorgeschreven in artikel 3.9a van de Wet ruimtelijke ordening en heeft rechtstreekse werking. Dit artikel regelt dat deze procedure de weg moet volgen die is voorgeschreven in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht. Dit betekent een terinzagelegging van 6 weken, gedurende welke zienswijzen kunnen worden ingediend. Burgemeester en wethouders besluiten vervolgens binnen 8 weken over de vaststelling van het wijzigingsplan.

Aanvullende toelichting naar aanleiding van de consolidatie


In de bestemmingsomschrijvingen van de bestemmingen Centrum, Gemengd en Wonen is de functie 'wonen' vervangen door 'woningen', waarbij een woning wordt gedefinieerd als 'een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden'. Daarmee wordt bereikt dat alleen duurzame vormen van huishoudens zijn toegestaan. Kamerverhuur valt daar niet onder. Een huishouden wordt namelijk gedefinieerd als 'persoon of groep personen die een huishouding voert, waarbij sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan; daaronder niet begrepen kamerverhuur'. De oppervlakte van nieuwe woningen moet tenminste 50 m² zijn. Situaties waar onlangs nog een vergunning voor kleinere woningen is verleend of waarvoor projecten in de pijplijn zitten, zijn geregeld met de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 8'. Aan sommige locaties is de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' toegevoegd. Hiermee is het aantal woningen dat kleiner is dan 50 m2 vastgelegd, conform de afspraken die met ontwikkelende partijen zijn gemaakt.


Bestaande kamerverhuur blijft uiteraard wel toegestaan. Als peildatum voor 'bestaand' geldt het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan Herziening bestemmingsregels wonen. In de bestemmingsomschrijving van de bestemmingsplannen is opgenomen dat onzelfstandige kamerverhuurpanden mogen worden omgezet in zelfstandige woningen, mits de oppervlakte daarvan minimaal 24 m2 bedraagt en het aantal huishoudens in het pand afneemt.De gebruiksregels zijn overeenkomstig bovenstaande aangepast: gebruik voor nieuwe kamerverhuur of bewoning anders dan door een huishouden is niet meer toegestaan. Ook op binnenterreinen is het realiseren van zelfstandige woningen of kamerverhuur aan banden gelegd, door middel van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 7'.


Nieuwe kamerverhuur kan uitsluitend mogelijk worden gemaakt via een buitenplanse afwijking van de gebruiksregels. Hierbij hanteren we de omgevingstoets. Die is vervat in beleidsregels met betrekking tot onttrekkingsvergunningen en woningvorming die zijn opgesteld ter uitvoering van de gemeentelijke huisvestingsverordening. In artikel 20 van dit bestemmingsplan wordt naar de omgevingstoets in deze beleidsregels verwezen.


De algemene ontheffings- , vrijstellings- of afwijkingsbevoegdheden zijn aangevuld. Aan de algemene regel dat het college de bevoegdheid heeft om met 10% van de voorgeschreven maten af te wijken is toegevoegd dat de afwijking maximaal 1 meter mag zijn en niet mag worden toegepast ten behoeve van een extra bouwlaag.

6.4.2 Toelichting regeling van vrije beroepsactiviteiten en bedrijfsmatige activiteiten in en bij woningen

De begrippen aan huis verbonden beroep en vrij beroep worden vaak, en ook hier, synoniem gebruikt. Het voorliggend bestemmingsplan biedt de mogelijkheid aan huis verbonden beroepen -met behoud van de woonfunctie- uit te oefenen in een woning en de daarbij behorende aangebouwde bijbehorende bouwwerken.

In het algemeen is het verboden om, indien aan gronden en bouwwerken een woonbestemming of -functie is gegeven, deze te gebruiken op een wijze of tot een doel in strijd met de woonbestemming. Een ander gebruik dan wonen is niet toegestaan. In de jurisprudentie is echter bepaald dat het vestigen van een vrij beroep niet in strijd is met de woonbestemming, tenzij het bestemmingsplan het tegendeel bepaalt en het beroep door de bewoner van het pand wordt uitgeoefend, waarbij het woonhuis in overwegende mate de woonfunctie behoudt en de uitoefening van het beroep een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft, die met de woonfunctie in overeenstemming is. Het gaat veelal om een eenpersoonsberoep.

Op grond van de definitie van aan huis verbonden beroepen in dit bestemmingsplan zijn de betreffende activiteiten (onder voorwaarden, zie hierna) in overeenstemming met de functie wonen. Voor dergelijke activiteiten in een woning en/ of de daarbij behorende aangebouwde bijbehorende bouwwerken is geen afwijking bij een omgevingsvergunning nodig.

Of een bepaald gebruik in overeenstemming is met de functie woondoeleinden wordt beoordeeld aan de hand van de volgende criteria:

a. de aard van het gebruik

b. de omvang van het gebruik

c. de intensiteit van het gebruik

Ad a. Bij de 'aard' van het gebruik kan men denken aan een beroep welke naar zijn aard (ernstige) hinder voor zijn omgeving oplevert, of welke naar zijn aard grote verkeersproblemen zal opleveren. Het gebruik mag immers geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer. Het mag evenmin een onevenredige parkeerdruk veroorzaken.

Ad b. Bij de 'omvang' van het gebruik is relevant of het gebruik meerdere ruimten of gebouwen in beslag neemt, welk gedeelte van het gebouw door het gebruik in beslag wordt genomen, hoeveel vierkante meter het gebruik in beslag neemt.

Ad c. Bij de 'intensiteit' van het gebruik kan worden gedacht aan frequent of incidenteel gebruik.

Als nu blijkt dat het gebruik aldus een uitstraling heeft welke niet te rijmen valt met de gelegde woonbestemming, dan is het gebruik strijdig met de woonbestemming (zie ARRvS, AB 1993/163).

Onder een 'vrije beroepsbeoefenaar' wordt verstaan: 'iemand die wordt gevraagd om zijn individuele, persoonlijke kwaliteiten, die in het algemeen op artistiek of academisch/HBO-niveau liggen'. In de praktijk is het onderscheid moeilijk aan te geven. Bij vrije beroepen valt te denken aan: advocaat, accountant-administratieconsulent, alternatieve genezer, belastingconsulent, bouwkundig architect, dierenarts, fysiotherapeut, gerechtsdeurwaarder, huidtherapeut, huisarts, interieurarchitect, juridisch adviseur, kunstenaar, logopedist, makelaar, medisch specialist, notaris, oefentherapeut, Cesar/Mensendieck, organisatieadviseur, orthopedagoog, psycholoog, raadgevend adviseur, redacteur, registeraccountant, stedenbouwkundige, tandarts, tandarts-specialist, (al dan niet beƫdigd) tolkvertaler, tuin- en landschapsarchitect, verloskundige.

Aan huis verbonden beroepen in een vrijstaand bijbehorend bouwwerk

Voor het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken ten behoeve van een aan huis verbonden beroep is het nodig om bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bestemmingsplan. Hiertoe is een bevoegdheid voor burgemeester en wethouders opgenomen in lid 11.6.1 (Afwijken van de gebruiksregels).

Kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

Overige activiteiten, die niet vallen onder de aan huis verbonden beroepen, maar in bepaalde gevallen wel daarmee gelijk te stellen zijn, worden aangemerkt als beroeps- en/of bedrijfsmatige activiteiten, die niet rechtstreeks passen binnen de woonbestemming. Zij zijn daarom niet bij recht toegestaan in dit plan. Wel is het mogelijk voor deze activiteiten bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bestemmingsplan (zie lid 4.6.1, lid 5.6.1 en lid 11.6.1 (Afwijken van de gebruiksregels), voor zover voorkomend op de bij dit plan behorende Staat van bedrijfsactiviteiten wonen-werken (bijlage 2 bij de regels).

Hoofdstuk 7 Participatie

7.1 Participatie

Er is voldaan aan het bepaalde in artikel 1.3.1 van het Besluit ruimtelijke ordening door middel van

een kennisgeving van het voornemen tot het maken van het voorliggend bestemmingsplan op 10 februari 2011. Gezien het stadium waarin het plan op dat moment verkeerde, zijn toen geen stukken

ter inzage gelegd, is toen evenmin gelegenheid geboden zienswijzen omtrent het voornemen naar

voren te brengen en zijn onafhankelijke instanties niet in de gelegenheid gesteld advies uit te brengen

over het voornemen.

Het bestemmingsplan is toegezonden aan de Bewonersorganisatie Binnenstad-Oost en aan de Ondernemersvereniging Nieuweweg. Op 14 december 2011 vond een overleg plaats met drie vertegenwoordigers van de Bewonersorganisatie Binnenstad-Oost en op 22 december 2011 met twee vertegenwoordigers van de Ondernemersvereniging Nieuweweg. Op deze bijeenkomsten is het bestemmingsplan en de bestemmingsplanprocedure toegelicht. Op de vragen en opmerkingen wordt hierna ingegaan.

Overleg d.d. 14 december 2011

De mening van de Bewonersorganisatie

De Bewonersorganisatie vindt het bebouwingspercentage voor het zuidoostelijk deel van het schoolplein van het Werkmancollege te hoog; hier moet het bestaande groengebiedje bij de Mussengang de bestemming Groen krijgen. Ook is het gewenst een afwijkingsmogelijkheid uit te sluiten voor het toestaan van een extra bouwlaag aan Tuinstraat 36 B-achterzijde. Voorts is de toegestane bouwhoogte te hoog voor Oostersingel 10-14, de hoek Damsterdiep-Nieuweweg en aan de Achterom.

De Bewonersorganisatie wil dat coffeeshops worden geregeld in het bestemmingsplan. Opgemerkt wordt dat op Damsterdiep 3a momenteel geen bestaande horeca aanwezig is in tegenstelling tot wat de verbeelding suggereert.

De grenzen van het Beschermd stadsgezicht zijn niet duidelijk aangegeven op de verbeelding.

Gevraagd wordt of de korrel niet moet worden opgenomen op de plankaart en welke gevolgen de aanwijzing tot beeldbepalend pand heeft.

Gemeentelijke reactie

  • Het bebouwingspercentage voor het zuidoostelijk deel van het schoolplein van het Werkmancollege was abusievelijk 80%, maar is nu aangepast naar 30%; dit komt overeen met de bebouwingseisen in het vigerend bestemmingsplan. Het groengebiedje aan de Mussengang zal worden behouden en heeft daarom nu op de verbeelding de bestemming Groen gekregen. Wat betreft de achterzijde van Tuinstraat 36 B: gezien de uitzonderlijke situatie van deze bebouwing aan Tuinstraat-noordzijde, is het plan zodanig aangepast, dat hier een afwijkingsmogelijkheid voor een extra bouwlaag is uitgesloten.
  • Wat betreft de toegestane bouwhoogte voor de drie hiervoor genoemde locaties het volgende.
    De regeling op de verbeelding voor Oostersingel 10-14 is overeenkomstig de reeds in 2007 verleende bouwvergunning; echter, op de verbeelding is een differentiatie in hoogte overeenkomstig de bouwvergunning toegevoegd, zodat de maximaal toegestane hoogte aan de achterzijde lager uitvalt.
    De regeling voor de Achterom sluit aan bij het vigerend bestemmingsplan, maar geeft wel enige beperking in de bouwhoogte.
    De regeling voor de hoek Damsterdiep-Nieuweweg is overeenkomstig het bouwplan dat vanwege de passendheid op deze locatie accoord is bevonden door de welstandscommissie in het kader van een voorbehandeling. Ter toelichting: het Schuitenschuiverskwartier wordt begrensd door scherpe bebouwingshoeken; een hoogteaccent is passend op deze hoeken. Zij markeren het blok als zodanig en zorgen voor een duidelijk begrenzing van het blok Schuitenschuiverskwartier. Zowel op de hoek met het Schuitendiep-Damsterdiep als de hoek Nieuweweg-Schuitendiep zijn al hoogteaccenten aangebracht. De hoekpunten zijn hoger dan de omliggende bebouwing van het Schuitenschuiverskwartier. Op de hoek Nieuweweg-Damsterdiep is op grond van dit bestemmingsplan eveneens een hoogteaccent van 22 meter toegestaan. Deze hoogte heeft bovendien een duidelijke stedenbouwkundige relatie met het naastgelegen gebouw op het Damsterplein.
  • Het coffeeshopbeleid wordt geregeld op basis van de Algemene Plaatselijke Verordening en niet in bestemmingsplannen, omdat het in bestemmingsplannen gaat om de ruimtelijke relevantie en niet om de openbare orde/overlast, zoals bij de regeling op basis van de A.P.V.; bovendien moet een overlap, c.q. dubbele regeling, met alle problemen van dien worden voorkomen.
    Het klopt dat er op dit moment op het adres Damsterdiep 3A geen horeca aanwezig is; echter, er is een aanvraag voor een horecavergunning in behandeling; deze vergunning kan reeds op grond van het vigerend plan worden toegestaan.
  • De grenzen van het Beschermd stadsgezicht zijn conform de verplichte standaard op de verbeelding opgenomen. Het digitale bestemmingsplan Binnenstad-Oost 2012, dat in het voorjaar op Internet kan worden geraadpleegd is op dit punt duidelijk.
  • De korrel wordt niet opgenomen op de verbeelding, omdat bouwplannen op dit punt beter kunnen worden beoordeeld in het kader van de welstandstoets; zonodig wordt de welstandsnota aangepast (zie ook paragraaf 4.2). Op dit moment heeft de aanwijzing tot beeldbepalend pand niet tot gevolg dat een afzonderlijke procedure voor dergelijke panden wordt gevolgd. Wel kan er rekening mee worden gehouden in de gebruikelijke regelingen (bestemmingsplan, welstandsbeoordeling).
  • Het overleg heeft voorts geleid tot enkele tekstuele verbeteringen.

Overleg d.d. 22 december 2011

De mening van de Ondernemersvereniging Nieuweweg

De ondernemersvereniging bepleit vooral zorg voor de aantrekkelijkheid van de aanlooproute van de parkeergarage Damsterdiep naar de Poelestraat en vice versa. Dit geldt met name de uiteinden van de Nieuweweg (zijde parkeergarage en zijde stadscentrum). Hier zijn publieksaantrekkende functies en bebouwing/ inrichting gewenst om voetgangersstromen tussen Damsterdiep en stadscentrum via de Nieuweweg te leiden. Ook de binnenterreinen zouden levendiger en functioneel gevarieerder kunnen worden gemaakt door bijvoorbeeld vestiging van een bed-and-breakfast; nu zijn er veel garages en studentenbewoning.

Gemeentelijke reactie

Toegelicht is dat een bestemmingsplan voornamelijk toelatingsplanologie betreft en al veel van de gewenste functies toelaat, maar voor inrichtingsmaatregelen een minder geschikt middel is.

Het overleg heeft geleid tot enkele aanpassingen op de verbeelding.

7.2 Inspraak

Op 24 januari 2012 is het voorontwerp-bestemmingsplan Binnenstad-Oost 2012 vrijgegeven voor inspraak en vooroverleg.

De formele inspraakperiode van vier weken is van start gegaan op 9 februari 2012 na een advertentie in de Gezinsbode. Het betrof uitsluitend schriftelijke en digitale inspraak. Er zijn zes inspraakreacties ingediend:

  1. 1. het Platform Cultureel Erfgoed namens de provinciale Commissie van de Bond Heemschut, de Stichting Vrienden van de Stad Groningen en de bewonersorganisatie Binnenstad Oost;
  2. 2. de bewonersorganisatie Binnenstad Oost;
  3. 3. een eigenaar van een pand aan de Damsterkade;
  4. 4. twee personen die werkzaam zijn aan de Tuinstraat;
  5. 5. een bewoner van de Agricolastraat;
  6. 6. een bewoner van de Tuinstraat.

De inspraakreacties zijn hierna samengevat en van een gemeentelijke reactie voorzien. De integrale reacties zijn als afzonderlijke papieren bijlage bij dit bestemmingsplan gevoegd.

Ad 1. De inspraakreactie van het Platform Cultureel Erfgoed

De schriftelijke inspraakreactie van het Platform Cultureel Erfgoed en de gemeentelijke reactie kunnen als volgt worden weergegeven.

a. Verbeelding met beschermd stadsgezicht en overige cultuurwaarden

De kaart met het beschermd stadsgezicht ontbreekt. Hierdoor is het niet mogelijk om te zien of het beschermd stadsgezicht en de monumenten en hun omgeving voldoende beschermd worden door dit bestemmingsplan. Gewenst zijn een cultuurwaardenkaart met deze onderdelen, beeldbepalende panden e.d.

Gemeentelijke reactie

Reeds in de voorontwerpversie is onder de naam Waarde - Beschermd stadsgezicht het deel van het beschermd stadsgezicht dat zich binnen het plangebied bevindt op de verbeelding opgenomen. Ook zijn reeds in de voorontwerpversie de monumenten, beeldbepalende panden e.d. opgenomen in paragraaf 2.6 van de plantoelichting, zowel op kaarten als op adres.

Wij begrijpen de zorgen van het Platform over de cultuurwaarden. Er is geen bezwaar tegen in de toelichting nog een afzonderlijke afbeelding met het beschermd stadsgezicht op te nemen en om de drie afbeeldingen met de overige cultuurhistorische waarden te vervangen voor ƩƩn grotere cultuurwaardenkaart (zie bijlage 6 bij de toelichting). Voorts is in/bij de toelichting opgenomen: de volledige tekst van de beschrijving van het beschermd stadsgezicht en is artikel 12 Waarde beschermd stadsgezicht enigszins gewijzigd/aangevuld met een algemene beschrijving van het beschermd stadsgezicht voor zover van toepassing op het plangebied. (Overigens is de afwijkingsbevoegdheid die niet mag worden toegepast voor het toestaan van een grotere hoogte overbodig, want reeds opgenomen in artikel 10.4.1, en daarom geschrapt uit artikel 12.)

Conclusie: De inspraakreactie is ongegrond, maar de gemeente kan tegemoet komen aan de wensen van het Platform.

b. Vraag inzake de korrel

De korrelgrootte wordt niet langer gehanteerd in bestemmingsplannen, maar moet worden beschermd door welstand. Gevraagd wordt of de korrel hierdoor beter wordt beschermd en wat de procedures zijn.

Gemeentelijke reactie

Door opname van de korrel in de welstandsbeoordeling in plaats van in de plantoetsing op basis van het bestemmingsplan kan de korrel beter worden beschermd. Ter toelichting het volgende.

In het oude bestemmingsplan Binnenstad-Oost was een maximale korrelgrootte opgenomen. Doel was de kenmerkende kleinschalige stedenbouwkundige structuur te waarborgen. De korrel werd gedefinieerd als 'de in de voorgevel van een gebouw gemeten pandbreedte dan wel de maat van de verticale geleding van de voorgevel van een gebouw'. Op de verbeelding werd de gemiddelde maat genomen, die voorkwam in een straatwand; de korrelgrootte regelde een bepaalde verticale geleding in de straatwand op pandniveau.

De korrelgrootte wordt niet langer via het bestemmingsplan geregeld. De welstandsbeoordeling is een veel geschikter middel. De te beschermen waarden gaan verder dan alleen een gemiddelde pandbreedte, maar betreffen ook bijvoorbeeld de materialisering en de gevelindeling met ramen, deuren of anderszins. De aspecten van kleinschaligheid zijn bovendien vooral relevant in samenhang met de omgeving. Veel aspecten die het kleinschalige karakter waarborgen, kunnen daarom wel door de welstandscommissie en niet door middel van een bestemmingsplan worden geregeld.

Daarbij komen nog de nadelen van het regelen van de korrel in een bestemmingsplan. De eenduidige uitleg is niet gewaarborgd (bijvoorbeeld over de vraag voor welke laag of lagen de geleding zou moeten gelden) en de korrel zegt niets over wat er achter de gevel gebeurt, zoals samenvoeging van panden.

In het licht van het voorgaande wordt nog bekeken of de welstandsnota aangescherpt moet worden. Ook zal worden bekeken of de monumentenverordening moet worden aangepast om ook aanwezige bouwsubstantie achter de gevel beter te beschermen.

De tekst van paragraaf 4.2 over de korrel is overeenkomstig het voorgaande verduidelijkt.

Procedure

De welstandscommissie adviseert gemeente in het kader van de woningwet. Aanvragen voor bouwvergunningen en bouwplannen worden beoordeeld. De welstandscommissie heeft primair tot taak het uitbrengen van heldere en goed beargumenteerde adviezen aan B&W over de vraag of 'het uiterlijk en de plaatsing van een bouwwerk of een standplaats, zowel op zichzelf als in verband met de omgeving of de te verwachten ontwikkeling daarvan', al of niet in strijd zijn met redelijke eisen van welstand. Dit wordt beoordeeld aan de hand van de criteria zoals opgenomen in de Welstandsnota van de gemeente Groningen. Het gaat dan niet om losse elementen zonder enig verband, maar om de elementen in de context van hun omgeving. Daarbij wordt bijvoorbeeld betrokken: de (architectuur)stijl, vorm, maatverhoudingen, materiaal, textuur, kleur en detaillering. Het gaat dus niet alleen om massa.

Als het plan binnen de van toepassing zijnde welstandscriteria voldoet aan redelijke eisen van welstand wordt een positief advies uitgebracht. Desgevraagd kan de commissie dit advies schriftelijk motiveren.
De commissie kan burgemeester en wethouders adviseren het plan te laten aanpassen als het volgens de criteria op een aantal punten (nog) niet voldoet aan redelijke eisen van welstand. Een 'akkoord onder voorwaarden' wordt gegeven als de commissie van mening is dat de aanvrager kan volstaan met enkele aanpassingen. Als het plan conform het advies van de commissie is aangepast, wordt het alsnog van een definitief positief advies voorzien.
De commissie adviseert burgemeester en wethouders de bouwvergunning te weigeren als het plan volgens de criteria niet voldoet aan redelijke eisen van welstand. Een negatief advies wordt gegeven als de commissie vindt dat een bouwplan ingrijpend moet worden aangepast.
De welstandscommissie kan het advies aanhouden wanneer meer informatie of een toelichting van de ontwerper noodzakelijk is. Is de welstandscommissie van mening dat een plan (nog) niet voldoet aan redelijke eisen van welstand, dan geeft ze een duidelijke motivering.

Conclusie: Naar aanleiding van deze inspraakreactie is de tekst van paragraaf 4.2 over de korrel is overeenkomstig het voorgaande verduidelijkt.

c. Vloerindex

Waarom wordt de vloerindex niet toegepast in het hele beschermd stadsgezicht?

Gemeentelijke reactie

De vloerindex is in de voorliggende versie van het bestemmingsplan geheel uit het bestemmingsplan geschrapt. Het instrument vloerindex leidt tot onduidelijkheid en verwarring. Indertijd werd het instrument noodzakelijkerwijs toegepast voor het bestemmingsplan Binnenstad 1976 om de grote globaliteit van het bestemmingsplan met zijn grote bouwvlakken en bijbehorende uniforme regeling per bouwvlak te corrigeren. De vloerindex was een flexibel sturingsmechanisme dat regelde dat òf veel maar laag òf weinig maar hoog kon worden gebouwd en alle varianten daar tussenin. Voor naastgelegen percelen was het onduidelijk wat nu precies verwacht kon worden op het perceel van de buren. Tevens was het vaak mogelijk om op het binnenterrein veel volume te realiseren.

Met de huidige plansystematiek wordt de bouwhoogte (en het bebouwingspercentage) in de straatwand geregeld los van de bouwhoogte (en het bebouwingspercentage) binnenin het bouwblok en vice versa. Hiermee wordt zowel duidelijkheid geboden als bescherming tegen het volbouwen van de binnen het bouwblok gelegen ruimte (licht en lucht). De duidelijkheid bestaat eruit dat duidelijk is hoe hoog en tot welk percentage maximaal mag worden gebouwd zonder dat tussen oppervlakte en hoogte een uitwisseling mogelijk is. Voor het beschermde stadsgezicht betekent dit dat de bouwhoogtes in de gevel duidelijker zijn begrensd en dat binnenterreinen minder hoog bebouwd worden dan voorheen mogelijk was.

Conclusie: De regeling zonder vloerindex geeft meer duidelijkheid en een afdoende bescherming.

d. Bouwhoogte

Voor een groot aantal nader genoemde waardevolle ensembles van panden met een duidelijke cultuurhistorische waarde, die worden genoemd in paragraaf 4.2, ontbreekt een (voldoende) beschermende regeling. Voorgesteld wordt de hoogte op de bestemmingsplankaart (verbeelding) gelijk te maken aan de huidige hoogte en de bescherming te vergroten.

  • Voorgesteld wordt de binnenplanse afwijkingsmogelijkheid voor het verhogen van de maximaal toegestane hoogte (lid 10.4.1a) terug te brengen van 4 naar 3 meter.
  • Voorgesteld wordt de maximale bouwhoogte van de hoek Nieuweweg en Damsterdiep en op het adres Oostersingel 2-14/ Nieuweweg 52-56 te verlagen, omdat hier lage bebouwing rond de binnen deze bebouwing gelegen tuin gewenst is.

Gemeentelijke reactie

  • Het is niet de intentie van het bestemmingsplan om een conserverende regeling voor het gebied te bieden die de bestaande situatie 'bevriest'. Het is de bedoeling, met inachtneming van de bestaande planologische rechten, om een goede beheersregeling te bieden met enige flexibiliteit in de vorm van beperkte ontwikkelingsmogelijkheden. Echter, ook bescherming van waardevolle elementen is van belang. Aan de hand van een cultuurhistorische analyse is opnieuw bekeken welke van de genoemde (ensembles van) panden meer bescherming behoeven en welke niet. De regeling inzake kappen kan door het aangeven van het woord 'kap' op de verbeelding òf door het aangeven van de bouw-/goothoogte, eventueel nog aangevuld met het aangeven van een dakhelling.De laatste optie biedt meer duidelijkheid, reden waarom voor dit laatste instrument is gekozen. Op deze wijze kunnen de waardevolle elementen binnen het plangebied goed worden beschermd.
  • Het is ongewenst de binnenplanse afwijkingsmogelijkheid te verlagen naar 3 meter, gezien de eisen van het bouwbesluit. Volgens het Bouwbesluit is 3 meter voor een bouwlaag minimaal. In deze 3 meter is behalve de loopruimte tevens de vloer/het plafond is opgenomen. Voorts zijn wij van mening dat 1 meter op de totale bouwhoogte niet echt relevant is voor de beleving van de bouwhoogte.
  • De maximaal toegestane bouwhoogte op de hoek Nieuweweg-Damsterdiep was inderdaad te hoog en is verlaagd met 4 meter (voorheen 22, nu 18 meter). De toegestane bouwhoogte voor de nog te realiseren bebouwing rond de tuin is conform de reeds vergunde bouwhoogte, met dien verstande dat een bouwstrookje langs de tuin is verlaagd naar een maximale bouwhoogte van 4 meter.

Conclusie: De regeling inzake kappen is verduidelijkt en toegepast waar dit van belang is; beperking van de afwijkingsbevoegdheid voor de bouwhoogte is ongewenst; de maximaal toegestane bouwhoogte op de hoek Nieuweweg-Damsterdiep en van het strookje langs de tuin van Hommes is verlaagd.

e. Verbetering van de Diepenring

De aanpak van de Diepenring heeft pas echt zin als zowel het parkeren als de opvulling van de gracht met woonboten wordt aangepakt.

Gemeentelijke reactie

De aanpak van de Diepenring betreft met name de inrichting voor zover het gaat om het parkeren. Het bestemmingsplan kan echter voor de inrichting geen voorschriften geven, omdat dat gaat om uitvoeringsmaatregelen. Dit punt is doorgegeven aan de bij het Perspectief Binnenstad Oost betrokken afdeling. Woonboten behoren niet tot het plangebied van dit bestemmingsplan; hiervoor is het bestemmingsplan Openbaar Vaarwater opgesteld.

Conclusie: Deze inspraakreactie kan niet leiden tot een wijziging van het bestemmingsplan.

f. Overleg

Verzocht wordt, conform een eerdere toezegging, met de projectleider van het bestemmingsplan Binnenstad-Oost te spreken.

Gemeentelijke reactie

De toezegging dat historische verenigingen via de projectleider betrokken worden in het voortraject van binnenstadsontwikkelingen is niet van toepassing op de procedure voor dit plan. Het bestemmingsplan Binnenstad-Oost 2012 betreft een zogenaamd actualiseringsplan. Dergelijke plannen beogen in principe geen nieuwe ontwikkelingen; er is dan ook geen 'echte' projectleider bij betrokken. Uit telefonisch contact met de steller van de inspraakreactie blijkt, dat zij zich dit kan voorstellen.

Ad 2. De inspraakreactie van de Bewonersorganisatie Binnenstad-Oost

a. Jongeren in de wijk

Gepleit wordt om bij nieuwbouw woningen voor gezinnen en ouderen te realiseren als tegenwicht voor het alsmaar groeiende aantal jongeren in de wijk.

Gemeentelijke reactie

Een bestemmingsplan is niet het juiste instrument om doelgroepen voor woningen te regelen in dit deel van de grotendeels bestaande stad. Het enige instrument dat de gemeente nu voorhanden heeft is de 15% regeling. Naast de 15% norm willen we het aanbod voor jongeren verruimen door middel van het toevoegen van nieuwe kwalitatief hoogwaardige zelfstandige jongereneenheden. Hierdoor wordt de druk op de bestaande wijken ontlast.

Conclusie: Een bestemmingsplan is niet het geschikte middel om doelgroepen voor woningen te regelen.

b. Horeca

Er is geen ruimte voor een horecabedrijf bij de in- en uitgang van de parkeergarage Damsterdiep. Daghoreca zou zich met name in leegstaande winkels moeten vestigen; dit is beter voor de levendigheid en aantrekkelijkheid voor bezoekers dan zakelijke dienstverlening in die panden, waar op blz. 41 de voorkeur naar uit lijkt te gaan.

Gemeentelijke reactie

Er is inderdaad geen ruimte voor een horecabedrijf bij de in- en uitgang van de parkeergarage Damsterdiep. Omdat het bij een bestemmingsplan in hoofdzaak gaat om toelatingsplanologie, kan vestiging op een bepaalde plek niet worden afgedwongen. Het bestemmingsplan maakt extra horeca wel mogelijk na toepassing van een afwijkingsbevoegdheid.

Conclusie: De regeling blijft op dit punt ongewijzigd.

c. Groen

De tuin van Hommes is niet vermeld in de tekst en het groengebiedje voor het Voor het Voormalig Klein Poortje 1-4 heeft de bestemming Verkeer gekregen.

Gemeentelijke reactie

De gemeente kan instemmen met een aanvulling van hoofdstuk 2 met informatie inzake de 'tuin van Hommes' ; het groengebied heeft wel de bestemming Groen gekregen en is door middel van de bijbehorende regeling afdoende beschermd. Het groen voor Voor het Voormalig Klein Poortje 1-4 behoort niet tot het plangebied van dit bestemmingsplan, maar tot dat van de tram.

Conclusie: De tekst van hoofdstuk 2 is aangevuld; voor het overige is de inspraakreactie niet van toepassing op dit bestemmingsplan.

d. Bouwhoogte

Een aantal bouwhoogtes/bouwvlakken op de verbeelding is niet goed aangegeven; daar waar eerder een binnenplanse uitbreidingsbevoegheid gerealiseerd is, zou dat niet nog een keer moeten mogen.

Gemeentelijke reactie

In het algemeen zijn de op de verbeelding aangegeven bouwhoogtes correct, omdat zij in lijn zijn met de feitelijke en/of planologisch bestaande situatie.

Gezien de dynamiek in een binnenstad is het ongewenst afwijkingsbevoegdheden ten behoeve van een grotere hoogte achterwege te laten. Zoals het woord al zegt, is een afwijkingsbevoegdheid een bevoegdheid en geen plicht. Per situatie wordt de ruimtelijke inpasbaarheid bekeken.

De maximale bouwhoogte ter plaatse van de hoek Nieuweweg-Damsterdiep is verlaagd naar 18 meter (zie de gemeentelijke reactie onder 1d).

Conclusie: De maximale bouwhoogte van de hoek Nieuweweg-Damsterdiep is verlaagd.

e. Coffeeshopverbod

Het coffeeshopverbod zou moeten worden opgenomen in het bestemmingsplan.

Gemeentelijke reactie

In het verslag van het overleg met de Bewonersorganisatie is hierop reeds als volgt geantwoord. 'Het coffeeshopbeleid wordt geregeld op basis van de Algemene Plaatselijke Verordening en niet in bestemmingsplannen, omdat het in bestemmingsplannen gaat om de ruimtelijke relevantie en niet om de openbare orde/overlast, zoals bij de regeling op basis van de A.P.V.; bovendien moet een overlap, c.q. dubbele regeling, met alle problemen van dien worden voorkomen.'

Conclusie: Niet het bestemmingsplan, maar de APV is het geschikte middel om coffeeshops te regelen.

f. Correcties

Er zijn enkele foutjes ontdekt: de W.A.Scholtenstraat is alleen van belang voor het overige verkeer vanaf het centrum; de vermelding van de route van het openbaar vervoer via W.A.Scholtenstraat en Oostersingel tot het Hanzeplein betreft slechts een tijdelijke situatie; er is geen ruimte voor een horecabedrijf bij de in- en uitgang van de parkeergarage Damsterdiep.

Gemeentelijke reactie

De correcties zijn toegepast. De tekst inzake de busroute is aangepast. Het bedoelde horecabedrijf zou moeten worden gevestigd op het Damsterplein (t. Op het Damsterplein is nieuwe bebouwing gekomen ten behoeve van het kantoor van Nijestee; hier is niet zozeer de gewenste als wel de toekomstige situatie beschreven.

Conclusie: De foutjes zijn verbeterd.

Ad 3. Een eigenaar van een pand op de hoek Damsterdiep-Damsterkade

De eigenaar van een pand op de hoek Damsterdiep-Damsterkade wil hier een hostel/restaurant met terras vestigen.

Gemeentelijke reactie

In de ontwerpversie van het bestemmingsplan is aan de Damsterkade de mogelijkheid gecreƫerd om met een afwijkingsbevoegdheid een horeca-1 en/of horeca-2-gelegenheid te realiseren. Hierdoor is ter plaatse onder meer een restaurant mogelijk. Een hostel past echter niet in de structuur van het gebied.

Conclusie: De gemeente kan deels instemmen met deze inspraakreactie.

Ad 4. Twee personen die werkzaam zijn aan de Tuinstraat

a. Functie van een pand

In het huidige bestemmingsplan wordt Tuinstraat 38 aangeduid met de functie niet-wonen. In het voorontwerp van het nieuwe bestemmingsplan is de functie niet wonen veranderd in wonen. Gemist wordt een duidelijke bepaling of anderszins garantie die veilig stelt dat ook onder het nieuwe bestemmingsplan het gebruik van de ruimte op Tuinstraat 38 begane grond als atelier een legale functie blijft.

Gemeentelijke reactie

De opmerking klopt; de verbeelding met bijbehorend voorschrift is aangepast.

Conclusie: De gemeente stemt in met de inspraakreactie.

b. Kamerverhuur

Er wordt een regeling gemist, die waarborgt dat de omzetting van normale huurwoningen in de Tuinstraat naar kamersgewijs verhuurde panden niet verder toeneemt. Dit vanwege de niet meer evenwichtige en eenzijdige bevolkingssamenstelling, die er in de buurt ontstaan is en de toenemende klachten over overlast die gepaard gaat met kamergewijze verhuur van daarvoor eigenlijk niet geschikte panden.

Gemeentelijke reactie

Zie de gemeentelijke reactie onder inspraakreactie 2 a.

Ad 5. Een bewoner van de Agricolastraat

a. Beeldbepalende panden

Wat zijn de criteria om een pand 'beeldbepalend' te noemen? Waarom is een rijtje huizen aan de westzijde van de Agricolastraat in het vorige bestemmingsplan wel beeldbepalend en nu niet meer?

Gemeentelijke reactie

Wat de criteria zijn om een pand 'beeldbepalend' te noemen, kan niet eenduidig beantwoord worden.

Aanvankelijk ging het vooral om panden die voor de samenhang van het historische straatbeeld van essentieel belang werden geacht. Een cultuurhistorische afweging lag en ligt ten grondslag aan de beeldbepalende status. Per object/complex zal deze afweging anders zijn. Meegenomen in de afweging zijn in elk geval de architectuurhistorische waarde, de bouwhistorische waarde, de ensemblewaarde, de gaafheid, de zeldzaamheid en de bijdrage aan de samenhang van het historische (straat)beeld.

De collectie Beeldbepalende Panden is veranderlijk. Door sloop, brand, verbouwingen of gewijzigde inzichten kunnen de cultuurhistorische waarden verdwenen en/of sterk verminderd zijn, waardoor er van een 'status' als beeldbepalend pand geen sprake meer kan zijn. Tegelijkertijd kunnen door gewijzigde cultuurhistorische inzichten en/of vergrote kennis ook panden aan de lijst Beeldbepalende panden worden toegevoegd.

Beeldbepalende panden hebben op zich geen juridische status. Wel is er sprake van een signaalfunctie voor een zorgvuldige omgang met de alhier aanwezige cultuurhistorische waarden.Beeldbepalende panden staan vermeld op de toelichting en de CultuurWaardenKaart. Deze kaart toont op pandniveau de aanwezigheid van cultuurhistorische waarden. Bovendien vormt de kaart de basis voor de plankaartvertaling van de cultuurhistorie.

De afbeelding met beeldbepalende panden gaf abusievelijk niet het rijtje huizen aan de westzijde van de Agricolastraat weer; dit is gecorrigeerd.

Conclusie: De cultuurwaardenkaart is aangepast.

b. Parkeerplaats

Aan de noordzijde van de Mussengang ligt een buurtparkeerplaatsje. Dit staat nu ten onrechte ingetekend als dienstverlening. Dit plaatsje mag niet zo maar toegewezen worden aan het Werkmancollege.

Gemeentelijke reactie

Voor de noordzijde van de Mussengang is ervoor gekozen om de huidige bestemmingsregeling inclusief de bestaande bouwmogelijkheden uit het oude bestemmingsplan over te nemen. Indien het hier tot realisatie van een bouwplan komt, zullen de parkeerplaatsen die hier nu zijn gerealiseerd, gecompenseerd moeten worden.

Conclusie: Het bestemmingsplan blijft op dit punt ongewijzigd.

Ad 6. Een bewoner van de Tuinstraat

a. Eerdere participatie- en inspraakreacties

De inspreker verwijst naar de eerder gemelde punten onder participatie en naar inspraakreacties ad 2 (bijlage 1) en ad 5 (bijlage 2). Ook wordt verzocht de inspraakreactie op het Concept-perspectief Binnenstad-Oost 2020 als ingelast te beschouwen.

Gemeentelijke reactie

Zie voor de eerder gemelde punten de gemeentelijke reactie onder participatie en ad 2 en ad 5. De inspraakreactie op het concept-perspectief en de gemeentelijke reactie hierop waren de volgende.

  • De gemeente moet niet te pas en te onpas 'u woont nu eenmaal in het centrum' van stal halen om nieuwe ingrepen te rechtvaardigen.
    Gemeentelijke reactie: Wij zien Binnenstad-Oost als een wijk die onderdeel uitmaakt van de binnenstad. Een zekere mate van 'binnenstadsleven' hoort daar nu eenmaal bij. Tegelijkertijd zien we Binnenstad-Oost ook als een wijk met unieke eigen kwaliteiten die we willen versterken.
  • Uitbreiding van het Werkmancollege mag niet ten koste gaan van het plein van de Borgmanschool en het groen.
    Gemeentelijke reactie: Op dit moment zijn er geen concrete plannen voor uitbreiding aan de achterzijde.
  • 'Ondersteunend groen' in conceptbestemmingsplan Binnenstad-Oost voor het gebied achter Werkmancollege/Borgmanschool is niet meer ingetekend.
    Gemeentelijke reactie: In het voorontwerp Bestemmingsplan is het betreffende groen alsnog opgenomen.
  • Er is overlast voor bewoners van de Tuinstraat door de onrustige woonomgeving: straatzijde, achterzijde, sluiproute, junks, uitgaanspubliek en Bernlef.
    Gemeentelijke reactie: Overlast wordt gericht aangepakt in overleg met Meldpunt Overlast, politie en andere betrokken partijen.
  • De gemeente moet opnieuw nadenken over de 15% norm, aantal studenten is hoger dan 15%, in huizen die daarvoor niet geschikt zijn.
    Gemeentelijke reactie: Om een structurele oplossing voor het huisvesten van jongeren te zoeken, is de campagne Bouwjong gestart. De 15% norm is halverwege 2011 aan de orde geweest. De raad heeft ingestemd met het voortzetten van deze norm.

b. Het reguleringssysteem

Gesteld wordt dat de zin waarin wordt gesteld dat het bestemmingsplan erop is gericht de bestaande situatie inclusief reeds vergunde bouwprojecten vast te leggen en te beschermen onduidelijk is en op de uitwerking op veel punten gebrekkig. Bepleit wordt voorzichtigheid bij het besluit het reguleringssysteem inzake met met name vloerindex en korrel te verlaten; in het kader daarvan wordt gewezen naar de discussie en rechtszaak over deze instrumenten in het kader van het bouwplan Zaagdam.

Gemeentelijke reactie

Zie hiervoor de gemeentelijke reactie onder ad 1 onder korrelgrootte en vloerindex.

c. Verbeelding

Verwezen wordt naar onnauwkeurigheden op de verbeelding .

Gemeentelijke reactie

De bedoelde onnauwkeurigheden in de Tuinstraat zijn geen 'missers' zoals de inspreker stelt. In het huidige bestemmingsplan is in de Tuinstraat een hoogte van vier bouwlagen toegestaan met inachtneming van een vloerindex van 2.4. De vloerindex is geschrapt (zie de gemeentelijke reactie onder 1). Hierdoor is geen flexibele invulling per perceel meer mogelijk (flexibiliteit in hoogte of diepte). Hiervoor is een bouwvlak teruggekomen, waarvoor is bepaald waar het hoofdgebouw mag worden gebouwd. Daarnaast is de regeling voor bijbehorende bouwwerken van toepassing op het binnenterrein. De planologisch toegestane hoogte uit het oude plan is overgenomen en in grote delen van de straat met ƩƩn laag verminderd. Dit resulteert in een toegestane hoogte van 14 meter voor nummer 6 t/m 24 en 11 meter in de rest van de straat. Dit komt niet altijd overeen met de feitelijke situatie, waar inspreker naar verwijst, maar dat is ook niet altijd de bedoeling van dit bestemmingsplan.

Conclusie: De inspraakreactie wordt niet overgenomen.

d. Vraag inzake de bestemming Maatschappelijk

Wat is de reden dat de strook achter Tuinstraat 42/42a is gewijzigd ten opzichte van de situatie van 2000; hetzelfde geldt voor het schoolgebouw zelf? Er is sprake van overlast.

Gemeentelijke reactie

De bestemming Maatschappelijk is getekend voor de gronden behorend bij de Borgmanschool. In het tot nu toe vigerende bestemmingsplan is een kleiner vlak aangegeven voor deze functie; op de verbeelding van het voorliggend bestemmingsplan is de feitelijke situatie bestemd, een situatie die al jaren zo bestaat. Voor de hoogte is aangesloten bij het planologisch bestaande regime. Dit komt overeen met een hoogte van 11 meter voor het hoofdgebouw en vier meter voor het binnenterrein. Tevens is het bebouwingspercentage van 30% overgenomen. De eigendommen behorende bij de woonfuncties aan de Tuinstraat vallen onder de bestemming Wonen.

Conclusie: De inspraakreactie wordt niet overgenomen.

e. Vraag inzake de differentiatiegrens

De differentiatiegrens circa 5 meter achter de hoofdbebouwing van Tuinstraat 32/40 is verdwenen; leidt dit niet tot ongewenste ruimtelijke ontwikkelingen bijvoorbeeld op het achtererf van Tuinstraat 40?

Gemeentelijke reactie

De differentiatiegrens in het tot nu toe vigerende bestemmingsplan houdt geen rekening met eigendomsgrenzen. Het voorliggend bestemmingsplan speelt daar beter op in. In essentie verandert de regeling echter niet. Het huidige plan regelt dat op het schoolplein slechts ƩƩn laag hoog mag worden gebouwd met inachtneming van een bebouwingspercentage van 30%. Dat blijft zo (zie ook onder d). Daarnaast geldt voor de percelen met een woonbestemming aan de Tuinstraat de regeling voor bijbehorende bouwwerken. Ook hier is slechts erfbebouwing in ƩƩn laag mogelijk met inachtneming van een bebouwingspercentage van 50% op het achtererf. Alleen voor nummer 36 is een uitzondering gemaakt, omdat hier hogere bebouwing is vergund.

Conclusie: Voor ongewenste ruimtelijke ontwikkelingen hoeft niet te worden gevreesd.

7.3 Overleg

In het kader van het overleg op grond van artikel 10 van het Besluit op de Ruimtelijke Ordening is het voorliggende bestemmingsplan toegezonden aan de bij het plan betrokken instanties.

Naar aanleiding van het commentaar van de Groningen Cityclub en MKB Nederland Noord is de regeling voor Bloemstraat zuidzijde aangepast. De overige reacties hebben geen aanleiding gegeven tot aanpassing van het bestemmingsplan.

Groningen Cityclub en MKB Nederland Noord

  1. a. Verzocht wordt om voor Bloemstraat zuidzijde dezelfde regeling voor detailhandel als voor Bloemstraat noordzijde, zoals geregeld in het bestemmingsplan Ebbingekwartier, op te nemen.
  2. b. Voor de W.A.Scholtenstraat en de Nieuwe Sint Jansstraat is het niet wenselijk om nieuwe bedrijvigheid toe te staan, omdat in bestaande straten elders reeds sprake is van leegstand.
  3. c. Duidelijkheid is gewenst over de invulling van de hoek Oostersingel- Damsterdiep-Nieuweweg en over de hoek Nieuweweg en Schuitendiep; in het laatste geval heeft een invulling met horeca de voorkeur.

Gemeentelijke reactie

Ad a. Detailhandel was bij recht reeds maximaal 200 m² verkoopvloeroppervlakte; de afwijkings- bevoegdheid van 500 m² gewijzigd naar 400 m² verkoopvloeroppervlakte conform de regeling in bestemmingsplan Ebbingekwartier voor Bloemstraat noordzijde (lid 5.6.1).

Ad b. In het, tot de inwerkingtreding van het voorliggend bestemmingsplan, vigerend bestemmingsplan Binnenstad-Oost hadden de W.A.Scholtenstraat en de Nieuwe Sint Jansstraat een bestemmingsregeling die vergelijkbaar was met de nu voorgestelde Centrumfunctie. De gemeente wil hierin geen verandering brengen. Reden is dat de Scholtenstraat een belangrijke route vormt tussen binnenstad en de buitenwijken: voor het openbaar vervoer met tweerichtingsverkeer, voor de auto in ƩƩn richting. De Nieuwe Sint Jansstraat vormt een belangrijke route tussen het stadscentrum en het UMCG.

Ad c. De hoek Oostersingel- Damsterdiep- Nieuweweg betreft op de begane grond de uitgang van de parkeergarage en op de verdieping, conform de regeling voor de bestemming Centrum-1 de functie 'wonen'. Op de hoek Nieuweweg/Schuitendiep is horeca toegestaan na toepassing van een afwijkingsbevoegdheid; omdat het in een bestemmingsplan vooral gaat om toelatingsplanologie kan de gemeente vestiging echter niet afdwingen.

Met de provincie is op 7 februari 2012 mondeling overlegd over het voorliggende voorontwerpbestemmingsplan. Hierbij is door de gemeente aangegeven, dat het plan een actuele planologische regeling biedt voor de bestaande situatie en niet voorziet in nieuwe ontwikkelingen, met uitzondering van de gronden op de hoek van de Nieuweweg met het Damsterdiep. De conclusie van de provincie was dat met het plan geen provinciale belangen worden doorkruist. Wel is nog aandacht gevraagd voor het onderdeel externe veiligheid in relatie tot het transport van gevaarlijke stoffen en het uitsluiten van windturbines hoger dan 15 meter. Met inachtneming van het besluit van Gedeputeerde Staten van 17 mei 2011, zaaknummer 323315, is van het voeren van schriftelijk overleg met de provincie afgezien.

Gemeentelijke reactie

De regels sluiten door de maximale bouwhoogte voor bouwwerken geen gebouw zijnde windturbines hoger dan 15 meter uit.

De externe veiligheid in relatie tot het transport van gevaarlijke stoffen is door de grote afstand van het plangebied tot een dergelijke transportroute afdoende gewaarborgd.

De schriftelijke vooroverlegreacties zijn integraal opgenomen in bijlage 7 bij deze toelichting.

7.4 Overige Wijzigingen

Het ontwerp-bestemmingsplan is ten opzichte van het voorontwerp op de onderstaande punten, die in veel gevallen te maken hebben met de bestaande situatie en/ of aanstaande bouwplannen en/of voortschrijdend inzicht, gewijzigd. De hoofdopzet van het plan blijft echter onverkort gehandhaafd.

  • De volgende wijzigingen zijn aangebracht op de verbeelding (plankaart). Conform een verleende vergunning is de bouwgrens ter plaatse van Voor 't voormalig Klein poortje 10 en 11 aangepast; de plangrens van de bestemming Verkeer ter plaatse van het Schuitendiep is enigszins gewijzigd, c.q. beter aansluitend gemaakt op de grenzen van het bestemmingsplan voor de tram;ter plaatse van de Agricolastraat is de maximaal toegestane goothoogte toegevoegd; Oostersingel: 74 t/m 79 is aangepast overeenkomstig de feitelijke situatie; in de hoek Damsterkade-Oosterkade zijn de binnenterreinen ingetekend; de bouwhoogte ter plaatse van Damsterkade 1 is conform de tot nu toe geldende bestemmingsplanregeling.
  • De vloerindex is geschrapt. Omdat er daardoor nog weinig schuifmogelijkheden meer zijn binnen de bouwgrenzen is voor de flexibiliteit een afwijkingsbevoegdheid met 2 meter voor overschrijding van het bouw- /maatvoeringsvlak opgenomen en zijn de gevellijnen, omdat zij overbodig zijn geworden, vervallen.
  • In verband met de standaardisering van bestemmingsplannen is ervoor gekozen het begrip daghoreca te vervangen door de lichte vormen van horeca, c.q. horeca-1 en horeca-2.
    Conform het horecabeleid zijn na toepassing van een afwijkingsbevoegdheid ook lichte vormen van horeca mogelijk aan de Lijnbaanstraat en de Oostersingel en is aan de noordoostzijde van de Turfsingel horeca toegestaan door middel van een aanduiding op de verbeelding. In verband met de laatstgenoemde wijziging is de afwijkingsbevoegdheid voor horeca aan de Turfsingel geschrapt.
  • Informatie over gebieden die niet behoren tot het plangebied en die voorts niet relevant is voor het plangebied is uit de tekst geschrapt.

Voorts zijn er enkele tekstuele, niet-inhoudelijke en/of ondergeschikte wijzigingen aangebracht.

Hoofdstuk 8 Uitvoerbaarheid / Exploitatie

Onderzoek naar de economische uitvoerbaarheid van bestemmingsplannen heeft in het algemeen betrekking op nieuwe ontwikkelingen waarvoor bestemmingswijzigingen nodig zijn en die door de gemeente worden gerealiseerd. Het bestemmingsplan Binnenstad-Oost 2012 heeft echter grotendeels betrekking op een reeds bebouwd deel van de gemeente, waarbij de ontwikkelingen aan het particuliere initiatief worden overgelaten.

Nagegaan is of het op basis van de Wet ruimtelijke ordening en de daarin opgenomen regeling omtrent grondexploitatie noodzakelijk is een exploitatieplan aan het bestemmingsplan toe te voegen. Een dergelijk plan wordt samen met het bestemmingsplan door de gemeenteraad vastgesteld en bevat een verantwoording van de wijze, waarop de kosten van een ontwikkeling verzekerd zijn. Daarnaast kan een exploitatieplan inrichtingseisen voor de ontwikkeling bevatten.

Het opstellen van een exploitatieplan is niet nodig als ten tijde van de vaststelling van het bestemmingsplan een exploitatieovereenkomst is gesloten met de ontwikkelaar, als het gaat om gronden die in eigendom zijn van de gemeente of om gronden waarvoor reeds een vergunning is verleend. Een exploitatieplan is evenmin nodig als het gaat om gronden waarvoor een wijzigingsbevoegdheid in het bestemmingsplan is opgenomen. In afdeling 6.4 Wet ruimtelijke ordening (grondexploitatie) is namelijk geregeld dat een exploitatieplan ten behoeve van een ontwikkeling die door middel van een wijzigingsbevoegdheid mogelijk wordt gemaakt pas ten tijde van de wijziging van de bestemming hoeft te worden vastgesteld.

In bestemmingsplan Binnenstad-Oost 2012 zijn geen ontwikkelingen voorzien die vragen om een exploitatieplan. Conclusie is dan ook dat voor dit bestemmingsplan geen grondexploitatieplan hoeft te worden vastgesteld.

Bijlagen

Bijlage 1 Industrielawaai

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP575BinnOos2012GV-gv01_0041.jpg"

Feitelijke geluidsbelasting vanwege Industrieterrein Zuidoost

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP575BinnOos2012GV-gv01_0042.png"

Nieuwe (teruggelegde) geluidszone Industrieterrein Zuidoost

Bijlage 2 Luchtkwaliteit

In de hierna volgende tabellen zijn de luchtkwaliteitsnormen en de (berekende) luchtkwaliteit weergegeven. Het betreft:

  1. 1. een totaaloverzicht: luchtkwaliteitsnormen, huidige situatie en prognoses;
  2. 2. de concentraties van NO2 in 2010 en 2020;
  3. 3. de concentraties van PM10 in 2010 en 2020;
  4. 4. het aantal dagen met een overschrijding van PM10 in 2010 en 2020.

Luchtkwaliteitsnormen

Huidige situatie 2010
en prognose voor 2020
Stof Norm
Stikstof-
dioxide: NO2
Grenswaarde jaar- gemiddelde concentratie = 40 mg/m3 Geen overschrijdingen: zie tabel 2.
Fijn stof: PM10 Grenswaarde jaar- gemiddelde concentratie = 40 mg/m3 Geen overschrijdingen: zie tabel 3.
Fijn stof: PM10 Grenswaarde dag- gemiddelde concentratie =maximaal 35x per jaar
> 50 mg/m3
Geen overschrijdingen: zie tabel 4.
Fijn stof: PM10 Advieswaarde jaar- gemiddelde concentratie = 20 mg/m3 Wel overschrijdingen: zie tabel 5.
Benzeen Grenswaarde jaar- gemiddelde concentratie = 5 mg/m3

Geen normoverschrijdingen.
Toelichting:
De concentraties in Groningen zitten ver onder de norm. De achtergrondconcentratie bedraagt hier in 2010 en 2020 ca. 0,9 mg/m3. In 2010 is de hoogste concentratie in het plangebied 1,2 mg/m3. In 2020 is de hoogste concentratie 1,2 ug/m3
Benzo(a)-pyreen:
B(a)P
Richtwaarde voor de jaargemiddelde concentratie
per 1-1-2013
= 1 nanogram per m3
Geen normoverschrijdingen
Toelichting:
De achtergrondconcentratie in de stad Groningen is in 2010 en 2020 ongeveer 0,3 ng/m3. De hoogste concentratie op de betrokken wegen in het plangebied in 2010 en 2020 is ongeveer 0,3 ng/m3.
Zwavel- dioxide:
SO2
O.a. grenswaarde
jaargemiddelde concentratie
= 20 mg/m3
Geen normoverschrijdingen.
Toelichting:
De concentraties in Groningen zitten ver onder de norm. De achtergrondconcentratie bedraagt hier in 2010 ca. 1,2 mg/m3 en in 2020 ca. 0,7 mg/m3. De hoogste concentratie in het plangebied in 2010 is circa 1,3 mg/m3. In 2020 is deze concentratie circa 0,8 mg/m3.
Lood: Pb Grenswaarde jaargemiddelde concentratie = 0,5 mg/m3 Geen normoverschrijdingen.
Toelichting:
In Nederland komen geen normoverschrijdingen meer voor. Voor Pb wordt verwezen naar provinciale rapportages.

Tabel 1: Totaaloverzicht


Straatnaam

Concentratie in 2010
(in mg/m3)

Prognose voor 2020
(in mg/m3)
Damsterdiep 30,7 18,0
Oostersingel 25,3 17,2
Turfsingel 25,2 15,1
W.A. Scholtenstraat 28,7 18,2

Conclusie: geen normoverschrijdingen

Tabel 2: Berekening jaargemiddelde concentratie van NO2

Grenswaarde = 40 mg/m3


Straatnaam

Concentratie in 2010
(in mg/m3)

Prognose voor 2020
(in mg/m3)
Damsterdiep 18,0 14,9
Oostersingel 16,8 14,8
Turfsingel 16,7 14,1
W.A. Scholtenstraat 17,4 14,9

Conclusie: geen normoverschrijdingen

Tabel 3: Berekening jaargemiddelde concentratie van PM10
(INCLUSIEF zeezoutcorrectie van 6 mg/m3) Grenswaarde = 40 mg/m3


Straatnaam

Aantal dagen met een overschrijding in 2010

Aantal dagen met een overschrijding: prognose voor 2020
Damsterdiep 5 2
Oostersingel 3 2
Turfsingel 3 2
W.A. Scholtenstraat 3 2

Conclusie: geen normoverschrijdingen

Tabel 4: Berekening aantal dagen overschrijding voor PM10
(INCLUSIEF zeezoutcorrectie van 6 dagen/jaar)
Grenswaarde = maximaal 35x per jaar hoger dan 50 mg/m3

Bijlage 3 Externe Veiligheid

1 Externe veiligheidsstudie

Ten behoeve van de beoordeling van het aspect Externe Veiligheid voor het bestemmingsplan 'Binnenstad-Oost 2012' heeft de Milieudienst van de gemeente Groningen een veiligheidsstudie uitgevoerd. Deze studie bestaat uit de volgende onderdelen:

  • een inventarisatie van de risicobronnen in en nabij het plangebied;
  • de analyse van de invloed van risicobronnen op de veiligheidssituatie;
  • de toetsing van de veiligheidssituatie aan de geldende veiligheidsnormen;
  • de beoordeling van de noodzaak van een verantwoording groepsrisico;
  • de conclusie.

De studie is uitgevoerd in maart 2011 ten behoeve van de beoordeling van het bestemmingsplan Binnenstad-Oost 2012. De uitkomsten van de studie vormen de basis voor de externe veiligheidsparagraaf van dit bestemmingsplan (paragraaf 5.5.4).

2 Toelichting Externe Veiligheid

Definitie Externe Veiligheid

Externe veiligheid gaat over overlijdensrisico's die mensen lopen vanwege gebruik, opslag en vervoer van gevaarlijke stoffen over weg, spoor, vaarwegen en door buisleidingen. Gevaarlijke stoffen zijn bij voorbeeld vuurwerk, lpg, chloor, ammoniak en munitie. De term 'externe' veiligheid wordt gehanteerd omdat het overlijdensrisico van derden centraal staat. Het gaat om mensen (externen) die zelf niet deelnemen aan de activiteit die het overlijdensrisico met zich meebrengt.

In het begrip 'risico' zijn kansen en effecten aan elkaar gekoppeld. Bij externe veiligheid gaat het om ongelukken met kleine kansen en grote effecten. Het beleidsveld Externe veiligheid richt zich op de beheersing van deze risico's.

Risiconormen

De risiconormering voor externe veiligheid concentreert zich rond twee begrippen: plaatsgebonden risico (PR) en groepsrisico (GR). Hieronder worden deze toegelicht.

Het plaatsgebonden risico (PR) geeft het minimale wettelijke niveau voor de bescherming van individuele burgers.

Het is de berekende kans per jaar dat een persoon overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval bij een risicobron, aangenomen dat de persoon onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven.

In het plaatsgebonden risico zijn twee kansen verwerkt:

  • de kans op het plaatsvinden van een ongeluk, waarbij een gevaarlijke stof vrijkomt;
  • de kans dat een persoon daadwerkelijk overlijdt als gevolg hiervan.

Deze kans mag maximaal 1 op een miljoen (10-6) per jaar zijn.

Men kan de kans met een risicocontour ruimtelijk weergeven. Deze contour verbindt plaatsen in de omgeving van de risicobron met een overlijdenskans van ƩƩn op een miljoen. Binnen de 10-6-contour mogen geen nieuwe kwetsbare objecten (zoals woningen en scholen) worden geplaatst.

Met het groepsrisico (GR) wordt een maat gegeven voor de maatschappelijke ontwrichting bij een ramp.

Het is de kans per jaar dat een groep van tenminste 10 personen tegelijk overlijdt als rechtstreeks gevolg van de aanwezigheid in het invloedsgebied van een risicobron Ʃn een ongewoon voorval binnen die risicobron waarbij een gevaarlijke stof betrokken is.

De hoogte van het groepsrisicois afhankelijk van twee factoren:

  • de jaarlijkse kans dat zich een ongeval met een gevaarlijke stof voordoet;
  • het aantal potentiĆ«le slachtoffers in het invloedsgebied van een risicovolle activiteit.

Het GR legt een relatie tussen deze twee factoren.

Men kan het groepsrisico niet ruimtelijk weergeven. Het wordt uitgedrukt in een grafiek, waarin het aantal slachtoffers wordt uitgezet tegen de cumulatieve kans dat de groep slachtoffer wordt van een ongeval met gevaarlijke stoffen: de fN-curve. Het groepsrisico dient te worden bepaald binnen het invloedsgebied van een risicovolle activiteit.

Daarnaast speelt het zogenaamde Plasbrand Aandachtsgebied (PAG) een belangrijke rol bij de beoordeling van externe veiligheid. Het PAG betreft de zone waarbinnen de effecten van een ongeluk met brandbare vloeistoffen een dodelijk effect hebben. Voor wegen en het spoor ligt deze grens op 30 meter, voor vaarwegen bedraagt de zone 25 meter.

3 Wettelijk kader

Inleiding

Om de externe veiligheidsrisico's te beheersen heeft de Rijksoverheid een aantal nota's, circulaires en besluiten opgesteld die leidend zijn voor externe veiligheidstaken van de provincie en gemeenten. Het gaat daarbij om wet- en regelgeving waarin risiconormen zijn gesteld voor respectievelijk inrichtingen, transport van gevaarlijke stoffen en buisleidingen. Het Rijksbeleid staat niet op zichzelf. Ook de provincie Groningen en de gemeente Groningen hebben veiligheidskaders vastgesteld.

Rijksbeleid

Risicobedrijven

Het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (BEVI, VROM, 2004, laatst gewijzigd 2009) bevat veiligheidsnormen voor bedrijven die een risico vormen voor personen buiten het bedrijfsterrein. Daarnaast stelt het Besluit Risico's Zware Ongevallen (BRZO-1999) eisen aan de meest risicovolle bedrijven in Nederland. Het BEVI verplicht gemeenten en provincies rekening te houden met de externe veiligheid als ze een milieuvergunning verlenen of een bestemmingsplan maken.

Vervoer gevaarlijke stoffen

Ten aanzien van transportrisico's zijn de Wet vervoer gevaarlijke stoffen, de Nota 'Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen'(RNVGS, Ministerie van Verkeer en Waterstaat, 2005) en de Circulaire 'Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen' (Ministerie van Verkeer en Waterstaat, in nauwe samenwerking met VROM, 2004) verschenen. De circulaire bevat veiligheidsnormen voor het vervoer en voor ruimtelijke ontwikkelingen in de omgeving van transportroutes. Gemeenten dienen hiermee rekening te houden bij het opstellen van ruimtelijke plannen.

Binnenkort wordt volgens planning het Besluit Transportroutes Externe Veiligheid (BTEV) vastgesteld. Het BTEV is vergelijkbaar met het BEVI en bevat risiconormen voor transportroutes.

Hogedruk-buisleidingen

Voor aardgastransportleidingen geldt het Besluit Externe Veiligheid Buisleidingen (BEVB), naar analogie van het BEVI. Voor buisleidingen wordt gekeken naar het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.

Beleidsvisie Externe Veiligheid gemeente Groningen

In januari 2010 heeft de gemeente Groningen een eigen externe veiligheidsbeleid vastgesteld (Beleidsregel Externe Veiligheid gemeente Groningen, 2010). Hierin geeft de gemeente Groningen aan hoe zij binnen haar grenzen met het milieuaspect externe veiligheid om wil gaan. In de visie worden randvoorwaarden geformuleerd voor nieuwe ontwikkelingen. Daarnaast bevat de visie een afwegingskader voor de initiatieffase van nieuwe ontwikkelingen.

Provinciaal Basisnet Groningen

Voor de provinciale wegen heeft de provincie beleid opgesteld: het beleidsstuk 'Veilig op weg, veiligheid rondom de weg'. De uitwerking daarvan is verwoord in 'Het provinciaal basisnet Groningen', 2010. 'Het provinciaal basisnet' bevat daarnaast aanvullende regels voor rijks- en spoorwegen ten behoeve voor extra bescherming van minder zelfredzame personen. Het betreft een robuust systeem, waarin de externe risico's van transport van gevaarlijke stoffen zijn beschouwd en de gevolgen inzichtelijk zijn gemaakt.

4. Risicosituatie plangebied

Inventarisatie risicosituatie

De Milieudienst van de gemeente Groningen heeft voor het bestemmingsplan een risico-inventarisatie uitgevoerd. Risicobronnen zijn:

  • bedrijven waar gevaarlijke stoffen worden opgeslagen of geproduceerd;
  • transportassen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen;
  • buisleidingen voor transport van aardgas onder hoge druk en voor K1, K2 en K3-vloeistoffen.

De inventarisatie bestaat in eerste instantie uit het in kaart brengen van de risicobronnen in en nabij het plangebied en uit een analyse van de invloed die deze bronnen hebben voor de veiligheid.

Bedrijven/inrichtingen

UMCG

  • gasflessendepot,
  • kans op explosie,
  • ligging: circa 10 meter aan de oostkant van het plangebied.

Transportassen

Er zijn geen relevante wegen of waterwegen in of nabij het plangebied aanwezig.

Spoorwegen: spoorweg Groningen-Sauwerd.

  • vervoer van gevaarlijke stoffen, deel van het landelijk basisnet,
  • Prmax 11 m,
  • plasbrandaandachtsgebied (PAG) 30 m,
  • toetsingsgebied GR 1500 m,
  • ligging: zuidelijke deel van het plangebied op circa 650 meter en noordelijke deel van het plangebied op 1030 meter van het spoortracĆ©.

Buisleidingen

Er zijn geen relevante buisleidingen in of nabij het plangebied aanwezig.

Samenvatting en conclusie

Uit de inventarisatie blijkt dat er binnen het plangebied geen risicobronnen aanwezig zijn. Wel zijn er in de omgeving van het plangebied risicobronnen aanwezig te weten:

  • het gasflessendepot van het UMCG;
  • de spoorlijn Groningen-Sauwerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP575BinnOos2012GV-gv01_0043.jpg"

Figuur 1: ligging risicobronnen plangebied

5 Nader onderzoek relevante risicobronnen

Inleiding

De aanwezigheid van risicobronnen heeft consequenties voor de veiligheid van het bestemmingsplan als er harde risicocontouren (PR of PAG) of invloedsgebieden van het groepsrisico (GR) over het plangebied liggen. In dit hoofdstuk worden deze risicobronnen en de invloed op het bestemmingsplan nader beschreven. Tevens wordt aangegeven of het groepsrisico moet worden verantwoord en of de hoogte ervan aanvaardbaar is. Ook wordt toegelicht of de aanwezigheid van de risicobronnen het treffen van veiligheidsmaatregelen of het opnemen van aanvullende voorschriften noodzakelijk maakt.

UMCG

Het UMCG heeft zelf enige risicobronnen op zijn eigen terrein, zoals de opslag van gassen, chemische stoffen en brandbare stoffen. Het UMCG dient zich te houden aan de veiligheidsvoorschriften op grond van de Wet milieubeheer. Richtlijnafstanden die gelden op grond van de Wet milieubeheer of een PGS-richtlijn (richtlijn Publicatiereeks Gevaarlijke Stoffen) vormen geen probleem. Hierdoor worden de risico's voor de omgeving/het plangebied geminimaliseerd. De risicobronnen op het UMCG-terrein geven geen normoverschrijdingen op de omgeving.

Spoorlijn Groningen-Sauwerd

Ligging

De spoorlijn Groningen – Sauwerd (verbinding met Delfzijl en de Eemshaven) ligt circa 650 meter ten noordwesten van het plangebied. Over deze spoorlijn vindt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats.

Plaatsgebonden risico

Het spoor ligt op een afstand van ongeveer 650 meter van het plangebied. Vanwege deze grote afstand is het PR niet aan de orde.

Plasbrand-aandachtsgebied (PAG)

Naast het PR dient ook rekening te worden gehouden met de effecten van een plasbrandscenario. Voor het spoor bedraagt het PAG 30 meter (volgens 'Het provinciale basisnet' de zogenoemde 30- meterzone). Aangezien het plangebied ongeveer 650 meter van deze spoorlijn is verwijderd, wordt aan deze afstand voldaan.

Groepsrisico

De grootte van het invloedsgebied van het GR hangt af van de aard van de vervoerde gevaarlijke stoffen en de hiermee verbonden ongevallenscenario's. Voor de meeste ongevallenscenario's geldt, dat het effectgebied veel kleiner is dan 200 meter. Er zijn echter enkele scenario's met een grotere effectafstand. Het plangebied ligt daarom voor een deel binnen het invloedsgebied van het spoor.

In december 2006 heeft een extern bureau in opdracht van de gemeente een nulmeting uitgevoerd van de externe veiligheidssituatie in relatie tot het transport van gevaarlijke stoffen over de spoorlijn Groningen-Sauwerd ('Externe veiligheid Paddepoel en Selwerd', projectnr. 164110.20, 16 februari 2007, Ingenieursbureau Oranjewoud B.V.). Hierbij is het hele tracƩ vanaf het Reitdiep tot aan het Van Starkenborghkanaal onderzocht. Conform de Circulaire RVGS is het groepsrisico zowel met de huidige vervoersgegevens als met geprognosticeerde vervoersgegevens berekend.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP575BinnOos2012GV-gv01_0044.jpg"

Figuur 2: risicocurve Korrewegwijk
voor de huidige vervoersfrequentie

Uit het onderzoek blijkt dat in de bestaande situatie sprake is van een hoog groepsrisico voor de hele spoorbaan. De oriƫntatiewaarde (diagonale rode lijn in figuur 2) wordt ruimschoots overschreden. Vanwege de overschrijding van de oriƫntatiewaarde bestaat er een verantwoordingsplicht. De verantwoordingsplicht is verankerd in het BEVI (Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen, ministerie van VROM, 2004). In de 'Circulaire RNVGS' (Circulaire Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen, ministeries van VenW, BZK en VROM, 2004) is een vergelijkbare verplichting opgenomen. Deze groepsrisicoverantwoording is al eerder gedaan voor de recente bestemmingsplannen 'Korrewegwijk-De Hoogte 2009' en 'Paddepoel,Selwerd en Tuinwijk' en geldt ook voor het voorliggende bestemmingsplan. Dit bestemmingsplan draagt echter niet of nauwelijks bij aan de hoogte van het groepsrisico en zal niet tot knelpunten leiden.

6 Bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid

Ten aanzien van de aspecten bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid heeft de regionale brandweer Groningen het volgende advies gegeven.

Bestrijdbaarheid

Bij bestrijdbaarheid gaat het zowel om de voorbereiding op de bestrijding, als om het beperken van de gevolgen van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Om de gevolgen zoveel mogelijk te beperken, is het van belang dat de hulpverleningsdiensten niet worden belemmerd in de uitvoering van hun hulpverlenende taken.

Uit de beoordeling van de mogelijke effecten, de bereikbaarheid en de bluswatervoorzieningen blijkt het volgende.

  • Bij een ongeval met gevaarlijke stoffen op het spoortracĆ© Groningen-Sauwerd, zijn toxische effecten mogelijk die tot in het plangebied reiken. Uit referentiescenario's (de Handreiking 'Verantwoorde brandweeradvisering', IPO, februari 2010) blijkt dat de 1% letaliteitgrens van een toxisch scenario (worst-case) op circa 1250 meter ligt. Omdat het zuidelijk deel van het plangebied op circa 650 meter en het noordelijke deel op circa 1030 meter van het spoortracĆ© ligt, zijn in het plangebied dodelijke toxische effecten mogelijk.
  • Het plangebied is voor de hulpdiensten voldoende snel bereikbaar. Daarnaast is het plangebied in voldoende mate tweezijdig bereikbaar.
  • In het plangebied zijn voldoende primaire bluswatervoorzieningen aanwezig om snel te kunnen beschikken bluswater. Daarnaast is in het plangebied een secundaire bluswatervoorziening (Diepenring) aanwezig om te kunnen beschikken over voldoende bluswater. Het spoortracĆ© is veelal moeilijk bovenwinds (met de windrichting mee) te bereiken. Daarnaast zijn langs het spoortracĆ© nauwelijks bluswatervoorzieningen aanwezig. Dit beperkt de mogelijkheden om een incident snel en effectief te bestrijden. Verbetering van deze situatie is wenselijk, maar dergelijke verbeteringen vallen buiten de strekking van het bestemmingsplan.
  • Het aspect bestrijdbaarheid geeft geen aanleiding tot het treffen van maatregelen in het plangebied.

Zelfredzaamheid

Bij zelfredzaamheid gaat het om de mogelijkheden voor personen om zichzelf in veiligheid te brengen bij een ongeval met gevaarlijke stoffen. Dit is mogelijk zonder daadwerkelijke hulp van de hulpverleningsdiensten door bijvoorbeeld te vluchten of te schuilen. De mate van zelfredzaamheid is namelijk bepalend voor de omvang van de hulpverlening tijdens een ramp of een zwaar ongeval.

Uit de beoordeling van het zelfredzaam vermogen, de ontvluchtingsmogelijkheden en de signaleringsmogelijkheden blijkt het volgende.

  • In het invloedsgebied worden geen nieuwe objecten gerealiseerd waarbij sprake is van langdurig verblijf van groepen verminderd zelfredzame personen (kleine kinderen, zieken en ouderen). In het plangebied liggen wel enkele scholen met kinderen jonger dan 12 jaar (bron: Risicokaart, maart 2011), waardoor sprake is van een beperkte zelfredzaamheid. Dit zijn het Werkmancollege aan de Nieuwe Sint Jansstraat 11, het Praedinius Gymnasium aan de Kruitlaan 11 en het Praedinius Gymnasium aan de Turfsingel 28. De overige personen in het plangebied vormen een gemiddelde bevolkingsgroep uit de samenleving, die over het algemeen als zelfredzaam worden beschouwd.
  • Het plangebied en de directe omgeving daarvan bieden over het algemeen voldoende mogelijkheden voor het ontvluchten van het mogelijke rampgebied.
  • Het plangebied ligt grotendeels binnen het sirenebereik van het bestaande Waarschuwing en Alarmering Systeem (WAS). Hierdoor is een snelle signalering mogelijk.
  • Het aspect zelfredzaamheid geeft geen aanleiding tot het treffen van maatregelen in het plangebied.

7 Conclusie

De externe veiligheidssituatie voor het bestemmingsplan 'Binnenstad-Oost 2012' is in beeld gebracht. Binnen het plangebied zijn geen risicobronnen aanwezig. Wel is er in de omgeving een tweetal risicobronnen aanwezig met een invloed op de veiligheidssituatie binnen het plangebied, te weten:

  • het UMCG, gasflessendepot;
  • de spoorlijn Groningen-Sauwerd.

Uit nader onderzoek is gebleken dat aan de veiligheidsnormen wordt voldaan. Dat wil zeggen dat voor het UMCG geldt dat de risicobronnen op het UMCG-terrein geen normoverschrijdingen op de omgeving geven. Voor de spoorlijn Groningen-Sauwerd geldt dat wordt voldaan aan de grens- en richtwaarde van het plaatsgebonden risico, alsmede aan de normen voor het plasbrand- aandachtsgebied (PAG). Aangezien het plangebied op circa 650 meter van het spoor ligt, is het PAG hier niet relevant.

Voor het groepsrisico geldt dat voor de meeste ongevallenscenario's het effectgebied veel kleiner is dan 200 meter. Er zijn echter enkele scenario's met een grotere effectafstand. Het plangebied ligt daarom voor een deel binnen het invloedsgebied van de spoorlijn. Op basis van een kwantitatieve analyse van deze spoorlijn uit 2006 (uitgevoerd door Ingenieursbureau Oranjewoud) is geconcludeerd dat het groepsrisico op dit traject boven de oriƫntatiewaarde ligt. Het voorliggende bestemmingsplan draagt echter niet of nauwelijks bij aan de hoogte van het groepsrisico en zal niet tot knelpunten leiden.

De regionale brandweer heeft daarnaast geconstateerd, dat uit de beoordeling van het aspect bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid blijkt, dat beide aspecten in het plangebied voldoende zijn. Het voorliggende bestemmingsplan geeft daarom geen aanleiding tot het treffen van maatregelen.

Samenvattend kan worden geconcludeerd dat de externe veiligheidssituatie geen belemmering vormt voor de vaststelling van het bestemmingsplan.

Bijlage 4 Bodem

Inleiding

Voor de actualisatie van het bestemmingsplan Binnenstad-Oost is een inventarisatie uitgevoerd inzake de bodemkwaliteit. Daarvoor zijn de volgende aspecten beoordeeld:

  • de locaties die verdacht zijn van (ernstige) bodemverontreiniging;
  • de aanwezigheid van (ernstige) bodemverontreinigingen;
  • de locaties waar na sanering een zorgmaatregel van kracht is en er mogelijke gebruiksbeperkingen zijn;
  • de diffuse bodemkwaliteit zoals vastgesteld in de gemeentelijke bodemkwaliteitskaart.

Dit bestemmingsplan is een zogenaamd actualisatieplan. De beoordeling van de bodemkwaliteit voor het bestemmingsplan gaat uit van een gebiedsbenadering en van de beschikbare gegevens op het moment van de inventarisatie. De inventarisatie is uitgevoerd op 2 maart 2011. Dagelijks worden gegevens aangeleverd en bijgewerkt. Individuele locaties zullen telkens opnieuw moeten worden beoordeeld op het aspect van geschiktheid. Voor een actuele situatie of voor informatie over individuele locaties wordt daarom verwezen naar www.eloket.groningen.nl. Verder bestaat de mogelijkheid om op afspraak rapporten in te zien bij de Milieudienst.

Inventarisatie bodemkwaliteitsgegevens

De uitgevoerde inventarisatie

Voor de inventarisatie van de bodemkwaliteitsgegevens is gebruik gemaakt van de informatie zoals opgeslagen in het informatiesysteem Squit van de gemeente Groningen. In het systeem Squit zijn in ieder geval die locaties opgenomen:

  • die verdacht zijn van een geval van (ernstige) bodemverontreiniging;
  • waar sprake is van een geval van (ernstige) bodemverontreiniging:
    - een historisch geval: ontstaan voor 1987;
    - nieuwe bodemverontreiniging: ontstaan na 1987;
  • waar een bodemsanering is uitgevoerd en waar eventuele nazorgmaatregelen of gebruiks- beperkingen van kracht zijn.

Hierna is een lijst opgenomen met de in Squit opgenomen locaties die binnen het betreffende plangebied liggen. Op basis van deze inventarisatie is de beoordeling uitgevoerd.

Het verrichten van bodemonderzoeken en het uitvoeren van eventuele saneringswerkzaamheden is een verantwoordelijkheid van de veroorzaker, de eigenaar en/of een belanghebbende. De gemeente ziet er daarbij op toe dat de sanering op de juiste manier wordt uitgevoerd.

De Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en de gemeentelijke bouwverordening regelen in welke gevallen de aanvraag van een Wabo-vergunning vergezeld dient te gaan van een bodemonderzoek.

Voor de locaties die verdacht zijn van een geval van (ernstige) bodemverontreiniging is een bodemonderzoek in ieder geval bij de aanvraag van een Wabo-vergunning noodzakelijk.

Daarnaast geldt voor nieuwe bodemverontreiniging, ontstaan na 1987, een ander regiem. Op deze gevallen is de zorgplicht van toepassing. Dit betekent dat nieuwe bodemverontreiniging altijd zoveel mogelijk ongedaan gemaakt moet worden, ongeacht hoe ernstig de bodemverontreiniging is.

Verdachte locaties

Uit de Squit-lijst blijkt dat binnen het plangebied meerdere locaties aanwezig zijn die verdacht zijn van een geval van (ernstige) bodemverontreiniging. De verdachtmaking kan het gevolg zijn van bodembedreigende activiteiten die in het verleden hebben plaatsgevonden. Het kan ook zijn dat in een eerder bodemonderzoek is vastgesteld, dat er bodemverontreiniging aanwezig is, waarvan het vermoeden bestaat dat bij nader onderzoek een geval van ernstige bodemverontreiniging wordt geconstateerd.

De verdachtmakingen binnen het plangebied betreffen grotendeels huidige en voormalige bedrijfsterreinen. Uit de lijst blijkt dat op 93 locaties nog aanvullend (bodem)onderzoek moet worden uitgevoerd, voordat tot een verdere uitspraak over ernst kan worden geoordeeld. Voor deze locaties is in ieder geval een bodemonderzoek bij de aanvraag van een Wabo-vergunning noodzakelijk.

Ernstige bodemverontreinigingen en saneringen

Bij een geval van ernstige bodemverontreiniging zijn de functionele eigenschappen die de bodem voor mens, plant of dier heeft ernstig verminderd. Een bodemsanering is dan nodig om de locatie weer geschikt te maken voor het beoogde gebruik.

Binnen het plangebied bevinden zich zes locaties waar een geval van ernstige bodemverontreiniging is vastgesteld. De locaties, de sanering en de eventuele gebruiksbeperkingen zijn opgenomen in onderstaande tabel.

Locatie code Locatie naam Beoordeling verontreiniging Sanering uitgevoerd* Zorg na sanering
AA001400358 Nieuweweg, vml. nr. 52 - 56 / Oostersingel 2 - 16 ernstig, geen spoed Nee
AA001400795 Damsterdiep, parkeergarage ernstig, geen spoed Deels 4
AA001403088 Damsterdiep 17 - 35, Feenstra / vml Gulf ernstig, geen spoed Nee
AA001400091 Agricolastraat 30 - 32 ernstig, geen spoed Deels 2,3
AA001403365 Kruitlaan 19 ernstig, geen spoed Deels 3
AA001400789 W.A. Scholtenstraat 8 - 10 ernstig en spoed Deels 3,5
Locaties met een ernstige bodemverontreiniging

2. leeflaag in stand houden
3. verharding in stand houden
4. monitoring grondwater
5. verbod graafactiviteiten

* Bij functiewijzigingen zal nagegaan moeten worden of de sanering voldoende uitgevoerd is voor het beoogde gebruik.

Diffuse bodemverontreiniging

In de loop van de tijd zijn op allerlei manieren puinhoudend materiaal, kooldeeltjes en ander afval in de bodem terechtgekomen. Bewoning, bedrijvigheid en ook neerslag van luchtverontreiniging heeft op vele plaatsen de bodem belast. Dit heeft geleid tot diffuse, niet tot een bron ter herleiden bodemverontreiniging.

Bodemkwaliteitskaart

De gemeente Groningen heeft beleid voor de toepassing van grond en baggerspecie opgesteld (Nota Bodembeheer: Beleidsregels voor de toepassing van grond en baggerspecie op landbodem, raadsbesluit 6i van 16 december 2009). Onderdeel van het beleid is een bodemkwaliteitskaart die inzicht geeft in de diffuse bodemkwaliteit.

Uit de bodemkwaliteitskaart blijkt dat de verwachte gemiddelde kwaliteit binnen het plangebied, met uitzondering van de parameters koper, kwik, lood en PAK, lager is dan de betreffende 'achtergrond- waarde'. Voor de parameters koper, kwik, lood en PAK ligt de te verwachten gemiddelde bodemkwaliteit tussen de 'achtergrondwaarde' en de 'Maximale Waarde Wonen'.

Toepassen grond of baggerspecie

De Nota Bodembeheer stelt regels voor het toepassen van grond of baggerspecie. Het eventueel toepassen of afvoer van grond dient gemeld te worden bij een centraal meldpunt (www.meldpuntbodemkwaliteit.senternovem.nl). De beoordeling van de melding en het toezicht ligt bij de gemeente Groningen.

Voor meer informatie wordt verwezen naar de site milieu.groningen.nl .

Inventarisatielijst Squid

Locatiecode Locatienaam Vervolgtaak Lopende fase ont-
staan
na 1987
Hoofdcategorie
AA001400081 Turfsingel 38 - 44 Uitvoeren aanvullend NO Pot. ernstig,
niet urgent,
niet spoedeisend
N Bedrijfsterrein (Voormalig)
AA001400091 Agricolastraat 30 - 32 Registratie restver-
ontreiniging
Ernstig, niet urgent N Demping/
ophogingen
AA001400105 Nieuweweg 38, Achterom Uitvoeren NO Pot. ernstig,
niet urgent,
niet spoedeisend
N Bedrijfsterrein (Voormalig)
AA001400183 Kruitlaan 13 Voldoende onderzocht, geen vervolg Niet ernstig,
licht tot matig verontreinigd
N Overig
AA001400358 Nieuweweg, vml. nr. 52 - 56 / Oostersingel 2 - 16 Uitvoeren Sanering Ernstig,
geen spoed
N Bedrijfsterrein (Voormalig)
AA001400382 Mussengang 1 - 35 Uitvoeren aanvullend OO Pot. ernstig,
niet urgent,
niet spoedeisend
N Bedrijfsterrein (Voormalig)
AA001400408 Oudeweg 22 - 28a Uitvoeren aanvullend OO Pot. ernstig,
niet urgent,
niet spoedeisend
N Bedrijfsterrein (Voormalig)
AA001400438 Nieuweweg 33 - 37 en Damsterdiep 36 - 38 Uitvoeren NO Pot. ernstig,
niet urgent,
niet spoedeisend
N Bedrijfsterrein (Voormalig)
AA001400439 Oosterhaven-
straat 20
Uitvoeren NO Pot. ernstig,
niet urgent,
niet spoedeisend
N Bedrijfsterrein (Huidig)
AA001400441 Kruitlaan, achter nr. 12 - 20 Uitvoeren NO Pot. ernstig,
niet urgent,
niet spoedeisend
N Bedrijfsterrein (Voormalig)
AA001400442 Nieuwe Sint Jansstraat 11 / Schuitendiep Uitvoeren Sanering Pot. ernstig,
niet urgent,
niet spoedeisend
N Tanks
AA001400459 Kruitgracht 17 - 17e Uitvoeren NO Pot. ernstig,
niet urgent,
niet spoedeisend
N Bedrijfsterrein (Voormalig)
AA001400465 Nieuweweg 20 en Oudeweg 11 t/m 133 Voldoende onderzocht, geen vervolg Niet ernstig,
licht tot matig verontreinigd
N Bedrijfsterrein (Voormalig)
AA001400475 Kruitgracht 7 Uitvoeren aanvullend OO Pot. ernstig,
niet urgent,
niet spoedeisend
N Tanks
AA001400495 Lijnbaanstraat 6 Voldoende onderzocht, geen vervolg Niet ernstig,
licht tot matig verontreinigd
N Bedrijfsterrein (Voormalig)
AA001400500 Nieuweweg 22 - 26 Voldoende onderzocht, geen vervolg Niet ernstig, plaatselijk sterk verontreinigd N Bedrijfsterrein (Huidig)
AA001400507 Schuitendiep 28 - 28b Voldoende onderzocht, geen vervolg Niet ernstig,
licht tot matig verontreinigd
N Tanks
AA001400553 Lijnbaanstraat
13 - 15 en 36 - 50
Uitvoeren NO Pot. ernstig,
niet urgent,
niet spoedeisend
N Bedrijfsterrein (Voormalig)
AA001400559 Schuitendiep 74 Uitvoeren aanvullend OO Pot. ernstig,
niet urgent,
niet spoedeisend
N Bedrijfsterrein (Huidig)
AA001400582 Pluimerstraat 7 - 9 Uitvoeren aanvullend OO Pot. ernstig,
niet urgent,
niet spoedeisend
N Bedrijfsterrein (Huidig)
AA001400613 Turfsingel 52 Uitvoeren aanvullend OO Pot. ernstig,
niet urgent,
niet spoedeisend
N Bedrijfsterrein (Voormalig)
AA001400637 Turfsingel 92 Uitvoeren NO Pot. ernstig,
niet urgent,
niet spoedeisend
N Bedrijfsterrein (Huidig)
AA001400679 Oosterkade 11 - 12/9 Voldoende onderzocht, geen vervolg Niet ernstig,
licht tot matig verontreinigd
N Bedrijfsterrein (Voormalig)
AA001400730 W.A.Scholten-
straat 21
Uitvoeren aanvullend OO Pot. ernstig,
niet urgent,
niet spoedeisend
N Tanks
AA001400732 W.A.Scholten-
straat 6
Uitvoeren aanvullend OO Pot. ernstig,
niet urgent,
niet spoedeisend
N Brandstof-
verkooppunten
AA001400749 Lijnbaanstraat 2 - 2a Uitvoeren aanvullend OO Pot. ernstig,
niet urgent,
niet spoedeisend
N Bedrijfsterrein (Huidig)
AA001400789 W.A.Scholten-
straat 8 - 10
Uitvoeren Sanering Urgent, sanering binnen 4 jaar N Bedrijfsterrein (Voormalig)
AA001400795 Damsterdiep, parkeergarage Uitvoeren Sanering Ernstig, geen spoed N Demping/
ophogingen
AA001400822 Petrus Campersingel / S.S. Rosenstein- laan, trace Voldoende onderzocht, geen vervolg Niet ernstig,
licht tot matig verontreinigd
N Demping/
ophogingen
AA001400827 Damsterkade 8/1, 8/2 en Oosterkade 13 Uitvoeren NO Pot. ernstig,
niet urgent,
niet spoedeisend
N Brandstof- verkooppunten
AA001400835 Tuinstraat, trace Voldoende onderzocht, geen vervolg Niet ernstig,
licht tot matig verontreinigd
N Demping/
ophogingen
AA001400899 Nieuweweg 42 - 48 voldoende gesaneerd Niet ernstig,
licht tot matig verontreinigd
N Bedrijfsterrein (Voormalig)
AA001400925 Oudeweg 6 - 18 Voldoende onderzocht, geen vervolg Niet ernstig,
licht tot matig verontreinigd
N Bedrijfsterrein (Huidig)
AA001400979 W.A.Scholten-
straat 19
Voldoende onderzocht, geen vervolg Niet ernstig,
licht tot matig verontreinigd
N Bedrijfsterrein (Voormalig)
AA001400998 Nieuwe Sint Jansstraat 58 - 60 Uitvoeren NO Pot. ernstig,
niet urgent,
niet spoedeisend
N Bedrijfsterrein (Huidig)
AA001401015 Agricolastraat, slootdemping tussen nr. 24 t/m 96 Uitvoeren OO Pot. ernstig,
niet urgent,
niet spoedeisend
N Demping/
ophogingen
AA001401043 Agricolastraat 31 Uitvoeren OO Pot. ernstig,
niet urgent,
niet spoedeisend
N Bedrijfsterrein (Huidig)
AA001401056 Oosterkade 9/1 Uitvoeren HO Pot. ernstig,
niet urgent,
niet spoedeisend
N Bedrijfsterrein (Huidig)
AA001401114 Schuitendiep 70 Uitvoeren HO Pot. ernstig,
niet urgent,
niet spoedeisend
N Bedrijfsterrein (Huidig)
AA001401127 W.A. Scholtenstraat 22 Uitvoeren aanvullend NO Pot. ernstig,
niet urgent,
niet spoedeisend
N Bedrijfsterrein (Voormalig)
AA001401179 Oudeweg 5 - 7 Uitvoeren NO Pot. ernstig,
niet urgent,
niet spoedeisend
N Overig
AA001401201 Damsterdiep 3 - 5 Voldoende onderzocht, geen vervolg Pot. verontreinigd N Bedrijfsterrein (Voormalig)
AA001401371 Schuitendiep 50 - 54 Uitvoeren NO Pot. ernstig,
niet urgent,
niet spoedeisend
N Overig
AA001401384 Bloemstraat 67 - 69 Uitvoeren HO Pot. ernstig,
niet urgent,
niet spoedeisend
N Tanks
AA001401481 Kruitlaan 11 Voldoende onderzocht, geen vervolg Niet ernstig, plaatselijk sterk verontreinigd N Tanks
AA001401557 Damsterdiep, trace Voldoende onderzocht, geen vervolg Niet ernstig, licht tot matig verontreinigd N Overig
AA001401562 Tuinstraat 6 Uitvoeren Sanering Pot. ernstig,
niet urgent,
niet spoedeisend
N Overig
AA001401571 Poortersplein 1 - 65 / Oostersingel 18 Uitvoeren aanvullend OO Pot. ernstig,
niet urgent,
niet spoedeisend
N Bedrijfsterrein (Voormalig)
AA001401620 Agricolastraat, demping ter hoogte van nr 30-32 Uitvoeren OO Pot. ernstig,
niet urgent,
niet spoedeisend
N Demping/
ophogingen
AA001401674 Damsterdiep, demping Buiten Damsterdiep Uitvoeren OO Pot. ernstig,
niet urgent,
niet spoedeisend
N Demping/
ophogingen
AA001401915 Lopendediep, dempingen Binnenstad-
noord
Voldoende onderzocht, geen vervolg Pot. verontreinigd N Demping/
ophogingen
AA001401958 Oostersingel, demping oude stadsgracht Voldoende onderzocht, geen vervolg Niet verontreinigd N Demping/
ophogingen
AA001402075 Schuitendiep, dempingen Binnenstad-oost Voldoende onderzocht, geen vervolg Pot. verontreinigd N Demping/
ophogingen
AA001402118 Ubbo Emmiussingel, dempingen zuidelijke grachten Voldoende onderzocht, geen vervolg Pot. verontreinigd N Demping/
ophogingen
AA001402229 Tuinstraat 36 Uitvoeren NO Pot. ernstig,
niet urgent,
niet spoedeisend
N Bedrijfsterrein (Voormalig)
AA001402253 Lijnbaanstraat 24 Uitvoeren NO Pot. ernstig, niet urgent, niet spoedeisend N Overig
AA001402254 Oostersingel, vml. nr. 100 Voldoende onderzocht, geen vervolg Niet ernstig,
licht tot matig verontreinigd
N Overig
AA001402272 Nieuweweg 47 / Damsterdiep 48 Voldoende onderzocht, geen vervolg Niet ernstig,
licht tot matig verontreinigd
N Overig
AA001402319 Schuitendiep 40 Uitvoeren aanvullend OO Pot. ernstig,
niet urgent,
niet spoedeisend
N Bedrijfsterrein (Voormalig)
AA001402320 Schuitendiep 46 - 48 Uitvoeren NO Pot. ernstig,
niet urgent,
niet spoedeisend
N Bedrijfsterrein (Voormalig)
AA001402321 Oosterkade 3 - 5 Uitvoeren aanvullend OO Pot. ernstig,
niet urgent,
niet spoedeisend
N Bedrijfsterrein (Voormalig)
AA001402322 Damsterkade 7a Voldoende onderzocht, geen vervolg Niet verontreinigd N Bedrijfsterrein (Voormalig)
AA001402323 Damsterdiep 12 Uitvoeren NO Pot. ernstig,
niet urgent,
niet spoedeisend
N Bedrijfsterrein (Voormalig)
AA001402324 Damsterdiep 14 en Grote Gang 88/8 - 88/9 Uitvoeren aanvullend OO Pot. ernstig,
niet urgent,
niet spoedeisend
N Bedrijfsterrein (Voormalig)
AA001402325 Pluimerstraat 4 Uitvoeren NO Potentieel spoed N Bedrijfsterrein (Voormalig)
AA001402326 Nieuweweg 27 / Pluimerstraat 22 Uitvoeren NO Pot. ernstig,
niet urgent,
niet spoedeisend
N Bedrijfsterrein (Voormalig)
AA001402330 Agricolastraat 26 Uitvoeren OO Pot. ernstig,
niet urgent,
niet spoedeisend
N Overig
AA001402333 W.A. Scholten- straat 2/1 Uitvoeren NO Pot. ernstig,
niet urgent,
niet spoedeisend
N Overig
AA001402334 Tuinstraat 52 - 54 Voldoende onderzocht, geen vervolg Niet ernstig,
licht tot matig verontreinigd
N Tanks
AA001402339 Damsterkade 1 en Damsterdiep 69 Voldoende onderzocht, geen vervolg Pot. verontreinigd N Bedrijfsterrein (Voormalig)
AA001402410 Oostersingel 7 Uitvoeren HO Pot. ernstig,
niet urgent,
niet spoedeisend
N Bedrijfsterrein (Huidig)
AA001402440 Turfsingel 18 - 18a Uitvoeren HO Pot. ernstig,
niet urgent,
niet spoedeisend
N Bedrijfsterrein (Huidig)
AA001402441 Schuitendiep 8 - 26b Uitvoeren HO Pot. ernstig,
niet urgent,
niet spoedeisend
N Bedrijfsterrein (Huidig)
AA001402508 Damsterdiep 24 - 24/2 Voldoende onderzocht, geen vervolg Pot. verontreinigd N Bedrijfsterrein (Voormalig)
AA001402521 Oostersingel 24 - 30 en Tuinstraat 75 - 95 Uitvoeren HO Pot. ernstig,
niet urgent,
niet spoedeisend
N Bedrijfsterrein (Huidig)
AA001402545 Oostersingel 194 - 194c Voldoende onderzocht,
geen vervolg
Pot. verontreinigd N Bedrijfsterrein (Voormalig)
AA001402611 Damsterdiep 1 Voldoende onderzocht,
geen vervolg
Niet verontreinigd N Bedrijfsterrein (Huidig)
AA001402612 Damsterdiep 18 Uitvoeren aanvullend OO Pot. ernstig,
niet urgent,
niet spoedeisend
N Bedrijfsterrein (Huidig)
AA001402622 Nieuwe Sint Jansstraat 8 Voldoende onderzocht, geen vervolg Niet verontreinigd N Bedrijfsterrein (Voormalig)
AA001402623 Oostersingel, naast nr. 164 Voldoende onderzocht, geen vervolg Niet ernstig,
licht tot matig verontreinigd
N Brandstof-
verkooppunten
AA001402628 Oudeweg 77 - 109 (vml Oudeweg 11) Uitvoeren aanvullend OO Pot. ernstig,
niet urgent,
niet spoedeisend
N Bedrijfsterrein (Voormalig)
AA001402629 Oudeweg 38/1 - 38/40 Voldoende onderzocht,
geen vervolg
Niet verontreinigd N Bedrijfsterrein (Voormalig)
AA001402637 W.A.Scholten-
straat 13 - 17e
Uitvoeren aanvullend OO Pot. ernstig,
niet urgent,
niet spoedeisend
N Bedrijfsterrein (Voormalig)
AA001402638 W.A.Scholten-
straat 23 - 23a
Uitvoeren NO Pot. ernstig,
niet urgent,
niet spoedeisend
N Bedrijfsterrein (Voormalig)
AA001402640 Turfsingel 62 Voldoende onderzocht,
geen vervolg
Pot. verontreinigd N Bedrijfsterrein (Voormalig)
AA001402642 Bloemstraat 41 Uitvoeren aanvullend OO Pot. ernstig,
niet urgent,
niet spoedeisend
N Bedrijfsterrein (Voormalig)
AA001402679 Turfsingel, vml. nr. 30 Uitvoeren aanvullend OO Pot. ernstig,
niet urgent,
niet spoedeisend
N Bedrijfsterrein (Voormalig)
AA001402684 W.A.Scholten-
straat 26 - 26b
Uitvoeren NO Pot. ernstig,
niet urgent,
niet spoedeisend
N Bedrijfsterrein (Voormalig)
AA001402692 Damsterdiep 56 Voldoende onderzocht, geen vervolg Niet verontreinigd N Bedrijfsterrein (Voormalig)
AA001402826 Oostersingel 162 Voldoende onderzocht, geen vervolg Niet ernstig,
licht tot matig verontreinigd
N Bedrijfsterrein (Voormalig)
AA001402827 Bleekveld 1 - 74 Uitvoeren aanvullend OO Pot. ernstig,
niet urgent,
niet spoedeisend
N Bedrijfsterrein (Voormalig)
AA001402838 Kruitlaan 14 Voldoende onderzocht, geen vervolg Niet ernstig,
licht tot matig verontreinigd
N Bedrijfsterrein (Voormalig)
AA001403036 Pluimerstraat 25 Uitvoeren NO Pot. ernstig,
niet urgent,
niet spoedeisend
N Bedrijfsterrein (Huidig)
AA001403054 W.A.Scholten-
straat, trace
Voldoende onderzocht, geen vervolg Niet ernstig,
licht tot matig verontreinigd
N Overig
AA001403088 Damsterdiep 17 - 35, Feenstra / vml Gulf Opstellen SP Ernstig,
geen spoed
N Bedrijfsterrein (Voormalig)
AA001403097 Kruitlaan 33 Voldoende onderzocht, geen vervolg Niet ernstig, plaatselijk sterk verontreinigd N Bedrijfsterrein (Voormalig)
AA001403126 Damsterdiep 45a - 45b Uitvoeren NO Pot. ernstig,
niet urgent,
niet spoedeisend
N Bedrijfsterrein (Voormalig)
AA001403137 Oudeweg 4 - 4a Uitvoeren NO Pot. ernstig,
niet urgent,
niet spoedeisend
N Bedrijfsterrein (Voormalig)
AA001403142 Turfsingel 46 Voldoende onderzocht, geen vervolg Niet ernstig, plaatselijk sterk verontreinigd N Bedrijfsterrein (Voormalig)
AA001403167 W.A.Scholten-
straat 25 - 29
Uitvoeren NO Pot. ernstig,
niet urgent,
niet spoedeisend
N Tanks
AA001403255 Turfsingel 36 Uitvoeren aanvullend OO Pot. ernstig,
niet urgent,
niet spoedeisend
N Bedrijfsterrein (Huidig)
AA001403365 Kruitlaan 19 Uitvoeren Sanering Ernstig, niet urgent N Tanks
AA001403457 W.A. Scholten- straat naast nr. 27 Voldoende onderzocht, geen vervolg Niet ernstig,
licht tot matig verontreinigd
N Overig
AA001403501 Turfsingel 86 Voldoende onderzocht,
geen vervolg
Niet ernstig,
licht tot matig verontreinigd
N Overig
AA001403549 Tuinstraat 27 Voldoende onderzocht,
geen vervolg
Niet ernstig,
licht tot matig verontreinigd
N Overig
AA001403616 Petrus Campersingel / Damsterdiep, trace Voldoende onderzocht, geen vervolg Niet ernstig,
licht tot matig verontreinigd
N Overig
AA001403649 Mussengang, naast nr. 6 Voldoende onderzocht, geen vervolg Niet ernstig,
licht tot matig verontreinigd
N Overig
AA001403676 Europaweg, trace Voldoende onderzocht, geen vervolg Niet ernstig,
licht tot matig verontreinigd
N Overig
AA001403679 Schuitendiep 88, Schuiten-
schuivers-
kwartier
Voldoende onderzocht,
geen vervolg
Niet ernstig,
licht tot matig verontreinigd
N Overig
AA001403726 Europaweg / Damsterdiep, VSTI Voldoende onderzocht,
geen vervolg
Niet ernstig,
licht tot matig verontreinigd
N Overig
AA001403830 Bloemstraat 45 Voldoende onderzocht,
geen vervolg
Niet ernstig,
licht tot matig verontreinigd
N Overig
AA001403903 Nieuwe Sint Jansstraat, trace Voldoende onderzocht,
geen vervolg
Niet ernstig,
licht tot matig verontreinigd
N Overig
AA001403923 Noorderhaven / Schuitendiep, waterbodem Voldoende onderzocht,
geen vervolg
Niet verontreinigd N Overig
AA001404058 Steentilkade 4 / Oostersingeldwarsstraat 7 Uitvoeren NO Pot. ernstig,
niet urgent,
niet spoedeisend
N Overig
AA001404067 Schuitendiep 56 - 56a en Nieuweweg 1 - 1b Uitvoeren HO Pot. ernstig,
niet urgent,
niet spoedeisend
N Bedrijfsterrein (Voormalig)
AA001404089 Oudeweg, vml. nr. 9 Voldoende onderzocht, geen vervolg Niet ernstig,
licht tot matig verontreinigd
N Overig
AA001404095 Kruitlaan, trace Uitvoeren NO Pot. ernstig,
niet urgent,
niet spoedeisend
N Overig
AA001404113 Oudeweg, trace Voldoende onderzocht, geen vervolg Niet ernstig,
licht tot matig verontreinigd
N Overig
AA001404114 Kruitgracht, trace Voldoende onderzocht, geen vervolg Niet ernstig,
licht tot matig verontreinigd
N Overig
AA001404115 Kruitstraat, trace Uitvoeren NO Pot. ernstig,
niet urgent,
niet spoedeisend
N Overig
AA001404116 Gymansium-
straat, trace
Uitvoeren NO Pot. ernstig,
niet urgent,
niet spoedeisend
N Overig
AA001404117 Walstraat, trace Voldoende onderzocht, geen vervolg Niet ernstig,
licht tot matig verontreinigd
N Overig
AA001404125 Pluimerstraat 13 Voldoende onderzocht, geen vervolg Niet ernstig,
licht tot matig verontreinigd
N Overig
AA001404145 Vlasstraat, trace Voldoende onderzocht,
geen vervolg
Niet ernstig,
licht tot matig verontreinigd
N Overig
AA001404158 Schuitendiep 76 Uitvoeren NO Pot. ernstig,
niet urgent,
niet spoedeisend
N Bedrijfsterrein (Huidig)
AA001404963 Bloemstraat 59 - 63 Uitvoeren NO Pot. ernstig,
niet urgent,
niet spoedeisend
N Bedrijfsterrein (Voormalig)
AA001405131 Turfsingel 20 - 20b Uitvoeren OO Pot. ernstig,
niet urgent,
niet spoedeisend
N Bedrijfsterrein (Voormalig)
AA001405155 Vlasstraat 19 - 19b Uitvoeren aanvullend OO Pot. ernstig,
niet urgent, niet spoedeisend
N Bedrijfsterrein (Voormalig)
AA001405156 W.A. Scholtenstraat 4 - 4a Voldoende onderzocht, geen vervolg Niet ernstig,
licht tot matig verontreinigd
N Bedrijfsterrein (Voormalig)
AA001405177 Agricolastraat 33 Voldoende onderzocht, geen vervolg Niet ernstig,
licht tot matig verontreinigd
N Bedrijfsterrein (Voormalig)
AA001405188 Damsterdiep 2 - 2c Uitvoeren aanvullend OO Pot. ernstig,
niet urgent,
niet spoedeisend
N Bedrijfsterrein (Voormalig)
AA001405189 Damsterdiep 8 - 8a Uitvoeren aanvullend OO Pot. ernstig,
niet urgent,
niet spoedeisend
N Bedrijfsterrein (Voormalig)
AA001405190 Damsterdiep 9 Uitvoeren OO Pot. ernstig,
niet urgent,
niet spoedeisend
N Bedrijfsterrein (Huidig)
AA001405192 Damsterdiep 15 en Lijnbaanstraat 8 Uitvoeren OO Pot. ernstig,
niet urgent,
niet spoedeisend
N Bedrijfsterrein (Huidig)
AA001405193 Damsterdiep 24 - 24a Voldoende onderzocht,
geen vervolg
Pot. verontreinigd N Bedrijfsterrein (Huidig)
AA001405194 Damsterdiep 47 - 47a Voldoende onderzocht, geen vervolg Pot. verontreinigd N Bedrijfsterrein (Huidig)
AA001405195 Damsterdiep 49 - 53 Uitvoeren OO Pot. ernstig,
niet urgent,
niet spoedeisend
N Bedrijfsterrein (Huidig)
AA001405196 Damsterdiep 67 Uitvoeren OO Pot. ernstig,
niet urgent,
niet spoedeisend
N Tanks
AA001405197 Damsterkade 2 - 2a Voldoende onderzocht,
geen vervolg
Pot. verontreinigd N Bedrijfsterrein (Voormalig)
AA001405286 Kruitgracht 9 - 13 Voldoende onderzocht,
geen vervolg
Niet ernstig,
licht tot matig verontreinigd
N Tanks
AA001405287 Kruitlaan 23 - 23a Voldoende onderzocht,
geen vervolg
Pot. verontreinigd N Bedrijfsterrein (Voormalig)
AA001405288 Lijnbaanstraat 1 - 1-a Uitvoeren OO Pot. ernstig,
niet urgent,
niet spoedeisend
N Bedrijfsterrein (Huidig)
AA001405289 Lijnbaanstraat 7 - 7a Voldoende onderzocht,
geen vervolg
Pot. verontreinigd N Bedrijfsterrein (Voormalig)
AA001405292 Nieuwe St. Jansstraat 30 - 30a Voldoende onderzocht,
geen vervolg
Niet ernstig,
licht tot matig verontreinigd
N Bedrijfsterrein (Voormalig)
AA001405293 Nieuwe St. Jansstraat 34 Voldoende onderzocht,
geen vervolg
Pot. verontreinigd N Bedrijfsterrein (Voormalig)
AA001405294 Nieuweweg 2 - 2a Uitvoeren OO Pot. ernstig,
niet urgent,
niet spoedeisend
N Tanks
AA001405295 Nieuweweg 7 - 7c Uitvoeren OO Pot. ernstig,
niet urgent,
niet spoedeisend
N Tanks
AA001405296 Nieuweweg 41 Uitvoeren NO Pot. ernstig,
niet urgent,
niet spoedeisend
N Bedrijfsterrein (Voormalig)
AA001405303 Oosterkade 1 Uitvoeren OO Pot. ernstig,
niet urgent,
niet spoedeisend
N Bedrijfsterrein (Huidig)
AA001405304 Oosterkade 2a/1 - 2f/12 Voldoende onderzocht, geen vervolg Pot. verontreinigd N Bedrijfsterrein (Huidig)
AA001405305 Oostersingel 48 - 48a Uitvoeren OO Pot. ernstig,
niet urgent,
niet spoedeisend
N Bedrijfsterrein (Huidig)
AA001405306 Oostersingel 182 Uitvoeren aanvullend OO Pot. ernstig,
niet urgent,
niet spoedeisend
N Tanks
AA001405328 Pluimerstraat 3 - 5 Voldoende onderzocht, geen vervolg Niet verontreinigd N Bedrijfsterrein (Voormalig)
AA001405329 Pluimerstraat 12 - 12a Uitvoeren OO Pot. ernstig,
niet urgent,
niet spoedeisend
N Bedrijfsterrein (Voormalig)
AA001405330 Pluimerstraat 24 Uitvoeren OO Pot. ernstig,
niet urgent,
niet spoedeisend
N Bedrijfsterrein (Voormalig)
AA001405370 Schuitendiep 78 - 78a Uitvoeren NO Pot. ernstig,
niet urgent,
niet spoedeisend
N Bedrijfsterrein (Voormalig)
AA001405371 Schuitendiep 82 en Pluimerstraat 2 Voldoende onderzocht, geen vervolg Pot. verontreinigd N Bedrijfsterrein (Huidig)
AA001405372 Schuitendiep 86 - 86a Uitvoeren OO Pot. ernstig,
niet urgent,
niet spoedeisend
N Bedrijfsterrein (Huidig)
AA001405373 Schuitendiep 94 - 94a Uitvoeren aanvullend OO Pot. ernstig,
niet urgent,
niet spoedeisend
N Bedrijfsterrein (Voormalig)
AA001405385 Tuinstraat 25 Voldoende onderzocht, geen vervolg Pot. verontreinigd N Bedrijfsterrein (Voormalig)
AA001405386 Turfsingel 54 - 56g Voldoende onderzocht, geen vervolg Niet verontreinigd N Bedrijfsterrein (Huidig)
AA001405412 W.A.Scholten-
straat 1
Uitvoeren NO Pot. ernstig,
niet urgent,
niet spoedeisend
N Bedrijfsterrein (Voormalig)
AA001405413 W.A.Scholten-
straat 31 - 31b
Uitvoeren aanvullend OO Pot. ernstig,
niet urgent,
niet spoedeisend
N Bedrijfsterrein (Voormalig)
AA001405414 Walstraat 4 - 6a Uitvoeren OO Pot. ernstig,
niet urgent,
niet spoedeisend
N Bedrijfsterrein (Voormalig)
AA001405435 Damsterdiep 22 - 22b Uitvoeren aanvullend OO Pot. ernstig,
niet urgent,
niet spoedeisend
N Bedrijfsterrein (Voormalig)
AA001405436 Damsterdiep 62 Uitvoeren OO Pot. ernstig,
niet urgent,
niet spoedeisend
N Bedrijfsterrein (Huidig)
AA001405507 Mussengang, speelplaats Voldoende onderzocht, geen vervolg Niet ernstig,
licht tot matig verontreinigd
N Bedrijfsterrein (Voormalig)
AA001405527 Oosterkade 8 - 8b Voldoende onderzocht, geen vervolg Niet ernstig,
licht tot matig verontreinigd
N Bedrijfsterrein (Voormalig)
AA001405591 Walstraat, achter nr. 9 - 11b en Kruitgracht 8 - 8a Uitvoeren NO Pot. ernstig,
niet urgent,
niet spoedeisend
N Bedrijfsterrein (Voormalig)

'Voldoende onderzocht' wil zeggen: voldoende onderzocht voor het beoogde doel van het onderzoek, niet vanzelfsprekend geschikt voor alle doeleinden.

OO (fase) (fase) oriƫnterend bodemonderzoek

NO (fase) (fase) nader bodemonderzoek

HO historisch onderzoek

SP saneringsplan

BIO bijzonder inventariserend onderzoek

Bijlage 5 Aanwijzing Beschermd Stadsgezicht Binnenstad

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP575BinnOos2012GV-gv01_0045.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP575BinnOos2012GV-gv01_0046.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP575BinnOos2012GV-gv01_0047.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP575BinnOos2012GV-gv01_0048.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP575BinnOos2012GV-gv01_0049.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP575BinnOos2012GV-gv01_0050.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP575BinnOos2012GV-gv01_0051.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP575BinnOos2012GV-gv01_0052.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP575BinnOos2012GV-gv01_0053.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP575BinnOos2012GV-gv01_0054.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP575BinnOos2012GV-gv01_0055.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP575BinnOos2012GV-gv01_0056.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP575BinnOos2012GV-gv01_0057.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP575BinnOos2012GV-gv01_0058.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP575BinnOos2012GV-gv01_0059.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP575BinnOos2012GV-gv01_0060.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP575BinnOos2012GV-gv01_0061.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP575BinnOos2012GV-gv01_0062.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP575BinnOos2012GV-gv01_0063.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP575BinnOos2012GV-gv01_0064.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP575BinnOos2012GV-gv01_0065.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP575BinnOos2012GV-gv01_0066.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP575BinnOos2012GV-gv01_0067.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP575BinnOos2012GV-gv01_0068.png"

Bijlage 6 Cultuurwaardenkaart

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP575BinnOos2012GV-gv01_0069.png"

Bijlage 7 Vooroverleg

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP575BinnOos2012GV-gv01_0070.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP575BinnOos2012GV-gv01_0071.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP575BinnOos2012GV-gv01_0072.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP575BinnOos2012GV-gv01_0073.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP575BinnOos2012GV-gv01_0074.png"