Kustzone Almere Haven
Bestemmingsplan - gemeente Almere
Ontwerp op 15-06-2023 - in voorbereiding
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Link naar de toelichting op de Inleidende regels
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 plan
het bestemmingsplan Kustzone Almere Haven met identificatienummer NL.IMRO.0034.BP1A08-on01 van de gemeente Almere;
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;
1.3 aan-huis-verbonden beroep
het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, dan wel het uitoefenen van een beroep op medisch, paramedisch of therapeutisch gebied, welke door hun beperkte omvang in een gedeelte van een woning en de daarbijbehorende bebouwing worden uitgeoefend, waarbij de woonfunctie als primaire functie behouden en herkenbaar blijft en dat een ruimtelijke uitstraling of uitwerking heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
1.4 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.5 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.6 afhaalpunt
een locatie waar de consument uitsluitend via internet bestelde goederen kan afhalen of retourneren en waar uitsluitend logistiek en opslag van bestelde goederen gedurende een korte periode plaatsvindt en waarbij geen sprake is van uitstalling ten verkoop of overige activiteiten;
1.7 ambachtelijk bedrijf
bedrijf waarbij het accent ligt op het in handwerk vervaardigen, bewerken of herstellen en het installeren van goederen, alsmede het verkopen of leveren van goederen, die verband houden met het ambacht als niet zelfstandig onderdeel van de onderneming;
1.8 archeologisch waardevol terrein
terrein met behoudenswaardige oudheidkundige resten van (inter)nationaal belang;
1.9 archeologische waarde
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de voorkomende overblijfselen uit oude tijden;
1.10 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
1.11 bed & breakfast
een aan de woonfunctie ondergeschikte toeristisch-recreatieve voorziening gericht op het bieden van de mogelijkheid tot overnachting en het serveren van ontbijt;
1.12 bedrijf
een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren repareren en verhandelen van goederen. Onder bedrijf wordt ook verstaan: bezorgservice, webwinkel, afhaalpunt en andere vergelijkbare bedrijven;
1.13 bedrijfsmatige activiteiten aan huis
het op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten met een kleinschalig karakter, die in een gedeelte van een woning of bijbehorende bouwwerken worden uitgeoefend, waarbij de woonfunctie als primaire functie behouden en herkenbaar blijft en dat een ruimtelijke uitstraling of uitwerking heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
1.14 bedrijfsvloeroppervlak
de totale vloeroppervlakte van een kantoor, winkel, horeca, bedrijf of andere gebouwde voorziening inclusief de eventueel daartoe behorende magazijnen, overige dienstruimten en technische ruimten maar exclusief parkeergarages.
1.15 bedrijfswoning
een woning in of bij een gebouw dat kennelijk bestemd is voor een ingevolge de bestemming toegelaten hoofdfunctie, niet zijnde wonen, die bewoond wordt door tenminste één persoon die werkzaam is voor de hoofdfunctie;
1.16 beperkt kwetsbaar object
een object waarvoor ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden;
1.17 bestaande situatie
- a. bij bouwwerken: bouwwerken die op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan aanwezig zijn, dan wel gebouwd kunnen worden krachtens een omgevingsvergunning voor bouwen;
- b. bij gebruik: het gebruik van gronden en bouwwerken zoals aanwezig op het moment van de inwerkingtreding van het plan;
1.18 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak;
1.19 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.20 bijbehorend bouwwerk
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;
1.21 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;
1.22 bouwgrens
de grens van een bouwvlak;
1.23 bouwlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;
1.24 bouwmarkt
een al dan niet geheel overdekt detailhandelsbedrijf, waarop een volledig of nagenoeg volledig assortiment aan bouw- en doe-het-zelfproducten uit voorraad wordt aangeboden en de ondergeschikte verkoop van tuin gerelateerde artikelen;
1.25 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.26 bouwperceelgrens
een grens van een bouwperceel;
1.27 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;
1.28 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.29 cafetaria/snackbar/afhaalrestaurant
een horecabedrijf, dat tot hoofddoel heeft het snel verstrekken van etenswaren, al dan niet voor de consumptie ter plaatse en al dan niet met als nevenactiviteit het verstrekken van alcoholvrije en alcoholhoudende dranken;
1.30 café
een horecabedrijf, dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van (alcoholhoudende) dranken voor de consumptie ter plaatse, al dan niet met als nevenactiviteit het verstrekken van kleine etenswaren;
1.31 CROW-kencijfer
de parkeerkencijfers zoals gepubliceerd in de CROW-publicatie 'Kencijfers en verkeersgeneratie' 317, oktober 2012, danwel een hernieuwde uitgave van deze publicatie;
1.32 cultuur en ontspanning
diverse gebouwde en niet-gebouwde voorzieningen gericht op ontspanning en vrijetijdsbesteding waaronder ontspanningsvoorzieningen zoals een evenemententerrein of bowlingcentrum en culturele voorzieningen zoals een dansschool, muziekschool, filmhuis en bioscoop, één en ander met uitzondering van seksinrichtingen en detailhandelsbedrijven;
1.33 cultuurhistorische waarde
de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde in verband met ouderdom en gaafheid, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis heeft gemaakt bij dat bouwwerk of gebied;
1.34 dagrecreatie
recreatie gedurende de dag, zonder overnachting.
1.35 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waaronder grootschalige detailhandel, perifere detailhandel, internetwinkel en supermarkt;
1.36 detailhandel als ondergeschikte bedrijfsactiviteit
detailhandel vanuit een bedrijf dat als hoofdfunctie productie of vervaardiging van goederen heeft, waarvan de detailhandelsfunctie gelieerd is aan de hoofdfunctie, een en ander tot maximaal 20% van het totale bedrijfsvloeroppervlak van de vestiging met een maximum van 100 m² verkoopvloeroppervlak;
1.37 detailhandel in ABC-goederen
detailhandel in auto's, boten, motoren en caravans;
1.38 dienstverlening
het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks al dan niet via een baliefunctie te woord wordt gestaan en geholpen;
1.39 discotheek/bar-dancing/danscafé
een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het ten gehore brengen van muziek, het gelegenheid geven tot dansbeoefening en het verstrekken van (alcoholhoudende) dranken voor de consumptie ter plaatse, al dan niet met als nevenactiviteit het verstrekken van kleine etenswaren;
1.40 dove gevel
- a. een bouwkundige constructie waarin geen te openen delen aanwezig zijn en met een in NEN 5077 bedoelde karakteristieke geluidwering die ten minste gelijk is aan het verschil tussen de geluidbelasting van die constructie en 33 dB onderscheidenlijk 35 dB(A), alsmede;
- b. een bouwkundige constructie waarin alleen bij uitzondering te openen delen aanwezig zijn, mits de delen niet direct grenzen aan een geluidgevoelige ruimte;
1.41 ecologische waarde
waarde betreffende de natuurlijke samenhang tussen organismen en hun milieu;
1.42 eetcafé
een horecabedrijf, dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van (alcoholhoudende) dranken voor de consumptie ter plaatse en het verstrekken van maaltijden voor de consumptie ter plaatse;
1.43 eigen terrein
een aaneengesloten stuk grond waarover door de gebruiker kan worden beschikt en waarbij het kan gaan om meerdere kadastrale percelen;
1.44 eigen toegang
een deur die direct toegang geeft tot de woning, die bereikbaar is via de straatzijde of vanuit een gemeenschappelijke hal en die voorzien is van een door de gemeente verleend huisnummer;
1.45 erf
al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw en voor zover een bestemmingsplan van toepassing is de bestemming deze inrichting niet verbiedt;
1.46 erker
een ondergeschikt op de begane grond gelegen uitbouw van één bouwlaag aan de voorgevel van het hoofdgebouw;
1.47 escortbedrijf
seksbedrijf waar gelegenheid wordt geboden tot prostitutie door bemiddeling tussen prostituees en klanten.
1.48 evenementen
voor het publiek toegankelijke verrichtingen van vermaak op het gebied van kunst, ontwikkeling, ontspanning, sport of vermaak alsmede herdenkingsplechtigheden, tentoonstellingen, optochten, kermissen, circussen, filmopnamen, feesten, braderieën, etcetera;
1.49 fundering
dat deel van een bouwwerk dat ervoor zorgt dat het eigen gewicht ervan en de daarop uitgeoefende krachten worden overgedragen aan de draagkrachtige ondergrond;
1.50 garagebox
gebouw ten behoeve van de stalling van vervoermiddelen en de opslag of berging van goederen;
1.51 gebied met mogelijk archeologische waarde
gebied waar naar verwachting terreinen met behoudenswaardige oudheidkundige resten van (inter)nationaal belang voorkomen, maar waar deze nog niet zijn vastgesteld;
1.52 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.53 geluiddragende evenementen
een evenement waarbij de geluidproductie van het gehele evenement hoger is dan 120 dB(A) bronvermogen en waarbij deze geluidproductie langer duurt dan 4 uur of geheel of gedeeltelijk plaatsvindt in de avond (19:00 - 23:00 uur) of nacht (23:00 - 7:00 uur). Een bronvermogen hoger dan 120 dB(A) wil zeggen dat het geluidsdrukniveau (LAr,LT) van de muziekinstallatie gemeten op 10 meter afstand van het front van de luidsprekers meer mag bedragen dan 90 dB(A).
1.54 geluidsgevoelige objecten
geluidsgevoelige objecten als bedoeld in de Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder, te weten:
- a. woningen;
- b. andere geluidsgevoelige gebouwen:
- 1. onderwijsgebouwen;
- 2. ziekenhuizen;
- 3. verpleeghuizen;
- 4. verzorgingstehuizen;
- 5. psychiatrische inrichtingen;
- 6. kinderdagverblijven;
de aanwijzing als 'ander geluidsgevoelig gebouw' geldt niet voor de delen van een gebouw die een andere bestemming hebben dan verblijfsruimte als bedoeld in het Besluit geluidhinder;
- c. geluidsgevoelige terreinen:
- 1. een kavel, bestemd voor het plaatsen van een woonwagen, waarop voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingnet van de openbare nutsbedrijven, andere instellingen of van gemeenten kunnen worden aangesloten;
- 2. een ligplaats in het water, bestemd om door een woonschip te worden ingenomen;
1.55 gevel
bouwkundige constructie die een ruimte in een woning of gebouw scheidt van de buitenlucht, daaronder begrepen het dak;
1.56 gevellijn
zie begrip voorgevelrooilijn;
1.57 huishouden
er dient sprake te zijn van een zekere continuïteit in de samenstelling van het huishouden. De bewoners hebben de intentie om bestemdig, voor ombepaalde tijd, een met een gezinsverband vergelijkbaar samenlevingsverband met elkaar aan te gaan.
1.58 hogere waarde
een bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder;
1.59 hoofdbewoner
de eigenaar of de huurder van de woning die daar zijn hoofdverblijf heeft;
1.60 hoofdgebouw
gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;
1.61 hoofdverblijf
- a. het adres waar betrokkene woont of, indien betrokkene op meer dan één adres woont, het adres waar hij naar verwachting gedurende een half jaar de meeste malen zal overnachten;
- b. het adres waar, bij ontbreken van een adres als bedoeld onder a, betrokkene naar redelijke verwachting gedurende drie maanden tenminste twee derde van de tijd zal overnachten.
1.62 horeca
een inrichting, gericht op één of meer van de navolgende bedrijfsmatige activiteiten:
- a. het verstrekken van nachtverblijf;
- b. het verstrekken of bereiden van drank of etenswaren voor consumptie;
- c. het exploiteren van zaalaccommodatie;
1.63 hotel
een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies (per nacht) met als nevenactiviteiten het verstrekken van maaltijden of dranken voor consumptie ter plaatse;
1.64 ijssalon
een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van consumptie-ijs voor de consumptie ter plaatse;
1.65 internetwinkel
een bedrijfsactiviteit waarbij de consument niet alleen via internet bestelde goederen kan afhalen of retourneren, maar waar ook sprake is van uitstalling ten verkoop of overige activiteiten;
1.66 kamerbewoning
een zelfstandige woning, of een deel daarvan, in gebruik geven of laten geven als onzelfstandige woonruimte;
1.67 kampeermiddel
- a. een tent, tentwagen, kampeerauto of caravan;
- b. enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan;
die worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf en waarvan de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben;
1.68 kantoor
het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen;
1.69 kantoor- en praktijkruimte
een gebouw of een gedeelte daarvan, dat dient voor het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, architectonisch, juridisch, kunstzinnig, medisch, paramedisch, therapeutisch of daarmee naar aard gelijk te stellen gebied;
1.70 kelder
een bijzondere bouwlaag waarvan de bovenkant onder het maaiveldniveau is gelegen;
1.71 kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen
voorzieningen ten behoeve van activiteiten zoals wandelen, fietsen, vissen, zwemmen, kanoën en natuurobservatie in de vorm van bijvoorbeeld aanlegsteigers, picknickplaatsen, observatiepunten, informatieborden en banken;
1.72 kleinschalige verblijfsrecreatie
verblijfsrecreatie door middel van kampeermiddelen bij wijze van minicamping of met gebruikmaking van pensions of kampeerboerderijen;
1.73 koffie- of theehuis
een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van alcoholvrije dranken voor de consumptie ter plaatse, al dan niet met als nevenactiviteit het verstrekken van kleine etenswaren;
1.74 kringloopwinkel
een vestiging welke bedrijfsmatige activiteiten en detailhandelsactiviteiten verricht, bestaande uit de inzameling "om niet" van een breed assortiment van tweedehands goederen van overwegend particulieren, de eventuele reparatie daarvan en verkoop van deze goederen (waaronder volumineuze) aan hoofdzakelijk particulieren;
1.75 kunsthandel
het in- en verkopen, waaronder de uitstalling ten verkoop, van goederen met een overwegend artistieke waarde;
1.76 kunstobject
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, of onderdelen van bouwwerken die worden aangemerkt als uitingen van één der beeldende kunsten;
1.77 kunstwerk
bouwwerk, geen gebouw zijnde ten behoeve ten behoeve van civieltechnische of infrastructurele doeleinden, zoals een brug, een dam, een duiker, een tunnel, een via- of aquaduct, een sluis, dan wel een daarmee gelijk te stellen voorziening;
1.78 kwetsbaar object
een object waarvoor ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een grenswaarde voor het risico c.q. een risico-afstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, die in acht genomen moet worden;
1.79 lunchroom
een horecabedrijf, dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van al dan niet ter plaatse bereide of bewerkte etenswaren al dan niet voor de consumptie ter plaatse;
1.80 maatschappelijke voorzieningen
(overheids)voorzieningen inzake welzijn, volksgezondheid, religie, onderwijs en daarmee gelijk te stellen sectoren;
1.81 milieugevoelige functies
woningen, ziekenhuizen, scholen, kinderdagverblijven en verblijfsrecreatie;
1.82 natuur(lijke) waarde
de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door geologische, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen zowel afzonderlijk als in onderling verband;
1.83 NEN
de door de Stichting Nederlands Normalisatie-instituut uitgegeven norm, zoals deze luidde ten tijde van het inwerking treden van dit plan;
1.84 niet-permanente standplaats
het gedeelte van een kampeerterrein dat bestemd is voor het plaatsen van een kampeermiddel gedurende het zomerseizoen;
1.85 niet-permanente verblijfsrecreatie
verblijfsrecreatie door middel van kampeermiddelen, waarvan het ruimtegebruik van voorbijgaande aard is, waaronder wordt verstaan het innemen van een standplaats op hetzelfde terrein voor niet langer dan een zomerseizoen;
1.86 nutsvoorzieningen
voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, apparatuur voor telecommunicatie, voorzieningen voor stadsverwarming, elektrische oplaadpunten, zonnecollectoren, zonnepanelen of warmtepompen e.d.;
1.87 onderbouw
een gedeelte van een gebouw dat wordt afgedekt door een vloer, waarvan de bovenkant ten minste onder peil en boven maaiveldniveau is gelegen;
1.88 ondergeschikte detailhandel
detailhandel vanuit een vestiging of voorziening dat een andere hoofdfunctie heeft en waarvan de detailhandelsfunctie gelieerd is aan de hoofdfunctie, een en ander tot maximaal 20% van het totale bedrijfsvloeroppervlak van de vestiging met een maximum van 100 m² verkoopvloeroppervlak;
1.89 ondergeschikte horeca
een inrichting die gericht is op het verstrekken van dranken of etenswaren en die fungeert als aan een hoofdfunctie ondergeschikte nevenactiviteit, waarbij het vloeroppervlak niet meer dan 20% bedraagt van de hoofdfunctie;
1.90 ondergeschikte workshops
een bijeenkomst of cursus die gegeven wordt in een vestiging/voorziening die een andere hoofdbestemming of functie dan 'cultuur en ontspanning', 'sport' of 'maatschappelijk' heeft en waaraan de bijeenkomst of cursus aantoonbaar gelieerd is aan de hoofdfunctie;
1.91 onderheide bebouwing
een bouwwerk waarbij de fundering op heipalen rust;
1.92 onzelfstandige woonruimte
woonruimte die niet voldoet aan de begripsbepaling zelfstandige woonruimte;
1.93 overkapping
een bouwwerk, geen gebouw zijnde met maximaal één wand (waaronder ook de gevel van een woning), primair bedoeld als overkapping ten behoeve van een woning;
1.94 partycentrum
een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het gelegenheid geven voor feesten en party’s, al dan niet met het ten gehore brengen van muziek, het gelegenheid geven tot dansbeoefening en het verstrekken van (alcoholhoudende) dranken, etenswaren of maaltijden voor de consumptie ter plaatse;
1.95 peil
- a. voor gebouwen en nutsvoorzieningen: + 1,5 meter NAP
- b. voor bouwwerken geheel in of op het water en drijvende bouwwerken inclusief vaartuigen: de waterlijn.
- c. voor bruggen en viaducten: de gemiddelde hoogte van het wegdek van de brug of het viaduct.
- d. in alle andere gevallen en bestaande gebouwen: de gemiddelde hoogte van het aansluitend afgewerkte maaiveld.
1.96 pension
een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies voor langere tijd met als nevenactiviteiten het verstrekken van maaltijden of dranken aan de logerende gasten;
1.97 perifere detailhandel
een detailhandelsbedrijf te onderscheiden in de volgende categorieën:
- a. detailhandel in volumineuze goederen, zoals auto's, boten, motoren, caravans, landbouwwerktuigen, grove bouwmaterialen, keukens, sanitair/badkamers en daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen, zoals accessoires, onderdelen en onderhoudsmiddelen;
- b. meubelbedrijven, woninginrichting en -stoffering;
- c. tuincentra;
- d. bouwmarkten;
1.98 permanente bewoning
bewoning van een ruimte als hoofdverblijf;
1.99 permanente standplaats
het gedeelte van een kampeerterrein dat bestemd is voor het plaatsen van een kampeermiddel, dat gedurende het gehele jaar aanwezig mag zijn en als nachtverblijf uitsluitend mag worden gebruikt door personen, die hun hoofdverblijf elders hebben;
1.100 permanente verblijfsrecreatie
verblijfsrecreatie door middel van kampeermiddelen, waarvan het ruimtegebruik een bestendig karakter draagt, waaronder wordt verstaan het innemen van een standplaats op hetzelfde terrein voor langer dan een zomerseizoen;
1.101 platte afdekking
een (min of meer) horizontaal vlak ter afdekking van een gebouw dat meer dan tweederde van het grondvlak van het gebouw beslaat;
1.102 pleziervaartuig
elk vaartuig dat uitsluitend of hoofdzakelijk wordt gebruikt voor enige vorm van niet commerciële pleziervaart, waterrecreatie of watersport met uitzondering van een zeilplank;
1.103 prostitutie
het zich, tegen vergoeding, beschikbaar stellen voor seksuele handelingen;
1.104 prostitutiebedrijf
seksbedrijf waar gelegenheid wordt geboden tot prostitutie;
1.105 raamprostitutie
vorm van prostitutie waarbij een prostituee zich zichtbaar opstelt achter een raam van een gebouw, om klanten te werven;
1.106 reclameobjecten
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, of onderdelen van bouwwerken ten behoeve van reclamedoeleinden, zoals aankondigingborden, mupi's (reclameborden), billboards, reclame aan lichtmasten, gevel- en lichtreclames en gebouwaanduidingen, tweevlaksborden;
1.107 recreatief medegebruik
een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan;
1.108 recreatieve voorzieningen
gebouwde en niet-gebouwde voorzieningen gericht op ontspanning en vrijetijdsbesteding, met uitzondering van seksinrichtingen, detailhandelsbedrijven en horecabedrijven;
1.109 recreatiewoning
een permanent ter plaatse aanwezig gebouw of stacaravan, dat of die bedoeld is om uitsluitend door een huishouden of daarmee gelijk te stellen groep van personen, dat het hoofdverblijf elders heeft, gedurende een gedeelte van het jaar te worden gebruikt, niet zijnde een woonkeet, caravan of andere constructie op wielen;
1.110 restaurant
een horecabedrijf, dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van maaltijden voor de consumptie ter plaatse, al dan niet met als nevenactiviteit het verstrekken van alcoholvrije en alcoholhoudende dranken;
1.111 risicovolle inrichting
een inrichting als bedoeld in het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen, zoals dat geldt ten tijde van ter inzage legging van het ontwerpbestemmingsplan;
1.112 seksbedrijf
de activiteit, bestaande uit het bedrijfsmatig gelegenheid geven tot prostitutie of tot het verrichten van seksuele handelingen voor een ander tegen betaling of uit het bedrijfsmatig aanbieden van vertoningen van erotisch-pornografische aard in een seksinrichting tegen betaling. Voorbeelden zijn een escortbedrijf, seksclub, erotische massagesalon, sekstheater, seksbioscoop en peepshow.
1.113 seksinrichting
voor het publiek toegankelijke besloten ruimte, onderdeel van een seksbedrijf.
1.114 seksshop
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, verkopen of leveren van goederen van erotische dan wel pornografische aard;
1.115 showroom
uitstallingsruimte voor goederen ten behoeve van de detail- of groothandel;
1.116 sportvoorzieningen
gebouwde en niet-gebouwde voorzieningen, gericht op sport, zoals een fitnesscentrum of sportveld, niet zijnde recreatieve voorzieningen;
1.117 Staat van Bedrijfsactiviteiten
de Staat van Bedrijfsactiviteiten die van deze regels onderdeel uitmaakt;
1.118 Staat van Horeca-activiteiten
de Staat van Horeca-activiteiten die van deze regels onderdeel uitmaakt;
1.119 stacaravan
een voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst;
1.120 standplaats
het vanaf een vaste plaats op een openbare en in de openlucht gelegen plaats te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen of het anderszins aanbieden van goederen en diensten, gebruikmakend van fysieke middelen, zoals een kraam, een wagen of een tafel.
1.121 straatmeubilair
kleinschalige bouwwerken ten behoeve van openbare (nuts)voorzieningen, zoals verkeergeleiders, verkeersborden, brandkranen, lichtmasten, zitbanken, bloembakken, papier-, glas- en andere inzamelbakken, prullenbakken, speeltoestellen en telefooncellen;
1.122 straatprostitutie
vorm van prostitutie waarbij een prostituee zich langs de openbare weg opstelt om klanten te werven;
1.123 supermarkt
detailhandel met tenminste 500 m² verkoopvloeroppervlak en een grote verscheidenheid aan artikelen, merendeels levens- en genotmiddelen, waarbij sprake is van zelfbediening door klanten;
1.124 terras
een buiten een gebouw liggend deel waar sta- of zitgelegenheid wordt geboden en waar tegen vergoeding dranken kunnen worden geschonken of spijzen voor directe consumptie kunnen worden bereid of verstrekt.
1.125 tijdelijke standplaats
standplaats waarvoor uitsluitend dagvergunningen worden verstrekt met een maximum van 12 dagen per kalenderjaar.
1.126 toeristische standplaats
het gedeelte van een kampeerterrein dat bestemd is voor het plaatsen van een kampeermiddel gedurende een beperkte periode;
1.127 tuinmeubilair
bouwwerken, geplaatst in de tuin of erf behorend bij een woning, zoals pergola's, zonnewijzers, zandbakken, vlaggenmasten, barbecues e.d. en speeltoestellen zoals wipkippen, glijbanen en schommels;
1.128 veranda
een aan- of uitbouw aan een woning met maximaal 3 wanden, die minimaal aan de zijde evenwijdig aan de gevel van de woning open is.
1.129 verblijfsrecreatie
het kortdurend verblijf met overnachting van één of meerdere personen die elders hun hoofd woonverblijf hebben, waarbij in ieder geval geen sprake is van permanente bewoning.
1.130 verblijfsruimte
Een verblijfsruimte is een ruimte in een gebouw, gebouwd en ingericht ten behoeve van het langer verblijven van mensen.
1.131 verblijfsruimte als bedoeld in het Besluit geluidhinder
- leslokalen en theorielokalen van onderwijsgebouwen;
- onderzoeks- en behandelingsruimten van ziekenhuizen en verpleeghuizen;
- onderzoeks-, behandelings-, recreatie-, en conversatieruimten, alsmede woon- en slaapruimten van verzorgingshuizen, psychiatrische inrichtingen en kinderdagverblijven;
- theorievaklokalen van onderwijsgebouwen;
- ruimten voor patiëntenhuisvesting, alsmede recreatie- en conversatieruimten van ziekenhuizen en verpleeghuizen;
1.132 vergader- en congresfaciliteiten
een gebouw of ruimte in een gebouw voor het als bedrijfsmatige hoofdactiviteit organiseren van vergaderingen en congressen, hoofdzakelijk bij te wonen door externe bezoekers;
1.133 verkoopvloeroppervlak
de voor winkelend publiek toegankelijke verkoopruimte van een detailhandelsbedrijf, inclusief de etalages en de ruimte achter de toonbank en kassa's;
1.134 voetgangersgebied
een openbaar toegankelijk gebied dat permanent of gedurende bepaalde periode(n) exclusief toegankelijk is voor voetgangers en waar de aanwezigheid van (brom)fiets- en autoverkeer gedurende deze periode(n) ontbreekt of waar dit verkeer het gebied via een afgebakende rijloper met aangepaste snelheid mag passeren;
1.135 voorgevel
de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die door de ligging, de situatie ter plaatse of de indeling van het gebouw als voorgevel moet worden aangemerkt;
1.136 voorgevelrooilijn
de denkbeeldig doorgetrokken lijn van de voorgevel van een gebouw;
1.137 voorkeursgrenswaarde
de maximale waarde voor de geluidsbelasting, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder;
1.138 watersportcentrum
centrum gericht op watersport, waterrrecreatie, toerisme of informatie, met inbegrip van daarmee verband houdende reparatie, verhuur, in- en verkoop (waaronder de uitstalling) van goederen en horecavoorzieningen;
1.139 webwinkel
een bedrijfsactiviteit waarbij er geen sprake is van fysiek klantcontact en verzending van goederen uitsluitend digitaal en per post geschiedt;
1.140 windmolen
een bouwwerk ter opwekking van energie door benutting van windkracht, met uitzondering van bemalingsinstallaties ten behoeve van de waterhuishouding;
1.141 winkel
een gebouw, dat een ruimte omvat welke door zijn indeling kennelijk bedoeld is te worden gebruikt voor detailhandel;
1.142 winkelondersteunende horeca
een bedrijf, dat ondersteunend is aan en qua openingstijden in het algemeen vergelijkbaar is met detailhandelsvestigingen en in hoofdzaak bestaat uit het verstrekken c.q. snel serveren van kleine maaltijden, broodjes, hapjes, ijs, gebak, koffie, thee, frisdranken en zwak alcoholische dranken;
1.143 woning
het complex van ruimten dat een zelfstandige woonruimte vormt, geschikt en bestemd voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;
1.144 woningsplitsing
een woning verbouwen tot twee of meer woningen of het zodanig inrichten, gebruiken of laten gebruiken van een deel van de woning dat er feitelijk twee of meer woningen ontstaan;
1.145 woongroep
een groep huurders van een zelfstandige woonruimte die elkaar vooraf kennen en gezamenlijk het initiatief nemen voor zelfstandige woonruimte. Waarbij de verhuurder geen zeggenschap heeft over nieuwe leden van de woongroep;
1.146 woonruimte
besloten ruimte die, al dan niet tezamen met één of meer andere ruimten, bestemd of geschikt is voor bewoning van één huishouden;
1.147 zeer kwetsbaar object
een object waarvoor ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichting groepen personen verblijven met een beperkte zelfredzaamheid, zoals minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten, bijvoorbeeld ziekenhuizen en andere zorginstellingen, gebouwen voor onderwijs voor minderjarigen of buitenschoolse opvang, peuterspeelzalen, kinderdagverblijven, justitiële inrichtingen en asielzoekerscentra.
1.148 zelfstandige woonruimte
woonruimte die een eigen toegang heeft en die door één huishouden kan worden bewoond zonder daarbij afhankelijk te zijn van wezenlijke voorzieningen, zoals badruimte, toilet en keuken, buiten de woonruimte.
1.149 zendmast
bouwwerk, geen gebouw zijnde, die zelfstandig dan wel in onderlinge samenhang met bijbehorende bouwwerken, bedoeld is voor het dragen en laten functioneren van zend- of ontvangstantennes;
1.150 zolder
de bovenste verdieping van een gebouw die is afgedekt met hellende daken;
1.151 zomerseizoen
de periode van 15 maart tot en met 31 oktober;
Artikel 2 Wijze Van Meten
Link naar de toelichting op de Inleidende regels
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 bebouwde oppervlakte
de oppervlakten van alle bouwwerken, gemeten ter hoogte van het peil en neerwaarts geprojecteerd, waarbij uitstekende delen van ondergeschikte aard tot maximaal 0,5 m buiten beschouwing blijven.
2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.3 de dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
2.4 de goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.5 de hoogte van het oorspronkelijk, aansluitend afgewerkte maaiveld
bij het meten van deze hoogte blijven plaatselijke, niet bij het verdere verloop van het terrein passende, ophogingen, verlagingen of verzakkingen aan de voet van het bouwwerk, anders dan noodzakelijk voor de bouw daarvan, buiten beschouwing;
2.6 de hoogte van een windturbine
vanaf het peil tot en met de (wieken)as van de windturbine;
2.7 de inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.8 de rotordiameter van een kleinschalige windmolen
Voor kleine horizontale as windturbines (HAT) en verticale as windturbines (VAT) is in onderstaande figuur weergegeven hoe de rotordiameter moet worden gemeten.
HAT VAT
2.9 bruto vloeroppervlakte (bvo)
de oppervlakte van alle afzonderlijke bouwlagen bij elkaar opgeteld, buitenwerks gemeten.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Horeca
Link naar de toelichting op de bestemming Horeca
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. ter plaatse van de aanduiding 'hotel' voor een hotel met daaraan ondergeschikt: zaalverhuur, wellness, horeca van categorie 3 en 4 als bedoeld in de Staat van Horeca-activiteiten;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - 3 en 4' voor horeca van categorie 3 en 4 als bedoeld in de Staat van Horeca-activiteiten.
met de daarbij behorende:
- c. terrassen en uitstallingen;
- d. verblijfsgebieden en (ondergrondse) parkeervoorzieningen;
- e. straatmeubilair en reclameobjecten;
- f. groen-, waterhuishoudings- en nutsvoorzieningen;
- g. overige functioneel met de bestemming 'Horeca' verbonden voorzieningen;
met dien verstande dat
- h. het aantal hotelkamers niet meer mag bedragen dan 80;
- i. ter plaatse van de aanduiding 'maximum vloeroppervlakte; bvo (m2)', het voorgeschreven maximum bruto vloeroppervlakte (bvo) exclusief gebouwde parkeervoorzieningen, in acht dient te worden genomen;
- j. het bruto vloeroppervlakte (bvo) van de aan het hotel ondergeschikte zaalverhuur, wellness en horeca, gezamenlijk niet meer mag bedragen dan 15% van het totale bvo van het hotel(complex), exclusief gebouwde parkeervoorzieningen;
3.2 Bouwregels
Op de in lid 3.1 bedoelde gronden mogen ten behoeve van de bestemmingsomschrijving bouwwerken worden gebouwd, met dien verstande dat de volgende maximale maten gelden:
ten aanzien van gebouwen:
- a. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte' de voorgeschreven maximale bouwhoogte in acht dient te worden genomen;
- b. ter plaatse van de aanduiding ' maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' de voorgeschreven maximum goothoogte en maximum bouwhoogte in acht dient te worden genomen.
- c. het vloerpeil van de laagst gelegen verblijfsruimte dient minimaal op gelijke hoogte met het peil te worden gerealiseerd en in stand gehouden;
ten aanzien van bouwwerken, geen gebouwen zijnde:
- d. erf- en perceelafscheidingen: bouwhoogte maximaal 1 m;
- e. erf- en perceelafscheidingen: bouwhoogte maximaal 2 m mits:
- 1. op een erf of perceel waarop al een gebouw staat waarmee de erf- of perceelafscheiding in functionele relatie staat,
- 2. achter de voorgevelrooilijn, en
- 3. op meer dan 1 m van openbaar toegankelijk gebied, tenzij geen redelijke eisen van welstand van toepassing zijn;
- f. terrasschermen: bouwhoogte maximaal 1,7 m;
- g. lichtmasten: bouwhoogte maximaal 9 m;
- h. windmolens: toegelaten ashoogte bedraagt maximaal 15 m;
- i. antennes en masten ten behoeve van telecommunicatie, niet zijnde schotelantennes en zonder apparatuurkast: bouwhoogte maximaal 15 m;
- j. kunstobjecten: bouwhoogte maximaal 6 m, (oppervlakte maximaal 10 m2;)
- k. vlaggenmasten: bouwhoogte maximaal 9 m;
- l. gevel- en lichtreclames en gebouwaanduidingen zijn toegestaan aan en binnen de gevel van het hoofdgebouw;
- m. vrijstaande reclameobjecten: maximale bouwhoogte is gelijk aan de maximale bouwhoogte voor gebouwen;
- n. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: bouwhoogte maximaal 3 m.
3.3 Afwijken van de bouwregels
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.2 onder c. indien wordt aangetoond dat op andere wijze gelijkwaardige waterveiligheid wordt bereikt.
3.4 Afwijken van de gebruiksregels
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.1 onder a. en b. teneinde horecafuncties toe te laten die voorkomen in categorie 5 van de Staat van Horeca-activiteiten, indien en voor zover het betrokken horecabedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze, zoals openingstijden, of bijzondere verschijningsvormen) geacht kan worden te behoren tot de toelaatbare categorie(ën) van de Staat van Horeca-activiteiten;
Artikel 4 Recreatie
Link naar de toelichting op de bestemming Recreatie
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Recreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. dagrecreatie;
- b. evenementen, met uitzondering van geluiddragende evenementen, en met in achtneming van het bepaalde in artikel 4.4 onder b.;
- c. groen;
- d. strand;
- e. water;
- f. ter plaatse van de aanduiding 'jachthaven' voor een jachthaven ten behoeve van de pleziervaart met maximaal 450 ligplaatsen, winterstalling en voor aan de jachthaven ondergeschikte niet-permanenteverblijfsrecreatie;
- g. ter plaatse van de aanduiding 'verenigingsleven' ook voor water- en groengebonden verenigingen, een reddingsbrigade en watersportrecreatie anders dan in verenigingsverband, alsmede verblijfsrecreatie gerelateerd aan de verenigingen;
- h. ter plaatse van de aanduiding 'verblijfsrecreatie' ook voorverblijfsrecreatie;
- i. ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 1' voor horeca van categorie 1 als bedoeld in de Staat van Horeca-activiteiten;
- j. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - 3 en 4' ook voor horeca van categorie 3 en 4 als bedoeld in de Staat van Horeca-activiteiten;
- k. antennes en masten ten behoeve van telecommunicatie;
met de daarbij behorende:
- l. parkeervoorzieningen, toegangswegen en -paden, in- en uitritten;
- m. sport- en speelvoorzieningen;
- n. jongerenontmoetingsplaatsen;
- o. kunstwerken zoals, sluizen, keermuren, duikers, steigers, boothellingen en (strek)dammen met uitzondering van bruggen;
- p. ondergeschikte detailhandel;
- q. kantoor/verenigingsgebouwen
- r. verkoop van motorbrandstoffen, met uitzondering van LPG;
- s. kunstobjecten en reclameobjecten;
- t. nutsvoorzieningen, mede ten behoeve van aangrenzende bestemmingen;
- u. terrassen, uitstallingen;
- v. toilet- en douchevoorzieningen;
- w. overige functioneel met de bestemming 'Recreatie' verbonden voorzieningen;
4.2 Bouwregels
Op de in lid 4.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend, ten behoeve van de bestemmingsomschrijving bouwwerken worden gebouwd, met dien verstande dat:
- a. ten behoeve van verblijfsrecreatie als bedoeld in lid 4.1 onder h. zijn alleen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan.
- b. voor gebouwen ten behoeve van de jachthaven als bedoeld in lid 4.1 onder f. en j. geldt een gezamenlijk bruto vloeroppervlakte (bvo) van maximaal 2.000 m2 met dien verstande dat niet op, boven of in het water mag worden gebouwd;
- a. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte' de voorgeschreven maximale bouwhoogte in acht dient te worden genomen;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' de voorgeschreven maximum goothoogte en maximum bouwhoogte in acht dient te worden genomen.
- c. ter plaatse van de aanduiding 'maximum vloeroppervlakte; bvo (m2)', het voorgeschreven maximum bruto vloeroppervlakte (bvo) exclusief gebouwde parkeervoorzieningen, in acht dient te worden genomen;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'kap', het hoofdgebouw moet zijn voorzien van een kap;
- e. op de gronden met de aanduiding 'verenigingsleven' mag ten behoeve van verenigingsleven alleen gebouwd mag worden binnen het bouwvlak;
- f. het vloerpeil van de laagst gelegen verblijfsruimte moet minimaal op gelijke hoogte met het peil worden gerealiseerd en in stand gehouden;
- g. voor bouwwerken ten behoeve van nutsvoorzieningen: bouwhoogte maximaal 3,5 m en met een max. oppervlak van 25 m2, met dien verstande dat het laagstgelegen vloerpeil van nutsvoorzieningen minimaal op gelijke hoogte met het peil moet worden gerealiseerd en in stand gehouden;
- h. erf- en perceelafscheidingen: bouwhoogte maximaal 1 m;
- i. erf- en perceelafscheidingen: bouwhoogte maximaal 2 m mits:
- 1. op een erf of perceel waarop al een gebouw staat waarmee de erf- of perceelafscheiding in functionele relatie staat,
- 2. achter de voorgevelrooilijn, en
- 3. op meer dan 1 m van openbaar toegankelijk gebied, tenzij geen redelijke eisen van welstand van toepassing zijn;
- j. terrasschermen: bouwhoogte maximaal 1,7 m;
- k. sport- en speeltoestellen, bouwhoogte maximaal 5 m;
- l. lichtmasten: bouwhoogte maximaal 9 m;
- m. windmolens: toegelaten ashoogte bedraagt maximaal 15 m;
- n. antennes en masten ten behoeve van telecommunicatie, niet zijnde schotelantennes en zonder apparatuurkast: bouwhoogte maximaal 15 m, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'zend-/ontvanginstallatie' een bouwhoogte van maximaal 40 m is toegestaan;
- o. kunstobjecten: bouwhoogte maximaal 6 m, (oppervlakte maximaal 10 m2);
- p. kunstwerken: bouwhoogte maximaal 3 m.;
- q. vlaggenmasten: bouwhoogte maximaal 9 m;
- r. gevel- en lichtreclames en gebouwaanduidingen zijn toegestaan aan en binnen de gevel van het hoofdgebouw;
- s. vrijstaande reclameobjecten: maximale bouwhoogte is gelijk aan de maximale bouwhoogte voor gebouwen;
- t. toilet- en douchevoorzieningen een maximale bouwhoogte mogen hebben van 3 meter;
- u. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: bouwhoogte maximaal 3 m.;
4.3 Afwijken van de bouwregels
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in art.4.2:
- a. onder a. voor gebouwen ten behoeve van de bedrijfsmatige exploitatie van recreatiewoningen met dien verstande dat de volgende voorwaarden gelden:
- 1. de maximale bouwhoogte bedraagt 6 m;
- 2. het totale oppervlak aan gebouwen bedraagt niet meer dan 3.200 m2;
- 3. het maximum aantal nachtverblijven is niet meer dan 40;
- b. onder f. en g. van het minimale vloerpeil, indien wordt aangetoond dat op andere wijze gelijkwaardige waterveiligheid wordt bereikt.
- c. onder g. voor bouwwerken ten behoeve van nutsvoorzieningen tot maximaal 5 m hoog en met een oppervlakte tot maximaal 50 m2, mits het bouwwerk uit stedenbouwkundig, landschappelijk en verkeerskundig oogpunt als ook uit oogpunt van het woongenot in de directe woonomgeving aanvaardbaar is;
- d. onder n. voor het oprichten van een mast ten behoeve van telecommunicatie met een maximale bouwhoogte van 40 meter, mits het bouwwerk uit stedenbouwkundig, landschappelijk en verkeerskundig oogpunt aanvaardbaar is en geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
- e. voor bouwwerken ten behoeve van een jongerenontmoetingsplaats met inachtneming van de volgende regels:
- 1. de bouwhoogte van een gebouw of overkapping mag maximaal 3,5 m bedragen;
- 2. de oppervlakte van een gebouw of overkapping mag maximaal 15 m² bedragen;
- 3. de afstand tussen een gebouw of overkapping en woonbebouwing moet minimaal 50 m bedragen;
- 4. binnen een jongerenontmoetingsplaats zijn maximaal één gebouw en maximaal 3 overkappingen toegestaan;
- 5. de plaats moet uit oogpunt van sociale veiligheid een open karakter hebben.
4.4 Specifieke gebruiksregels
- a. Tot een gebruik strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend: het gebruik van voorzieningen ten behoeve van de in artikel 4.1 onder h. bedoelde verblijfsrecreatie voor permanente bewoning;
- b. Het gebruiken van gronden en de daarop voorkomende bouwwerken voor evenementen als bedoeld in artikel 4.1 onder b. wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt voor zover wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
- 1. uitsluitend kleinschalige, niet-geluiddragende evenementen, waarbij geluid/muziek slechts ondersteunend is aan het geheel (vaak geen podium, bijvoorbeeld sportevenement);
- 2. uitsluitend toegestaan tussen 07.00 en 23.00 uur;
- 3. de geluidbelasting bij woningen mag niet hoger zijn dan 70 dB(A);
Artikel 5 Verkeer - Verblijfsgebied
Link naar de toelichting op de bestemming Verkeer-Verblijfsgebied
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegen met een functie voor verblijf en verplaatsing, bepaald door en gericht op de aangrenzende bestemmingen;
- b. fiets- en voetpaden;
- c. (ondergrondse) parkeervoorzieningen, haltevoorzieningen, fietsenstallingen;
- d. groen-, waterhuishoudkundige en nutsvoorzieningen
met de daarbij behorende:
- e. bermen en bermsloten;
- f. water en waterberging;
- g. kunstobjecten en kunstwerken;
- h. voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling, straatmeubilair, geluidwerende voorzieningen en reclameobjecten;
- i. nutsvoorzieningen;
- j. speel- en sportvoorzieningen;
- k. terrassen, uitstallingen;
- l. overige functioneel met de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied' verbonden voorzieningen.
5.2 Bouwregels
Op de in lid 5.1 bedoelde gronden mogen ten behoeve van de bestemmingsomschrijving uitsluitend bouwwerken ten behoeve van nutsvoorzieningen en ondergrondse parkeervoorzieningen worden gebouwd, alsmede overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met dien verstande dat de volgende maximale maten gelden:
ten aanzien van gebouwen
- a. bouwwerken ten behoeve van nutsvoorzieningen, bouwhoogte maximaal 3,5 m, oppervlakte maximaal 25 m2,met dien verstande dat het laagstgelegen vloerpeil van nutsvoorzieningen minimaal op gelijke hoogte met het peil moet worden gerealiseerd en in stand gehouden;
ten aanzien van bouwwerken, geen gebouwen zijnde
- b. erf- en terreinafscheidingen grenzend aan de openbare weg: bouwhoogte maximaal 1 m;
- c. overige erf- en perceelafscheidingen: bouwhoogte maximaal 2 m;
- d. lichtmasten, bewegwijzeringsportalen en verkeerslichten: bouwhoogte maximaal 9 m;
- e. terrasschermen: bouwhoogte maximaal 1,7 m;
- f. antennes en masten ten behoeve van telecommunicatie, bouwhoogte maximaal 15 m;
- g. straatmeubilair: bouwhoogte maximaal 6 m;
- h. kunstobjecten, bouwhoogte maximaal 6 m, oppervlakte maximaal 10 m²;
- i. sport- en speelvoorzieningen, bouwhoogte maximaal 5 m;
- j. geluidwerende voorzieningen: bouwhoogte maximaal 4 m;
- k. reclameobjecten: bouwhoogte maximaal 6 m, oppervlakte maximaal 10 m2;
- l. kunstwerken: bouwhoogte maximaal 3 m;
- m. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bouwhoogte maximaal 3 m.
5.3 Afwijken van de bouwregels
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 5.2:
- a. onder a. voor bouwwerken ten behoeve van nutsvoorzieningen tot maximaal 5 m hoog en met een oppervlakte tot maximaal 50 m2, mits het bouwwerk uit stedenbouwkundig, landschappelijk en verkeerskundig oogpunt als ook uit oogpunt van het woongenot in de directe woonomgeving aanvaardbaar is;
- a. onder a. van het minimale vloerpeil, indien wordt aangetoond dat op andere wijze gelijkwaardige waterveiligheid wordt bereikt.
- b. onder f. voor het oprichten van een mast ten behoeve van telecommunicatie met een maximale bouwhoogte van 40 meter, mits het bouwwerk uit stedenbouwkundig, landschappelijk en verkeerskundig oogpunt aanvaardbaar is en geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 6 Water
Link naar de toelichting op de bestemming 'Water'
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. water en waterhuishoudingsvoorzieningen;
- b. evenementen, met uitzondering van geluiddragende evenementen, en met in achtneming van het bepaalde in artikel 6.3;
- c. behoud, herstel en ontwikkeling van natuur- en landschapswaarden ;
- d. recreatief medegebruik;
met de daarbij behorende:
- e. kunstwerken, zoals keermuren, duikers, steigers, (strek)dammen en trailerhellingen, met uitzondering van bruggen. De kunstwerken mogen mede ten dienste zijn van de aangrenzende bestemming;
- f. groenvoorzieningen;
- g. overige functioneel met de bestemming 'Water' verbonden voorzieningen;
een en ander met dien verstande dat:
- h. ligplaatsen voor woonschepen en schepen niet zijn toegestaan;
6.2 Bouwregels
Op de in lid 6.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, met dien verstande dat deze niet hoger mogen zijn dan 5 m.
6.3 Specifieke gebruiksregels
Het gebruiken van gronden en de daarop voorkomende bouwwerken voor evenementen als bedoeld in artikel 6.1 onder b. wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt voor zover wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
- a. uitsluitend kleinschalige, niet-geluiddragende evenementen, waarbij geluid/muziek slechts ondersteunend is aan het geheel (vaak geen podium, bijvoorbeeld sportevenement);
- b. uitsluitend toegestaan tussen 07.00 en 23.00 uur;
- c. de geluidbelasting bij woningen mag niet hoger zijn dan 70 dB(A);
6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
- a. Het is verboden zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden de navolgende werken, geen bouwwerken zijnde of werkzaamheden uit te voeren of te doen uitvoeren:
- 1. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van wateren;
- 2. het aanleggen van dijken of andere taluds en het vergraven of ontgraven van reeds aanwezige dijken of taluds;
- 3. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, ophogen, aanbrengen van eilanden;
- 4. het storten van slib;
- 5. het aanleggen of aanbrengen van oeverbeschoeiingen, kaden en aanlegplaatsen; het aanleggen van boven- of ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur; het verwijderen, kappen of rooien van bomen of andere opgaande beplanting alsmede het verwijderen van oevervegetaties.
- b. Het onder a. vervatte verbod is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde of werkzaamheden die:
- 1. reeds in uitvoering zijn op het moment van het van kracht worden van het plan;
- 2. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
- c. Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden kan slechts worden verleend:
- 1. indien de natuur-, landschaps-, en cultuurhistorische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast;
- 2. indien vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken waterbeheerder.
Artikel 7 Woongebied
Link naar de toelichting op de bestemming Woongebied
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Woongebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. maximaal 255 woningen, al dan niet in combinatie met ruimte voor de uitoefening van aan-huis-verbonden dan wel bedrijfsmatige activiteiten aan huis;
met de daarbij behorende:
- b. erven en erfbebouwing;
- c. groenvoorzieningen en water;
- d. (ondergrondse) parkeervoorzieningen;
- e. toegangspaden, in- en uitritten en
- f. overige functioneel met het wonen verbonden voorzieningen, waaronder nutsvoorzieningen.
7.2 Bouwregels
Op de in lid 7.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken worden gebouwd met dien verstande dat de volgende voorwaarden, maximale aantallen, percentages en maten gelden:
- a. Minimaal 10% van het maximum aantal woningen als bedoeld onder lid 7.1 onder a. moet in het sociale huursegment worden gerealiseerd;
- b. Minimaal 10% van het maximum aantal woningen als bedoeld onder lid 7.1 onder a. moet in het middeldure huursegment worden gerealiseerd;
- c. de bouwhoogte van hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte' is voorgeschreven;
- d. het vloerpeil van de laagst gelegen verblijfsruimte moet minimaal op gelijke hoogte met het peil worden gerealiseerd en in stand gehouden;
- e. ten hoogste 50% van het erf (gronden achter en naast het hoofdgebouw, gerekend vanaf de voorgevel naar het achter- of zijerf toe) mag worden bebouwd met bijbehorende bouwwerken, tot een maximum van 60 m², met dien verstande dat in ieder geval 20 m² is toegestaan;
- f. de bouwhoogte van aan het hoofdgebouw gebouwde bijbehorende bouwwerken is maximaal 0,30 meter boven de vloer van de tweede bouwlaag van het hoofdgebouw, kelders en onderbouwen niet daaronder begrepen, een en ander tot een maximale hoogte van 4 m;
- g. in afwijking van de onder f. bepaalde maximale bouwhoogte, zijn dakterrassen toegestaan op aan het hoofdgebouw gebouwde bijbehorende bouwwerken, met dien verstande dat deze terrassen aan weerszijden (voor zover deze zijde(n) zich op minder dan twee meter van de grenslijn van het erf (de zijdelingse perceelsgrens) bevindt (bevinden)) worden afgeschermd met ondoorzichtig materiaal met een hoogte van minimaal 1.50 en maximaal 1.80 meter (dit geldt niet als de eigenaar van het naburige erf toestemming heeft gegeven om een doorzichtige afscherming te plaatsen);
- h. de diepte van aan de achtergevel van het hoofdgebouw gebouwde bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 4 m;
- i. de goothoogte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 3 m;
- j. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' zijn alleen de volgende bouwwerken toegestaan:
- 1. gebouwen ten behoeve van parkeren waarvan de maximum bouwhoogte niet meer bedraagt dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte' is voorgeschreven;
- 2. veranda's waarvan de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 0,30 meter boven de vloer van de tweede bouwlaag van de aangrenzende woning, kelders en onderbouwen van het woning niet daaronder begrepen, een en ander tot een maximale hoogte van 4 m;
- 3. erf- en perceelafscheidingen;
- k. bouwwerken ten behoeve van nutsvoorzieningen: de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3,5 m en de oppervlakte niet meer dan 25 m², met dien verstande dat het laagstgelegen vloerpeil van nutsvoorzieningen minimaal op gelijke hoogte met het peil moet worden gerealiseerd en in stand gehouden;
- l. erf- en perceelafscheidingen: de bouwhoogte mag niet meer dan 1 m bedragen;
- m. overige erf- en perceelafscheidingen: de bouwhoogte mag niet meer dan 2 m bedragen, mits de erf- of perceelafscheiding:
- 1. zich bevindt op een erf of perceel waarop al een gebouw staat waarmee de erf- of perceelafscheiding in functionele relatie staat,
- 2. achter de voorgevelrooilijn staat, en
- 3. op meer dan 1 m van openbaar toegankelijk gebied staat, tenzij geen redelijke eisen van welstand van toepassing zijn;
- n. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: bouwhoogte maximaal 3 meter.
7.3 Afwijken van de bouwregels
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in art. 7.2:
- a. onder c. om ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - afwijkingsgebied' een hoogte te realiseren die maximaal 3,5 m. hoger is dan de onder c. bedoelde maximale hoogte, mits met een windhinderonderzoek is aangetoond dat het gebouw geen of slechts geringe windhinder veroorzaakt.
- b. onder d. en k. van het minimale vloerpeil, indien wordt aangetoond dat op andere wijze gelijkwaardige waterveiligheid wordt bereikt.
- c. onder k. voor bouwwerken ten behoeve van nutsvoorzieningen tot maximaal 5 m hoog en met een oppervlakte tot maximaal 50 m2, mits het bouwwerk uit stedenbouwkundig, landschappelijk en verkeerskundig oogpunt als ook uit oogpunt van het woongenot in de directe woonomgeving aanvaardbaar is;
7.4 Specifieke gebruiksregels
Het gebruik van ruimten in de woning (het hoofdgebouw en de bijbehorende bouwwerken) ten behoeve van aan-huis-verbonden beroepen of bedrijfsmatige activiteiten aan huis dan wel detailhandel wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt, voor zover wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
- a. tot 33% van het brutovloeroppervlakte van het hoofdgebouw en bijbehorende bouwwerken mag voor een aan-huis-verbonden beroep en/ of bedrijfsmatige activiteiten aan huis worden gebruikt;
- b. detailhandel mag worden uitgeoefend tot een maximum van 25 m² verkoopvloeroppervlakte, met dien verstande dat dit oppervlak deel uitmaakt van de onder 1 bedoelde 33% regeling;
- c. er wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid en ruimte voor laden en lossen overeenkomstig de parkeerregeling in artikel 12;
- d. er wordt geen horeca uitgeoefend met uitzondering van ruimten voor bed & breakfast;
- e. het beroep of de activiteit wordt door de bewoner uitgeoefend; er is maximaal één extra fte in dienstverband toegestaan;
- f. catering en munitie -en vuurwerkopslag zijn niet toegestaan.
- g. seksbedrijven zijn niet toegestaan met uitzondering van een escortbedrijf en een niet-bedrijfsmatig thuiswerkende prostituee.
7.5 Afwijken van de gebruiksregels
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 7.4, onverminderd het overig bepaalde in dat lid, om tot maximaal 50% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de woning en de bijbehorende bouwwerken voor een aan-huis-verbonden beroep of bedrijfsmatige activiteiten aan huis te kunnen gebruiken, mits het gebruik:
- a. niet leidt tot onevenredige hinder voor het woonmilieu en geen afbreuk doet aan het woonkarakter van de wijk of buurt;
- b. geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer.
Artikel 8 Waarde - Ecologie
Link naar de toelichting op de bestemming Waarde - Ecologie
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Ecologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), primair bestemd voor de bescherming van de ter plaatse aanwezige ecologische waarden;
8.2 Bouwregels
Op de als 'Waarde - Ecologie' bestemde gronden zijn geen bouwwerken toegestaan.
8.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend het aanbrengen en/of veroorzaken van veranderingen in de ecologische waarden van het gebied als gevolg van het gebruik van de gronden.
8.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
- a. Het is verboden op of in de gronden ter plaatse van de bestemming Waarde - Ecologie zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden de navolgende werken, geen bouwwerken zijnde of werkzaamheden uit te voeren of te doen uitvoeren:
- 1. het ontgronden, afgraven (waaronder het graven van watergangen en waterpartijen), egaliseren en ophogen van gronden;
- 2. het uitvoeren van overige grondbewerkingen;
- 3. het aanleggen van ondergrondse energie-, transport- en of communicatieleidingen;
- 4. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
- 5. het planten of verwijderen van opgaande beplanting;
- b. Een omgevingsvergunning als bedoeld onder a kan en moet worden geweigerd, indien door het uitvoeren van het werk of werkzaamheden dan wel door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ecologische waarden van het gebied en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende kan worden tegemoet gekomen.
- c. Het onder a bedoelde verbod is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde of werkzaamheden:
- 1. die op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van een verleende vergunning;
- 2. die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen.
- d. De omgevingsvergunning als bedoeld onder a wordt slechts verleend indien door de werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan (direct of indirect) te verwachten gevolgen geen onevenredige aantasting van de waarden van deze gronden kan plaatsvinden. Bij deze afweging wordt ook de herstelbaarheid van de betreffende waarden betrokken.
8.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om de begrenzing van de bestemming Waarde - Ecologie te wijzigen, voorzover zulks van belang is voor de instandhouding en ontwikkeling van de aanwezige ecologische waarden of deze in overeenstemming te brengen met de werkelijke situatie, hetgeen tevens inhoudt het geheel of gedeeltelijk verwijderen van de aanduiding als de te beschermen vegetatie danwel het landschap is verdwenen.
Artikel 9 Waterstaat - Waterkering
Link naar de toelichting op de bestemming Waterstaat-waterkering
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), primair bestemd voor:
- a. de inrichting, het beheer en onderhoud van de primaire en regionale waterkering en voor:
- b. dijken;
- c. kaden;
- d. dijksloten;
- e. overige voorzieningen ten behoeve van de waterkering.
9.2 Bouwregels
Op de in lid 9.1 bedoelde gronden zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan ten dienste van deze bestemming met een maximale bouwhoogte van 3 m.
9.3 Afwijken van de bouwregels
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 9.2 voor bebouwing ten behoeve van de samenvallende bestemmingen, mits:
- a. het belang van de waterkering hierdoor niet onevenredig wordt geschaad, en;
- b. vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de beheerder van de waterkering over de vraag of de belangen van de waterkering onevenredig worden geschaad alsmede over eventuele voorwaarden die in de omgevingsvergunning moeten worden opgenomen.
9.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
- a. Het is verboden zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden de navolgende andere werken, geen bouwwerken zijnde of werkzaamheden uit te voeren of te doen uitvoeren:
- 1. het ontgronden, afgraven, egaliseren en ophogen van dijken en aarden wallen;
- 2. het planten en verwijderen van bomen en struiken;
- 3. het dempen en graven van waterlopen;
- 4. het verwijderen en aanbrengen van verhardingen, waaronder wegen en paden.
- b. Een omgevingsvergunning als bedoeld onder a. kan alleen worden verleend, indien de bescherming van de waterkering niet wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken beheerder(s);
- c. Het onder a bedoelde verbod is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde of werkzaamheden:
- 1. ten behoeve van de dubbelbestemming;
- 2. die op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van een verleende vergunning;
- 3. die betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer.
9.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering' te wijzigen of te verwijderen, indien de Keur Waterschap Zuiderzeeland en de bijbehorende Legger van het Waterschap Zuiderzeeland wordt gewijzigd en vooraf advies is ingewonnen bij de beheerder van de waterkering.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 10 Anti-dubbeltelregel
Link naar de toelichting op de Algemene regels
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 11 Algemene Bouwregels
Link naar de toelichting op de Algemene regels
11.1 Parkeren
- a. Een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk, waardoor de parkeerbehoefte voor auto's en/of fietsen toeneemt, wordt slechts verleend, indien bij de aanvraag wordt aangetoond dat wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid voor auto's en voor fietsen. Er is sprake van voldoende parkeergelegenheid als wordt voldaan aan de Nota Parkeernormen 2020. Wanneer deze nota wordt gewijzigd of vervangen door nieuwe nota, dient aan de gewijzigde of nieuwe nota te worden voldaan.
- b. Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in onderdeel a indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit.
- c. De op grond van onderdeel a of b te realiseren parkeergelegenheid dient in stand te worden gehouden.
11.2 Laden en lossen
- a. Een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk, waardoor de behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen toeneemt, wordt slechts verleend, indien bij de aanvraag wordt aangetoond dat op eigen terrein wordt voorzien in voldoende ruimte voor het laden of lossen van goederen.
- b. In afwijking van het bepaalde van onderdeel a, kan een omgevingsvergunning worden verleend:
- 1. indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit;
- 2. voor zover op andere wijze in de nodige ruimte voor het laden of lossen wordt voorzien.
11.3 Stikstof
- a. Een omgevingsvergunning kan niet eerder worden verleend dan dat met een bouwplanning is aangetoond dat de bouwwerkzaamheden niet leiden tot een hogere emissie dan 155,0 kg NOx en 14,3 kg NH3 per jaar. De bouwplanning voldoet ten minste aan de volgende voorwaarden:
- 1. de bouwplanning bevat o.a. de inzet van bouwmachines;
- 2. de bouwplanning betreft de stikstofemissie van alle bouwwerkzaamheden van alle bouwprojecten binnen het gehele bestemmingsplangebied die binnen het zelfde jaar worden uitgevoerd en waarvoor een ontvankelijke aanvraag om omgevingsvergunning is ingediend of is verleend. Op verzoek levert de gemeente de beschikbare informatie behorende bij deze (aanvragen om) omgevingsvergunningen;
- b. Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van de drempel van 155,0 kg NOx en 14,3 kg NH3 per jaar als bedoeld onder a. indien uit een actuele AERIUS berekening blijkt dat bij een hogere emissie de kritische depositiewaarden van omliggende Natura 2000 gebieden niet wordt overschreden.
11.4 Overschrijding bestemmingsgrenzen / bouwgrenzen
De bestemmings- en bouwgrenzen mogen uitsluitend worden overschreden door tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, serres, entreeportalen, veranda's, overstekken, luifels en afdaken en andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer dan 3 meter bedraagt, met dien verstande dat:
- a. voor stoepen, stoeptreden, galerijen, hellingbanen, funderingen, luifels, afdaken en overstekken
overschrijding over de volledige gevelbreedte is toegestaan; - b. voor overige overschrijdingen geldt een maximum van 50% van de gevelbreedte.
11.5 Ondergeschikte bouwonderdelen op daken van gebouwen
Bouwwerken op het dak van een gebouw, zoals installatiecontainers, centrale verwarmings- en luchtbehandelinginstallaties, liftschachten, hekwerken, dakranden, zonnepanelen, zonnecollectoren, masten en bouwwerken om installaties uit het zicht te houden worden, als zijnde ondergeschikt, niet meegerekend bij de bepaling van de hoogte van het gebouw, mits:
- a. de hoogte van de bouwwerken vanaf het dak gemeten maximaal 3,5 meter bedraagt, en
- b. de oppervlakte van deze bouwwerken maximaal 1/3 bedraagt van het grondoppervlak van het gebouw.
Artikel 12 Algemene Gebruiksregels
Link naar de toelichting op de Algemene regels
12.1 Strijdig gebruik
- a. Tot een gebruik in strijd met de bestemmingen wordt in ieder geval gerekend:
- 1. het gebruik van gronden en de daarop voorkomende bouwwerken ten behoeve van sekbedrijven en de daaraan verwante detailhandel;
- 2. het gebruik van onbebouwde gronden voor de opslag van goederen;
- 3. het gebruik van gronden ten behoeve van standplaatsen.
- b. Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 12.1 onder a sub 3 ten behoeve van tijdelijke standplaatsen, mits:
- 1. de standplaats niet op kruispunten, op hoeken van straten, onoverzichtelijke punten en dergelijke wordt geplaatst;
- 2. er geen verkeersborden en verkeerslichten aan het oog worden onttrokken;
- 3. de standplaats niet wordt geplaatst op een rijbaan of langs een weg binnen 25 meter, gemeten langs het trottoir vanuit een bocht;
- 4. de standplaats niet langs een weg wordt geplaatst als dat de doorstroming van het verkeer belemmert;
- 5. de standplaats niet op het trottoir/voetgangersgebied wordt geplaatst als voor het voetgangersverkeer daardoor minder dan 1,5 meter loopruimte overblijft;
- 6. de standplaats geen blokkade oplevert voor hulpverleningsvoertuigen van brandweer, ambulancediensten en dergelijke. Voor de hulpverleningsdiensten moet minimaal 3,5 meter vrij gehouden worden;
- 7. bij een standplaatslocatie met bak- en braadactiviteiten of aanwezigheid gastanks of verwarmingselementen een minimale afstand van 5 meter tot de dichtstbijzijnde gevel wordt aangehouden;
- 8. de standplaats niet direct voor toegangen of nooduitgangen van winkels, woningen en bedrijven wordt geplaatst;
- 9. het innemen van een standplaats op een parkeerplaats niet ten koste gaat van de benodigde parkeercapaciteit;
- 10. de standplaats in de nabijheid van woningen niet leidt tot onevenredige hinder voor het woonmilieu en geen afbreuk doet aan het woonkarakter van de wijk of buurt.
12.2 Parkeren
- a. Een verandering van gebruik, waardoor de parkeerbehoefte voor auto's en/of fietsen toeneemt, is uitsluitend toegestaan als wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid voor auto's en fietsen overeenkomstig de normen in Bijlage 2 Gebiedsindeling & auto- en fietsparkeernormen.
- b. Parkeergelegenheid voor het parkeren van auto's moeten afmetingen hebben, die afgestemd zijn op gangbare personenauto's. Aan deze eis wordt geacht te zijn voldaan, indien de afmetingen bij langsparkeren tenminste 2 m breed bij 5,5 m lang (waarbij de eerste en laatste parkeerplaats 6 m lang zijn) en bij andere parkeervormen tenminste 2,5 m breed en 5 m lang bedragen. In geval van parkeergarages en/of afgesloten parkeerterreinen van 20 of meer parkeerplaatsen gelden de eisen uit de NEN 2443:2013 of een vervangende meer recente regeling ten aanzien van parkeergelegenheid.
- c. Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de bepalingen van het bepaalde in onderdeel a mits bij de aanvraag wordt aangetoond dat wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid overeenkomstig de Nota Parkeernormen 2020. Wanneer deze nota wordt gewijzigd of vervangen door een nieuwe nota, dient aan de gewijzigde of nieuwe nota te worden voldaan.
- d. De in onderdeel a of c genoemde parkeergelegenheid dient in stand te worden gehouden, tenzij wordt aangetoond dat met minder parkeergelegenheid kan worden volstaan.
12.3 Laden en lossen
- a. Een verandering van gebruik, waardoor de behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen toeneemt, is uitsluitend toegestaan als wordt voorzien in voldoende ruimte voor het laden of lossen van goederen.
- b. In afwijking van het bepaalde in onderdeel a, kan een omgevingsvergunning worden verleend:
- 1. indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit;
- 2. voor zover op andere wijze in de nodige ruimte voor het laden of lossen wordt voorzien.
12.4 Kamerbewoning en woningsplitsing
- a. Een verandering van het bestaande gebruik van een bestaande woning mag niet leiden tot kamerbewoning of tot woningsplitsing;
- b. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing indien maximaal twee onzelfstandige woonruimten worden gebruikt voor de huisvesting van elk één persoon die geen onderdeel uitmaakt van het huishouden van de hoofdbewoner en de hoofdbewoner tenminste 50% van de gebruikoppervlak (GBO) bewoont (hospitaregeling);
- c. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing voor kamerbewoning voor maximaal twee onzelfstandige woonruimten die elk wordt bewoond door maximaal één persoon;
12.5 Afwijken kamerbewoning
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde onder 12.4, onder a, voor kamerbewoning voor 3 of maximaal 4 onzelfstandige woonruimten, indien:
- a. na toepassing van de algemene leefbaarheidstoets en de fysieke leefbaarheidseisen uit de beleidsregels van de nota Beleidsregels Woningsplitsing en Kamerbewoning blijkt dat kwalitatief goede onzelfstandige woonruimten of woningen ontstaan. Wanneer de algemene leefbaarheidstoets of de fysieke leefbaarheidseisen uit de beleidsregels van deze nota wordt gewijzigd of vervangen door een nieuwe nota, dient aan de gewijzigde of nieuwe nota te worden voldaan.;
- b. elke onzelfstandige woonruimte wordt bewoond door maximaal één persoon;
- c. de kamerbewoning plaatsvindt in het hoofdgebouw.
12.6 Afwijken woningsplitsing
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde onder 12.4, onder a, voor woningsplitsing, indien: na toepassing van de algemene leefbaarheidstoets en de fysieke leefbaarheidseisen uit de beleidsregels van de nota Beleidsregels Woningsplitsing en Kamerbewoning blijkt dat kwalitatief goede onzelfstandige woonruimten of woningen ontstaan. Wanneer de algemene leefbaarheidstoets of de fysieke leefbaarheidseisen uit de beleidsregels van deze nota wordt gewijzigd of vervangen door een nieuwe nota, dient aan de gewijzigde of nieuwe nota te worden voldaan. En.;
- a. het maximum woningaantal zoals opgenomen in artikel 7.1 niet wordt overschreden;
- b. elke woning een minimale gebruiksoppervlakte heeft van 50m², of
- c. twee woningen worden gevormd waarvan één woning een minimale gebruiksoppervlakte heeft van 30m² en één woning een minimale gebruiksoppervlakte heeft van 70m².
Artikel 13 Algemene Aanduidingsregels
Link naar de toelichting op de aanduiding 'Vrijwaringszones-dijk'
13.1 vrijwaringszone - dijk 1
- a. Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - dijk 1' zijn de gronden mede bestemd voor de binnenbeschermingszone rondom een primaire waterkering en het beschermd buitendijksgebied van de regionale waterkering.
- b. Op of in deze gronden mogen, ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere daar voorkomende bestemmingen, geen gebouwen en bijbehorende bouwwerken worden gebouwd. Deze regel is niet van toepassing op bestaande gebouwen en bijbehorende bouwwerken.
- c. Voor het bouwen van overige bouwwerken binnen de aanduidingsgrenzen geldt dat op of in deze gronden ongeacht het bepaalde in de regels bij de bestemmingen, geen overige bouwwerken mogen worden gebouwd. Deze regel is niet van toepassing op bestaande bouwwerken.
- d. Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de werking van de waterkering, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde onder b en c in die zin dat de in de andere daar voorkomende bestemming genoemde bouwwerken worden gebouwd, mits vooraf advies is ontvangen van het Waterschap Zuiderzeeland.
13.2 vrijwaringszone - dijk 2
Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone-dijk 2' zijn de gronden mede bestemd voor de buitenbeschermingszone rondom een primaire waterkering.
13.3 wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de aanduiding 'vrijwaringszone-dijk 1' en 'vrijwaringszone - dijk 2' te wijzigen of te verwijderen, indien:
- a. een wijziging van de Keur en de bijbehorende Legger van het Waterschap Zuiderzeeland daartoe aanleiding geeft;
- b. vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de beheerder van de waterkering.
Artikel 14 Algemene Afwijkingsregels
Link naar de toelichting op de Algemene regels
14.1 Afwijking
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de bepalingen van het plan - tenzij op grond van Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels terzake al kan worden afgeweken - voor:
- a. afwijkingen van maten, waaronder mede wordt begrepen aantallen en percentages, met ten hoogste 10%. Deze bepaling is niet van toepassing op het maximum aantal woningen als bedoeld in artikel 7.1 onder a.;
- b. overschrijding van bouwgrenzen niet zijnde bestemmingsgrenzen, voorzover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voorzover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3.00 m bedragen en het bouwvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
- c. het oprichten van ondergrondse pompgemalen ten behoeve van riooltransportleidingen;
- d. het bouwen van gebouwen voor nutsvoorzieningen met een lagere bouwhoogte dan op grond van de bepalingen van het plan minimaal is voorgeschreven;
- e. kleinschalige windmolens op of aan een hoofdgebouw, mits:
- 1. de toegestane bouwhoogte voor hoofdgebouw met maximaal 3 meter wordt overschreden;
- 2. de rotordiameter maximaal 2 m bedraagt.
14.2 Voorwaarden voor de afwijking
Er wordt niet afgeweken van de bepalingen van het plan, indien daardoor onevenredig afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
Artikel 15 Algemene Wijzigingsregels
Link naar de toelichting op de Algemene regels
15.1 Algemeen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om de in het bestemmingsplan opgenomen bestemmingen te wijzigen, voor zover zulks van belang is voor een bouwkundige danwel stedenbouwkundige betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein waarbij het bestemmingsvlak met niet meer dan 10% mag worden vergroot.
15.2 Staat van Horeca-activiteiten
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de Staat van Horeca-activiteiten te wijzigen in die zin dat de categorie-indeling van horeca kan worden gewijzigd, indien en voor zover een wijziging van de omgevingsbelasting van de desbetreffende typen van horecafuncties daartoe aanleiding geeft.
15.3 Gebiedsindeling en parkeernormen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om Bijlage 2 Gebiedsindeling & auto- en fietsparkeernormen te wijzigen, in die zin dat:
- a. de gebiedsindeling wordt gewijzigd;
- b. functies met de daarbij behorende parkeernormen worden gewijzigd, indien nieuwe ontwikkelingen of wet- en regelgeving daartoe aanleiding geven;
- c. nieuwe functies met de daarbij behorende parkeernormen worden toegevoegd.
Artikel 16 Overige Regels
Link naar de toelichting op de Algemene regels
16.1 Verwijzingsbepaling
Indien in deze regels wordt verwezen naar wettelijke regelingen of verordeningen, dienen deze te worden gelezen zoals deze luiden op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp bestemmingsplan, tenzij anders bepaald.
16.2 Voorrangregels
- a. In het geval van strijdigheid van belangen tussen een bestemming en een dubbelbestemming, gaat het belang van de dubbelbestemming voor.
- b. Ten aanzien van de onderlinge relatie tussen de dubbelbestemmingen geldt dat de dubbelbestemming gericht op de inrichting, het beheer en onderhoud van de primaire en regionale waterkering en waterstaatkundige werken en de daarbij behorende voorzieningen voorgaat boven de andere ter plaatse geldende dubbelbestemmingen. In concreto wordt in afnemende mate prioriteit verleend aan de dubbelbestemming:
- 1. Waterstaat – Waterkering,
- 2. Waarde - Ecologie.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Link naar de toelichting op de Overgangs- en slotregels
Artikel 17 Overgangsrecht
17.1 Overgangsrecht bouwwerken
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
17.2 Afwijking overgangsrecht bouwwerken
Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van lid 17.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
17.3 Uitzondering overgangsrecht bouwwerken
Lid 17.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
17.4 Overgangsrecht gebruik
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
17.5 Ander strijdig gebruik
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 17.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
17.6 Onderbreken gebruik onder overgangsrecht
Indien het gebruik, bedoeld in lid 17.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
17.7 Uitzondering overgangsrecht gebruik
Lid 17.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 18 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Kustzone Almere Haven.
vastgesteld door de raad van de gemeente Almere op
de griffier, de voorzitter.
Bijlagen
Bijlage 1 Staat Van Horeca-activiteiten
Categorie 1 (ondergeschikte horeca)
een inrichting die gericht is op het verstrekken van dranken of etenswaren en die fungeert als aan een hoofdfunctie ondergeschikte nevenactiviteit, waarbij het vloeroppervlak niet meer dan 20% bedraagt van de hoofdfunctie.
Categorie 2 (logies of zaalaccommodatie)
een inrichting die geheel of in overwegende mate is gericht op het verstrekken van logies of zaalaccommodatie, al dan niet met als nevenactiviteit het verstrekken van maaltijden of dranken voor gebruik ter plaatse, zoals een hotel, een pension, een bed & breakfast of vergader- en congresfaciliteiten.
Categorie 3 (lichte horeca)
een inrichting die geheel of in overwegende mate gericht is op het verstrekken van maaltijden of etenswaren die ter plaatse worden genuttigd, zoals een restaurant, cafetaria/snackbar/afhaalrestaurant, lunchroom of koffie- of theehuis.
Categorie 4 (middelzware horeca)
een inrichting die geheel of in overwegende mate gericht is op het verstrekken van (alcoholische) dranken voor consumptie ter plaatse, alsmede het verstrekken van maaltijden of etenswaren die ter plaatse worden genuttigd, zoals een café of eetcafé.
Categorie 5 (zware horeca)
een inrichting die geheel of in overwegende mate gericht is op het bieden van vermaak en ontspanning door het bedrijfsmatig ten gehore brengen van muziek, het gelegenheid geven tot dansbeoefening en het verstrekken van dranken voor de consumptie ter plaatse, al dan niet met de verstrekking van etenswaren, zoals, een discotheek/bar-dancing/danscafé of een partycentrum.
Bijlage 2 Gebiedsindeling & Auto- En Fietsparkeernormen
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Een Bestemmingsplan
Een bestemmingsplan regelt de bestemming en het gebruik van de gronden voor een bepaald gebied. Een bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, planregels en een toelichting. De verbeelding en de planregels vormen samen het juridische plan. De regels omvatten de omschrijvingen van de in het plan vervatte bestemmingen, waarbij per bestemming het doel of de doeleinden worden aangegeven. In de toelichting worden de achtergronden en beweegredenen aangegeven die hebben geleid tot de bestemmingen. De plantoelichting heeft geen rechtskracht. Een bestemmingsplan wordt tijdens de verschillende procedurestappen langs elektronische (digitale) en analoge weg beschikbaar gesteld. Wanneer de inhoud van het digitale en analoge bestemmingsplan verschillend zijn, is de inhoud van het digitale bestemmingsplan beslissend.
1.2 Aanleiding Voor Dit Bestemmingsplan
Vanaf medio jaren '90 hebben verschillende beleidsplannen en onderzoeken relevante uitspraken gedaan over (onderdelen van) het gebied dat loopt van het Surfstrand tot aan het afgesloten deel van de Gooimeerdijk West. Het Ontwikkelingsplan Kustzone Almere Haven ('Hoogtij'), in samenwerking met Bouwfonds is een belangrijke eerste stap geweest. De planvorming is in 2011 gestaakt omdat de meerkosten die gemaakt moesten worden om het plan uit te kunnen voeren te hoog waren om in die tijd te kunnen verhalen op het te realiseren woonprogramma. Bij de beëindiging van het project Hoogtij is wel aangegeven dat “de locatie zeer waardevol en gewenst bleef voor de versterking van het stadsdeel Almere Haven. Als de woningmarkt weer aantrekt willen wij op deze locatie alsnog woningbouw realiseren. De uitgangspunten hiervoor zijn en blijven: versterking van het watergerichte en recreatieve profiel van het stadsdeel, versterking van het centrum van Almere Haven, toevoeging van woningbouw in met name het middensegment, het openbaar toegankelijk maken van de jachthaven en deze handhaven op de huidige plek” (gemeenteraad Almere, 31 mei 2011).
In 2016 is in de vorm van een verkenning opnieuw gekeken naar de kansen en mogelijkheden die de kustzone van Almere Haven biedt. Aanjagers hiervoor waren onder andere de Agenda Toerisme & Recreatie, het Programmaplan Wijkgericht werken 2015-2019 en de vereiste actualisatie van het bestemmingsplan.
De verkenning liet zien dat er kansen zijn om de kustzone van Almere Haven te herontwikkelen tot een aantrekkelijk woon-, sport- en recreatiegebied. Het nieuwe ontwikkelingsplan voor Kustzone Almere Haven, dat op 22 februari 2018 door de gemeenteraad is vastgesteld, borduurt voort op de verkenning. Dit bestemmingsplan is de juridisch-planologische vertaling van het ontwikkelingsplan en vormt het toetsingskader voor gronduitgifte en omgevingsvergunningen.
1.3 Begrenzing Van Het Plangebied
Het plangebied wordt begrensd door de plangrenzen van aangrenzende bestemmingsplannen. In het noorden ligt de grens nabij de Gooimeerdijk-west, in het oosten wordt het plangebied begrensd door de Sluiskade en (de westelijke zijde van) Havenhoofd, de zuidelijke/westelijk grens loopt langs de waterlijn van het Gooimeer. Het project Kustzone Haven voorziet voornamelijk in ontwikkelingen die buiten de waterkering ('buitendijks') zullen plaatsvinden en daarmee ten zuiden van de Gooimeerdijk liggen.
1.4 Vigerende Bestemmingsplannen
De in dit gebied geldende bestemmingsplannen zullen geheel of gedeeltelijk worden vervangen door het nieuwe bestemmingsplan. Het gaat om de volgende plannen:
Bestemmingsplan | Belangrijkste bestemming(en) | In werking getreden | Vervalt na inwerkingtreding nieuw bestemmingsplan | |
Voorlanden en begraafplaats 1982 | 'Recreatie', 'Verkeer' en 'Water' | vastgesteld/goedgekeurd op 28-04-1983 resp. 20-12-1983 | Geheel | |
Havenhoofd en havenkom | 'Groen', 'Recreatie' 'Verkeer - Verblijfsgebied' en 'Water' | vastgesteld op 29-09-2022 | Voor kleine delen aan de westrand |
1.5 Leeswijzer
Om de digitale raadpleegbaarheid van het bestemmingsplan te vergroten, is de toelichting opgezet rondom de in het plan gebruikte Bestemmingen. Na een beschrijving van het plangebied en de nieuwe ontwikkelingen (hoofdstuk 2) worden de Bestemmingen beschreven (hoofdstuk 3). Vanuit dit hoofdstuk worden koppelingen gemaakt naar het achterliggende Beleidskader ( hoofdstuk 4) en de Omgevingstoets (hoofdstuk 5). In het hoofdstuk Implementatie (hoofdstuk 6) wordt ingegaan op de uitvoerbaarheid van het plan.
Hoofdstuk 2 Planbeschrijving
2.1 Karakteristieken Plangebied
Het plangebied voor het bestemmingsplan Kustzone Almere Haven is circa 35 hectare groot en ligt buitendijks buiten de primaire waterkering. In dit hoofdstuk worden de belangrijkste karakteristieken van dit gebied uitgelicht.
2.1.1 Hoofdstructuur
De Kustzone ligt aan de belangrijke ontsluitingsweg Gooimeerdijk-west, die ter hoogte van de Strandweg eindigt en overgaat in een langzaam verkeersroute. De Strandweg vormt de ontsluiting vanaf de Gooimeerdijk richting het centrum van Almere Haven. De Gooimeerdijk is tevens een belangrijk structurerend groen element, waaraan meerdere wijken van Almere Haven zijn gelegen.
In het plangebied loopt de Strandweg in noord-zuidelijke richting, afbuigend naar het oosten, waarbij het aantakt op de Sluiskade. De Sluiskade heeft, hoewel deze richting het zuiden doorloopt, niet het karakter van een doorgaande weg. In het gebied zelf zijn verder geen hoofdstructuren van belang aanwezig.
2.1.2 Groen en water
In het gebied zijn de openbare gronden in te delen in drie categorieën: strand/water, groen en verharding. Binnen het groen is nog een onderverdeling mogelijk naar natuurlijk groen (Kinderwerkbos en eiland in Gooimeer), functioneel groen (manifestatieterrein, jachthaventerrein) en restgroen (rondom de verenigingen en het strand).
2.1.3 bebouwing/voorzieningen
Alle bebouwing in het plangebied is bestemd voor andere doeleinden dan woningen. Een groot deel van het plangebied wordt ingenomen door de jachthaven. Andere relevante voorzieningen zijn de horecavoorziening De Jutter, de Scouting, de kanovereniging, de reddingsbrigade en de surfvereniging. De aanwezige bebouwing is vaak kleinschalig van aard. Bij de horecavoorziening en de jachthaven is sprake van bebouwing met een bij de functie horende uitstraling. De overige bebouwing heeft de uitstraling van opslag en werkruimten.
2.2 Planbeschrijving
Dit bestemmingsplan is de juridisch-planologische vertaling van het op 22 februari 2018 door de gemeenteraad vastgestelde Ontwikkelingsplan Kustzone Haven. De belangrijkere onderdelen van het ontwikkelingsplan worden in deze paragraaf uiteengezet.
Deze paragraaf is ingedeeld aan de hand van de 10 ruimtelijke verbeteringen die in het Ontwikkelingsplan zijn genoemd.
2.2.1 Aanleggen van groenblauwe route
Het gebied wordt nu gekenmerkt door verschillende deelgebieden, waarbij de mate van verstedelijking binnen de deelgebied toeneemt naarmate het centrum van Almere Haven dichterbij komt. De segmenten zijn nu niet aan elkaar verbonden, waardoor er weinig samenhang is in het gebied. Om de beleving van de kustzone als één geheel te kunnen bewerkstelligen, wordt een nieuwe groen-blauwe route aangelegd. Deze route, die voornamelijk bestemd zal zijn voor wandelaars, zal de verschillende deelgebieden met elkaar in verbinding brengen.
De wandelroute zal ongeveer twee kilometer lang worden en veelal nabij het water lopen. De route zal voorzien worden van een duidelijke markering en omgeven worden met (water-)flora en fauna en houten elementen om de natuurlijke uitstraling van het gebied te versterken.
Uit onderzoek is gebleken dat Almeerders meer dan gemiddeld wandelen. Ruim 84% van de Almeerse bevolking maakt zo nu en dan een wandeling (tegen 74% van de Nederlandse bevolking). Met de wandelroute wordt een kans benut om zowel het gebruik van het gebied te optimaliseren en gebruiksvriendelijker te maken enerzijds en het bieden van een uitdagende en aantrekkelijke wandelroute voor de actieve Almeerder anderzijds. Door kernkwaliteiten als 'rust', 'groen' en 'ruimte' te bieden langs de wandelroute, zal het gebied veel meer tot leven gaan komen dan voorheen. De wandelroute past dan ook goed binnen de speerpunten van het gemeentelijke gezondheidsbeleid “Samen in beweging voor een gezond Almere 2018-2021”, waarbij door meer bewegen in de buurt te stimuleren dat mensen een gezond gewicht bereiken.
2.2.2 Optimaliseren wandelroutes
Doordat het gebied een lage gebruiksintensiteit kent en organische structuur heeft, lopen de wandelroutes nu ongestructureerd door het gebied. Er is geen duidelijke routing; iets wat wel in een natuurlijke omgeving thuishoort. Langs de wegen in het plangebied zijn geen separate wandelpaden aangelegd en moet de weg gedeeld worden met auto's en fietsers. Als het gebied meer intensief gebruikt wordt, dan zullen de wandelroutes geoptimaliseerd moeten worden.
Er zullen nieuwe routes worden aangelegd en de bestaande routes worden aangepakt. Hierbij wordt aandacht besteed aan het verbeteren bestaande wandelpaden met een passende verharding, het toevoegen van ontbrekende schakels in het routenetwerk, het toevoegen van voorzieningen voor wandelaars en hardlopers en het plaatsen van verlichting en bankjes.
Langs deze paden komen enkele voorzieningen die het aantrekkelijk maken voor hardlopers (watertap, sporttoestellen, etc.), naast wat bankjes. Uitgangspunt is dat de route en paden ook goed begaanbaar zijn voor senioren en mensen die slecht ter been zijn.
Deze wandelroutes hebben net als de nieuwe groenblauwe route een positief effect op de beleving van het gebied en het stimuleren van beweging bij de bewoners en bezoekers.
2.2.3 Surfstrand en Kinderwerkbos
De surfvereniging kan vanwege het surfstrand en de afhankelijkheid van open water en wind op geen andere plek functioneren dan de huidige. Inmiddels heeft zich bij de surfvereniging ook een zeilschool gevestigd.
Het Kinderwerkbos is momenteel een gebied dat een lage gebruiksintensiteit kent, terwijl het voor de groenbeleving in het gebied een belangrijke rol kan vervullen. Om de gebruiksintensiteit te verhogen wordt in het bestemmingsplan kortdurende verblijfsrecreatie mogelijk gemaakt. Het gebied dient daarbij wel zoveel mogelijk openbaar toegankelijk te blijven, waardoor er geen sprake kan zijn van de exploitatie van het gebied ten behoeve van een regulier vakantiepark.
Ten behoeve van de bereikbaarheid van de surfvereniging en het kinderwerkbos zal een toegang worden gerealiseerd vanaf de Gooimeerdijk-West naar de vereniging en zal een parkeervoorziening worden aangelegd.
Deze omgeving wordt op deze manier meer een verblijfsplek voor sporters, maar ook voor families met kinderen en bezoekers die gewoon in het groen en aan het strand willen verblijven of incidenteel willen watersporten. Het surfstrand zal eveneens te allen tijde openbaar toegankelijk blijven en aangesloten worden op de groenblauwe route.
Met het gebruik van het natuurlijke landschap door de verblijfskwaliteit te vergroten en (meer) ruimte te bieden aan watersport, krijgt het gebied de sterke recreatieve waarde, zoals beoogd is door het college van B&W in de in december 2014 vastgestelde Kansenkaart Vrijetijdseconomie.
2.2.4 Verplaatsen scouting, reddingsbrigade en kanovereniging naar Kinderwerkbos
Het gebied ten zuidwesten van de jachthaven wordt nu in gebruik genomen door een scouting, kanovereniging en de reddingsbrigade. Deze functies horen thuis in de kustzone en zullen dan ook niet uit het gebied weggaan. Wel is het vanuit de beleving van het gebied, waarbij vanuit het westen richting het oosten de stedelijkheidsgraad steeds groter wordt, wenselijk dat de verenigingen worden geclusterd in het gebied waar extensief ruimtegebruik beter past. Dit zorgt er tevens voor dat er ruimte ontstaat om deze locatie te herontwikkelen voor nieuwe woningen en een hotel (zie 2.2.7 en 2.2.8). De reddingsbrigade en de scouting hebben de boten nu verspreid liggen bij de jachthaven en in de havenkom. Voor beide verenigingen is het een verbetering om een steiger en hellingbaan dicht bij het verenigingsgebouw te hebben. Alle drie de verenigingen hebben verenigingsactiviteiten op het terrein die overlast kunnen geven voor woningbouw als deze dichtbij komen. Zij worden dan ook op afstand van zowel de bestaande als de nieuwe woonbebouwing gesitueerd. De verenigingen hebben een eigen identiteit en wensen daarom ook een eigen plek. Faciliteiten kunnen echter prima gedeeld worden.
De gebouwen komen in de nabijheid van het water maar niet in de directe nabijheid van de stranden. Uitgangspunt is dat de verenigingen minstens hun huidige exploitatie kunnen voortzetten. In het bestemmingsplan zijn de locaties opgenomen waar de gebouwen van de scouting, kanovereniging en de reddingsbrigade komen te staan. Ook worden er maximale bouwhoogtes en maximale oppervlakten gegeven, zodat de gebouwen in verhouding blijven met de overige bebouwing en het karakter van het gebied.
Met het verplaatsen van de verenigingen komen zij op een minder afgelegen locatie te zitten en worden ze zichtbaar voor bezoekers en bewoners. Dit activeert het gebied en verhoogt de gebruiks- en verblijfskwaliteit. Er is voldoende afstand tot de woonbebouwing om geen hinder te hoeven ervaren.
2.2.5 Verbeteren recreatiemogelijkheden zwemstrand
Het strand blijft een plek van rust en ontspanning voor de Havenaar, maar wordt tegelijkertijd aangevuld met sport- en spelfaciliteiten. Hierbij kan een samenwerking met verenigingen en scholen uit de omgeving aangegaan worden, door bijvoorbeeld een sportdag op het strand te organiseren of sportverenigingen uit Almere Haven te laten trainen op het strand.
Onderdeel van het verbeteren van het voorzieningenaanbod op en nabij het strand, is de verplaatsing van de huidige strandbrasserie naar een locatie meer in het midden van het strandgebied. De horecavoorziening komt zo beter tot zijn recht.
Door nieuwe woon- en logiesfuncties in het gebied te realiseren en het verplaatsen van de verenigingen naar een meer centrale locatie, wordt het gebied intensiever gebruikt dan tot op heden het geval is. Dit betekent ook dat er kansen zijn om het strand echt als zodanig te laten functioneren: een plek voor ontmoeting en ontspanning. Hiermee wordt de bewoner van Almere Haven gestimuleerd om het huis uit te gaan en de wijk in.
2.2.6 Ontwikkelen Havenpark
In de huidige situatie wordt een deel van het gebied aangemerkt als manifestatieterrein, wat in de praktijk maar zelden als zodanig wordt gebruikt. Het heeft weinig verblijfskwaliteit, mede vanwege het grote en desolate karakter van het gebied. Om het gebied integraal onderdeel te laten uitmaken van de kustzone en de gebruiksintensiteit te verhogen door de verblijfskwaliteit te vergroten, is het beter om het terrein te verkleinen en meer in te richten als park. De ruimte die overblijft, kan dan gevuld worden met gebouwd programma (zie 2.2.7).
Met het ontwikkelen van het manifestatieterrein tot havenpark en woongebied, wordt direct grenzend aan de nieuwe woningbouw een aantrekkelijk park met sportvoorzieningen gerealiseerd. Hierdoor zal het gebied meer dan ooit bijdragen aan de beleidsdoelstellingen van de gemeente op het gebied van recreatie, sport en vrije tijdsbesteding.
2.2.7 Realiseren nieuwe woonmogelijkheden
Met het toevoegen van woningbouwprogramma in het gebied, wordt niet alleen ingespeeld op de behoefte aan meer woningen in Almere, maar wordt het ook mogelijk om alle andere ruimtelijke verbeterpunten en de daarbij behorende beleidsdoelstellingen te realiseren. De grondopbrengsten van het toe te voegen programma kan ingezet worden om het gebied tot een hoger kwaliteitsniveau te brengen en het daarmee ook voor de huidige bewoners van Almere Haven aantrekkelijker te maken.
De woonbebouwing wordt langs de Sluiskade gerealiseerd, waarbij in het noorden de bebouwing qua maatvoering en uitstraling meer zal aansluiten bij de huidige bebouwing langs de Gooimeerdijk en richting het zuiden geleidelijk in hoogte zal toenemen, maar ook qua bouwtypologie zal veranderen van grondgebonden naar appartementen.
In de regels van het bestemmingsplan is een maximum aantal van 255 woningen opgenomen. De concrete invulling hangt af van de voorwaarden die de gemeente in het privaatrechtelijke traject (aanbestedingsvoorwaarden, gronduitgifte) aan de ontwikkelaar/initiatiefnemer stelt. Op deze manier kan de gemeente voorwaarden of selectiecriteria hanteren op het gebied van woningsegmentering en -aantallen, kwaliteitsniveau, duurzaamheidsaspecten, uitstraling, bouwtypologie, etc. Tevens zal minimaal 10% van de woningen in het middedure huur segment worden gebouwd om in te spelen op de behoefte aan woningen voor middeninkomens.
2.2.8 Ontwikkelen havenhotel
Een ander ruimtelijk verbeterpunt dat de verblijfskwaliteit en bereikbaarheid van het gebied zal verhogen, is het realiseren van een hotel. Het hotel zal in het zuidelijkste punt van het plangebied komen en zal maximaal 80 kamers krijgen. In het hotel kan een deel van de maximale 6.000 m2 bvo tevens gebruikt worden voor zakelijke faciliteiten en leisure (welness, horeca).
Het beperkte aantal hotelkamers zal ervoor zorgdragen dat het gebied niet overspoeld kan worden met bezoekers. Daardoor zullen de effecten van het hotel op de directe woon- en leefomgeving aanvaardbaar blijven. Hoewel het grotendeels aan de hotelmarkt zal worden overgelaten wat voor type hotel het wordt (zakelijk, toeristisch, budget, uniek/icoon of doelgroep), lijkt een thematisch, kleinschalig (familie)hotel wel beter bij het gebied te passen dan een hotel in het zakelijke segment.
2.2.9 Verdere aanpak blauwalg
In de zomermaanden van de afgelopen jaren is, vanwege lange periodes van warme temperaturen, het zwemwater van het strand bij Almere Haven minder geschikt geraakt om te zwemmen door blauwalg. Deze bacterie kan bij aanraking of bij het binnenkrijgen tijdens het zwemmen zorgen voor last van irritaties aan ogen en/of huid. Ook kan blauwalg hoofdpijn, maag- en darmklachten of zelfs grotere gezondheidsproblemen veroorzaken.
Omdat het water dan niet gebruikt kan worden voor zwemmen en recreëren, neemt de verblijfskwaliteit van het gebied af als er sprake is van blauwalg. Om dit gebied actief te houden en de groenblauwe kwaliteiten als belangrijke kernwaarde van het gebied goed tot hun recht te laten komen, beheert en monitort de gemeente met preventieve en actieve methoden de bestrijding van blauwalg. Gebruikte methoden zijn o.a. olieschermen, zuiveringssystemen, waterplanten, quaggamosselen, etc. Ook wordt geïnvesteerd in onderzoek naar oplossingen op een groter schaalniveau door met (o.a.) Rijkswaterstaat samen te werken aan een integrale oplossing.
2.2.10 Instellen 30 km zone
Op het moment dat de Kustzone is herontwikkeld tot een volwaardig woon-, sport- en recreatiegebied, dan is het passend als het verkeer zich hiernaar voegt. Dit betekent het verminderen van de maximumsnelheid op de Gooimeerdijk naar 30 km/u en het aanbrengen van snelheidsverminderende maatregelen. De wegen in het plangebied worden eveneens ingericht als 30 km/u wegen en woonerven. Deze maatregelen zorgen voor meer verkeersveiligheid, minder geluidsoverlast en prettiger aangezicht.
2.2.11 Verkeersafwikkeling
De verkeersafwikkeling in het gebied van de kustzone is goed. De hoeveelheid verkeer dat gebruikt maakt van de wegen kan makkelijk daarop worden afgewikkeld. Door het toevoegen van woningen en recreatieve functies in dit gebied zal er logischerwijs ook een toename van verkeer zijn.
De toename van de hoeveelheid verkeer zal geen invloed hebben op de verkeersafwikkeling. De huidige verkeersstructuur kan dit zonder problemen verwerken.
Andere mogelijke toekomstige ontwikkelingen in het centrum van Haven zullen in de toekomst ook extra verkeer genereren. Zelfs met die toename kan het verkeer nog goed worden afgewikkeld op de huidige infrastructuur.
In de afbeeldingen hieronder staat weergegeven hoeveel verkeer er nu van de huidige structuur gebruik maakt en hoeveel dat zal worden als gevolg van het toevoegen van de woningen en recreatieve functies. Daarnaast ook wat het beeld is in 2040 met toevoeging van extra programma in het centrum.
In onderstaande tabel zijn, ter vergelijking, de intensiteiten van verschillende soorten wegen weergegeven.
Bron: Mobiliteitsplan
De Strandweg zal de meeste toename van verkeer kennen en groeien tot 2400 motorvoertuigen per etmaal. Op het drukste moment van de dag, in het spitsuur, zal dat neerkomen op ongeveer 200 motorvoertuigen per uur, dat is 3 à 4 auto's per minuut. Deze aantallen komen overeen met een rustige buurtstraat.
De Gooimeerdijk en de Sluiskade kunnen worden omschreven als een rustige woonstraat. Naar de toekomst toe zullen deze wegen nog steeds het verkeer kunnen afwikkelen maar hebben dan de kenmerken van een buurtstraat.
2.2.12 Parkeren
Voor alle nieuwe functies in het gebied zal het parkeren op eigen terrein worden opgelost. Dat betekent dat bij de te realiseren woningen zoveel parkeerplaatsen worden gerealiseerd als wordt voorgeschreven in de parkeernormen. De parkeernormen zijn opgenomen in de beleidsregel Nota Parkeernormen 2020 (zie voor een uitgebreide toelichting van de parkeerregeling hoofdstuk 3.4.2). Ook voor de recreatieve functies, zowel nieuwe als de te verplaatsen, worden voldoende parkeerplaatsen aangelegd. Daarnaast worden ten behoeve van de bestaande dagrecreatie langs de Gooimeerdijk de parkeervoorzieningen uitgebreid zodat veilig langs de weg geparkeerd kan worden.
2.2.13 Openbaar vervoer
In Almere is de Flevospoorlijn de hoofddrager voor de stedelijke ontwikkeling. Op het onderliggende schaalniveau gelden de vrij liggende busbanen als hoofddragers voor de ontwikkeling van de wijken. De haltes aan de busbanen liggen op een onderlinge afstand van gemiddeld 600 m en hebben een invloedsgebied van circa 400 m (acceptabele loopafstand). De buslijnen lopen midden door de wijken. Zeker 90% van de woningen en 75% van de arbeidsplaatsen in Almere liggen binnen 400 m afstand van een bushalte. Een deel van dit plangebied valt echter binnen de 10% die niet binnen de acceptabele loopafstand valt. De dichtstbijzijnde halte ligt in het centrum van Almere Haven op gemiddeld ongeveer 500 meter. De wijk is met het openbaar vervoer dus minder goed bereikbaar. Desondanks willen wij graag de bijzondere woonkwaliteit van woningen aan het water bieden. Bovendien zijn de woningen wel dicht bij diverse (centrum)voorzieningen geprojecteerd. Dit compenseert de iets langere afstand van (een deel van) de woningen in het plangebied tot het openbaar vervoer.
2.3 Ladder Voor Duurzame Verstedelijking
2.3.1 Doel en inhoud ladder
Deze paragraaf gaat specifiek in op de toetsing aan de Ladder voor duurzame verstedelijking. Bij een nieuwe stedelijke ontwikkeling is duurzame verstedelijking het uitgangspunt van het rijk. Nieuwe stedelijke ontwikkelingen moeten voldoen aan de uitgangspunten van de Ladder voor duurzame verstedelijking die is vastgelegd in het Besluit ruimtelijke ordening.
Op grond van de wijziging van 1 juli 2017 van het Besluit ruimtelijke ordening komt artikel 3.1.6 lid 2, lid 3 en lid 4 Besluit ruimtelijke ordening als volgt te luiden:
- 1. De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.
- 2. Indien in een bestemmingsplan als bedoeld in het tweede lid toepassing is gegeven aan artikel 3.6, eerste lid, onder a of b, van de wet kan bij dat bestemmingsplan worden bepaald dat de beschrijving van de behoefte aan een nieuwe stedelijke ontwikkeling en een motivering als bedoeld in het tweede lid eerst wordt opgenomen in de toelichting bij het wijzigings- of het uitwerkingsplan als bedoeld in dat artikel.
- 3. Een onderzoek naar de behoefte als bedoeld in het tweede lid, heeft, in het geval dat een bestemmingsplan, bedoeld in het tweede lid, ziet op de vestiging van een dienst als bedoeld in artikel 1 van de Dienstenwet en dit onderzoek betrekking heeft op de economische behoefte, de marktvraag of de beoordeling van de mogelijke of actuele economische gevolgen van die vestiging, slechts tot doel na te gaan of de vestiging van een dienst in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening.
Wat is een stedelijke ontwikkeling?
De definitie van stedelijke ontwikkeling is opgenomen in artikel 1.1.1 sub i van het Besluit ruimtelijke ordening. Een stedelijke ontwikkeling is een ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen. Voor de definitie van 'andere stedelijke voorziening' is de Handreiking Ladder voor duurzame verstedelijking van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu relevant (november 2013). Deze handreiking laat onder de overige stedelijke voorzieningen vallen: accommodaties voor onderwijs, zorg, cultuur, bestuur en indoor sport en leisure.
Kustzone Haven ligt binnen stedelijk gebied. Hier geldt dan ook een zogenaamde 'lichte' laddertoets. In de onderstaande paragrafen is getoetst aan de Ladder, zoals deze sinds 1 juli 2017 geldt:
2.3.2 Woningbehoefte
Almere is onderdeel van de Metropoolregio Amsterdam (MRA) en wordt aangemerkt als een groeikern binnen deze regio. De Metropoolregio Amsterdam functioneert als een samenhangende woningmark omdat de verhuisbewegingen vaak binnen deze regio plaats vinden.
Eenmaal in de twee jaar wordt er een onderzoek gehouden naar het wonen binnen de regio genaamd het WiMRA. (2021). Uit dit onderzoek volgt dat 74% van de woningen in Almere een eengezinswoning is waarbij 64% van de woningvoorraad voorziet in een koopwoning. De meeste koopwoningen zitten met hun prijs in het middensegment. Alleen het aandeel corporatiewoningen lopen met het percentage van 23% achter op de MRA. Het aanbod in de woningvoorraad is afgelopen jaren stabiel gebleven in Almere:
Bron: https://www.metropoolregioamsterdam.nl/wp-content/uploads/2022/03/2022-03-Factsheet-Almere-WiMRA2021-totaal.pdf
Uit het onderzoek komt naar voren dat er in de periode 2019-2020 18.340 huishoudens in of naar Almere zijn verhuisd (21% van alle huishoudens). Almere heeft een sterke verhuisrelatie met de rest van de regio. De instroom van buiten Almere komt vooral van uit Amsterdan, Lelystad, Amstelveen, Diemen en Hilversum.
Bron: https://www.metropoolregioamsterdam.nl/wp-content/uploads/2022/03/2022-03-Factsheet-Almere-WiMRA2021-totaal.pdf
Van de huishoudens in Almere zegt 53% verhuisplannen te hebben; 24% wil zeker verhuizen, 29% wil wellicht verhuizen. Van Almeerders met verhuisplannen geeft 67% aan graag binnen de huidige gemeente te willen blijven wonen, tegen 33% die de gemeente zou verlaten bij een verhuizing (en meestal ook de regio in zijn geheel).
Van de huishoudens die in of naar Almere willen verhuizen is 49% geïnteresseerd in een eengezinswoning, 29% heeft interesse in een meergezinswoning en 22% heeft belangstelling voor beide woningtypen. Bij een verhuizing kiest 65% voor een koopwoning en 28% geeft aan voorkeur te hebben voor een sociale huurwoning.
Bureau Primos berekend jaarlijks de bevolkings- en huishoudensprognoses landelijk. In 2022 is een nieuwe bevolkingsprognose opgeleverd. De Primos prognose levert informatie over het aantal inwoners, het aantal huishoudens, de daarbij behorende woningvoorraad en de woningbehoefte. De prognose geeft de meest waarschijnlijke toekomstige ontwikkelingen aan, op basis van de huidige inzichten. De belangrijkste landelijke uitkomsten van deze prognose zijn:
- Momenteel kent Nederland een woningtekort van 315.000 woningen (3,9% van de woningvoorraad). Het Rijk streeft er naar dit terug te dringen tot 2% voor 2035;
- Een verwachte huishoudensgroei van 858.000 huishoudens (van 8,1% tot bijna 9% in 2037);
- De verwachting is dat Nederland in 2050 zelfs ruim 19,6 miljoen inwoners heeft;
- Deze groei bestaat voornamelijk uit alleenstaanden; het aantal gezinnen zonder kinderen neemt licht af, evenals het aantal gezinnen met kinderen;
- De huishoudensgroei in Almere kent een forse toename (46%) ten opzichte van de landelijk gemiddelde trend (11%);
- De woningproductie blijft ernstig achter bij de groei van de woningbehoefte. Het woningtekort loopt vooral in Almere hard op.
De afbeeldingen hieronder geven de groei van huishoudens per gemeente en per provincie weer. In de laatste afbeelding is het woningtekort in 2020 weergegeven.
Omdat het woningtekort landelijk groot is, is op 10 januari 2022 Hugo de Jonge als minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening aangesteld. De minister heeft daarbij een nationale Woon- en Bouwagenda vastgesteld met als doel de woningbouw in Nederland zo spoedig mogelijk vlot te trekken en de plannen van iedere gemeente op elkaar af te stemmen door het sluiten van woondeals. Landelijk wil de minister 100.000 woningen per jaar bij bouwen tot 2030, waarvan 170.000 in de MRA en 24.500 daarvan in Almere. Dit sluit ook aan bij het gestelde doel in de woonvisie van Almere (2019).
Dat deze woningbouwproductie ook in Almere hard nodig is, blijkt onder meer uit de verwachte huishoudensgroei voor Almere:
Bron: ABF Research – Primos prognose 2022 - 2050
Conclusie
De toevoeging van woningen in de kustzone van Almere Haven draagt bij aan de taakstelling uit het Rijk en het geprognosticeerde tekort op de woningvoorraad tegen de verwachte bevolkingsgroei in Almere.
2.3.3 Hotelvoorziening en recreatiewoningen
Hotelvoorziening
Dit bestemmingsplan bevat de mogelijkheid voor de realisatie van een hotel in combinatie met leisure en zakelijke faciliteiten met een bruto vloeroppervlakte van ca. 6.000 m2. In opdracht van de gemeente is een haalbaarheidsstudie uitgevoerd door Horwath HTL. Op grond van deze studie kan geconcludeerd worden dat een hotel in kustzone Haven voorziet in de behoefte aan hotelovernachtingen in de regio. Voor de inhoud van de haalbaarheidsstudie wordt verwezen naar Bijlage 2 bij deze toelichting.
In diverse bestemmingsplannen van de gemeente Almere zijn mogelijkheden opgenomen voor hotelfuncties. Deze mogelijkheden vormen de zogenaamde 'harde plancapaciteit' voor hotels. De harde plancapaciteit is te vinden in de bestemmingsplannen Almere Poort en Almere Poort Oost en Duin (max. 15.000 m2), Centrum Almere Stad (max 112.000 m2) en Indische buurt (max 5.000 m2)
Daar waar de gemeente Almere de grond of vastgoed in eigendom heeft, kan deze sturen op de vestiging van hotels middels het Afwegingskader Hotels in Almere. Een deel van de harde planvoorraad dient aan dit afwegingskader te voldoen. De locaties in Almere Poort (15.000 m2) en Indische buurt (5.000 m2) zullen nog uitgegeven gaan worden. Voor het Alnovum (deels) en WTC gebouw (bij elkaar ca. 40.000 m2) geldt dat deze in eigendom zijn van de gemeente en bij verkoop getoetst moeten worden aan het Afwegingskader. De locaties Poort, Indische buurt en Alnovum zijn opgenomen in het Afwegingskader als 'bestaand', zodat bij een onderzoek i.h.k.v. de ladder van duurzame verstedelijking, deze nog niet bestaande hotels wel als bestaande voorraad meegenomen worden (en de marktruimte op deze manier gereserveerd blijft). Overigens is dit ook voor het onderhavige hotel gedaan: daar waar een hotelontwikkeling nog getoetst moet worden aan de ladder van duurzame verstedelijking, dan zal het hotel van Kustzone Haven meegenomen moeten worden als bestaande voorraad bij het behoefte-onderzoek. Deze “marktruimte reserve” is meegenomen in het onderzoek van Horwath (zie pagina 32, tabel 11: er worden ongeveer 1.200 nog niet bestaande hotelkamers meegenomen in het onderzoek).
Op de locatie Wisselweg (gelegen in bestemmingsplan Centrum Almere Stad), waar een ontwikkelkader is vastgesteld om woningbouw te kunnen faciliteren, zal voornamelijk sprake zijn van een herontwikkeling ten behoeve van woningen en kantoren. De herontwikkelling zal worden voorzien van een anterieure overeenkomst, waarbij ook programmatische afspraken worden gemaakt. In deze anterieure overeenkomst zal mede afgesproken worden dat er geen hotelactiviteiten verricht mogen worden en dat bij een eerstvolgende herziening deze bestemming zal komen te vervallen. Hiermee kan vastgesteld worden dat een oppervlak van 23.000 m2 van de harde plancapaciteit afgehaald gaat worden.
Voor het resterende oppervlak aan harde plancapaciteit (49.000 m2) geldt dat:
- Naar alle waarschijnlijkheid niet in zijn totaliteit getransformeerd zal gaan worden ten behoeve van hotels; er zal een hotelconcentratiegebied ontstaan met veel onderlinge concurrentie. De marktruimte is niet onbeperkt;
- De locaties niet dezelfde kenmerken hebben als het hotel in Kustzone Haven en daarmee een andere doelgroep aanspreken. De locaties die in het centrum tot hotel getransformeerd kunnen worden, betreffen kantoorgebouwen in een hoogstedelijke omgeving met (in vergelijking tot Kustzone Haven) weinig groen en water in de directe nabijheid. Deze hotels spreken een meer zakelijke markt aan, alsmede een toeristische markt voor toeristen die voor de culturele voorzieningen in en rond het centrum van Almere (of Amsterdam) naar Almere komen.
Uit het onderzoek van Horwath blijkt dat er kansen zijn om een hotel te realiseren die zich op een specifieke doelgroep richt. Hiermee wordt ingespeeld op een meer kwalitatieve behoefte dan een kwantiatieve behoefte. Hoewel dit niet betekent dat er niet meer naar de harde plancapaciteit gekeken hoeft te worden, kan wel gesteld worden dat op de locaties waar de harde plancapaciteit aanwezig is, geen hotels gerealiseerd kunnen worden die dezelfde omgevingskwaliteiten hebben als het hotel in Kustzone Haven en daarmee met minder succes de doelgroepen kunnen aantrekken die een omgeving als rondom het hotel in Kustzone haven belangrijk vinden.
Recreatiewoningen
Naast de mogelijkheid voor een hotel bevat dit bestemmingsplan de mogelijkheid voor de realisatie van recreatiewoningen. Volgens het N.R.I.T. (Nederlands Research Instituut voor Recreatie en Toerisme) zijn er op dit moment ca. 200.000 recreatiewoningen in Nederland, dit is inclusief de recreatieparken van bijvoorbeeld Center Parcs en Landal GreenParks. Volgens dit onderzoeksbureau zal dit aantal groeien tot 1.000.000 rond 2035.
Uit het rapport “De Nederlandse markt voor recreatiewoningen” van de Nederlandse Vereniging van Makkelaars en Taxateurs (NVM) blijkt dat voor de toekomst de volgende ontwikkelingen worden verwacht:
1. Een verdere afname van het aanbod, met name aan de onderkant van de markt. Steeds meer recreatieparken zullen worden gesaneerd (met name op de Veluwe en Noord Brabant) en anderen transformeren naar permanente woongebieden. Hierdoor zullen steeds meer parken uit de markt genomen worden, terwijl de nieuwbouwproductie stagneert. Enige uitzondering is de regio Zeeland.
2. Sterkere groei van de gemiddelde transactieprijs. Gezien de afname van het aanbod en de in een aantal regio's steeds krapper wordende markt, verwachtte het NVM voor 2018 een sterkere groei dan de gemiddelde groei de afgelopen jaren van 6%.
3. Steeds verdere verbreding van het spectrum van de markt: een groter wordend onderscheid tussen zeer succesvolle parken en locaties en minder succesvolle parken en locaties. De verschillen tussen regio's zullen naar verwachting blijven toenemen. Buiten Zeeland zien we dat in de meeste regionale deelmarkten de vraag/aanbod-balans verbetert, door het toegenomen aantal transacties de afgelopen jaren. Doordat nu voor het eerst in jaren het aanbod afneemt, zal naar verwachting de gemiddelde transactieprijs blijven toenemen. Dit zal verder worden aangejaagd doordat steeds meer parken gesaneerd of getransformeerd gaan worden, terwijl de nieuwbouw zich in sterkere mate op het hogere segment concentreert. Deze ontwikkeling lijkt het meest uitgesproken in de regio Zeeland.
Uit het bovenstaande blijkt dat de behoefte aan recreatiewoningen groot is en ook zal groeien als gevolg van het verkleinen van landelijk aanbod. Het toevoegen van recreatiewoningen in de regionale deelmarkt Flevoland, zal de balans verder verbeteren.
Hoofdstuk 3 Bestemmingen
In dit hoofdstuk zijn de bestemmingen omschreven en zijn de planuitgangspunten voor de bestemmingen benoemd. Als de uitgangspunten voortkomen uit een beleidskader of een onderzoek uit de omgevingstoets dan is een koppeling opgenomen naar deze informatie.
3.1 Toelichting Op De Juridische Regeling
Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen
Op 1 juli 2008 is de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het bijbehorende Besluit ruimtelijke ordening (Bro) in werking getreden. Met de invoering van de Wro is de vormgeving van bestemmingen en planregels gestandaardiseerd. De standaarden zijn vastgelegd in de Regeling standaarden ruimtelijke ordening. Het voorliggende bestemmingsplan is opgesteld volgens de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP2012) en voldoet aan de vereisten op het gebied van digitalisering. Het bestemmingsplan voldoet tevens aan de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) die per 1 oktober 2010 in werking is getreden.
Opzet van de planregels
De planregels van dit bestemmingsplan zijn als volgt opgezet:
- in hoofdstuk 1 zijn de begrippen gedefinieerd en is de wijze van meten bepaald;
- hoofdstuk 2 bevat de regels voor de verschillende bestemmingen;
- in hoofdstuk 3 zijn algemene regels opgenomen, die gelden voor meerdere of alle bestemmingen;
- hoofdstuk 4 bevat de overgangs- en slotbepalingen.
Flexibiliteitsbepalingen
In het bestemmingsplan zijn diverse regels opgenomen waarmee flexibiliteit ten opzichte van de hoofdbestemming wordt ingebouwd. Afwijkingsregels zijn bedoeld voor afwijkingen binnen de bestemming zelf. Op basis van de afwijkingsregels kan een omgevingsvergunning worden verleend. Met wijzigingsbevoegdheden kan het college van burgemeester en wethouders wijzigingen aanbrengen binnen een bestemming of een bestemming wijzigen in een andere bestemming. Afwijkings- en wijzigingsregels kunnen worden gekoppeld aan een enkele bestemming, maar kunnen ook gelden voor meerdere bestemmingen (algemene afwijkingsregels of algemene wijzigingsregels). Bij afwijkings- en wijzigingsregels worden verschillende voorwaarden opgenomen die in acht moeten worden genomen. Het gaat bijvoorbeeld om een maximum oppervlakte of het uitgangspunt dat er geen sprake mag zijn van onevenredige afbreuk van de woon- of werksituatie.
3.2 Bestemmingen
In dit hoofdstuk worden de bestemmingen omschreven en de planuitgangspunten voor de bestemmingen benoemd. Voor zover de uitgangspunten voortvloeien uit een beleidsuitspraak of de omgevingsaspecten, is een koppeling naar de bijbehorende paragraaf opgenomen. Via de koppeling onderaan de paragraaf kan worden doorgeklikt naar de planregels.
In het bestemmingsplan zijn de volgende bestemmingen opgenomen:
3.2.1 Horeca
Op de kop aan het Gooimeer geldt de bestemming 'Horeca' met een maximale hoogte van 18 meter. Binnen deze bestemming wordt een hotel tot maximaal 6.000 m2 bruto vloeroppervlak (excl. parkeren) met maximaal 80 kamers mogelijk gemaakt. Binnen dit maximale oppervlak zijn ondergeschikt aan het hotel tevens lichte (bijvoorbeeld een restaurant) en middelzware (bijvoorbeeld een cafe) horeca, wellness en zaalverhuur mogelijk, met een gezamenlijk oppervlak van maximaal 15 % van het totale (dus incl. hotel) bvo.
Ook voor de nieuwe locatie van De Jutter, meer centraal op het srtand, geldt de bestemming 'Horeca'. De maximale hoogte is hier 10 meter. Er is lichte (bijvoorbeeld een restaurant) en middelzware (bijvoorbeeld een cafe) horeca toegestaan.
In artikel 3 zijn de planregels van de bestemming Horeca opgenomen.
3.2.2 Recreatie
Algemeen
Het grootste deel van het plangebied heeft de bestemming 'Recreatie'. Het betreft een globale bestemming zodat een zo groot mogelijke vorm van flexibiliteit wordt bewerkstelligd en er toch rechtszekerheid bestaat over waar welke functie kan plaatsvinden. Binnen deze bestemming zijn (al dan niet alleen ter plaatse van een aanduiding) de volgende functies toegestaan en in beginsel uitwisselbaar: dagrecreatie, verblijfsrecreatie, horeca, water, strand, wegen, wandelpaden, scouting, surfvereniging, reddingsbrigade en jachthaven. Voor bebouwing ten behoeve van de specifieke functies zijn vlakken aangegeven waarbinnen deze gesitueerd kunnen worden.
Horeca
Binnen de bestemming 'Recreatie' wordt de horecagelegenheid bij de jachthaven De Gooise Schipper (voorheen: 10 Beaufort) mogelijk gemaakt door de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - 3 en 4' op de verbeelding. In de regels is opgenomen dat hier lichte (bijvoorbeeld een restaurant) en middelzware (bijvoorbeeld een cafe) horeca is toegestaan.
De surfvereniging heeft een vergunning voor paracommerciële horeca. Daarom is hier de aanduiding 'horeca van categorie 1' opgenomen. Hier is alleen ondergeschikte horeca toegestaan.
Alle overige verenigingen hebben een eigen kantine. Dit gebruik wordt geacht te passen binnen het reguliere gebruik voor verenigingsleven.
Verblijfsrecreatie
Ter plaatse van de aanduiding 'verblijfsrecreatie' is kortdurend recreatief nachtverblijf toegestaan.
De realisatie van recreatiewoningen is slechts toegestaan nadat daarvoor omgevingsvergunning is verleend. Voorwaarde is een bedrijfsmatige exploitatie van de recreatiewoningen. Ook geldt er een maximum aantal van 40 nachtverblijven en een totale maximale oppervlakte van 3.200 m2 aan gebouwen. Op grond van artikel 14 kan hier met maximaal 10% van worden afgeweken.
Er is sprake van een bedrijfsmatige exploitatie van een complex als via een bedrijf, stichting of andere rechtspersoon een zodanig beheer of exploitatie wordt gevoerd dat in de recreatiewoningen daadwerkelijk recreatief nachtverblijf wordt geboden en plaatsvindt. De voorwaarde van bedrijfsmatige exploitatie moet voorkomen dat situaties van met het bestemmingsplan strijdig gebruik ontstaan. Het recreatief gebruik van recreatiewoningen kan door middel van een bedrijfsmatige exploitatie worden verzekerd. De mogelijkheid van permanente bewoning van recreatiewoningen is bovendien in artikel 4.4 sub a uitgesloten.
Evenementen
Binnen de bestemming 'Recreatie' zijn kleinschalige evenementen toegestaan.
In artikel 4 zijn de planregels van de bestemming Recreatie opgenomen.
3.2.3 Verkeer-Verblijfsgebied
Alle hoofdwegen binnen het plangebied zijn of worden 30-km wegen. Deze en de aangrenzende overige openbare ruimte (niet zijnde recreatiegebied) heeft de bestemming 'Verkeer -verblijfsgebied' gekregen. Met uitzondering van nutsgebouwen zijn gebouwen niet toegestaan binnen deze bestemming.
In artikel 5 zijn de planregels van de bestemming Verkeer-Verblijfsgebied opgenomen.
3.2.4 Water
De bestemming 'Water' is toegekend aan het Gooimeer. Het water in de jachthaven heeft de bestemming 'Recreatie'.
De belangrijkste functie is uiteraard water en waterhuishoudingsvoorzieningen. Binnen de bestemming Water zijn kunstwerken, zoals keermuren, duikers, steigers, (strek)dammen maar ook trailerhellingen toegestaan. De bestaande en toekomstige steigers bij de de verenigingen vallen hier ook onder. Overigens zijn er geen bruggen toegestaan i.v.m. het beschermen van het eiland waar door afwezigheid van menselijke betreding, het een refugium is voor allerlei dieren (o.a. kolonie van de fuut).
Omdat het Gooimeer valt onder het Nationaal Natuurnetwerk Nederland (zie paragraaf 5.7 Ecologie) zijn de gronden ook bestemd voor behoud, herstel en ontwikkeling van natuur- en landschapswaarden.
Een aantal werken en werkzaamheden zijn slechts toegestaan indien is aangetoond dat de natuurwaarden niet onevenredig worden aangetast.
In artikel 6 zijn de planregels van de bestemming Water opgenomen.
3.2.5 Woongebied
De verbeelding bevat, overeenkomstig het Ontwikkelingsplan, een vijftal vlakken langs de Sluiskade en op de kop aan het Gooimeer met de bestemming 'Woongebied'. Deze bestemming is ruim, in die zin dat alleen een maximale hoogte op de verbeelding is opgenomen. In de regels is nog wel een absoluut maximum aantal van 255 woningen voor alle bestemmingsvlakken 'Woongebied' gezamenlijk opgenomen. De exacte inrichting is daardoor vrij. De oppervlakte van het bestemmingsvlak, de maximale hoogte en het vereiste om te voorzien in voldoende parkeergelegenheid (artikel 11.1), begrenst het aantal mogelijk te realiseren woningen. Hierdoor wordt zoveel mogelijk flexibiliteit bewerkstelligd voor de uiteindelijke inrichting van het gebied.
De algemene afwijkingsmogelijkheid in artikel 14.1 is overigens niet van toepassing op het maximum aantal woningen.
Ten aanzien van de maximale hoogte is er voor twee bestemmingsvlakken een afwijkingsmogelijkheid opgenomen voor een hoogte die maximaal 3,5 meter hoger is dan op de verbeelding is opgenomen. Deze hogere hoogte is bedoeld om een gebouwde parkeervoorziening mogelijk te maken onder de woongebouwen. Voorwaarde is dat uit een windhinderonderzoek is gebleken dat er geen of slechts geringe sprake zal zijn van windhinder als gevolg van de hogere hoogte.
Het uiteindelijk te realiseren type woningen (eengezins-, rijwoningen, grote/kleine appartementen) wordt bij de gunning/gronduitgifte bepaald en niet door de regels in het bestemmingsplan. Wel zijn er minimum percentages voor sociale en middeldure woningen opgenomen.Voor beide geldt een minimum percentage van 10%. De regeling m.b.t. het percentage middeldure huurwoningen is in dit ontwerpbestemmingsplan nog wel onder voorbehoud van de, op het moment van schrijven nog toekomstige, vaststelling van de Verordening middeldure huurwoningen.
Verder geldt als uitgangspunt voor het bestemmingsplan, het opnemen van een uniforme woonbestemming met bijbehorende regels zoals deze in beginsel gelden voor alle woningen in Almere. Dit houdt o.a. het volgende in:
Beleidsnota Kleine Bouw
In de Beleidsnota Kleine Bouw zijn de kaders benoemd voor de uitbreiding van woningen, het gebruik van woningen voor beroepen en bedrijven aan huis, bouwwerken nabij woningen en bedrijven, de oprichting van antennemasten e.d. Voor nieuwe bestemmingsplannen is het uitgangspunt dat de regeling uit de Nota hierin wordt overgenomen. De Nota wordt vertaald in de bouwregels.
Beroep/ bedrijfsactiviteit aan huis
Binnen de woonbestemming zijn aan huis gebonden beroepen en bedrijfsmatige activiteiten in de hele lichte milieucategorie binnen de woonbestemming toegestaan. Hier horen ook traditionele vrije beroepen, zoals een notaris, een huisarts, een tandarts, een accountant e.a. bij. Voorwaarde is dat de woonfunctie in overwegende mate intact blijft. Daarnaast moet het beroepsmatig gebruik zich beperken tot een vloeroppervlak van maximaal 1/3 van het totale vloeroppervlak. Ook moet er worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid. In de woonbestemming is 25 m2 verkoopvloeroppervlak toegestaan voor detailhandel. Daarnaast zijn internetwinkels en webwinkels toegestaan. Een eventuele showroom of afhaalmogelijkheid valt onder de regeling van kleinschalige detailhandel aan huis (Detailhandelsvisie 2014).
Met een omgevingsvergunning afwijking bestemmingsplan kan meegewerkt worden aan een verruiming van het oppervlak voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of bedrijfsmatige activiteiten aan huis tot maximaal 50%, mits dit niet leidt tot afbreuk van het woonkarakter en er geen nadelige invloed is op de normale afwikkeling van het verkeer. Ook kan met deze afwijking toestemming worden gegeven voor de vestiging van een bed & breakfast in een woning onder de extra voorwaarde dat het gaat om maximaal 5 gasten tegelijk.
Kleine windmolens
Conform de nota 'Energie Werkt!' kunnen met een omgevingsvergunning (binnenplanse afwijking) op een hoofdgebouw of aan de gevel ervan kleine windmolens gerealiseerd worden. Dit wordt overigens mogelijk gemaakt voor alle hoofdgebouwen.
In artikel 7 zijn de planregels van de bestemming Woongebied opgenomen.
3.3 Dubbelbestemmingen En Gebiedsaanduidingen
Daar waar meerdere functies aanwezig zijn of verbijzondering van de juridische regeling noodzakelijk is, wordt (overeenkomstig de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012) gewerkt met dubbelbestemmingen en gebiedsaanduidingen. In het bestemmingsplan zijn de volgende dubbelbestemmingen en gebiedsaanduidingen opgenomen:
3.3.1 Dubbelbestemmingen
3.3.2 Gebiedsaanduidingen
3.4 Overige Regels
3.4.1 Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
In artikel 1 zijn de begripsbepalingen opgenomen van de regels. In dit artikel wordt uitgelegd wat onder bepaalde begrippen moet worden verstaan, die in de regels worden gebruikt.
Artikel 2 Wijze van meten
In artikel 2 is de wijze van meten opgenomen van de regels. In dit artikel staat hoe bij de toepassing van de regels moet worden gemeten. Bijvoorbeeld hoe de bouwhoogte van een bouwwerk moet worden gemeten.
3.4.2 Algemene regels
Artikel 10 Anti-dubbeltelregel
In artikel 10 is de anti-dubbeltelregel opgenomen. Deze regel is opgenomen om te voorkomen dat van ruimte die in een bestemmingsplan voor de realisering van een bepaald gebruik of functie mogelijk is gemaakt, na realisatie daarvan, door feitelijke functie- of gebruiksverandering opnieuw (voor een tweede keer) gebruik zou kunnen worden gemaakt. Grond die één keer in beschouwing is genomen voor het toestaan van een bouwplan, mag niet een tweede maal meetellen voor de toelaatbaarheid van andere bouwplannen. De anti-dubbeltelregel is een standaardregel, die is voorgeschreven in het Besluit ruimtelijke ordening.
Artikel 11 Algemene bouwregels
In artikel 11 zijn een aantal algemene bouwregels opgenomen:
Parkeren
In artikel 11.1 en 11.2 wordt de parkeereis gekoppeld aan de omgevingsvergunning voor bouwen. Door de parkeereis te koppelen aan de omgevingsvergunning voor bouwen, wordt tot uitdrukking gebracht dat zowel initiatieven die voldoen aan de eisen van het bestemmingsplan als initiatieven waarvoor van het bestemmingsplan moet worden afgeweken in voldoende parkeergelegenheid moeten voorzien.
De Nota Parkeernormen 2020 biedt de mogelijkheid om van de parkeernormen af te wijken. Dat kan bijvoorbeeld door middel van een bijzonder mobiliteitsconcept, door gebruik te maken van bestaande ongebruikte parkeerplaatsen of door de realisatie van parkeerplaatsen af te kopen. Als een aanvraag omgevingsvergunning niet verleend kan worden omdat niet aan de parkeereis kan worden voldaan, kan een aanvraag desondanks vergund worden, als aan de afwijkingsmogelijkheden uit de Nota Parkeernormen 2020 wordt voldaan.
De verwijzing naar de Nota Parkeernormen 2020 is een dynamische verwijzing.
Instandhoudingsverplichting
In onderdeel c. van artikel 11.1 is vastgelegd dat eenmaal gerealiseerde parkeerplaatsen in stand dienen te worden gehouden. Hierdoor kan handhavend worden opgetreden als parkeerplaatsen worden "opgeheven".
Stikstofregels
Uit de Vormvrije Mer-beoordeling is gebleken dat het bestemmingsplan uitvoerbaar is, zonder dat de kritische depositiewaarden van omliggende Natura 2000 gebieden worden overschreden. Hiervoor gelden echter wel een aantal uitgangspunten voor de bouwfase, zoals een voor deze ontwikkeling realistische gefaseerde bouw en eisen ten aanzien van de inzet van bouwmachines. Dit heeft geresulteerd in de berekening van een emissie van NOx en NH3 in kilogrammen per jaar in het jaar met de meeste/zwaarste bouwactiviteiten (piekjaar 2025), waarbij vast staat dat er in dat jaar geen sprake zal zijn van overschrijding van de kritische depositiewaarden van omliggende Natura 2000 gebieden. Vervolgens is berekend waar ongeveer het omslagpunt ligt voor het ontstaan van een depositie op het Naardermeer. De berekening in de bijlage Maximalisatieberekening stikstofemissie toont aan dat die grens ongeveer ligt op het niveau 40% boven de geplande activiteit in het piekjaar 2025. Bij 50% extra activiteit ontstaat er wél stikstofdepositie op het Naardermeer. Een verhoging van de activiteit met 40% ten opzichte van het geplande piekjaar in bouwactiviteit is daarmee een redelijke grens om stikstofemissie op omliggende Natura 2000 gebieden uit te sluiten.
Hoewel het bestemmingsplan uitvoerbaar is, is dit dus alleen het geval als wordt gewaarborgd dat de de emissienormen niet worden overschreden. In artikel 11.3 zijn daarom regels opgenomen over de maximale stikstofemissie die als gevolg van bouwactiviteiten mag plaatsvinden. Bij de aanvraag omgevingsvergunning moet worden aangetoond dat de bouwwerkzaamheden niet leiden tot een hogere emissie dan 155,0 kg NOx en 14,3 kg NH3 per jaar. Hierbij dient alle emissie van alle bouwwerkzaamheden binnen het plangebied die in het zelfde jaar plaatsvinden binnen de genoemde aantal kilogrammen te blijven. Dit betreft dus ook werkzaamheden van andere bouwwerkzaamheden dan waarvoor de omgevingsvergunning wordt aangevraagd. Als met een actuele AERIUS berekening wordt aangetoond dat bij een hogere emissie de kritische depositiewaarden van omliggende Natura 2000 gebieden niet wordt overschreden, kan worden afgeweken van het genoemde aantal kilogrammen. Op deze manier is in het bestemmingsplan een waarborg opgenomen dat het bestemmingsplan ook daadwerkelijk zodanig wordt uitgevoerd dat er geen schade aan omliggende Natura 2000 gebieden wordt toegebracht.
Overschrijding bestemmingsgrenzen / bouwgrenzen
In artikel 11.4 is een regel opgenomen, dat bestemmings- en bouwgrenzen door bepaalde (ondergeschikte) onderdelen van een gebouw (zoals overstekken en afdaken) mogen worden overschreden. De regel biedt flexibiliteit ten aanzien van de situering van ondergeschikte onderdelen aan gebouwen.
Ondergeschikte bouwonderdelen op daken van gebouwen
In artikel 11.5 is een regel opgenomen, dat bepaalde (ondergeschikte) onderdelen van een gebouw (zoals installatiecontainers en liftschachten) niet worden meegerekend bij het bepalen van de hoogte van een gebouw. De regel biedt flexibiliteit ten aanzien van de situering van ondergeschikte onderdelen op gebouwen.
Artikel 12 Algemene gebruiksregels
Strijdig gebruik
Artikel 12.1 bevat een bepaling waarin wordt geregeld wat in ieder geval onder strijdig gebruik met het bestemmingsplan wordt verstaan. Hier wordt ook het plaatsen van standplaatsen genoemd als strijdig gebruik. In sub b. wordt bepaald dat het mogelijk is om de plaatsing van tijdelijke standplaatsen wel toe te staan na toetsing aan een tiental critera en verlening van een omgevingsvergunning.
Parkeerregeling bij verandering van gebruik
Sommige gemengde bestemmingen staan verschillende functies toe. Het is binnen die bestemmingen mogelijk om van functie te veranderen, zonder dat daar een omgevingsvergunning voor bouwen of handelen in strijd met het bestemmingsplan voor nodig is. Toch kan een dergelijke functiewijziging een verandering in de parkeerbehoefte met zich meebrengen. Om ook in die gevalllen parkeerplaatsen (en laad- of losruimte) te kunnen eisen, zijn de algemene gebruiksregels opgenomen in artikel 12.2 en 12.3.
Instandhoudingsverplichting
Net als in de bouwregels, in de gebruiksregels (onderdeel c. van 12.2) vastgelegd dat eenmaal gerealiseerde parkeerplaatsen in stand dienen te worden gehouden. Hierdoor kan handhavend worden opgetreden als parkeerplaatsen worden "opgeheven". Als het gebruik van het gebouw waar de parkeerplaatsen bij horen wijzigt, waardoor met minder parkeerplaatsen kan worden volstaan, moet het mogelijk zijn om parkeerplaatsen op te heffen. Daarom is bij de instandhoudingsverplichting een uitzondering opgenomen.
Parkeren bij aan huis verbonden beroep/bedrijfsmatige activiteiten aan huis
Het vestigen van een beroep of bedrijf-aan-huis wordt toegestaan via een specifieke gebruiksregel binnen de bestemming Woongebied (7.4 Specifieke gebruiksregels). De specifieke gebruiksregel staat het gebruik van ruimten van een woning ten behoeve van een aan-huis-verbonden-beroep of bedrijfsmatige activiteiten onder voorwaarden toe. Één van die voorwaarden is dat moet worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid.
In feite is een dergelijke situatie niets anders dan een wijziging van gebruik: het gebruik van een deel van een woning wordt gewijzigd in gebruik ten behoeve van een beroep of bedrijf. Daarmee valt een dergelijke wijziging onder het bereik van artikel 12.2 en 12.3.
Een nieuwe vestiging is dus mogelijk als aan de specifieke gebruiksregels van het bestemmingsplan wordt voldaan én aan de algemene gebruiksregels uit deze parapluherziening.
Parkeren bij woningsplitsing en kamerbewoning
Een belangrijk aspect voor de beoordeling of woningsplitsing of kamerbewoning kan worden toegestaan, is de aanwezigheid van voldoende parkeergelegenheid. Bij de beoordeling of woningsplitsing of kamerbewoning toegestaan kan worden, dient dus ook altijd de parkeerregeling in artikel 12.2 en 12.3 betrokken te worden. Immers, verkamering of woningsplitsing is een verandering van gebruik. En bij een verandering van gebruik gelden de regels van artikel 12.2 en 12.3 van dit plan.
Kamerbewoning en woningsplitsing
Onder het begrip 'kamerbewoning', wordt kort samengevat, het 'verkameren van een woning' verstaan. Kamerbewoning is het verbouwen of anders gebruiken van een gedeelte van een bestaande zelfstandige woonruimte (een woning) in een onzelfstandige woning (een kamer). Het komt erop neer dat in een zelfstandige woonruimte (een woning) een of meer onzelfstandige woonruimtes wordt gevormd. Een onzelfstandige woonruimte is een kamer en de bewoner is daarbij afhankelijk van de wezenlijke voorzieningen elders in de woning, zoals een badruimte, toilet en keuken.
Woningsplitsing is het verbouwen of splitsen van een woning zodat een extra woning wordt gerealiseerd.
In artikel 12.4 is aangegeven dat een gebruikswijziging niet mag leiden tot kamerbewoning en woningsplitsing. Het gaat hierbij om een gebruikswijziging van het bestaande gebruik van een bestaande woning. Hiermee wordt gedoeld op het legale gebruik en de legale bebouwing zoals deze op basis van dit plan zijn vergund.
In de meeste gevallen is voor de verkamering of woningsplitsing geen omgevingsvergunning voor bouwen vereist. Het gaat dan om het veranderen van het gebruik van 1 woning voor meer dan 1 huishouden, of het gebruiken van de woning in de vorm dat een extra woning wordt gevormd.
In leden b en c zijn de uitzoneringen voor de hospitabewoning en verkamering tot 2 wooneenheden opgenomen. De hospitaregeling komt er kortgezegd op neer dat in een woning de hoofdbewoner twee onzelfstandige wooneenheden (kamers) mag verhuren aan elk een persoon. Verkamering van een woning tot twee onzelfstandige wooneenheden is eveneens uitgezonderd van de vergunningplicht indien de wooneenheden elk worden bewoond door maximaal 1 persoon.
Van de algemene regeling kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken (binnenplanse afwijkingsbevoegdheid) voor verkamering (artikel 12.5) en woningsplitsing (artikel 12.6) als na de toets aan de fysieke leefbaarheidseisen en de algemene leefbaarheidstoets uit de nota Kamerbewoning en woningsplitsing (dit is een synamische verwijzing naar het beleid) blijkt dat sprake is van kwalitatief goede onzelfstandige woonruimten (bij verkamering) danwel goede zelfstandige woningen (bij splitsen) ontstaan.
Bij verkamering is daarnaast nog voorgeschreven dat het gaat om verkamering van 3 of maximaal 4 kamers die elk worden bewoond door 1 persoon en de verkamering plaatsvindt in het hoofdgebouw.
Met de situering in het hoofdgebouw wordt kamerbewoning in bijbehorende bouwwerken zoals schuurtjes in de tuin op voorhand uitgesloten. Schuurtjes zijn vaak gesitueerd in het achtererfgebied bij woningen. Het is niet wenselijk dat daar wordt gewoond. Het achtererfgebied in de bestaande stad is meestal ingericht als tuin. Het gebruik van een schuurtje als kamer of zelfstandige woning is een afwijkend gebruik in dat gebied en geeft relatief grote kans op overlast bij de omwonenden.
Kamerbewoning wordt toegestaan wanneer de onzelfstandige woonruimte (kamer) wordt bewoond door maximaal één persoon. Dit ter voorkoming van overbewoning.
Bij woningsplitsing is vereist dat de te vormen nieuwe woning tenminste een oppervlakte heeft van 50 m² GBO. De minimale gebruiksoppervlakte-eisen worden gesteld om een minimale woonkwaliteit voor zelfstandige woonruimte te waarborgen en sluit aan bij de groeiende behoefte aan woningen voor één- en tweepersoonshuishoudens in Almere de komende jaren.
Woningsplitsing is mogelijk, na een algemene en fysieke leefbaarheidstoets, als tenminste de nieuwe woningen een minimum gebruiksoppervlakte hebben van 50m². Daarmee wordt een minimale woonkwaliteit voor zelfstandige woonruimte te waarborgen en dat het aansluit bij de groeiende behoefte aan woningen voor één- en tweepersoonshuishoudens de komende jaren. Deze norm is als waarborg dat overlast in de omgeving van de woning wordt voorkomen.
Het effect van de minimummaat van 50m² gebruiksoppervlakte is dat splitsen van woning slechts in aanmerking komt als de initiële woning een gebruiksoppervlakte heeft van tenminste 100m². Deze 100m² is de gemiddelde maat van de woningen in Almere, en daarmee wordt voorkomen dat er extra druk ontstaat als een bestaande woning in een bestaande woonwijk wordt gesplitst in drie of meer appartementen. Dat geeft een extra belasting op de directe omgeving van de woning (door bijvoorbeeld extra parkeerdruk).
Er is een tendens waar te nemen dat er behoefte is aan kleinere goedkope nieuwbouw appartementen en het is voorstelbaar dat een initiatiefnemer een woning wil verbouwen om één extra kleiner appartement te realiseren. Om aan deze reden wordt voorgesteld om de mogelijkheid op te nemen om in een woning één appartement met een gebruiksoppervlakte van ca 30m² op te nemen. Op die manier wordt tegemoet gekomen aan de mogelijkheid om één extra klein appartement te realiseren. Hieraan wordt dan de voorwaarde gekoppeld dat de andere woning een gebruiksoppervlakte heeft van ten minste 70m². Op die manier wordt voorkomen dat woningen van 100m² in meer dan twee woningen worden gesplitst.
Artikel 14 Algemene afwijkingsregels
In artikel 14 zijn afwijkingsregels opgenomen. Er kan worden afgeweken van de regels voor:
- het afwijken van maten, aantallen en percentages (maximaal 10 %). Er kan niet afgeweken worden van het maximum aantal woningen;
- het overschrijden van bouwgrenzen (maximaal 3 meter en het bouwvlak maximaal 10% groter);
- het oprichten van ondergrondse pompgemalen voor riooltransportleidingen;
- het oprichten van kleinschalige windmolens op of aan het hoofdgebouw. Deze windmolens zijn te beschouwen als 'overige functioneel met de bestemming verbonden voorzieningen'. Voor het toestaan van dergelijke windmolens moet worden voldaan aan de volgende randvoorwaarden:
- 1. de maximum bouwhoogte voor hoofdgebouwen mag met maximaal 3 meter worden overschreden;
- 2. de rotordiameter van de windmolens mag maximaal 2 meter bedragen.
Voor horizontale as windturbines (HAT) en verticale as windturbines (VAT) is in de onderstaande figuur weergegeven hoe de rotordiameter wordt gemeten.
HAT VAT
De afwijkingsregels mogen niet worden gebruikt indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de (op grond van de bestemming gegeven) gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
Artikel 15 Algemene wijzigingsregels
In artikel 15 is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor burgemeester en wethouders om een bestemmingsvlak met maximaal 10% te vergroten. Dit mag indien dit nodig is voor een (steden)bouwkundig betere realisering van bestemmingen of bouwwerken of in verband met de werkelijke toestand van een terrein.
De Staat van Horeca-activiteiten kan worden gewijzigd in die zin dat de categorie-indeling horecavestigingen aangepast wordt, indien de gewijzigde milieubelasting van deze horecavestigingen daartoe aanleiding geeft.
Verder is er een regeling opgenomen om Bijlage 2 Gebiedsindeling & auto- en fietsparkeernormen te kunnen wijzigen. Met de wijzigingsbevoegdheid kan het college bijvoorbeeld een gebied dat de aanduiding zone A heeft, wijzigen naar zone B. Verder kan een concrete parkeernorm verhoogd of verlaagd worden en ten slotte kan een ontbrekende functie aan de lijst worden toegevoegd.
Artikel 16 Overige regels
In artikel 16.1 is aangegeven dat indien in de regels wordt verwezen naar regelingen of verordeningen, dat het dan gaat om de regelingen of verordeningen die gelden op het moment dat het ontwerp bestemmingsplan ter inzage is gelegd.
in artikel 16.2 is de onderlinge relatie tussen dubbelbestemmingen geregeld. Hierin is bepaald dat de belangen op grond van de dubbelbestemming Waterstat - Waterkering voor gaan boven de belangen van de dubbelbestemming Waarde - Ecologie.
3.4.3 Overgangs- en slotregels
In artikel 17 is het overgangsrecht voor bouwwerken en gebruik opgenomen. In het overgangsrecht wordt bepaald op welke manier met situaties wordt omgegaan die op basis van het vorige bestemmingsplan wel waren toegestaan, maar niet in het nieuwe bestemmingsplan zijn opgenomen. Het overgangsrecht zijn standaardregels, die zijn voorgeschreven in het Besluit ruimtelijke ordening.
In artikel 18 is de slotregel opgenomen. Hierin staat onder welke naam de regels van het bestemmingsplan kunnen worden aangehaald.
Hoofdstuk 4 Relevante Beleidskaders
Het ruimtelijk beleid van rijk, provincie en gemeente werkt door in de manier van bestemmen van gronden en bouwwerken. In tabel 4.1 staat op welke manier de verschillende beleidsdocumenten doorwerken in het bestemmingsplan. In Bijlage 1 Beleidskader is een uitgebreide beschrijving opgenomen van het beleidskader. Daarin worden ook beleidsdocumenten beschreven die niet direct tot een regeling in het bestemmingsplan leiden en daarom niet in onderstaande tabel zijn opgenomen.
Beleidsdocument | Beleidsuitgangspunt | Vertaling in het bestemmingsplan |
Rijksbeleid | ||
Besuit algemene regels ruimtelijke ordening en Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (2012) | Nationaal belang IJsselmeergebied Radarverstoringsgebieden Ladder voor duurzame verstedelijking | Een oppervlak van ca. 270 m2 waar nieuwbouw voor restaurant De Jutter mogelijk wordt gemaakt en een oppervlak van 75 m2 aan woningbouwmogelijkheden en zeer beperkte opervlaktes aan voorzieningen zoals een toiletgebouw vallen binnen de 12 hectare van art. 2.12.2 Barro Geen mogelijkheid opnemen voor de bouw van windturbines. Kleinschalige windmolens op gebouwen onder voorwaarden toestaan. In paragraaf 2.3 wordt nader ingegaan op de Ladder voor duurzame verstedelijking. |
RAAM-brief (2009) | Schaalsprong Almere | Er worden maximaal 255 woningen mogelijk gemaakt. |
Rijk-regioprogramma Amsterdam - Almere - Markermeer (2013) Bestuursovereenkomst RRAAM (2013) Uitvoeringsovereenkomst Almere 2.0 (2013) (IAK2) MJP Almere 2.0 (2018) | Het toekomstperspectief voor Almere is een westelijk georiënteerde stad met circa 60.000 nieuwe woningen ten opzichte van 2010 en een forse groei van het aantal arbeidsplaatsen. | Er worden maximaal 255 woningen mogelijk gemaakt. |
Europese Kaderrichtlijn Water (2000) Nationaal Water Programma 2022-2027 Beleidsregel toetsingskader waterkwaliteit (2022) | Beschrijft het beheer van de rijkswateren. Er vinden ontwikkelingen in rijkswateren plaats. | Het bestemmingsplan is in overeenstemming met het Nationaal Waterprogramma. Grote waterpartijen worden bestemd voor water en waterberging. In het kader van de Vormvrije Mer-beoordeling is het toetsingskader doorlopen. Hieruit blijkt dat het plan alleen positieve effecten heeft op de biologische kwaliteitselementen. Het plan vormt dan ook geen belemmering voor het behalen van de doelstellingen uit de Kaderrichtlijn Water in waterlichaam Randmeren-Zuid. |
Provinciaal en regionaal beleid | ||
Omgevingsprogramma Flevoland (2019) Omgevingsverordening Flevoland(2022) | Goede woon-, werk- en leefomgeving. Vitale steden, efficiënt ruimtegebruik, versterking draagvlak voor voorzieningen. Recreatie, toerisme en sport. Robuust watersysteem. Zwemwater. Watersysteem: Plangebied is in beheer bij Waterschap Zuiderzeeland, bevat een regionale waterkering. Omgevingswaarde voor de regionale waterkering als gemiddelde overschrijdingskans per jaar: 1/10. Bescherming NNN Opschalen en saneren van windmolens alleen in windgebieden op basis van een goedgekeurd projectplan. Kleine windmolens tot 5 m tiphoogte in stedelijk gebied (al dan niet op gebouwen) en tot 15 m in buitengebied vallen hier niet onder. | Er wordt een nieuw en duurzaam woonmilieu aan het water aan Almere toegevoegd. Vergroting/verbetering van de recreatie- en sportmogelijkheden. Verbetering draagvlak voorzieningen van centrum Haven Ontwikkelingen zijn impuls voor verbetering zwemwater. Er heeft overleg plaatsgevonden met Waterschap Zuiderzeeland en er is een watertoets uitgevoerd (zie paragraaf 5.8 Waterparagraaf). In de regels is opgenomen dat de laagst gelegen verblijfsruimten op minimaal 1,50 + NAP moeten liggen. Verder is er een dubbelbestemming Waterstaat - Waterkering en zijn de Vrijwaringszones - dijk 1 en 2 opgenomen. Invloed plan op nabijgelegen NNN is beoordeeld. Zie 5.7 Ecologie Het bestemmingsplan maakt geen nieuwe molens mogelijk. De realisatie van kleine windmolens is wel toegestaan. |
Beleidsregel archeologie en ruimtelijke ordening (2008) | Archeologisch aandachtsgebied | Uit onderzoek is gebleken dat er binnen het plangebied geen gebieden aanwezig zijn die archeologisch waardevol zijn. Er wordt dan ook geen regeling m.b.t. archeologie opgenomen. |
Omgevingsvisie FlevolandStraks (2017) | Provinciaal integraal omgevingsbeleid. Kustzone Haven behoort tot het stedelijk gebied. | Er worden maximaal 255 woningen mogelijk gemaakt. |
RO Visie Werklocaties Flevoland (2015) | Uitwerking beleidsregel locatiebeleid stedelijk gebied: doel is zorgvuldig ruimtegebruik van werklocaties zodat het aanbod passend is en regionaal afgestemd. Principes zijn onder meer de Ladder, herstructuren, uitnodigingsplanologie en stimulering van pioniers en experimenten. Een vorm van informele werklocatie is Leisure: biedt kansen om de (be)leefbaarheid te vergroten. Daarbij inspelen op kansrijke ontwikkelingen: kwaliteit toevoegen en toetsen aan de Ladder. | Het bestemmingsplan bevat mogelijkheden voor leisure. De laddertoets is opgenomen in hoofdstuk 2.3 Ontwikkelingen worden mogelijk gemaakt om het gebied ruimtelijk en kwalitatief te verbeteren. |
Waterprogramma Watersysteem blijvend op orde! (2021) | Provinciaal beleid mbt het op orde houden van het watersysteem. Hierbij gaat het om een schone bodem, voldoende waterbeschikbaarheid en waterveilighed. | Laagst gelegen verblijfsruimten dienen op minimaal 1,50 + NAP te liggen. Dubbelbestemming Waterstaat - Waterkering en Vrijwaringszones - dijk 1 en 2 |
Waterbeheerprogramma 2022-2027 De kracht van water (2022) | Vertaling van rijks- en provinciebeleid op het gebied van water door Waterschap naar concrete doelen en maatregelen voor hun beheergebieden. Er wordt gestreefd naar beschermen tegen overstromingen, te zorgen voor schoon en voldoende water en het zuiveren van afvalwater. | Laagst gelegen verblijfsruimten dienen op minimaal 1,50 + NAP te liggen. Dubbelbestemming Waterstaat - Waterkering en Vrijwaringszones - dijk 1 en 2 |
Ontwikkelingsvisie Noordvleugel Utrecht Eindbalans 2015-2030 (2009) | In de Noordvleugel Utrecht is een tekort aan ruimte voor woningen. Daarom is afgesproken om 15.000 woningen vanuit de woningbehoefte in de Noordvleugel in Almere te bouwen. | Er wordt een nieuw en duurzaam woonmilieu aan Almere toegevoegd. Er worden maximaal 255 woningen mogelijk gemaakt. |
Gemeentelijk beleid | ||
Ruimtelijke ontwikkeling | ||
Almere Principles (2009) | Zeven stelregels voor een duurzame stadsontwikkeling: 1. Koester diversiteit 2. Verbind plaats en context 3. Combineer stad en natuur 4. Anticipeer op verandering 5. Blijf innoveren 6. Ontwerp gezonde systemen 7. Mensen maken de stad | In bestemmingsplannen is duurzaamheid geen apart benoemd thema. De duurzaamheidsaspecten krijgen in andere stadia van projectontwikkeling voldoende aandacht. |
Omgevingsvisie Almere (2017) | De visie gaat uit van behoud van de moderne tuinstad met stadsdelen in groen-blauw netwerk maar wil ook uitdagingen aangaan op basis van 2 principes: organische groei en adaptief beleid. Er zijn vier uitgangspunten en een aantal ruimtelijke reserveringen. Eén daarvan is de buitendijkse ontwikkeling Almere Haven: Het plangebied kan ruimte bieden aan woon- en werkgebied, aan park en voorzieningenpark en een toeristisch-recreatief concentratiepunt. | dit bestemmingsplan maakt de buitendijkse ontwikkeling, zoals beschreven in de Omgevingsvisie, mogelijk. |
Programmaplan Energie Werkt! (2015) | Energieneutraliteit in Almere in 2022 door middel van 5 werklijnen | De plaatsing van kleinschalige windinstallaties op daken en aan gevels wordt mogelijk gemaakt. Zonnepanelen op daken zijn vergunningvrij en dus in het plangebied toegestaan. |
Verordening middeldure huurwoningen Almere 2023 CONCEPT | De CONCEPT Verordening Middeldure huurwoningen Almere 2023 bevat de uitwerking van wat door de gemeente als een middeldure huurwoning wordt gezien. Dit biedt de mogelijkheid om in het bestemmingsplan percentages op te nemen en dit op perceelsniveau in een exploitatieplan vast te leggen. | Vooruitlopend op de vaststelling van deze verordening is in de regels een minimum aantal van 10% middeldure woningen opgenomen. Dit komt overeen met het aantal dat in de Grondexploitatie is opgenomen |
Welstandsnota 2018, versie 2 (2020) | De verplichte welstandstoets blijft gehandhaafd voor de volgende gebieden en thema's: - het groenblauwe raamwerk - de hoofdstructuur - de centrumgebieden - bijzondere gebieden Etalagegebieden reclame. | Kustzone Haven ligt in het groenblauwe raamwerk, waarvoor welstandsbeleid van toepassing is. Voor de uitwerking van het welstandsbeleid in dit gebied wordt verwezen naar de nota 'Kleur aan groen' (zie paragraaf 3.4 Groene stad in Bijlage 1 Beleidskader). |
Beleidsnota kleine bouw 2008 (2010) | Beleidsuitgangspunten voor kleine bouwplannen en uitbreidingen. Regeling voor aan-huis-verbonden beroepen of bedrijfsmatige activiteiten aan huis | Toetsingskader uit de nota is overgenomen voor de functie wonen. |
Masten en antennes t.b.v. het mobiele telefoonnet (1999) | Criteria voor realisering van masten en antennes ten behoeve van telefonie. | Binnen de bestemming Recreatie zijn masten en antennes mogelijk. |
Plan van aanpak studentenhuisvesting (2011) | Divers en flexibel aanbod aan studentenhuisvesting | Studentenhuisvesting is mogelijk binnen de functie wonen. |
Aanwijzing en nadere regels ligplaatsen van vaartuigen in de gemeente Almere (2013) | Ligplaatsen voor woonschepen en vaste ligplaatsen . Langs de watergangen wel/geen afmeeroevers toegestaan. | Binnen de bestemming 'Water' is geen mogelijkheid opgenomen voor ligplaatsen voor woonschepen of aanleggelegenheid. |
Beleidsnota prostitutie en seksbranche Almere (2019) | Vestigingsbeleid seksinrichtingen: 1. toegestaan in stadscentra van Centrum, Buiten, Haven en Poort; 2. op reguliere bedrijventerrein beperkt toegestaan onder voorwaarden, maar niet op Stichtsekant, Groene Kadeweg en Twentsekant; 3. niet toegestaan in woonwijken (behalve aan-huis-verbonden beroep), binnenstedelijke of industriële bedrijventerreinen. | Een escortbedrijf en niet-bedrijfsmatig werkende thuiswerkers zijn toegestaan als bedrijf aan huis. Seksbedrijven zijn niet toegestaan binnen het plangebied |
Coffeeshopbeleid gemeente Almere 2013 (2012) | Vestigingsbeleid coffeeshops | In het plangebied mogen geen coffeshops worden gevestigd. |
Bereikbaarheid en mobiliteit | ||
Nota Parkeernormen 2020 (2020) | Parkeernormen worden gebruikt om te berekenen hoeveel parkeerruimte nodig is. De normen zijn alleen van toepassing op (nieuwe) ontwikkelingen waarvoor een omgevingsvergunning vereist is. | De parkeerregeling in dit bestemmingsplan voldoet aan de Nota parkeernormen. |
Werk in de stad | ||
Visie Werklocaties Almere (2022) | Centraal in de visie staat het ruimte bieden aan de vraag naar nieuwe werkmilieus gericht op ontmoeting en interactie, zoals het stadscentrum en de bestaande werklocaties. Kustzone Haven is (samen met Centrum Haven) aangeduid als Centrummilieu. Bedoeling is dat daar functiemenging plaatsvindt van wonen, werken en voorzieningen. | In het bestemmingsplan zijn meerdere soorten funties mogelijk gemaakt, waaronder wonen en horeca.Detailhandel en echte werkfuncties zijn niet voorzien. |
Vestigingsvisie Horeca Almere (2016) | Uitgangspunt is horeca te concentreren in centrummilieus, wijkcentra, Floriadegebied en kustzone Poort/ Strand Duin en te mengen met andere activiteiten. In overige gebieden mag horeca alleen, mits inpasbaar op basis van de regelgeving en de goede ruimtelijke ordening. n de vestigingsvisie is geen specifiek beleid opgenomen voor hotels en andere vormen van verblijfsrecreatie. Voor deze functies geldt dat de inpassing hiervan per initiatief maatwerk is. | In het bestemmingsplan is de reeds bestaande horeca als zodanig bestemd. De verplaatsing van De Jutter en de vestiging van een nieuw hotel wordt juridisch mogelijk gemaakt. |
Afwegingskader hotels in Almere (2019) | Het afwegingskader sluit in beginsel binnen Almere op voorhand geen gebieden uit voor de vestiging van hotels. Naast het concentratiegebied in Almere Centrum, worden in enkele delen van Almere grotere kansen gezien voor hotels dan in andere delen: de zogenaamde kansengebieden. Kustzone Almere Haven is één van deze kansengebieden. | De vestiging van een nieuw hotel is in het bestemmingsplan mogelijk gemaakt. |
Detailhandelvisie Almere 2020 (2020) | Uitgangspunten van de Detailhandelvisie zijn: - Het stadscentrum fungeert als centrumgebied met stadsverzorgende functie; - Er wordt ingezet op de herpositionering van stadsdeelcentra; - In ondersteunende centra geldt in beginsel dat er terughoudend wordt omgegaan met ondersteunende detailhandel; - Doemere is het stadsverzorgende centrum voor volumineuze detailhandel. | Detailhandel is binnen de voorwaarden van bedrijf aan huis mogelijk gemaakt. Er zijn geen afhaal punten toegestaan. Er zijn geen kringloopwinkels toegestaan. |
Standplaatsenbeleid 2015 | Het Standplaatsenbeleid 2015 bevat de voorwaarden om in aanmerking te komen voor een standplaatsvergunning (APV) in Almere. Het maximum voor stadsdeelcentrum Almere Haven is: 5 vaste standplaatslocaties; tijdelijke standplaatsen is maatwerk Buiten de centra van de stadsdelen kunnen er in wijkwinkelcentra of andere locaties die mensen aantrekken ook standplaatsen worden ingenomen. Van geval tot geval wordt bekeken of kan worden voldaan aan de toetsingscriteria van de APV 2011 en het Standplaatsenbeleid. | Binnen het plangebied zijn geen standplaatsen toegestaan. Tijdelijke standplaatslocaties kunnen op basis van maatwerk vergund (APV) worden binnen het plangebied. |
Werken in de wijk (2005) | Aan-huis-verbonden beroepen en bedrijfsmatige activiteiten aan huis mogen maximaal 50% van het woonoppervlak in beslag nemen. Mogelijkheid tot aanwijzen van kansenzones waarin woningen volledig kunnen worden omgezet in bedrijfsruimten. | Aan huis verbonden beroepen en bedrijfsmatige activiteiten zijn mogelijk. |
Beleidsregel voor het toewijzen en uitbaten van terassen in Almere (2022) | Beleidsregel over welke ruimte aan terrassen geboden wordt en wanneer en waarover aanvullende afspraken nodig zijn met overige gebruikers. | Binnen het plangebied is op een aantal plaatsen horeca toegestaan. Onder horeca valt ook horeca in de vorm van een terras. |
Kansenkaart vrijetijdseconomie Almere (2015) | aangewezen locaties waar kansen liggen voor ontwikkeling van diverse vrijetijdsvoorzieningen. | Er wordt ruimte geboden aan sportvoorzieningen, recreatievoorzieningen en horecavoorzieningen. |
Agenda Toerisme & Recreatie 2016-2022 (2016) | Uitwerking van de kansenkaart vrijetijdseconomie door focus te geven en vervolgstappen: drie strategieën: placemaking, thematische versterking en samenwerking/organisatie | Er wordt ruimte geboden aan sportvoorzieningen, recreatievoorzieningen en horecavoorzieningen. |
Groene stad | ||
Waterplan, stad van het zuiverste water 2017-2022 (2017) | De ambitie is om Almere verder te onwikkelen tot een ondernemende, veelzijdige waterstad. Doelstellingen zijn: slim waterbeheer, aantrekkelijke waterstad, biodiversiteit versterken en een stad zonder afvalwater. | In paragraaf 5.8 zijn de wateraspecten aangegeven. |
Kleur aan groen (2014) | Spelregels voor zorgvuldige inpassing van initiatieven in het groenblauwe raamwerk van almere | De kustzone valt binnen de 'hoofdstructuur groen-blauw' van Almere. Initiatieven zijn mogelijk indien ze recht doen aan de essenties van het beschreven langschapstype en aansluiten op de ontwikkelprincipes. De Kustzone Haven is aangeduid als het landschapstype 'voorzieningen park te transformeren naar bebouwd gebied'. Het ontwikkelingsplan voor Kustzone Haven is beschreven in hoofdstuk 2.2 Planbeschrijving. |
Visie Ecologie 2020 – bouwen met natuur (2021) | In de Visie Ecologie 2020 is de Ecologische structuur van Almere vastgelegd. Het landschapstype en de biotoop van het plangebied kan worden omschreven als een kustsfeer zoals we die vinden op de rand van water en land. Het buitendijks gelegen deel van Almere Haven, het Zilverstrand, het Almeerderstand en Almere-duin vormen de deelgebieden van deze sfeer. | In het bestemmingsplan is ter bescherming van de locaties met mantelzoomvegetatie en korstmosvegetatie de dubbelbestemming Waarde -Ecologie opgenomen. Zie voor een verdere toelichting 3.3.1.1 Waarde - Ecologie. |
Beleidsplan wandelen en hardlopen 2003-2010 (2003) | Wandelinfrastructuur en samenhangende voorzieningen. | Wandelinfrastructuur en samenhangende voorzieningen worden mogelijk gemaakt. |
Bomenkader (2017) | Het Bomenkader is een handvat om weloverwogen keuzes te maken bij het onderhouden, aanpassen en versterken van het bomenbestand in Almere. Binnen het plangebied bevinden zich bomen op wijkniveau die onderdeel uitmaken van de zogenaamde ‘hoofdboomstructuren’. | De bomen aan de Sluiskade, die onderdeel uitmaken van de hoofdbomenstructuur, blijven bij de nieuwe ontwikkelingen in het gebied behouden. Bij de Strandweg zal een deel waarschijnlijk moeten verdwijnen. Hierover zal later nog een besluit worden genomen. |
Veiligheid | ||
Vuurwerknota 2005, ruimtelijke implementatie Vuurwerkbesluit (2005) | Vuurwerkopslag en -verkoop is niet mogelijk in woongebieden en kleine winkelcentra met woningen erboven | Geen vuurwerkopslag en -verkoop toestaan. |
Sociale structuur, onderwijs en cultuur | ||
Cultuurplan Almere 2019-2024 Cultuur verrijkt, verbindt en versterkt (2019) | Drie ambities voor de komende jaren: 1. Cultuur is voor alle Almeerders dichtbij. 2. Cultuur krijgt de ruimte om te groeien. 3. Cultuur geeft vorm aan de identiteit van Almere. | Er zijn niet geluiddragende evenementen toegestaan. Er wordt ruimte geboden aan sportvoorzieningen, recreatievoorzieningen, horecavoorzieningen, kunstwerken een speelvoorzieningen. |
Sportvisie Almere, Sportstad vol betekenis (2022) | De sportvisie richt zich op verschillende aspecten van het beheren van en bouwen aan een stad. Bijvoorbeeldh et inrichten van de openbare ruimte en stedelijke ontwikkeling met het toevoegen van bevolkingsvolgende voorzieningen zoals innovatieve sportaccommodaties | Er wordt ruimte geboden aan sportvoorzieningen, recreatievoorzieningen en speelvoorzieningen. |
Archeologienota (2016) en Archeologieverordening (2016) | Beschermen van archeologische waarden Archeologisch waardevolle terreinen op de Archeologische Beleidskaart Almere moeten overeenkomstig de verordening worden beschermd | Uit onderzoek is gebleken dat er binnen het plangebied geen gebieden aanwezig zijn die archeologisch waardevol zijn. Er wordt dan ook geen regeling m.b.t. archeologie opgenomen. |
Monumentenverordening Almere (2016) | In ruimtelijke plannen rekening houden met gemeentelijke monumenten. | In het plangebied zijn geen gemeentelijke monumenten aanwezig |
Nota Evenementen in Almere (2015) | De nota heeft alleen betrekking op het vergunningenbeleid en richt zich voornamelijk op evenementen in de openbare ruimte. Deze activiteiten vinden vooral plaats op 18 evenementenlocaties die in de nota zijn benoemd. | Het Manifestatieveld Haven, gelegen in de Kustzone Haven, is één van deze evenementenlocaties. Het huidige manifestatieveld wordt echter nauwelijks meer gebruikt. De gecentraliseerde woningbouw om de jachthaven en op het Manifestatieveld vraagt om aanpassing van het huidige evenementenbeleid. Voor de toekomstige en voor het stadsdeel meer passende evenementen blijft ruimte over in het nieuwe Havenpark. Hierbij wordt nog beoordeeld welke van de huidige voorzieningen behouden kunnen blijven, of juist nieuw gerealiseerd moeten worden. |
Hoofdstuk 5 Omgevingstoets
Om aan te kunnen tonen dat een bestemmingsplan uitvoerbaar is, moet bij de vaststelling van een bestemmingsplan worden bekeken of de ontwikkelingen binnen het plan voldoen aan de regelgeving op het gebied van milieu, ecologie, archeologie en water.
5.1 Milieu-effectrapportage
Voor plannen en besluiten die ontwikkelingen bevatten die (mogelijk) belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben, geldt de verplichting om de procedure voor milieueffectrapportage(m.e.r.) te doorlopen of te beoordelen of het doorlopen van een dergelijke procedure noodzakelijk is (een mer-beoordeling). Op die manier krijgt milieu een volwaardige rol in de afweging van belangen. De categorieën van activiteiten waarbij deze verplichting aan de orde is, zijn vastgelegd in het Besluit milieueffectrapportage (Besluit mer). De activiteiten die belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben staan genoemd in de bijlagen van het Besluit milieueffectrapportage. Het gaat om de C-lijst en de D-lijst waarin alle activiteiten staan genoemd waarvoor mer-verplichtingen kunnen gelden. De aard en omvang van de activiteit bepaalt in belangrijke mate welke verplichtingen gelden ten aanzien van de rapportages. Er kan sprake zijn van een vormvrije mer-beoordeling, een mer-beoordeling of een mer-plicht. De gevallen waarvoor een milieueffectrapportage verplicht is, staan in onderdeel C. De gevallen waarvoor een mer-beoordeling verplicht is, staan in onderdeel D. De gevallen in onderdeel D zijn overigens indicatief. De verplichting voor een mer-beoordeling geldt ook wanneer op grond van de selectiecriteria in bijlage III bij de EU-richtlijn 'betreffende de milieu-effectbeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten' niet kan worden uitgesloten dat de activiteit belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kan hebben. Deze omstandigheden zijn:
- 1. de kenmerken van de projecten (omvang project, gebruik van natuurlijke hulpbronnen, productie van afvalstoffen, verontreiniging en hinder, risico en ongevallen en de cumulatie met andere projecten);
- 2. de locatie van de projecten (bijzondere gebieden, bestaand grondgebruik, rijkdom/kwaliteit/regeneratievermogen van natuurlijke hulpbronnen van het gebied, het opnamevermogen van het natuurlijk milieu);
- 3. de soort en kenmerken van de potentiële effecten (in samenhang met de eerste twee criteria: bereik, grensoverschrijdende karakter van het effect, orde/grootte/complexiteit effect, waarschijnlijkheid effect, duur/frequentie/onomkeerbaarheid van het effect).
Voor het plangebied is beoordeeld of het opstellen van een milieueffectrapportage noodzakelijk is, door het uitvoeren van een vormvrije m.e.r.-beoordeling. Deze is opgenomen in Bijlage 3 van de toelichting. Beooreeld is of de vormvrije m.e.r.-beoordeling voldoet aan alle eisen die daarvoor gelden en of alle aspecten voldoende zijn belicht. Dit heeft geresulteerd in de volgende beoordeling:
Vormvrije m.e.r.-beoordeling Kustzone Almere Haven, 20 april 2023 | Toetsing Akkoord | Toetsing onder/met voorwaarden akkoord | Toelichting |
Besluit mer | ![]() | ![]() | Onderbouwing waarom geen formele mer-beoordeling benodigd is maar een vorm-vrije mer-beoordeling is voldoende gemotiveerd. |
Aspecten EU richtlijn mer Bijlage 3: | ![]() | ![]() | |
A. Omvang en kenmerken vh project | ![]() | ![]() | Inhoud van het project en de diverse activiteiten zijn benoemd. |
B. Cumulatie | ![]() | ![]() | Dit is voldoende onderzocht. Er is vooralsnog geen sprake van goedgekeurde projecten die mede van invloed kunnen zijn. |
C. Gebruik natuurlijke hulpbonnen | ![]() | ![]() | De mate van gebruik is overeenkomstig met vergelijkbare projecten. |
D. Productie afvalstoffen | ![]() | ![]() | De mate van het vrijkomen van afvalstoffen (aanlegfase/gebruiksfase) is vergelijkbaar met projecten van dezelfde orde van grootte. |
E. Verontreiniging en hinder | ![]() | ![]() | Dit aspect is beoordeeld. Met name is gekeken naar de gevolgen van de toename van het verkeer als gevolg van de realisatie van het project (bouw- en gebruiksfase). De verkeersstructuur hoeft vanwege dit project niet aangepast te worden. |
F. Externe veiligheid | ![]() | ![]() | Risico's vanwege transport gevaarlijke stoffen zijn uitgesloten (deze weg/vaarroutes) zijn niet aanwezig in de nabijheid van dit project. Waterveiligheid (buitendijks gebied) is ook onderzocht. Voor borging van dit aspect zijn regels opgenomen in het bestemmingsplan: een minimale vloerpeil van de te bouwen objecten van NAP +1.50 m. |
G. Klimaatverandering | ![]() | ![]() | Zie aspect duurzaamheid. |
H. Risico menselijke gezondheid | ![]() | ![]() | Er zijn geen bijzondere aspect gevonden welke eventueel kunnen leiden gezondheidsschade vanwege de planontwikkeling. |
I. Grondgebruik | ![]() | ![]() | Dit is voldoende beschreven. |
Relatieve rijkdom aan en beschikbaarheid, kwaliteit en regeneratievermogen van de natuurlijke hulpbronnen (met inbegrip van bodem, land, water en biodiversiteit) van het gebied. | ![]() | ![]() | Dit is voldoende beschreven. |
Verkeer | ![]() | ![]() | In de aanmeldnotitie is uiteengezet wat de huidige situatie is en wat de plansituatie zal worden middels twee overzichtelijke figuren met intensiteiten. |
Geluid | ![]() | ![]() | Het aspect hinder is beschouwd met behulp van de Gezondheidseffectscreeningsmethodiek van de GGD. De wegen in het plangebied zijn 30 km/u wegen. Verplaatsing van de Jutter (bestemmingsvlak Horeca) : de minimale afstand tot de bestaande woningen is ca. 100 meter. Hiermee is geborgd dat de norm van 50 dB(A) ook voldoet op de bestaande bebouwing (naast de nieuwbouw) |
Bodem | ![]() | ![]() | Niet als relevant aspect beoordeeld. |
Luchtkwaliteit | ![]() | ![]() | Niet als relevant aspect beoordeeld. |
Water | ![]() | ![]() | Waterveiligheid: geen belangrijke negatieve gevolgen te verwachten. KWR-doelstellingen: geen belangrijke negatieve gevolgen - eerder positieve gevolgen - vanwege de ontwikkeling te verwachten. |
Flora & Fauna & STIKSTOF | ![]() | ![]() | Op basis van de uitgangspunten van de gemeente is het project gemodelleerd en doorgerekend. Mede op basis van de uitgangspunten is de prognose (gebaseerd op kentallen en expert judgement) dat er geen relevante bijdrage zal zijn tijdens de aanleg- en gebruiksfase. Dit moet wel geborgd worden in het bestemmingsplan via de planregels (fasering, stikstofplafonds e.d.). In de praktijk wordt door de aannemers daadwerkelijk de inzet van de machines en type machines op voorhand begroot (type, materiaal, verbruikscijfers etc.). De stikstoftoets bij aanvraag omgevingsvergunning zal wederom worden uitgevoerd. De prognoseberekening stikstof geeft aan dat het plan uitvoerbaar zal zijn. |
Ecologie | ![]() | ![]() | Er zijn, op basis van de uitgevoerde ecologische voortoets, geen bijzondere aspect gevonden welke eventueel kunnen leiden tot aantasting/schade aan natuurwaarden (flora-fauna) vanwege de planontwikkeling. |
Archeologie & Cultuurhistorie | ![]() | ![]() | Er zijn geen bijzondere aspect gevonden welke eventueel kunnen leiden tot aantasting/schade aan archeologische waarden, erfgoed en landschap vanwege de planontwikkeling. |
Bedrijven en milieuzonering | ![]() | ![]() | De huidige horecavoorziening (de Jutter) is onderzocht op het meest relevante aspect: geluid afkomstige van de bedrijfsvoering. De geluidcontour is in beeld gebracht. |
Bezonning | ![]() | ![]() | Niet als relevant aspect beoordeeld. |
Windhinder | ![]() | ![]() | In de beoordeling windhinder is in de aanmeldnotitie een aanbeveling gedaan om rekening met het voorkomen van windhinder door een minimale eis op te nemen in de planregels. |
Duurzaamheid & Energietransitie | ![]() | ![]() | Het plan zal voldoen aan de minimale wettelijke eisen welke te maken hebben met aardgasvrije woningen realiseren. Tevens zal voldaan moeten worden aan de uitgangspunten van het Bouwbesluit mbt laadinfrastructuur alsmede het gemeentelijk beleid Laadinfrastructuur. Dit aspect is van belang in de omgevingsvergunningsfase en wordt op dat moment geborgd. |
Conclusie
Op basis van de voorgaande beoordeling kan worden geconcludeerd dat er, met inachtneming van de eventuele voorwaarden waarbij de toetsting akkoord is bevonden, geen zodanig belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu zijn te verwachten, dat een nadere analyse in een apart op te stellen milieueffectrapport (m.e.r.) noodzakelijk is. Er is derhalve geen m.e.r. en het daarbij behorende proces benodigd voor deze ontwikkeling.
5.2 Geluid
Wat betreft geluid is binnen het plangebied alleen wegverkeerslawaai van belang. Gooimeerdijk-West is de enige weg waarvan de zone op grond van de Wet geluidhinder in het plangebied ligt. Binnen deze zone worden geen geluidgevoelige objecten mogelijk gemaakt.
Voor de Strandweg en Sluiskade geldt een maximale snelheid van 30 km/u. Hier is de Wet geluidhinder niet van toepassin. Wel dient te worden beoordeeld of de geluidsbelasting een voldoende woon- en leefklimaat niet in de weg staat. Hiervoor is gebruik gemaakt van de door de GGD ontwikkelde GES systematiek (Gezondheidseffectscreening).
De geluidsbelasting is bepaald op basis van de verkeersprognose voor het jaar 2040. Hierin zijn naast de ontwikkeling Kustzone ook andere mogelijke toekomstige ontwikkelingen in het centrum van Haven meegenomen. De geluidsbelasting op de rand van het bouwvlak is maximaal 55 dB. De afstand in het bouwvlak tot 53 dB is circa 3 meter. De GES kwalificatie voor deze strook is matig.
Door bij de planuitwerking voldoende rekening te houden met geluidsbelasting vanwege de Strandweg aan deze zijde van de bebouwing, kan een voldoende woon- en leefklimaat worden gewaarborgd.
Effect op bestaande woningen in de omgeving
Woningen langs Gooimeerdijk- West, Strandweg en Sluiskade ondervinden een beperkt effect in geluidsbelasting door extra verkeersgeneratie door de ontwikkelingen in het plan Kustzone. De GES kwalificatie voor de bestaande bebouwing wijzigt niet en varieert van redelijk tot goed.
Zie Bijlage 5 voor het akoestisch onderzoek.
5.3 Luchtkwaliteit
Binnen Almere zijn er op dit moment geen locaties waar luchtkwaliteitsnormen worden overschreden. Voor het plangebied zijn wat dat betreft geen problemen te verwachten, omdat er geen ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt die in betekende mate bijdragen aan een verslechtering van de luchtkwaliteit.
5.4 Externe Veiligheid
Op basis van het onderzoek zoals verwoord in de memo 'Onderzoek externe veiligheid bestemmingsplan Kustzone Almere Haven', maart 2023 (zie Bijlage 6), wordt het volgende geconcludeerd:
Transport van gevaarlijke stoffen over de A6, de Flevolijn en een aardgastransportleiding, zijn de voor het plangebied relevante risicobronnen met mogelijke ruimtelijke consequenties voor externe veiligheid.
Plaatsgebonden risico
De wettelijke vereiste basisbescherming wordt geboden. Er worden met dit bestemmingsplan geen beperkt kwetsbare en kwetsbare functies mogelijk gemaakt binnen de wettelijke milieukwaliteitseis voor het plaatsgebonden risico van 10-6 per jaar en/of daarmee overeenkomende vaste afstand van de A6, Flevolijn en aardgastransportleiding.
Verantwoordingselementen groepsrisico en hulpverlening
Voor andere onderwerpen die verband houden met externe veiligheid gelden geen wettelijke eisen, maar een verantwoordingsplicht voor het bevoegd gezag. De in onderstaande paragrafen opgenomen informatie, bevat de overwegingen die hebben geleid tot onderhavige invulling van deze verantwoordingsplicht.
Door middel van deze toelichting en de bijbehorende onderliggende documenten, verantwoordt het college van burgemeester en wethouders de bij deze ontwikkeling vastgestelde groepsrisiconiveaus (= kleine-kans-groot-effect risico's). Het is niet noodzakelijk om door middel van ruimtelijke maatregelen het groepsrisico en de potentiële effecten te verkleinen en de zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid te verhogen.
De gemeente acht het totale te bereiken externe veiligheidsniveau aanvaardbaar. Zowel qua hoogte van de toekomstige relatief lage groepsrisico's, als ten aanzien van de bestrijdbaarheid van een calamiteit bij de betreffende risicobronnen en de zelfredzaamheid van de personen in het plangebied op gebiedsniveau.
Incidenten kunnen nu eenmaal gebeuren. Echter, de kans hierop is klein en de effecten voor het plangebied zijn beheersbaar.
Onderbouwing:
Plaatsgebonden risico
Het plaatsgebonden risico van A6 en de daarmee overeenkomende (basisnet)afstand van de Flevolijn liggen buiten het plangebied.
De beschouwde buisleiding heeft geen plaatsgebonden risicocontour van 10-6/jaar.
De wettelijke basisbescherming wordt geboden en geborgd.
Verantwoording groepsrisico
Het groepsrisico van de Flevolijn, A6 en aardgastransportleiding hoeft niet te worden verantwoord, omdat het plangebied buiten het invloedsgebied ligt.
Verantwoording hulpverlening
De Brandweer Flevoland is in de gelegenheid gesteld advies uit te brengen over het concept bestemmingsplan over:
- de mogelijkheden tot voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een ramp op spoor/water;
- de mogelijkheden voor personen om zich in veiligheid te brengen indien zich op spoor/water een ramp voordoet.
Zie Bijlage 8 voor dit advies. De belangrijkste conclusies zijn:
- 1. er zijn geen nadere ruimtelijke maatregelen mogelijk om de bron te beperken;
- 2. gezien de conserverende aard van het bestemmingsplan, zijn nadere maatregelen in de sfeer van ordening of gebouwontwerp om de effecten van een incident in het plangebied te beperken, niet noodzakelijk;
- 3. bij een zwaar ongeval met gevaarlijke stoffen verzorgen de veiligheidsregio met de gemeente de alarmering en crisiscommunicatie. Middelen hiervoor zijn de WAS-sirenes, omroepinstallaties, publieke omroepen (radio, televisie, internet) en beschikbare netwerken (telefoonnetwerken, NL Alert) en de website www.crisis.nl;
- 4. voor nieuw te bouwen woningen is het raadzaam een voorziening te treffen om de mechanische ventilatie eenvoudig uit te kunnen schakelen;
- 5. het plangebied kent voldoende mogelijkheden om van de twee risicobronnen af te vluchten;
- 6. het plangebied kent een goede bereikbaarheid en voldoet aan de handreiking voor bluswater, met andere woorden er is voldoende bluswater.
Reactie gemeente op advies
De vaarroute door het Gooimeer is geen basisnetroute. Voor het bouwen in en langs vaarwegen die niet tot het basisnet behoren, gelden louter geredeneerd vanuit externe veiligheid geen beperkingen. Dit vanwege de geringe omvang van het vervoer van gevaarlijke stoffen over deze vaarwegen en daarmee het beperkte risico voor omwonenden. Ter oriëntatie: vervoer van brandbare vloeistoffen in huidige situatie minder dan 1 geladen benzinetanker of het equivalent daarvan per dag.
Verder is de afstand van de vaarroute tot de nieuwe bebouwing ca. 400 m (zie kaartje hieronder)
Het advies van Brandweer Flevoland, om voor nieuw te bouwen woningen een voorziening te treffen om de mechanische ventilatie eenvoudig uit te kunnen schakelen, wordt vanwege de combinatie geringe vervoersomvang en relatief grote afstand tot de bron, niet overgenomen.
De zelfredzaamheid en de bestrijdbaarheid (bereikbaarheid en bluswater) is verder als voldoende beoordeeld. Gelet op de conserverende aard van het bestemmingsplan worden geen ruimtelijke maatregelen getroffen om de zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid te verhogen.
Onderliggende documenten:
Ten behoeve van dit bestemmingsplan is onderstaand onderzoek uitgevoerd:
- Memo 'Onderzoek externe veiligheid bestemmingsplan Kustzone Almere Haven', maart 2023 (zie Bijlage 6);
5.5 Bedrijven En Milieuzonering
Algemeen
Volgens vaste jurisprudentie dient de toelaatbaarheid van 'milieubelastende activiteiten' (= bedrijven en overige milieubelastende functies zoals cultuur, sport, recreatie, detailhandel, horeca, dienstverlening en openbare instellingen) in bestemmingsplannen te worden afgestemd op de aanwezigheid van 'milieugevoelige functies' (bedrijfs)woningen, ziekenhuizen, scholen, kinderdagverblijf en verblijfsrecreatie) in de omgeving hiervan.
De in dit bestemmingsplan aangebrachte functiemenging en milieuzonering, is gebaseerd op de publicatie ''Bedrijven en milieuzonering'' van de VNG [Bedrijven en milieuzonering, handreiking voor maatwerk in de gemeentelijke ruimtelijke ordeningspraktijk, VNG, editie 2009] (hierna: publicatie).
In dit geval is sprake van de actualisatie van een bestemmingsplan van een bestaand gemengd gebied, waarin enkele ontwikkelingen worden toegestaan. Het bestaat overwegend uit een recreatiegebied en een jachthaven met bijbehorende bedrijven en voorzieningen. Wonen wordt nieuw aan het gebied toegevoegd.
Hieronder staat de in dit bestemmingsplan gemotiveerde toepassing van eerder genoemde publicatie.
Uitgangspunten
Voor de bestemming 'recreatie' (= overige milieubelastende functie) is het niet gebruikelijk om, voor het in de 1e alinea genoemde doel, een zogenaamde 'Staat' van toegestane activiteiten op te nemen, zoals het voor een bestemming 'bedrijven' of 'bedrijventerrein' wel gebruikelijk is een Staat van Bedrijfsactiviteiten op te nemen en voor gemengde gebieden een Staat van bedrijfsactiviteiten- functiemenging. Hierna wordt beschreven hoe de menging van recreatie met milieugevoelige functies binnen het plangebied dan wel wordt geregeld. Voor de horeca is in de planregels wel een Staat van Horeca-activiteiten opgenomen om hinderlijke typen horeca waar nodig te weren.
In het gebied moet onderscheid worden gemaakt tussen recreatie-activiteiten die gescheiden moeten worden van woningen (en andere milieugevoelige functies) zoals de jachthaven, horeca etc. en recreatie-activiteiten waar verblijf plaatsvindt. Deze laatste is een milieugevoelige functie die op adequate wijze gemengd dient te worden met de overige recreatieactiviteiten (= milieubelastende activiteit) in het gebied.
Omgevingtype:
Dit gebied wordt beschouwd als een omgevingstype gemengd gebied. Op korte afstand van elkaar komen te liggen: milieubelastende activiteiten (jachthaven (450 ligplaatsen met diverse bedrijven en voorzieningen, zoals een watersportwinkel, café-restaurant, winkel in levensmiddelen, sanitaire voorzieningen, botenlift/afspuitplaats, brandstof-servicestation etc.) en nieuw te vestigen milieugevoelige functies (woningen en verblijfsrecreatie). Ook de Gooimeerdijk West, Strandweg en de Sluiskade en de parkeerplaats die hieraan ligt geven een verhoogde milieubelasting voor geluid.
Hoe invulling is gegeven aan een goede ruimtelijke ordening:
Hoofdregel bij het te leveren maatwerk voor dit gebied is: scheiden wat moet en mengen wat kan. Deze combinatie geeft de vereiste balans tussen de twee na te streven doelen:
- 1. het reeds in het ruimtelijke spoor voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar voor woningen (en andere milieugevoelige functies)
- 2. het tegelijk daarmee aan de bedrijven (en overige milieubelastende activiteiten) voldoende zekerheid bieden dat zij hun bedrijfsactiviteiten duurzaam binnen aanvaardbare voorwaarden kunnen (blijven) uitoefenen.
Hierbij is tevens zo goed als mogelijk geanticipeerd op te verwachten ontwikkelingen in het bestaande gebied.
Woningbouw mogelijk maken:
Jachthaven:
Een jachthaven met diverse voorzieningen valt volgens bijlage 1 van de publicatie in milieucategorie 3.1. De richtafstand tot woningen dient 30 m te bedragen (zie tabel hieronder).
Aan deze afstand (gemeten vanaf de eigendomsgrens van de jachthaven) tot aan de bestemming(en) woongebied wordt voldaan.
Milieucategorie | Richtafstand tot woningen en andere milieu-gevoelige functies in gemengd gebied | Richtafstand tot verblijfsrecreatie in gemengd gebied |
1 | 0 m | 0 m |
2 | 10 m | 0 m |
3.1 | 30 m | 10 m |
3.2 | 50 m | 30 m |
Tabel: richtafstanden en omgevingstype
Verblijf(srecreatie) mogelijk maken:
In het gebied komen de volgende milieugevoelige functies voor:
- (bestaande) verblijfsrecreatie op het water op (zeil)jachten in de Jachthaven;
- (nieuwe) verblijfsrecreatie op het land in recreatiewoningen/trekkershutten en verblijfsrecreatie in het hotel.
Verblijfsrecreatie is overigens geen geluidgevoelig object volgens de Wet geluidhinder: vakantiewoningen die naar hun aard niet bestemd zijn voor bewoning maar voor recreatief verblijf zijn bestemd. De tijd dat de mensen hier verblijven kan wisselen van één weekend tot meeerdere maanden per jaar.
Verblijfsrecreatie is naast een milieugevoelige functie, ook een 'overige milieubelastende functie'. Enige overlast van de eigen activiteiten is vanzelfsprekend. Aan deze functies kan daarom een lager beschermingsniveau worden geboden dan aan de woningen in het gebied.
Conform bovenstaande tabel geldt een richtafstand van 10 m. tot de jachthaven en van 0 m. tot de overige kleinschalige milieubelastende activiteiten in het gebied: horeca, surfschool, scouting, etc. Aan deze afstanden (vanaf eigendomsgrens van de jachthaven) tot aan de functieaanduiding verblijfsrecreatie (vr) wordt voldaan.
Conclusie
In dit bestemmingsplan wordt door toepassing van de hiervoor gemotiveerde functiemenging en milieuzonering, zorg gedragen voor een aanvaardbaar woon- en leefklimaat ter plaatse van de woningen en andere milieugevoelige functies en worden de milieubelastende activiteiten niet onaanvaardbaar in hun functioneren belemmerd.
5.6 Kabels En Leidingen
Nutsvoorzieningen
Alle nutsvoorzieningen voor bebouwing op uitgegeven kavels worden geleverd via kabels en leidingen (K&L), gelegen in gemeentelijke ondergrond. Een uitzondering hierop zijn draadloze telecommunicatie verbindingen. De ligging in gemeentelijke ondergrond is voor de nutsbedrijven belangrijk omdat deze ligging duurzaam is; er is een gegarandeerde toegang en daarmee zijn capaciteit aanpassing en onderhoud gewaarborgd.
Door de kabel- en leidingenbeheerder de ligging in de kabel- en leidingenzone voor te schrijven, wordt aanpassingen van- en ruimte claims in de bestaande en nog te ontwikkelen plannen binnen het gebied zoveel mogelijk voorkomen.
In het kader van ontwikkelingen en toekomstige aanpassingen binnen en naast het gebied zullen mogelijk diverse nutsleidingen en riolen moeten worden gelegd. De toekomstige K&L infrastructuur moet nog worden ingepast.
Gasnet
Het plangebied is concessiegebied voor aardgasnet. De verplichte aardgasaansluiting van nieuwbouwwoningen is echter per 1 juli 2018 vervallen, wat voor de nieuwbouw neerkomt op een verbod op de aansluiting op aardgas.
Straalverbindingen
In dit plangebied bevindt zich geen straalverbinding met een beschermde status.
Hoogspanningslijn
In dit plangebied is geen hoogspanningslijn aanwezig.
Straalpaden
In dit plangebied bevindt zich geen straalverbinding met een beschermde status.
5.7 Ecologie
Wettelijk kader
De bescherming van natuur in Nederland is vastgelegd in Europese en nationale wet- en regelgeving, waarin een onderscheid wordt gemaakt tussen soortenbescherming en gebiedsbescherming. De gebiedsbescherming (Natura 2000) is opgenomen in hoofdstuk 2 van de Wnb, de soortbescherming is opgenomen in hoofdstuk 3 en de bescherming van houtopstanden in hoofdstuk 4.
Gebiedsbescherming
Wnb
De bescherming van de natuur is in Europees verband vastgelegd in de Vogelrichtlijn (VR) en de Habitatrichtlijn (HR); de aldus beschermde gebieden vormen samen het Natura 2000-netwerk. Nederland heeft de richtlijnen voor gebiedsbescherming geïmplementeerd in de Wnb. De Wnb heeft betrekking op de Vogel- en Habitatrichtlijngebieden die Nederland bij de Europese Commissie heeft aangemeld. Ruimtelijke ingrepen die in of nabij deze gebieden plaatsvinden moeten worden getoetst op hun effecten op de instandhoudingsdoelen die voor deze gebieden zijn vastgelegd. Als uit deze voortoets blijkt dat het bestemmingsplan significante gevolgen kan hebben op het Natura 2000-gebied, dan moet een passende beoordeling worden gemaakt (artikel 2.8 van de Wnb). Indien blijkt dat er werkelijk sprake is van mogelijk significant negatieve effecten, dan kan alleen toestemming voor de activiteit gegeven worden als er geen alternatieven voor de activiteit zijn, er dwingende redenen van groot openbaar belang mee gediend zijn en de negatieve gevolgen gecompenseerd worden (de ADC-toets). Significant negatieve effecten dienen dus te worden voorkomen, zo nodig na het treffen van mitigerende maatregelen. Niet alleen activiteiten in een Natura 2000-gebied kunnen invloed hebben op de staat van instandhouding van het gebied, ook activiteiten buiten het gebied kunnen de natuurwaarden in een gebied beïnvloeden. Dit wordt "externe werking" genoemd. Er bestaat geen ruimtelijke grens voor externe werking: bepalend zijn de effecten op de instandhoudingsdoelstellingen van de soorten en habitattypen in het Natura 2000-gebied, ongeacht de afstand tot het beschermde gebied.
Beoordeling
Het plangebied ligt in de nabijheid van de Gooimeer-Zuidoever dat onderdeel is van het Natura 2000-gebied Eemmeer & Gooimeer Zuidoever. De afstand tot de noordelijke begrenzing van dit Natura 2000-gebied is meer dan één kilometer en is er onder meer van gescheiden door de vaargeul. Op grotere afstand liggen de Natura 2000-gebieden Markermeer & IJmeer (circa 4 kilometer afstand) en het Naardermeer (circa 6 kilometer).
Voor het “Eemmeer & Gooimeer Zuidoever” en “Markermeer & IJmeer” geldt dat een toename van waterrecreatie kan leiden tot een negatief effect op de instandhoudingsdoelen. Dit bestemmingsplan voorziet echter niet in een groei van de jachthaven. De enige groei van waterrecreatie zal mogelijk ontstaan door de ontwikkelingen bij het surfstrand. Deze watersport zal echter niet leiden tot een negatief effect op de instandhoudingsdoelen van de genoemde gebieden omdat deze zich niet tot in de genoemde Natura 2000-gebieden zal uitstrekken. Andere effecten voortvloeiend uit dit bestemmingsplan, worden niet verwacht.
Voor het Naardermeer geldt dat hier stikstofgevoelige natuur aanwezig is. De mogelijkheden binnen dit bestemmingsplan (meer woningen en verblijfsmogelijkheden en daarmee samenhangend meer verkeer) kunnen leiden tot een verhoogde stikstofdepositie. Er is daarom een stikstofonderzoek uitgevoerd (zie bijlage bij Bijlage 3 Vormvrije Mer-beoordeling). In dit onderzoek is berekend wat de te verwachten stikstofdepositie ter plaatse van het Natura 2000-gebied zal zijn in de bouw- en de gebruiksfase van het bestemmingsplan. Uit het stikstofonderzoek blijkt dat het planeffect van dit bestemmingsplan in de bouwfase en de gebruiksfase niet leidt tot een grotere stikstofdepositie groter dan 0,00 mol/ha/jaar op enig relevant habitat.
Het bestemmingsplan is met het oog op het aspect stikstof uitvoerbaar.
Nationaal Natuurnetwerk Nederland (voormalig EHS)
Hoewel de naam van het netwerk aan natuur in Nederland is veranderd, gelden dezelfde regels als voorheen voor de EHS. De EHS is in 1990 in het leven geroepen om de achteruitgang van de natuur in Nederland een halt toe te roepen. Het is een netwerk van bestaande en nieuw aan te leggen natuurgebieden in Nederland dat moet voorkomen dat dieren en planten geïsoleerd raken en uitsterven en dat natuurgebieden hun waarde verliezen. De provincies zijn verantwoordelijk voor de begrenzing en de ontwikkeling van dit natuurnetwerk. Het Rijk en de provincies hebben spelregels afgesproken met betrekking tot de planologische en kwalitatieve bescherming van dit netwerk aan natuur, deze zijn verwerkt in de 'Spelregels EHS' (LNV, 2007). Hierin zijn de voorwaarden voor economische ontwikkelingen uitgewerkt. In de EHS geldt het 'nee, tenzij' principe. Dit houdt in dat ingrepen waarbij de oppervlakte of de 'wezenlijke kenmerken en waarden' van de EHS significant worden aangetast niet zijn toegestaan, tenzij aangetoond wordt dat sprake is van groot openbaar belang, geen reële alternatieven aanwezig zijn èn effecten worden voorkomen. Resteffecten moeten worden gecompenseerd.
Beoordeling
De NNN-gebieden Almeerderhout en Beginbos-Vroegevogelbos liggen op ruime afstand van het plangebied. Een negatief effect op de wezenlijke kenmerken en waarden van de NNN kan op voorhand worden uitgesloten.
Uitsnede NNN in de nabijheid van het plangebied
Niet wettelijk beschermde natuurwaarden
In het plangebied zijn de volgende natuurwaarden geïnventariseerd door de gemeente:
- De rode rechthoek: zeer fraaie complete "mantelzoomvegetatie". Fraai van opbouw die verschillende gradaties biedt (van kruidlaag, naar struiklaag, lage boomlaag en hoge boomlaag);
- De rode ovaal: waardevolle korstmosvegetaties;
- De blauwe ovaal: fraai duinachtig struikenlandschap, veel wilde bijen en andere insecten;
- De rode cirkel: eiland met afwezigheid van menselijke betreding, waardoor het een refugium is voor allerlei dieren (o.a. kolonie van de fuut).
Deze waardevolle biotopen zijn zo veel als mogelijk is ingepast in het plan.
Soortbescherming
De soortbescherming in de Wnb heeft betrekking op alle in Nederland in het wild voorkomende zoogdieren, (trek)vogels, reptielen en amfibieën, op een aantal vissen, libellen en vlinders, op enkele bijzondere en min of meer zeldzame ongewervelde diersoorten (uit de groepen kevers, mieren, schelp- en schaaldieren) en op een aantal vaatplanten. Welke soorten planten en dieren wettelijke bescherming genieten, is vastgelegd in een aantal bij de Wnb behorende besluiten en regelingen. De Wnb bevat onder meer verbodsbepalingen met betrekking tot het aantasten, verontrusten of verstoren van beschermde dier -en plantensoorten, hun nesten, holen en andere voortplantings- of vaste rust of verblijfplaatsen. Artikel 1.11 van de Wnb schrijft voor dat iedereen de algemene zorgplicht voor de in wild levende planten en dieren in acht moet nemen. Dit houdt in dat handelingen die niet noodzakelijk verband houden met het beoogde doel, maar nadelig zijn voor de flora en fauna, achterwege moeten blijven. In de meeste gevallen kan voor de verbodsbepalingen een ontheffing worden aangevraagd voor de in het gebied voorkomende beschermde soorten. Bepaalde algemeen voorkomende soorten planten en dieren vallen onder de zogenaamde vrijstellingsregeling indien het werk te omschrijven is als bestendig beheer of onderhoud, of een ruimtelijke ontwikkeling. Voor deze soorten hoeft geen ontheffing te worden aangevraagd. Ten aanzien van de criteria die voor vrijstellingen en ontheffingen gelden, worden verschillende groepen soorten onderscheiden. Bovendien gelden naast landelijke vrijstellingen ook vrijstellingen op provinciaal niveau.
Beoordeling
In 2022 is het gebied geïnventariseerd op onder de Wet natuurbescherming strikt beschermde soorten. Daarbij zijn alleen broedvogels en vleermuizen aangetroffen.
Vogels
De inventarisatie richt zich op die broedvogelsoorten waarvan de nesten jaarrond (dus ook buiten de feitelijke broedperiode) beschermd zijn. Voor de overige vogelsoorten geldt dat buiten de broedtijd de nesten niet beschermd zijn en werkzaamheden dan ook in de regel buiten die periode geen belemmering ondervinden. Van de soorten met jaarrond beschermde nesten is alleen de huismus broedend aangetroffen.
Dit betekent dat bij sloop of renovatie van de betreffende panden ontheffing ex artikel 3.3 van de Wet natuurbescherming zal moeten worden aangevraagd.
Vleermuizen
In het plangebied zijn geen verblijfplaatsen aangetroffen van vleermuizen. Wel blijkt het plangebied een belangrijk foerageergebied te zijn voor meervleermuis, gewone dwergvleermuis en ruige dwergvleermuis (en in het verleden ook de laatvlieger). Dit bestemmingsplan zal deze foerageerfunctie echter niet aantasten.
Overige beschermde soorten
Tijdens de inventarisatie zijn geen andere beschermde soorten aangetroffen, al lijkt de ringslang een soort die zich op korte termijn definitief kan vestigen. In de laatste vijftien jaar (sinds 1-1-2008) zijn meerdere meldingen in het zuidelijk deel van Almere bekend, echter geen enkele in of nabij het plangebied.
De inventarisatie (voor de relevante soorten Wet natuurbescherming) wordt eens in de drie jaar herhaald. Hierdoor houdt de gemeente een vinger aan de pols en kan dienovereenkomstig gehandeld worden als zich in de toekomst een populatie van een beschermde soort vestigt.
Resumerend kan worden gesteld dat het vóórkomen van beschermde soorten de uitvoering van dit bestemmingsplan niet in de weg staat. In een aantal gevallen is het denkbaar dat ontheffing moet worden gevraagd. De ervaring leert dat deze kan worden verleend, al dan niet met nadere voorwaarden om de gunstige staat van instandhouding van de betreffende soort(en) te garanderen.
Houtopstanden
Met de inwerkingtreding van de Wnb zijn de bepalingen van de Boswet daarin enigszins gewijzigd opgenomen. De bepalingen rond vellen en herplant zijn niet van toepassing op:
- a. houtopstanden binnen de bij besluit van de gemeenteraad vastgestelde grenzen van de bebouwde kom;
- b. houtopstanden op erven of in tuinen;
- c. fruitbomen en windschermen om boomgaarden;
- d. naaldbomen, kennelijk bedoeld om te dienen als kerstbomen, indien niet ouder dan twintig jaar;
- e. kweekgoed;
- f. uit populieren of wilgen bestaande:
- wegbeplantingen;
- beplantingen langs waterwegen, en
- eenrijige beplantingen langs landbouwgronden;
- g. het dunnen van een houtopstand;
- h. uit populieren, wilgen, essen of elzen bestaande beplantingen die kennelijk zijn bedoeld voor de productie van houtige biomassa, indien zij:
- ten minste eens per tien jaar worden geoogst;
- bestaan uit minstens tienduizend stoven per hectare per beplantingseenheid, zijnde een aaneengesloten beplanting die niet wordt doorsneden door onbeplante stroken breder dan twee meter, en
- zijn aangelegd na 1 januari 2013.
Bij de kap geldt een meldingsplicht en herplantplicht. De kap van houtopstanden moet een maand van tevoren worden gemeld bij Gedeputeerde Staten. De provincie ziet toe op de naleving van de herplantplicht.
Beoordeling
In 2013 zijn de komgrenzen inzake de bebouwde kom door de gemeenteraad aangepast. Een deel van het plangebied ligt binnen deze bebouwde kom. Voor de delen buiten de komgrens geldt dat bij vellingen een melding moet worden gedaan en herplant ter plaatse of elders verplicht is. De Wet staat uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg als aan deze verplichtingen is voldaan.
begrenzing bebouwde kom in het kader van de Wnb (voorheen Boswet) in groen weergegeven.
Visie ecologie
Op lokaal niveau is de groenblauwe invulling vastgelegd in de Visie ecologie (2020) en de daarbij horende Uitvoeringsagenda ecologie (2020 - 2024). De Visie ecologie bouwt voort op de fundamenten van het Ecologisch Masterplan uit 2005. In de Visie ecologie zijn acht doelen verwoord om het ecologisch functioneren van de stad te garanderen en te verbeteren.
Deze doelen zijn:
- trots op stadsnatuur
- groene gebouwen
- groene tuinen
- gezonde wateren
- ecologische verbindingen
- ruimte voor tijdelijke natuur
- donkere nachten
- diversifiëring van groen
Vooralsnog zijn de doelen alleen van toepassing voor de gemeente. Het ligt in de bedoeling om met de Omgevingswet te bezien in hoeverre de doelen ook bindend voor derden kunnen zijn. Waar de doelen verwezenlijkt kunnen worden, is van geval tot geval verschillend.
5.8 Waterparagraaf
Inleiding
Op grond van artikel 3.1.6 lid 1, onder b, Besluit ruimtelijke ordening geldt voor dit bestemmingsplan de verplichting een beschrijving te geven van de wijze waarop in het plan rekening is gehouden met de gevolgen voor de waterhuishouding (watertoets, normale procedure). Om hiertoe te komen is vooraf uitgebreid afgestemd met de waterbeheerders Rijkswaterstaat en het Waterschap Zuiderzeeland. Tevens is ook met de provincie afgestemd over waterveilig buitendijks ontwikkelen.
Waterkwaliteit
Blauwalg is een probleem in dit gebied. Dit heeft de aandacht bij onder meer de waterbeheerder Rijkswaterstaat voor het buitenwater en de gemeente voor de stranden en de havenkom. De blauwalgproblematiek bevindt zich voornamelijk in de kom van de jachthaven en in de westkom bij het zwemstrand. Hier zijn geen woningen gepland. Voor de recreatie is het een prioritair maar hardnekkig probleem. Het hangt ook samen met het areaal waterplanten. In het gebied groeit veel fonteinkruid, een waterplant die de waterkwaliteit verbetert en ook helpt tegen blauwalg. Fonteinkruid wordt echter in toenemende mate gemaaid omdat de recreatievaart vast kan komen te zitten in deze planten. De waterplantenoverlast wordt aangepakt door de gezamenlijke overheden in het zuidelijk IJsselmeergebied en hierbij gaan ook structurele maatregelen genomen worden die ook oog hebben voor de positieve aspecten van waterplanten.
De gemeente Almere heeft reeds preventief een aantal maatregelen (o.a. bellenscherm, olieschermen, D-Icers en skimmer) getroffen om de waterkwaliteit in het plangebied op peil te houden en met name blauwalg te bestrijden. Er zijn duidelijke verbeteringen zichtbaar, echter hiermee wordt niet de oorzaak van het ontstaan van blauwalg aangepakt. Dit blijft een punt van aandacht en vereist goede samenwerking en daadkrachtig optreden van partijen waaronder Rijkswaterstaat en gemeente.
Toetsingskader waterkwaliteit
De waterkwaliteit is getoetst met de Beleidsregel toetsingskader waterkwaliteit (Ministerie van IenW, 2022). Hierin is het beslisschema ecologie gevolgd, waarna geconcludeerd is dat er alleen positieve effecten zijn op de biologische kwaliteitselementen en dat het bestemmingsplan derhalve het behalen van de KRW-doelstelling voor het waterlichaam Randmeren-Zuid niet belemmert (zie bijlage van Bijlage 3Vormvrije Mer-beoordeling).
Waterveiligheid
De Waterwet maakt onderscheid tussen primaire waterkeringen die onder verantwoording van het Rijk vallen en regionale waterkeringen die onder verantwoording van de provincie vallen. Het plangebied van het ontwikkelingsplan ligt buitendijks van de primaire kering in het Gooimeer en delen van het plangebied liggen in de beschermingszones van de primaire en regionale kering. De primaire en regionale waterkering binnen dit plan vallen onder beheer van Waterschap Zuiderzeeland. Waterveiligheid krijgt in dit gebied dus prioriteit. In dit gebied wordt daarvoor het begrip meerlaagse veiligheid gehanteerd, dat wil zeggen dat de veiligheid niet alleen geborgd wordt door de regionale kering (laag 1), maar ook door de gevolgen van een overstroming te minimaliseren door de ruimtelijke inrichting (laag 2).
De risico's omtrent wateroverlast en waterveiligheid als gevolg van buitendijks bouwen liggen primair bij de initiatiefnemer of gebruiker en niet bij de overheid. Aansprakelijkheid bij gevolgen van wateroverlast of overstromingen wordt niet aanvaard. Wel nemen de gezamenlijke overheden diverse maatregelen om de waterveiligheid te borgen en de wateroverlast te minimaliseren, zowel door keringen als door ruimtelijke inrichting. Dit wordt hieronder nader toegelicht
Primaire waterkering
Streefbeeld
Het buitenwater is een reële bedreiging voor de veiligheid in Flevoland. Waterkeringen beschermen Flevoland tegen deze bedreiging. Het waterschap wil de veiligheid ook in de toekomst blijven waarborgen. Door te werken aan veilige, robuuste en duurzame waterkeringen anticipeert het waterschap op sociale, ruimtelijke, economische en klimatologische ontwikkelingen.
Uitgangspunt
Om de veiligheid met primaire keringen te waarborgen wordt bij ruimtelijke planvorming rekening gehouden met waterhuishoudkundige eisen voor de korte en lange termijn. Dit conform de Amvb Ruimte en de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (ministerie I&M; 2012).
Ten noorden van het plangebied van het ontwikkelingsplan ligt een waterkering (Gooimeerdijk-West). Deze waterkering beschermt het binnendijkse gebied van Almere, en de rest van de Flevopolder, tegen het buitenwater vanuit het Gooimeer. De Gooimeerdijk is in de Waterwet aangemerkt als primaire waterkering. De exacte ligging en de beschermingszones zijn vastgelegd in de legger van Waterschap Zuiderzeeland. De zones zijn:
- Kernzone: dit is het centrale gedeelte van de waterkering;
- Binnenbeschermingszone: dit is een strook, direct aan weerszijden van de kernzone, die technisch/fysisch een bijdrage levert aan de stabiliteit van de waterkering en ruimte reserveert voor eventuele versterkingen; en
- Buitenbeschermingszone: dit is de strook aan weerszijden van de binnenbeschermingszone.
De kernzone is het gebied met het strengste verbods- en gebodsregime en de buitenbeschermingszone het gebied met het minst strenge regime. De breedte van deze beschermingszones zijn vastgelegd in de 'Legger' van het waterschap. In onderstaande figuur zijn de verschillende zones van de Gooimeerdijk-West weergegeven.
Ligging van de beschermingszones rond de Gooimeerdijk (Bron: Legger waterschap Zuiderzeeland)
Na overleg met het waterschap is besloten om de bouwwerken buiten de binnenbeschermingszone te situeren, ook omdat de primaire kering nog beoordeeld wordt.
Een deel van woningbouw vindt plaats in de buitenbeschermingszone van de primaire kering. Ook dit is met het waterschap afgestemd.
Regionale waterkering
Streefbeeld
Regionale keringen kunnen zowel binnen- als buitendijks liggen. De binnendijkse Knardijk – een zogeheten compartimenteringsdijk – scheidt Zuidelijk en Oostelijk Flevoland, om de gevolgen van een overstroming te beperken. Buitendijkse regionale keringen beschermen buitendijkse gebieden tegen hoog water.
Uitgangspunt
Zowel binnendijkse als buitendijkse regionale keringen (zie kaart 1) voldoen aan de veiligheidsnormen die de provincie Flevoland voor regionale keringen heeft opgesteld
In het plangebied ligt ook een regionale waterkering. De ligging van deze kering is weergegeven in onderstaande figuur.
Ligging van de beschermingszones rond de Gooimeerdijk (Bron: Legger waterschap Zuiderzeeland)
Voor ontwikkelingen binnen het beschermingsregime, specifiek buitendijks beschermd gebied, van de regionale waterkering (ofwel de kernzone) geldt dat maatwerk afspraken gemaakt moeten worden met het Waterschap, omdat de voorgestelde bouwplannen deels in strijd zijn met het beleid van het waterschap. Dit beleid is vastgelegd in de keur en de legger. In overleg met het waterschap kan overwogen worden af te wijken van dit beleid om de bouwontwikkelingen mogelijk te maken.
Door het waterschap is geconcludeerd dat de waterveiligheid geborgd kan worden. Het project is dus onder voorwaarden vergunbaar en kan verder ontworpen worden. Het bestuur van het waterschap neemt het besluit over de benodigde watervergunning.
Voorwaarden aan het project worden onder andere:
- De onderhoudsplicht van de waterkering ter plekke van de bebouwing ligt bij de gemeente Almere;
- De fundering doorsnijdt niet het kernzone profiel;
- Het aanbrengen van de fundering dient geen negatieve invloed te hebben op de stabiliteit van de kering(trillingsvrij/ arm aanbrengen);
- Kabels en leidingen komen aan de 'achterzijde', niet door de waterkering;
- Bij profiel 11, gebouw op de waterkering, dient vooraf de regionale waterkering te voldoen met een ontwerpperiode van 100 jaar(kan ook door bijvoorbeeld een damwand);
- Eventuele versterking van de regionale waterkering onder het gebouw geschied door de gemeente Almere.
Verzoek om aanpassing van de Legger
In de periode tussen het Ontwikkelingsplan en het ontwerpbestemmingsplan heeft de gemeente Inrichtings- en (proef)verkavelingsplannen opgesteld. In deze plannen is rekening gehouden met de dijklichamen en hun kern-/beschermingszones. De voorziene gebouwen zijn zo op de kaarten geprojecteerd dat zij uit deze zones blijven of dat er constructieve aanpassingen worden gedaan waardoor bijvoorbeeld heipalen buiten deze zones worden aangebracht, Voor één ontwikkelveld ten behoeve van een appartementencomplex is gekozen voor een constructieve waterkerende oplossing, omdat deze mogelijk nabij/over de regionale kering heen komt. In de tender- en uitgiftevoorwaarden zullen de randvoorwaarden van Provincie en waterschap worden opgenomen.
Voor het ontwikkelveld waarop de eengezinswoningen zijn voorzien is in voornoemde periode een aanpassing gedaan om te zorgen voor een kwalitatieve parkeeroplossing binnen de bouwblokken. Dit heeft tot een vergroting van de omvang van het blok geleid waardoor deze over een deel van de regionale waterkering geprojecteerd staat. (zie gekleurde ovalen op de overzichten hieronder). Volgens het Waterschap betreft dit deel van de kering een 'administratieve aanduiding' en is er geen sprake van een waterkerend element.
De gemeente heeft daarom een verzoek tot aanpassing van een beperkt deel van de regionale waterkering in de Legger Waterschap Zuiderzeeland ingediend.
PM: resultaat verzoek aanpassing
Kruiend ijs
De regionale kering biedt een basisbescherming bij storm of bij kruiend ijs. De regionale kering hoeft niet te worden verhoogd omdat het bestemmingsplan regelt dat het vloerpeil van de gebouwen op minimaal + 1,5 NAP worden aangelegd en in stand gehouden. Door slim in te richten kunnen negatieve effecten op deze regionale kering voorkomen worden. Ook worden afspraken gemaakt en vastgelegd over beheer en onderhoud in de kernzone.
Meerlaagsveiligheid
Het buitendijks gebied van Almere Haven is beschermd door een regionale waterkering met een norm van 1/10. Afgesproken is dat de regionale waterkering gehandhaafd blijft en op orde wordt gebracht.
De nieuwe ontwikkeling in Almere Haven betreft meer dan 25 woningen en is daarom van provinciaal belang. Daarom is met de risicotool van de provincie bepaald wat het waterveiligheidsrisico is. Het blijkt dat als het vloerpeil van de woningen op NAP + 1,50 m wordt aangelegd de risico's ruim voldoen aan de oriëntatiewaarden uit het provinciale beleid, ook aan het nieuw vastgestelde peilbesluit. Dit vloerpeil is vastgelegd in de regels van dit bestemmingsplan.
Kortom, in Almere Haven blijft de bestaande regionale waterkering aangewezen en genormeerd zoals deze nu in de verordening staat. De gemeente borgt door middel van een regel in het bestemmingsplan dat het vloerpeil van de bebouwing van verblijfsfuncties (wonen, hotel en tijdelijk verblijfsrecreatie) minimaal NAP+1,50 meter is. Deze twee maatregelen samen zorgen voor een veilige buitendijkse ontwikkeling.
Riolering
Voor het verwerken van afvalwater is het uitgangspunt voor de te ontwikkelen woningbouw dat er een gescheiden rioolstelsel aangelegd dient te worden waarbij hemelwater op het aanwezige oppervlaktewater afgevoerd dient te worden.
We geven invulling aan de trits Schoonhouden-Scheiden-Zuiveren en het gebruik van uitlogende materialen is niet toegestaan.
Oppervlaktewater
Het plangebied van dit bestemmingsplan ligt buitendijks aan en in het Gooimeer, dit staat in verbinding met het Markermeer. Rijkswaterstaat is beheerder van het Gooimeer waarbij het 'Beheer- en ontwikkelplan Rijkswateren' richtinggevend is. Vanaf 2018 geldt voor het dit gebied een nieuw peilbesluit. Het winterpeil van -0,40m NAP blijft ongewijzigd. Het zomerpeil in het Gooimeer is veranderd in een streefpeil -0,20m NAP met een bandbreedte van 20 cm waarbinnen het meerpeil mag bewegen (zie onderstaande figuur).
In 2018 is de 'Agenda IJsselmeergebied 2050, Krachten bundelen voor het blauwe hart' vastgesteld.
Uitgangspunt van de Agenda IJsselmeergebied is dat bij projecten een verbinding wordt gelegd tussen ontwikkelingen in buitendijkse en het binnendijkse gebied. Dit uitgangspunt wordt nadrukkelijk gehanteerd in dit bestemmingsplan.
In het zogenaamde Barro is afgesproken dat Almere in dit gebied 12 hectare buitendijks mag ontwikkelen. Dit plan past in die afspraken.
Watervergunning
De westelijke landtong (bij het surfcentrum) ligt in het waterstaatkundig beheergebied van Rijkswaterstaat, zonder vrijstelling. Voor de aanleg van fiets- en voetpaden en bouwwerken voor verblijfsrecreatie zal hier een melding/vergunning nodig zijn.
De oostelijke landtong is vrijgesteld van waterstaatkundig beheer (zie geel op onderstaande kaart). Dit geldt niet voor het Gooimeer zelf. Voor het bouwen van de woningen in rijkswater dient dus een watervergunning te worden aangevraagd. Ook dient voor de woningbouw in het water de Beleidsregel toetsingskader waterkwaliteit (Ministerie van IenW, 2022) te worden doorlopen . Een waterwetvergunning is ook nodig voor bouwen in de beschermingszones van zowel de primaire als regionale kering. De keurzone omvat ook de buitenbeschermingszone van de primaire kering. En dit geldt bijvoorbeeld ook voor de aanleg van kabels en leidingen.
Nautische veiligheid
Het plangebied ligt op meer dan 350 meter van de rijksvaarweg. De reeds aanwezige verenigingen in het gebied blijven gehandhaafd. De Almeerse Reddingsbrigade, Scouting Cornelis Lely en kanovereniging Aquavite worden verplaatst binnen het plangebied. De Surfvereniging en Watersportvereniging blijven op hun huidige locatie gehandhaafd. In het bestemmingsplan is geen uitbreiding van watersportactiviteiten voorzien.
Rijksvaarweg Gooimeer
5.9 Bodemkwaliteit
Historie
De bodem van Almere ligt op de bodem van de voormalige Zuiderzee. In de ondergrond komen voornamelijk pleistocene dekzanden voor die tijdens de laatste ijstijd (Weichselien) zijn afgezet als gevolg van verstuivingen en rivierafzettingen. Na de laatste ijstijd is tijdens het Holoceen (ca. 10.000 jaar geleden) een pakket slappe klei-, zavel- en veenlagen op het pleistoceen zandpakket afgezet. Hierna ontstond een zoetwatermeer dat eerst 'Flevo' heette, maar in de Romeinse tijd de naam 'Aelmere' kreeg. Vanaf het begin van onze jaartelling veranderde het zoetwatermeer langzaam in de zoute 'Sudersee' waardoor lokale afzettingen nog steeds veel zout bevatten. Na de aanleg van de Afsluitdijk in 1932 veranderde de Zuiderzee in het zoete 'IJsselmeer'. In 1968 is de zuidelijke IJsselmeerpolder drooggevallen, waarmee de voormalige zeebodem een landbodem werd. Voordat met de bouw van woningen werd begonnen, is de grond met circa 1 meter zand uit het Markermeer opgehoogd. In 1974 is de eerste paal voor de bouw van Almere-Haven de grond in gegaan en vanaf dat moment is Almere ontwikkeld.
Bodemkwaliteit
Met het oog op een goede ruimtelijke ordening, dient in geval van ruimtelijke ontwikkelingen te worden aangetoond dat de bodem geschikt is voor het beoogde functiegebruik. Ter plaatse van locaties die verdacht worden van bodemverontreiniging, moet ten minste een verkennend bodemonderzoek worden uitgevoerd.
In het plangebied Kustgebied Almere-Haven zijn geen recente bodemonderzoeken uitgevoerd. Uit bodemonderzoeken die in de periode 1994 tot 2007 zijn uitgevoerd komt het beeld naar voren van een gebied waarin over het algemeen de bodem geen verontreinigingen bevat. Incidenteel zijn bij bodemonderzoeken plaatselijk in de grond plaatselijk licht verhoogde gehalten aan zware metalen, minerale olie en een matig verhoogd gehalte aan PAK aangetroffen. Het grondwater bevatte licht verhoogde gehalten aan arseen, zink en/of vluchtige aromaten voorkomen.
Uit de bodemkwaliteitskaart van Almere blijkt dat voor zowel de kwaliteit van ontgraven grond (ontgravingskaart) als de toepassingseisen voor de toe te passen grond (toepassingskaart) in het kustgebied van Almere-Haven de bodemkwaliteitsklasse 'Landbouw/ Natuur' van toepassing is.
Elke aanvraag voor een omgevingsvergunning moet vergezeld gaan van de resultaten van een bodemonderzoek. Als hieruit blijkt dat de bodem geschikt is of wordt gemaakt voor woningbouw wordt door de Omgevingsdienst Flevoland Gooi- en Vechtstreek een geschiktheidsverklaring afgegeven.
Ook bij uitgifte is een bodemonderzoek vereist om de juridische aansprakelijkheid van eventueel aanwezige verontreinigde grond te regelen. Indien er aanwijzingen zijn voor mogelijke aanwezigheid van explosieven, moet onderzoek (explosievenonderzoek) hierover uitsluitsel geven. Ten aanzien van de geldigheid van bodemonderzoeken wordt door de Omgevingsdienst Flevoland Gooi- en Vechtstreek een termijn aangehouden van vijf jaar, tenzij een vermoeden bestaat van bodembedreigende activiteiten.
Besluit bodemkwaliteit
Het Besluit bodemkwaliteit (Bbk) stelt regels voor het gebruik van steenachtige bouwstoffen, grond en baggerspecie die in contact kunnen komen met regenwater, grondwater of oppervlaktewater. Het gaat om onder meer asfalt, bitumineuze dakbedekkingen, baggerspecie, ophoogzand, grond, dakpannen, tegels, nieuwe bakstenen, heipalen, straatstenen, beton- en menggranulaat. In sommige gevallen moet de gebruiker die een bouwstof gebruikt dit melden aan het bevoegd gezag. Het bevoegde gezag beoordeelt de meldingen van eigenaren en opdrachtgevers van een werk over de toepassing van bouwstoffen. Ook ziet het bevoegd gezag toe op de naleving van het Besluit bodemkwaliteit. Hergebruik van vrijkomende grond en/of zand zou idealiter zo veel mogelijk binnen het gebied plaats moeten vinden. Over de hergebruiks- mogelijkheden en voor nadere informatie over het Besluit bodemkwaliteit, de bodemkwaliteitskaart en het bodembeheerplan kan contact worden opgenomen met de Omgevingsdienst.
Grondwater en kwel
De grondwaterstand in het gebied waar het kustgebied van Almere-Haven zich bevindt wordt sterk beïnvloed door de regulatie van het oppervlaktewaterpeil. Over de hoogte van het grondwaterpeil is geen uitspraak te doen, omdat deze zeer sterk verbonden is met de grondwaterstand in het Gooimeer.
Door handhaving van vaste polderpeilen zijn de fluctuaties in de grondwaterstand gering. Als gevolg van de kweldruk van het grondwater zou in een ongereguleerde situatie het grondwater net boven of net onder het maaiveld staan. Het gehele plangebied staat onder invloed van kwel, dat aan het maaiveld uittreedt. De kwel uit bestaat uit het Gooimeerwater dat onder en door de dijk heen stroomt. Het kwelwater is relatief schoon. Als gevolg van de grote invloed van kwel- en regenwater in het plangebied is de waterkwaliteit als goed te karakteriseren. Ditzelfde geldt voor de kwaliteit van het grondwater. Het plangebied ligt niet in een grondwaterbeschermingsgebied waardoor er geen belemmeringen zijn voor mogelijkheden voor warmte- en koudeopslag in de bodem.
Conclusie
Het aspect bodem vormt geen belemmering voor het bestemmingsplan.
5.10 Archeologie En Cultuurhistorie
Erfgoedwet
Met de Erfgoedwet beschermt de overheid het cultureel erfgoed in Nederland. Volgens deze wet is de gemeente verplicht om in de toelichting van het bestemmingsplan een gemotiveerde beschrijving op te nemen van de wijze waarop rekening gehouden is met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden (gebouwd erfgoed, archeologie en cultuurlandschap). Hierbij gaat het om zowel beschermde als niet formeel beschermde objecten en structuren. Dit betekent dat de gemeente een analyse moet maken van de cultuurhistorische waarden in het plangebied en daar conclusies aan verbindt die in een bestemmingsplan verankerd worden. De gemeente heeft er echter vooralsnog niet voor gekozen beschermde waarden aan te wijzen in het plangebied. De hierna beschreven waarden worden als inspiratiebron gebruikt voor nieuwe ontwikkelingen. Op langere termijn kan een selectie eventueel sectoraal beschermd worden.
Historische-geografische en (Steden)bouwkundige waarden
Historisch-geografische waarden zijn elementen in het landschap die door menselijk handelen zijn ontstaan. Bouwkundige waarden betreft bouwwerken bedoeld voor bewoning, huisvesting of bedrijvigheden. Stedenbouwkundige waarden betreft ingerichte gebieden in het stedelijk gebied, inclusief de openbare ruimte.
Het plangebied is in 1973 ontstaan toen Brans Stassen en Izak Salomons pleitten voor verzachten van de harde grens van de dijk door middel van waterpartijen binnendijks en aangeplempt land buiten de dijk. De dijk werd doorbroken en naar binnen gelegd om de binnenhaven aan te leggen. De zandopspuiting van 30 ha voor het buitendijkse recreatiegebied over een lengte van 1 km vond in 1975-'76 plaats.
Het inrichtingsplan (“Inrichting buitendijks gebied te Almere-Haven”; 1976) werd gemaakt door het Roermondse Adviesbureau J. Vallen. Het was de bedoeling dat de buitendijkse opspuiting na inzakking (26 ha) een paar binnenmeertjes zou bevatten (8 ha) die door opening in de oeverbescherming in verbinding zouden staan met het open water van het Gooimeer. In de opspuiting was tevens een havenkom gespaard van 2 ha. Deze buitenhaven kon tevens tijdelijk dienst doen als werkhaven t.b.v. de bouw van Almere Haven.
Zonering van de buitendijkse opspuiting. (“Voorlopig programma van eisen voor de buitendijkse opspuiting van Almere-Haven” door H.K. Wethmar en W.M. Gerretsen).
Op de buitendijkse zandplaat (in de begintijd ook wel het “Vogeleiland” genoemd) ontstond een kolonie visdiefjes. Het eiland werd een paar seizoenen vrijgehouden van begroeiing als geschikte biotoop voor de vogels. Wethouder Tierie redeneerde echter dat “de stad er was voor de mensen en niet voor de vogels”. (Stassen, B. 2006. “het DNA van Almere”). Er werd een bruggetje naar het eiland gemaakt om er de hond uit te kunnen laten en de vogels zijn verdwenen. Omdat de zakkingen zich anders gedroegen dan voorzien, zijn de verwachte kreken en eilandjes nooit ontstaan. Thijs Gerretsen heeft toen overtollig zand laten storten in de oksel tussen buitendijkse opspuiting en de dijk. Het bleek een ideale plek voor surfers. Ook de geplande parkachtige inrichting van het gebied is nooit tot stand gekomen. Het groen beperkte zich tot een aantal onbeheerde bosjes.
In het plangebied Kustzone Haven zijn geen beschermde bouwkundige monumenten of stadsgezichten aangewezen.
Archeologische waarden
In opdracht van de gemeente Almere heeft RAAP Archeologisch Adviesbureau in september 2000 een verkennend archeologisch onderzoek uitgevoerd rond de jachthaven, binnen het gebied dat begrensd wordt door de Sluiskade. In geen van de gevallen kon de top van het dekzand worden bereikt. Het opgebrachte zand kon bovendien door middel van een handguts niet worden doorboord (RAAP Rapport 673). Omdat het gehele gebied is opgespoten is dit, achteraf gezien, niet verwonderlijk.
Omgeving jachthaven met locaties waar in 2000 de verkennende fasen boringen zijn geplaatst.
In het buitendijkse gebied van het toenmalige ontwikkelingsgebied Hoogtij is de waterbodem in 2010 onderzocht (Periplus Archeomare rapport nr. 10-A026). Afgezien van een klein ijzeren scheepswrakje, van waarschijnlijk recente datum, zijn geen behoudenswaardige vindplaatsen aangetroffen.
Overzicht van het onderzochte onderwatergebied in Hoogtij. De rode sterren betrof sonar-contacten die uiteindelijke geen archeologische oorsprong bleken te hebben.
Op basis van het bovenstaande is het gele plangebied Kustzone Haven op de Archeologische Beleidskaart Almere (2016) vrijgesteld, en is er dus ook geen Archeologie Waarde opgenomen op de bestemmingsplankaart.
Plangebied Kustzone Haven geprojecteerd op de Archeologische Beleidskaart Almere (2016). Grijs is archeologisch vrijgegeven gebied.
5.11 Radarverstoringsgebieden, Installaties Voor Luchtverkeer En Laserstraalvrije Gebieden
Radars voor militaire luchtvaart
Zoals bij de beschrijving van het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening(=Barro) is aangegeven (zie Bijlage 1 Beleidskader, Hoofdstuk 1 Rijksbeleid) is op het plangebied het ruimtelijke regime van radars voor militaire luchtvaart van toepassing. Op het plangebied zijn de radarverstoringsgebieden van AOCS Nieuw Milligen, Herwijnen en Soesterberg van toepassing. Omdat het plangebied op grotere afstand dan 15 km van de daar opgestelde radarantennes ligt, zijn er geen hoogtebeperkingen voor bouwwerken, met uitzondering van windturbines. De hoogtebeperking voor windturbines is vanwege het radarverstoringsgebied van AOCS Herwijnen 90 m, Nieuw Milligen 118 m en van Soesterberg 128 m. De tippen van de wieken van windturbines mogen deze hoogtes niet overschrijden. Zijn de windturbines wel hoger, dan is een radarverstoringsonderzoek vereist.
figuur radars voor militaire luchtvaart
Het onderhavige bestemmingsplan maakt de bouw van windturbines niet mogelijk en voldoet aan de regels uit het Barro voor radarverstoringsgebieden.
Luchtverkeersleiding Nederland (LVNL)
LVNL beheert technische installaties en systemen ten behoeve van de luchtverkeersbeveiliging. Een belangrijk deel hiervan betreft de apparatuur voor communicatie-, navigatie-, en surveillance infrastructuur (cns). CNS apparatuur wordt gebruikt om het radiocontact tussen de verkeersleiding en de piloten te onderhouden, navigatie in het naderingsgebied en en-route mogelijk te maken en de plaatsbepaling van vliegtuigen zeker te stellen. LVNL is verplicht haar taken te verrichten overeenkomstig het bepaalde in Nederland verbindende verdragen (artikel 5.23, lid 7 Wet luchtvaart), zoals het verdrag van Chicago. Op basis van het verdrag van Chicago, dat Nederland heeft geratificeerd, is de International Civil Aviation Organisation (ICAO) opgericht. ICAO vaardigt internationale burgerluchtvaartcriteria uit die de Nederlandse Staat dient te implementeren. LVNL dient aldus te handelen conform ICAO. Voor het veilig afwikkelen van vliegverkeer gelden rondom de technische systemen van LVNL maximaal toelaatbare hoogtes voor objecten: de zogenaamde toetsingsvlakken. In dit kader beoordeelt LVNL of de uitvoering van voorgenomen (bouw)plannen inderdaad van invloed zijn op de correcte werking van cns apparatuur. De afmetingen van de toetsingsvlakken is gebaseerd op berekeningsvoorschriften in de internationale burgerluchtvaartcriteria (ICAO EUR DOC 015). In onderstaande figuur is het toetsingsvlak voor de VOR/DME PAM opgenomen.
Figuur hoogteradialen luchtvaartverkeer
Binnen een toetsingsvlak moet, indien de maximaal aangegeven hoogte dit vlak doorsnijdt, advies worden ingewonnen bij LVNL over het effect hiervan op de correcte werking van de VOR/DME PAM. Het toetsingsvlak kent een 600 meter vrije straal gemeten vanaf de basis van de antenne op maaiveldhoogte. Vanaf het 0 meter vlak loopt het toetsingsvlak trechtervormig omhoog tot een hoogte van 51,56 m(NAP) op een afstand van 3 km. Vanaf de straal van 3 km geldt een apart windturbinevlak met een toetsingshoogte vanaf 51,56m (NAP) tot een straal van 10 km gemeten vanaf de basis van de antenne. Dit deel van het toetsingsvlak (vanaf 3 km tot 10 km) is enkel van toepassing op windturbines.
Voor het plangebied zou dit toetsingsvlak dus alleen gelden voor windturbines met een hoogte vanaf 51,56 m. Dit plan maakt dergelijke nieuwe windturbines niet mogelijk. Indien de windmolens hoger worden dan 51,56 m, dient advies te worden ingewonnen bij de LVNL over het effect ervan op de correcte werking van de VOR/DME PAM.
Laserstraalvrijegebied Luchthavenbesluit Lelystad
Naast de grenswaarden en gebruiksregels bevat het Luchthavenbesluit de aanduiding van het luchthavengebied en de bestemmingen die daarin gelden. De regels binnen het luchthavengebied beperken zich tot het aanwijzen van de gronden bestemd voor de start- en landingsbanen. Ook bevat het Luchthavenbesluit de beperkingengebieden buiten het luchthavengebied met de daarin geldende ruimtelijke regels in verband met de geluidbelasting en het externe veiligheidsrisico van het luchtverkeer en in verband met de vliegveiligheid. De regels in de beperkingengebieden kennen verschillende regimes. Zo gelden in de beperkingengebieden in verband met de geluidbelasting en het externe veiligheidsrisico van het luchtverkeer regels omtrent de toelaatbaarheid van gebouwen. Er zijn gebieden waar voor bepaalde gebouwen geldt dat ze moeten worden gesloopt en gebieden waar bepaalde nieuwe gebouwen verboden zijn. In de gebieden in verband met de vliegveiligheid leiden de regels onder andere tot hoogtebeperkingen van bestaande objecten (zoals bomen) en nieuwe gebouwen of bouwwerken (zoals windmolens) en daarnaast tot beperking van vogel aantrekkende bestemmingen.
Zoals uit de bovenstaande figuur blijkt, is het laserstraalvrije gebied niet van toepassing op het plangebied. Dit behoeft dus geen verdere regeling in het plan.
5.12 Energie En Duurzaamheid
De bestaande groene kwaliteiten in het gebied worden ingepast en verder versterkt. Bijzonder aandachtspunt is het verder tegengaan van de blauwalg problematiek, met name ter plaatse van het zwemstrand. Naast het al eerder door de gemeente ingezette intensief beheer wordt gekeken naar het maken van natuurlijk filterende rietkragen ter plaatse van de koppen van het eiland om zo een " natuur" zwembad te creëren bij het zwemstrand.
Nieuw kabinetsbeleid is aardgasloos te gaan bouwen. Er is geen stadsverwarming aanwezig in Almere Haven. Op gebiedsniveau is daarom de ambitie om aardgasloze energieneutrale woningen te bouwen (er is geen stadsverwarming in de omgeving). Er wordt ingezet op " all-electric" in combinatie met (individuele) warmte-koudeopslag, warmtepompen en zonnepanelen.
5.13 Windhinder
Uit het windhinderonderzoek van Climatic Design (6 juni 2019, zie Bijlage 3 VormvrijeMer-beoordeling) zijn de volgende conclusies naar voren gekomen:
- De appartementen en het hotel aan het Gooimeer liggen voor de wind niet beschut
- De haventoegang ligt voor effecten van wind van de gebouwen in het nieuwe plangebied wel beschut (bij de huidige groenstrook) en ligt bovendien buiten de invloedssfeer van de nieuwe gebouwen in het plangebied
De afzonderlijke nieuwe gebouwen in het plangebied van het nieuwe bestemmingsplan leiden tot de kwalificatie “windhinder gering”. Ook wanneer afzonderlijke gebouwen geringe windhinder veroorzaken, kan windhinder ontstaan door de plaatsing van gebouwen. De kans hierop is met name aanwezig bij smalle doorgangen tussen hoge gebouwen en bij doorgangen die zijn georiënteerd op de meest voorkomende windrichting. Doordat de exacte ontwerpen van de gebouwen nog niet bekend zijn, kan dit nu nog niet worden berekend. Doordat de doorgangen tussen beide appartementengebouwen en die tussen het grootste appartementengebouw op het zuidwesten zijn georiënteerd, is er wel kans op windhinder.
Mitigerende maatregel
De kans op windhinder in de doorgangen tussen de gebouwen kan aanzienlijk worden verkleind door de gebouwhoogte direct naast deze doorgangen over een breedte van tenminste 3 m te beperken tot bijvoorbeeld twee lagen. Aanbevolen wordt om dit vast te leggen in het bestemmingsplan.
Voorstel detaillering conceptbestemmingsplan bij zuidwest -noordoost lopende straten aan het Gooimeer tussen hogere bouwblokken WG (7) en H (7). Windhinderonderzoek van Climatic Design (6 juni 2019)
Het bestemmingsplan is aangepast zoals voorgesteld. Als binnen de aangeduide maximale bouwhoogte wordt gebouwd, is het niet nodig om een windhinderonderzoek te doen bij aanvraag om omgevingsvergunning.
Ten aanzien van de maximale hoogte is er voor de twee bestemmingsvlakken WG, die op bovenstaande figuur zijn opgenomen, een afwijkingsmogelijkheid in de regels opgenomen voor een hoogte die maximaal 3,5 meter hoger is dan op de verbeelding is opgenomen (ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' 19 m.). Deze hogere hoogte is bedoeld om een gebouwde parkeervoorziening mogelijk te maken onder de woongebouwen. Voorwaarde is dat uit een windhinderonderzoek, in te dienen bij de aanvraag om omgevingsvergunning, is gebleken dat er geen of slechts geringe sprake zal zijn van windhinder als gevolg van de hogere hoogte.
5.14 Sociale Veiligheid
Het maken van sociaal veilige wandelroutes in het gebied heeft prioriteit. Door het plaatsen van goede verlichting en een heldere routing door het gebied wordt dit bewerkstelligd. Door het toevoegen van zowel recreatieve functies en wonen in het gebied wordt de sociale veiligheid verder verbeterd.
5.15 Gezondheid
Door het versterken van de recreatiefunctie met nieuwe doorgaande wandelpaden langs de oever en op de dijk wordt het wandelen in het gebied voor Havenaren gestimuleerd. Langs de route komen diverse objecten voor sport en spel, variërend van beachvolleybal tot fitness voor senioren.
Hoofdstuk 6 Implementatie
6.1 Planning En Fasering
De ontwikkel- en uitgiftestrategie van de Kustzone van Almere Haven betreft de aanpak voor zeven zelfstandige ontwikkelvelden in het plangebied. Deze ontwikkelvelden hebben hun eigen kenmerken en kennen hun eigen specifieke opgaven en maatregelen. In verband met de gewenste flexibiliteit en faseerbaarheid is gekozen voor zelfstandige ontwikkel- en uitgiftevelden. Deze zijn zo opgezet dat de velden opeenvolgend in de tijd of gelijktijdig kunnen worden uitgevoerd. Ook bestaat de mogelijkheid te temporiseren. Dit geldt voor zowel de maatregelen gericht op recreatie en natuur als ook de bebouwing. Zo is en blijft het mogelijk in te spelen op jurisiche en economische ontwikkelingen en kan tevens rekening gehouden worden met de realisatie van overige gebiedsontwikkelingsprojecten in stadsdeel Haven.
6.2 Economische Uitvoerbaarheid
Grondexploitatie
Voor Kustzone Almere Haven is een grondexploitatie opgesteld behorende bij het Ontwikkelingsplan en gebaseerd op de proefverkaveling. De programmatische en kwalitatieve uitgangspunten van het Ontwikkelingsplan vormen de basis voor deze grondexploitatie.
De reeds gemaakte plankosten zijn opgenomen in de grondexploitatie. De geraamde kosten hebben betrekking op het bouw- en woonrijp maken, bijbehorende onderzoeks- en begeleidingskosten. De opbrengsten zijn geraamd op basis van het gemeentelijk grondprijsbeleid. De kosten en opbrengsten zijn uitgezet in de tijd om rekening te houden met faseringsinvloeden (rente en inflatie).
Daarnaast is sprake van een afdracht ter compensatie van de Grex De Wierden en de Laren voor het niet realiseren van circa 40 woningen in dit project.
In het Meerjaren Perspectief Grondexploitaties Almere (MPGA) 2018 worden de financiële consequenties (resultaat en risico's) van het ontwikkelingsplan Kustzone Almere Haven verwerkt. Dit MPGA vormt het financiële kader.
Bij besluit van 22-02-2018 heeft de gemeenteraad de positief sluitende grondexploitatie voor het gebied vastgesteld. Hiermee is het plan economisch uitvoerbaar.
Het exploitatieplan
Op grond van artikel 6.12 Wro, lid 1 (afdeling 6.4 grondexploitatie) stelt de gemeenteraad bij de vaststelling van een bestemmingsplan een exploitatieplan vast voor gronden waarop een bouwplan is voorgenomen, indien het kostenverhaal niet op een andere wijze is verzekerd. Het moet gaan om een bouwplan, omdat de effectuering van het kostenverhaal op grond van het exploitatieplan altijd gekoppeld is aan de verlening van de omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen. In het Besluit ruimtelijke ordening is aangegeven wat onder een bouwplan moet worden verstaan (zie artikel 6.2.1):
- de bouw van één of meer woningen of één of meer hoofdgebouwen;
- de uitbreiding van een hoofdgebouw met tenminste 1000 m² of met een of meer woningen;
- de verbouwing van een of meer aangesloten gebouwen die voor andere doeleinden in gebruik of ingericht waren, voor woondoeleinden, mits tenminste 10 woningen worden gerealiseerd;
- de verbouwing van een of meer aangesloten gebouwen voor andere doeleinden in gebruik of ingericht waren, voor kantoor- of horecadoeleinden, mits de cumulatieve oppervlakte van de nieuwe functies ten minste 1500 m² bedraagt;'
- de bouw van kassen met een oppervlakte van ten minste 1000 m².
Op grond van artikel 6.12, tweede lid van de wet kan worden afgezien van het vaststellen van een exploitatieplan indien:
- a. het verhaal van kosten van de grondexploitatie over de in het plan of de vergunning begrepen gronden anderszins verzekerd is;
- b. het bepalen van een tijdvak of fasering als bedoeld in artikel 6.13, eerste lid, onder c, 4°, onderscheidenlijk 5°, niet noodzakelijk is, en
- c. het stellen van eisen, regels, of een uitwerking van regels, als bedoeld in artikel 6.13, tweede lid, onderscheidenlijk b, c of d, niet noodzakelijk is,
of bij algemene maatregel van bestuur aangegeven gevallen (artikel 6.2.1a van het Bro):
- d. het totaal der exploitatiebijdragen dat met toepassing van artikel 6.19 van de wet kan worden verhaald, minder bedraagt dan €10.000,-;
- e. er geen verhaalbare kosten zijn als bedoeld in artikel 6.2.4, onderdelen b tot en met f Bro;
- f. de verhaalbare kosten, bedoeld onder b., uitsluitend de aansluiting van een bouwperceel op de openbare ruimte of de aansluiting op nutsvoorzieningen betreffen.
Een exploitatieplan is niet vereist, indien het verhaal van kosten van de grondexploitatie anderszins is verzekerd, bijvoorbeeld via gronduitgifte, precarioverordening of (exploitatie)overeenkomsten. Uiteraard is een exploitatieplan ook niet noodzakelijk, als realisering van het bouwplan geen kosten vergt van de overheid. Het begrip bouwplan moet bovendien zo worden uitgelegd, dat niet sprake hoeft te zijn van een concrete bouwaanvraag. Het feit dat het nieuwe bestemmingsplan een directe bouwtitel geeft voor een of meer van bovengenoemde bouwplannen, leidt in principe tot verplichting voor de gemeente om zo'n exploitatieplan op te stellen. Echter, indien het voorgaande bestemmingsplan dezelfde mogelijkheid ook al bood, maar die rechten in de voorgaande planperiode niet zijn benut, hoeft geen exploitatieplan te worden gemaakt.
Een plan is economisch uitvoerbaar, indien de te verwachten investeringen die voortvloeien uit het vast te stellen bestemmingsplan worden gedekt uit bijvoorbeeld de verkoop van grond, exploitatiebijdragen van derden (ontwikkelende partijen) dan wel uit overige middelen, zoals subsidie.
De gemeente is eigenaar van de te ontwikkelen gronden. Het kostenverhaal vindt plaats door middel van de gronduitgifte door de gemeente en is daarmee anderszins verzekerd.
De ontwikkel- en uitgiftestrategie bestaat weliswaar uit een gefaseerde aanpak, maar het vastleggen van de precieze fasering is niet gewenst om flexibiliteit te behouden en in te kunnen spelen op economische ontwikkelingen en afstemming met de realisatie van overige gebiedsontwikkelingsprojecten in stadsdeel Haven.
In verband met de uitvoerbaarheid van het project is een gefaseerde uitvoering noodzakelijk i.v.m. de stikstofdepositie van de bouwfase. Ook hier is het echter met het oog op de gewenste flexibiliteit niet gewenst bij voorbaat een precieze fasering vast te leggen. Het bestemmingsplan bepaalt dat omgevingsvergunningen voor bouwen niet eerder verleend kunnen worden dan dat is aangetoond dat voldaan wordt aan de drempelwaarde voor stikstofemissie of is aangetoond dat bij een overschrijding van deze drempel de kritische depositiewaarden van omliggende Natura 2000 gebieden niet wordt overschreden. Deze regel zal leiden tot een feitelijke fasering van de bouw. Met het vastleggen van de drempelwaarden voor stikstofemmissie is de uitvorbaarheid en de daarvoor benodigde fasering voldoende publiekrechtelijk verzekerd.
De combinatie van gemeentelijk grondeigenaarschap en de bepalingen ten aanzien van stikstofemissie leiden ertoe dat er geen specifieke bepalingen nodig zijn voor een tijdvak of fasering.
Daarnaast is het stellen van eisen, regels of een uitwerking van regels aan de werken en werkzaamheden voor het bouwrijp maken van het exploitatiegebied, de aanleg van nutsvoorzieningen, en het inrichten van de openbare ruimte niet noodzakelijk.
Hiermee is er geen aanleiding voor het vaststellen van een exploitatieplan.
Planschade
Het vaststellen van een bestemmingsplan is op grond van afdeling 6.1 van de Wet ruimtelijke ordening een aangewezen handeling die in aanmerking kan komen voor een tegemoetkoming in de planschade. De inschatting is dat het vaststellen van voorliggend bestemmingsplan niet of slechts beperkt tot planschade leidt.
6.3 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Participatietraject Ontwikkelingsplan Kustzone Almere Haven
Voorafgaand aan het opstellen van dit bestemmingsplan is een Onwikkelingsplan voor het gebied opgesteld. Hierbij heeft een participatietraject plaatsgevonden in de periode april 2017 - september 2017 met geïnteresseerde omwonenden, de in het gebied aanwezige verenigingen en ondernemers.
Op 19 november 2018 heeft een vervolgbijeenkomst plaatsgevonden met de participatiegroep. Hierbij is het concept-bestemmingsplan kort gepresenteerd en was er de mogelijkheid een nadere toelichting te krijgen op het bestemmingsplan en voor het stellen van vragen.Via de website van Havenhart 2.0 is de omgeving geïnformeerd over de ontstane vertraging door de stikstofproblematiek.
Naar aanleiding van de plenaire presentatie zijn kort samengevat zijn de volgende vragen gesteld en antwoorden gegeven:
1. Vraag bodemvervuiling i.v.m. opgespoten slib op het manifestatieveld:
De gemeente geeft aan bij de uitgifte van de grond dat er bodemonderzoek wordt gedaan. Indien vervuiling blijkt zal er gesaneerd moeten worden. Vanuit de eerdere plannen voor een gebied en hierbij uitgevoerde onderzoeken is een goed beeld van de bodemsituatie.
2. Vragen over het verkeersplan:
Bij het ontwikkelingsplan is verkeerskundig onderzoek uitgevoerd. Daarin is aangetoond dat het plan uitvoerbaar is met de verkeers aantrekkende werking vanuit het ontwikkelprogramma van het plan. Tijdens het bestemmingsplan zal dit onderzoek worden geactualiseerd. Een verkeerstelling behoort tot het mogelijke instrumentarium.
3. Vraag over Rijkswaterstaat: Wat doe je als het Rijkswaterstaat het waterpeil met 30 cm verhoogt?
De gemeente geeft aan dat hier in de huidige normen rekening mee wordt gehouden. Om waterveiligheid te garanderen zijn verschillende manieren met Provincie en het Waterschap besproken. Daarop is het plan voor ophogen d.m.v. terpen op gebaseerd. De hoogte boven NAP is getoetst op basis van de Risicotool Waterveiligheid van de Provincie. De gemeente houdt hierbij nog een extra marge aan zodat op + 1,50 NAP voor de verblijfsfuncties geldt.
4. Vraag over het woningprogramma en over onderzoek woon en werkverkeer: Waar kan ik dit vinden?
De gemeente geeft aan dat dit in het ontwikkelingsplan staat.
5. Vraag over 30 km zone op de dijk: Hoe wordt de snelheid gecontroleerd en gehandhaafd?
Gemeente geeft aan dat de inrichting zo wordt gedaan dat het aanzet tot matigen van snelheid. Dit is wat de gemeente kan doen ter beïnvloeding van verkeersgedrag. Handhaving op snelheden is geen gemeentelijke taak.
6. Opmerking over het verkeer buiten het plangebied m.b.t. snelheid en vrachtverkeer. Er wordt niet aan de snelheid gehouden en het stoepje is ook gevaarlijk.
7. Vraag over indikken van woningbouw: Betekent dat jullie in de hoogte gaan?
Nee, dit willen we uitdrukkelijk niet en is ook niet zo in de participatiebijeenkomsten besproken. De bouwhoogte staat in het ontwikkelingsplan en wordt overgenomen in het bestemmingsplan. Indikken zal gebeuren binnen de ruimte en marge van de bouwvlekken.
8. Vraag over de uitlaatgassen van toekomstige auto's in het gebied?
Het is duidelijk dat het verkeer zal toenemen en auto's zullen steeds schoner worden. De dichtheid is veelal lager dan in centrum van Haven.
9. Vraag over het waterkwaliteit: Hoe zit het met de waterkwaliteit?
Dit heeft de aandacht. De gemeente is actief in de lobby voor de verbetering van de waterkwaliteit. Tevens is er een werkgroep voor waterkwaliteit gekomen met rijkspartners en belanghebbenden, zodat de problemen in de waterkwaliteit bij de kern bestreden kunnen worden.
10. Vraag over bouwwegen: Is er al bekend waar de bouwweg is? Men moet goed rekening houden met de leefbaarheid en kwaliteit in het gebied tijdens de bouwwerkzaamheden.
De huidige toegangswegen zullen als bouwwegen gebruikt worden. De gemeente ziet toe op bereikbaarheid en veiligheid tijdens de bouw. Een logische aanvoerroute is de Gooimeerdijk.
11. Opmerking over 30 km op dijk: Graag het verzoek om de 30 km zone eerder in te zetten op de dijk. 250 meter verplaatsen, zodat het aansluit op de wegenstructuur.
De gemeente stelt voor om aan tafel te zitten met bewoners met betrekking tot de planvorming voor herinrichting openbaar ruimte en verkeer in een werksessie.
Er was geen belangstelling voor een nadere toelichting op het concept-bestemmingsplan.
Watertoetsoverleg
In het kader van de watertoets heeft overleg plaatsgevonden met Rijkswaterstaat Midden-Nederland, Waterschap Zuiderzeeland en Provincie Flevoland. Daarnaast zijn deze partijen betrokken bij het formele vooroverleg op grond van artikel 3.1.1. Bro (zie hierna). De resultaten van het overleg zijn verwerkt in hoofdstuk 5.8 Waterparagraaf.
Vooroverleg
In het kader van het vooroverleg op grond van artikel 3.1.1. Bro zijn onderstaande instanties tot en met 22 maart 2019 in de gelegenheid gesteld om een reactie te geven op het concept bestemminsplan:
Vooroverlegpartner | Samenvatting overlegreactie | Reactie gemeente |
Brandweer Flevoland | Het bestemmingsplan is beoordeeld op het aspect veiligheid, zowel in algemene zin (Wet veiligheidsregio's) als ten aanzien van externe veiligheid (besluiten externe veiligheid). Het advies richt zich op de risico's, de mogelijkheden voor zelfredzaamheid en de mogelijkheden voor beperking en bestrijding van een incident. | Het advies van de brandweer Flevoland is verwerkt in paragraaf 5.4 van de toelichting van dit bestemmingsplan. |
Waterschap Zuiderzeeland | Op de plankaart is de begrenzing en zonering van de regionale kering niet volledig weergegeven. Dit komt waarschijnlijk omdat deze lijnen buiten de plangrenzen vallen, maar hiermee wordt daarom ook minder duidelijk dat een deel van de bebouwing in/op de kernzone valt. | Het is niet mogelijk om buiten het plangebied vallende bestemmingen of aanduidingen op te nemen. Wel is de buitenbeschermingszone nog aan de verbeelding toegevoegd middels de aanduiding 'vrijwaringszone - dijk 2' en in de regels opgenomen. |
Onder het kopje Waterveiligheid is marginaal ingegaan op de zorgplichten van de primaire en secundaire keringen. Geadviseerd wordt de tekst hierop aan te passen in: De zorgplicht voor zowel de primaire als regionale keringen ligt bij het Waterschap | Conform advies verwerkt in de tekst van paragraaf 5.8. | |
Voorgesteld wordt de indeling van de waterparagraaf als volgt aan te passen: primaire kering, regionale kering, meerlaagse veiligheid | Conform advies aangepast. | |
Ten aanzien van de kopjes Primaire waterkering en Regionale waterkering wordt opgemerkt dat een waterwet-vergunning nodig is voor bouwen in de keurzone van zowel de primaire als regionale kering. De keurzone omvat ook de buiten-beschermingszone van de primaire kering. En dit geldt bijvoorbeeld ook voor de aanleg van kabels en leidingen. | De waterwetvergunning komt aan de orde onder het kopje "watervergunning'. De tekst in paragraaf 5.8, onder de kop 'Watervergunning', is op basis van dit advies aangevuld en aangescherpt. | |
De bouwplannen zijn deels in strijd met het beleid van het waterschap. Dit beleid is vastgelegd in de keur en de legger. In overleg met het waterschap kan overwogen worden af te wijken van dit beleid. Maar hierover is nog geen zekerheid. | Het advies is verwerkt in paragraaf 5.8 van de toelichting van dit bestemmingsplan. | |
Rijkswaterstaat | Bezwaar tegen wijziging van bestemming 'Water' zoals opgenomen in vigerende bestemmingsplan, omdat dit water onderdeel uitmaakt van hoofdwatersysteem. | De bestemming 'Recreatie' ter plaatse van het water bij het surfstrand en bij het strand is aangepast naar de bestemming 'Water'. Het water ter plaatse van de jachthaven is in het bestemmingsplan 'Voorlanden en Begraafplaats' 1982 reeds als Recreatie bestemd en wordt daarom niet aangepast. |
Via de bestemming Recreatie worden verschillende soorten bebouwing mogelijk gemaakt, ook in het beheergebied van RWS en de Barro-begrenzing van het IJsselmeergebied. De bewering in h.1 van bijlage 1 dat geen bebouwing of landaanwinning mogelijk wordt gemaakt is daardoor onjuist. | Volgens art 2.12.2 Barro is uitbreiding mogelijk, mits onder de 12 ha. wordt gebleven. In dit bestemmingsplan worden de volgende mogelijkheden voor bebouwing binnen het in het Barro aangewezen IJselmeergebied geboden: - ter plaatse van de nieuwe locatie van De Jutter ca. 270 m2, - woonbebouwing: ca. 75 m2 - recreatieve voorzieningen zoals een toilet- en douchtegebouw. - nutsvoorzieningen - jop's Dit valt ruimschoots binnen de 12 ha. De toelichting is hierop aangepast. | |
Volgens hoofdstuk 1 van bijlage 1 wordt binnen de Barro-begrenzing geen bebouwing of landaanwinning mogelijk gemaakt. De bestemming Woongebied op de verbeelding lijkt echter wel deels binnen de Barro-begrenzing van het IJsselmeergebied te vallen. Het is wenselijk te benoemen of dit wel of niet het geval is. Wanneer de woningbouw inderdaad deels binnen de Barro-begrenzing ligt, dient gekwalificeerd te worden hoeveel van de 12 beschikbare hectare besteed wordt. | Er wordt ca. 75 m2 woonbebouwing binnen de Barro-begrenzing mogelijk gemaakt. Dit is in de toelichting aangepast. | |
De alinea's Waterveiligheid en Primaire waterkering zijn met elkaar in tegenspraak vwb onder wiens beheer wat valt.De waterkering in het plangebied is in beheer van het Waterschap en niet van RWS. Verzocht wordt de juiste informatie consistent te vermelden. | De toelichting is conform het verzoek aangepast. | |
De verplichting voor het doorlopen van het Toetsingskader Waterkwaliteit uit het BPRW komt aan bod in paragraaf 5.8 van de plantoelichting. De toetsing zelf ontbreekt nog. Wij zien graag dat het bestemmingsplan hiermee wordt aangevuld. Ook zou het BPRW vermeld kunnen worden in Hoofdstuk 1 van Bijlage 1 als rijksbeleid. | Het BPRW inmiddels is vervangen door het Nationaal Water Programma 2022 – 2027 (NWP). Dit is een samenvoeging van het Nationaal Water Plan en het Beheer- en ontwikkelplan voor de rijkswateren (BPRW). Het toetsingskader waterkwaliteit maakt niet langer deel uit van het Nationaal Water Programma (NWP), maar is opgenomen in de Beleidsregel toetsingskader waterkwaliteit. In hoofdstuk 1 van Bijlage 1 Beleidskader wordt aandacht besteed aan het NWP en het toetsingskader waterkwaliteit. In het kader van de vormvrije m.e.r.-beoordeling is het Toetsingskader Waterkwaliteit doorlopen en als bijlage bij de vormvrije-m.e.r.-beoordeling gevoegd. Het resultaat van het Toetsingskader waterkwaliteit is opgenomen in hoofdstuk 5.8 Waterparagraaf. | |
Het is wenselijk dat er wordt beargumenteerd dat het gehanteerde minimum vloerpeil voldoende veiligheid biedt bij het nieuwe streefpeil. Ook opwaaiing van het Gooimeer is een factor die een rol speelt bij de waterveiligheid in het buitendijks plangebied. | De provincie bevestigt dat het gehanteerde minimum vloerpeil voldoende veiligheid biedt bij het nieuwe streefpeil. Wel wordt de risicotool van de provincie aanpast aan het nieuwe streefpeil, maar het onderhavig plan hoeft daar niet op te worden aangepast gezien de relatief kleine wijziging. | |
Paragraaf 2.2.3 noemt de wens om grotere surfevenementen te organiseren. In paragraf 5.8 staat dat er geen uitbreiding van watersportactiviteiten wordt voorzien. Ondanks ruime afstand tot rijksvaarweg kan er invloed op de nautische veiligheid ontstaan bij grootschalige surfevenementen. Graag verheldering welke toename aan waterrecreatieactiviteiten is voorzien in en nabij plangebied. Kan er iets genoemd worden over hoeveelheid watersporters, type watersport (surfen/duppen/...) en of dit leidt tot zonering/mitigerende maatregelen? | De plannen voor grootschalige surfevenementen zijn niet meer aan de orde. Mocht dit in de toekomst wijzigingen, dan zal hiervoor een aparte procedure worden doorlopen. De toelichting is hierop aangepast. | |
Paragraaf 5.9 maakt geen melding van het voornemen om het surfstrand in oorspronkelijke staat terug te brengen. Wellicht zal zandsuppletie noodzakelijk zijn, wat raakvlakken heeft met het thema bodemkwaliteit. Wanneer het strand wordt hersteld met afgeslagen zand dient de kwaliteit van dit zand voor toepassing te worden bepaald. Gelieve deze paragraaf aan te vullen. | Op dit moment zijn er geen plannen meer voor aanheling van het surfstrand. | |
In paragraaf 5.4 wordt de rijksvaarweg niet genoemd, maar komt wel terug in de bijlage Intern memo Externe veiligheid. De verantwoording hulpverlening in de plantoelichting is nog summier. Graag zien wij dat deze passage wordt aangevuld. Bijvoorbeeld met de vluchtmogelijkheden. Het gevraagde advies van de Brandweer kan hieraan bijdragen. | Paragraaf 5.4 is aangevuld. | |
In paragraaf 6.3 kan het watertoetsoverleg en het onderhavige afstemmingsmoment met RWS Midden-Nederland worden toegevoegd. | Kopje Watertoetsoverleg toegevoegd aan paragraaf 6.3. | |
Provincie Flevoland | Verzoek om aandacht te geven aan de Omgevingsvisie. | H. 4 is aangevuld. |
Recent is het Omgevingsprogramma en de Omgevingsverordening vastgesteld. Verzoek gebruik juiste terminologie, omschrijving van de uitgangspunten en vertaling in bestemmingsplan | H. 4 is aangepast. | |
De beleidsregel Windmolens is ingetrokken. Beleid staat nu in Omgevingsprogramma, Omgevingsverordening en Regioplan Wind. | H. 4 is hierop aangepast. | |
Doel bijlage 2 (t.o.v. h 4) is niet duidelijk. Advies focus op doorvertaling van beleid. | Onze ervaring is dat een uitgebreidere beschrijving van het beleid in voorkomende gevallen toch nuttig is. Bovendien is hier ook beleid opgenomen waar wel op getoetst is, maar dat geen consequenties heeft voor dit bestemmingsplan. | |
Laddertoets. Woningbehoefte voldoende aangetoond. Advies aandacht voor goede ov-verbinding. | In hoofdstuk 2 van de toelichting is paragraaf 2.2.13 Openbaar vervoer ingevoegd. | |
Voorbehoud voor nog te motiveren behoefte recreatiewoningen (laddertoets). Artikel 4.4 sub a onder 3 (verbod permanente bewoning), waarnaar verwezen wordt, bestaat niet. | Paragraaf 2.3.3 Hotelvoorziening enrecreatiewoningen is aangevuld met de motivering voor recreatiewoningen. Het genoemde artikel bestond wel degelijk en luidde: 4.4 Specifieke gebruiksregels a. Tot een gebruik strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend: 1. het gebruik van gronden en de daarop voorkomende bouwwerken ten behoeve van seksinrichtingen en de daaraan verwante detailhandel; 2. het gebruik van onbebouwde gronden voor de opslag van goederen; 3. het gebruik van de in artikel 4.1 onder g. en i. genoemde verblijfsrecreatieve voorzieningen voor permanente bewoning; Inmiddels luidt het (voor zover relevant) door andere wijzigingen en hernummering: 4.4 Specifieke gebruiksregels Tot een gebruik strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend: Tot een gebruik strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend: a. het gebruik van voorzieningen ten behoeve van de in artikel 4.1 onder h. bedoelde verblijfsrecreatie voor permanente bewoning; | |
In 2017 zijn ondanks maatregelen alsnog waarschuwingen afgegeven in verband met de zwemwaterkwaliteit van Zwemstrand Almere-Haven en Surfstrand Almere-Haven. Er wordt op gewezen dat een voldoende groot gedimensioneerde afbakening met een eventuele doorspoelbaarheid van het zwemwater, mogelijk een oplossing kan zijn. In het algemeen wordt gesteld dat voor het hele spectrum van recreatie de blauwalgaanpak van belang is. Daarbij wordt tevens gewezen op de sterke blauwalggevoeligheid van het Gooimeer en het 'conflicterende' vraagstuk van maaien waterplanten in verband met recreatievaart. | De gemeente is zich bewust van de aanwezigheid en de overlast van blauwalg in dit gebied. Daartoe beheert en onderhoudt de gemeente diverse systemen die de aanwezigheid van blauwalg beperken. Dat gebeurt in afstemmen met oa. Rijkswaterstaat. | |
Verzoek duidelijkheid te geven over hoe de gemeente wenst om te gaan met het beheerrisico van blauwalg. | De gemeente beheert en monitort continu diverse systemen die blauwalg zo veel mogelijk beperken. | |
Waterveiligheid: volgt 2e week april | De gemeente heeft geen nadere vooroverlegreactie ontvangen betreffende het aspect 'Waterveiligheid'. De provincie bevestigt dat het gehanteerde minimum vloerpeil voldoende veiligheid biedt bij het nieuwe streefpeil. Wel wordt de risicotool van de provincie aanpast aan het nieuwe streefpeil. | |
Gewezen wordt op het belang van het daadwerkelijk uitvoeren en voor zover mogelijk bij het bestemmingsplan betrekken van het vervolg natuuronderzoek in 2019. Opgemerkt wordt dat niet voor elke situatie en voor elke beschermde soort ontheffing zal kunnen worden afgegeven. | De tekst van de toelichting en devormvrije m.e.r beoordeling zijn geactualiseerd met het meest recente onderzoek. | |
Het hotel en de geplande extra kleine recreatie zal verstoring van natuurwaarden van de NNN met zich brengen. Hier dient naar gekeken te worden vanuit gebiedsbescherming en dit dient te worden afgestemd met Rijkswaterstaat. | Voor het “Eemmeer & Gooimeer Zuidoever” en “Markermeer & IJmeer” geldt dat een toename van waterrecreatie kan leiden tot een negatief effect op de instandhoudingsdoelen. Dit bestemmingsplan voorziet echter niet in een groei van de jachthaven. De enige groei van waterrecreatie zal mogelijk ontstaan door de ontwikkelingen bij het surfstrand. Deze watersport zal echter niet leiden tot een negatief effect op de instandhoudingsdoelen van de genoemde gebieden omdat deze zich niet tot in de genoemde Natura 2000-gebieden zal uitstrekken. Andere effecten voortvloeiend uit dit bestemmingsplan, worden niet verwacht. Voor het Naardermeer geldt dat hier stikstofgevoelige natuur aanwezig is. De mogelijkheden binnen dit bestemmingsplan (meer woningen en verblijfsmogelijkheden en daarmee samenhangend meer verkeer) kunnen leiden tot een verhoogde stikstofdepositie. Er is daarom een stikstofonderzoek uitgevoerd (zie bijlage bij Bijlage 3 VormvrijeMer-beoordeling). In dit onderzoek is berekend wat de te verwachten stikstofdepositie ter plaatse van het Natura 2000-gebied zal zijn in de bouw- en gebruiksfase van het bestemmingsplan. Uit het stikstofonderzoek blijkt dat het planeffect van dit bestemmingsplan in de bouwfase en de gebruiksfase niet leidt tot een grotere stikstofdepositie groter dan 0,00 mol/ha/jaar op enig relevant habitat. | |
Ten aanzien van de PAS is er nog niets uitgewerkt. Ten aanzien van dit aspect wordt een voorbehoud gemaakt. | Er is onderzoek naar de stikstofdepositie. Het onderzoek is te vinden in de bijlagen bij Bijlage 3Vormvrije Mer-beoordeling. De conclusies van het stikstofonderzoek hebben geleid tot aanpassing van de regels. De toelichting hierop is terug te vinden in 3.4.2 Algemene regels. | |
In de tabel H4 en de bijlage wordt de erfgoedwetgeving wel toegelicht, maar een korte intro op de erfgoedwet aan het begin van H5.10 inclusief de invulling hiervan is gewenst. De paragraaf gaat uitgebreid in op de omschrijving van de cultuurhistorische waarden, maar de vertaling/borging van deze waarden ontbreekt. Verzocht wordt inzichtelijk te maken hoe de gemeente met deze cultuurhistorische waarden om wenst te gaan. | Aan paragraaf 5.10 is een kopje 'Erfgoedwet' toegevoegd. | |
In de bovenste figuur op p. 108 staan zeven boringen weergegeven in een deel van het plangebied. Deze hebben geen informatie opgeleverd. Een dieptevrijstelling voor de opgespoten gebieden is logisch, maar de toelichting levert onvoldoende onderbouwing op waarom het gehele gebied geheel vrijgesteld zou kunnen worden. Verzocht wordt helderheid over te verschaffen. | Vrijstelling van het gebied is gebeurd bij de vaststelling van de Archeologische Beleidskaart Almere in 2016. Daarbij is gebruikt gemaakt van de beschikbare onderzoeken en conclusies die op moment van onderzoek zijn gemaakt. Deze kaart is op basis van de Archeologieverordening 2016 overgenomen in het voorliggende bestemmingsplan. | |
Op de tweede figuur van p. 108 is de legenda niet leesbaar. Wij adviseren u deze legenda leesbaar af te beelden en toe te lichten wat de rode sterren inhouden. Dan heeft de lezer ook voldoende informatie om te bepalen of de onderbouwing tbv vrijstelling vervolgonderzoek scheeps- en vliegtuigwrakken voor de onderzochte delen voldoende is. | De kwaliteit van de figuren is iets verbeterd. Voor de originele afbeelding en de bijbehorende leesbare legenda verwijzen we naar het onderzoeksrapport (Periplus Archeomare rapport nr. 10-A026). De rode sterren betrof sonar-contacten die uiteindelijke geen archeologische oorsprong bleken te hebben. | |
Gemeente Gooisemeren | Plan geeft geen aanleiding voor het geven van een reactie. | |
Vitens | geen reactie ontvangen | |
Staatsbosbeheer | geen reactie ontvangen | |
Natuur en Milieu Flevoland | geen reactie ontvangen | |
Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed | geen reactie ontvangen | |
Vogelwacht | geen reactie ontvangen | |
Gemeente Huizen | geen reactie ontvangen | |
Omgevingsdienst Flevoland, Gooi en Vechtstreek | In hoofdstuk 3.2.2. Recreatie toelichten dat kleinschalige evenementen zijn toegestaan. | Conform advies aangepast. |
H4 beleidskaders: Verordening op de Fysieke leefomgeving Flevoland 2012 is vervangen door Omgevingsverordening Flevoland. | Conform advies aangepast. | |
Paragraaf 5.2 en bijlage 2 akoestisch onderzoek: In de zin "Voor de bestaande bebouwing langs Gooimeerdijk-West, Strandweg en Sluiskade wijzigt de GES kwalificatie van redelijk tot goed niet.' is het woordje 'niet' waarschijnlijk niet bedoelt. | Het woordje 'niet' is hier wel correct. De zin leest echter inderdaad lastig/ is enigszins onduidelijk en is daarom aangepast: "De GES kwalificatie voor de bestaande bebouwing wijzigt niet en varieert van redelijk tot goed." Overigens heeft er ook een update van het akoestisch onderzoek plaatsgevonden en is de toelichting hierop aangepast. | |
Artikel 4.4.b.1: Verwijzen naar het beleid 'Nota Evenementen in Almere 2015" of nogmaals aangeven dat alleen niet geluiddragende evenementen zijn toegestaan. | Artikel 4.4.b.1 is conform het advies aangepast. | |
Artikel 4.4.b.3: In de Nota Evenementen in Almere 2015 is een algemene norm voor een 'niet-geluiddragend' evenement aangegeven van 70 dB(A). Dit is ruim hoger dan de aangegeven 45 dB(A). Opgemerkt wordt dat het mogelijk is dat het omgevingsgeluid al hoger zal zijn dan de aangegeven norm voor dergelijke evenementen. Verder wordt bij een 'niet-geluiddragend' evenement in de nota geen rekening gehouden met een dB(C)-norm. | Artikel 4.4.b.3 is conform het advies aangepast. |
Zienswijzen
PM
6.4 Overige Besluiten
Bijlagen
Bijlage 1 Beleidskader
Hoofdstuk 1 Rijksbeleid
Nationale Omgevingsvisie (NOVI) 2020
Op 11 september 2020 is de Nationale Omgevingsvisie vastgesteld. De Nationale Omgevingsvisie vervangt integraal de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). Tegelijkertijd met het vervallen van de SVIR vervalt ook het Nationaal Milieubeleidsplan.
De Nationale Omgevingsvisie (NOVI) biedt een duurzaam perspectief voor de leefomgeving. Hiermee wordt ingespeeld op de grote uitdagingen in de komende jaren. Allerlei trends en ontwikkelingen hebben invloed op de leefomgeving. Veranderende en groeiende steden, de overgang naar een duurzame en circulaire economie en het aanpassen aan de gevolgen van de klimaatverandering vormen slechts een deel van de opgave. Dit biedt kansen, maar vraagt wel om zorgvuldige keuzes. Want de ruimte, zowel boven-, als ondergronds, is een schaars goed. Het combineren van al die opgaven vraagt een nieuwe manier van werken. Niet van bovenaf opgelegd, maar in goede samenwerking tussen overheden, bedrijven, kennisinstellingen, maatschappelijke organisaties en burgers. De NOVI biedt een kader, geeft richting en maakt keuzes waar dat kan. Tegelijkertijd is er ruimte voor regionaal maatwerk en gebiedsgerichte uitwerking. Omdat de verantwoordelijkheid voor het omgevingsbeleid voor een groot deel bij provincies, gemeenten en waterschappen ligt, kunnen inhoudelijke keuzes in veel gevallen het beste regionaal worden gemaakt. Aan de hand van een toekomstperspectief op 2050 brengt de NOVI de langetermijnvisie in beeld. Op nationale belangen wil het Rijk sturen en richting geven. Die komen samen in vier prioriteiten:
- Ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie.
- Duurzaam economisch groeipotentieel.
- Sterke en gezonde steden en regio's.
- Toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied.
De NOVI dient op regionaal niveau uitgewerkt te worden zodat een gebiedsgerichte aanpak en maatwerk mogelijk is. Deze uitwerking heeft nog niet plaatsgevonden en is bovendien op een schaalniveau die het onderhavig plangebied overstijgt. Het planvoornemen past binnen de Nationale Omgevingsvisie.
Besluit algemene regels ruimtelijke ordening en Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (2012)
De wetgever heeft in de Wet ruimtelijke ordening, ter waarborging van nationale en provinciale belangen, de besluitmogelijkheden van lagere overheden begrensd. Indien nationale of provinciale belangen dat met het oog op een goede ruimtelijke ordening noodzakelijk maken, kunnen bij of krachtens Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) respectievelijk provinciale verordening regels worden gesteld omtrent de inhoud van bestemmingsplannen. In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro), ook wel bekend als de AMvB Ruimte, zijn de 14 nationale belangen opgenomen die juridische borging vereisen. Het besluit is gericht op doorwerking van de nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen. In het Barro komen de volgende veertien nationale belangen terug:
- 1. Rijksvaarwegen;
- 2. Project Mainportontwikkeling Rotterdam;
- 3. Kustfundament;
- 4. Grote rivieren;
- 5. Waddenzee en waddengebied;
- 6. Defensie;
- 7. Hoofdwegen en hoofdspoorwegen;
- 8. Elektriciteitsvoorziening;
- 9. Buisleidingen van nationaal belang voor vervoer van gevaarlijke stoffen;
- 10. Natuurnetwerk Nederland;
- 11. Primaire waterkeringen buiten het kustfundament;
- 12. IJsselmeergebied (uitbreidingsruimte);
- 13. Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde.
- 14. Ruimtereservering Parallelle Kaagbaan
Met betrekking tot de verstedelijking in het IJsselmeergebied is in het Barro opgenomen dat geen nieuwe bebouwing of landaanwinning toegestaan is. In afwijking hiervan (art. 2.12.2 Barro) is het toegestaan om binnen de gemeente Almere 12 hectare in het Gooimeer hiervoor aan te wenden.
Hoewel er binnen het plangebied gebouwd wordt buiten de primaire waterkering, valt het overgrote deel van de geplande bebouwing niet binnen de grenzen van het Barro-gebied (Bijlage 6 bij het Barro, kaart IJsselmeergebied). Zie hiervoor kaart 8 Wijziging van het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (eerste aanvulling) op ruimtelijkeplannen.nl. Voor de nieuwe locatie van restaurant de Jutter geldt dat een klein deel binnen de grens van het Barro-gebied valt. Het betreft hier een oppervlak van ca. 270 m2 waar bebouwing mogelijk gemaakt wordt. Ook het woonblok dat deels het water in steekt valt voor een klein deel binnen het IJsselmeergebied. Dat betreft een oppervlak van ca. 75m2 waar woonbebouwing mogelijk wordt gemaakt. Daarnaast is er bebouwing mogelijk ten behoeve van het recreatieve gebruik zoals een toilet- en douchevoorziening en zijn er gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen en jop's toegestaan. Het gaat daarbij slechts om zeer beperkte oppervlaktes. De bebouwingsmogelijkheden binnen het Barro-gebied vallen ruimschoots binnen de 12 hectare van art. 2.12.2 Barro.
Regeling algemene regels ruimtelijke ordening
De wijziging van het Barro ging vergezeld van een wijziging van de Rarro. Ook deze wijziging trad op 1 oktober 2012 in werking. De Rarro bevat een uitwerking van het al eerder in het Barro gepubliceerde ruimtelijke regime rond radars voor militaire luchtvaart.
Op het plangebied zijn de militaire radarverstoringsgebieden van AOCS Nieuw Milligen en Soesterberg van toepassing. Omdat het plangebied op grotere afstand dan 15 km van de daar opgestelde radarantennes ligt, zijn er geen hoogtebeperkingen voor bouwwerken, met uitzondering van windturbines. De hoogtebeperking voor windturbines is vanwege het radarverstoringsgebied van AOCS Nieuw Milligen 118 m en van Soesterberg 128 m. De tippen van de wieken van windturbines mogen deze hoogtes niet overschrijden. Zijn de windturbines wel hoger, dan is een radarverstoringsonderzoek vereist. Het onderhavige bestemmingsplan maakt de bouw van windturbines niet mogelijk.
Naast de primaire radars is er apparatuur die de luchtverkeersleiding en de luchtvaartnavigatie ondersteunen, zoals secundaire radars, bakens en landingsinstrumenten. In de omgeving van deze apparatuur gelden bouwbeperkingen. Deze apparatuur en de bouwbeperkingen zijn geen onderdeel van de regeling voor primaire radars in het Barro en Rarro. In paragraaf 5.11 Radarverstoringsgebieden, installaties voor luchtverkeer enlaserstraalvrije gebieden wordt ingegaan op het radarverstoringsgebied voor burgerluchtverkeer.
Het bestemmingsplan is in overeenstemming met het Barro en Rarro.
Ladder voor duurzame verstedelijking
Het doel van de Ladder is een goede ruimtelijke ordening door een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Het Rijk wil met de introductie ervan vraaggerichte programmering bevorderen. De Ladder beoogt een zorgvuldige en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten. De Ladder is als procesvereiste opgenomen in artikel 3.1.6 lid 2 Besluit ruimtelijke ordening (=Bro). Hierin is vastgelegd dat provincies en gemeenten die een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maken (in respectievelijk een provinciale verordening of een bestemmingsplan) de Laddertoets moeten doorlopen. Een nieuwe stedelijke ontwikkeling is in artikel 1.1.1 onder i Bro als volgt gedefinieerd: 'ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen'.
In dit bestemmingsplan worden nieuwe stedelijke ontwikkelingen mogelijk gemaakt. In hoofdstuk 2.3 wordt hier nader op ingegaan.
RAAM-Brief (2009)
Rijk en regio willen de internationale concurrentiekracht en de duurzaamheid van de Noordelijke Randstad een impuls geven. In het programma Randstad Urgent zijn vijf grote projecten aangewezen die daaraan moeten bijdragen:
- schaalsprong Almere;
- verbetering openbaar vervoer tussen Schiphol, Amsterdam, Almere en Lelystad;
- verbetering van de ecologische kwaliteit van het Markermeer en het IJmeer (toekomstagenda Markermeer-IJmeer, TMIJ);
- de ontwikkeling van de luchthaven Lelystad in relatie tot de ontwikkeling van Schiphol;
- verbetering van de bereikbaarheid via de weg en het openbaar vervoer tussen Almere, 't Gooi en Utrecht.
Deze vijf projecten worden bij de uitwerking en besluitvorming in samenhang bezien. Als onderdeel van deze aanpak heeft het Kabinet een aantal principekeuzes vastgesteld voor de ontwikkeling van het gebied tussen Amsterdam, Almere en Markermeer. Deze keuzes zijn gepresenteerd in de RAAM-brief die het Kabinet op 6 november 2009 heeft gepubliceerd. 'RAAM' staat voor 'Randstad-besluiten Amsterdam – Almere – Markermeer'. De RAAM-brief geeft de koers voor de na te streven ontwikkelingen aan. In de RAAM-brief heeft het kabinet ingezet op een westelijke ontwikkeling van Almere en dus niet voor een dominante ontwikkeling in oostelijke richting. Hier is het principe ontstaan dat de stedelijke ontwikkeling aan de westzijde van Almere plaatsvindt. Oosterwold krijgt een meer landelijke invulling.
Het bestemmingsplan maakt de bouw van maximaal 255 woningen mogelijk en voegt daarmee een nieuw en duurzaam woonmilieu toe dat onderdeel uitmaakt van de schaalsprong van Almere.
Rijk-regioprogramma Amsterdam - Almere - Markermeer(2013) (RRAAM)
In het Rijk-regioprogramma Amsterdam-Almere-Markermeer (verder: RRAAM) werken het Rijk, de provincies Noord-Holland, Utrecht en Flevoland en de gemeenten Almere en Amsterdam samen om de drievoudige ambitie op het gebied van woningbouw, bereikbaarheid en ecologie in de Noordelijke Randstad vorm te geven. Binnen RRAAM is onder verantwoordelijkheid van het ministerie van Infrastructuur en Milieu in november 2013 de Rijksstructuurvisie Amsterdam-Almere-Markermeer vastgesteld.
Almere groeit in fasen en organisch op locaties langs de bestaande vervoersassen (A6, A27 en Flevolijn) volgens het bestaande meerkernige stadsconcept. De locaties Poort, Nobelhorst, Centrum Weerwater en Oosterwold bieden ruimte aan een aanzienlijk aantal woningen, voorzieningen en aan bedrijvigheid. De locatie Centrum Weerwater wordt ontwikkeld tot een locatie met (boven-)regionale centrumfuncties. De Floriade in 2022 is een eerste initiatief en hierdoor zal het imago van Almere als aantrekkelijke suburbane stad een internationale impuls krijgen.
Samen met de groei van Almere zal ook de stedelijke infrastructuur en groenblauwe structuur meegroeien. Tegelijkertijd wordt een volwaardig voorzieningenpakket op het gebied van onderwijs, werkgelegenheid, cultuur, sport en duurzaamheid ontwikkeld. Door de verstedelijking langs de bestaande vervoersassen te concentreren, wordt druk opgebouwd die nodig is voor een verdere westwaartse groei van Almere en worden de investeringen in deze vervoersassen maximaal benut.
Om het toekomstperspectief en de stappen daar naartoe te realiseren, hebben het Rijk en de overheden in de Noordvleugel gezamenlijke afspraken gemaakt voor de komende jaren. Die afspraken staan in de realisatieparagraaf van de Rijksstructuurvisie en in de Bestuursovereenkomst RRAAM en de Uitvoeringsovereenkomst Almere 2.0. Tezamen vormen zij de agenda voor de komende jaren. De samenhang tussen de stapsgewijze ontwikkelingen naar het toekomstperspectief wordt geborgd door het monitoren van de voortgang van de maatregelen en de effecten van de ontwikkelingen. Zo kan door het Rijk en de overheden in de Noordvleugel tussentijds worden bijgestuurd.
Om de agglomeratiekracht en daarmee de internationale concurrentiepositie van de Noordvleugel te versterken, is het in lijn met de Gebiedsagenda Noord-Holland, Utrecht en Flevoland de opgave om zoveel mogelijk woningen in bestaand stedelijk gebied in de regio's Amsterdam, Utrecht en Amersfoort en langs bestaande infrastructuurcorridors te bouwen op de as Haarlemmermeer-Schiphol-Amsterdam-Almere-Lelystad. Aanvullende verstedelijkingslocaties worden in de directe nabijheid daarvan gezocht. Daarnaast hebben het Rijk en de overheden in de Noordvleugel geconcludeerd dat Almere goede mogelijkheden biedt om een aanzienlijk deel van de woningbehoefte van de Noordvleugel te accommoderen: richtpunt is 60.000 woningen: 25.000 woningen uit Noord-Holland, 15.000 uit de regio Utrecht en 20.000 woningen voor de autonome ontwikkeling van Almere.
Het bestemmingsplan maakt de bouw van maximaal 255 woningen mogelijk en voegt daarmee een nieuw woonmilieu toe.
Bestuursovereenkomst RRAAM (2013)
Op 13 november 2013 is de Bestuursovereenkomst RRAAM ondertekend door het Rijk, de provincies Flevoland, Noord-Holland en Utrecht, de stadregio Amsterdam en de gemeenten Amsterdam en Almere (verder: RRAAM). De Rijksstructuurvisie Amsterdam-Almere-Markermeer is bindend voor het Rijk. Met deze bestuursovereenkomst leggen partijen de afspraken vast om tot uitvoering te komen van de drievoudige ambitie op het gebied van verstedelijking, bereikbaarheid en natuur & recreatie ter versterking van de internationale concurrentiepositie van de Noordvleugel, zoals uitgewerkt in de Rijksstructuurvisie Amsterdam-Almere-Markermeer.
Partijen hebben ten aanzien van de stedelijke ambitie afgesproken dat met de adaptieve aanpak de (markt)vraag naar woningen en bedrijfslocaties van doorslaggevend belang is voor het tempo en de invulling van het ontwikkelen van het toekomstperspectief. Partijen monitoren voor het gebied de Noordvleugel de kwantitatieve en kwalitatieve actuele vraag naar en het aanbod van woningen. Onder duovoorzitterschap van de provincie Noord-Holland en het Rijk (namens deze vertegenwoordigers van de minister voor Wonen en Rijksdienst), wordt deze monitoring vanaf 2014 uitgevoerd. Partijen brengen de gezamenlijke rapportage jaarlijks uit.
Het bestemmingsplan maakt de bouw van maximaal 255 woningen mogelijk en voegt daarmee een nieuw woonmilieu toe.
Uitvoeringsovereenkomst Almere 2.0 (2013) (IAK2)
Het Rijk, de provincie Flevoland en de gemeente Almere hebben op 20 november 2013 in de Uitvoeringsovereenkomst de afspraken vastgelegd om tot uitvoering te komen van de stedelijke ambitie Almere, zoals uitgewerkt in de Rijksstructuurvisie Amsterdam-Almere-Markermeer. Deze overeenkomst vervangt het eerdere Integraal Afsprakenkader (IAK) uit 2010. De afspraken in de uitvoeringsovereenkomst hebben betrekking op de integrale stedelijke ontwikkeling (Almere 2.0) en heeft betrekking op:
- de gebieden: Almere Oosterwold, Almere Centrum Weerwater inclusief Floriade, Almere Pampus in samenhang met de IJmeerlijn, Almere Poort, Nobelhorst, alsmede de stedelijke ontwikkeling in het huidige stedelijke gebied van Almere;
- de thema's stedelijke bereikbaarheid, groenblauw, duurzaamheid, onderwijs, cultuur, sport en economie;
- het behoud van de concurrentiepositie van het huidige stedelijke gebied (Almere Tafel);
- de samenwerking tussen het Rijk, de provincie Flevoland en de gemeente Almere alsmede het gezamenlijk financieel kader ten behoeve van de realisatie.
In de overeenkomst hebben partijen afgesproken dat het realiseren van de stedelijke ambitie (60.000 woningen) is gestart op 1 januari 2010. De vraag van de markt is een bepalende factor voor het tempo waarop de gebiedsontwikkelingen in Almere plaatsvinden. De gebiedsontwikkeling Almere Centrum Weerwater kan op basis van de uitvoeringsovereenkomst door de gemeente Almere worden opgestart. De gemeente Almere voert de regie over de afstemming tussen de gebiedsontwikkelingen in Almere middels onder meer de gemeentelijke programmeringscyclus (Meerjaren Programmering Grondexploitatie Almere).
Ten behoeve van de realisatie van Almere 2.0 wordt één gezamenlijk Fonds Verstedelijking Almere ingesteld. Het fonds is bestemd voor investeringen in projecten ten behoeve van de integrale ontwikkeling van Almere 2.0. Het gaat daarbij om projecten op het gebied van de Almere Tafel, Onderwijsstructuur, Culturele infrastructuur, Sportinfrastructuur, Economie en Floriade, Duurzaamheid, Programma groenblauw en Stedelijke bereikbaarheid.
Het bestemmingsplan maakt de bouw van maximaal 255 woningen mogelijk en voegt daarmee een nieuw woonmilieu toe.
Structuurvisie Windenergie op Land (2014)
Op 28 maart 2014 heeft de Ministerraad de Structuurvisie Windenergie op land (SvWOL) vastgesteld. Daarmee is het beleid van kracht geworden om ruimte te bieden voor grootschalige windparken om de doorgroei naar ten minste 6.000 megawatt (MW) windenergie op land in 2020 te realiseren. Het voornemen om een structuurvisie voor Windenergie op land op te stellen is aangekondigd in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2012). De belangrijkste reden voor het ontwikkelen van de SvWOL is de wens van het kabinet om grootschalig windenergievermogen te concentreren in de daarvoor meest geschikte gebieden. Op die manier kan de landschappelijke versnippering en verstoring worden beperkt. Bovendien zal het aanwijzen van gebieden voor grootschalige windenergie in een structuurvisie de procedure voor realisatie van grote projecten versnellen. Naast grootschalige windparken zijn ook kleinschalige initiatieven (kleiner dan 100 MW) noodzakelijk om de 6.000 MW windenergie op land in 2020 te halen. De ministers van Infrastructuur en Milieu en van Economische Zaken hebben met de provincies afspraken gemaakt over de realisatie van 6.000 MW in 2020, die deel uitmaken van de Structuurvisie. In de Structuurvisie Windenergie op land zijn 11 gebieden in Nederland aangewezen waar grootschalige opwekking van windenergie (meer dan 100 MW) mogelijk is. Hiermee biedt de SvWOL het ruimtelijk kader voor deze grootschalige windprojecten, waarop de rijkscoördinatieregeling (RCR) van rechtswege van toepassing is. De gebieden zijn in overleg met de provincies aangewezen. In onderstaande afbeelding zijn de gebieden in Flevoland aangewezen die in aanmerking komen voor grootschalige windenergie.
Aangewezen gebieden voor grootschalige opwekking van windenergie
Het plangebied valt niet in een gebied dat in de Structuurvisie Windenergie op Land (SvWOL) is aangewezen voor grootschalige opwekking windenergie. Het bestemmingsplan maakt geen grootschalige opwekking van windenergie mogelijk.
Het bestemmingsplan is in overeenstemming met deze Structuurvisie
Structuurvisie Randstad 2040 (2010)
In de Structuurvisie Randstad 2040 (2010) heeft het kabinet keuzes gemaakt om van de Randstad in 2040 een duurzame en concurrerende Europese topregio te maken waar mensen graag wonen, werken en recreëren. Groene woon- en werkmilieus zijn daarbij nodig om de variatie in vestigingsmilieus te vergroten. Mogelijkheden daarvoor liggen onder meer in Almere. Grootschalige stedelijke ontwikkeling van Almere is noodzakelijk voor het opvangen van de groei in de noordelijke Randstad tot 2040. Ook in deze structuurvisie is aangegeven dat de opgave bestaat om tot 2030 60.000 woningen te bouwen.
Het bestemmingsplan maakt de bouw van maximaal 255 woningen mogelijk en is dus in overeenstemming met de Structuurvisie Randstad 2040.
Europese Kaderrichtlijn Water (2000)
De Europese Kaderrichtlijn Water is vastgesteld in 2000. De kaderrichtlijn heeft als doelstellingen:
- een goede ecologische toestand van de oppervlaktewateren (zoete, kust- en overgangswateren);
- het tot nul terugbrengen van de lozing van gevaarlijke stoffen;
- een goede toestand van het grondwater;
- een duurzaam gebruik van water;
- afzwakking van de negatieve gevolgen van overstromingen en perioden van droogte.
Sinds 1 november 2003 is er een wettelijke verplichting om een watertoets uit te voeren bij ruimtelijke plannen, waaronder bestemmingsplannen. Bij het opstellen van een bestemmingsplan moet inzichtelijk worden gemaakt wat de gevolgen zijn van een ruimtelijke ontwikkeling voor het waterbeheerssysteem en op welke wijze de ruimtelijke ontwikkeling en het waterbeheer op elkaar worden afgestemd.
Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de Kaderrichtlijn Water. Het aspect water wordt in dit bestemmingsplan behandeld in paragraaf 5.8 Waterparagraaf.
Nationaal waterprogramma 2022-2027 en Beleidsregel toetsingskader waterkwaliteit (2022)
Nederland is een waterland. De opgaven op het terrein van water zijn omvangrijk en worden in de toekomst alleen maar groter. Om ons land ook voor de komende generaties veilig, aantrekkelijk en leefbaar te houden, is het Nationaal Water Programma 2022-2027 (NWP) ontwikkeld. Dit NWP beschrijf de hoofdlijnen van het nationale waterbeleiden het beheer van de rijkswateren en rijksvaarwegen. Voor het waterbeleid is het NWP een uitwerking van de Nationale Omgevingsvisie. Belangrijke onderdelen van het NWP zijn de stroomgebiedbeheerplannen, het overstromingsrisicobeheerplan en het Programma Noordzee, die als wetelijke bijlagen zijn opgenomen.
Het bestemmingsplan is in overeenstemming met het Nationaal Waterprogramma. Grote waterpartijen worden bestemd voor water en waterberging. In het kader van de Vormvrije Mer-beoordeling is het toetsingskader doorlopen. Hieruit blijkt dat het plan alleen positieve heffecten heeft op de biologische kwaliteitselementen.. Het plan vormt dan ook geen belemmering voor het behalen van de doelstellingen uit de Kaderrichtlijn Water in waterlichaam Randmeren-Zuid. Zoals in paragraaf 5.8 Waterparagraaf is aangegeven, zijn er vanuit het aspect waterveiligheid geen belangrijke negatieve gevolgen van/voor het plan te verwachten.
Rijksbeleid en wetgeving cultuurhistorische waarden
Het nationaal beleid voor de archeologische monumentenzorg staat in het teken van het behoud en beheer van het erfgoed. Op gelijke voet staat het streven naar herkenbaarheid van het archeologisch erfgoed voor het publiek door het te gebruiken als inspiratiebron voor de ruimtelijke inrichting van Nederland. Dit beleid geldt voor alle cultuurhistorische waarden, dat wil zeggen voor zowel archeologische, historisch-geografische als bouwkundige waarden. Het beginpunt van dit beleid is gelegen in de Nota Belvedère uit 1999. In deze nota geeft het Rijk te kennen dat de cultuurhistorische identiteit van gebieden sterker richtinggevend moet worden voor de ruimtelijke inrichting. Het Rijk streeft naar het ontwikkelingsgericht inzetten van bestaande cultuurhistorische kwaliteiten, waarbij vervlechting van cultuurhistorie in het ruimtelijke ordeningsbeleid uitgangspunt vormt.
Het beleid is onder meer geworteld in de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (Wamz). Via de Wamz is het Verdrag van Malta geïmplementeerd in de Nederlandse wetgeving. Daartoe zijn behalve de Monumentenwet 1988 ook de Woningwet, de wet Milieubeheer en de Ontgrondingenwet gewijzigd. Het beleid is daarnaast geworteld in de Nota Belvedère uit 1999 en de Notitie 'Kunst van leven' hoofdlijnen Cultuurbeleid uit 2007. In 2008 is de Monumentenwet 1988 opnieuw gewijzigd waardoor onder andere de rol van de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed (RCE) in het adviestraject voor vergunningverlening is beperkt. In 2007 is het Project Modernisering Monumentenstelsel (MoMo) van start gegaan. Doel hiervan is onder meer een integrale modernisering van de Monumentenwet 1988. Sinds december 2008 heeft de minister van OC en W drie beleidsstukken uitgebracht: De discussienotitie 'Een lust geen last' (2008), de Beleidsbrief Modernisering Monumentenzorg (eind 2009) en de Visie Cultureel Erfgoed 'Kiezen voor karakter' (juni 2011).
Als consequentie van de Beleidsbrief is de Monumentenwet 1988 gewijzigd. Per 1 januari 2012 is de 50-jaren termijn voor wettelijk beschermde monumenten uit de wet gehaald. Ook is op 1 januari 2012 een wijziging van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) in werking getreden. Op grond van artikel 3.1.6 Bro moeten naast archeologische waarden nu ook bovengrondse cultuurhistorische waarden bij de vaststelling van het bestemmingsplan worden meegewogen.
In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is voor het onderwerp 'cultureel erfgoed' aangegeven dat het Rijk verantwoordelijk blijft voor cultureel en natuurlijk UNESCO Werelderfgoed (inclusief voorlopige lijst), kenmerkende stads- en dorpsgezichten, rijksmonumenten en het maritieme erfgoed. Het beleid ten aanzien van het landschap is geen rijksverantwoordelijkheid meer, maar laat zij over aan de provincies.
Op 1 september 2007 is de Monumentenwet 1988 (herziening 2007) van kracht geworden. Uitgangspunten van de wet zijn onder meer:
- behoud in situ van waardevolle archeologische resten;
- de verstoorder betaalt;
- vooronderzoek, zo ver mogelijk voorafgaande aan de planontwikkelingen;
- het is in de ruimtelijke ordening (bestemmingsplannen) verplicht om rekening te houden met (mogelijke) archeologische waarden;
- gemeenten worden verantwoordelijk voor de archeologie en de archeologische monumentenzorg;
- liberalisering van de opgravingsmarkt.
Op 1 juli 2016 is de Monumentenwet 1988 vervallen en vervangen door de Erfgoedwet. De artikelen 11 t/m 14a uit de Monumentenwet blijven, totdat de Omgevingswet van kracht wordt echter van toepassing op basis van de Erfgoedwet, artikel 9.1, lid 1, sub a. Deze wetswijziging heeft daarom geen consequenties voor de uitgangspunten van het beleid en regelgeving.
De notitie 'Kunst van Leven, hoofdlijnen cultuurbeleid' (juli 2007) is de agenda voor het cultuurbeleid in de komende jaren. Het kabinetsbeleid is in deze notitie uitgewerkt langs de thema's excellentie, innovatie en e-cultuur, participatie, mooier Nederland en een sterke cultuursector.
Het bestemmingsplan is in overeenstemming met het rijksbeleid en de wetgeving voor cultuurhistorische waarden.
Overig rijksbeleid
Van een aantal beleidskaders is geen samenvatting opgenomen. De nota's zijn wel beoordeeld, maar niet (direct) van ruimtelijk belang voor het plangebied bevonden. Het betreft de volgende nota's:
- Structuurvisie buisleidingen 2012-2035 (2012)
- Programmaplan Mooi Nederland (2022)
- Structuurvisie ondergrond (2018)
Gelet op het voorgaande is het bestemmingsplan in overeenstemming met het rijksbeleid.
Hoofdstuk 2 Provinciaal en regionaal beleid
Omgevingsprogramma Flevoland en Omgevingsverordening Flevoland (2022),
Omgevingsprogramma Flevoland
Het Omgevingsprogramma anticipeert op de toekomstige Omgevingswet, waarin staat dat een provincie moet beschikken over een programma. Daarin is al het beleid voor ontwikkeling, gebruik, beheer, bescherming of behoud van de fysieke leefomgeving gebundeld. Daarmee zijn beleidskeuzes compact en de samenhang geborgd. Het programma bindt de provincie, maar gemeenten en waterschappen moeten er bij het maken van plannen of beleid wel rekening mee houden. Over verstedelijking zegt het programma het volgende:
In de afgelopen decennia is in Flevoland onvoldoende gedifferentieerd gebouwd. De nadruk lag op ruime eengezinswoningen. Hoewel Flevoland een opvangtaak voor andere delen van Nederland behoudt, komt de woningbehoefte van de huidige inwoners steeds nadrukkelijker op de voorgrond te staan. Hierbij moet rekening worden gehouden met de specifieke behoeften van ouderen, alleenstaanden en starters, omdat de bestaande woningvoorraad daar onvoldoende aan tegemoet komt.
Bij Almere en Lelystad is behoefte aan specifieke woonmilieus. Kernpunten zijn:
- huisvesting voor kleinere huishoudens;
- voldoen aan de behoefte aan goedkopere betaalbare (huur-)woningen voor starters, statushouders en andere groepen met een krappe beurs;
- terugdringing van tekorten aan woonzorgvormen voor mensen met een beperking, ouderen en andere zorgbehoevenden. Voor deze woonzorgvormen is de nabijheid van verschillende voorzieningen gewenst;
- differentiatie van woonmilieus;
- menging van wonen, voorzieningen en werken.
Omgevingsverordening Flevoland (2022)
In de Omgevingsverordening van provincie Flevoland zijn alle regels vastgelegd die de provincie hanteert op het gebied van onder andere wegen, water, milieu, bodem, natuur, wonen en ruimte. Dit kunnen zowel regels zijn voor burgers of bedrijven als (instructie-)regels voor andere overheden.
Voor de betekenins van dit beleid voor het bestemmingsplan, zie hoofdstuk 4 Relevante beleidskaders. De nieuwe woningen passen binnen de regels van de Omgevingsverordening Flevoland.
Beleidsregel archeologie en ruimtelijke ordening 2008
In deze beleidsregel hebben GS aangegeven op welke wijze zij omgaan met de uitgangspunten in het Omgevingsplan met betrekking tot archeologie. Hierbij maken GS onderscheid tussen behoudenswaardige en niet-behoudenswaardige archeologische waarden. Voor zover in een plangebied behoudenswaardige archeologische waarden en/of hoge archeologische verwachtingen liggen, mogen deze in principe niet als gevolg van de uitvoering van het ruimtelijk plan worden beschadigd of vernietigd. Een archeologische verwachting vervalt echter op het moment dat de archeologische waarden hierbinnen zijn gelokaliseerd en begrensd.
Het bestemmingsplan is in overeenstemming met het provinciaal archeologiebeleid.Uit onderzoek is gebleken dat er binnen het plangebied geen gebieden aanwezig zijn die archeologisch waardevol zijn. Er wordt dan ook geen regeling m.b.t. archeologie opgenomen.
Omgevingsvisie FlevolandStraks (2017)
De Omgevingsvisie FlevolandStraks is op 8 november 2017 vastgesteld door Provinciale Staten een geeft de visie van de provincie Flevoland op de toekomst van Flevoland. De visie gaat over de periode tot 2030 en verder. Het geeft aan welke kansen en opgaven er voor Flevoland liggen en welke ambities er zijn voor de toekomst. Het bijzondere verleden van de provincie vormt de basis voor de visie.
In 2030 en verder is Flevoland de kroon op de Nederlandse poldertraditie. Het toont waar Nederland groot in is: land maken uit water en hierin een samenleving tot bloei laten komen. Bij nieuwe ontwikkelingen is er evenwichtige aandacht voor fysieke, sociale en economische aspecten. Gelijktijdig wordt de eigenzinnige schoonheid van de oorspronkelijke opzet van de polders gekoesterd. Flevoland draait in 2030 grotendeels op duurzame energievoorziening. Kansen van de veranderende economie, waaronder circulaire economie, worden benut. In 2030 en verder onderscheidt Flevoland zich bovenregionaal met een aantal voorzieningen, dat van excellente kwaliteit is, bijvoorbeeld excellente woonmilieus in Almere en groenblauwe natuur- en recreatiegebieden langs de randen van de Flevopolders.
In de Omgevingsvisie staat niet precies beschreven wat, waar en wanneer moet komen. Met de Omgevingsvisie wordt de koers voor de lange termijn uitgezet. Hierbij worden de bovenlokale opgaven met een provinciaal belang en met een langetermijnperspectief gedefinieerd. De visie is richtinggevend voor alle andere - deels verplichte - provinciale programma's en plannen.
Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de Omgevingsvisie.Kustzone Haven behoort tot het stedelijk gebied. Er worden maximaal 255 woningen mogelijk gemaakt.
RO-Visie Werklocaties 2015 (2016)
Gedeputeerde Staten van Flevoland hebben op 28 juni 2016 de RO-visie Werklocaties Flevoland vastgesteld. Het doel van de visie is om te komen tot zorgvuldig ruimtegebruik van werklocaties zodat het aanbod passend is bij de behoefte en regionaal is afgestemd. Het maatschappelijk effect dat de provincie daarmee wil bereiken is slim en zuinig ruimtegebruik. Om dit te bereiken worden acht leidende principes gehanteerd:
- 1. Ladder voor duurzame verstedelijking staat centraal. Aangezien de juridische borging van de ladder al sinds 1 oktober 2012 is geregeld in het Bro, gaat de provincie geen aanvullende juridische vereisten toevoegen. De provincie is verantwoordelijk voor het generiek toezicht op de toepassing van de ladder.
- 2. Echte stappen zetten in creëren van marktspanning en deprogrammeren. Met de (samenwerkende) gemeenten in Flevoland zal de provincie de (regionale) behoefteraming voor bedrijventerreinen, kantoren en winkels uitwerken en confronteren met het aanwezige en toekomstige aanbod. Waar nodig zal de provincie met de gemeenten extra stappen zetten om te komen tot het deprogrammeren van plannen en locaties.
- 3. Dynamisch voorraadbeheer: centraal hierin staan drie zaken: 1) werken aan de kwaliteit van de bestaande voorraad, 2) waar mogelijk schrappen van plannen die niet de beoogde kwaliteit toevoegen en 3) onder voorwaarden toevoegen en goede, nieuwe voorraad.
- 4. Aanpak herstructurering en duurzaam beheer: tot eind 2015 kunnen aanvragen voor de PHP-regeling worden ingediend. Verwacht wordt dat de middelen uit het PHP dan ook op zijn. Om de herstructureringsopgave in de toekomst ook aan te pakken ziet de provincie twee sporen: 1) terugbrengen van het overaanbod en 2) met (nieuw) instrumentarium meer private actie op bedrijventerrein stimuleren.
- 5. Duurzaamheid: de provincie streeft naar energiezuinige en klimaatbestendige werklocaties. Dit wil de provincie bereiken door de energievraag te beperken, duurzame energiebronnen in te zetten en energiebronnen zuinig en efficiënt te gebruiken. Daarnaast streeft de provincie naar duurzame mobiliteit. Voor een goede bereikbaarheid dienen nieuwe werklocaties daarom geaccommodeerd te worden rond multimodale verkeersknooppunten.
- 6. Grip op de bestaande voorraad en monitoring: doel is het verbreden van de ontwikkeling van het instrument van de kwaliteitskaart naar alle Flevolandse gemeenten en voor de overige segmenten. Mogelijk kan hierbij aangehaakt worden op systemen die in omliggende regio's zijn en worden ontwikkeld, zoals de monitor werklocaties van het Ontwikkelingsbedrijf Noord-Holland Noord.
- 7. Meer ruimte aan het veld via uitnodigingsplanologie: de komende jaren ligt er een flink aantal opgaven ten aanzien van de ontwikkeling en realisatie van werklocaties. Het is echter niet zo dat de provincie deze problemen alleen gaat oplossen. De rol van de provincie is voornamelijk regisserend en bovenlokaal. De daadwerkelijke aanpak geschiedt in cocreatie met gemeenten, marktpartijen en andere partners. De provincie gebruikt daarbij de 'Ladder van Overheidsparticipatie' om de precieze provinciale rol te bepalen.
- 8. Stimuleren van pioniers en ruimte voor experiment: de voorliggende veranderopgave roept om creatieve oplossingen. De provincie wil daarom ruimte blijven bieden aan pioniers en 'het experiment'. Per gemeente of regio wil de provincie één of enkele experimenten of voorbeeld projecten starten.
Met het oog op de verschuivende behoefte van formele naar informele locaties neemt de provincie afscheid van de zeven locatietypen uit de beleidsregel 'Locatiebeleid stedelijk gebied 2011'. Voor Almere is er met name een opgave voor bedrijventerreinen (daar is sprake van een mismatch door afnemende en veranderende marktvraag, planvoorraad is te groot), kantoren (afnemende vraag, leegstand loopt op) en winkels (minder vraag, kansrijke en kansarme winkelgebieden onderscheiden). In het locatiebeleid worden voortaan twee verschillende concepten van werklocaties voor het stedelijk gebied onderscheiden: formele en informele werklocaties.
a. Formele werklocaties zijn scherp afgebakend, monofunctioneel, bestemd voor handel, industrie en bedrijven in de hogere milieucategorieën. Enige (commerciële) dienstverlening is toegestaan. Beleid is schrappen en deprogrammeren en het tijdelijk anders bestemmen van gronden.
b. Informele werklocaties zijn locaties in milieucategorieën 1 tot en met 3, waarbij sprake is van een zekere menging met andere functies.
Kantorenlocaties: de opgave is een kwalitatieve groei zonder dat de kwantiteit toeneemt; keuze maken tussen locaties waar uitbreiding mag die echt iets toevoegt aan de bestaande voorraad en locaties waar het aantal kantoren verminderd moet worden; aanvalsplan voor de leegstand opstellen.
Winkels: gemeenten moeten aangeven welke winkelgebieden kansrijk zijn; nieuwe winkelgebieden of grote uitbreidingen worden getoetst aan de Ladder en mogen niet buiten 'stedelijk gebied'; detailhandel op bedrijventerreinen mag niet.
Leisure biedt kansen om de (be)leefbaarheid te vergroten; inspelen op kansrijke ontwikkelingen: kwaliteit toevoegen en toetsen aan de Ladder.
Maatschappelijk vastgoed en zorg: de ladder is bij nieuwe ontwikkelingen bepalend.
Landelijk gebied: zie bestaand beleid in Omgevingsplan 2006, beleidsregel kleinschalige ontwikkelingen in het landelijk gebied 2008, agenda Vitaal Platteland 2015 en onderzoek ruimtelijke gevolgen van nieuwe werkvormen in Flevoland 2013.
De visie bevat een veranderagenda als aanzet voor het noodzakelijke transitieproces dat gemeenten de komende jaren moeten ondergaan bij werklocaties. Hierbij ligt de focus op elf agendapunten waaraan inhoudelijke en procesindicatoren zijn gekoppeld om de voortgang hiervan te monitoren. Gemeenten zijn in de 'lead' op de agendapunten die direct raken aan de ontwikkeling en de realisatie van werklocaties. De provincie is in de 'lead' op de agendapunten met een bovenlokale impact. Het gaat om:
- 1. Van ontwikkelaarsdenken naar beleggersdenken: toekomstbestendig werklocatiebeleid
- 2. Bedrijventerreinen: minder en beter
- 3. Naar kantoren met toekomstwaarde
- 4. Borgen van levendige centra in Flevoland
- 5. Meer aandacht en zorg voor maatschappelijk vastgoed
- 6. Leisure als kans en smeermiddel
- 7. Nieuwe economische dragers in het landelijk gebied/VAB's
- 8. Meten is weten: grip op de bestaande voorraad
- 9. Ruimte voor het experiment: Flevolands pionieren
- 10. Financieel toezicht: reductie financiële risico's
- 11. Actuele en realistische convenanten.
Voor de betekenins van dit beleid voor het bestemmingsplan, zie hoofdstuk 4 Relevante beleidskaders. Het bestemmingsplan bevat mogelijkheden voor leisure. De laddertoets is opgenomen in hoofdstuk 2.3
Ontwikkelingen worden mogelijk gemaakt om het gebied ruimtelijk en kwalitatief te verbeteren.
Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de RO-visie Werklocaties Flevoland.
Waterprogramma Watersysteem blijvend op orde! (2021)
De provincie bepaalt de hoofdlijnen van het waterbeleid. Het gaat om de regionale wateren, het grondwater en zwemwater. Om de doelen te bereiken heeft de provincie haar gebiedspartners hard nodig, met name het waterschap. Het buitendijkse oppervlaktewater valt onder het waterbeleid van het Rijk. De provincie vindt het belangrijk dat:
1. Het watersysteem op orde blijft. Flevoland heeft een relatief goede uitgangspositie als het gaat om schoon water, voldoende waterbeschikbaarheid en veilige dijken.
2. Het watersysteem kan bijdragen aan realisatie van andere functies/opgaven. Soms stelt het watersysteem ook grenzen aan bepaalde ontwikkelingen.
Dit bestemmingsplan is in overeenstemming met het waterprogramma.In het bestemmingsplan is geregeld dat laagst gelegen verblijfsruimten op minimaal 1,50 + NAP dienen te liggen. Er is een dubbelbestemming Waterstaat Waterkering en Vrijwaringszones- dijk 1 en 2 opgenomen.
Programma Landschap van de Toekomst structuurvisie (2021)
Dit programma presenteert de richtinggevende provinciale kijk op de waarde en identiteit van het Flevolandse landschap. Het beschrijft het ontstaan en de kernkwaliteiten van het landschap. Dat is vertaald in een visie en overwegingen voor de toekomst. Daarbij anticipeert de provincie op de grote veranderingen die het landschap van Flevoland te wachten staan. Het programma werkt de visie uit in concrete doelen voor de komende jaren. Samenwerking met partners in het gebied krijgt daarbij nadrukkelijk aandacht.
Ruimtelijke kwaliteit van verleden, heden en toekomst
Het Programma Landschap van de Toekomst benoemt de kernkwaliteiten van het Flevolandse landschap. Deze kwaliteiten vormen de basis voor vernieuwing en verrijking van het landschap van de toekomst. Het nastreven van een hoge ruimtelijke kwaliteit is hierin een belangrijk doel. Want de inrichting van het landschap wordt complexer en uitdagender. De visie koppelt de kwaliteiten daarom aan de ruimtelijke opgaven. Dat wordt gedaan in de vorm van overwegingen voor ruimtelijke kwaliteit. Dit zijn handreikingen voor behoud, versterking en ontwikkeling van de ruimtelijke kwaliteit in het landschap van de toekomst. Met de visie wordt beoogd te gaan van het inpassen van losse initiatieven, naar het actief samenhangend inrichten van het landschap van de toekomst.
Essentie van de visie
De essentie van het Programma Landschap van de Toekomst bestaat uit vier overwegingen. Deze zijn gemeente-overstijgend en bepalen in hun samenhang het karakter en de essentie van het Flevolandse landschap. De synthese geeft richting bij het behouden van de landschappelijke kernkwaliteiten en ruimte voor vernieuwing en ontwikkeling.
De vier overwegingen zijn voor landschap van provinciaal belang en moeten bij iedere ontwikkeling in het kader van de ruimtelijke kwaliteit als overweging worden meegenomen.
- Overweging 1: waterbouwkundig bouwwerk als polder-DNA
Behoud het waterbouwkundig bouwwerk als fundament van de polders en de landschappelijke identiteit. Maak de verschillende onderdelen (dijkzones, gemalen, vaarten, sluizen) daarvan zichtbaar en beleefbaar.
- Overweging 2: panorama’s langs lange lijnen
Versterk monumentale belevingsassen om de beleving van het open polderpanorama te garanderen. Geef hieraan per polder onderscheidend vorm.
- Overweging 3: drie onderscheidende polderconcepten
Geef het landschap vorm op basis van de ruimtelijke concepten van de drie polders. Ontwikkel de concepten door, om ruimtelijke opgaven in het landschap een plek te geven.
- Overweging 4: hybride gebieden - aandacht voor landschapsinnovatie
Werk Flevoland-breed integraal aan opgaven en doe ontwerpend onderzoek. Geef extra aandacht aan hybride gebieden met een hoge dynamiek en waar meerdere opgaven samen komen.
Verdieping aan de hand van vijf thema’s
Aan de hand van een aantal thema’s wordt de essentie van de visie verder uitgediept. Hierin worden grote ruimtelijke transities aan de synthese en de kernkwaliteiten van het landschap gekoppeld. Per thema zijn overwegingen meegegeven voor ruimtelijke kwaliteit.
Deze thema’s zijn:
- Thema 1: het gezicht van Flevoland in het blauwe hart van Nederland
In het landschap van de toekomst presenteert Flevoland zich sterker naar de omgeving. Met fraaie dijklandschappen en aantrekkelijke stedelijke kapen aan het water. Waar een sterke ecologie en recreatieve functies het blauwe hart betekenis geven.
- Thema 2: veranderende condities in het landelijk gebied
In het landschap van de toekomst beweegt de landbouw mee met geleidelijk veranderende klimatologische omstandigheden. We maken een omslag naar natuurinclusieve landbouw binnen krachtige kavel- en erfstructuren.
- Thema 3: nieuwe stad-land relaties
In het landschap van de toekomst zijn stad en land in balans. Kenmerkende Flevolandse lange lijnen verbinden ze met elkaar. Water- en groenstructuren zijn de basis voor aantrekkelijke stadsranden en een toegankelijk landschap.
- Thema 4: regionaal perspectief voor energielandschappen
In het landschap van de toekomst zijn energielandschappen efficiënt en zorgvuldig ontworpen. Met aandacht voor ruimtelijke kwaliteit, biodiversiteit en beleving.
- Thema 5: rijke en robuuste groenstructuren
In het landschap van de toekomst zijn de kenmerkende Flevolandse lanen, singels en bossen aantrekkelijk, veerkrachtig en toekomstbestendig. Met aandacht voor variatie, een grote soortenrijkheid en biodiversiteit.
Illustratieve uitwerking voor elke polder
Het programma werkt algemene overwegingen per polder specifieker uit en visualiseert ze met illustraties. Globale ‘snedes’ door het landschap tonen hoe we opgaven en veranderingen in het landschap kunnen vormgegeven. De overwegingen per polder zijn niet vast omlijnd. Wel sturen deze de ontwikkeling van het landschap van de toekomst.
Samenwerken aan ruimtelijke kwaliteit
Het programma beredeneert de overwegingen ruimtelijke kwaliteit primair vanuit het landschappelijke belang. Iedereen die aan het landschap van de toekomst werkt, kan ze inzetten. Het Programma Landschap van de Toekomst beschrijft 7 uitgangspunten, inclusief de Handvatten voor Ruimtelijke Kwaliteit (HARK). Om zo structuur te geven aan het proces van samenwerken aan ruimtelijke kwaliteit.
HARK is een handzame matrix. De matrix koppelt de herkomstwaarde, gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde van het landschap aan economische, ecologische en sociaal-culturele belangen. HARK is hiermee een instrument om opgaven en stakeholders met elkaar te verbinden. Zo nemen we ruimtelijke kwaliteit mee in de integrale afweging binnen projecten en ontwikkelingen. Als één van de belangen.
Activiteiten en maatregelen voor de komende jaren
In het laatste hoofdstuk van het programma staat wat de provincie op de korte termijn gaat doen om de doelen op het gebied van landschap te bereiken. In de driedeling ‘proactief handelen’, ‘slim combineren’ en ‘meedenken en inspireren’ worden verschillende activiteiten en maatregelen beschreven. Er wordt toegelicht hoe de provincie wil samenwerken, welke provinciale belangen er zijn en welke rol de provincie pakken. Daarnaast wordt beschreven welke beleidsinstrumenten de provincie tot zijn beschikking heeft voor het uitvoeren van het PLvdT. De provincie gaat het effect en de voortgang van het PLvdT monitoren om te kunnen bepalen of het beleid wordt aangepast of dat wordt bijgestuurd.
Voor het bestemmingsplan betekent dit:
- Overweging 1: waterbouwkundig bouwwerk als polder-DNA
Behoud het waterbouwkundig bouwwerk als fundament van de polders en de landschappelijke identiteit. Maak de verschillende onderdelen (dijkzones, gemalen, vaarten, sluizen) daarvan zichtbaar en beleefbaar.
De Kustzone is een buitendijks gebied gelegen tegen de Gooimeerdijk en vormt het zuidelijke deel van de landschapszone rondom Almere Haven. Deze landschapszone vormt van oudsher de overgang van stad naar landschap en biedt ruimte voor recreatie, groen en de beleving ervan. Het zuidelijke deel van deze landschapszone wordt gevormd door de Kustzone, waarbij het als buitendijkse opspuiting de harde overgang van de waterkerende dijk verzacht en plaats biedt aan recreatie, ontspanning en beleving van het weidse buitendijkse landschap.
Dit landschappelijk recreatieve DNA van het gebied is leidend bij de verdere ontwikkeling van het gebied en zal worden versterkt. De recreatieve, veelal op het water gerichte, voorzieningen worden verbeterd. Groenblauwe verbindingen maken zowel de verscheidenheid aan landschappen binnen de Kustzone, alsook de weidsheid van het Gooimeer, beter beleefbaar. De landschapsinrichting en de stedenbouwkundige opzet, met onder andere woningbouw en een hotel, voegen dynamiek aan het gebied toe en hechten de Kustzone sterker aan binnendijks Almere Haven. Het stadsdeel oriënteert zich hiermee meer naar het water, waarbij de versterkte kwaliteiten van het gebied ten volste benut kunnen worden.
- Overweging 2: panorama's langs lange lijnen
Versterk monumentale belevingsassen om de beleving van het open polderpanorama te garanderen. Geef hieraan per polder onderscheidend vorm.
Met de ontwikkeling van de Kustzone wordt het waterfront van Almere Haven uitgebreid vanaf de Havenkom tot aan de 'kop' van de Kustzone. Er ontstaat een stedenbouwkundige structuur van bebouwing langs de Sluiskade, die uitmondt in een openbaar 'balkon' aan het Gooimeer. Havenaren, alsook bewoners van het gebied, ervaren hier de weidsheid van het Gooimeer ten volle. Bestaande zichtlijnen blijven binnen deze opzet behouden.
- Overweging 3: drie onderscheidende polderconcepten
Geef het landschap vorm op basis van de ruimtelijke concepten van de drie polders. Ontwikkel de concepten door, om ruimtelijke opgaven in het landschap een plek te geven.
De Zuidelijke Flevopolder kenmerkt zich door een landschap van grote eenheden. Almere vormt, als meerkernige stad, een eenheid en definieert hiermee de invulling van de westzijde van de Polder. De Kustzone vormt een onderdeel van het stadsdeel Almere Haven en valt hiermee binnen de grotere eenheid van Almere. Met de verdere ontwikkeling van de Kustzone wordt de aanhechting van het gebied met de rest van de kern versterkt en zal het, binnen de structuur van de stad, een betekenisvoller en meer integraal onderdeel vormen van de stad.
- Overweging 4: hybride gebieden - aandacht voor landschapsinnovatie
Werk Flevoland-breed integraal aan opgaven en doe ontwerpend onderzoek. Geef extra aandacht aan hybride gebieden met een hoge dynamiek en waar meerdere opgaven samen komen.
De Kustzone transformeert van een landschappelijk recreatieve 'rand', naar een integraal onderdeel van de Almere Haven. Als groen overgangsgebied komen de stad en het landschap hier op een unieke wijze samen. Door deze verwevenheid, en de versterking van de groenblauwe waarden, ontstaan er unieke, (bio)diverse en toekomstbestendige landschappen die een raamwerkvormen voor nieuwe dynamische woon- en verblijfmilieus.
Regionaal beleid
Waterbeheerprogramma 2022-2027 De kracht van water (2022)
De Wet op de waterhuishouding verplicht waterbeheerders eens in de vier jaar een waterbeheerplan op te stellen. In dit plan geven zij aan hoe zij het rijks- en provinciebeleid op het gebied van water vertalen naar concrete doelen en maatregelen voor hun beheergebieden. Momenteel is het Waterbeheerprogramma 2022-2027 van het Waterschap Zuiderzeeland van kracht. Het Waterbeheerplan beschrijft welke doelen het waterschap zichzelf stelt en welke maatregelen worden genomen om die doelen te bereiken in de periode 2022-2027. Voor het waterschap is het Waterbeheerplan een belangrijk strategisch document dat een leidraad voor de organisatie is. Waterschap Zuiderzeeland streeft ernaar te beschermen tegen overstromingen, te zorgen voor schoon en voldoende water en het zuiveren van afvalwater
Deze missie is vertaald naar vier belangrijke doelen: omgeving, waterveiligheid, voldoende en gezond water, schoon en gezuiverd water:
1. omgeving
Het waterschap draagt bij aan een toekomstbestendige en waterrobuuste inrichting als rolbewuste betrouwbare partner
2. waterveiligheid
Het waterschap beschermt de inwoners en de waarden van het beheergebied tegen overstromingen
3. Voldoende en gezond water
Het waterschap zorgt voor een robuust watersysteem dat past bij de gebruiksfuncties, dat goede levensomstandigheden biedt aan inheemse flora en fauna en dat bestand is tegen extreme weersomstandigheden. De fysische chemische toestand ondersteunt de ecologie en de gebruiksfuncties.
4. Schoon en gezuiverd water
Het waterschap draagt bij aan een gezonde leefomgeving door afvalwater van huishoudens en bedrijven naar zuiveringen te transporteren en schoon te maken.
Om aan te geven wat er voor het waterbeheer in, maar ook ná het watertoetsproces belangrijk is, heeft Waterschap Zuiderzeeland dit Waterbeheerprogramma opgesteld. Het Waterbeheerprogramma geeft richting en houvast voor waterzaken binnen ruimtelijke plannen.
Voor het bestemmingsplan is de watertoets doorlopen en is het waterbeheerprogramma toegepast. In hoofdstuk 5.8Waterparagraaf is de watertoets voor het bestemmingsplan opgenomen. In het kader van waterveiligheid is het vereiste opgenomen dat het vloerpeil van de laagstgelegen verblijfsruimten op minimaal 1,5 m + NAP is gelegen. Verder bevat het bestemmingsplan een dubbelbestemming voor de primaire en regionale waterkering en zijn er vrijwaringszones opgenomen voor de binnen- en buitenbeschermingszones.
Ontwikkelingsvisie Noordvleugel Utrecht Eindbalans 2015-2030 (2009)
De regionale en gemeentelijke partners in de Noordvleugel Utrecht waren het in een eerdere fase van hun samenwerking (2004) al voorlopig eens geworden over een totale behoefte aan nieuwe woningen (56.500 à 65.500 woningen) en bedrijventerreinen (580 ha. netto) in dit gebied. Tegen de achtergrond van de landschappelijke kwetsbaarheid van de Noordvleugel Utrecht is dit een zeer grote opgave. Deze behoefte was een belangrijk gegeven voor het kabinet-Balkenende 3 dat in 2006 de Noordvleugelbrief uitbracht. Om de ruimteclaim op de gemeenten van de Noordvleugel Utrecht minder zwaar te maken, werd besloten 10.000 à 15.000 van de circa 60.000 woningen in Almere te bouwen. Daarmee kwam vast te staan dat Almere niet alleen een onderdeel van de Amsterdamse agglomeratie is, maar ook vast verankerd is in het Goois/Utrechtse deel van de Noordvleugel.
In dit bestemmingsplan wordt een nieuw en duurzaam woonmilieu aan Almere toegevoegd. Er worden maximaal 255 woningen gebouwd. Daarmee is dit bestemmingsplan in overeenstemming met de Ontwikkelingsvisie.
Overig provinciaal en regionaal beleid
Van een aantal beleidskaders is geen samenvatting opgenomen. De nota's zijn wel beoordeeld, maar niet (direct) van ruimtelijk belang voor het plangebied bevonden. Het betreft de volgende nota's:
- Beleidsregel voor de beoordeling van geurhinder (2008)
- Beleidsregel bescherming landschap (2008)
- Nota bodembeheer, provinciebrede samenwerking bodembeleid Flevoland (2021)
- Nota Cultuurbeleid 2021-2024 Flevoland: ruimte voor cultuur (2020)
- Beleidsplan Recreatie & Toerisme Flevoland (2016)
- Sportnota Samenspel rendeert in Flevoland (2018)
- Programma Mobiliteit en Ruimte (2021, ontwerp)
Gelet op het voorgaande is het bestemmingsplan in overeenstemming met het provinciaal en regionaal beleid.
Hoofdstuk 3 Gemeentelijk beleid
Bijlage 2 Haalbaarheidsstudie Hotelontwikkeling Kustzone Almere Haven
Bijlage 3 Vormvrije Mer-beoordeling
Bijlage 4 Maximalisatieberekening Stikstofemissie
Bijlage 5 Akoestisch Onderzoek Bestemmingsplan Kustzone Almere Haven
Bijlage 6 Onderzoek Externe Veiligheid Bestemmingsplan Kustzone Almere Haven
Bijlage 7 Inventarisatie Wet Natuurbescherming Almere Haven_poort_2022
Bijlage 8 Advies Brandweer Flevoland
Bijlage 9 Onderzoek Bouwen In Regionale Waterkering
Bijlage 10 Toelichting Op De Staat Van Horeca-activiteiten
Milieuzonering van horeca-activiteiten
De problematiek van hinder door horecabedrijven onderscheidt zich nauwelijks van de problematiek van hinder veroorzaakt door "gewone" niet-agrarische bedrijven. Bij het opstellen van de in de regels opgenomen Staat van Horeca-activiteiten en het daarmee samenhangende toelatingsbeleid is daarom nauw aangesloten bij de Staat van Bedrijfsactiviteiten die al veel langer in bestemmingsplannen wordt toegepast. Voor horecabedrijven bieden de Wet milieubeheer (Wm) en de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) onvoldoende mogelijkheden om alle relevante vormen van hinder te voorkomen. De milieuzonering van horecabedrijven in het bestemmingsplan richt zich daarom in aanvulling op de Wet milieubeheer en Algemene Plaatselijke Verordening op de volgende vormen van hinder:
- geluidshinder door afzonderlijke inrichtingen in een rustige omgeving;
- (cumulatieve) geluidshinder buiten de inrichting(en) en verkeersaantrekkende werking/ parkeerdruk.
Analoog aan de regeling voor "gewone" bedrijven worden bij het ruimtelijk beleid voor hinderlijke horeca-activiteiten drie stappen onderscheiden:
- het indelen van activiteiten in ruimtelijk relevante hindercategorieën;
- het onderscheiden van gebiedstypen met een verschillende hindergevoeligheid;
- het uitwerken van een beleid in hoofdlijnen: in welke gebieden zijn welke categorieën in het algemeen toelaatbaar.
De onderstaande toelichting gaat nader in op de gehanteerde hindercategorieën en het algemene toelatingsbeleid voor deze categorieën. In het bestemmingsplan vindt de nadere ruimtelijke afweging per locatie plaats.
Gehanteerde criteria
Voor een indicatie van de mate van hinder veroorzaakt door horeca-activiteiten biedt de basiszoneringslijst uit de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (2009) een goed vertrekpunt. De daar gehanteerde, nogal grove benadering behoeft echter voor een in de praktijk bruikbare Staat van Horeca-activiteiten aanvulling en nadere motivering. In aanvulling op de gegevens uit de VNG-publicatie is gebruikgemaakt van de volgende ruimtelijk relevante criteria:
- de voor verschillende soorten horeca-inrichtingen over het algemeen gebruikelijke openingstijden;
- de mate waarin een bedrijfstype naar verwachting bezoekers en in het bijzonder bezoekers per auto en/of brommers (scooters) aantrekt.
Categorieën van horeca-activiteiten
Mede op grond van bovengenoemde criteria worden in de Staat van Horeca-activiteiten de volgende categorieën onderscheiden:
- Categorie 1: "ondergeschikte horeca": een inrichting die gericht is op het verstrekken van dranken of etenswaren en die fungeert als een aan een hoofdfunctie ondergeschikte nevenactiviteit, waarbij het vloeroppervlak niet meer dan 20 % bedraagt van de hoofdfunctie. Het betreft horeca die plaatsvindt binnen een andere hoofdfunctie en die ondergeschikt is aan die hoofdfunctie.
- Categorie 2: "Logies en zaalaccommodatie": een inrichting die geheel of in overwegende mate is gericht op het verstrekken van logies of zaalaccommodatie, al dan niet met als nevenactiviteit het verstrekken van maaltijden of dranken voor gebruik ter plaatse, zoals een hotel, een pension, een bed & breakfast of vergader- en congresfaciliteiten. Het betreft horeca waarin de mogelijkheid voor een nachtverblijf of zaalverhuur voor vergaderingen of congressen worden geboden, of een combinatie daarvan.
- Categorie 3 "Lichte horeca": een inrichting die geheel of in overwegende mate gericht op het verstrekken van maaltijden of etenswaren die ter plaatse worden genuttigd, zoals een restaurant, cafetaria, snackbar, afhaalrestaurant, lunchroom of koffie- theehuis, ijssalon of een automatiek. Het betreft horeca waarin vooral maaltijden of etenswaren kunnen worden gekocht en genuttigd en die vooral overdag en 's avonds geopend zijn.
- Categorie 4 "Middelzware horeca": een inrichting die geheel of in overwegende mate gericht is op het verstrekken van (alcoholische) dranken voor consumptie ter plaatse, alsmede het verstrekken van maaltijden of etenswaren die ter plaatse worden genuttigd, zoals een café of eetcafé. Het betreft horeca waarin vooral (alcoholische) dranken kunnen worden genuttigd en die ook 's nachts geopend kunnen zijn.
- Categorie 5 "Zware horeca": een inrichting die geheel of in overwegende mate gericht is op het bieden van vermaak en ontspanning door het bedrijfsmatig ten gehore brengen van muziek, het gelegenheid geven tot dansbeoefening en het verstrekken van (alchoholische) dranken voor consumptie ter plaatse, al dan niet met de verstrekking van etenswaren of maaltijden, zoals een discotheek, bar-dancing, danscafé of een partycentrum. Het betreft horeca waarin vooral gelegenheid wordt geboden voor het luisteren naar muziek, dansbeoefening of het nuttigen van (alcoholische) dranken, etenswaren of maaltijden, of een combinatie daarvan.
Flexibiliteitsbepalingen
De Staat van Horeca-activiteiten is een relatief grof hulpmiddel om hinder door horeca-activiteiten in te schatten en is bovendien tijdgebonden. Het komt in de praktijk voor dat een bepaald horecabedrijf als gevolg van een geringe omvang van hinderlijke deelactiviteiten, een aangepaste werkwijze (bijvoorbeeld geen openstelling noodzakelijk in de nachturen) of bijzondere voorzieningen minder hinder veroorzaakt dan in de Staat van Horeca-activiteiten is verondersteld. Er kan worden afgeweken van de toegestane categorieën van de Staat van Horeca-activiteiten om horecabedrijven toe te staan die één categorie hoger zijn, indien het bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de toegestane categorieën van de Staat van horeca-activiteiten. Dit kan bijvoorbeeld van categorie 4 naar 3, maar ook van categorie 5 naar 4. Deze mogelijkheid tot afwijken dient met name te worden getoetst aan de aspecten verkeersaantrekkende werking, bedrijfsvloeroppervlakte en openingstijden.
Daarnaast is het mogelijk dat bepaalde horeca-activiteiten zich aandienen, die niet zijn genoemd in de Staat van Horeca-activiteiten. Er kan worden afgeweken van de toegestane categorieën van de Staat van Horeca-activiteiten om horecabedrijven toe te staan die niet zijn genoemd in de Staat van Horecaactiviteiten, indien het bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de toegestane categorieën van de Staat van horeca-activiteiten.
Verder is het denkbaar dat het algemene beeld van de in de Staat van Horeca-activiteiten genoemde horeca-activiteiten zich als gevolg van bepaalde ontwikkelingen wijzigt. Om hierop adequaat te kunnen reageren, is het gebruikelijk om in bestemmingsplannen de bevoegdheid voor burgemeester en wethouders op te nemen om via een wijzigingsplan de categorie-indeling van de bedrijven in de Staat van Horeca-activiteiten aan te passen.